vlaamse GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD Zitting 2010-2011
nR. 2
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN 1 juni 2011
INHOUD Blz. I..VRAGEN VAN DE RAADSLEDEN EN ANTWOORDEN VAN DE COLLEGELEDEN A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (R.v.O., art. 58,3) Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting............................................................................................. 2 Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium............................................................................ 23 Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken............................................................................................ 40 REGISTER............................................................................................. 51
2
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
I. VRAGEN VAN DE RAADSLEDEN EN ANTWOORDEN VAN DE COLLEGELEDEN A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (R.v.O., art. 58,3) JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOOZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING Vraag nr.9 van 26 januari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: De stijging van het schoolverzuim in het Nederlandstalig onderwijs In het Bulletin van Vragen en Antwoorden van 21 oktober 2010 meldt collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes dat het aantal ongewettigde afwezigheden sinds 2004 verdrievoudigd is: van 153 leerlingen (1,2 procent) in het schooljaar 2004-2005 naar 508 leerlingen (3,8 procent) in het schooljaar 2008-2009. In het rapport “Wie is er niet als de schoolbel rinkelt – Evaluatie 2009-2010” wordt gewag gemaakt van 366 leerlingen die problematisch afwezig waren in het schooljaar 2009-2010, wat volgens het rapport neerkomt op een stijging tot 4,4 procent tegenover de voorgaande jaren. Deze stijging klopt in percentages (van 3,8% naar 4,4%) maar niet in absolute cijfers (van 508 naar 366). Kan de collegevoorzitter meedelen waar het verschil precies zit? Voorts worden ook verschillende interpretaties gegeven aan het precieze aantal dagen waarop een ‘problematische afwezigheid’ betrekking heeft. Verschillende bronnen spreken van 10 halve dagen. In het antwoord op een eerdere schriftelijke vraag (nr. 43 2009-2010) meldt de collegevoorzitter dat scholen pas na 30 halve dagen verplicht zijn om een problematische afwezigheid te melden aan het Ministerie van Onderwijs en Vorming. Betekent dit dat de cijfers die - zoals hierboven - m.b.t. “problematische afwezigheid” gepubliceerd worden, betrekking hebben op afwezigheden van meer dan 30 halve dagen? Wat zijn de precieze gegevens terzake? Antwoord Tot en met het schooljaar 2007-2008 gaven de jaarlijkse spijbelrapporten van de Vlaamse Gemeenschap (“Wie is er niet als de schoolbel rinkelt”) de spijbelcijfers in het secundair onderwijs weer per schoolplaats: zoveel % van leerlingen die in Brussel schoollopen, is problematisch afwezig. Vanaf het schooljaar 2008-2009 veranderde de Vlaamse Gemeenschap het geweer van schouder, en worden spijbelcijfers vrijgegeven per woonplaats: zoveel % van de leerlingen die in Brussel wonen, is problematisch afwezig (ongeacht in welke regio ze schoollopen). Uit dit spijbelrapport is niet meer op te maken hoeveel problematische afwezigheden er in het Brussels Nederlandstalig onderwijs zijn. Toen mevrouw Debaets in september haar vraag stelde over problematische afwezigheden in het Brussels Nederlandstalig onderwijs werden de gegevens gehaald uit de rapporten van 2004-2005 t.e.m. 2007-2008 , dus per schoolplaats. Het cijfer m.b.t. het schooljaar 2008-2009 komt niet uit het spijbelrapport (zie boven: verschuiving van focus), maar uit het antwoord van de Vlaamse minister van onderwijs op een parlementaire vraag. De stijging waar het Spijbelrapport 2009-2010 het over heeft, is een vergelijking met de cijfers uit het spijbelrapport 2008-2009 waar, zoals gezegd, de cijfers weergegeven zijn naar woonplaats. Op p. 61 staat vermeld dat 336 leerlingen die in Brussel wonen en in het Nederlandstalig secundair onderwijs (in Vlaanderen of Brussel schoollopen) in 2008-2009 problematisch afwezig waren. In 2009-2010 blijkt dit aantal gestegen te zijn tot 366 leerlingen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
3
Met betrekking tot de problematische afwezigheden zijn er in het basisonderwijs (omzendbrief BaO/2002/11) en het secundair onderwijs (voltijds, deeltijds én buitengewoon omzendbrieven SO/2005/04 en so/2002/05/buso ) twee momenten van belang: – vanaf de 11de halve dag ongewettigde afwezigheid van een leerling dient het CLB verplicht te worden ingeschakeld door de school. Indien CLB’s het over ‘problematische afwezigheden’ hebben, zullen zij het wellicht over deze norm hebben. – vanaf 30 halve dagen ongewettigde afwezigheid wordt het Ministerie van Onderwijs en Vorming ingelicht. Deze cijfers verschijnen in de jaarlijkse ‘spijbelpreventierapporten’. Vraag nr.10 van 26 januari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Divers: De leerlingenkenmerken van de leerlingen die in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel een problematische afwezigheid vertonen Het toenemend aantal meldingen van spijbelaars en het hoge percentage van schoolmoeheid van (meerderjarige) scholieren tonen aan dat de problematiek voor onderwijsactoren een uitdaging blijft. Een nauwkeurige analyse van de risicogroepen die in hogere mate spijbelgedrag (kunnen) vertonen is van primordiaal belang, teneinde doeltreffende preventiemaatregelen en begeleidingsinitiatieven te kunnen ontwikkelen voor spijbelende leerlingen. Kan collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes aangeven hoeveel meldingen van problematische afwezigheden in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel betrekking hebben op leerlingen die voldoen aan één van de GOK-indicatoren? Dit uitgedrukt in absolute cijfers alsook in percentages tegenover het totale aantal problematische afwezigheden. Kan hij deze cijfers voor het BaO en de eerste graad van het SO opsplitsen naargelang (1) thuistaal niet Nederlands; (2) laag opleidingsniveau van moeder; (3) trekkende bevolking; (4) thuisloos; (5) schooltoelage? Kan hij deze cijfers voor de 2de en 3de graad SO opsplitsen naargelang (1) zittenblijver; (2) neveninstromer; (3) onthaalonderwijs anderstalige nieuwkomers? Antwoord De Vlaamse Gemeenschap publiceert de meldingen van problematische afwezigheden (leerlingen die meer dan 30 halve dagen per schooljaar ongewettigd afwezig zijn) in de zogenaamde ‘spijbelrapporten’ (onder de titel “Wie is er niet als de schoolbel rinkelt”). Vanaf het schooljaar 2008-2009 worden daar geen cijfers naar schoolplaats meer gegeven, maar naar woonplaats van de leerling. Specifieke cijfers voor leerlingen die schoollopen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs worden daar niet meer gepubliceerd, noch zijn er eruit af te leiden. De administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikt zelf niet over ruwe gegevens van spijbelen in Brussel. Ze vanuit de Vlaamse Gemeenschapscommissie apart opvragen bij de scholen zou de planlast van deze laatste verhogen. In het recentste spijbelrapport (over het schooljaar 2009-2010) staan algemene profielen van problematische spijbelaars. Men kan er van uitgaan dat deze profielen ook gelden voor problematische spijbelaars die in het Brussels Nederlandstalig onderwijs schoollopen en/of in Brussel wonen. Voor de volledigheid worden deze profielen aangehaald: – In het lager onderwijs (p. 57): “We zien dat het grootste aantal meldingen in het lager onderwijs voorkomt in het eerste leerjaar en procentueel afneemt naarmate de leerjaren vorderen. Dat wijst erop dat de oorzaak van spijbelen in het lager VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
4
onderwijs vooral moet gezocht worden bij de ouders en niet bij de kinderen zelf. Bij de zorgwekkende dossiers zijn vooral de oudere leerlingen het sterkst vertegenwoordigd. Ze wonen vooral in verstedelijkte gebieden en hebben in verhouding vaker een Oost-Europese nationaliteit. Jongens zijn in de meldingen iets sterker vertegenwoordigd dan meisjes. De leerlingen die doorgestuurd worden als zijnde problematisch afwezig, scoren hoog op de indicator ‘kansarmoede’. Vooral het percentage trekkende bevolking is beduidend hoger dan dat van de totale schoolbevolking. Een mogelijke link met de nationaliteit van deze leerlingen, die vaak Oost-Europees is, en het vermoeden dat het vaak om Roma-kinderen gaat, is niet ondenkbaar. Ook op de indicatoren thuistaal niet-Nederlands en laag opleidingsniveau moeder scoren ze zeer hoog ten opzichte van het percentage van de totale schoolbevolking.” – In het secundair onderwijs (p. 73): “Zo zijn leerlingen die niet de Belgische nationaliteit hebben procentueel gezien meer problematisch afwezig dan Belgen. Dat geldt vooral voor leerlingen met een Oost-Europese nationaliteit. Meisjes uit het deeltijds en buitengewoon secundair onderwijs zijn procentueel gezien vaker afwezig dan hun mannelijke medeleerlingen. De gemelde leerlingen zijn vooral 17- tot 18-jarigen en ze wonen voornamelijk in Brussel, Gent of Antwerpen. In het deeltijds secundair onderwijs blijft bijna een derde van de leerlingen problematisch afwezig. Binnen het voltijds onderwijs zien we vooral problematische afwezigheden in het beroepsonderwijs en de B-stroom van de eerste graad, het onthaalonderwijs en het modulair onderwijs. Er is een duidelijk verband tussen problematisch afwezig blijven van school en schoolse vertraging.” Vraag nr.11 van 26 januari 2011 van de heer Walter Vandenbossche Divers: Het verzenden van wenskaarten door de directies van de VGC Eens te meer hebben de verschillende overheden in Brussel de leuke traditie van het verzenden van wenskaarten in ere gehouden. Men moet zoiets naar waarde durven schatten. De VGC bleef niet afzijdig. Vanuit alle diensten werden verschillende kaarten verstuurd, disparaat, de eenduidige beeldvorming was zoek… Welke VGC-diensten hebben dit jaar wenskaarten opgestuurd? Over hoeveel exemplaren gaat het per dienst? Welke dienst heeft zijn kaarten naar welke adressen gestuurd? Wie neemt de kosten hiervan op zich en hoeveel bedragen de kosten voor drukwerk en verzending? Op welke begrotingsposten is dit ingeschreven? Is hier overleg geweest binnen het directiecomité of het VGC-College? Waarom worden op sommige kaarten namen vermeld van ambtenaren? Is er een financiële tussenkomst in de verzending door de betrokken ambtenaar? Hoeveel? Wat is het belang hiervan qualitate qua? Is het niet belangrijk dat eenheid van concept, transversaliteit, en alle andere mooie beginselen ook in de wenskaarten tot uiting komt…? Op welke manier werd bij de verzending rekening gehouden met de wet op privacy? Antwoord De administratie van het College kent al 10 jaar de traditie van het verzenden van wenskaarten naar de belangrijkste professionele contacten. Het gaat hier om eenzelfde type wenskaart die door alle directies van de administratie wordt gebruikt. De administratie staat niet in voor de nieuwjaarskaarten van de collegeleden en van de instellingen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
5
De nieuwjaarskaart 2011 van de administratie, werd door de administratie zelf ontworpen. Hierbij werd gebruik gemaakt van een rechtenvrije foto. De kostprijs van het drukken van de kaarten en de bijhorende enveloppen bedraagt 528,94 euro. De kosten van verzending zijn niet apart gebudgetteerd maar worden wel apart aangerekend in de begroting onder het algemene begrotingsartikel ‘frankeringskosten’. Een deel werd niet via de post verzonden maar via de estafette bezorgd. Wat het aantal nieuwjaarskaarten betreft is de verdeling binnen de administratie als volgt: – Algemene directie Onderwijs en Vorming: 455 Het betreft de directies van de scholen van het Nederlandstalig onderwijs, de raadsleden, de collegeleden en hun kabinetten, de onderwijspartners, alsook in antwoord op een reeks ontvangen kaartjes (63) en naar individuele professionele contacten. Entiteit Onderwijscentrum Brussel: 30 enkel als antwoord op ontvangen kaarten. – Algemene directie Welzijn, Gezondheid en Gezin: 85 Het betreft organisaties uit het werkveld, leden van de adviesraad, het bevoegde kabinet, en in hoofdzaak als antwoord op ontvangen kaartjes. Entiteit Gezin: 150 nieuwjaarskaarten Het betreft de leden van de adviesraad, collega’s van andere overheden, externe partners en organisaties uit het werkveld (kinderdagverblijven, IBO’s,…). – Algemene directie Cultuur, Jeugd en Sport: 547 Het betreft de leden van de adviesraden en werkgroepen, partnerorganisaties van de sport, jeugd en erfgoedsector, erkende lokale jeugdverenigingen, regionale jeugdorganisaties, gesubsidieerde organisaties van de kunsten, erfgoed en het sociaal-cultureel werk, Vlaamse schepenen, schepenen van sport, cultuurbeleidscoördinatoren, Brusselse sportdiensten, vaste lesgevers, infrastructuren waar VGC-speelpleinen doorgaan. Entiteit Gemeenschapscentra: 0 – Directie Financiën en Begroting: 10 Het gaat om de financiële instelling en verzekeringsmaatschappij waarmee de VGC werkt, alsook enkele externe partners. – Directie Gebouwen en Patrimonium: 11 Het gaat om de architecten en studiebureaus waarmee wordt samengewerkt. – Directie Personeel en HRM: 31 Het gaat om contacten bij andere overheidsdiensten en externe juryleden. – Diensten van de Leidend ambtenaar: 102 Het gaat om de collegeleden en hun kabinetten, de raadsleden, de griffie, een aantal collega’s van andere overheden, externe partners en enkele organisaties uit het werkveld en in antwoord op een reeks ontvangen kaartjes. – Communicatie, ICT en Media: 50 Het betreft de Brusselse media, externe partners en enkele organisaties uit het werkveld. – Stedelijk Beleid: 0 – Meet-en weetcel: 0
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
6
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
De reden dat soms namen van ambtenaren handmatig worden vermeld is louter bedoeld om de nieuwjaarskaart wat persoonlijker te maken. Het gaat dan meestal om professionele contacten waarmee op regelmatige basis wordt samengewerkt. Er is geen financiële tussenkomst van de ambtenaren in de verzending. De administratie heeft geen reden om aan te nemen dat de privacy zou geschonden zijn gezien de gebruikte adressen door de betrokkenen zelf kenbaar werden gemaakt door, hetzij eerdere briefwisseling met de administratie, hetzij publiek bekend zijn via websites en dergelijke meer. De levering van de nieuwjaarskaarten wordt georganiseerd door de dienst Communicatie van de administratie. Gezien het een opdracht betreft die binnen de normale werkzaamheden valt, en er ook geen specifieke aanleiding was, is hier geen overleg noodzakelijk, noch binnen het College, noch binnen het managementcomité. Vraag nr.12 van 27 januari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Aantal zij-instromers in lerarenberoep Naast de pas afgestudeerde onderwijzers BaO en de leerkrachten SO is er nog een categorie die invloed heeft op het aanbod aan leerkrachten, nl. de zij-instromers. Dit zijn leerkrachten die pas na een andere werkervaring overstappen naar een job in het onderwijs. Hoeveel zij-instromers er de voorbije jaren in het onderwijs zijn gestapt, valt moeilijk exact te berekenen. Niettemin kunnen we veronderstellen dat leerkrachten ouder dan 28 jaar, met een onderwijsanciënniteit van 0 jaar, voordien wellicht een andere werkervaring hebben opgedaan. Deze categorie leerkrachten kan aldus als ‘zij-instromer’ worden gedefinieerd. Kan de collegevoorzitter zeggen hoeveel leerkrachten ouder dan 28 jaar, met 0 jaar anciënniteit, op 1 september in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zijn gestapt, dit voor de laatste 5 schooljaren? Kan hij deze cijfers opsplitsen naargelang het onderwijsniveau waarin de zij-instromers begonnen (kleuteronderwijzer; onderwijzer LO; leerkracht SO) alsook naargelang de leeftijdcategorie van de zij-instromer (<30j; 30j-40j; 40j-50j; > 50j). Kan hij meedelen bij hoeveel zij-instromers vroegere werkervaring of elders verworven competenties worden gevalideerd bij het berekenen van het (eventuele) optrekken van de financiële anciënniteit? Antwoord Het Agentschap voor Onderwijsdiensten van de Vlaamse Gemeenschap (AgODi) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderwijsbeleid van het basis- en secundair onderwijs, de centra voor deeltijdse vorming, het deeltijds kunstonderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en de inspectie en pedagogische begeleiding. Het agentschap zorgt ervoor dat meer dan 4000 scholen in Vlaanderen de middelen ontvangen om kwaliteitsvol onderwijs te organiseren. Elke maand betaalt AgODi het salaris van de leerkrachten uit. Ouders en leerlingen kunnen er terecht met vragen over hun rechten en plichten in het onderwijs.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
7
