vlaamse GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD Zitting 2010-2011 Nr. 13
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 27 mei 2011 OCHTENDVERGADERING
INHOUD MOTIE VAN ORDE – VOORSTEL TOT SPOEDBEHANDELING (R.v.O., art. 31, 1.h)............... 640 STEMMING....................................................................................................................................... 641 BERICHT VAN VERHINDERING.................................................................................................. 641 SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE EN VRAAG (R.v.O., art. 62 en art.59)........................... 641 van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de beslissing van de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel om de greep van Vlaanderen op het investeringsplan van de VGC te vergroten van de heer Johan Demol aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de eis van de Vlaamse minister voor Brussel, de heer Pascal Smet, tot directe inspraak in het VGC-investeringsplan Sprekers: mevrouw Elke Van den Brandt, de heer Johan Demol, mevrouw Els Ampe, de heer Walter Vandenbossche, mevrouw Elke Roex, de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter, mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid, de heren Herman Mennekens en Bruno De Lille, collegelid REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN.................................................................................. 648
2
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
VRAGEN (R.v.O., art. 59)......................................................................................... 648 van mevrouw Bianca Debaets aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de “new deal” voor studenten in Brussel en de aantrekkelijkheid van Brussel als studentenstad van mevrouw Elke Van den Brandt aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de weigering van mensen zonder papieren in lessen Nederlands REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN......................................................... 653 ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 61)................................................................ 653 van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de anti-Vlaamse houding die het Brusselse stadsbestuur aanneemt tegenover Vlaamse academische instellingen in de hoofdstad VRAGEN (R.v.O., art. 59)......................................................................................... 654 van mevrouw Brigitte De Pauw aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, over de ondersteuning van de Brusselse jeugdwerking van mevrouw Bianca Debaets aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, over het onderkomen van jeugdhuis Alleman VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art. 60)..................................................................... 659 van de heer Paul De Ridder aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, over “Jong in Brussel”, het onderzoeksrapport van het Jeugdonderzoeksplatform VRAGEN (R.v.O., art. 59)......................................................................................... 661 van de heer Herman Mennekens aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, over de steun aan de beeldende kunsten van de heer Paul De Ridder aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, over de herdenking van de vijfhonderdste verjaardag van Andreas Vesalius van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de huisvesting van het AMVB van de heer René Coppens aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de hervorming van de cultuurwaardebon
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
3
van mevrouw Elke Van den Brandt aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de toekomst van de geïntegreerde wijkcentra van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende het versterken van het straathoekwerk in het licht van de strijd tegen de armoede VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art. 60)..................................................................... 670 van mevrouw Annemie Maes aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de binnenomgeving van crèches BIJLAGEN................................................................................................................ 673 TREFWOORDENREGISTER................................................................................. 674
640
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
OCHTENDVERGADERING – De vergadering wordt om 9.04 uur geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe MOTIE VAN ORDE - VOORSTEL TOT SPOEDBEHANDELING (R.v.O., art. 31, 1.h) De heer Dominiek Lootens-Stael.- De Vlaams Belang-fractie heeft een voorstel van resolutie ingediend over de stichting van een zogenaamde Fédération Wallonie-Bruxelles. Ik neem aan dat de diensten dat voorstel goed hebben ontvangen. Ik vraag de spoedbehandeling van dit voorstel van resolutie en een wijziging van de agenda van deze vergadering. De voorzitter.- Het stuk moet nog op de agenda van het Uitgebreid Bureau komen en zal dan doorverwezen worden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het Reglement staat toch toe de spoedbehandeling te vragen en de vergadering te laten beslissen de agenda te wijzigen. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Als het zo belangrijk is voor een fractie om een voorstel van resolutie met spoed te behandelen, dan heeft zij de kans om dat voor het Uitgebreid Bureau te vragen. Ik denk niet dat deze kwestie nu nog met spoed behandeld moet worden, omdat iemand te laat zijn huiswerk heeft gemaakt. Het gaat om een gevoelige materie die op een correcte manier behandeld moet worden. De heer Walter Vandenbossche.- Ook ik denk dat dit voorstel van resolutie belangrijk is, maar ik begrijp niet waarom dit met spoed behandeld moet worden. Ik stel voor dat het voorstel de normale behandeling krijgt, zodat iedereen zich op gepaste wijze kan voorbereiden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het onderwerp is voldoende bekend. Het vergt niet al te veel studiewerk. Er is toch een zekere hoogdringendheid mee gemoeid. Het is belangrijk dat de Raad snel en kordaat reageert. We moeten niet wachten op de reacties van andere assemblees. Wij mogen ook eens de eerste zijn. De voorzitter.- Het stuk werd nog niet rondgedeeld. Het zou toch interessant zijn mochten alle leden eerst inzage krijgen. De heer Walter Vandenbossche.- We hebben niet gewacht op het initiatief van de heer Dominiek Lootens-Stael om hierover een actualiteitsvraag te stellen, een actualiteitsdebat te houden en een debat ten gronde te houden in het Brussels Parlement, waar we de Franstaligen ermee kunnen confronteren en waar sommigen uitblonken in afwezigheid. Het is goed dat ook de VGC zich hierover uitspreekt, maar ik zie geen argumenten die pleiten voor de spoedbehandeling, vermits de democratische partijen het onderwerp al hoogdringend behandeld hebben. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik reken mijn partij ook tot de democratische partijen, aangezien ik aan dat debat heb deelgenomen en het mee heb getrokken. Alle partijen hier moeten zelf beslissen of deze kwestie hoogdringend is. Ik ben van oordeel dat het een krachtig signaal zou zijn van de Raad als hij vandaag al zou reageren in plaats van dit te verwijzen naar de Griekse kalender. Ik vraag daarom een stemming. De Vlaamse ministerVLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
641
president Kris Peeters en Vlaams minister Geert Bourgeois hebben al scherp gereageerd. Ik zie niet in waarom er geen consensus kan zijn binnen deze Raad om scherp te reageren. Iedereen moet zelf in eer en geweten kunnen beslissen of deze zaak al dan niet hoogdringend is. Voor ons is het dat zonder enige twijfel. STEMMING – Het voorstel tot spoedbehandeling wordt niet aangenomen. BERICHT VAN VERHINDERING De voorzitter.- De heer Jef Van Damme is verontschuldigd wegens ziekte. SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE EN VRAAG (R.v.O., art.62 en art.59) Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de beslissing van de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel om de greep van Vlaanderen op het investeringsplan van de VGC te vergroten Vraag van de heer Johan Demol aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de eis van de Vlaamse minister voor Brussel, de heer Pascal Smet, tot directe inspraak in het VGC-investeringsplan Mevrouw Elke Van den Brandt.- Vorige week stond op de voorpagina van Brussel Deze Week een artikel met de titel “De Vlaamse minister wil het investeringsplan van de VGC naar zich toetrekken.” Dat was verbazingwekkend om te lezen, aangezien het om een plan gaat dat goedgekeurd werd door een democratisch verkozen parlement. Het verbaast mij dat zoiets nadien alsnog in twijfel getrokken kan worden. In het artikel probeerde men iedereen nog gerust te stellen door de bewering dat het altijd al zo geweest is. Ik ga er echter wel vanuit dat iets nieuwswaarde heeft als het op de voorpagina van een krant gepubliceerd wordt. Ik ben het gaan nakijken, maar ik heb in het verleden nooit oormerken gevonden van die middelen. Misschien waren er afspraken tussen bepaalde ministers, maar ik heb er geen oormerken van teruggevonden in de begroting. Dat is ook logisch, want de VGC heeft geen eigen inkomsten. Dat Brussel van buitenaf bestuurd kan worden, gaat ook in tegen de visie van Groen! en vele andere partijen. Over een dergelijke beslissing met zo een grote impact moet toch minstens overlegd zijn, zeker omdat we een taskforce Brussels hebben opgericht die de verhouding tussen de VGC en het Vlaams Parlement waar nodig moet uitklaren. In welke mate is er over deze beslissing overlegd met het VGC-College? Wanneer en hoe werd de beslissing bekendgemaakt? Is het een beslissing van de regering, de minister of het Vlaams Parlement? Op welk niveau werd dit beslist? Wat betekent dit voor het investeringsplan van de VGC, dat onlangs nog door de Raad goedgekeurd werd? Kunnen we het nog uitvoeren of moeten we dat herzien en onze eigen beslissingen herbekijken?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
642
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
De heer Johan Demol.- Naar verluidt eist de Vlaamse minister voor Brussel, Pascal Smet, directe inspraak over de besteding van middelen die de VGC jaarlijks van Vlaanderen krijgt om verbouwingen en verbeteringen aan de gemeenschapscentra en flankerend infrastructuurbeleid te financieren. “We gaan de bedragen voor grote infrastructuurwerkzaamheden oormerken. Zo kunnen we mee bepalen waar het geld naartoe gaat”, stelt hij. De Vlaamse minister gaat zich dan ook actief bezighouden met het investeringsplan van het VGC-College voor de 22 gemeenschapscentra. De VGC zal niet langer alleen kunnen beslissen over de besteding van de infrastructuurmiddelen voor de gemeenschapscentra. Is er over dit voornemen van de Vlaamse minister voor Brussel op voorhand met de collegevoorzitter overlegd of zal dat nog gebeuren? Zijn er periodieke overlegmomenten met de Vlaamse minister voor Brussel gecreëerd om voornoemde investeringen en problemen op voorhand op te lossen? Voelt het VGC-College zich nu onder curatele gesteld? Welke concrete gevolgen heeft deze demarche voor het VGC-investeringsplan? Zal het College een herschikt plan aan de Raad voorstellen? Welke feitelijke gevolgen heeft dit voor de gemeenschapscentra? Is het College het financieringsplan van minister Pascal Smet voor het gemeenschapscentrum annex bibliotheek en seniorenaccommodatie naast de kerk van Neder-Over-Heembeek genegen? Mevrouw Els Ampe.- In Brussel Deze Week stond deze week “Geldschieter wil laatste woord”. Dat ging over de minister bevoegd voor Brussel in de Vlaamse Regering, Pascal Smet. Met grote verbazing vernamen we dat hij de VGC-beslissingen naar zich toe wil halen. In de voorbije 20 jaar is dat niet veel gebeurd. Er heerste altijd al een goede relatie tussen de VGC en de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel. Die laatste had er alle vertrouwen in dat de VGC haar plicht deed en haar gedelegeerde bevoegdheid uitoefende. Zijn argument is de financiering. Hij geeft het geld en wil er dus ook alles over te zeggen hebben. Waarom geldt dat argument dan niet voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Dat betaalt ongeveer evenveel aan de VGC als de Vlaamse Gemeenschap. Moet ministerpresident Charles Picqué dan ook het laatste woord hebben over het investeringsplan van de VGC? Ik hoop van niet. Dat argument gaat dus niet op. De federale overheid financiert de VGC, maar heeft daarom nog niet het laatste woord. Het verhaal doet me denken aan de driekoppige hellehond Cerberus. Die staat aan de ingang van de onderwereld, geen al te best vooruitzicht voor de minister. De minister beroept zich ook op de invulling die zijn voorganger Bert Anciaux aan de functie gaf. Dat is evenmin een argument om alles naar zich toe te trekken. We hebben de indruk dat hij ons als prutsers beschouwt, terwijl er nooit enig probleem is geweest. Als de Vlaamse Regering niet tevreden is met wat de VGC met haar middelen doet, kan ze ook de beslissingen schorsen. De voorbije 20 jaar is dat slechts een keer gebeurd. Minister Pascal Smet klaagt ook dat hij nauwelijks wordt betrokken bij het beleid. De facto oefent hij echter de bevoegdheid over de VGC uit. Hij wordt bovendien bij de gesprekken van het College betrokken en heeft een adviserende stem. Zijn klachten zijn dus vreemd.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
643
Ik ben ook wat in de war. Natuurlijk zijn we minder onderlegd in het staatsrecht dan de heer Johan Vande Lanotte. Ik hoor aan de ene kant een Vlaams minister die meer te zeggen wil hebben over de Vlaams-Brusselse verkozenen, aan de andere kant moet Brussel een région à part entière zijn en meer zelf kunnen beslissen. Dat is op twee benen dansen. Wil men Brussel de rug toekeren? Of wil Vlaanderen de band met Brussel aanhalen? Voor ons is het niet duidelijk waar sp.a voor staat. Het artikel verscheen in het Franstalige L’Echo. In de Vlaamse pers staat dat de Vlaamse Regering meer moet te zeggen hebben over wat de VGC uitspookt. Vandaag stond in De Standaard dat minister Pascal Smet het vreemd vindt dat de VGC met iedereen problemen heeft. Ik stel vast dat het net de minister bevoegd voor Brussel is die met iedereen problemen heeft. Het College telt drie leden, hij staat alleen. Dat laat een andere conclusie vermoeden. De samenwerking van de VGC met het middenveld, de organisaties en de administratie is op geen enkel moment een probleem geweest. Als de geldschieter toch het laatste woord moet hebben, stel ik voor dat dit de echte geldschieter is, de belastingbetaler. Hij betaalt en niet minister Smet. Ik ben er zeker van dat het VGC-College er alles aan zal doen om met de Vlaamse Regering constructief samen te werken. Ik hoop dat de Vlaamse minister hetzelfde zal doen. De heer Walter Vandenbossche.- We beleven hier een opmerkelijk incident. Ik heb aan politiek gedaan met de toenmalige Vlaamse ministers, mevrouw Anne Van Asbroeck, mevrouw Brigitte Grouwels, de heer Bert Anciaux en de heer Guy Vanhengel. Ook de heer Hugo Weckx heeft nog voor mijn tijd deze bevoegdheid uitgeoefend. In de loop van de politieke geschiedenis van de Brusselse Vlamingen heb ik nooit gezien dat de zo noodzakelijke solidariteit met de hoofdstad wordt doorbroken zoals minister Pascal Smet dat nu doet. Hij doet aan wat ik politique politicienne noem. Hij probeert simpelweg de wetten en de Grondwet naast zich neer te leggen en in de aanval te gaan. Ook ik las zijn uitspraken in de pers dat de VGC met iedereen overhoop zou liggen. Ik heb de indruk dat minister Smet vooral met zichzelf al een paar maanden overhoop ligt. We moeten het dossier zowel juridisch als politiek aanpakken. Juridisch is het duidelijk dat de VGC in de Grondwet staat vermeld en haar eigen bevoegdheden en middelen heeft. Iedereen moet dat respecteren. Een bevoegd minister kan zelf geen opportuniteitsoordeel over het gevoerde beleid uitbrengen, maar hij of zij kan wel een legaliteitsoordeel vellen. Het verschil is juridisch fundamenteel. Als de VGC een fout heeft gemaakt, dan kan de minister optreden. Maar als een beleidskeuze conform de wetten, decreten en de Grondwet verloopt, moet de minister zich daarbij neerleggen. Ik wil niet uitweiden over de taken van de VGC, maar de uitspraak van minister Smet staat in schril contrast met de uitspraken van Vlaams minister-president Kris Peeters. Hij stapt niet in deze strategie omdat hij ervan uitgaat dat de Brusselse Vlamingen integraal deel uitmaken van de Vlaamse gemeenschap. Er wordt dus een consequent beleid gevoerd. Minister Smet doet politiek tegenstrijdige uitspraken die botsen met zijn eigen meerderheid en regering. Ik heb de reactie van de collegevoorzitter in de media gelezen. Ik vind het een correct standpunt. We mogen ons niet laten verleiden tot een partijtje moddergevecht. Dat is pre-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
644
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
cies waar minister Smet op aanstuurt. We mogen niet bewijzen wat hij zo graag bewezen zou zien. Mevrouw Elke Roex.- Sommigen willen er een demagogisch debat van maken, anderen hebben een kort geheugen. Mevrouw Els Ampe gaat wat kort door de bocht. Ze stelt dat de federale overheid dan ook inspraak moet hebben, maar het gaat hier niet om de reguliere dotatie van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan de VGC. Het gaat over extra middelen die aan de VGC worden toegekend voor extra investeringen in infrastructuur. Het is de normaalste zaak van de wereld dat daar samen over wordt nagedacht en dat de ministers daarover de juiste beslissingen nemen. Meer is er hier niet aan de hand. Vrijdag ben ik nog naar een protestactie geweest van de wijkcentra. Collegelid Bruno De Lille was ook aanwezig. De centra eisten het recht op voortbestaan op. Ze hebben geld nodig. Ze zijn helemaal niet tevreden. Ook binnen de meerderheid bestaat daarover blijkbaar onenigheid. Collegelid De Lille heeft met zijn aanwezigheid aangetoond dat hij een voorstander van de wijkcentra is. Voorts zijn er de protestacties en heerst er ongenoegen en ongerustheid in het sociaalculturele werk. Ten slotte was er nog de besloten zitting over de brief van de mensen van de administratie. Die was ook belangrijk. We mogen niet te hard roepen dat er helemaal niets aan de hand is. Dat is wel zo en we willen dat samen oplossen. Maar we moeten het debat ook inhoudelijk durven voeren. Hier gaat het erover of we het prioritair vinden om in Neder-Over-Heembeek een nieuw gemeenschapscentrum te bouwen. Spijtig genoeg hoor ik niemand die het daarover heeft. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Het College is voltallig aanwezig om aan te tonen dat we al 2 jaar, in de beste sfeer samenwerken. Iedereen die poogt dat in twijfel te trekken of een wig te drijven tussen de collegeleden, doet dat vruchteloos. Ik zal een paar algemene lijnen uitzetten. Als jurist is het verstandig er een wetboek bij te halen als men het in dit land over bevoegdheden heeft. Er is een VGC-College opgericht met 3 specifieke bevoegdheden en dat heeft de macht en de bevoegdheid om daarvoor de beleidsopties uit te tekenen. Het College is democratisch verkozen en de collegeleden nemen, zoals de heer Walter Vandenbossche al stelde, de opportuniteitsbeslissingen. Ze bepalen welke politiek wordt gevoerd en waarvoor verantwoordelijkheid wordt genomen. Zoals het past, is er ook voor de VGC een voogdijminister. De voogdijminister heeft enkel een raadgevende stem, geen beslissende, over de opportuniteit van een beslissing. Concreet gebeurt dat op een eenvoudige manier. Er is altijd een vertegenwoordiger van de voogdijminister aanwezig op de interkabinettenvergaderingen. De voogdijminister wordt ook uitgenodigd op vergaderingen van het College. Hij is daar trouwens bijna altijd aanwezig. Hij kan dan gewoon deelnemen aan de discussies, maar natuurlijk enkel met een raadgevende stem. Het zijn de leden van het College die de beslissingen nemen. In concreto betekent dit dat er over het investeringsplan werd gediscussieerd in de interkabinetten, dat het werd besproken in het College en ook in Raad. Wij hebben dus een
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
645
perfect legale beslissing genomen in toepassing van onze eigen bevoegdheden. Ik zal dat blijven doen. Ik zal blijven openstaan voor constructieve debatten, zowel in de interkabinetten als op de collegevergaderingen. Ik zal echter niet dulden – want ik ben dat eerlijk gezegd beu – om telkens weer geconfronteerd te worden met uitspraken die totaal ingaan tegen al onze inspanningen voor openheid. Ik heb dat reeds meegemaakt bij het onderwijsdossier, waar we 2 jaar aanslepende problemen gekend hebben. We maken dat ook nu mee in dit dossier, waarin ik toch nog altijd probeer om op een constructieve manier samen te werken. Ik ben er namelijk van overtuigd dat onze enige toekomst als Vlaams Brusselaar een toekomst is in samenwerking met Vlaanderen. Dus moeten we ervoor zorgen dat die bruggen met Vlaanderen geoptimaliseerd worden, dat de verhouding met Vlaanderen geoptimaliseerd is en dat we begrip en respect opbrengen voor elkaars visies. Dat kan enkel door met elkaar te spreken op een respectvolle manier. Al diegenen die daarbij dwarsliggen, zal ik blijven bestrijden. Dan kom ik nu terug op de kern van het probleem. We zitten inderdaad met een regeling voor de overdracht van roerende en onroerende goederen. De Nederlandstalige Cultuurcommissie was destijds eigenaar van alle gemeenschapscentra en die werden overgedragen naar de VGC. Om ze te onderhouden en eventueel te vernieuwen, kregen en krijgen we nog altijd een dotatie. De eerste uitdaging van de VGC is het onderhouden en indien nodig vernieuwen van die gebouwen. We moeten natuurlijk omzichtig omspringen met de specifieke dotatie die we daarvoor krijgen. We kunnen daarmee niet zomaar nieuwe gebouwen neerzetten. Dat is helaas niet mogelijk. We moeten onze plicht vervullen, namelijk die 22 gemeenschapscentra op een vlotte manier laten werken door ze maximaal te onderhouden. Ik lees ook de pers, bijvoorbeeld dat de dotatie aan de VGC eigenlijk verhoogd werd. We hebben hier het debat gevoerd over het budget. Als gevolg van de fameuze kaasschaafmethode werd onze dotatie eigenlijk met 1,2 miljoen euro verminderd. Ik herinner u eraan dat die kaasschaafmethode voor de Vlaamse gemeenten slechts gedeeltelijk van toepassing was, namelijk enkel voor de gemeenschapsbevoegdheden, maar voor ons gold die voor het totale budget. We hebben nu eigenlijk een dotatie die even hoog is als bij het begin van de vorige legislatuur. Het is onnodig duidelijk te maken dat de uitdagingen nog nooit zo groot geweest zijn als nu. Ik stel me dan toch vragen als ik hoor zeggen dat alles veel beter gaat en dat we minder dotatie moeten krijgen. Wel is het zo dat de voogdijminister gezegd heeft dat hij 2 miljoen euro van zijn eigen middelen wil bijgeven. Enerzijds wordt er geld afgetrokken van de dotatie aan de VGC en anderzijds beslist de voogdijminister 2 miljoen euro van de eigen middelen bij te geven. De voogdijminister mag dan uiteraard zelf beslissen wat hij met die middelen wil doen. Ik heb daar echter al van alles over gehoord. Ik heb gehoord dat het geld naar de Nieuwland-site zou gaan, maar ook dat het naar de gemeenten zou gaan voor sportinfrastructuur. Ik zou graag weten waar het effectief naartoe gaat. (Onderbrekingen door mevrouw Elke Roex) Een kleine conclusie: ik ga blijven proberen om zoveel mogelijk positief samen te werken met Vlaanderen. Ik hoop dat het de laatste keer was dat ik ’s morgens mijn krant opensla om iets te ontdekken waarover ik helemaal niet geïnformeerd werd, een zogezegd probleem waarover nooit gesproken werd in het College noch in de interkabinettenvergaderingen. Dat is een manier van werken die er kan toe leiden dat de band tussen de Vlaamse Brusselaars en Vlaanderen zou verslechteren en ik ga me daartegen blijven verzetten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
646
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ik wil graag iets zeggen over wat er opeens in de kranten verschijnt over het project Pieter en Pauwel in Neder-Over-Heembeek. Ik wil heel duidelijk stellen dat wij helemaal achter dat project stonden van de vorige Vlaamse minister voor Brusselse Aangelegenheden, de heer Bert Anciaux. Dat was een uniek project: er werd samengewerkt met de Stad Brussel, er zou niet alleen een oplossing komen voor het gemeenschapscentrum in Neder-Over-Heembeek, maar we zouden ook eindelijk met Welzijn de eerste stappen kunnen zetten. Concreet ging het daar namelijk over een lokaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum en ook de eerste Vlaamse ADL-centrale voor assistentie voor personen met een zware handicap, gelinkt aan een woonproject, waar zwaar gehandicapten 24 uur op 24 een beroep kunnen doen op assistentie zodat ze zelfstandig kunnen wonen. Dat was dus een prachtig project. Het werd echter door de nieuwe minister bevoegd voor Brussel, de heer Pascal Smet, op de helling gezet. (Opmerkingen van mevrouw Elke Roex) Er werden vele pogingen ondernomen om het project op een goed spoor te houden. De Stad Brussel heeft in mei 2010 gevraagd of de Vlaamse Gemeenschap hiermee verder wilde gaan, want de stad Brussel voorzag hiervoor gronden voor woningen, die door een privépartner zouden worden gebouwd. Er kwam echter nooit een antwoord op die vraag. Omdat er heel wat welzijnsprojecten mee gemoeid waren, heeft mijn kabinet herhaaldelijk met het kabinet van minister Pascal Smet rond de tafel willen zitten om te weten wat er zou gebeuren. Mevrouw Elke Roex.- Dat is toch niet meer normaal. Ik wil een beetje eerlijkheid over dit project. Het collegelid weet waarover het gaat. Minister Pascal Smet heeft het tientallen keren uitgelegd in het Vlaams Parlement: het project was juridisch en logistiek niet haalbaar. De Vlaamse Gemeenschap is niet in staat om het project, zoals het uitgetekend was, te dragen. Dat weet het collegelid ook. Laat ons daarom samen zoeken naar een alternatieve oplossing. Dit demagogisch verhaal is er helemaal over. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- De mogelijke problemen bij dat project waren zeker oplosbaar in een constructief gesprek. Dat is er echter niet gekomen. Ik kan u de hele waslijst van data opsommen waarop wij hebben getracht daarover een akkoord te bereiken. Het is niet gelukt. Het antwoord was steeds hetzelfde: alles is bespreekbaar, maar er werd echter nooit iets concreets beslist of op papier gezet. (Opmerkingen van mevrouw Elke Roex) De heer Herman Mennekens.- Het dossier was ‘besmet’, mevrouw Roex. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Dit is jammer genoeg wat er gebeurd is. Dat wil niet zeggen dat wij vandaag niet bereid blijven om rond de tafel te gaan zitten en na te gaan hoe we dit project alsnog kunnen realiseren. Het liefst ook met de stad Brussel erbij, want dat was toch een unieke combinatie. Zoiets veronderstelt natuurlijk wel dat de minister bevoegd voor Brussel over de brug blijft komen, zoals toenmalig minister Bert Anciaux destijds had voorzien. Wij willen daarover aan tafel gaan zitten, maar natuurlijk onder dezelfde condities die door toenmalig minister Anciaux waren vooropgesteld. Ik herhaal dat we het een heel goed project vinden, dat ik heel graag zou willen realiseren. Het aandeel dat wij erin hadden willen steken, blijft daarvoor behouden. De heer Johan Demol.- Laten we ons niet ‘besmetten’ in de VGC.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
647