De VGC kan de gevraagde informatie over zij-instromers niet bezorgen, gezien dit duidelijk niet binnen haar beleidsbevoegdheid valt. Dergelijke vragen dienen aan de Vlaamse Gemeenschap te worden gesteld. Vraag nr.13 van 4 februari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Eventueel optrekken van de financiële anciënniteit van de zij-instromers Mensen die na een werkervaring buiten het onderwijs overstappen naar een job in het onderwijs kunnen maar een deel van hun vorige werkervaring omzetten in dienstanciënniteit, voor zover deze werkervaring door het Ministerie van Onderwijs erkend wordt als ‘eerder verworven competentie (EVC)’. Indien zij hiervoor niet in aanmerking komen, beginnen zij aan 0 jaar dienstanciënniteit en vallen zij aldus onder het regime van de pas afgestudeerde beginnende leerkracht. Onnodig te zeggen dat dergelijke financiële aderlating velen tegenhoudt om – na een loopbaan van bijvoorbeeld 20 jaar in de privé-sector - de stap naar het onderwijs te zetten. In het kader van het verhogen van de aantrekkelijkheid van een loopbaan in het Nederlandstalig onderwijs te Brussel suggereerde de Rondetafelconferentie van 2007 om de financiële anciënniteit voor Brusselse leerkrachten sneller op te bouwen, op voorwaarde dat de opgebouwde rechten verloren gaan bij het beëindigen van de tewerkstelling in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Het zou alvast een stap in de goede richting zijn mocht men deze financiële incentive toekennen aan de groep van zij-instromers. Kan collegevoorzitter Jeans-Luc Vanraes berekenen wat het zou kosten om de dienstanciënniteit van zij-instromers op te trekken naargelang het aantal jaren werkervaring dat ze hebben opgedaan doorheen een loopbaan buiten het Nederlandstalig onderwijs te Brussel? Antwoord Het Agentschap voor onderwijsdiensten van de Vlaamse Gemeenschap (AgODi) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderwijsbeleid van het basis- en secundair onderwijs, de centra voor deeltijdse vorming, het deeltijds kunstonderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en de inspectie en pedagogische begeleiding. Het agentschap zorgt ervoor dat meer dan 4000 scholen in Vlaanderen de middelen ontvangen om kwaliteitsvol onderwijs te organiseren. Elke maand betaalt AgODi het salaris van de leerkrachten uit. Ouders en leerlingen kunnen er terecht met vragen over hun rechten en plichten in het onderwijs. De VGC kan de gevraagde informatie over zij-instromers niet bezorgen, gezien dit duidelijk niet binnen haar beleidsbevoegdheid valt. Dergelijke vragen dienen aan de Vlaamse Gemeenschap te worden gesteld. Vraag nr.14 van 15 maart 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Topcultuurscholen De Vlaamse ministers Pascal Smet, bevoegd voor onderwijs en Joke Schauvliege, bevoegd voor cultuur, tekenden onlangs een protocol om nauwer samen te werken. Resultaat daarvan is o.a. de aankondiging van de oprichting van ‘topcultuurscholen’, in navolging van het concept van de ‘topsportscholen’. Deze topcultuurscholen kaderen in het beleid om cultuureducatie aan te wakkeren en willen aan ‘culturele toptalenten’ maximale ontwikkelingskansen geven. In vele scholen wordt tegenwoordig immers weinig aandacht besteed VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
8
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
aan cultuureducatie en bijgevolg wordt veel talent niet ontdekt en (h)erkend. Daar moeten deze topcultuurscholen verandering in brengen. In deze topscholen kunnen leerlingen het schoolgaan combineren met competities en stages. Ze kunnen dagen afwezig zijn en de examenregeling is flexibel. Het eerste project voor een balletschool in Antwerpen zou tegen september 2011 gelanceerd worden. Het doel van de school is professionele dansers afleveren op 17 jarige leeftijd. Dit betekent ook dat enkel de besten, geselecteerd door een commissie, toegang zullen krijgen tot deze school. Na de balletschool in Antwerpen zal het systeem uitgebreid worden naar andere kunstdisciplines zoals muziek en beeldende kunst, aldus Vlaams minister Smet. Mevrouw Debaets hoopt vurig dat ook Brussel op termijn de fiere bezitter van een topcultuurschool mag worden. Brussel is als hoofdstad immers een brandpunt van kunsten en cultuur, hoewel deze functie vaak te weinig in het daglicht wordt geplaatst en soms overschaduwd wordt door negatieve berichten. Toch is Brussel de biotoop van menig kunstenaar en een stad waar veel beweegt op het vlak van kunst en cultuur. Een topcultuurschool zou zeker niet misstaan. Heeft collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes reeds contact gehad met zijn Vlaamse collega’s in verband met de plannen voor de oprichting van topcultuurscholen? Ziet hij de meerwaarde in van een topcultuurschool in Brussel en is hij bereid dit te bepleiten bij zijn collega’s? Hoe ziet hij de verhouding/relatie tussen topcultuurschool, regulier onderwijs, kunstonderwijs en kunstinstellingen? Welke rol ziet hij – bij een eventuele totstandkoming van de topcultuurschool – weggelegd voor de VGC? Antwoord Het oprichten, erkennen en subsidiëren van scholen (ook van topsportscholen en topcultuurscholen) behoort volledig tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. Het is alleszins een bijzonder positief signaal dat er op dat vlak protocols worden afgesloten tussen cultuur en onderwijs of tussen sport en onderwijs. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes juicht het toe dat leerlingen in het secundair onderwijs hun onderwijsprogramma afmaken, terwijl ze toch voldoende tijd kunnen investeren in hun sport of hun culturele ontwikkeling. In het Brussels Nederlandstalig secundair onderwijs is er al een goed bekend en kwaliteitsvol aanbod van kunstsecundair onderwijs: – Sint-Lukaskunsthumaniora Schaarbeek; – Koninklijk Atheneum Anderlecht; – Kunsthumaniora Muziek, Woord en Dans Laken; – KTA Jette; – Imelda-instituut Anderlecht en Brussel. Op 1 februari 2011 waren de KSO-studierichtingen goed voor 585 leerlingen of 7,32 % van de leerlingen in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Eerdere analyses wezen echter uit dat de KSO-richtingen vooral een grote aantrekkingskracht uitoefenen op de leerlingen die buiten Brussel wonen. VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
9
Stellen dat cultuureducatie te weinig aan bod komt in het onderwijs, is volgens de heer Jean-Luc Vanraes echter niet terecht. De Vlaamse Gemeenschap en de VGC investeren beiden sterk in cultuureducatie voor alle leerlingen van het basis- en secundair onderwijs. Zo zijn er in de VGC begeleidingsprogramma’s, die ervoor zorgen dat kinderen die les volgen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs kunnen genieten van een ruim aanbod aan culturele activiteiten. Organisaties als De Munt, Beeldenstorm, Jeugdtheater Bronks…. en de programmatie voor scholen in de verschillende gemeenschapscentra bieden een zeer interessant aanbod aan cultuureducatie. De focus van de VGC ligt echter niet alleen op de ontwikkeling van toptalenten, maar op de brede ontwikkeling van alle talenten van kinderen en jongeren. Dit principe zal verder gestalte krijgen in de Brede School. De Brede School wordt dan ook als een volwaardig instrument beschouwd om te werken aan de maximale ontwikkelingskansen van alle kinderen en jongeren. Maar dat sluit niet uit dat de VGC niet achter de idee kan staan van een topcultuurschool in Brussel. Uit ervaring met de opstart van de topsportscholen in Vlaanderen weet de heer Jean-Luc Vanraes dat de start van een dergelijke school in Brussel geen evidentie is. In de convenant tussen Vlaanderen en BLOSO bijvoorbeeld werd een geografische spreiding voorzien van het aantal topsportscholen, waardoor er wel een is in bijvoorbeeld Leuven, maar geen in Brussel. Via de vzw Sport en Studie voorziet de VGC echter middelen voor extra begeleiding van een aantal topsporters die les volgen in het Nederlandstalig secundair onderwijs ( bijvoorbeeld voor Lukaku). Op deze manier blijven de toptalenten in het Brussels Nederlandstalig onderwijs terwijl zij ook alle faciliteiten krijgen om hun schoolcarrière te vervolledigen. Tot slot nog volgende opmerking in de rand van deze discussie: het onderwijs in Brussel staat gezien de demografische groei voor een enorme uitdaging. Gezien de beperkte budgettaire mogelijkheden en de grote noden, zullen er duidelijk prioriteiten moeten worden gesteld. De VGC wenst daarbij prioritair in te zetten op de verdere ondersteuning van de kwaliteit van het onderwijs en op de capaciteitsuitbreiding, zodat we erin slagen om alle kinderen te geven waar ze recht op hebben: onderwijs! Vraag nr.15 van 16 maart 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Zichtbaarheid van de nieuwe keukentoren van Elishout-Coovi De renovatie van de campus van horecaschool Elishout-Coovi is met de uitgetrokken 25 miljoen euro het grootste bouwdossier dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie ooit heeft gefinancierd. De renovatie was broodnodig om de school een nieuwe boost te geven en ook aantrekkelijk te maken voor Brusselse jongeren. De nieuwe keukentoren, die ondertussen naast de ring van Brussel prijkt en 13 verdiepingen telt, is dan ook een pareltje. De keukentoren bepaalt in belangrijke mate het gezicht van de vernieuwde ElishoutCoovi-campus. Het lijkt bijgevolg opportuun dat het voor voorbijgangers duidelijk is dat de prachtige keukentoren deel uitmaakt van de horecaschool. Voorlopig is er (nog) geen verwijzing naar de horecaschool op de nieuwe toren zichtbaar van op de ring hetgeen wel het geval is voor de CERIA-toren. Dit is jammer aangezien dit architecturale pareltje het imago van Elishout-Coovi alleen maar ten goede kan komen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
10
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Zal er nog een verwijzing naar Elishout-Coovi worden geplaatst op de nieuwe keukentoren? Indien ja, op welke wijze? Indien neen, zal collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes andere maatregelen ondernemen om de keukentoren herkenbaar te maken als onderdeel van de vernieuwde Elishout-Coovicampus? Antwoord De herkenbaarheid van de Elishout-Coovi-campus en de instellingen van de VGC die er gelegen zijn, vormen een belangrijk aandachtspunt in het nieuwbouwproject op de campus. Het is de uitdrukkelijke wens van de VGC om op de keukentoren een duidelijke verwijzing naar de instellingen te voorzien. De toren kan zo het uithangbord voor de campus worden en de bekendheid van de instellingen bij het brede publiek vergroten. Het architectenbureau Xaveer De Geyter Architecten verantwoordelijk voor het bouwproject, werd gevraagd een aantal voorstellen uit te werken om deze zichtbaarheid vorm te geven. Er werd gekozen voor de installatie van een lichtreclame met duurzame LEDtechnologie (energiebesparende lampen) met het woord ‘ELISHOUT’ bovenop een circulatiekoker van de toren. De inplanting en oriëntatie zijn zodanig dat de signaalfunctie van de keukentoren naar ring en Bergensesteenweg optimaal benut wordt, het ontwerp benadrukt de verticaliteit van de keukentoren. Elishout verwijst rechtstreeks naar de VGCinstellingen die op de campus gelegen zijn. De directie Gebouwen en Patrimonium en Xaveer De Geyter Architecten hebben de nodige documenten voor de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voorbereid, en deze worden verstuurd naar het departement Ruimtelijke Ordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vraag nr.16 van 29 maart 2011 van mevrouw Annemie Maes Onderwijs: Fietsenstallingen op Brusselse scholen Om, zoals het Brusselse Iris-2-plan voorziet, 20% van de gemechaniseerde verplaatsingen in de toekomst te vervangen door verplaatsingen met de fiets, zullen heel wat inspanningen moeten geleverd worden, ook door scholen. Je fiets op een degelijke en veilige manier kunnen stallen is een belangrijke voorwaarde om leerkrachten en scholieren te stimuleren de fiets te gebruiken. Beveiligde en bij voorkeur overdekte fietsenstallingen zijn onontbeerlijk. Zou het mogelijk zijn om onderstaande vragen op te splitsen per school, zowel voor het lager als het secundair onderwijs. Welke scholen van het Nederlandstalig onderwijs hebben fietsenstallingen op het schoolterrein? Zijn deze overdekt? Hoeveel fietsenstallingen zijn er voor de leerlingen en de leraars? Wat is de verhouding tot het totaal aantal leerlingen en leraars? Zijn er ook aparte fietsparkings voor bezoekers en ouders?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
11
Antwoord De vzw Green ontwerpt, in opdracht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, schoolvervoerplannen. Met een schoolvervoerplan werkt een school aan duurzame mobiliteit en verkeersveiligheid, zowel voor leerlingen, ouders als voor de hele buurt. Al meer dan 100 Brusselse scholen hebben zo’n schoolvervoerplan. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steunt, met GREEN vzw als partner, scholen die zo’n plan opstellen. Op gewestelijk niveau is er ook een fietsmanager aangesteld. De VGC weet niet welke scholen concreet een dergelijk vervoerplan hebben. Fietsenstallingen op school maken deel uit van de schoolinfrastructuur en -uitrusting. Fietsenstallingen worden door AGIOn gesubsidieerd in het kader van verbouwingen of nieuwbouw, als onderdeel van de omgevingswerken (speelplaats, parking en fiets- en bromfietsstallingen). Artikel 30 §2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en centra voor leerlingenbegeleiding zegt het volgende: “Voor de stalplaatsen van fietsen en bromfietsen wordt een maximale oppervlakte toegekend van 1,20 m² per leerling of personeelslid dat met de fiets of bromfiets de school bezoekt.” Vraag nr.17 van 29 maart 2011 van mevrouw Annemie Maes Onderwijs: Fietseducatie op Brusselse scholen Om, zoals het Brusselse Iris-2-plan voorziet, 20% van de gemechaniseerde verplaatsingen in de toekomst te vervangen door verplaatsingen met de fiets, zullen heel wat inspanningen moeten worden geleverd worden, ook door scholen. Verkeer en mobiliteitseducatie zijn in basis- en secundair onderwijs opgenomen in de eindtermen. We moeten kunnen garanderen dat leerlingen kunnen fietsen, en zich zeker genoeg voelen om dat ook in een stedelijke context te doen. Fietseducatie op school is daarvoor onontbeerlijk. Gelieve voor onderstaande vragen duidelijk op te splitsen per school, zowel voor het lager als het secundair onderwijs. Welke scholen van het Nederlandstalig onderwijs organiseren fietseducatie? In welke vorm? Doet men dit éénmaal per jaar, of werkt men met een fietsbrevet? Of nog onder andere vorm? Voor kinderen van welke leeftijd(en)? In samenwerking met welke organisatie? Antwoord Eindtermen zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid als noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie. Voor het lager onderwijs zijn er enkel eindtermen voor het einde van de basisschool. De expliciete term ‘fiets’ komt enkel voor in de eindtermen van het lager onderwijs: “[de leerlingen] beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie en ze kennen de verkeersregels voor voetgangers en fietsers, om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route.” In het secundair onderwijs is het onderwerp verkeerseducatie algemener opgenomen, evenwel zonder de VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
12
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
term ‘fiets’ te vermelden (bijvoorbeeld: globale vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen van de eerste graad > Lichamelijke gezondheid en veiligheid: “[de leerlingen] passen het verkeersreglement toe”). Vzw Green ontwikkelt vervoerplannen voor de Brusselse scholen (zie ook antwoord op schriftelijke vraag 16). Vanuit die hoedanigheid heeft deze vzw meer zicht op scholen die al dan niet met fietseducatie bezig zijn, op eigen initiatief of met hulp van derden (SVS, Provelo…). SVS (Stichting Vlaamse Schoolsport) reikt met het pakket ‘Meester op de fiets’ basisscholen materialen en tips aan om een fietsvaardigheidstraining te organiseren. In het schooljaar 2010-2011 reserveerden volgende Brusselse Nederlandstalige scholen het pakket één of meerdere dagen: Sint-Pieterschool (Anderlecht), Sint-Jozefsschool (Sint-LambrechtsWoluwe), Heilig Hartschool (Jette), K.I. Doven en Blinden (Sint-Lambrechts-Woluwe), KA Etterbeek (Etterbeek), Sint-Pieterscollege (Jette), Sint-Jozefsschool (Sint-PietersWoluwe), BSGO Zavelberg (Sint-Agatha-Berchem), GBS 13 (Anderlecht), BSGO De Zonnewijzer (Sint-Pieters-Woluwe). Daarenboven reserveerde Buurtsport Brussel het SVS-pakket ‘Meester op de fiets’ in totaal 20 schooldagen om in de scholen in prioritaire zones (Kuregem, Oud-Molenbeek…) activiteiten op te zetten. Vraag nr.18 van 27 april 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Loopbaanonderbreking van onderwijspersoneel Onderwijspersoneelsleden die minder willen werken of er even tussenuit willen, kunnen beroep doen op verschillende soorten verloven, afwezigheden en terbeschikkingstelling. Hoeveel onderwijspersoneelsleden van de scholen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel maakten sinds 2005 gebruik van een vorm van loopbaanonderbreking? Is er een groei waarneembaar van het aantal onderwijspersoneelsleden dat gebruik maakt van de bestaande formules van loopbaanonderbreking? Wat is de meest gebruikte vorm van loopbaanonderbreking? Wat is de gemiddelde periode van loopbaanonderbreking? Indien er een groei waarneembaar is van het aantal loopbaanonderbrekingen, aan welke factoren is deze volgens het collegelid te wijten? Welke gevolgen heeft een eventuele groei van het aantal loopbaanonderbrekingen voor het personeelsbeleid van een school? Antwoord De gemeenschappen zijn bevoegd over het onderwijspersoneel. Na contacten met het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) kan collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes volgende gegevens bezorgen aangaande de vragen met betrekking tot de verschillende mogelijke loopbaanonderbrekingen. De cijfers van het aantal personeelsleden met loopbaanonderbreking schooljaren 20052011 ) en het aantal personeelsleden met een verlofstelsel schooljaar 2010-2011staan in de tabellen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
13
De conclusies zijn: – Het aantal loopbaanonderbrekingen kent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Vlaanderen een stijgende trend tussen 2005-2006 en 2010-2011. De stijging is meer uitgesproken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er is sprake van een verdubbeling, terwijl dit in Vlaanderen om een aangroei gaat van ongeveer 1/3. De meest gebruikte vormen van loopbaanonderbreking sinds 2005 in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn: – deeltijdse loopbaanonderbreking; – ouderschapsverlof in het kader van de volledige loopbaanonderbreking; – gedeeltelijke loopbaanonderbreking 50+; – ouderschapsverlof in het kader van een gedeeltelijke loopbaanonderbreking (nieuw vanaf 2007-2008). Elke soort loopbaanonderbreking heeft een bepaalde maximumduur. Spreken over de gemiddelde periode van de loopbaanonderbreking geeft geen betrouwbaar beeld. Hieronder worden de verschillende duurtijden per soort gegeven. AANTAL PERSONEELSLEDEN MET LOOPBAANONDERBREKING SCHOOLJAREN 2005-2011 Loopbaanonderbrekingen: In hierna vermelde tabel wordt het aantal personeelsleden opgegeven per soort loopbaanonderbreking voor de schooljaren 2005-2006, 2006-2007, 2007-2008, 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011. Het aantal personeelsleden wordt eerst opgegeven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Nadien worden de totalen vergeleken met Vlaanderen. Alle onderwijsniveaus worden meegenomen. Bij het totaal aantal personeelsleden wordt ieder personeelslid maar één keer geteld. Wanneer een personeelslid bijvoorbeeld twee soorten loopbaanonderbreking heeft tijdens éénzelfde schooljaar, wordt dit personeelslid maar één keer geteld. Bij de afzonderlijke soorten loopbaanonderbreking wordt dit personeelslid wel bij iedere soort afzonderlijk geteld. 20052006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