De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het is toch vreemd dat er gesuggereerd wordt dat het College onderling niet overeen zou komen en daarom een externe vijand zoekt. De historiek toont toch wel aan dat het een beetje anders is gelopen. We lezen ook de krant. We lezen dan op de voorpagina van Brussel Deze Week dat de minister het VGC-investeringsplan naar zich toe wil trekken. Het VGC-College kan dan niet anders dan daarop reageren. Volgens mij gebeurde dat nog op een heel rustige manier. Dan zien we een reactie op brusselnieuws.be waarbij diezelfde minister zegt niet te weten waar wij dat vandaan halen. Het grappige is dat er bij zijn quote op brusselnieuws.be “Ik weet niet waar ze dat halen” de link staat “Minister trekt VGC-investeringsplan naar zich toe”. Daar is met andere woorden toch wel een beetje een dubbelspraak. Bovendien zegt minister Pascal Smet dat we daar alleen maar op reageren omdat we tegen hem zijn. Ik wil er toch de nadruk op leggen dat we niet tegen hem zijn en dat we proberen met hem samen te werken. De sfeer in het College gisteren was zelfs redelijk positief. Als iemand zoiets zegt, kunnen we echter niet anders dan reageren. Om het plastisch uit te drukken: het is alsof iemand niet zou reageren als men in zijn ballen trapt, terwijl de dader zou zeggen dat het maar was om hem te helpen, dat hij van niets weet en dat men tegen hem is. Dat is het gevoel dat wij kregen. Het vreemde is dat wij het slachtoffer zijn, terwijl de dader doet alsof we er zelf om gevraagd hebben. Ik zou toch de discussie willen herleiden tot dat wat er echt gebeurd is en niet alleen voortgaan op de reacties in de pers. Als we kijken naar de historiek, denk ik dat duidelijk is wie er gereageerd heeft op wie. De VGC krijgt de opdracht om geld te besteden aan een aantal projecten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Neder-Over-Heembeek, waarover ik bij de bespreking van het investeringsplan heb gezegd dat we geld ter beschikking zullen stellen als het project doorgaat. Het probleem is echter dat het project compleet aangepast werd en dat er van het oorspronkelijke project niet veel overblijft. Men kan wel zeggen dat het juridisch niet haalbaar was, maar het werd indertijd wel door de VGC, de Vlaamse Gemeenschap en de Stad Brussel samen besproken. Toen leek het wel mogelijk. Minister Pascal Smet heeft dan echter beslist dat project compleet te veranderen, maar vraagt nu toch dat wij ons deel blijven doen. Ik vind dat niet logisch. Als een project compleet verandert, dan moet er opnieuw rond tafel gezeten worden om na te gaan wat er zal gebeuren. Het kan niet dat de minister de opdracht geeft om ons deel te doen, terwijl hij dat zelf niet doet. Mevrouw Elke Van den Brandt.- We hebben hier een gevoelig en emotioneel debat over wat er in de kranten is verschenen. Heeft de Vlaamse Regering echter op een officiële manier het investeringsplan van de VGC herroepen? Zo ja, wat is daarvan het gevolg? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- De Vlaamse Regering heeft daartoe niet de bevoegdheid. Wij zijn op dat vlak een autonoom bestuur. We beslissen zelf over de opportuniteit van onze bestedingen. De voogdij gaat niet zo ver. De voogdij geldt enkel voor de controle op de rekeningen, net zoals minister Geert Bourgeois voogdij heeft over de Vlaamse gemeenten. Het is een legaliteitscontrole. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik kan dus concluderen dat het enkel een mediadebat was, dat eigenlijk juridisch geen steek houdt. Dat stelt mij enigszins gerust want ik sta achter dat investeringsplan en achter de regering die we hier hebben. Dit is een regering die hier verenigd zit. Deze regering neemt beslissingen waar ik meestal achter sta. Als ik niet akkoord ga, zeg ik dat ook. Dan wordt er ook geluisterd en krijg ik ook antwoord. Ik
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
648
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
vind dit een oprechte, eerlijke regering waarmee ik graag samenwerk. Dit is geen College dat zichzelf uit teflon en beton opgetrokken karikaturen noemt. Het doet mij plezier dat er eensgezindheid is. Als er vanuit het middenveld protest komt op het beleid, gaan we de dialoog aan en proberen we oplossingen te zoeken. Ik merk dat dit ook bij de Vlaamse Regering het geval is. Ik heb deze week twee betogingen meegemaakt tegen diezelfde minister vanwege zijn andere bevoegdheden. Ik merk dat de vakbonden kwaad op hem zijn, dat wetenschappers open brieven aan hem richten, dat het middenveld op zijn achterste poten staat, dat de scholen reageren, maar dat durven ze niet meer want anders krijgen ze de inspectie op hun dak. Kom mij dus niet zeggen dat in de Vlaamse Regering alles goed gaat en dat hier alles slecht is. Dat fabeltje zal alleen in de media pakken. – Het incident is gesloten. REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter.- Aangezien de heer Jef Van Damme verontschuldigd is, stel ik voor zijn interpellatie en zijn vraag om te zetten in schriftelijke vragen. (Instemming) VRAGEN (R.v.O. art. 59) De “new deal” voor studenten in Brussel en de aantrekkelijkheid van Brussel als studentenstad Mevrouw Bianca Debaets.- Enige tijd geleden werd op het Brusselse stadhuis de new deal boven de doopvont gehouden. Dat mondde op 3 mei 2011 uit in de ondertekening van een charter door enerzijds de Vlaamse Vereniging van Studenten en haar Franstalige tegenhanger, maar anderzijds ook heel wat overheden: de stad Brussel, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Gemeenschapscommissies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De studenten willen dat de banden worden aangehaald tussen de overheden en de studenten die wonen en studeren in Brussel. Die doelstelling wordt mee onderschreven door alle instellingen en politici die daar aanwezig waren. De ultieme doelstelling is het promoten van Brussel als studentenstad. Brussel is met 70.000 studenten de grootste studentenstad van het land. Daar moeten we eens bij stilstaan. Het charter werd voorgelegd en staat niet op zichzelf. Het vindt aansluiting bij beleidsbrieven en bij een aantal partijprogramma’s. Het beantwoordt wel degelijk aan een vraag en een wens van het beleid. Het Regeerakkoord van de Raad wijdt een hele paragraaf aan de vraag hoe we Brussel als studentenstad kunnen promoten. In het charter worden een aantal zaken opgesomd, bijvoorbeeld de noodzaak van een betere studentenhuisvesting. Brussel is met een gemiddelde van 286 euro per maand de duurste Belgische stad om hier als student te wonen. De open kotdag die Quartier Latin onlangs organiseerde, toonde aan hoeveel belangstelling er onder studenten bestaat om een betaalbare en kwalitatief goede studentenkamer te vinden. De opkomst was massaal. Dat is een goede zaak. De vraag is of de VGC niet samen met andere partners moet zoeken naar mogelijkheden om dat bestand van studentenwoningen uit te breiden. Moet zij niet zoeken naar nieuwe woonvormen? Ik denk daarbij aan intergenerationeel wonen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
649
Als wij Brussel als studentenstad op de kaart willen blijven zetten, zijn er ook andere faciliteiten nodig. Er is bijvoorbeeld een tekort aan fuif- en repetitieruimten. Ik kon daarover een tijdje geleden met collegelid De Lille van gedachten wisselen. Wij weten dat er daaraan nu een gebrek is in Brussel. Vele studentenverenigingen moeten noodgedwongen uitwijken naar Gent of Leuven om te kunnen repeteren of fuiven. Tot slot onderstreept het charter – en dat is misschien het belangrijkste – het belang van promotiecampagnes om de troeven van Brussel als studentenstad in de verf te zetten. Brussel is de grootste studentenstad van het land maar dat wordt niet als dusdanig gepercipieerd. Men gaat er altijd vanuit dat het Leuven is, maar dat klopt niet, zeker niet als men de Frans- en Nederlandstalige studenten samentelt. Wat is uw houding ten aanzien van die new deal en tal van voorstellen die daarin naar voren worden geschoven? Ik denk aan bijkomende studentenhuisvesting en aan zalen waar jongeren en studenten ongehinderd hun ding kunnen doen. Welke rol kan de VGC spelen om mee gestalte te geven aan Brussel als studentenstad? Welke initiatieven wilt u nemen om ook hier de verschillende beleidsverantwoordelijken samen rond de tafel te brengen zodat ze kunnen onderzoeken hoe het beleid kan worden afgestemd, bijvoorbeeld met betrekking tot de studentenhuisvesting? Hoe evalueert u het achterliggende gedachtegoed van het charter? Hebt u meegewerkt aan de totstandkoming van het charter? Hebt u al overlegd met andere overheden om er een concrete invulling aan te geven? Hoe wilt u in uw verdere beleidsvoering over de aantrekkelijkheid van Brussel als studentenstad rekening houden met deze new deal? Ik zal begin volgende week een discussienota indienen om dat debat eens ten gronde te kunnen voeren. Ik vind dat we ook hier ambitieuzer mogen zijn. Als we merken dat bijvoorbeeld postacademische instellingen naar Brussel willen komen, moeten wij hen met open armen kunnen ontvangen. Wij mogen hen niet belemmeren, zoals sommige lokale overheden nu doen. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- De new deal en de problematiek die u aanhaalt, liggen me heel na aan het hart. Tijdens de verkiezingen voor de vorige legislatuur heb ik nog, samen met mevrouw Françoise Bertiaux van de MR, de publicatie Brussel studentenstad voorgesteld. De voorstellen van de new deal komen sterk overeen met wat ik destijds in dat boekje heb vermeld. Als we over dezelfde materie spreken, hebben we gelukkig vaak dezelfde ideeën. Bij sommige heel belangrijke zaken staan we niet genoeg stil. Een ervan is dat Brussel inderdaad de grootste studentenstad van het land is. Meer dan 75.000 studenten volgen hier les. Zoals altijd zitten we ook hier gewrongen. Er zijn gemeenschapsbevoegdheden, zoals Onderwijs, maar ook gewestbevoegdheden, zoals Stedenbouw. Zo is de HogeschoolUniversiteit Brussel (HUB) aan het verhuizen. Dat heeft te maken met stedelijke bevoegdheden en gewestbevoegdheden. Men moet dus zorgen voor een overlegplatform. De studenten vroegen op een bepaald ogenblik de benoeming van een minister voor Studentenaangelegenheden. Door die tweespalt is dat bijna niet mogelijk. De belangrijkste partners voor de Brusselse Nederlandstalige instellingen van hoger onderwijs zijn enerzijds de vzw Quartier Latin en anderzijds de vzw Vlaams Overlegplatform Hoger Onderwijs in Brussel (VLOPHOB). Ik heb recent vernomen dat er een fusie in de maak is tussen beide vzw’s. Het aanbod van studentenhuisvesting wordt verzekerd
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
650
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
door Quartier Latin. VLOPHOB heeft als doel het structureel overleg tussen de instellingen voor het Brussels Nederlandstalig hoger onderwijs te bevorderen en relevante initiatieven te nemen die de positie van deze instellingen ten goede komen. Mevrouw Debaets, u hebt samen met mij ook nog deelgenomen aan twee vergaderingen daarover. Ik vind het een goede zaak dat beide vzw’s zouden samengaan. Zo kan men enerzijds strategisch denken, terwijl men anderzijds het concrete aanbod van studentenkamers heeft van Quartier Latin. In het jaarverslag 2010 van de vzw Quartier Latin staat dat op 31 december 2010 in totaal 6.053 slaapeenheden ter beschikking waren. Dat betekent dat 1 student op 4 op kot gaat. In de toekomst verwacht men hier een tekort, enerzijds door het stijgende aantal studenten en anderzijds door de kenmerken van de particuliere markt, waar het aanbod niet stijgt. Ik geef een klein voorbeeld. Als morgen de Vlaamse en Franse Gemeenschap een decreet zouden aannemen dat het Engels als lestaal aanvaardt, kan ik u op een briefje meegeven dat, gezien de uitvoering van de Bologna-akkoorden, we duizend bijkomende buitenlandse studenten krijgen. Als we dergelijke maatregelen nemen, moeten we ook onderzoeken hoe we de groeiende studentenpopulatie kunnen opvangen. Ik sprak daarover onlangs met de rector van de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Hij wordt ook, zoals de verantwoordelijken van alle instellingen, geconfronteerd met dit huisvestingsprobleem. Alle instellingen zoeken oplossingen om bijkomende studentenkoten te kunnen creëren. Gezien de beperkte budgettaire ruimte moeten wij ons helaas beperken tot de hoofdtaak: mensen samenbrengen om naar oplossingen te zoeken. Zo ondersteunt de VGC een aantal acties in het kader van de promotie van Brussel als studentenstad: de ‘Dag Van de Student’ in samenwerking met Quartier Latin en Onthaal Promotie Brussel, ‘Brussel brost’ en ‘Kick off the campus’. Wonen in Brussel organiseert opnieuw 15 woontours. Er wordt ook een studentenpakket ter beschikking gesteld. We zullen een promotiecampagne starten om ervoor te zorgen dat er bijkomende lerarenopleidingen worden georganiseerd door de 2 Brusselse hogescholen die deze opleiding aanbieden. Het is onze bedoeling mensen te verbinden en de mensen die verantwoordelijkheid kunnen opnemen samen te brengen op een platform, om te verzekeren dat er voldoende aandacht wordt geschonken aan de studenten. Ik sprak daarnet nog met collegelid Brigitte Grouwels. We kunnen ook nadenken over bijvoorbeeld een samenwerking over het imago van Brussel tussen mijn bevoegdheid en haar bevoegdheid voor Mobiliteit. Waarom zou men er niet voor kunnen zorgen dat onze hogescholen en universiteiten beter worden aangeduid in de stad? We zullen daarover zeker overleg plegen. Mevrouw Bianca Debaets.- We zullen de kans krijgen om, aan de hand van de discussienota die er aankomt, daarover wat diepgaander van gedachten te wisselen. De elementen die u aanreikt, zijn belangrijk. Het komt er niet alleen op aan om meer studenten in Brussel aan te trekken. Wij moeten er ook voor zorgen dat, als het enigszins kan, ze hier nadien ook blijven werken, zeker in de beroepen waar er tekorten zijn. De samenwerking met andere overheden en beleidsverantwoordelijken, zoals de samenwerking die u aanhaalt, kan alleen maar worden aangemoedigd. Maar ik pleit er toch ook voor om de samenwerking met de Franstalige collega’s wat aan te scherpen. Ik heb zo het gevoel dat de animo daar iets minder groot is. Zo was er gisteren in de Commissie Financiën van het Brussels Parlement een vraag over de new deal in Brussel als studentenstad.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
651
Het viel mij op dat heel wat Nederlandstalige collega’s, onder andere de heer Mennekens, een bijdrage hebben geleverd tot dat debat, terwijl men daar aan Franstalige kant blijkbaar niet wakker van ligt. Zij zijn nochtans ook een belangrijke partner om Brussel echt op de kaart te zetten als studentenstad. De weigering van mensen zonder papieren in lessen Nederlands Mevrouw Elke Van den Brandt.- Een aantal Brusselse organisaties trok aan de alarmbel naar aanleiding van de nieuwe toelatingsvoorwaarde voor NT2, een beslissing van de Vlaamse Regering. Het Centrum voor Basiseducatie, dat vanuit de VGC wordt gesteund voor zijn werk, vreest voor een grote administratieve rompslomp. Een cursist die niet kan aantonen over een wettig verblijf te beschikken, kan zich niet langer inschrijven voor een opleiding Nederlands. Volgens recente schattingen zijn er in België ruim 100.000 mensen zonder wettig verblijf, waarvan er heel wat in Brussel verblijven. Deze mensen verbieden een opleiding Nederlands te volgen, druist in tegen het basisprincipe dat eenieder recht heeft op onderwijs. Daarenboven zorgt deze controlefunctie natuurlijk voor bijkomende administratieve lasten voor al deze scholen. Asiel- en migratiebeleid mag niet verward worden met onderwijsbeleid. Het gaat om mensen die hier zijn en dan heb je er alles bij te winnen dat ze effectief ook deel uitmaken van de samenleving. Door mensen uit taallessen te weren, ga je ze niet uit onze maatschappij weren. Het enige wat je bereikt, is dat ze in de marge van de maatschappij blijven. Groen! vreest vooral voor negatieve gevolgen voor mensen die in een regularisatieprocedure willen stappen. Mensen schrijven zich vaak in voor een cursus Nederlands wanneer ze uitzicht hebben op regularisatie. Van hen wordt net verwacht dat ze zich inburgeren. Hoe kan dat als ze pas op het moment van de regularisatie de kans krijgen om onze taal te leren? Enkele Brusselse organisaties lieten weten niet opgezet te zijn met de controlefunctie die ze nu moeten vervullen. Heeft de collegevoorzitter hierover van hen al signalen ontvangen? Kan hij inschatten welke impact deze maatregel heeft op de werking van Brusselleer, BON, Het Huis van het Nederlands en dergelijke meer? Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Het voorstel waarover mevrouw Van den Brandt het heeft, is opgenomen in het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXI, waarover de Commissie Onderwijs en Gelijke Kansen van het Vlaams Parlement gisteren een beslissing heeft genomen. Technisch gaat het om een aanpassing van artikel 37 van het decreet Volwassenenonderwijs, waar een algemene inschrijfvoorwaarde wordt ingevoegd. De beperking waarnaar mevrouw Van den Brandt verwijst, geldt dus voor het volledige volwassenenonderwijs, dat veel ruimer is dan de NT2-lessen. Voor de NT2- lessen wordt in datzelfde artikel 37 wel een nieuwe voorrangsregeling ingevoegd: de inburgeraars en wie onderworpen is aan de Vlaamse wooncode krijgen voorrang. In het Brussels consortium voor volwassenenonderwijs, Brucovo, is er heel wat weerstand tegen de bijkomende inschrijfvoorwaarde. De afgevaardigd bestuurders van de consortia hebben de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement een nota overgemaakt waarin de praktische consequenties van de maatregel voor de centra voor volwassenenonderwijs en voor basiseducatie werden gebundeld. Ik vat hun opmerkingen kort samen. De maatregel heeft gevolgen voor de onderwijs- en omgangstaal. Kinderen van ouders zonder een wettig verblijf hebben recht op onderwijs, maar de ouders zou dit recht ontzegd worden,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
652
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
wat gevolgen heeft voor de communicatie tussen de school en de ouders en de schoolprestaties van de kinderen. De uitvoering van de maatregel zal voor onduidelijke situaties zorgen, waarvoor het volwassenenonderwijs onterecht met de vinger zal worden gewezen. De maatregel zorgt voor bijkomende administratieve overlast voor de centra en voor het Huis van het Nederlands: per module moet worden nagegaan of iemand al dan niet wettig in ons land verblijft. Het aanbod NT2 dreigt verder versnipperd te worden, met de reële kans dat men voor de mensen die uit de boot vallen, vrijwilligersinitiatieven zal opzetten voor lessen Nederlands. Dit gaat in tegen het streven naar professionalisering van het NT2-onderwijs, waaraan hard werd en wordt gewerkt. De vzw BON heeft niet onmiddellijk cijfers over het aantal getroffen personen indien deze regeling in werking zou treden. Het gaat niet om de grote massa, maar het zijn er toch wel enkele. De strategie of manier van werken van BON zal wellicht moeten worden aangepast. In de huidige praktijk zijn er mensen die een inburgeringstraject starten, maar in de loop daarvan hun wettig verblijf verliezen. BON laat hen de NT2-cursus verder volgen, wat niet meer zal kunnen als dit voorstel in werking treedt. Men zou hen dan halverwege moeten zeggen dat zij moeten stoppen. Ook andere groeperingen zoals vakbonden, koepels, Samenlevingsopbouw Brussel en het Kruispunt Migratie-Integratie reageerden door de juridische en sociale gevolgen van deze maatregel te belichten. De vertegenwoordigers van de Centra voor Basiseducatie en de Christelijke Syndicaten der Openbare Diensten gaven reeds een formeel ‘niet akkoord’ over de voorgestelde aanpassingen. Het migratiebeleid moet zo wordt uitgebouwd dat de mensen zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen over hun verblijfsvergunning. Mensen moeten soms maanden of jaren wachten op een beslissing. Op federaal niveau moet daarvoor een oplossing worden gevonden. Dat zou de zaken ook in deze context vergemakkelijken. Ik ben ook bezorgd over de hervormingen die aan de gang zijn in de inburgerings- en integratiesector. Niet alleen leggen de strengere voorwaarden voor de taallessen Nederlands een zware hypotheek op de bereidheid van anderstaligen om Nederlands te leren, maar ook op hun kansen op emancipatie in het algemeen. In die zin is het absoluut noodzakelijk om de rol van het Huis van het Nederlands te vrijwaren in zijn huidige vorm, namelijk als een open Huis waar iedereen die Nederlands wil leren, wordt geholpen. Het Huis biedt de nodige taalondersteuning aan de cursisten, doet aan promotie en ontwikkelt acties in functie van de opdrachten die aan het Huis worden toegewezen. Een verenging van de opdracht van het Huis tot inburgering is voor de VGC niet aan de orde. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Dat er veel protest is, stelt me natuurlijk niet gerust. De beslissing is genomen en de regeling zal worden ingevoerd. Ik vind het inderdaad belangrijk dat we onze Brusselse organisaties, die onze visie mee uitdragen, voldoende steun en ruimte bieden zodat ze in alle openheid kunnen werken. Het falende asiel- en migratiebeleid heeft al een enorme impact op Brussel en op Brusselse organisaties. Laten we nu niet nog meer verantwoordelijkheid voor ons uitschuiven, maar het probleem aanpakken en ons onderwijsbeleid vrijwaren van de extra lasten die hieruit voortvloeien.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
653
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN Voorzitter.- Ik stel op verzoek van collegevoorzitter Vanraes voor de actualiteitsvraag gericht aan hem eerst te behandelen. (Instemming) ACTUALITEITSVRAAG (R.V.O., art. 61) De anti-Vlaamse houding die het Brusselse stadsbestuur aanneemt tegenover Vlaamse academische instellingen in de hoofdstad De heer Dominiek Lootens-Stael.- De HUB of Hogeschool-Universiteit Brussel - de vroegere KUB - is in Brussel op zoek naar nieuwe gebouwen om de campus uit te breiden. De HUB had daarbij haar oog laten vallen op leegstaande gebouwen van Dexia en heeft blijkbaar zelfs al een bod uitgebracht. De uitbreiding van de Vlaamse universiteit in Brussel en dus van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel, is blijkbaar echter een doorn in het oog van het Brusselse stadsbestuur, vooral dan van de Brusselse burgemeester en de Parti Socialiste die zich met hand en tand verzetten tegen de verkoop van het Dexiagebouw aan de HUB. Vanuit de HUB wordt vermoed dat hier een strategie achter zit om de Vlaamse aanwezigheid in Brussel zoveel mogelijk te beperken. Blijkbaar wil de stad Brussel het gebouw liever zelf aankopen, terwijl ze er geen duidelijke bestemming en waarschijnlijk ook niet de nodige financiële middelen voor heeft. Het hele dossier doet sterk denken aan de weigering van het Brusselse stadsbestuur om de Vlerick Management School een campus te laten inrichten in het Beursgebouw, iets waarover de school en beursuitbater Euronext nochtans een akkoord hadden. Het mag dus duidelijk zijn dat het Brusselse stadsbestuur de Vlaamse academische wereld liever ziet verdwijnen uit Brussel. Ik had van het collegelid dan ook graag vernomen of hij vanuit zijn positie iets kan en wil ondernemen. Heeft hij hierover reeds gesproken met het Brusselse stadsbestuur? Kan het College op één of andere manier de HUB bijstaan in haar zoektocht? Zal het College protest aantekenen bij het Brusselse stadsbestuur om de anti-Vlaamse houding van deze laatste aan te klagen? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- De impact van het hoger onderwijs in Brussel is meer dan het alleen maar aantrekken van bijkomende studenten en heeft eveneens grote economische repercussies. Een campus van de Vlerick-school, bijvoorbeeld, betekent dat men mensen met een hogere opleiding aantrekt, die reeds werken en die een economische boost geven aan het Brussels hoofdstedelijk gewest. Alleen al het aantal overnachtingen zal sterk toenemen. Over het HUB- dossier werd ik niet gecontacteerd. Het betreft hier een vastgoedtransactie, waarbij ik nooit betrokken ben. De relatie tussen de VGC en de HUB is trouwens uitstekend. Het is de transactie van de campus Nieuwland die de HUB de middelen verschaft een campus in het centrum van de stad te betrekken. De Vlerick Management School daarentegen heeft me wel gecontacteerd over het dossier van het Beursgebouw. Ik werd door hen aangesproken in het kader van mijn bevoegdheid voor het imago van Brussel, dus niet in mijn bevoegdheid als collegevoorzit-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
654
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
ter. Het was de bedoeling het Beursgebouw in ere te herstellen en open te stellen voor nog andere organisaties. Ik ben het ermee eens dat dit in belangrijke mate zou hebben bijgedragen tot het imago van Brussel. De managementschool zit in de top tien en heeft een sterke internationale uitstraling. Ik betreur dat dit dossier niet gunstig is onthaald door het stadsbestuur. Ik heb echter wel goed nieuws, namelijk dat de Vlerick Management School waarschijnlijk een andere locatie heeft gevonden, die zich ook dicht bij het centrum situeert. Ik kan daarover voorlopig niets meer zeggen. Alleen zou het een goede zaak zijn voor de Vlerick-school en voor de uitstraling van Brussel. Ik betreur dat de onderhandelingen over het Beursgebouw zijn afgesprongen, maar ben wel mij met de beslissing over de nieuwe locatie van de school. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik denk dat de collegevoorzitter proactief zou kunnen optreden. Ik verneem dat men vanuit politieke en ook syndicale hoek druk tracht uit te oefenen op het Brusselse stadsbestuur om toch tot een oplossing te komen voor de HUB. Misschien zou het nuttig zijn dat de collegevoorzitter namens de Vlaamse Gemeenschapscommissie proactief zou optreden bij het Brussels stadbestuur, om alsnog een oplossing te vinden voor de HUB. Mocht dat niet lukken, dan kan hij nog altijd samen met de HUB op zoek gaan naar een andere oplossing. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Het is niet mijn taak handelend op te treden op de Brusselse immobiliënmarkt. Als de HUB mij dat zou vragen, ben ik wel bereid ondersteuning te bieden. VRAGEN (R.v.O., art. 59) De ondersteuning van de Brusselse jeugdwerking Mevrouw Brigitte De Pauw.- Het verenigingsleven is zonder meer de spil van een dynamische en gezonde samenleving. De vele vrijwilligers die zich hiervoor dag in dag uit belangeloos inzetten, verdienen dan ook onze onverdeelde aandacht. Ik kom hier telkens op terug, wat ik vind dat vrijwilligers hun gewicht in goud waard zijn. Ik zou om extra aandacht willen vragen voor het Brusselse jeugdwerk, want het gaat hier immers over heel jonge mensen, die soms een bestuursmandaat opnemen en wat extra steun kunnen gebruiken. Het collegelid bepaalde in het jeugdbeleidsplan erg ambitieuze doelstellingen, die we uiteraard toejuichen. Maar we merken dat het hier en daar toch nog fout loopt. Zo krijgen we regelmatig te horen dat de VGC weliswaar financiële steun biedt, maar dat de logistieke en administratieve steun nog voor verbetering vatbaar zijn. Vele jonge vrijwilligers blijven blijkbaar zitten met vragen van erg praktische aard, zoals bijvoorbeeld het aanvragen van vergunningen of het oprichten van een vzw. Hiervoor is inderdaad een zekere kennis van zaken nodig. Ondanks de vele inspanningen hebben we vernomen dat de jeugddienst van de VGC bij heel wat jongeren nog onvoldoende bekend is. Zij weten niet waarvoor ze op de jeugddienst beroep kunnen doen. Dit is jammer, want ik weet dat de medewerkers van de jeugddienst goed werk verrichten en heel wat expertise in huis hebben.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
655
Blijkbaar zou Brussel een probleem hebben om genoeg locaties ter beschikking te stellen voor chiro, scouts en ander jeugdverenigingen. Een degelijke locatie is van cruciaal belang voor de goede werking van een vereniging. Investeringen daarin zijn zeker zinvol. Is er reeds onderzoek gedaan naar de knelpunten van het vrijwilligerswerk in het jeugdwerk, en wat zijn daarvan de bevindingen? Een sterke ondersteuning is noodzakelijk. Ik denk dat het occasionele vormingsaanbod niet volstaat. Heeft het collegelid concrete maatregelen genomen om dit verder te ontwikkelen? Het collegelid stelde zich tot doel om een betere communicatie tussen de VGC en het lokale jeugdwerk te realiseren, door middel van het creëren van een koepelorganisatie of het ter beschikking stellen van een beroepskracht. Wat is de stand van zaken dienaangaande, en welke initiatieven worden er nog genomen? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het jeugdbeleidsplan 2011-2015 is het resultaat van een grootschalig participatief proces dat verschillende maanden gelopen heeft. Ondersteuning van het vrijwillig jeugdwerk was daarbij het belangrijkste aandachtspunt, waarover we veel input hebben verzameld. Het thema ‘vrijwilligers’ is één van de drie rode draden van het jeugdbeleidsplan. Niet alleen is dit een essentiële schakel voor de lokale jeugdwerking, maar het kreeg ook extra aandacht omdat het nu het Europees Jaar van de Vrijwilliger is. Om een beter zicht te krijgen op de noden rond vrijwilligerswerk in het jeugdwerk, werd het thema besproken op de laatste jeugdraad, samen met verschillende vrijwilligers die daarbij aanwezig waren. De conclusies zijn te groeperen rond 4 subthema’s. Allereerst wil men meer praktische ondersteuning vanuit de VGC, bijvoorbeeld door de uitleendienst. Verder wil men blijvende aandacht voor infrastructuur, waarbij ook het opslagen van materiaal belangrijk is. Men vraagt ook een aangepast onthaal- en vormingsaanbod, wat een werk is dat we constant opnieuw moeten doen. Jongeren die vandaag actief zijn, blijven niet noodzakelijk morgen actief. Tot slot vraagt men om de administratieve rompslomp te beperken. Deze input zal verder worden meegenomen om acties uit te werken in het kader van het jeugdbeleidsplan. Zoals vooropgesteld in het nieuwe jeugdbeleidsplan, zal werk worden gemaakt van het onthaal en de vorming van nieuwe professionele jeugdwerkers in Brussel. Bovendien zal de jeugddienst in een complementair vormingsaanbod voorzien voor zowel beroepskrachten als vrijwilligers. Het bestaande aanbod en de noden op het terrein worden momenteel in kaart gebracht. De sector had de expliciete vraag om bij dit onthaal- en vormingsaanbod ook aandacht te hebben voor andere relevante beleidsdomeinen en –sectoren. Het moet dus niet worden beperkt tot jeugdwerking. We zijn momenteel aan het aftoetsen of dat mogelijk is. Dit moet leiden tot een concreet en divers aanbod dat tegen het einde van dit jaar zou moeten starten. Voor de inhoudelijke ondersteuning kunnen lokale groepen en vrijwilligers in de eerste plaats terecht bij de diverse steunpunten en beroepskrachten. Het is steeds een bewuste keuze geweest om de verschillende werkvormen te ondersteunen vanuit een hoofdstedelijk verbond of steunpunt in plaats van vanuit de jeugddienst. De jeugddienst levert zeer goed werk, maar zal niet alles doen. We willen via de verbonden of steunpunten blijven werken. Dit neemt niet weg dat er een wisselwerking is tussen de VGC en de steunpunten of