54
54
83
99
95
89
028 Deeltijdse loopbaanonderbreking
90
75
117
168
174
179
029 Gedeeltelijke loopbaanonderbreking 50+
86
75
103
133
140
135
087 Volledige loopbaanonderbreking voor pallitatieve zorgen
2
1
4
5
4
2
088 Volledige loopbaanonderbreking voor beroepsopleiding
1
1
1
1
0
1
089 Deeltijdse loopbaanonderbreking voor pallitatieve zorgen
1
0
0
3
1
0
094 Deeltijdse loopbaanonderbreking voor beroesopleiding
2
0
0
0
2
2
027 Volledige loopbaanonderbreking
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
2010-2011
14
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
097 Ouderschapsverlof in het kader van de volledige loopbaanonderbreking
108
135
184
182
175
175
104 Volledige loopbaanonderbreking voor bijstand zware ziekte
9
4
11
11
105 Gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor bijstand zware ziekte
10
13
14
14
122 Ouderschapsverlof in het kader van een gedeeltelijke loopbaanonderbreking
25
61
102
102
Toaal Brussel Totaal Vlaanderen
344
341
536
669
718
710
11541
11309
13374
14583
14396
15305
Duur van de loopbaanonderbreking: De volledige loopbaanonderbreking (DO 027) duurt in principe het volledige schooljaar met een totale maximumduur van 6 jaar. De deeltijdse loopbaanonderbreking (DO 028) duurt in principe het volledige schooljaar met een totale maximumduur van 6 jaar. De gedeeltelijke loopbaanonderbreking 50 + (DO 029) duurt in principe het volledige schooljaar en kan lopen vanaf de leeftijd van 50 jaar met als uiterste einddatum het schooljaar waarin het personeelslid 65 jaar wordt. De volledige loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen (DO 087) heeft een maximumduur van 2 maanden per patiënt. De volledige loopbaanonderbreking voor beroepsopleiding (DO 088) loopt gelijk met de duur van de beroepsopleiding. Deze duur wordt aangerekend op de maximumduur van 6 jaar volledige loopbaanonderbreking (DO 027). De deeltijdse loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen (DO 089) heeft een maximumduur van 2 maanden per patiënt. De deeltijdse loopbaanonderbreking voor beroepsopleiding (DO 094) loopt gelijk met de duur van de beroepsopleiding. Deze duur wordt aangerekend op de maximumduur van 6 jaar deeltijdse loopbaanonderbreking (DO 028). Ouderschapsverlof in het kader van de volledige loopbaanonderbreking (DO 097) heeft een maximumduur van 3 maanden per kind. De volledige loopbaanonderbreking voor bijstand zware ziekte (DO 104) heeft een maximumduur van 12 maanden per patiënt. De gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor bijstand zware ziekte (DO 105) heeft een maximumduur van 24 maanden per patiënt. Ouderschapsverlof in het kader van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking (DO 122) heeft een maximumduur van 6 maanden per kind.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
15
De mogelijke verklaringen voor de sterke stijging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen hier niet worden afgeleid op basis van onderzoek. Volgende factoren dragen daar vermoedelijk aan bij: – de veranderende regelgeving. Tot schooljaar 2007-2008 bestonden er acht soorten loopbaanonderbreking. Vanaf schooljaar 2007-2008 kwamen er drie soorten bij. Maar ook de bestaande vormen gaan er in dit “scharnierjaar” opvallend op vooruit; – door de economische crisis kwam tijdskrediet meer onder de aandacht van de bevolking; – de vaak lange reisduur tussen thuis en de werkplaats van de personeelsleden zorgt voor extra druk, zeker wanneer er (bijkomende) gezinslast is; – het werken in soms uitdagender omstandigheden in vergelijking met scholen in Vlaanderen, maakt dat personeelsleden, die werken in Brusselse scholen hun loopbaan proportioneel gezien, ten opzichte van personeel uit scholen in Vlaanderen, meer onderbreken. Naast loopbaanonderbreking bestaan nog tientallen vormen van dienstonderbrekingen. Een overzicht van schooljaar 2010-2011 staan hieronder. De absolute aantallen worden vergeleken tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Vlaanderen. AANTAL PERSONEELSLEDEN MET EEN VERLOFSTELSEL SCHOOLJAAR 2010-2011 In beneden vermelde tabel wordt het aantal personeelsleden opgegeven per dienstonderbreking voor het schooljaar 2010-2011. Het aantal personeelsleden wordt eerst opgegeven voor geheel Vlaanderen en nadien alleen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Alle onderwijsniveaus worden meegenomen. Ieder personeelslid wordt maar één keer geteld per dienstonderbreking. Een personeelslid dat bv. meerdere ziekteverloven heeft voor het schooljaar wordt toch maar één keer geteld.
Dienstonderbreking
type_do
Aantal personeelsleden Vlaanderen
Aantal personeelsleden Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Adoptieverlof
007
46
5
Afwezigheid lange duur om familiale redenen
022
1
0
Afwezigheid staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten
051
29
3
Andere opdracht vastbenoemde directeur
106
19
1
Arbeidsongeval
008
2678
113
AVP 2 kinderen niet ouder dan 14 jaar
015
735
25
AVP leeftijd > 50 jaar
014
446
13
AVP persoonlijke aangelegenheden
013
4066
99
Bedreigd door een beroepsziekte
109
1652
146
Beroepsziekte
048
9
0
Bevallingsverlof
003
6193
367
Bevallingsverlof hogescholen
129
364
34
Bezoldigd ziekteverlof hogescholen instellingsgebonden
130
4543
752
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
16
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Dienstonderbreking
type_do
Aantal personeelsleden Vlaanderen
Aantal personeelsleden Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Bezoldigd ziekteverlof hogescholen opdrachtgebonden
133
6
0
Bonus
107
5380
177
Borstvoedingsverlof
005
59
2
Centraal Fonds: DO afwijkende tewerkstelling
141
3
1
Centraal Fonds: DO niet toegewezen hogeschool
142
4
0
Deeltijds owv cumulatie onbezoldigd
139
13
1
Deeltijdse loopbaanonderbreking
028
4013
179
Deeltijdse loopbaanonderbreking voor Beroepsopleiding
094
41
2
Deeltijdse loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen
089
25
0
Deeltijdse TBS-PA voorafgaand aan het rustpensioen
063
400
43
DO voor het uitoefenen van een toelating tot de proeftijd
055
142
6
Europese en bilaterale uitwisselingsprojecten
086
22
1
Facultatieve verlenging bevallingsverlof bij hospitalisatie kind
118
206
10
Gedeeltelijke loopbaanonderbreking 50 +
029
3846
135
Gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor zware ziekte
105
637
14
Halftijds politiek verlof
049
60
3
Kinefonds: DO wedertewerkstelling 140 buiten het onderwijs
3
2
Loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen
087
52
2
Moederschapsbescherming (opdrachtgebonden)
113
948
61
Nascholing volgen
068
745
27
Omstandigheidsverlof
090
1139
85
Omstandigheidsverlof nav de geboorte van een kind (10 dagen)
119
1417
60
Onbezoldigd ouderschapsverlof
143
889
46
Onbezoldigd verlof voor tijdelijken
093
2
2
Onbezoldigd ziekteverlof tijdelijken 057
1478
134
68
13
Onbezoldigd ziekteverlof voor tijdelijken hogescholen instellingsgebonden
131
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Dienstonderbreking
type_do
Aantal personeelsleden Vlaanderen
17
Aantal personeelsleden Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Onbezoldigd ziekteverlof voor tijdelijken hogescholen opdrachtgebonden
134
11
3
Ongeval buiten dienstverband (schuld derde)
056
9
1
Ongewettigde afwezigheid
044
301
44
Opdracht examencommissie
038
104
0
Opdracht reaffectatiecommissie
037
17
0
Ouderschapsverlof in het kader van de volledige Loopbaanonderbreking
097
2637
175
Ouderschapsverlof in het kader van een gedeeltelijke loopbaanonderbreking
122
2329
102
Overschrijding postnatale periode
103
190
13
Politiek verlof ATP hogescholen
127
1
0
Preventieve schorsing
072
50
3
Profylactische maatregelen
047
4
0
Samenwerkingsovereenkomst hogescholen
125
206
8
Schorsing bij tuchtmaatregel
070
10
0
Staking
045
1828
0
Staking bij de openbare vervoerdiensten
046
53
14
Syndicaal verlof
018
167
9
TBS ambtsontheffing in het belang van de dienst__
065
30
1
TBS bij tuchtmaatregel
066
4
0
TBS pensioencommissie
067
230
12
TBS reïntegratie
147
21
2
TBS wegens bijzondere opdracht
064
1
0
TBS ziekte
060
1627
93
TBS ziekte vastbenoemden hogescholen instellingsgebonden
132
65
8
TBS ziekte vastbenoemden hogescholen opdrachtgebonden
135
13
3
TBSPA (omgezette periode)
149
1
0
TBS-PA voorafgaand aan het rustpensioen(volledig)
062
82
2
Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden (opdrachtgebonden)
098
4150
383
Tijdelijk rustpensioen
095
54
1
Tijdelijk waarnemen van een wervingsambt
019
17389
753
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
18
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Dienstonderbreking
type_do
Aantal personeelsleden Vlaanderen
Aantal personeelsleden Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Uitstel hervatting na voltijds politiek verlof
137
1
0
Vaderschapsverlof
006
8
3
Vaderschapsverlof persoonsgebonden
146
16
0
Verlenging bevallingsverlof 1 dag (gewerkt op dag bevalling)
150
7
0
Verlof bijwonen cursussen en examens
035
1
0
Verlof cursussen bij burgerlijke bescherming
040
1
0
Verlof dwingende redenen familiaal 030 belang
4
1
Verlof mandaat algemeen directeur
110
50
2
Verlof mandaat coördinerende directeur
111
60
2
Verlof ministerieel kabinet
017
6
0
Verlof ministerieel kabinet vlaams ministerie
026
8
2
Verlof t.b.v. erkende politieke groepen
031
3
0
Verlof voor het vervullen van sommige militaire prestaties in vredestijd (onvolledige maanden)
016
5
0
Verlof voor verminderde prestaties hogescholen
128
445
67
Verlof voor verminderde prestaties wegens beroepsziekte
121
1
0
Verlof voor verminderde prestaties ziekte - Pensioencommissie
116
34
0
Verlof wegens bijzondere opdracht
114
539
35
Verlof wegens opdracht
115
705
63
Verlof wegens overmacht
144
611
88
Verlofdagen van postnatale rust hogescholen
148
2
0
Verlofweken van postnatale rust
145
60
0
Volledige loopbaanonderbreking
027
1389
89
Volledige loopbaanonderbreking voor beroepsopleiding
088
31
1
Volledige loopbaanonderbreking voor bijstand zware ziekte
104
305
11
Voltijds politiek verlof instellingsgebonden
050
3
0
Voltijds politiek verlof persoonsgebonden
136
37
2
VTBS58+(56+)
108
5375
219
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Dienstonderbreking
type_do
Aantal personeelsleden Vlaanderen
19
Aantal personeelsleden Brussels Hoofdstedelijk Gewest
VVP 2 kinderen niet ouder dan 14 jaar
012
2484
100
VVP leeftijd > 50 jaar
011
1075
38
VVP n.a.v. arbeidsongeval
009
109
0
VVP sociale of familiale redenen
010
4685
168
VVP wegens ziekte
002
1019
25
Waarnemen van een ambtswijziging 124 hogescholen onbezoldigd
250
43
Waarnemen van een mandaat hogescholen onbezoldigd
123
438
47
Waarnemen van een opdracht in OSP art 309
126
41
1
Ziekteverlof
001
89852
4823
183623
10024
TOTAAL zonder ziekteverlof
93771
5201
TOTAAL zonder ziekteverlof en zonder loopbaanonderbreking
78466
4491
TOTAAL
Voor de verschillende vormen van dienstonderbrekingen van personeelsleden zijn er richtlijnen opgesteld door de Vlaamse Gemeenschap voor het schoolbeleid (bijvoorbeeld met betrekking tot vervangingen). De Vlaamse Gemeenschap is dus het aanspreekpunt voor deze materie. Vraag nr.19 van 27 april 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Toekomst van de stadsklassen Naar analogie met bos-, zee- en boerderijklassen bieden meerdaagse stadsklassen leerlingen die buiten de stad opgroeien de mogelijkheid om de vertrouwde schoolomgeving te verlaten en zelf te proeven van de stad en van de vele aspecten van stedelijkheid. Stadsklassen maken kinderen en leerkrachten vertrouwd met de veelzijdigheid van het leven in de stad en met de vele mogelijkheden van de stad als boeiende leeromgeving. Zowel het Regeerakkoord van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie als de Beleidsnota Brussel van Minister Pascal Smet onderstrepen het belang van stadsklassen als formule om de stad bekend te maken bij leerlingen en leerkrachten. Kan de collegevoorzitter een overzicht geven van het aantal leerlingen (zowel basis- als secundair onderwijs) dat sedert 2006 in het Brussels Gewest van stadsklassen heeft kunnen genieten? Uit welke regio’s in Vlaanderen zijn de klassen afkomstig? Met welke organisaties of diensten werd samengewerkt om deze stadsklassen te organiseren? Is deze lijst de laatste jaren uitgebreid? Hoe wordt er concreet gewerkt om een interessant aanbod voor scholen uit te werken? In welke mate werd het concept van stadsklassen reeds geëvalueerd? Wat kwam voort uit deze conclusies? Heeft de minister de intentie om het concept van stadsklassen de volgende jaren verder uit te bouwen? Zo ja, hoe wil hij dit promoten in Vlaanderen? VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
20
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Hoeveel (financiële) middelen worden hiervoor specifiek vrijgemaakt? Hoe wordt er over gewaakt dat de stadsklassen een betaalbaar en volwaardig initiatief (kunnen) blijven tegenover bos- en zeeklassen? Hoe worden de koepels betrokken bij de organisatie van stadsklassen, o.a. voor de communicatie en de verspreiding van informatie rond stadsklassen naar de scholen? Welke scholen vormen de eerste doelgroep van deze “klassen”? Hoe wordt er gewerkt om nieuwe doelgroepen beter te bereiken? Antwoord Sinds het schooljaar 2008-2009 ondersteunt VGC-Onderwijs en Vorming financieel de Brusselse stadsklassen voor Brusselse Nederlandstalige scholen. De voorwaarden hiervoor zijn: – de subsidiëring van de VGC aan JES geldt voor de deelname van de Nederlandstalige Brusselse scholen aan Brusselse stadsklassen en aan andere Brusselverkenningsactiviteiten; – het gesubsidieerde Brusselverkenningsaanbod van JES voor Brusselse scholen werd op verzoek van VGC-Onderwijs en Vorming afgestemd op de specifieke Brusselse, meertalige en grootstedelijke context van het onderwijs. Dit heeft geleid tot het volgende aangepaste aanbod: – naargelang de voorkeur van de school worden de Brusselklassen aangeboden onder de vorm van een meerdaagse Brusselontdekking met of zonder overnachting; – het aanbod werd uitgebreid met ontdekkingstochten van een halve dag, een volledige dag of een traject van drie dagdelen door het stadscentrum (ZAPSTAD 10) of in de schoolbuurt (ZAPSTAD 10). Bij de verkenningsactiviteiten wordt extra aandacht gevraagd voor de kennismaking met, en de toeleiding naar Nederlandstalige (vrijetijds)activiteiten in de schoolbuurt, de stad; – om leerlingen kennis te laten maken met elkaars leefwereld en leefruimte, werd het aanbod uitgebreid met uitwisselingen tussen Vlaamse en Brusselse scholen; – omdat heel wat Brusselse leerkrachten buiten Brussel wonen en de stad, de schoolomgeving, het aanbod en de educatieve mogelijkheden van de stad onvoldoende kennen, werd ook voor Brusselse schoolteams een specifiek Brusselverkenningsaanbod ontwikkeld (STADSKRACHT); – momenteel worden initiatieven genomen om in de Brusselverkenningsactiviteiten ook de ouderbetrokkenheid te bevorderen. Op basis van cijfermateriaal van JES kunnen wij de volgende gegevens bezorgen: Stadsklassen Vlaamse scholen aantal leerlingen basisonderwijs
aantal leerlingen secundair onderwijs
totaal aantal leerlingen
2007-2008
234
124
358
2008-2009
345
80
425
2009-2010
416
29
445
2010-2011
550
38
588
TOTAAL
1545
271
1816
Brusselklassen en brusselverkenning Brusselse scholen aantal leerlingen basisonderwijs
aantal leerlingen secundair onderwijs
totaal aantal leerlingen
2008-2009*
357
178
535
2009-2010*
562
273
835
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011 2010-2011*
605
141
746
TOTAAL
1524
592
2116
ALGEMEEN TOTAAL
3069
863
3.932
21
* De Brusselverkenning voor Brusselse scholen staat ook open voor andere doelgroepen. Onderstaande doelgroepen werden bereikt: – in 2008-2009: 6 CVO-cursisten; 37 leerkrachten; – in 2009-2010: 7 CVO-cursisten; 50 leerkrachten; – in 2010-2011: 18 hogeschoolstudenten (sociaal agogisch werk); 6 CVO-cursisten; 57 leerkrachten. JES richt de stadsklassen op alle scholen, maar voornamelijk op de laatste graad van het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs. Om nieuwe groepen te bereiken wordt geregeld promotie gevoerd via verschillende kanalen. De deelnemende klasgroepen van Vlaanderen zijn afkomstig uit verschillende regio’s. Een meerderheid komt uit Oost-Vlaanderen. Wat betreft de Brusselse scholen nemen momenteel voornamelijk scholen uit Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek deel. Voor de organisatie van de Stadsklassen en Brusselverkenningsactiviteiten wordt samengewerkt met verschillende organisaties en verenigingen die een interessant aanbod voor scholen hebben. Brussel in de buurt: Klassieke Brusselverkenning Media en Technologie (media)
Rondleiding in de VRT
Media en Technologie (wetenschap en technologie)
Interactieve rondleiding of atelier in het Museum voor Natuurwetenschappen
Bezoek aan TV-Brussel Cursus of workshop in het Planetarium Bezoek aan het waterzuiveringstation Noord: Aquiris Bezoek aan het Brussels Parlement: Speurneuzen en Handige Harry’s in het Brussels Parlement
Mens en Maatschappij (democratie)
Rondleiding Federaal Parlement, ontmoeting met parlementslid en bijwonen van een vergadering Bel Vue museum + Coudenberg
Mens en Maatschappij (België, Brussel, geschiedenis)
Hallepoort Interactief spel in het museum van de Nationale Bank van België Koninklijk museum van het Leger en de Krijgskunst Speurtocht in het Broodhuis of interactieve rondleiding Bozar: interactieve ontdekkingstocht in de tentoonstelling; workshop ‘Orkest op zijn best’
Cultuur en interculturaliteit (kunst)
Interactieve rondleiding in het Muziekinstrumentenmuseum Doe-activiteit in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van België Atelier in het Magritte-museum Interactieve rondleiding in de Muntschouwburg Interactief bezoek in het Wielsmuseum met creatief atelier
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
22
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011 Kindermuseum Interactief spel ‘Wonen op het dak’ door Studio Globo met aansluitend buurtwandeling, “Kuregem, diverse buurt” Bezoek Gewoon Vreemd Paleis
Cultuur en interculturaliteit (leefwereld v/h kind)
Groepsbezoek aan het ABC-huis; (ateliers en doe-activiteiten) Workshop Koninklijk Museum voor Midden Afrika Bozar: ontdekkingstocht Paleis voor Schone Kunsten Bezoek Riolenmuseum Ontdekkingsparcours in het Koning Boudewijnstadion Bezoek aan Brussels Experience Albert street: ecologische en pedagogische tuin
Groen in de stad
Leerwandelpad in het Zoniënwoud, Rood Klooster Bezoek kinderboerderij Jette Teaser van de vrijetijdswerking van Aximax
Sport en vrije tijd
Klimmen in De Waterman Muziekatelier JES Middagconcert Muziekinstrumentenmuseum
Overige
Schoolvoorstelling Bronks Bezoek aan de Koninklijke serres
De buurt in Brussel Erfgoedklassen: buurt in zicht Cultuur en Inter-culturaliteit
Atelier vzw Kamo: Wervelwind Express Scholenprogrammatie of teasers jeugdwerking Gemeenschapscentra Atelier vzw Green
Groen in de stad
Atelier educatief natuurbeheer door Natuurpunt Educatie vzw
Sport en vrije tijd
Teaser van een buurtcentrum of een jongerencentrum Sport in de schoolbuurt door buurtsport Brussel
JES houdt voortdurend de vinger aan de pols om nieuwe en interessante mogelijkheden in kaart te brengen en het aanbod steeds up to date te houden. Nieuwe initiatieven worden onderzocht en geëvalueerd. De activiteitenlijst wordt jaarlijks bijgewerkt. JES evalueert samen met de deelnemende leerkrachten iedere stadsklas en elke stadsverkenningsactiviteit. Op basis van deze evaluaties wordt het aanbod geregeld herbekeken en, indien nodig, bijgestuurd. Het bevorderen van de betrokkenheid van Brusselse leerlingen en leerkrachten op de schoolbuurt en de stad, is één van de belangrijke aandachtspunten in het beleid van VGCOnderwijs en Vorming. In dat kader wordt de verdere subsidiëring van JES voorzien voor de organisatie van Brusselklassen en andere Brusselverkenningsactiviteiten. De promotie van Brusselse stadsklassen voor Vlaamse scholen sluit aan bij de bevoegdheid van de Vlaamse Ministers bevoegd voor stedenbeleid en Brusselse aangelegenheden en overstijgt de bevoegdheid van VGC-Onderwijs en Vorming. De subsidiëring van Brusselklassen en andere Brusselverkenningsactiviteiten vanuit VGC-Onderwijs en Vorming gebeurt op onderstaande wijze en is specifiek bedoeld om de deelname van de Brusselse scholen aan het Brusselverkenningsaanbod (financieel) VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
23
aantrekkelijk te maken. Bij de subsidiëring en de ontwikkeling van een aangepast aanbod voor Nederlandstalige Brusselse scholen werd door VGC-Onderwijs en Vorming aan JES gevraagd om daarbij Brusselse onderwijspartners (o.m. de Brusselse onderwijsnetten) en onderwijsondersteuners (Onderwijscentrum Brussel en Voorrangsbeleid Brussel) te betrekken. Een ‘denktank’, waarin deze partners vertegenwoordigd zijn, volgt de ontwikkelingen en de uitbouw van de Brusselverkenning voor Brusselse scholen op. – in het kader van de begeleidingsprogramma’s wordt een enveloppesubsidie van 30.000 euro toegekend (schooljaar 2010-2011) voor de organisatie van Brusselverkenning voor het Nederlandstalige Brusselse onderwijs; – om de financiële drempel te verlagen wordt voor de deelname van de Brusselse scholen aan de Brusselverkenningsactiviteiten maximum 3.000 euro leerling gebonden subsidie toegekend (2010-2011). Dit verlaagt de normale deelnameprijs van Brusselse leerlingen met 50%, voor scholen met een hoog aantal GOK-leerlingen met 80%.Daarnaast kunnen Brusselse scholen die deelnemen aan meerdaagse Brusselklassen met overnachting in het kader van de subsidiëring van extra-murosactiviteiten een tussenkomst van de VGC krijgen van 5 euro per leerling, per overnachting. BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN, MEDIA EN PATRIMONIUM Vraag nr.3 van 27 januari 2011 van mevrouw Greet Van Linter Welzijn: Stand van zaken in het dossier van de woonzorgzones Een belangrijk project inzake de Nederlandstalige ouderenzorg in Brussel betreft de uitbouw en de operationalisering van de woonzorgzones. De laatste jaren is er al veel voorbereidend werk gebeurd. Een Masterplan Woonzorgzones Brussel werd uitgetekend en goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Een aantal prioritaire gebieden voor de uitbouw van woonzorgzones werden vastgelegd. De strategisch planner is ook bezig geweest met het opsporen van mogelijke initiatiefnemers en privépartners, het stimuleren van synergieën in de vooropgestelde woonzorgzones, en het uittekenen van de werking van de woonzorgzones en het zorgkruispunt, het definiëren en invullen van de infrastructurele lacunes in de woonzorgzone,… De residentiële delen (serviceflats, aanleunwoningen, …) worden ontwikkeld met privémiddelen. De nietresidentiële delen, de zogenaamde zorgdelen van een woonzorgzone, worden gefinancierd met subsidies vanuit Vlaanderen en de VGC. Kan collegelid Brigitte Grouwels een stand van zaken geven van de ontwikkeling van de woonzorgzones per project? Zijn er knelpunten opgedoken (eveneens per project)? Zijn er nieuwe projecten? Kan het collegelid per project de inbreng van de VGC toelichten, ook op financieel vlak? Antwoord = Project
Terranova, Blekerijstraat, Brussel (afgerond project)
Het gaat hier over de opstart van dagverzorgingscentrum in het Terranova-gebouw. Terranova werd officieel geopend op 27 november 2009 en op 12 februari 2010 werd door EHSAL een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met Sint-Vincentius uit Erpe-Mere voor de uitbating van het dagverzorgingscentrum Terranova. Het dagverzorgingscentrum werd op 23 april 2010 op een studiemoment van het Kenniscentrum Woonzorg aan de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
24
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
sector voorgesteld. Het dagverzorgingscentrum ging van start op 13 september 2010. De VGC is geen subsidiërende overheid in dit dossier. = Project
Samenhuizen, Cellebroersstraat, Brussel (mogelijk nieuw project)
Hier wordt de inbedding onderzocht van een tiental aangepaste appartementen voor ouderen en personen met een handicap. Het wordt een co-housingproject, waarbij ook voorzien wordt in een aantal gemeenschappelijke ruimten voor collectief gebruik en ontmoeting. Het project wordt getrokken door VPW Goede Bijstand i.s.m. De Overmolen. = Sint-Jozef,
Marnestraat, Evere (lopend project)
Het woonzorgproject in Evere omvat de bouw van een woonzorgcentrum voor 30 dementerenden – Clivia genaamd -, 17 aanleunwoningen en exclusieve lokalen voor het lokaal dienstencentrum Aksent Evere. Aksent en Clivia hebben reeds de zorgstrategische commissie van VIPA doorlopen en een positief antwoord gekregen van Vlaams minister Jo Vandeurzen. De milieu- en de stedenbouwkundige aanvraag zijn op 26 juni 2010 ingediend op basis van het eerder door de bouwheer goedgekeurde voorontwerp en haalbaarheidsstudie. Na het 2de openbaar onderzoek was er op 16 december 2010 een tweede zitting van de overlegcommissie, die, enigszins onverwacht een gemengd advies opleverde: ongunstig vanwege het Gewest, gunstig vanwege de gemeente. De architect is zijn lobbywerk gestart om toch snel tot een positief advies van de leidende ambtenaar en tot een stedenbouwkundige vergunning te komen. De erfpachtovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst tussen het woonzorgcentrum Sint-Jozef en Aksent zal in het voorjaar ondertekend worden. De VGC is geen subsidiërende overheid in dit dossier. = Project
Parkresidentie, Jette (mogelijk nieuw project)
De Parkresidentie in Jette wenst naast haar opdracht van serviceflatresidentie en lokaal dienstencentrum ook over te gaan tot een aanbod woonzorgcentrum en centrum voor kortverblijf. Hiervoor werd bij de Vlaamse overheid een voorafgaande vergunning aangevraagd voor 90 woongelegenheden woonzorgcentrum en 3 woongelegenheden kortverblijf. De VGC gaf een positief advies aan de Vlaamse Gemeenschap voor deze voorafgaande vergunning De Parkresidentie is op zoek naar een geschikte locatie voor dit mogelijk nieuw complex met een woonzorgcentrum, centrum voor kortverblijf, serviceflats en lokaal dienstencentrum. Momenteel is de Parkresidentie aan het onderhandelen met de eigenaar van een mogelijke site in Jette. = Project
KUB-campus, Koekelberg (lopend project)
Dit project beoogt de bouw van een woonzorgcentrum (174 woongelegenheden), centrum voorkortverblijf (10 woongelegenheden), 60 aanleunwoningen/serviceflats, en huisvesting voor gelieerde partners (CGGZ, huisartsenpraktijk, …). De initiatiefnemer, woonzorgcentrum Sint-Vincentius in Erpe-Mere, vroeg en kreeg een voorafgaande vergunning van de Vlaamse Gemeenschap voor bovenstaande werkvormen. De VGC gaf een positief advies aan de Vlaamse Gemeenschap voor deze voorafgaande vergunning
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
25
Door de commotie die in het najaar 2010 rond dit project was ontstaan, diende gezocht naar een alternatieve oplossing. Deze werd gevonden door het betrekken van de The 27 Group in het project. De site wordt daardoor opgedeeld in drie grote delen, waarvan de VGC (Cultuur, Jeugd en Sport) het deel met de sporthal betrekt, een deel naar de SintVincentius gaat en een deel naar The 27 Group. De vzw HUB-KUB heeft op 23 december 2010 een verkoopbelofte ondertekend ten voordele van de vzw Sint-Vincentius (voor het deel kant sporthal) en The 27 Group (voor het deel kant lesgebouw). Deze loopt tot 30 juni 2011. Deze omvat niet de sporthal met parking (ongeveer 30a), waarover een compromis met de VGC eerstdaags zal worden ondertekend . Het ontwerpbureau Buro II zal tegen maart 2011 een Masterplan voor de hele site indienen. De VGC is geen subsidiërende overheid in dit dossier = Project
De Overbron, Oorlogskruisenlaan, Neder-Over-Heembeek (lopend project)
Voor het project De Overbron werden twee aanpalende huizen aangekocht met als doel 15 extra woongelegenheden woonzorgcentrum te creëren. De plannen die werden uitgetekend konden nog geen goedkeuring wegdragen van de stadsdiensten. Er werden bijkomende beperkingen opgelegd en Stad Brussel wenst dat de Overbron eerst in gesprek gaat met alle buren. De VGC is geen subsidiërende overheid in dit dossier. = Project
Pieter en Pauwel, Sint-Pieter en Pauwelstraat, Neder-Over-Heembeek (lopend project)
Vlaams minister Pascal Smet heeft beslist dat de Vlaamse Gemeenschap dit project niet zal trekken, waardoor de samenwerkingsovereenkomst met de Stad Brussel en de VGC zonder voorwerp zijn geworden, evenals de plannen die de LAT-architecten maakten voor de site. Momenteel wordt bekeken hoe er in Neder-Over-Heembeek alsnog een woonzorgproject met een lokaal dienstencentrum, dagverzorgingscentrum, aanleunwoningen en een ADLcentrale voor personen met een handicap kan worden gerealiseerd. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel onderneemt daaromtrent verschillende initiatieven. = Project
Lutgardis, Zandgroevestraat, Oudergem (lopend project)
Het project beoogt de bouw van een dagverzorgingscentrum, een lokaal dienstencentrum, een nieuw jeugdhuis, een kinderkribbe en aanleunwoningen. Volgende projectstructuur werd gedefinieerd: het aartsbisdom Mechelen-Brussel verwerft de totale voorziene infrastructuur van de Maristen van België ; waarna het bisdom aan de Lutgardisscholen een erfpacht geeft voor het gedeelte school. Er werd een aanvraag voor een stedenbouwkundig attest opgesteld, dat eerst meerdere malen werd afgetoetst met de gemeente en van daaruit werd bijgesteld. De definitieve aanvraag wordt begin maart ingediend. Thans is er overleg inzake de sanering van de bodemvervuiling. Een saneringsproject werd opgesteld door MAVA, maar het BIM heeft gevraagd naar een geconsolideerd verkennend bodemonderzoek en een geconsolideerde risicoanalyse. Deze zal in maart 2011 worden ingediend.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
26
De VGC is partner in dit project omwille van de afstemming inzake een mogelijke integratie van een nieuw jeugdhuis en een nieuw kinderdagverblijf, telkens ter vervanging van het bestaande. = Aksent,
Liedtsstraat, Schaarbeek (lopend project)
Het is de bedoeling het lokaal dienstencentrum Aksent te verbouwen tot een zorgknooppunt door de creatie van een nieuw dagverzorgingscentrum naast het lokaal dienstencentrum. Daar VIPA een aantal bedenkingen heeft aangaande de aanvraag van het technisch-financieel luik dat door Aksent werd ingediend, wordt momenteel onderzocht hoe de uitbouw van dit initiatief verder zal worden aangepakt. De VGC reserveerde in haar investeringsplan 2005-2010 300.000 euro voor dit project. = Biloba,
Plantenstraat, Schaarbeek (lopend project)
Dit dossier behelst de uitbouw van de collectieve ruimten van het tweetalige woonzorgcomplex Maison BILOBA Huis vzw, gelegen in de Plantenstraat 118-120 in 1030 Brussel. EVA vzw is hierin de Nederlandstalige partner EVA vzw vraagt aan de VGC een investeringssubsidie van 200.000 euro voor dit project. De VGC onderzoekt momenteel deze vraag. = Project
Tram 82 / lokaal dienstencentrum Ellips, Sint-Agatha-Berchem (lopend pro-
ject) In het woonzorgcentrum Arcus te Sint-Agatha-Berchem werd Tram 82 ondergebracht, een dagverzorgingscentrum met opvangcapaciteit van 15personen, dat op 27 september 2010 de deuren opende. Tram 82 zal een vraag naar investeringsmiddelen indienen bij de VGC voor de uitrusting van het dagverzorgingscentrum. Het correcte bedrag is nog niet bekend. De VGC onderzoekt momenteel deze vraag. Het nieuwe lokaal dienstencentrum Ellips zal actief zijn op dezelfde site als het woonzorgcentrum Arcus en het dagverzorgingscentrum Tram 82. Ellips ontving reeds zijn opstartsubsidie van de VGC in december 2010 en zal ook een vraag naar investeringsmiddelen indienen bij de VGC voor de afwerking van de voorziene lokalen. Het correcte bedrag is nog niet bekend. De VGC onderzoekt momenteel deze vraag. = Project
Begijnenstraat I, Sint-Jans-Molenbeek (afgerond project)
Dit project omvat de renovatie van 7 appartementen tot 11 levensloopbestendige wooneenheden, in combinatie met de opstart van het lokaal dienstencentrum Vaartkapoen dat zal verhuizen van zijn huidige locatie naar deze nieuwe locatie. De verbouwingswerken van de aanleunwoningen zijn beëindigd. De ingebruikname is gebeurd. De controle door de brandweer is uitgevoerd en het rapport is ontvangen. De definitieve oplevering is gebeurd op 27 mei 2010. De appartementen worden verhuurd via Sociaal verhuurkantoor Baïta aan personen met een handicap die worden begeleid door De Lork en aan ouderen die worden opgevolgd en ondersteund door lokaal dienstencentrum De Vaartkapoen. De bouwaanvraag voor de ontwikkeling van het gelijkvloers tot dienstencentrum/ zorgknooppunt werd in 2010 door de vzw Welvaartkapoen ingediend. Het VIPA-dossier werd VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
27
ook geactiveerd. De VGC is partner in dit project via een investeringssubsidie van 270.000 euro voor de betaling van de langdurige huur van het gelijkvloers waar het lokaal dienstencentrum zijn intrek zal nemen. = Project
Begijnenstraat II (nr. 54/72), Sint-Jans-Molenbeek (lopend project)
Het betreft de creatie van een nursingvoorziening voor 25 personen met een handicap en een dagcentrum voor 6 personen met een handicap op de campus van een te ontwikkelen woonzorgproject, gelegen in de Begijnenstraat 54/72 te 1080 Sint-Jans-Molenbeek.Het Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg (ROG) van Vlaams-Brabant heeft het project van Zonnelied vzw einde juni 2010 positief geadviseerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Dit positief advies heeft geleid tot het toekennen van een vergunning door het VAPH aan de vzw Zonnelied voor reeds 20 personen met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH). De notariële aankoopakte werd op 24 april 2010 verleden. Er werd een masterplan opgesteld voor de site, waarvoor een stedenbouwkundig attest werd bekomen. De concretisering ervan wordt nu verder uitgewerkt. Het project heeft een totaalkost van 3.761.000 euro. De VGC legde hiervoor alvast een investeringssubsidie vast van 800.000 euro in het voorjaar van 2010. = Project
Brutopia, De Merodestraat, Vorst (lopend project)
In Vorst werd overgegaan tot de aankoop van een grond voor de bouw van een lokaal dienstencentrum in de De Merodestraat. Initiatiefnemers zijn de lokale dienstencentra Het Anker en Forum. Dit project ligt op wandelafstand van het nieuwe Vlaams erkende woonzorgcentrum Bellevue, dat in januari 2010 zijn deuren opende. Tussen beide voorzieningen kan op termijn de nodige synergie worden gecreëerd. In het voorjaar 2011 wordt gestart met de bouwwerken. Een derde luik dat bij de uitbouw van deze zone wordt onderzocht is de inbedding van een dagverzorgingscentrum, maar deze piste is nog niet concreet. De totale projectkost voor het lokaal dienstencentrum bedraagt: 850.000 euro. De initiatiefnemers hebben bij de VGC een aanvraag naar investeringssubsidies ingediend van 300.000 euro. De VGC onderzoekt momenteel deze vraag. Vraag nr.4 van 27 januari 2011 van mevrouw Greet Van Linter Welzijn: Masterplan betreffende de KUB-site en meer bepaald de zorgdelen Over de KUB-site is er volgens Vlamas minister Pascal Smet reeds overleg geweest met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het is een polyvalent project geworden. Er wordt gewerkt aan een masterplan met 3 loten: een lot woonzorg, een lot huisvesting en een lot recreatie. Dat laatste wordt ingevuld door de VGC, die de sporthal met parking aankocht, zodat voor recreatiemogelijkheden kan worden gezorgd. De woningen worden door een private promotor ontwikkeld en de zorgdelen door de vzw Sint-Vincentius
.