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
656
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
verbonden. Indien er specifieke vragen komen bij de jeugddienst, zullen we daarvoor proberen een oplossing te vinden. Misschien zal dat gebeuren in samenspraak met de steunpunten. We proberen er soepel op in te spelen, omdat we weten dat de vragen van vandaag niet die van morgen zijn. De verschillende jeugdwerkvormen beschikken over een steunpunt, koepelorganisatie of beroepskracht die wordt ondersteund. Dit is al een aantal jaren het geval. Zo is er bijvoorbeeld de fusie-vzw D’BROEJ, die een koepelorganisatie is van verschillende WMKJ’s. Zij biedt ook ondersteuning aan de WMKJ’s die niet toetraden tot de fusie, zoals de Jongerenwerking Foyer en Chambéry. Binnen vzw JES is er een steunpunt voor de jeugdhuizen en –clubs enerzijds en voor de jeugdateliers anderzijds. De vzw Vlaamse Dienst Speelpleinwerk heeft een steunpunt in Brussel voor de speelpleinwerkingen. In de convenanten die met deze vzw’s werden afgesloten werden specifieke bepalingen opgenomen, zodat we weten dat zij werken conform het jeugdbeleidsplan van de VGC. Voor de jeugd- en jongerenbewegingen worden in 2011 de volgende hoofdstedelijke verbonden erkend en gesubsidieerd: Chiro Gewest Metro, IJD Brussel en Scouts en Gidsen District Brussel. Deze ‘stadswerkers’ staan, net zoals de steunpunten binnen de vzw’s, in voor de communicatiedoorstroming en ondersteuning van de lokale groepen. In wisselwerking met de jeugdraad en de vrijwilligers op het terrein proberen we om telkens een specifiek antwoord te geven op de noden en vragen. We proberen niet alles zelf te doen via de jeugdraad, maar we zorgen ervoor dat die ondersteuning kan bieden. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Het is inderdaad belangrijk om nauw contact te onderhouden met degenen die in het jeugdwerk actief zijn. Ik weet dat dit geen evidente opdracht is, want er komen heel wat nieuwe mensen bij die opnieuw alles moeten ontdekken. Dit is dus een permanente opdracht. Ik hoop dat men ook in de jeugdraad voldoende luistert naar de vragen die worden gesteld. Een van de problemen die men heeft, is de opslag van materiaal. Ik heb onlangs nog contact opgenomen met het kabinet van het collegelid omdat dit als een groot probleem werd bestempeld door jeugdverenigingen. Als zij terugkomen van een kamp, moeten zij de tenten kunnen drogen en opslaan. Het gaat daarbij om vrij grote hoeveelheden. Ik hoop dat het collegelid rekening zal houden met dit probleem in het kader van het infrastructuurplan. De heer Bruno De Lille, collegelid.- In samenspraak met de verenigingen zoeken we constant naar oplossingen voor de infrastructuurproblemen. Dat is niet eenvoudig en erg duur. We moeten er op letten dat de infrastructuur goed kan worden ontsloten. Op een creatieve manier proberen we een antwoord te geven op maat van een vereniging. Het is moeilijk om oplossingen te vinden die voor iedereen geschikt zijn. De VGC heeft natuurlijk ook enkele beperkingen, want de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor veel van die zaken ligt in de eerste plaats bij de jeugdvereniging zelf. We moeten ons niet in hun plaats proberen te stellen. We staan echter open voor hun vragen, en proberen ze te beantwoorden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
657
Het onderkomen van Jeugdhuis Alleman Mevrouw Bianca Debaets.- Ik ben benieuwd naar de toekomst van het jeugdhuis Alleman. Op 11 mei 2011 werd door het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Oudergem een hoorzitting gehouden over de plannen voor ‘de Lutgardissite’. Op een deel van deze site - waarop de gebouwen van het jeugdhuis Alleman gelegen zijn - zou plaats worden gemaakt voor een nieuwe school, een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum en een lokaal dienstencentrum. Dat is een ambitieus project dat natuurlijk onze goedkeuring wegdraagt. We willen echter ook de zekerheid krijgen dat de toekomst van het jeugdhuis Alleman wordt gewaarborgd. Tot op heden is het volgens mij nog niet duidelijk of jeugdhuis Alleman onderdak zal vinden in de nieuwbouw. Bovendien zullen zij tussen de afbraak en de eventuele intrek in het nieuwe gebouw enige tijd dakloos zijn. We weten allemaal dat het nefast is voor de werking en de continuïteit van een jeugdhuis indien men het lange tijd zonder goede lokalen moet stellen. De renovatie van het jeugdhuis werd opgenomen in het investeringsplan van de VGC. Het is dan ook interessant te weten welke beleidskeuze het collegelid wil maken. Wordt de huidige site behouden en gerenoveerd, of wordt het jeugdhuis opgenomen in het ambitieuze nieuwbouwproject? Indien men voor de laatste optie kiest, is het dus belangrijk om het jeugdhuis te huisvesten eens men met de afbraakwerken begint. Kan het collegelid een stand van zaken geven over dit dossier, in het bijzonder aangaande de ontwikkelingen over het jeugdhuis? Was er onlangs nog gemeenschappelijk overleg met de gemeente en de andere betrokken partners? Werd ondertussen beslist over de bestemming van de grond waarop het jeugdhuis is gevestigd? Welk standpunt neemt het collegelid daarover in? Hoe wil hij de toekomst van het jeugdhuis waarborgen? Werd nagedacht over het verder zetten van de werking van het jeugdhuis tijdens de renovatiewerken? Welke alternatieve locaties werden reeds besproken, en is er zicht op de middelen die daarvoor worden vrijgemaakt? Er is ook een actieve chiro-afdeling die op de speelplaats van de school is gevestigd. Zij zal wellicht ook plaats moeten maken voor het woonzorgproject. Hoe kan het collegelid verzekeren dat ook de chirogroep, die toch wel erg actief is binnen het Brusselse gewest, in het toekomstig project een plaats krijgt? De heer Bruno De Lille, collegelid.- De toekomst van jeugdhuis Alleman staat niet ter discussie. Er is nog onduidelijkheid over de plek waar de werking zal worden uitgebouwd. Ik zal dus niet alle vragen kunnen beantwoorden. Over een eventuele opname van het jeugdhuis Alleman in het grotere woonzorgproject Sint-Lutgardis is nog steeds geen beslissing genomen. Met de initiatiefnemers van het woonzorgproject werden al vorig jaar een aantal verkennende gesprekken gevoerd, ondermeer op 22 februari 2010 op mijn kabinet. Gelet op de omvang van het woonzorgproject en de stedenbouwkundige bestemming van de terreinen – een zone van openbaar nut – dient enig voorbehoud te worden gemaakt rond de vergunbaarheid en realiseerbaarheid van het project. Daar is volgens ons nog een hele weg af te leggen. De verantwoordelijkheid voor het bekomen van uitsluitsel rond deze kwestie ligt bij de initiatiefnemer van het woonzorgproject. Daarom hebben zij in februari 2011 een aan-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
658
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
vraag ingediend om een stedenbouwkundig attest te bekomen, waarrond momenteel het onderzoek loopt. Een stedenbouwkundig attest is niet hetzelfde als een stedenbouwkundige vergunning. Een attest levert enkel een formele uitspraak op over de verenigbaarheid van het project met het bestemmingsplan en de aanvaardbaarheid van de voorgestelde bouwvolumes. Zelfs bij aflevering van een positief attest dient daarna nog de volledige vergunningsprocedure doorlopen te worden. We zijn dus nog niet begonnen. Na het bekomen van het stedenbouwkundig attest zullen de gesprekken ten gronde met de initiatiefnemers hernomen worden. De nodige voorbereidingen, zoals bijvoorbeeld de schatting van de waarde van het jeugdhuis, zijn reeds uitgevoerd zodat we snel een beslissing kunnen nemen als dat nodig is. We proberen alle mogelijkheden open te houden, zoals de opname van het jeugdhuis in het project in ruil voor inbreng van de eigendom of de verkoop van de eigendom met een relocatie van het jeugdhuis. Alles blijft daarbij bespreekbaar. Ook een niet-deelname aan het project en een renovatie van het pand op de huidige site is denkbaar indien men geen akkoord rond het project zou kunnen bereiken, of als het project niet zou kunnen doorgaan omwille van een onverenigbaarheid met de stedenbouwkundige voorschriften. We proberen klaar te zijn voor de verschillende pistes, maar omdat het niet enkel van ons afhangt, kunnen we op dit moment geen doorslaggevende beslissing nemen. Afhankelijk van de keuze waarvoor geopteerd wordt, zal er ook een gepaste oplossing gezocht worden voor de lokale chiro, want die werking willen we koesteren. In geval van bouw of renovatie zal er in elk geval een passende tijdelijke oplossing gezocht worden. We kunnen dat nu nog niet doen, omdat we niet weten wanneer alles gaat beginnen, noch hoelang het zal duren. De oplossing zal er waarschijnlijk in bestaan een andere locatie te zoeken met een contract van beperkte duur, wat nogal marktgevoelig kan zijn. Dat is nu ook gebeurd voor het nabijgelegen GC Den Dam. Afhankelijk van de planning van het project is een oplossing in samenwerking met het gemeenschapscentrum één van de mogelijke pistes. Het dossier zal dus opnieuw concreet worden opgenomen na uitspraak van de vergunning-verlenende overheid over het aangevraagde stedenbouwkundig attest. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik begrijp dat het op dit moment nog te vroeg is om definitief uitsluitsel te geven. Ik ben gerustgesteld omdat ik uit uw antwoord toch wel kan afleiden dat u een oplossing wil zoeken om de continuïteit van de chirowerking te verzekeren, zonder dat ze al te veel hinder ondervinden van de verbouwingen. Ik ben ervan overtuigd dat u die pistes ook samen met de betrokkenen, de mensen van het jeugdhuis en de chiro, zult onderzoeken. Ik heb wat dat betreft het volste vertrouwen in het collegelid. De heer Bruno De Lille, collegelid.- We willen in elk geval een tweede scenario zoals dat van Jeugdhuis de Branding vermijden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
659
VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art.60) ‘Jong in Brussel’, het onderzoeksrapport van het Jeugdonderzoeksplatform. De heer Paul De Ridder.- In Brussel durft één op vier jongeren ’s avonds niet buiten komen. Dat is één van de harde conclusies van ‘Jong in Brussel’, de recentste publicatie van het Jeugdonderzoeksplatform, een samenwerkingsverband van VUB, KULeuven en de Universiteit Gent. Het onderzoek, waarvan een aantal resultaten reeds in De Morgen verschenen, werd uitgevoerd bij 2.837 leerlingen uit 32 Brusselse secundaire scholen. Ik geef u ook een aantal andere bevindingen van deze studie. Brusselse jongeren sluiten maar zelden vriendschap met leeftijdsgenoten uit een andere cultuur. Een relatie starten met iemand met een andere etnische achtergrond blijkt nog moeilijker. Moslimjongeren lijken het minst geneigd om toenadering te zoeken tot andere gemeenschappen. Bovendien leeft bij nogal wat moslimjongeren een uitgesproken antisemitisme. Zowat de helft van de moslimjongeren onderschrijft stellingen als “De joden willen alles domineren”, of “Joden zetten aan tot oorlog en geven anderen de schuld”. En dan citeer ik letterlijk uit de studie. Bij autochtone jongeren bedraagt dat percentage slechts 10 procent. De moslimjongeren zijn sterk vertegenwoordigd in het Nederlandstalig onderwijs. Zij vertegenwoordigen er niet minder dan 44,5 procent van de schoolbevolking. Meermaals werd reeds verklaard dat een krachtig jeugd- en onderwijsbeleid onontbeerlijk is voor de toekomst van Brussel. Een goede opleiding en een goede ingesteldheid vormen essentiële voorwaarden om werk te vinden, zich te ontplooien en zich waar te maken in de maatschappij. Wie dat niet kan, voelt zich uitgesloten en dreigt uiteindelijk agressief te worden. Aangezien een kwart van de Brusselse bevolking jonger is dan 20 moet het beleid aandacht hebben voor dergelijke psychologische processen. In dit verband had ik u graag volgende vragen gesteld. Was u op enige wijze betrokken bij de studie? Hoe evalueert u dit verslag ? Welke conclusies trekt u daaruit voor het beleid inzake cultuur, jeugd en sport ? Rekening houdend met voormelde onderzoeksresultaten, moeten wij ons vragen stellen over de werking van een aantal verenigingen. Vele daarvan richten zich in de praktijk hoofdzakelijk - om niet te zeggen uitsluitend - tot mensen van een welbepaalde herkomst. Welke besluiten trekt u, op basis van dit rapport, voor de subsidiëring van dergelijke verenigingen? Welke initiatieven gaat u nemen om sommige jongeren tot meer tolerantie aan te sporen? Indien dat niet het geval zou zijn, waarom doet u dit niet? Indien wel, hoe zal u dit probleem concreet aanpakken? De heer Fouad Ahidar.- Er moet zeker iets gedaan worden aan de groter wordende problematiek van de Brusselse jongeren. Ik heb daarover een twee à drietal maanden geleden ook kort geïnterpelleerd. De agressiviteit en de pesterijen groeien in Brussel. Dit onderzoek is één gegeven, er zullen mogelijk andere volgen die beweren dat binnenkort misschien twee op de vier jongeren ’s avonds niet meer durven buitenkomen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
660
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
Graag had ik geweten of u hierover contact hebt opgenomen met het parket om te kijken of er een samenwerking kan worden opgezet om dit probleem aan te pakken. Waar moet het probleem het meest aangepakt worden? Is dat in Jette, op het Bockstaelplein, of in Molenbeek? En hoe gaan we het probleem oplossen? Er is een gevoel van onveiligheid onder de mensen. Dat is een realiteit. We moeten daar iets aan doen. Wat betreft de joodse gemeenschap en de stellingen over deze gemeenschap in het onderzoek, stel ik me toch vragen over de verantwoordelijkheid van de media. Als Israël internationaal wordt veroordeeld krijgen veel moslimjongeren de indruk dat er niets gebeurt. In andere landen wordt met wapens ingegrepen om orde op zaken te stellen, maar Israël krijgt vrij spel. Sommige jongeren krijgen daardoor het beeld dat Israël alles mag, omwille van het lijden van het joodse volk in de holocaust, één van de vreselijkste gebeurtenissen van de vorige eeuw. Dat beeld bestaat wel degelijk en daaraan moet iets worden gedaan. Maar we moeten opletten hoe we dit aanpakken. Sensibiliseren, tolerantie,… zoals u het gedaan hebt ten opzichte van de holebi-gemeenschap. Ik praat ook met de jongeren en zeg hen dat ze niet het recht hebben andersdenkenden lastig te vallen op straat. Het discours moet gevoerd worden. Tolerantie is een heel breed begrip. De heer Bruno De Lille, collegelid.-Ik ben een positief ingesteld persoon. Ik geloof in de kracht van kinderen en jongeren om van deze stad méér te maken: leefbaarder, opener en meer op maat van de bewoners en gebruikers van de stad. Meer nog, als collegelid bevoegd voor jeugd is het mijn plicht om daarin te geloven. Wie zich de presentatie van het Jeugdbeleidsplan in deze Raad herinnert, herinnert zich ook dat een van de kritieken de omvang van dit plan was. Welnu, dit onderzoek toont aan dat alle 125 acties uit het jeugdbeleidsplan nuttig en nodig zijn. Ik ben mij ervan bewust dat ik binnen mijn bevoegdheid niet alle sleutels in handen heb. Ik ben mijn collega’s in het College dan ook dankbaar als zij binnen hun bevoegdheden de aandacht voor jeugd ondersteunen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de inspanningen van de collegevoorzitter met betrekking tot de capaciteitsuitbreiding van het Brusselse onderwijs, iets wat een zeer grote impact heeft op het leven in deze stad. Met dit College willen wij een beleid voeren dat inspeelt op de sterkte van jongeren. Een van de conclusies die professor Mark Elchardus naar voren schoof was dat er extra inspanningen nodig zijn voor de Brusselse jeugd, maar dat die ook zullen lonen. De onderzoeksresultaten die gepresenteerd werden, maken deel uit van de onderzoekslijn Jeugdonderzoeksplatform binnen het Vlaamse onderzoekssteunpunt Cultuur, Jeugd en Sport. Dit wordt samen met enkele andere thematische en meerjarige onderzoekssteunpunten gesubsidieerd door de Vlaamse overheid in het kader van haar Programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek’. Brussel vormt doorgaans een blinde vlek binnen de Vlaamse onderzoeken omwille van de te beperkte omvang van hun steekproef in het Brusselse. Ik ben de onderzoekers dan ook zeer dankbaar voor deze specifieke analyse van de Brusselse context. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is echter niet betrokken geweest bij de ontwikkeling van deze studies. Ik moet bekennen dat ik nog niet de tijd gevonden heb om mij door de 426 pagina’s tellende onderzoeksstof te werken. De conclusies van de onderzoekers zijn mij intussen wel bekend en meer nog, ik heb binnenkort een overleg met hen om de onderzoeksresultaten te bespreken. Om mijn beleidsdoelstellingen te kunnen afstemmen op deze nieuwe onder-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
661
zoeksresultaten wil ik graag eerst meer in de diepte de uitgangspunten en analyses van het onderzoek kennen. Wat uw vraag betreft met betrekking tot de werking van een aantal verenigingen die gericht zijn op mensen van een welbepaalde herkomst, probeer ik te begrijpen wat u precies bedoelt met dergelijke organisaties. U verwijst naar een conclusie van het onderzoek waaruit blijkt dat moslimjongeren het minst geneigd zijn om toenadering te zoeken tot andere gemeenschappen. Uit het onderzoek blijkt echter ook dat Belgen veeleer een Nederlander in hun sociaal netwerk verkiezen dan de Marokkaan van om de hoek. Ik denk dat dit iets is dat van twee kanten komt. In verband met de opmerkingen over de joodse gemeenschap en de invloed van de pers, moeten we uitkijken dat we niet in de clichés vervallen. Ik wil daarover nu geen oordeel uitspreken omdat ik eerst het onderzoek grondig wil doornemen. Voor mij ligt de Brusselse beleidsuitdaging in de ontmoeting van mensen, verenigingen en organisaties met elkaar, in hun verankering in de buurt en hun band met Brussel en de Vlaamse Gemeenschap. Daarop zijn mijn beleidsdoelstellingen dan ook geënt. Ik geef alvast een paar voorbeelden van beleidskeuzes die hierop inspelen. De WKMJ’s werken buurtgericht en hebben in hun werking oog voor de diversiteit in hun omgeving. Het JBP geeft aan dat alle reglementeringen aandacht besteden aan samenwerking en uitwisseling tussen jeugdinitiatieven, andere sectoren en taalgemeenschappen. Diversiteit is een doorlopend aandachtspunt in mijn beleid. Ik leef al langer met het idee om een diversiteitskader te ontwikkelen voor de sectoren onder mijn bevoegdheid, maar wil dit eerst in overleg met de sectoren bespreken. Voorts neem ik als staatssecretaris voor Gelijke Kansen initiatieven die het samenleven en de diversiteit bevorderen, zoals bijvoorbeeld de 14-daagse van Gelijke Kansen. We moeten met alle actoren samen aan hetzelfde zeel trekken om die jongeren en hun competenties naar waarde te schatten. De heer Paul De Ridder.- Ik dank de minister voor zijn antwoord. We zullen zijn maatregelen op een positieve manier benaderen en evalueren. – Het incident is gesloten VRAGEN (R.v.O., art. 59) Steun aan de beeldende kunsten De heer Herman Mennekens.- Brussel beschikt over een enorm aanbod aan podiumkunsten. Dans behoort er tot de wereldtop. Ook andere podiumkunsten kunnen uitgebreid gebruik maken van door de VGC geboden ondersteuning. Voorts worden andere vormen van cultuur, zoals het verenigingsleven, actief ondersteund. Minder opvallende niches, zoals bijvoorbeeld beeldende kunsten, dreigen door de mazen van het net te vallen. Ter vergelijking: 98% van het cultuurbudget van de VGC gaat naar instellingen, steunpunten en structuren. Amper 2% gaat naar individuele kunstenaars. In geen enkele cultuur- of kunstdiscipline is de kunstenaar zoveel op zichzelf aangewezen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
662
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
als bij de beeldende kunsten. Daarbij komt nog dat hun bevoorrechte partners, namelijk de galerijen, marktspelers zijn waarop het subsidiebeleid geen vat heeft. Het belangrijkste probleem voor deze discipline is dat haar materiële situatie en behoeften anders zijn dan die van bijvoorbeeld podiumkunsten. Terecht rijst de vraag of er geen gebrek is aan nuttige accommodatie zoals ateliers, opslagplaatsen en tentoonstellingsruimtes. Het Brussels hoofdstedelijk gewest beschikt wel over een groot aanbod aan toonaangevende musea. Beeldende kunstenaars zonder wereldfaam kunnen er slechts zelden terecht. Voorts kan men zich afvragen of culturele centra en gemeenschapscentra erg happig en voldoende uitgerust zijn om plaatselijke kunstenaars te laten exposeren. Stellen de Brusselse culturele centra en gemeenschapscentra zich wel voldoende open voor beeldende kunst? Zijn ze hiervoor wel voldoende uitgerust? Heeft de VGC op het vlak van de beeldende kunsten wel een actief aansturingsbeleid ten aanzien van deze culturele centra en gemeenschapscentra of laat men ze hieromtrent in volstrekte autonomie programmeren? Welke andere ondersteunende infrastructuur, zoals bijvoorbeeld ateliers en opslagplaatsen, heeft de VGC ten aanzien van de beeldende kunstenaar? Is er nood aan meer infrastructuur? Heeft men daar al zicht op? Werd dit al in kaart gebracht? Zou het wenselijk en haalbaar zijn om hiervoor een of enkele nieuwe ruimtes te huren of aan te kopen? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het Brusselse kunstenlandschap werd tijdens de voorbije jaren verrijkt met talrijke initiatieven die de beeldende kunst promoten, ondersteunen en vaak ook nog de kunstenaar begeleiden. De meer commerciële kant hiervan is terug te vinden in het rijke galerijcircuit en de opmars van zaken zoals ArtBrussels. De stuwende kracht van het programma van Wiels en onderdelen in het programma in Bozar zijn niet alleen bakens voor de hedendaagse kunstenscène, maar hebben ook een internationale uitstraling. Ik denk toch dat dit zeer belangrijk is. Internationale uitstraling heeft immers een wervende invloed. De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft een aantal flankerende maatregelen genomen om deze ontwikkeling mee te ondersteunen. Zo is er de toekenning van trajectsubsidies voor individuele kunstenaars van verschillende disciplines. Vele beeldende kunstenaars maken dus reeds gebruik van deze mogelijkheid. Daarnaast zijn er werkplaatsen die specifiek beeldende en mediakunstenaars begeleiden. De meerderheid van deze kunstenaars kan op een subsidie vanwege de VGC rekenen. Ik denk hierbij onder meer aan Okno, Constant, Nadine, August Orts. Ook al gaat het hier om namen van personen, toch zijn het vaak verenigingen die achter deze namen schuilen. Samen met hen werkt men aan een plan om, tegen het voorjaar van 2012, tot een optimale spreiding te komen. Op die manier wordt alles zichtbaarder. De VGC heeft ook een eigen atelierinfrastructuur ingericht voor beeldende kunstenaars. Dit atelier bevindt zich in de Gallaitstraat 80 en wordt telkens voor 3 jaar aan een werkplaats of werking ter beschikking gesteld. Voor de periode 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2014 zal het beheer van dit gebouw worden toegekend aan de vzw Constant die er, onder andere voor beeldende kunstenaars, een werking moet uitbouwen. Naast werkingssubsidies voor beeldende kunstorganisaties zijn er ook nog projectsubsidies voor kleinere projecten. Voorts maken vele kunstenaars ook gebruik van materiaal uit onze uitleendienst.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
663
Ten slotte mag men ook niet vergeten dat de rijke stripcultuur in Brussel zeer belangrijk is voor de beeldende kunsten. De VGC zal, nog voor de zomer, het startschot geven voor een nieuwe beleidslijn met betrekking tot de Graphic Novel. Dat is een medium waarmee men internationale faam vergaart. Binnen Brussel zelf besteedt men daar momenteel te weinig constante aandacht aan. De VGC zal hier dus haar schouders onder zetten. Ondanks al deze initiatieven blijft de administratie regelmatig vragen ontvangen voor atelierruimtes, opslagruimtes en toonplekken. Samen met het Brussels Kunsten Overleg en de Cocof, meer bepaald het kabinet van Emir Kir, wordt momenteel gewerkt aan een cartografie van de kunsten in Brussel. In deze cartografie worden de beschikbare ruimtes met hun specifieke kenmerken geïnventariseerd. Enkel zo kunnen de beschikbare ruimtes beter en efficiënter gebruikt worden. Op sommige plaatsen overtreft de vraag immers het aanbod, terwijl op een aantal andere plaatsen het aanbod onvoldoende wordt gebruikt. Ook een aantal grootschalige projecten, zoals de recente renovatie en opening van de Ateliers Mommens, zal een deel van de nood lenigen. Een beperkt aantal gemeenschapscentra heeft een actief beeldende kunstenbeleid. Een breder aantal organiseert op regelmatige tijdstippen tentoonstellingen. Soms zijn dit lokale kunstenaars; soms sluit het programma meer aan bij de hedendaagse professionele scène en worden bekende kunstenaars uitgenodigd. Uiteraard kan het ook een combinatie van al deze elementen gaan. In de hervorming van de gemeenschapscentra besteedt men ook aandacht aan de aansturing en begeleiding van cultuuraanbod op bovenlokaal niveau. In de eerste plaats denk ik hierbij aan het virtuele culturele centrum Brussel. In se beoogt dit virtuele centrum een grotere spreiding van het tentoonstellingsaanbod. Het lijkt me niet meer dan logisch dat men, in samenwerking met de gemeenschapscentra, eens zou nagaan welke beeldende kunstenaars men er zou kunnen laten tentoonstellen en op welke manier men dit zou kunnen ondersteunen. Tot slot biedt het huidige investeringsplan mogelijkheden om bepaalde ruimtes beter uit te rusten voor beeldende kunsten of om bepaalde investeringen van kunstinstellingen mee te ondersteunen. Zo heeft de VGC beslist om kunst steeds te integreren bij renovatie- of nieuwbouwprojecten van de eigen gebouwen. Er werd reeds een project van kunstintegratie opgestart in de Rinck en, in samenwerking met Vlaanderen, ook in Muntpunt. Het spreekt voor zich dat men in al deze verhalen ook poogt om de Brusselse kunstenaars mee te nemen. De heer Herman Mennekens.- Ik dank collegelid Bruno De Lille voor zijn uitermate boeiend en inhoudrijk antwoord. Ik kijk alvast uit naar het plan om de werking van de geciteerde werkplaatsen tegen het voorjaar van 2012 meer zichtbaarheid te geven. Elk kunstwerk heeft immers als intrinsiek doel dat het wordt opgemerkt en zo mogelijk ook gewaardeerd. Ook de cartografie van de beschikbare ruimtes is een uitermate belangrijk en noodzakelijk instrument. Ik ben dan ook een tevreden vraagsteller.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
664
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011 Herdenking van de 500e verjaardag van Andreas Vesalius
De heer Paul De Ridder.- De Nederlanden hebben een aantal kunstenaars en wetenschappers van wereldformaat voortgebracht. Een ervan, namelijk de grondlegger van de moderne geneeskunde Andreas Vesalius, werd in 1514 te Brussel geboren. Zijn familie kwam oorspronkelijk uit de Duitse stad Wesel, in het hertogdom Kleef. Daarom noemden de Brusselaars de leden van dit geslacht van artsen en apothekers “van Wesel” of, in het Latijn, “Vesalius”. Zij werkten niet alleen voor de stad en het St.-Jansgasthuis maar ook voor het hof. In Brussel leerde Vesalius Latijn. Het geslacht Vesalius was overigens doordrongen van de geest van het humanisme. Deze in het veertiende-eeuwse Italië ontstane gedachtestroming, poogde niet alleen om de Grieks-Latijnse cultuur te doen herleven maar baseerde zich ook op eigen kritisch onderzoek. Vesalis studeerde te Leuven, Parijs en Padua. In tegenstelling tot de toenmalige artsen die klakkeloos alles aanvaardden wat de antieke Grieken zoals Galenus geschreven hadden, was Vesalius een kritische wetenschapper. Hij legde zich niet neer bij oude dogma’s maar baseerde zich in de eerst en vooral op eigen waarneming en onderzoek. Dat had een paar jaar eerder ook een zekere Leonardo da Vinci gedaan. Deze sneed in Firenze de lijken open om na te gaan hoe het menselijk organisme in elkaar zat. Vesalius ging op dezelfde manier te werk. Op basis van dit onderzoek behaalde hij in 1537 zijn doctoraat aan de universiteit van Padua. De dag na zijn promotie werd Vesalius aan deze Noord-Italiaanse universiteit benoemd tot hoogleraar in de anatomie en de chirurgie. Onze Brusselaar was immers een begenadigd spreker die zijn kennis helder en op een boeiende manier kon overbrengen op zijn studenten. Geen wonder dat ook de universiteiten van Bologna en Pisa een beroep deden op de Brabantse magister. Na jarenlang proefondervindelijk onderzoek publiceerde Vesalius in juli 1543, bij de drukker Johannes Oporinus in Bazel, zijn fameuze De humani corporis Fabrica libri septem. In dit monumentale werk, dat in se de basis vormt voor de moderne anatomie, beschreef Vesalius op een systematische manier niet alleen het beendergestel maar ook de spieren, de bloedvaten, de zenuwen, de organen in buik- en borstholte en zelfs de hersenen. Vesalius verduidelijkte deze uiteenzetting met een hele reeks tekeningen. Deze waren vervaardigd door een leerling van de schilder Titiaan, Jan Stevens uit Kalkar. Vasalius droeg zijn magnum opus op aan keizer Karel V die Vesalius in de adelstand verhief. Vesalius woonde overigens niet zover hier vandaan, in de huidige Miniemenstraat. Kortom, Vesalius is een figuur van internationaal formaat. Reeds tijdens de 19de eeuw kreeg dit genie een standbeeld op het Barrikadenplein. In 2014 zal het 500 jaar geleden zijn dat deze wetenschapper in Brussel werd geboren. In Leuven is het stadsbestuur reeds geruime tijd bezig met de voorbereiding van de herdenking van deze markante figuur. 2014 wordt in Leuven een Vesaliusjaar. Andermaal geven onze Brabantse broeders uit Leuven niet alleen blijk van een sterk historisch inzicht maar ook van creativiteit en vooruitziendheid. Het is overigens niet de eerste maal dat dit gebeurt. Iedereen zal zich herinneren hoe in 2009, in het Museum M, geen prestigieuze tentoonstelling werd gewijd aan de Leuvense stadsschilder Dirk Bouts –dit zou normaal geweest zijn- maar aan Rogier van der Wey-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