Is er enige samenwerking of overleg met de vzw Sint-Vincentius? Welke banden heeft deze vzw met de VGC?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
28
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Antwoord De vzw Sint Vincentius nam begin 2010 contact op met de VGC en meer bepaald het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin om haar plannen (voor de zorgdelen) op de KUB-site voor te stellen. Verdere contacten tussen de vzw Sint Vincentius en VGC Welzijn, Gezondheid en Gezin verliepen via het Kenniscentrum Woonzorg Brussel. Op basis van het ingediende dossier gaf het VGC-College op 15 juli 2010 een gunstig advies (collegebesluit nr. 20092010-0500) aan de Vlaamse Gemeenschap voor de oprichting van: – Woonzorgcentrum voor 174 woongelegenheden in 1081 Koekelberg – Centrum voor kortverblijf voor 20 woongelegenheden in 1081 Koekelberg – Centrum voor herstelverblijf van 60 verblijfseenheden in 1081 Koekelberg – Serviceflatgebouw van 60 wooneenheden in 1081 Koekelberg – De VGC voorziet geen reguliere subsidiëring of investeringssubsidies voor dit project Vraag nr.5 van 4 februari 2011 van mevrouw Els Ampe Patrimonium: Het vastgoedpatrimonium van de Vlaamse Gemeenschapscommissie De Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikt voor de werking van haar administratie en voor de uitvoering van de verschillende beleidsdomeinen over een hele resem gebouwen. Gemeenschapscentra, kinderdagverblijven, bibliotheken, jeugdhuizen, … vormen slechts een greep uit het patrimonium van de VGC. De directie Gebouwen en Patrimonium verzorgt de uitbouw en het beheer van de gebouwen voor huisvesting van diensten van de VGC en van de verzelfstandigde eenheden. Van hoeveel gebouwen is de VGC eigenaar? Van hoeveel gebouwen is de VGC medeeigenaar? Hoeveel van deze gebouwen zijn onbenut en staan volledig of gedeeltelijk leeg? Van hoeveel gronden is de VGC eigenaar? Hoeveel gebouwen huurt de VGC voor de administratie of de beleidsdomeinen? Hoeveel gebouwen of terreinen verkocht de VGC tijdens de vorige legislatuur? Welke gebouwen of terreinen waren dit? Hoeveel gebouwen of terreinen plant de VGC in de nabije toekomst te verkopen? Welke gebouwen of terreinen zijn dit? Antwoord De VGC (vroeger NCC) heeft sinds 1970 gestaag een uitgebreid vastgoedpatrimonium opgebouwd. Waar het zich in de beginjaren vooral beperkte tot kinderdagverblijven en de huisvesting van de eigen administratie werd het patrimonium vanaf 1990 aangevuld met gemeenschapscentra, jeugdhuizen en onderwijsinstellingen. De VGC is op 1 januari 2011 eigenaar van 123 kadastrale percelen, waarvan 92 bebouwd en 31 onbebouwd zijn. De onbebouwde percelen betreft hoofdzakelijk terreinen en wegen van Elishout, weilanden van het Neerhof en binnengebieden of achterliggende tuinen van gemeenschapscentra. De VGC is daarnaast op 1 januari 2011 mede-eigenaar van 8 kadastrale percelen, waarvan 4 bebouwd zijn en 4 onbebouwd. Het betreft hier de niet-gesplitste delen tussen VGC en Cocof van de eigen onderwijsinstellingen . De recent aangekochte of verkochte gebouwen en/of terreinen, waarvan de authentieke akte nog niet verleden is, werden niet in de lijst verwerkt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
29
Actueel staan 9 panden, in eigendom van de VGC, leeg. Het betreft meer specifiek: – 3 bouwvallige woningen, Vanderlindenstraat 52-54-56 te 1030 Schaarbeek, als buffer voor geluidsoverlast van de grote zaal; – Loft De Kriekelaar, Gallaitstraat 88 te 1030 Schaarbeek, als buffer voor geluidsoverlast van de grote zaal; – Voormalig kinderdagverblijf Zonnebloem, Koning Soldaatlaan 79 te 1070 Anderlecht waarvoor de verkoopsprocedure eerstdaags wordt heropgestart; – Voormalig kinderdagverblijf Kiekeboe, Bosniëstraat 36/38 te 1060 Sint-Gillis waarvoor de verkoopsprocedure eerstdaags wordt heropgestart; – Voormalig kantoor Riso, Antwerpsesteenweg 295 te 1000 Brussel waarvoor de verkoopsprocedure eerstdaags wordt heropgestart; – Voormalig internaat, Kloktorenstraat 22/24 te 1040 Etterbeek; – Woning, Zeypstraat 55 te 1083 Ganshoren, aangekocht voor uitbreiding LDC De Zeyp. De VGC huurt 9 gebouwen: – 2 voor de administratie (loods Technologie, Lombard); – 3 voor beleidsdomein Onderwijs en Vorming (CLB Technologie, CLB Haacht, tijdelijke huisvesting internaat Elishout); – 4 voor beleidsdomein Cultuur, Jeugd en Sport (tijdelijke bibliotheek Prinsenstraat, magazijn tijdelijke bibliotheek, bibliotheek Koekelberg, tijdelijke GC Den Dam). Verder heeft ze gebruiksovereenkomsten met de Cocof voor bepaalde delen van de site Elishout-Coovi, met de provincie Vlaams-Brabant en met de gemeente Sint-LambrechtsWoluwe. Deze vallen niet onder de huurwetgeving. Tijdens de vorige legislatuur verkocht de VGC 4 kadastrale percelen, waarvan 3 bebouwd en 1 onbebouwd. Het betreft meer specifiek: – Gebouw gelegen aan Dorpstraat 30 te 1070 Anderlecht, aan vzw Nivo Brussel; – Gebouw gelegen aan Dorpstraat 32 te 1070 Anderlecht, aan vzw Nivo Brussel; – Achterliggende tuin aan Dorpstraat 30 te 1070 Anderlecht, aan vzw Nivo Brussel; – Gebouw gelegen aan Koningstraat 270 te 1210 Sint-Joost-Ten-Node, aan nv Vedesco. Het College van de VGC heeft momenteel de eigendomsoverdracht of verkoop van 9 kadastrale percelen goedgekeurd. Het betreft meer specifiek: – 3 bouwvallige woningen, Vanderlindenstraat 52-54-56 te 1030 Schaarbeek; – Voormalig kinderdagverblijf Zonnebloem, Koning Soldaatlaan 79 te 1070 Anderlecht; – Voormalig kinderdagverblijf Kiekeboe, Bosniëstraat 36/38 te 1060 Sint-Gillis; – Voormalig kantoor Riso, Antwerpsesteenweg 295 te 1000 Brussel; – Bouwgrond, Mathieu Pauwelsstraat te 1082 Sint-Agatha-Berchem (verkoopsovereenkomst getekend met Cores Development); – Wijkhuis Kontakt, Vandendriesschelaan 11 te 1150 Sint-Pieters-Woluwe; – Grondaandeel Koninklijke Vlaamse Schouwburg – KVS box, Arduinkaai 6-7 te 1000 Brussel (overdracht naar de stad Brussel lopende). Op dit moment werd nog geen beslissing genomen omtrent een eigendomsoverdracht van andere gebouwen of gronden van de VGC.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
30
Vraag nr.6 van 4 februari 2011 van de heer Herman Mennekens Media: Lees- en luistercijfers van de Brusselse media De Vlaamse Gemeenschap en de VGC ondersteunen 4 media: tvbrussel, FM Brussel, Brussels deze Week en brusselnieuws.be. Dat impliceert een stevige investering. Tegelijkertijd heeft het Brussels Hoofdstedelijke Gewest een relatief klein afzetgebied. Men moet goed in de gaten houden hoe de overheidsmiddelen bij deze media worden aangewend. Wat zijn de recentste CIM cijfers? Wat is de kijk-, lees-, luisterdichtheid van de verschillende media? Hoe evolueren de cijfers vergeleken met vorige jaren? Wat is de interpretatie van collegelid Brigitte Grouwels van deze cijfers? Antwoord 1. De huidige cijfers Op de website www.cim.be van het Centrum voor Informatie over de Media kan men een overzicht vinden van de gehanteerde methodologie, de belangrijkste cijfers, … van de diverse media in België. De CIM-cijfers bevatten geen gegevens meer over de uitzendingen van tvbrussel, wel over het VRT Weekoverzicht dat aangemaakt wordt door tvbrussel en op zaterdag door de VRT uitgezonden wordt. Gemiddeld keken in 2010 elke week 116.266 mensen naar het VRT Weekoverzicht. Er zijn buiten de CIM evenmin betrouwbare cijfers beschikbaar over de mate waarin men naar tvbrussel kijkt. Ook over FM Brussel heeft CIM geen cijfermateriaal. De recentste CIM-cijfers voor FM Brussel dateren van 2008. Maar de CIM-cijfers voor niet-nationale radio’s zijn onbetrouwbaar vanwege de grootte van de steekproef. Bovendien worden er in Brussel en omgeving nauwelijks mensen ondervraagd die zich als Nederlandstalig opgeven. De jongste jaren neemt CIM FM Brussel dan ook niet meer op in zijn resultaten voor radio. In 2007 werd wel onderzoek gedaan naar de evaluatie en het bereik van FM Brussel door het Gentse bureau Insites in opdracht van toenmalig Vlaams minister Bert Anciaux. Hieruit bleek dat FM Brussel 14% van de actieve Vlamingen in Brussel bereikt en 5% in de Rand. Enkel en alleen in die socio-demografisch beperkte doelgroep kwam dat volgens het bureau neer op 73.000 luisteraars. Bovendien bleek uit dat zelfde onderzoek dat het potentieel (bereidheid om naar FM Brussel te luisteren) binnen de groep actieve Nederlandstaligen op 34% in Brussel en 25% in de Rand lag. De uitgaven van Brussel Deze Week, het weekblad en Agenda, zijn opgenomen in de CIM-cijfers. Brussel Deze Week Totaal aantal lezers
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
108.500
113.100
107.300
117.600
119.700
Aantal lezers voorbije week
54.200
58.000
51.900
52.400
60.200
Aantal trouwe lezers
53.700
41.900
42.800
43.000
45.200
Aantal Nltalige. gezinnen
70,3%
73,1%
68,8%
59,9%
68,8%
Aantal Frtalige. gezinnen
29,7%
26,9%
31,2%
40,1%
31,2%
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011 Agenda
31
2003-2004
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
Totaal aantal lezers
60.800
76.900
84.200
104.600
91.600
108.400
Lezers laatste editie
29.000
33.400
38.100
43.000
34.500
52.500
52,7 % / 47,3%
41,5% / 58,5%
Aandeel Nl / Fr
45,3% / 54,7%
Ook hier moeten de cijfers voorzichtig gehanteerd worden. De bereikstudie pers van CIM is een nationale enquête. Over bladen met een regionaal bereik stelt CIM zelf: “We kunnen ook veronderstellen dat men minder kans heeft om lezers te vinden van een titel met een eerder beperkte verspreiding (zowel geografisch als qua doelgroep) en dat het bereik LLP (= lezers laatste periode, in het geval van een weekblad laatste week) van deze titels eveneens wordt onderschat.” De cijfers vanaf 2009-2010 worden volgens een verschillende methodologie tot stand gebracht waardoor vergelijkbaarheid met de vorige jaren niet meer mogelijk is. Eigenlijk moet een onderzoek duidelijk maken wat het bereik is binnen een specifieke Brusselse doelgroep en aangezien Brussel Deze Week zich richt tot de Nederlandstaligen moet worden onderzocht wat de dekking is onder die Brusselse Nederlandstaligen. Hoe dan ook het is een moeilijke kwestie aangezien er geen goede lijsten, zelfs geen goede cijfers bestaan over het aantal Nederlandstaligen in Brussel, laat staan over het aantal Nederlandskundigen (want BDW wordt wel degelijk ook gelezen door Franstaligen). Tenslotte bestaan er ook voor brusselnieuws.be geen CIM-cijfers. Maar voor de nieuwssite zijn er wel gedetailleerde tellingen mogelijk via een trackingsysteem. Voor brusselnieuws.be geeft dat volgende cijfers voor de afgelopen jaren (cijfers via Mtrack): 2006: 458.395 bezoekers; 938.734 bezoeken; 2.530.469 page views. 2007: 668.367 bezoekers; 1.313.036 bezoeken; 3.025.133 page views. 2008: 672.925 bezoekers; 1.257.977 bezoeken; 2.830.080 page views. 2009: 930.604 bezoekers; 1.725.539 bezoeken; 3.693.425 page views. 2010: 942.912 bezoekers; 1.982.261 bezoeken; 4.561.865 page views. Men merkt een gestage groei op van het aantal bezoekers en geraadpleegde pagina’s op brusselnieuws.be over de jaren. Het aantal bezoekers verdubbelde zo op vier jaar tijd. Het aanbod van brusselnieuws.be groeide de voorbije jaren dan ook. De nieuwssite profileert zich sinds het voorjaar van 2009 bovendien als een volwaardig nieuwsmedium, dat nog steeds het aanbod van de nieuwspartners (tvbrussel, FM Brussel, BDW en Agenda) bundelt, maar daarnaast ook als volwaardig nieuwsmedium functioneert, het nieuws over Brussel op de voet volgt en ook zelf nieuws maakt. De redactie is langer op post en verzorgt ook een weekendpermanentie. 2. Een nieuw media-onderzoek Op dit moment is in opdracht van Vlaams minister Pascal Smet een kwalitatief en kwantitatief publieksonderzoek gestart naar het bereik van de Vlaams-Brusselse mediapartners door onderzoekers van CEMESO en BRIO, twee groepen verbonden aan de Vrije
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
32
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Universiteit Brussel. Dat zal ongetwijfeld meer interessante cijfergegevens, ingebed in een inhoudelijk referentiekader, opleveren. Vraag nr.7 van 1 maart 2011 van mevrouw Elke Roex Welzijn: Brusselse consultatiebureaus van Kind&Gezin In 2007 werd er een knelpuntennota opgemaakt over de situatie bij de Brusselse consultatiebureaus voor het Jonge Kind van Kind&Gezin. De grootste knelpunten liggen op het vlak van de infrastructuur van de consultatiebureaus. Hoeveel inrichtende machten van consultatiebureaus van Kind&Gezin zijn er in het Brussels hoofdstedelijk gewest? Hoeveel betaalde krachten hebben ze in dienst? Op welke plaatsen houden de consultatiebureaus hun zittingen? Graag een overzicht van de locaties en van het aantal zittingen. Wie of welke organisatie stelt de lokalen voor de consultatiebureaus ter beschikking? Welke consultatiebureaus betalen huur? Hoeveel bedraagt de huurprijs? Welke consultatiebureaus kunnen hun locatie tijdens de consultaties exclusief gebruiken? In het geval van niet-exclusief gebruik: graag verduidelijking van de situatie voor dokterslokaal, verpleegsterlokaal, wachtlokaal en kleedruimte. Hoeveel vrijwilligers zijn aan de slag in de consultatiebureaus? Graag de uitsplitsing voor de verschillende consultatiebureaus. Wat is hun leeftijd? Hoe evolueerde het aantal zittingen van de consultatiebureaus tussen 2007 en 2010? Graag een uitsplitsing volgens de verschillende locaties. Welke investeringen zijn er sinds 2007 geweest om de infrastructuurproblemen van de consultatiebureaus op te lossen? Waar ligt vandaag de prioriteit om de knelpunten van de consultatiebureaus aan te pakken? Antwoord Op basis van een rondvraag, waarop niet alle organiserende besturen tijdig / volledig hebben geantwoord kan collegelid Brigitte Grouwels volgende elementen van antwoord geven: 1. Er zijn momenteel 6 organiserende besturen van consultatiebureaus van Kind&Gezin in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Exclusief Foyer (geen cijfers beschikbaar) hebben zij samen 3,45 voltijds equivalenten personeel in dienst. 2. Overzicht van het aantal zittingen per consultatiebureau (cijfergegevens van organiserende besturen): 2007 Kind en Preventie 1. Anderlecht, Korte Wolvenstraat 2. Brussel, Dansaertstraat 3. Elsene 4. Etterbeek 5. Evere 6. Ganshoren 7. Haren 8. Neder-over-Heembeek 9. Oudergem 10. Schaarbeek, Gallaitstraat
2008
2009
2010
26
25
25
22
151 34 33 30 45 24 36
134 36 33 33 46 24 30
136 40 34 34 46 24 31
129 41 36 32 50 24 27
75
82
83
79
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
11. Schaarbeek, Vandeveldestraat 12. Sint-Agatha-Berchem
33
55 31 540
55 35 533
53 38 544
48 41 529
48
46
44
55
85 61
86 63
104 64
116 61
194
195
212
232
31
32
32
32
31
32
32
32
71 31
70 32
67 32
73 32
102
102
99
105
31
32
32
32
898
894
919
930
De Weeg 13. Brussel, Groendreef 14. Laken, Bockstaellaan 15. Sint-Jans-Molenbeek, Ninoofsesteenweg De Weeg Zuid-Brussel 16. Sint-Gillis 17. Vorst
Gemeentebestuur Anderlecht 18. Anderlecht, d’Aumalestraat 19. Anderlecht, Veeartsenstraat (Huis der Gezinnen)
VUB 20. Jette Foyer 21. Sint-Jans-Molenbeek, Mommaertstraat 22. Brussel, 9de Liniestraat TOTAAL (18 op 22 bureaus)
3. Overzicht van de situatie op het vlak van infrastructuur: Eigenaar
huur*p jaarbsisi)
Arts
V
K/W
Kind en Preventie 1. Anderlecht, Korte Wolvenstraat
vzw (niet bepaald)
2.296
excl.