665
den. Welnu, Rogier van der Weyden was de stadsschilder van Brussel. Het kan toch niet dat Brussel zich andermaal de kaas van het brood zou laten eten door Leuven? Welke initiatieven heeft de VGC genomen om, anno 2014, de 500e verjaardag te herdenken van de geboorte van Andreas Vesalius in Brussel? Brussel is immers de stad waar deze uitmuntende wetenschapper het levenslicht zag en waar hij jarenlang woonde. Welke contacten werden in dit verband reeds gelegd met musea, bibliotheken, archieven, universiteiten, wetenschappelijke instellingen en historische genootschappen? Op welke manier zal men Andreas Vesalius beter bekend maken, ook en vooral, bij het ruime publiek? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Brussel kent een rijke geschiedenis. Bijgevolg zijn er ook heel wat interessante figuren terug te vinden in de Brusselse geschiedenis. De figuur Andreas Vesalius is er daar een van. Uiteraard is het leven en het werk van deze man een interessant gegeven om mee aan de slag te gaan. De VGC heeft, tot nu toe, echter zelf geen initiatieven genomen om de 500e verjaardag van de geboorte van Vesalius in Brussel te herdenken. De erfgoedcel Brussel, die sinds 2003 actief is, ziet momenteel geen concrete aanknopingspunten vanuit de huidige werking en vanuit het aanwezige cultureel erfgoed in Brussel. Naast de stad Leuven zijn er ook nog contacten geweest met de actoren op het terrein. Deze contacten verliepen overigens via de erfgoedcel Leuven. Omdat we niet altijd in concurrentie met Leuven willen gaan, zullen we de geïnteresseerden doorverwijzen naar de feestelijkheden die daar zullen plaatsvinden. Men moet niet altijd proberen om elkaar vliegen af te vangen. De VGC kan natuurlijk, in haar hoedanigheid van subsidiërende overheid, wel initiatieven ondersteunen die vanuit het werkveld rond deze figuur worden genomen. Wanneer zich kansen vanuit het erfgoedveld zouden aandienen, zal de erfgoedcel dit verder onderzoeken binnen het huidige beleidskader. Het ligt echter niet in de bedoeling van de VGC om in 2014 zelf een Vesaliusjaar te organiseren. De heer Paul De Ridder.- Ik denk dat we toch moeten nagaan of er geen werkgroepen kunnen worden opgestart. Destijds waren er in de toenmalige Nederlandstalige Commissie voor Cultuur voor de Brusselse agglomeratie (NCC) meerdere werkgroepen actief, zoals die voor Culturele Uitstraling, die in 1985 een zeer geslaagde herdenking heeft georganiseerd voor architect Jan Van Ruysbroeck. Ik weet niet of die werkgroepen nog bestaan. Ze zijn in elk geval niet meer zo actief en dat is jammer, want we zouden proactief moeten kunnen inspelen op gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld verjaardagen. Ik dring erop aan om vanuit het werkveld daarmee creatiever om te springen. De huisvesting van het AMVB De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het Archief en Museum voor het Vlaams Leven te Brussel (AMVB) is momenteel gehuisvest aan de Arduinkaai 28, in gebouwen die ook door de krant De Morgen worden betrokken. De Persgroep koestert al enige tijd plannen om de redactie van De Morgen te verhuizen naar Kobbegem. Deze plannen lijken nu concrete vorm aan te nemen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
666
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
Naar verluidt is er hierdoor ook grote onzekerheid ontstaan of het AMVB wel op zijn huidige locatie kan blijven, mee gelet op de mogelijke financiële implicaties die de plannen van De Persgroep met zich mee zouden brengen en de beperkte financiële mogelijkheden van het AMVB. Klopt het dat er onzekerheid heerst over de huisvesting van het AMVB? Zo ja, overweegt het collegelid maatregelen in dit verband? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het AMVB zal op middellange termijn inderdaad een oplossing moeten vinden voor zijn infrastructuurproblemen, niet ten gevolge van de eventuele verhuisplannen die De Persgroep voor de krant De Morgen zou hebben, maar wel door het aflopen van het huurcontract op 31 juli 2012. Het AMVB en De Persgroep sloten in 2003 een huurovereenkomst voor 9 jaar. Bovenop het aflopen van het huurcontract zal De Persgroep waarschijnlijk ook de gemeenschappelijke lasten voor het AMVB verhogen. Ik ben mij dus ten zeerste bewust van de nijpende infrastructuursituatie inzake van het AMVB. We zoeken volop naar een oplossing en willen die in de loop van dit jaar nog vinden. We zullen hiervoor op korte termijn onderhandelingen opstarten met de Vlaamse Gemeenschap - de belangrijkste geldschieter van het AMVB - en we zoeken actief mee naar een nieuwe locatie voor het AMVB. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik hoop dat het collegelid deze problematiek zeer alert blijft volgen. De hervorming van de cultuurwaardebon De heer René Coppens.- In Brussel valt op cultureel vlak zeer veel te beleven, zoals boeiende theater- en dansvoorstellingen, talloze concerten, smaakmakende tentoonstellingen en schitterende musea. Om deze evenementen toegankelijker te maken en de cultuurparticipatie te verhogen, werd onder meer werk gemaakt van de cultuurwaardebon, die door iedere inwoner van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, door studenten die hoger onderwijs volgen aan een Brusselse instelling, en door verenigingen kan worden aangevraagd. De cultuurwaardebon moet ervoor zorgen dat de drempel voor culturele activiteiten wordt verlaagd. Uit de praktijk blijkt echter dat vooral die mensen die al grote culturele consumenten zijn, veel gebruik maken van de cultuurwaardebon. Zij zijn dus eigenlijk niet de doelgroep die men oorspronkelijk voor ogen had. Bovendien konden we vorig jaar nog vaststellen dat bijna de helft van de aangevraagde cultuurwaardebons ongebruikt blijft. Enkele weken geleden stelde het collegelid de resultaten voor van 2 onderzoeken naar de vrije tijd van Brusselse kinderen en jongeren. In opdracht van de VGC werden leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel ondervraagd over hun vrijetijdsbeleving. Het collegelid maakte van de gelegenheid gebruik om al enkele concrete acties bekend te maken voor de komende beleidsperiode. Zo kondigde hij onder meer aan dat de cultuurwaardebon binnenkort wel eens een vrijetijdswaardebon zou kunnen worden, waarbij extra aandacht zou gaan naar kansengroepen en naar een specifieke omkadering voor jongeren. Deze vrijetijdswaardebon zou moeten aangepast worden aan de noden van diezelfde jongeren en de toegankelijkheid van vrijetijdsinitiatieven zou moeten toenemen. Kan het collegelid zijn plannen om van de huidige cultuurwaardebon een vrijetijdsbon te maken verder toelichten? Wie zal de vrijetijdswaardebon kunnen aanvragen? Voor
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
667
welke activiteiten zal deze vrijetijdswaardebon kunnen gebruikt worden? Worden dezelfde doelgroepen geviseerd als bij de cultuurwaardebon? Hoe kan de vrijetijdswaardebon een hogere cultuurparticipatie teweegbrengen dan de cultuurwaardebon? Zijn de nodige financiële middelen beschikbaar voor een hervorming van de cultuurwaardebon? Zal de vrijetijdswaardebon worden uitgegeven door de administratie van de VGC of door bijvoorbeeld het Vlaams communicatiehuis Muntpunt? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik deel de bezorgdheid van de heer René Coppens inzake de reële gebruikers van de cultuurwaardebon, die niet overeenkomen met de oorspronkelijk bedoelde doelgroep, namelijk mensen die normaal gezien niet aan cultuur zouden deelnemen. Voor een deel lukt het wel om deze doelgroep te bereiken. We werken samen met een aantal verenigingen die ervoor zorgen dat dit publiek bereikt wordt. Een groot deel van de gebruikers van de cultuurwaardebon zouden echter zonder deze bon ook naar de culturele activiteiten gegaan zijn. De oorspronkelijke bedoeling van de cultuurwaardebon houden wij in het achterhoofd bij de mogelijke hervorming ervan. We weten inderdaad dat er heel veel cultuurwaardebons niet gebruikt worden. We hebben al een systeem uitgewerkt om ervoor te zorgen dat er minder bonnen ongebruikt blijven en tegelijkertijd worden er meer bonnen uitgereikt dan waarvoor we geld hebben, zodat we zeker zijn dat het budget wordt opgebruikt. De hervorming van de cultuurwaardebon naar een vrijetijdsbon is een logisch, maar tegelijk een zeer complex gebeuren. Inzake cultuur- en vrijetijdsparticipatie is er de afgelopen jaren een aantal instrumenten gecreëerd op Vlaams, federaal en lokaal niveau. Enkele interessante voorbeelden zijn de campagnes van CultuurNet, de werking van het Fonds Vrijetijdsparticipatie en Article 27. Als we zelf initiatieven zouden nemen, dan moeten we die natuurlijk afstemmen op wat er al bestaat. Het is niet de bedoeling om dubbel werk te doen en concurrentie te gaan creëren met bestaande systemen. Op Vlaams niveau is CultuurNet Vlaanderen bezig met een onderzoek naar een vrijetijdskaart. Dat volgen wij met de VGC van zeer nabij op. De mensen van CultuurNet informeren ons over hun vorderingen en plannen, zodat wij wat wij in Brussel willen doen, daarop kunnen afstemmen. De aantrekkelijkheid van de bon hangt natuurlijk af van de beschikbaarheid voor de inwoners van Brussel, maar ook van het aantal aangesloten kunst- en cultuurinstellingen waar die bon verzilverd kan worden. We zijn nog aan het onderzoeken welke activiteiten en welke gebruikers we met de bon willen aanspreken. Het onafhankelijk onderzoeksbureau Link is daar nu mee bezig. De resultaten van het rapport zullen in het najaar beschikbaar zijn. Op basis van dat rapport zal de administratie een nieuw systeem uitwerken en een inschatting maken van de nodige budgetten. Normaal gezien zou de nieuwe vrijetijdsbon beschikbaar zijn vanaf het seizoen 2012-2013. De uitgever van de bon staat nog niet vast. De suggesties van de heer René Coppens in dit verband zijn logisch. We zullen die zeker onderzoeken. Beleidsmatig zal het een instrument blijven dat verankerd zit in de cultuurparticipatieve beleidsopties van de VGC. We zijn zeker niet van plan om dat instrument af te stoten naar een andere verantwoordelijke.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
668
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
De heer René Coppens.- Door dit duidelijk antwoord hebben we nu voldoende informatie om de volgende weken en maanden inzake deze problematiek verder vragen te stellen, te interpelleren of suggesties te doen. De toekomst van de geïntegreerde wijkcentra Mevrouw Elke Van den Brandt.- Tijdens de bespreking van de begrotingswijziging bleek dat een aantal wijkcentra in 2011 minder middelen krijgt van de VGC voor hun buurtwerking, omdat er eigenlijk geen Vlaams kader is waarbinnen hun werking valt. Tegelijkertijd liet het collegelid weten dat het College werk wil maken van een verordening betreffende geïntegreerd buurtwerk. Dit is voor Groen! een belangrijke verklaring. Vanuit de VGC kunnen we immers zelf een context creëren om aan wijkwerking te doen, ook al wil de Vlaamse Regering daarin niet investeren. Groen! gelooft in de wijkcentra. Het zijn plaatsen waar een kwetsbaar publiek in moeilijke wijken elkaar kan ontmoeten en informatie vinden. Ze werken transversaal en dat is de beste manier om in onze stedelijke context te werk te gaan, namelijk over de grenzen van bevoegdheden heen. Voor deze verordening kijk ik dan ook niet alleen naar het collegelid van Welzijn, maar ook naar haar collega’s van Onderwijs en van Cultuur, Jeugd en Sport. We hebben binnen de meerderheid een nota Stedelijk Beleid goedgekeurd. Daar kiezen we heel bewust voor een stedelijke aanpak om beter om te kunnen gaan met de vele maatschappelijke uitdagingen waarmee kwetsbare personen of wijken geconfronteerd worden. De onzekerheid is vandaag groot, dus ik zou willen pleiten voor een verordening die op 1 januari 2012 effectief in werking treedt, zodat de organisaties weten waar ze aan toe zijn. Maar tegelijkertijd pleit ik voor een open verordening, niet enkel op maat van de bestaande organisaties, maar op maat van elke kwaliteitsvolle geïntegreerde wijkwerking. Dit veronderstelt zowel de nodige goodwill als middelen van het College. In welke mate werd zo een verordening al binnen het College besproken? Hoever staan de onderhandelingen? Wat is de timing? Aan welk budget wordt gedacht? In welke mate wordt het werkveld hierbij betrokken? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Het VGC-College heeft verklaard dat het, samen met de geïntegreerde wijkcentra, wil bekijken of het voor de VGC inhoudelijk en financieel mogelijk is om een eigen transversaal beleid over de specifieke functie van een geïntegreerd wijkcentrum te ontwikkelen. Daarom heeft het College met vertegenwoordigers van de 4 geïntegreerde wijkcentra afgesproken dat er in juni een overlegmoment met hen en met vertegenwoordigers van het College wordt georganiseerd. Dit overlegmoment wordt momenteel voorbereid op inhoudelijk en praktisch vlak. Het lijkt me te vroeg om nu al te praten over het eventueel resultaat van het overleg of over budgetten. Als het VGC-College een beleid over dit thema wil ontwikkelen, moet er eerst absolute duidelijkheid zijn over het inhoudelijke kader van een dergelijk beleid. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik ga ervan uit dat een overlegmoment ook de bereidheid impliceert om te overleggen. Ik hoop dat een en ander op een constructieve manier zal gebeuren zodat in 2012 de werking van de wijkcentra kan worden verder gezet.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
669