kast
kast
2. Brussel, Dansaertstraat
eigen gebouw
4.901
excl.
excl.
excl.
3. Elsene
VGC (GC Elzenhof)
3.276
excl.
kast
kast
4. Etterbeek
privé-markt
14.680
excl.
excl.
excl.
5. Evere
VGC (GC Everna)
2.231
kast
kast
kast
6. Ganshoren
vzw (niet bepaald)
2.034
excl.
excl.
excl.
7. Haren
KDV Lentebloempjes
663
excl.
kast
kast
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
34
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
8. Neder-over-Heembeek
KDV Onze Vriendjes
2.840
excl.
excl.
excl.
9. Oudergem
VGC (GC De Dam)
2.771
kast
kast
kast
10. Schaarbeek, Gallaitstraat VGC (GC De Kriekelaar)
5.866
excl.
excl.
excl.
11. Schaarbeek, Vandeveldestraat
basisschool Champagnat
2.899
excl.
excl.
excl.
12. Sint-Agatha-Berchem
KDV Onze Guitjes
9.359
excl.
kast
kast
53.816 De Weeg 13. Brussel, Groendreef
stad (school+KDV)
nihil
nihil
Nihil
14. Laken, Bockstaellaan
VGC (GC Nekkersdal)
excl.
excl.
kast
15. Sint-Jans-Molenbeek, Ninoofsesteenweg
VGC (KDV Arion)
excl.
excl.
kast
De Weeg Zuid-Brussel 16. Sint-Gillis
Gemeente
17. Vorst
VGC (GC Ten Weyngaert)
3.672
excl.
excl.
excl.
Gemeentebestuur Anderlecht 18. Anderlecht, d’Aumalestraat
eigen gebouw
kast
kast
kast
19. Anderlecht, Veeartsenstraat
eigen gebouw
excl.
excl.
excl.
excl.
kast
excl.
VUB 20. Jette
eigen gebouw (KDV)
4.250
Foyer 21. Sint-Jans-Molenbeek, Mommaertstraat
eigen gebouw
22. Brussel, 9de Liniestraat
(*) bedrag op jaarbasis (voor Kind en Preventie, Brussel, Dansaertstraat + VUB: afschrijving / afbetaling lening) [legende: A = arts; V = verpleegkundige; K/W = kleed- en wachtruimte; excl = exclusief; kast = afsluitbare kast] 4. Overzicht van de situatie op het vlak van vrijwilligers (moment-opname): Aantal Kind en Preventie 1. Anderlecht, Korte Wolvenstraat 2. Brussel, Dansaertstraat 3. Elsene
gemiddelde leeftijd p jaarbsisi) 7 7 5
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
65,57 62,29 53,00
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011 4. Etterbeek 5. Evere 6. Ganshoren 7. Haren 8. Neder-over-Heembeek 9. Oudergem 10. Schaarbeek, Gallaitstraat 11. Schaarbeek, Vandeveldestraat 12. Sint-Agatha-Berchem
35
4 5 10 5 8 9 9 7 5 81
52,25 47,00 64,50 67,20 64,38 67,00 50,22 64,57 64,20 60,79
2 10 6 18
(raming) 55,00 (raming) 41,00 (raming) 60,00 (raming) 48,98
6
57,17
11 4 15
47,50
VUB 20. Jette
3
74,67
Foyer
0
niet van toepassing
(19 op 20 bureaus) 123
(18 op 20 bureaus) 57,55
De Weeg 13. Brussel, Groendreef 14. Laken, Bockstaellaan 15. Sint-Jans-Molenbeek, Ninoofsesteenweg
De Weeg Zuid-Brussel 16. Sint-Gillis 17. Vorst Gemeentebestuur Anderlecht 18. Anderlecht, d’Aumalestraat 19. Anderlecht, Veeartsenstraat
TOTAAL
5. De VGC kan de consultatiebureaus, op basis van de geldende regelgeving (Collegebesluit nr. 04/292 van 13 mei 2004 houdende uitvoering van verordening nr. 04/06 houdende de toekenning van investeringssubsidies aan voorzieningen van het beleidsdomein kind en gezin), enkel investeringssubsidies geven voor verfraaiing en meubilering. Meer bepaald hebben ze, binnen de perken van de beschikbare kredieten, recht op maximaal 4.000 euro om de 5 jaar. 6. Kind&Gezin werkt op dit ogenblik aan een heroriëntering van de preventieve gezinsondersteuning en, meer bepaald, van de consultatie-bureaus (zie: ‘Krijtlijnen voor de uitbouw van een versterkte preventieve gezinsondersteuning’, 29 oktober 2010). In dat kader zal de VGC, in overleg met Kind&Gezin en met het werkveld, een actieplan uitwerken om de werking van de consultatiebureaus te optimaliseren (vrijwilligers, artsen, infrastructuur…) en uit te breiden in functie van een hoger bereik en rekening houdend met het stijgende aantal geboorten. Een (nieuwe) subsidieregeling zal worden ontwikkeld.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
36
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Vraag nr.8 van 15 maart 2011 van mevrouw Carla Dejonghe Patrimonium: Zichtbaarheid van de nieuwe keukentoren van Elishout-Coovi De renovatie van de campus van horecaschool Elishout-Coovi is met de uitgetrokken 25 miljoen euro het grootste bouwdossier dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie ooit heeft gefinancierd. De renovatie was broodnodig om de school een nieuwe boost te geven en ook aantrekkelijk te maken voor Brusselse jongeren. De nieuwe keukentoren, die ondertussen naast de ring van Brussel prijkt en 13 verdiepingen telt, is dan ook een pareltje. De keukentoren bepaalt in belangrijke mate het nieuwe gezicht van de vernieuwde Elishout-Coovi-campus. Het lijkt bijgevolg opportuun dat het voor voorbijgangers duidelijk is dat de prachtige keukentoren deel uitmaakt van de horecaschool. Voorlopig is er (nog) geen verwijzing naar de horecaschool op de nieuwe toren zichtbaar van op de ring hetgeen wel het geval is voor de CERIA-toren. Dit is jammer aangezien dit architecturale pareltje het imago van Elishout-Coovi alleen maar ten goede kan komen. Zal er nog een verwijzing naar Elishout-Coovi worden geplaatst op de nieuwe keukentoren? Indien ja, op welke wijze? Indien neen, zal collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes andere maatregelen ondernemen om de keukentoren herkenbaar te maken als onderdeel van de vernieuwde Elishout-Coovicampus? Antwoord De herkenbaarheid van de Elishout-Coovi-campus en de instellingen van de VGC die er gelegen zijn, vormen een belangrijk aandachtspunt in het nieuwbouwproject op de campus. Het is de uitdrukkelijke wens van de VGC om op de keukentoren een duidelijke verwijzing naar de instellingen te voorzien. De toren kan zo het uithangbord voor de campus worden en de bekendheid van de instellingen bij het brede publiek vergroten. Het architectenbureau Xaveer De Geyter Architecten verantwoordelijk voor het bouwproject, werd gevraagd een aantal voorstellen uit te werken om deze zichtbaarheid vorm te geven. Er werd gekozen voor de installatie van een lichtreclame met duurzame LEDtechnologie (energiebesparende lampen) met het woord ‘ELISHOUT’ bovenop een circulatiekoker van de toren. De inplanting en oriëntatie zijn zodanig dat de signaalfunctie van de keukentoren naar ring en Bergensesteenweg optimaal benut wordt, het ontwerp benadrukt de verticaliteit van de keukentoren. Elishout verwijst rechtstreeks naar de VGCinstellingen die op de campus gelegen zijn. De directie Gebouwen en Patrimonium en Xaveer De Geyter Architecten hebben de nodige documenten voor de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voorbereid, en deze worden verstuurd naar het departement Ruimtelijke Ordening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vraag nr.9 van 21 maart 2011 van de heer Paul De Ridder Welzijn: Huis voor Gezondheid Op 14 december 2010 lieten enkele leden van de Raad van Bestuur en van de Algemene Vergadering van het Huis voor Gezondheid vzw de politieke wereld weten dat ze zich terugtrokken uit deze functies. Dit had onder meer te maken met de projecten die voorheen onder Pro Medicis Brussel vielen Het debat over het Huis voor Gezondheid werd VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
37
intussen reeds gevoerd in december en januari, zowel in het Vlaams Parlement als in de Raad van de VGC. In opvolging van die debatten had de heer De Ridder graag volgende vragen gesteld: Op 17 december 2010 zei collegelid Brigitte Grouwels over de bestuurders: “Ik had goede contacten met hen en waardeer hen zeer.” a) Heeft collegelid Brigitte Grouwels intussen contact met hen gehad? b) Van wie ging het initiatief hiervoor uit? c) Wat waren de achterliggende redenen voor het ontslag van deze bestuurders? d) Zal men daar rekening mee houden bij de verdere werking van het Huis voor Gezondheid? Het collegelid kondigde ook aan dat het zogenaamde “H-Team in de volgende jaren nog meer inzetten op het aantrekken van allochtone jongeren naar zorgberoepen.” e) Hoe zal dat gebeuren, welke accenten zal men hiervoor leggen? f) Welke personeelsinzet wordt hiervoor voorzien? Is deze groter of kleiner dan voorheen? g) Welke zijn de grootste knelpunten om Brusselse scholieren te overtuigen van een carrière in de zorg? h) Zijn er specifieke knelpunten om Brusselse scholieren van allochtone origine te overtuigen van een carrière in de zorgsector? Zo ja, de welke? Vanaf 2011 worden de onkosten voor logies en transport voor de stagiairs uit Vlaanderen die in Brussel stage lopen niet langer vergoed. “Dit betekende namelijk een erg grote hap uit het budget, en bood geen garanties dat deze stagiairs nadien ook in Brussel bleven werken.”, luidt het. Het Huis voor Gezondheid koos er voor “om met de zo vrijgekomen middelen meer in de diepte te kunnen werken en te focussen op studenten die echt blijvend in Brussel zijn geïnteresseerd.” (Commissie Brussel C103, 19 januari 2011). i) Kan collegelid Brigitte Grouwels een overzicht geven van de mensen die degelijke premie kregen en nadien wel of niet in Brussel bleven? j) Wanneer en door wie werd deze beslissing genomen? k) Wat is de conclusie van de impactstudie over dit onderwerp? l) Indien deze nog niet bekend zijn: waarom heeft men de resultaten van deze impactstudie niet afgewacht om deze beslissing te nemen? m) Hoe groot was die hap uit het budget, met andere woorden, hoeveel werd jaarlijks uitgegeven aan deze vergoedingen? n) Hoe zal men deze vrijgekomen middelen concreet gebruiken om te ‘focussen op studenten die echt blijvend in Brussel zijn geïnteresseerd’? Welke garantie heeft men dat andere initiatieven wel mensen in Brussel houden? o) Zal men daarbij tussenkomen op een andere manier tussen komen in een betaalbare huisvesting voor de stagairs (bv. Quartier Latin, afspraken met ziekenhuizen voor logementvoorzieningen binnen het ziekenhuis of eigen studentenvoorzieningen)? Antwoord Het ontslag van de bestuurders van Pro Medicis Brussel (PMB) binnen de bestuursraad van het Huis van Gezondheid heeft vele oorzaken. In een bericht van 14 december 2010 werd deze beslissing ook bekend gemaakt. Het komt mevrouw Grouwels niet toe om hier in hun plaats uitspraken over te doen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
38
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Begin februari 2011 had mevrouw Grouwels een persoonlijk onderhoud met enkele betrokkenen. Ze onthoudt vooral dat zij met de nodige opmerkingen en voorstellen om de waarden en expertises van PMB verder te benutten en te optimaliseren, het Huis een positieve toekomst toewensen. Wat de toekomst van het H-team betreft, zal in 2011 de focus liggen op het uitwerken van een strategie om de toegang tot gezondheidszorg voor kansengroepen (kansarmen en allochtonen) te verbeteren. Momenteel bereikt het bestaande gezondheidsaanbod onvoldoende deze doelgroepen. Bovendien gebruiken deze doelgroepen het bestaande aanbod vaak niet of niet op de juiste manier: (over)gebruik van spoeddiensten voor niet spoedeisende hulp, overconsumptie van specialistische zorg en ondergebruik van thuiszorg en eerstelijnszorg. Het is de bedoeling om de ervaring die binnen deze werking werd opgedaan nadien te gebruiken voor het promoten van zorgberoepen naar allochtone jongeren. Met het aanstellen van een Vlaamse ambassadeur voor zorgberoepen in december 2010 worden de acties rond het aantrekken van studenten naar zorgberoepen geïnventariseerd, met de bedoeling een meer gecoördineerd beleid hier rond op touw te zetten voor Vlaanderen en Brussel. Opdat de initiatieven van het Vlaams platform gedragen worden door de ‘basis’, werden werkgroepen opgericht in elke provincie en in Brussel. Het Huis voor Gezondheid neemt deel aan het Vlaams overleg en is initiatiefnemer voor de Brusselse werkgroep met opleidings- en zorginstellingen uit alle zorgsectoren. Hieruit hoopt het Huis voor Gezondheid elementen te kunnen destilleren om het aantrekken van Brusselse en Vlaams Brabantse jongeren naar zorgberoepen te verbeteren en dit in samenwerking en participatie met de Brusselse sector. De coördinatie van het H-team heeft nog steeds dezelfde personeelsinzet, nl. 0,4 VTE personeelsleden. De werking rond verpleegkunde heeft ook nog steeds dezelfde personeelsinzet, nl. 0,65VTE personeelsleden. Er werd 1VTE personeelslid extra aangeworven voor de werking rond toegang van gezondheidszorg voor kansengroepen. Dit is geen versterking van het H-team of van de verpleegkundewerking binnen het Huis voor Gezondheid maar een nieuwe werking die ontwikkeld wordt en waarvan de expertise kan gebruikt worden om het H-team ook te laten aansluiten op de Brusselse allochtone jongeren. De grootste uitdaging is het imago van het beroep van verpleegkundige en verzorgende. Een verkeerde beeldvorming van de zorgsector heerst zowel bij jongeren, hun ouders als hun leerkrachten (slecht betaald, weinig vrije tijd, niet voor jongens, alleen maar wassen, gebrek aan carrièremogelijkheden …). Met de H-team sessies kunnen deze verkeerde opvattingen gemakkelijk (rationeel) ontkracht worden bij jongeren. Het kost echter veel meer moeite en een uitgekiende communicatiestrategie om dit foute beeld in de geesten van mensen en vooral jonge mensen te corrigeren naar een realistische, genuanceerde en aantrekkelijke inschatting. Hiervoor wordt samen gewerkt met het Vlaams Overlegplatform Promotie Zorgberoepen en worden Brusselse accenten gelegd met het pas opgerichte Brussels Overlegplatform Promotie Zorgberoepen. Een gevolg van dit imagoprobleem is dat er steeds minder ASO-studenten in eerste instantie kiezen voor een bacheloropleiding verpleegkunde en het aandeel TSO en BSO studenten in de verpleegkunde stijgt. Met deze mix van studenten daalt het niveau van het onderwijs, waardoor de opleiding minder aantrekkelijk wordt voor ASO-studenten en verpleegkunde als eerste studiekeuze bakzeil haalt. Het is onvoldoende bekend dat verpleegkunde een universitair diploma kan opleveren. In het algemeen ervaart het H-team dezelfde knelpunten bij de Brusselse jongeren als in Vlaanderen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
39