De strijd tegen armoede Mevrouw Elke Roex.- In het licht van het Brussels Armoederapport 2010 heeft de Commissie Sociale Zaken van de Verenigde Vergadering van de GGC (VVGGC) een reeks aanbevelingen goedgekeurd. Volgens aanbeveling 18 moet het straathoekwerk worden versterkt. Vreemd genoeg staat deze aanbeveling onder het hoofdstuk ‘kwaliteitsvolle huisvesting en strijd tegen dakloosheid’, een categorie die weinig recht doet aan het straathoekwerk. In de beleidsnota Welzijn lees ik dat de VGC het straathoekwerk als een missing link ziet tussen de doelgroep en de voorzieningen waar ze terecht kunnen met een bepaalde hulpvraag. De terreinwerking is uiteraard belangrijk, maar de signaalfunctie van het straathoekwerk en het verwerken en communiceren van de ervaringen die de straathoekwerkers op het terrein opdoen, zijn dat ook. Deze visie is veel ruimer dan de strijd tegen armoede en dakloosheid. Ik ben trouwens verheugd vast te stellen dat er weer aandacht wordt besteed aan straathoekwerk, in tegenstelling tot de besparing die op betrokken budget is uitgevoerd. Wat is de link is tussen enerzijds aanbeveling 18 van de VVGGC om het straathoekwerk te versterken en anderzijds het beleid van de VGC inzake straathoekwerk? In de beleidsbrief Welzijn staat dat de VGC met het werkveld de visie van terreinwerking en de signaalfunctie van het straathoekwerk zal implementeren. Wat is hier de stand van zaken? Welke initiatieven heeft het collegelid ter zake al genomen? Kan het collegelid verduidelijken op welke manier de VGC aanbeveling 18 in de praktijk omzet? Op welke manier moet het straathoekwerk versterkt worden in het licht van de strijd tegen armoede en dakloosheid en voor een betere huisvesting? Wat is de timing? Hoe denkt het collegelid dit alles te kunnen realiseren met minder middelen? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- In opvolging van de betrokken VGC-beleidsnota’s en beleidsverklaringen keurde het VGC-College op 31 maart 2011 de nieuwe convenant goed tussen de VGC en vzw JES met betrekking tot het straathoekwerk voor de periode 2011-2015. Het opstellen van de convenant is het resultaat van enkele maanden overleg op inhoudelijk en financieel vlak. Ik wens de partners van vzw JES zeer uitdrukkelijk te bedanken voor de goede en constructieve sfeer waarin deze gesprekken hebben plaatsgevonden. Het resultaat is een door beide partijen gedragen document dat voor de komende vijf jaar zowel inhoudelijk als financieel duidelijkheid en zekerheid verschaft. De link tussen het VGC-beleid aangaande straathoekwerk en aanbeveling 18 - het straathoekwerk versterken - van de Commissie Sociale Zaken van de Verenigde Vergadering van de GGC, lijkt me evident. De VGC heeft, samen met haar exclusieve partner op het terrein vzw JES, via betrokken convenant een duidelijke inhoudelijke keuze gemaakt om op lange termijn het type straathoekwerk te implementeren en te ondersteunen dat de beste perspectieven biedt om de specifieke doelgroep van straathoekwerkers, de sociaal-uitgeslotenen, actief op te zoeken en te helpen. Concrete raakvlakken tussen het VGC-beleid en aanbeveling 18 zijn te lezen in onze convenant. De VGC en vzw JES willen de komende jaren op verschillende vlakken samenwerken. Vooreerst is het de bedoeling de doelgroep te reactiveren waardoor een veranderingspro-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
670
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
ces op gang komt dat bruggen slaat met de aanwezige eerstelijnsvoorzieningen. Verder moet een aan deze doelgroep aangepast vrijetijdsaanbod of opleidingsaanbod uitgewerkt en uitgevoerd worden, wat een schakel kan betekenen in het reactiveringproces van jongeren. Ook het rapporteren over het straathoekwerk en het signaleren van problemen aan de betrokken overheden staan op het programma. Dat punt is ons door de sector zelf aangereikt omdat die vond dat ze in het verleden te vaak ‘los van het beleid’ moesten werken. Ze willen op straat de overheid kunnen bereiken. Evenzeer belangrijk is het participeren aan bestaande netwerken die met deze problematiek of doelgroep te maken hebben, waaronder ook de bicommunautaire netwerken. Tot slot moeten er ook verbanden worden gelegd tussen het straathoekwerk en de armoedebestrijding. Zo organiseert de VGC in juni 2 rondetafelgesprekken over het thema kinderen en jongeren in armoede. De straathoekwerkers van vzw JES zijn hierbij uiteraard een belangrijke partner om hun ervaringen, kennis en signalen te delen met het ruime werkveld. Ik zal voor de volledigheid de convenant tussen VGC en vzw JES en ook het jaarlijks Actieplan 2011 inzake straathoekwerk van vzw JES ter beschikking stellen van de raadsleden. VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art. 60) De binnenomgeving van crèches Mevrouw Annemie Maes.- Het binnenmilieu van crèches heeft een impact op de gezondheid van kinderen. Een project, gefinancierd en ondersteund door de Gemengde Interministeriële Conferentie Leefmilieu - Gezondheid en uitgevoerd in samenwerking met Kind&Gezin en ONE, heeft hierover onderzoek verricht. Dat het binnenmilieu van crèches belangrijk is, hoeft natuurlijk geen betoog. Jonge kinderen brengen er heel wat tijd door. Zij zijn nog in volle ontwikkeling en daarom bijzonder kwetsbaar voor verontreiniging. De bedoeling van het project is een zicht te krijgen op de belangrijkste milieuproblemen in crèches om concrete voorstellen te kunnen formuleren. Het onderzoek verliep in twee fases. Eerst ontvingen 676 crèches een vragenlijst die ze, met ondersteuning van een helpdesk, zelf moesten invullen. Uit de antwoorden bleek dat in heel wat crèches sprake is van ernstige binnenluchtverontreiniging. Een paar voorbeelden: 33% van de crèches hebben vochtproblemen, 25% schimmelproblemen, 25% reinigt de vloer met ontsmettingsmiddel of geparfumeerde detergenten en meer dan de helft gebruikt pesticiden. Daarna volgde een bijkomende analytische fase in 25 crèches voor het evalueren van de elementen die het personeel niet zelf kan waarnemen. In niet minder dan 23 van de 25 gebouwen was het aantal vluchtige organische stoffen te hoog. Mogelijke bronnen zijn de ontsmetting- en onderhoudsproducten, bouwmaterialen, luchtverfrissers, verven, producten voor houtbehandeling en zelfs de aanwezigheid van een garage in hetzelfde gebouw. Verder werd in 7 crèches lood in de verf aangetroffen en bleek in 10 gevallen de concentratie van fijn stof en schimmels hoger dan in de buitenlucht. Lood is trouwens al jarenlang verboden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
671
Op basis van dit onderzoek werd gewerkt aan een sensibilisering- en preventiecampagne. Zo werd in toolboxen met hulpmiddelen voorzien om crèches te helpen werk te maken van een betere binnenluchtkwaliteit. In de toolbox zitten meettoestellen voor temperatuur, luchtvochtigheid en CO2-concentratie, een controlelijst evenals concrete acties, thematische fiches en bewustmaking- en opleidinginstrumenten voor het personeel. Kind&Gezin wenst verder aan dit thema te werken, samen met de Logo’s. We weten allemaal dat de nood aan crèches in het Brussels hoofdstedelijk gewest hoog is, maar bij nieuwe crèches is het van belang dat van bij het begin werk wordt gemaakt van een zo gezond mogelijk binnenhuismilieu. Stimuleert en ondersteunt het collegelid de bestaande Nederlandstalige crèches in Brussel om werk te maken van een betere binnenhuiskwaliteit? Is dit een aandachtspunt bij de opstart van nieuwe crèches? Welke maatregelen worden in dit verband getroffen? Wordt er hierbij samengewerkt met de Franstaligen? Is binnenhuismilieu in crèches een prioriteit voor het Logo? Is er samenwerking met de zogenaamde Groene Ambulances van de regionale cel voor Interventie bij Binnenluchtvervuiling? Mevrouw Brigitte Gouwels, collegelid.- De kwaliteit van de binnenlucht in de kinderopvang is zeer belangrijk voor de gezondheid van jonge kinderen. Kind&Gezin voorziet in voorwaarden voor temperatuur, luchtvochtigheid, ventilatie, verluchting en het voorkomen van legionellose. De Zorginspectie inspecteert de Nederlandstalige kinderdagverblijven. Kind&Gezin controleert de naleving van de regelgeving, zowel voor de erkende en gesubsidieerde kinderdagverblijven als voor de zelfstandige kinderdagverblijven. Voor investeringssubsidies van het VIPA gelden bijkomende voorwaarden. De VGC staat achter deze voorwaarden. Elke opvangvoorziening kan een zelfevaluatie van het binnenklimaat uitvoeren. Kind&Gezin stelt werkinstrumenten ter beschikking van de sector. Er bestaat een checklist voor gezonde kinderopvang, een vragenlijst over zelfevaluatie infrastructuur, een fiche over ventilatie en een toolbox over zelfevaluatie binnenmilieu. Daarin zitten meettoestellen voor temperatuur, relatieve vochtigheid en CO2-concentratie, een informatiebundel over de kwaliteit van het binnenmilieu, thematische fiches en een controlelijst van te ondernemen acties. Opvangvoorzieningen kunnen ook advies op maat vragen aan medische milieudeskundigen. In Brussel wordt hiervoor geen beroep gedaan op het Logo, dat niet over medische milieudeskundigen beschikt, maar wel op Leefmilieu Brussel. Indien initiatiefnemers - zoals vzw’s, gemeenten of het gemeenschapsonderwijs - problemen ondervinden inzake de kwaliteit van de binnenlucht, dan kunnen ze ter verbetering daarvan een beroep doen op investeringssubsidies van de VGC. Voor kleine ingrepen, die gecatalogeerd worden onder de hoofding ‘verfraaiing’, bedraagt de subsidie maximaal 10.000 euro per schijf van 30 kindplaatsen. Deze subsidie wordt maximaal om de 5 jaar toegekend. In veel gevallen wordt die aangewend voor het verbeteren van de infrastructuur en niet zomaar voor een nieuw laagje verf. Het gaat dikwijls echt om het verbeteren van de kwaliteit van de binnenkant - en ook van de luchtkwaliteit - al wordt het nooit onder die noemer aangevraagd. Voor kinderdagverblijven in de eigen gebouwen van de VGC is het binnenklimaat in elk geval een heel belangrijk aandachtspunt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
672
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
Er is geen structurele samenwerking met het ONE, noch met de Groene Ambulances. Die laatste zijn een gewestelijk initiatief van Leefmilieu Brussel en de regionale cel voor Interventie bij Buitenluchtvervuiling. Het zijn eigenlijk artsen of hulpverleners die bij verontreiniging van het binnenmilieu zo’n Groene Ambulance kunnen ontbieden om het pand te komen inspecteren en voorstellen tot verbeteringen te doen. Maar ook al is er geen structurele samenwerking, samenwerking geval per geval is wel altijd mogelijk. Mevrouw Annemie Maes.- Ik dring er toch op aan dat het collegelid voor de nieuwe crèches zo veel mogelijk overlegt en samenwerkt. Nu gebeurt alles een beetje te veel op de vrijwillige basis van het signaleren. Er is een checklist en daar blijft het eigenlijk bij. Dat is vooral zo voor de bestaande crèches. Voor de nieuwe crèches zou het collegelid best overleggen met haar Franstalige collega, zodat er van meet af aan afspraken kunnen gemaakt worden over wat zeker niet mag. Ik sta namelijk nog altijd versteld over de onderhoudsproducten die soms gebruikt worden, waarvan mensen vaak zelfs niet beseffen welke gevolgen ze kunnen hebben. Ik ken vele ouders van kinderen die bijzondere allergieën of astma hebben. Ik zeg niet dat dit enkel te wijten is aan die producten maar het zal zeker wel meespelen. – Het incident is gesloten. – De vergadering is gesloten om 11.34 uur. – De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
673
Bijlagen Ingekomen stukken Verslagen – Indiening – Verslag uitgebracht door mevrouw Elke Van den Brandt namens de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin over de discussienota ‘Het recht op kinderopvang’, ingediend door mevrouw Elke Roex en studie ‘Cartografie van de Brusselse Nederlandstalige kinderopvang 2: evoluties 2005-2010’ – Stuk 446 (2010-2011) – Nr. 2 Schriftelijke vragen – Indiening Er zijn schriftelijke vragen ingediend door mevrouw Bianca Debaets, mevrouw Greet Van Linter en mevrouw Carla Dejonghe. Mededelingen van het secretariaat – Commissievergaderingen Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van dinsdag 22 februari 2011 Terreinbezoeken: – Het Huis van Culturen en Sociale Samenhang, Mommaertsstraat 4 te 1080 Sint-JansMolenbeek Ontvangst en toelichting : de heren Peter Vercruysse – MetX, Delaunoystraat 58 te 1080 Sint-Jans-Molenbeek Ontvangst en toelichting: de heer Luc Mishalle, artistieke leiding Verslaggever: mevrouw Greet Van Linter Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Annemie Maes, voorzitter, de heer René Coppens, mevrouwen Bianca Debaets en Greet Van Linter Verontschuldigd: de heer Jef Van Damme Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van woensdag 25 mei 2011 1. Ontwerp van verordening (R.v.O., art. 43, 44 en 53) – Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening over het dienstjaar 2009 – stuk 7 (2010-2011) – Nr. 1 Algemene bespreking, artikelsgewijze bespreking en stemmingen. Verslaggever: Mevrouw Annemie Maes Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Carla Dejonghe, voorzitter, de heren Fouad Ahidar, Johan Demol, mevrouw Annemie Maes Plaatsvervanger: mevrouw Brigitte De Pauw
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
674
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011
Trefwoordenregister Actualiteitsvragen Zie Houding van het Brusselse stadsbestuur tegenover Vlaamse academische instellingen in de hoofdstad Beslissing van de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel tot directe inspraak in het VGCinvesteringsplan, blz. 641 Binnenomgeving van crèches, blz. 670 Brussel als studentenstad, blz. 648 Herdenking van de 500ste verjaardag van Vesalius,blz. 664 Hervorming van de cultuurwaardebon, blz. 666 Houding van het Brusselse stadsbestuur tegenover Vlaamse academische instellingen in de hoofdstad, blz. 653 Huisvesting van het Archief en Museum van het Vlaams Leven in Brussel, blz. 665 Huisvesting van jeugdhuis Alleman, blz. 657 Interpellatie Zie Globale evaluatie van het inschrijfbeleid Ondersteuning van de Brusselse jeugdwerking, blz. 621 Rapport van het Jeugdonderzoeks-platform, blz. 659 Samengevoegde interpellatie en vraag Zie Beslissing van de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel tot directe inspraak in het VGC-investeringsplan Steun aan beeldende kunsten, blz. 661 Toekomst van de geïntegreerde wijkcentra, blz. 668 Versterking van het straathoekwerk, blz. 669 Vraag Zie Brussel als studentenstad Herdenking van de 500ste verjaardag van Vesalius Hervorming van de cultuurwaardebon Huisvesting van het Archief en Museum van het Vlaams Leven in Brussel Huisvesting van jeugdhuis Alleman Ondersteuning van de Brusselse jeugdwerking Steun aan beeldende kunsten Toekomst van de geïntegreerde wijkcentra Versterking van het straathoekwerk Weigering van mensen zonder papieren in lessen Nederlands
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 13 (2010-2011) – 27 mei 2011 Vragen om uitleg Zie Binnenomgeving van crèches Rapport van het Jeugdonderzoeks-platform Weigering van mensen zonder papieren in lessen Nederlands, blz. 651
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
675