In Brussel is de proportie allochtone scholieren proportioneel hoger dan in Vlaanderen. Zij ondervinden bij patiënten van het andere geslacht soms ethisch-religieuze bezwaren voor sommige handelingen of beschouwen een hoofddoekenverbod als een drempel. Uit gesprekken met de leden van het BOPZ (Brussels Overleg Promotie Zorgberoepen) blijkt dat allochtonen zorg vaak niet als een job beschouwen omdat dit in hun cultuur verweven zit. Allochtone moeders vinden het belangrijk dat een job te combineren valt met een gezin. De mogelijkheden hiertoe moeten bekend gemaakt worden. Deze problematiek zal in samenwerking met de extra aangeworven medewerker voor toegang van gezondheidszorg voor kansengroepen verder onderzocht worden. Er zal ook nagegaan worden waarom Brusselse Franstalige (al of niet allochtone) jongeren kiezen voor het Nederlandstalig secundair onderwijs, maar weinig doorstromen naar het Nederlandstalig hoger onderwijs. Collegelid Brigitte Grouwels kan momenteel geen overzicht geven van de stagiairs uit Vlaanderen die in Brussel stage liepen met de premie voor logies en transport en nadien wel of niet in Brussel bleven. Pro Medicis Brussel (PMB) hield dit niet systematisch bij. Het Huis voor Gezondheid zal op basis van het beschikbare materiaal toch een navraag organiseren bij de studenten die een premie kregen. De studenten die een vergoeding kregen van het Huis voor Gezondheid in 2010 werden wel geregistreerd, maar deze zijn nu nog niet afgestudeerd. Omdat de evidentie vanuit de literatuur dermate duidelijk is dat verpleegkundigen niet geneigd zijn zich ver te verplaatsen om te gaan werken (cf. actieplan werkgelegenheid in de zorgsector van Minister Vandeurzen) werd door de raad van bestuur van het Huis voor Gezondheid op 10 juli 2010 een beslissing genomen. Er werd een overgangsfase ingelast tussen juli en december 2010 de beslissing om de premie niet langer uit te betalen genomen. Vanaf 2011 werden alle vergoedingen stopgezet. Het Huis voor Gezondheid blijft wel overtuigd bemiddelen voor logies voor stagiairs en doet daarbij beroep op het netwerk van gastgezinnen en gemeenschapshuizen. Indien zinvol wordt doorverwezen naar Quartier Latin of Wonen in Brussel. De ziekenhuizen worden gesensibiliseerd over het belang van het ter beschikking stellen van logies bij het aantrekken van stagiairs en het belang van stagiairs als motor voor het aanwervingsbeleid van het ziekenhuis. Met de middelen die zo werden vrijgemaakt is een extra medewerker in dienst genomen om een impactstudie uit te voeren en een toekomststrategie (strategie die de meeste kans op slagen heeft om studenten die echt blijvend in Brussel zijn geïnteresseerd te bereiken en waarbij de middelen zo efficiënt mogelijk ingezet worden) uit te werken. Deze impactstudie is nu nog lopende en er kan nog geen eindconclusie voorgelegd worden. De voorlopige conclusies: 1. Uit literatuuronderzoek blijkt dat verpleegkundigen geneigd zijn om te gaan werken ‘onder hun kerktoren’. Ook het actieplan werkgelegenheid in de zorgsector ‘Werk maken van werk in de zorgsector’ van Minister Vandeurzen van 21 mei 2010 bevestigt deze bevinding. Daarom besloot de Raad van Bestuur van het Huis voor Gezondheid om meer te focussen op de Brusselse jongeren en de jongeren uit de Rand en Vlaams Brabant. Ze moeten aangezet worden om te kiezen voor een zorgberoep. Dit heeft als bijkomend voordeel dat deze jongeren minder negatieve gevoelens of angst hebben voor de ‘grote onbekende stad’ en dat zij veel minder nood hebben aan logies.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
40
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
2. In het verleden werden heel veel verschillende initiatieven genomen in het kader van het aantrekken en behouden van zorgverleners. Het uitbetalen van een premie voor logies en transport was één van de vele initiatieven. Alle initiatieven worden in de impactstudie geanalyseerd en gerationaliseerd. Er kan nu reeds besloten worden dat er veel en goed werk geleverd werd maar dat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn (geregistreerd werden) om een kwantitatieve evaluatie mogelijk te maken. Daarom wordt vanaf nu met projectfiches gewerkt om alle activiteiten, hun impact naar buiten toe, maar ook m.b.t. personeelsinzet en budget te kunnen evalueren. Deze methodologie wordt niet alleen op de activiteiten van ‘aantrekken en behouden’ toegepast, maar wordt organisatie breed geïmplementeerd. 3. De verschillende projecten en de twee vzw’s die opgenomen werden in het Huis voor Gezondheid worden geïntegreerd in de visie en missie van het Huis voor Gezondheid. Dit creëert synergiën en kruisbestuivingen die zowel voor de medewerkers als voor de projecten stimulerend en innoverend werken. Omdat het aantal studenten in de zorgsector de laatste jaren toeneemt (effect van de crisis, grote nood aan arbeidskrachten in de zorgsector,…) en omdat de stagewerking steeds meer bekend geraakte en veralgemeend werd toegepast (werking via de stagesecretariaten van de scholen en universiteiten waardoor systematisch alle studenten bereikt werden) deed een steeds grotere groep studenten beroep op de stageservice. Dit betekent een steeds grotere tijdsinvestering voor het personeel en een grotere budgettaire impact door de terugbetaling van een steeds groter aantal stageweken. Het Huis voor Gezondheid betaalde in 2010 22.174.42 euro uit aan studenten die in Brussel stage liepen. Vanaf oktober 2010 was dit reeds in een afbouwscenario. Het totaalbedrag zou normaliter dus hoger gelegen hebben. Dit is 20% van de middelen van het Huis voor Gezondheid voor specifieke projecten (andere zijn: eerste lijn, netwerkvorming, zorgpaden, zorgtrajecten, Zorgzoeker, H-team, promotie werken in Brussel en taal en zorg). BRUNO DE LILLE, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN AMBTENARENZAKEN Vraag nr.9 van 26 januari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Het Magrittemuseum Mevrouw Debaets had graag vernomen hoeveel bezoekers het Magrittemuseum reeds over de vloer kreeg sinds zijn oprichting, en dit opgesplitst per jaar. Wat is het aandeel individuele bezoekers en groepen (opgesplitst per jaar). Wat is de geografische spreiding van de bezoekers: Brussel (welke gemeentes)/buiten Brussel. Wat is het aandeel van bezoekers die een normaal tarief betalen tegenover bezoekers die een gratis of sterk verlaagd tarief genieten? Hoeveel bezoekers trekken de nocturnes aan op woensdagavond? Heeft collegelid, Bruno De Lille, cijfers over het aantal bezoekers die genieten van het gratis aanbod op de eerste woensdagnamiddag van de maand? Heeft hij cijfers over het aantal bezoekers (groepen) die een gids aanvragen? De programma’s van Museum op Maat — Gebarentaal, Equinox, Sesam en Komeet— willen mensen bereiken die om allerlei redenen weinig of niet vertrouwd zijn met schone kunsten of met musea: zijn hierover cijfers beschikbaar per programma? Wat is het procentuele aandeel van deze programma’s tegenover het totaal aantal bezoekers?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
41
Antwoord Het aantal bezoekers aan het Magrittemuseum bedraagt: Totaal aantal in 2009: 279.906 Totaal aantal in 2010: 383.864 Voor dit laatste jaar beschikt het museum over volgende details. – Aantal individuele bezoekers: 322.352 – Aantal bezoekers in groep: ± 61.512 (in 2010 waren er 82.016 bezoekers in groep voor alle collecties van het KMSKB samen; de museumleiding gaat ervan uit dat 75% daarvan het Magrittemuseum bezochten). Dat betekent dat in 2010 het Magrittemuseum in totaal ± 383.864 bezoekers trok. De verdeling van de individuele bezoekers die aan normaal tarief, reductietarief of gratis het Magrittemuseum bezochten, is als volgt: – normaal tarief (8 of 9 euro): 139.000 bezoekers – verlaagd tarief (tussen 1 en 5 euro): 121.000 bezoekers – gratis: 62.500 bezoekers (waarvan 10.118 bezoekers die op woensdagnamiddag van het gratis aanbod genoten). De verdeling van de tarieven die bezoekers in groep betaalden, is als volgt: – normaal tarief (8 of 9 euro): 1.118 bezoekers – verlaagd tarief (tussen 1 en 5 euro): 46.966 bezoekers – gratis: 13.428 bezoekers Collegelid Bruno De Lille beschikt voorlopig niet over het gemiddeld aantal bezoekers tijdens de nocturnes. Voor de programma’s Museum op Maat (Gebarentaal, Equinox, Sesam en Komeet) zijn er tevens voorlopig geen gedetailleerde gebruikerscijfers. De afweging van deze bezoekers ten opzichte van het globaal aantal bezoekers kan daardoor niet gemaakt worden. Over de geografische spreiding van de bezoekers en groepen worden momenteel geen gegevens bijgehouden. Vraag nr.10 van 26 januari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Het Global Greeter Network Op 18 mei 2010 stelde collegelid Bruno De Lille samen met het Cocof collegelid bevoegd voor Cultuur het Brussels Greeters-project voor. De vzw biedt toeristen de mogelijkheid om Brussel op een andere, wat alternatieve manier te ontdekken. Brusselaars laten op vrijwillige basis buitenlandse toeristen hun favoriete plekken ontdekken, die men bij voorkeur niet in de klassieke toeristische gidsen aantreft. Hoeveel Brusselaars zijn er ondertussen op dit netwerk aangesloten? Kan dat worden opgesplitst naar Nederlandstaligen/Nederlandskundigen en Franstaligen of anderstaligen? Hoeveel bezoekers hebben zich aangemeld? Kan dit worden opgesplitst naar leeftijd, man/ vrouw, geografische spreiding?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
42
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Hoeveel contacten hadden ze gemiddeld met buitenlandse gasten? Worden deze contacten nadien geëvalueerd? Hoe wordt dit project gepromoot en hoe worden actief nieuwe ‘greeters’ aangetrokken? Is er een vorm van screening van de greeters? Hoe verhoudt de betoelaging van deze vzw zich tot subsidiëring van andere overheden? Antwoord Tijdens de eerste activiteitenperiode van mei tot december 2010 contacteerden 150 Brusselaars het Greeter Netwerk voor meer informatie met het oog op eventuele aansluiting. Daarvan traden 71 personen reeds op als vrijwillige Greeter. Onder deze Greeter- gidsen was 37% Nederlandstalig, 46% Franstalig en 17% anderstalig. Er zijn door het Greeter Netwerk sinds de start van het project 177 bezoekers ontvangen, verdeeld over 57 ‘Greets’. Het merendeel van de bezoekers was afkomstig uit België (60%) of Frankrijk 12 %. Andere nationaliteiten waren onder andere: Spanje, Zwitserland, Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, Verenigde Staten en Roemenië. Voor wat de leeftijd of sekse van de bezoekers betreft zijn er momenteel geen gegevens beschikbaar. Voor wat de buitenlandse gasten betreft was de ervaring met het Greeter Netwerk duidelijk erg positief. De bezoekers zijn blij met het hartelijke onthaal en appreciëren de gepersonaliseerde tips die ze van de Greeter-gidsen krijgen. Ze geven tevens aan de formule aanbevelingswaardig te vinden en dat ze mede dankzij deze ervaring graag terug zullen komen naar Brussel. Het project wordt actief gepromoot via de website, contacten met OPT, BITC en via verschillende toeristische beurzen over duurzaam toerisme. Wat het aantrekken van nieuwe kandidaten betreft is er de volgende procedure: een kandidaat Greeter moet zich aanmelden via de website of telefonisch en wordt dan uitgenodigd op een infosessie en een persoonlijk gesprek waarbij de motivaties en mogelijkheden van de kandidaat Greeter afgetoetst worden. Indien men effectief lid wil worden van het Greeters netwerk kan men daaropvolgend het Greeter Charter ondertekenen. De VGC geeft geen aparte subsidies voor dit project. Ze subsidieert wel de BITC voor de ondersteuning en promotie van het Greeters programma. De vzw zelf wordt voornamelijk gesteund door Cocof, BITC en OPT. Vraag nr.11 van 27 januari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: De woontours van Brukselbinnenstebuiten/Wonen in Brussel Brukselbinnenstebuiten organiseert in samenwerking met ‘Wonen in Brussel’ verschillende woontours. De campagne wil mensen aanzetten om in Brussel te komen wonen. Hoeveel deelnemers ontvangt deze woontours jaarlijks en dit voor de laatste 5 jaren. Welke van de vijf tours trekt het meeste aantal deelnemers? Wat is het aandeel Brusselaars en het aandeel mensen buiten Brussel die aan deze tours deelnemen. Kan men dat cijfer opsplitsen per provincie? Hoeveel procent van deze mensen zich daarna effectief in Brussel vestigt?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
43
Antwoord De voorliggende gegevens zijn het resultaat van een analyse van de door de deelnemers ingevulde evaluatieformulieren, ingediend bij de begeleider van Wonen in Brussel op het einde van elke woontour. Deze cijfers zijn indicaties, waarbij men ook moet weten dat het aantal ingevulde formulieren altijd lager ligt dan het aantal deelnemers. Tevens komen de percentages komen niet altijd op een totaal van 100 % omdat niet alle vragen worden ingevuld. Bovendien nemen sommige deelnemers deel als toeristen, wat hun antwoorden beïnvloedt en het beeld iets kan vertekenen. 1) Aantal inschrijvingen: 2010: 245 2009: 178 2008: 306 2007: 303 2006: 226 Aantal individuele deelnemers: 2010: 173 2009: 131 2008: 199 2007: 177 2006: 144 2) Populairste tour: 2010: woontour 1 (dan woontour 2) 2009: woontour 2 2008: woontour 2 2007: woontour 2 2006: woontour 1 (dan woontour 2) Noteer: Woontour 1 = Van Reyerslaan tot Congreskolom” - Brussel, Sint-Joost-ten-Node, Schaarbeek, Evere, Sint-Lambrechts-Woluwe en Sint-Pieters-Woluwe. Woontour 2 = Bustour 2 “Van Zoniënwoud tot Justitiepaleis” - Brussel, Elsene, Etterbeek, Oudergem, Watermaal-Bosvoorde, Ukkel en ‘boven’ Vorst / Sint-Gillis. 3) Herkomst deelnemers: 2010: – 40 % uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) – 18 % uit Oost-Vlaanderen, 15 % uit Antwerpen – 13 % uit Vlaams Brabant, 6 % uit West-Vlaanderen – 3 % uit Limburg, – rest% uit het buitenland
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
44
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
2009: – 33 % uit het BHG – 23 % uit Vlaams-Brabant – 14 % uit Oost-Vlaanderen – 13 % uit Antwerpen – 8 % uit West-Vlaanderen – 5 % uit Limburg – rest% uit het buitenland 2008: – 35 % uit het BHG – 20 % uit Vlaams-Brabant – 15 % uit Oost-Vlaanderen – 12 % uit West-Vlaanderen – 6 % uit Antwerpen – 6 % uit Limburg – rest% uit het buitenland 2007: – 33 % uit het BHG – 24 % uit Vlaams-Brabant – 13 % uit Antwerpen – 11 % uit Oost-Vlaanderen – 8 % uit Limburg – 7 % uit West -Vlaanderen – rest% uit het buitenland 2006: geen gegevens beschikbaar Collegelid Bruno De Lille beschikt niet over cijfers met betrekking tot het percentage van deelnemers dat zich daadwerkelijk ook vestigt in Brussel na een woontour. Meestal heeft een groot aantal van de deelnemers al beslist om te verhuizen op het moment dat ze aan een woontour deelnemen (zie hieronder). Het is bovendien erg moeilijk om het causale verband tussen een deelname aan een woontour en het ‘zich vestigen in Brussel’ aan te tonen. De woontours dienen in de eerste plaats om mensen buurten te laten verkennen en hen te informeren over de woonopties in de stad. Hen zo overtuigen om in Brussel te komen wonen, kan een positieve bijwerking zijn, maar is geen hoofddoel op zich. In het evaluatieformulier geven de deelnemers wel hun intenties aan: 2010: – 36 % zegt te willen verhuizen naar Brussel – 32 % wil in Brussel verhuizen – 25 % twijfelt nog – rest% wil niet naar Brussel verhuizen of heeft niet geantwoord 2009: – 45 % zegt te willen verhuizen naar Brussel – 24 % wil in Brussel verhuizen – 14 % twijfelt – 6 % wil niet naar Brussel verhuizen – rest% heeft niet geantwoord
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
45
2008: – 40 % zegt te willen verhuizen – 35 % wil in Brussel verhuizen – 7 % twijfelt – 17 % wil niet naar Brussel verhuizen 2007: – 42 % zegt te willen verhuizen – 28 % wil in Brussel verhuizen – 3 % twijfelt – 26 % wil niet naar Brussel verhuizen 2006: geen gegevens beschikbaar Vraag nr.12 van 23 februari 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Brusselse museumnacht Op 26 februari 2011 vindt voor de vierde keer de Museum Night Fever plaats. Hoeveel musea doen dit jaar mee met dit initiatief ? Hoe lag dit cijfer de vorige drie edities? Is er een positieve evolutie? Zijn er cijfers bekend van het aantal deelnemers bij de vorige edities? Werden er gegevens geregistreerd m.b.t. het profiel van de deelnemers (woonplaats binnen of buiten het Brussels Gewest, leeftijd....) Wordt dit initiatief ook buiten Brussel bekend gemaakt? Zo ja, via welke kanalen? Antwoord In 2011 namen 19 musea deel aan de Brussels Museum Night Fever of de Brusselse Museumnacht, die verspreid over Brussel zowat 45.000 bezoeken heeft geteld. In de voorbije jaren lag het deelnemersaantal van musea als volgt: – 2008: 7 – 2009: 14 – 2010: 20 Qua deelnemende musea was het voor 2011 geen recordjaar, maar er waren wel enkele grote nieuwe musea bij zoals Wiels en het Museum voor Natuurwetenschappen. Sowieso is er sinds de opstart van MNF een stijging van de deelnemende musea zichtbaar. De Brusselse Museumraad houdt het aantal musea bewust lager om de organisatie van het evenement haalbaar en overzichtelijk te houden. De publiekscijfers zijn in de afgelopen jaren stelselmatig gestegen: – 2008: 13.272 bezoeken – 2009: 30.857 bezoeken – 2010: 35.070 bezoeken – 2011: 46.740 bezoeken In aantal verspreide passen betekenden deze publiekscijfers: – 2008: ± 4.500 passen – 2009: ± 10.500 passen – 2010: ± 12.000 passen – 2011: ± 14.100 passen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
46
In het aantal verspreide passen, moet ook telkens een deel gratis passen (aan partners als subsidiënten, sponsors, enz.) worden gerekend. Deze aantallen zijn altijd minimaal geweest. In 2011 werden bijvoorbeeld ± 1.100 gratis passen gereserveerd. De gratis passen werden in de voorbije jaren telkens in verhouding tot het totaal aantal verkochte passen berekend. De Brusselse Museumraad heeft in 2010 en 2011 op de avond zelf, een kleine en korte publieksenquête gehouden. De resultaten daarvan zijn echter richtinggevend. De enquêtes beogen geen wetenschappelijk gefundeerde resultaten aangezien het aantal afgenomen enquêtes telkens te klein was. In 2011 werden bijvoorbeeld tussen 22u00 en 23u30, 305 enquêtes afgenomen in verschillende musea (niet in alle deelnemende musea). In de enquête in 2010 kwamen volgende tendensen tot uiting: Gemiddelde leeftijd van de bezoekers: 31 jaar (mediaan: 28 jaar en 71% tussen de 18-35 jaar). = Moedertaal
en afkomst:
Frans: 56% (waarvan 69% afkomstig uit Brussel, 14% uit Wallonië, 11% uit Frankrijk, enz.) Nederlands: 21% (waarvan 34% afkomstig uit Brussel, 55% uit Vlaanderen en 11% uit Nederland) Duits-Italiaans-Spaans: 4 à 5% voor elke taal. = Nationaliteit:
Belgen: 60%, Fransen: 14%, Duitsers, Italianen en Spanjaarden: elk
4,42%. 14% van de bezoekers woont niet in België. Frankrijk: 48%, Nederland: 14,5%, Duitsland: 10%, Spanje: 6%... Van deze bezoekers geeft 49% aan als toerist in Brussel te zijn. 25% van het ondervraagde publiek had al eerder deelgenomen aan MNF. Van deze groep zegt 72% dat ze door MNF zijn aangemoedigd om meer musea te bezoeken. 21% van het ondervraagde publiek verklaart al deelgenomen te hebben aan de Nocturnes. 19% zegt nooit musea te bezoeken, 44% bezoeken tussen de 1 à 3 musea per jaar. De anderen bezoeken regelmatig musea (meer dan 3 museumbezoeken per jaar). Doch dit gaat niet noodzakelijk om bezoeken aan Brusselse musea. Bij 70% van de bezoeken ging het om het eerste bezoek in het desbetreffende museum. 85% van de bezoekers zegt van plan te zijn volgende keer opnieuw deel te nemen aan MNF, wat een bemoedigend resultaat is. De enquête in 2011 is nog niet volledig verwerkt maar volgende algemene cijfers zijn wel al bekend. De BMR verwacht binnen 2 weken wel over alle resultaten van het publieksonderzoek van dit jaar te beschikken. 70% van het publiek was tussen 18 en 35 jaar (30 j. = mediaan leeftijd) 42% zijn Belgen, 12% Fransen, enz. Moedertaal: 21% Nederlandstalige bezoekers; 39% Franstalige; 8% Spaanstalige; 6% Italiaanse; enz.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
47
Woonplaats: 46% kwam uit Brussel; 12% uit Vlaanderen; 7% uit Wallonië; 36%: andere landen Qua communicatie legt de Brusselse Museumraad sterk de aandacht op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Rand van Brussel, daar voor een dergelijk evenement (museumbezoek tijdens de avond tot ’s nachts) veel bezoekers uit de eigen en nabije regio komen. De affichecampagne richt zich daarom uitsluitend tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De brochures (± 35.000 ex.) en folders (± 30.000 ex.) worden wel via verschillende kanalen over Brussel en de Rand (Vlaams en Waals-Brabant) verspreid. In de rest van België gebeurt de folderverspreiding via de Belgische Fnac-winkels, en Toerisme Vlaanderen, OPT en BITC. Door mediapartnerschappen en persberichten met de regionale en nationale pers tracht de BMR in de rest van België redactionele aandacht voor het evenement te genereren. Internetpagina’s en nieuwsbrieven van de BMR zelf en van partners, en sociale media, zijn andere kanalen waarmee de BMR de aandacht van vooral jongeren wil trekken. Zo zijn er berichten gepost op de websites en elektronische nieuwsbrieven van de Agenda, Onthaal en Promotie Brussel, Cultuurdatabank, Faro, Use it, jeugdorganisaties in Brussel, Vlaanderen en Wallonië, enz. Voor het evenement fungeert de elektronische communicatie eerder versterkend en informerend dan wervend, in tegenstelling tot de andere ingezette media. Vraag nr.13 van 29 maart 2011 van mevrouw Carla Dejonghe Gemeenschapscentra: Situatie met de conciërge in Gemeenschapscentrum Kontakt In het voorjaar van 2010 stelde Gemeenschapscentrum Kontakt een nieuwe conciërge aan die zijn intrek zou nemen in het appartement boven het gemeenschapscentrum. Uit een onderzoek in dezelfde periode bleek echter dat er asbest in het gebouw zat alsook in het appartement en dat die eerst moest verwijderd worden, vooraleer de conciërge zijn intrek kon nemen. Een jaar later is er echter nog geen enkele vooruitgang geboekt bij de verwijdering van het asbest en dat brengt de werking van het gemeenschapscentrum in de problemen. Vrijwilligers en personeelsleden dienen de taak van de conciërge over te nemen en af te sluiten na avondactiviteiten. Dat eist zijn tol. Demotivatie, lange werk- en overuren zonder oplossing zorgen voor een situatie die moeilijk haalbaar is. Door de (langdurige) afwezigheid van een personeelslid wegens ziekte is de situatie er niet op verbeterd. Het aanbod aan activiteiten lijdt er overigens al onder. De VGC zocht naar een tussenoplossing en deed aan het gemeenschapscentrum het voorstel om een tijdelijk onderkomen in de buurt te zoeken voor de conciërge en zijn gezin, maar toen een woning gevonden werd, bleek deze voor de VGC te duur. Niet verwonderlijk uiteraard in Sint-Pieters-Woluwe, waar de prijzen sowieso aan de hoge kant zijn. Het probleem raakt daardoor natuurlijk evenwel niet opgelost. Andere mogelijke opties zijn er echter nauwelijks. Wanneer zal men beginnen met het verwijderen van het asbest in het gebouw en het appartement? Waarom duurt deze aanbestedingsprocedure zo lang, rekening houdende met het feit dat er nog dagelijks mensen werken in het gebouw en dat er activiteiten doorgaan? Wanneer komt er een (tijdelijke) oplossing voor het probleem met de conciërge? Waarom werd niet ingegaan op het voorstel van het gemeenschapscentrum? VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
48
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
Wanneer kan de conciërge zijn definitieve intrek nemen in de conciërgewoning? Onderzoekt de VGC nog andere opties om het probleem van de conciërge op te lossen? Zo ja, de welke? Antwoord Ter situering een kort overzicht van de opgedoken asbestproblematiek. In juni 2010 start het gemeenschapscentrum Kontakt, zonder enig medeweten van de bevoegde directie Gebouwen en Patrimonium en haar contactpersoon daar, met het vernieuwen van vloerbekledingen in het centrum. Op 19 juni worden daarbij mogelijks asbesthoudende onderlagen ontdekt. Per kerende worden door een deskundig controleorganisme de nodige controles gedaan, en wordt bevestigd dat de blootgelegde lagen asbesthoudend zijn. De opgestarte werken kunnen niet verder uitgevoerd worden, en de onderlagen worden aansluitend op een correcte manier terug afgedekt zodat geen gezondheidsgevaar bestaat, in samenspraak met en bevestigd door de interne en externe preventiedienst en het aangestelde controle-organisme. Dit punctueel probleem, dat niet was opgenomen in de bestaande asbestinventaris, vereiste een grondig destructief onderzoek en opmaak van een nieuwe, aangepaste asbestinventaris. Dit onderzoek werd gevoerd in de zomer van 2010 en hieruit bleek dat de vastgestelde problematiek zich veralgemeend voordeed. Gevolg is dat de verwijdering van de asbesthoudende lagen een omvangrijk werk betekent met een geschatte kostprijs van 60.000 euro. Rekening houdend met de vigerende reglementering dient de verwijdering bovendien in een afgesloten ruimte te gebeuren, wat een volledige sluiting van het centrum impliceert. Aangezien er door het afdekken van de lagen geen onmiddellijk gevaar is, gelet op de vereiste sluiting en gelet op de vereiste termijnen voor dossieropmaak en aanbestedingsprocedure, werd beslist de asbestverwijderingswerken uit te voeren in de zomerperiode van 2011. De voorbereiding is momenteel in uitvoering, en strookt nog steeds met deze planning. Er wordt daarnaast nog steeds gestreefd naar het huren van een tijdelijke woning voor de conciërge, binnen een redelijke afstand tot het centrum. De door het centrum voorgestelde woning had een correcte en haalbare maandelijkse huurprijs, maar had door de aangeboden contractformule financiële en juridische complicaties (klassiek woninghuurcontract voor negen jaar) Dit werd ook zo aan het centrum gecommuniceerd. Ondertussen is verder uitgekeken naar een beschikbare woning met een contract van beperkte duur, zoals reeds eerder voor tijdelijke herhuisvesting van conciërges werd toegepast. Er zijn enkele zeer concrete pistes zodat hopelijk in de loop van de maand mei een huurcontract kan worden afgesloten. In functie van de asbestverwijderingswerken en de opfrissingswerken die aansluitend noodzakelijkerwijze dienen uitgevoerd te worden, zal de conciërge in de loop van het najaar 2011 zijn definitieve intrek kunnen nemen in de conciërgewoning boven het gemeenschapscentrum. Vraag nr.14 van 8 april maart 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap Enige tijd geleden konden we een dubbelinterview in De Standaard lezen met Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege en haar Franstalige collega Fadila Laanan. Daarin was sprake van het intercultureel akkoord dat werd afgesloten tussen beide gemeenschappen. Er wordt zelfs melding gemaakt van een Vlaams-Waals huis in Brussel.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
49
Wordt het bevoegde collegelid als betrokken partij op de hoogte gehouden van dit overleg? Zoja, wat zijn de vorderingen? Welke rol speelt of kan de VGC spelen om dit akkoord mee te dragen en tot uitvoering te brengen? Hoe staat hij tegenover het idee van een Vlaams-Waals Huis voor Cultuur in Brussel. Is hij van plan om met uw collega’s concrete stappen te nemen? Antwoord De Vlaamse Gemeenschapscommissie is tot op heden niet betrokken in de gesprekken tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap met betrekking tot een cultureel akkoord tussen beide gemeenschappen. Wij hebben hier dan ook nog geen rol in opgenomen. De Vlaamse Gemeenschapscommissie steunt momenteel reeds enkele ambitieuze samenwerkingsprojecten die vanuit een draagvlak binnen de desbetreffende sector zijn ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn de uitwerking van doelstellingen uit het gezamenlijke Cultuurplan van BKO-RAB en de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden tussen het Nederlandstalige en Franstalige jeugdwerk in Brussel. De ondersteuning van deze projecten zijn momenteel prioritair binnen mijn beleidslijnen. Vraag nr.15 van 18 april maart 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Bronks Het gebouw van het Brusselse jeugdtheater Bronks is genomineerd voor de Mies van der Rohe Award, een Europese architectuurwedstrijd die om de 2 jaar wordt uitgereikt in Barcelona. Het gebouw van Bronks aan de Varkensmarkt in Brussel ging 2 jaar geleden open en werd ontworpen door Martine De Maeseneer Architecten. De Vlaamse Gemeenschapscommissie was bouwheer en financierde het nieuwbouwproject. De winnaar, die op 5 mei 2011 wordt bekendgemaakt krijgt 60.000 euro. Deze prijs zou een mooie erkenning betekenen. Als eigenaar van dit prachtige gebouw dient de VGC haar verantwoordelijkheid op te nemen op het vlak van de exploitatiekosten zodat dit prachtige gebouw in uitstekende staat kan behouden blijven. Hoe verzekert de VGC momenteel de staat van het gebouw (en de werking) van Bronks? Welke (financiële) afspraken zijn er hieromtrent gemaakt? Hoe is men tot deze afspraken gekomen? Hoe zal het collegelid in de toekomst Bronks verder financieel steunen, in het bijzonder rond de exploitatiekosten: aan welke voorwaarden en aan welk bedrag? Antwoord De Vlaamse Gemeenschapscommissie gaf het theatergebouw aan de Varkensmarkt in concessie aan de vzw kinder-en jeugdtheater Bronks . Hiervoor werd in maart 2009 een concessieovereenkomst tussen het College en de vzw afgesloten waarin de rechten en plichten werden vastgelegd omtrent het gebruik en de exploitatie van het gebouw. Deze concessie werd onderhandeld door beide partijen. Artikel 11 van de concessieovereenkomst vermeldt dat in 2009 een exploitatievergoeding wordt toegekend van 300.000 euro/ VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
50
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
jaar en stelt tevens een evaluatie voor na één jaar werking, waarbij op basis van bewezen uitgaven en na overleg een nieuw bedrag kon toegekend worden. Vzw Bronks ontvangt daarnaast jaarlijks een werkingsubsidie van 43.050 euro. Beide bedragen worden nominatim toegekend. Aangezien in 2009 de vzw Bronks slechts de werkzaamheden in het gebouw aanvatte vanaf 20 maart werd in 2010 een nominatim exploitatievergoeding toegekend van 260.000 euro. Tijdens het najaar 2010 werden de onderhandelingen opgestart over een nieuwe exploitatievergoeding op basis van de bewezen uitgaven. Uit een onderzoek van de inkomsten en uitgaven bleek dat de oorspronkelijke geraamde uitgaven behoorlijk overschat waren. De vzw heeft met de exploitatievergoedingen van 2009 en 2010 een ruime reserve kunnen aanleggen. In overleg werd er voorgesteld dat deze reserve kan aangewend worden voor exploitatie 2011 en latere jaren. Op basis van de nieuwe berekeningen en rekening houdend met de aangelegde reserve werd voor 2011 een exploitatievergoeding toegekend van 100.000 euro. De administratie onderzoekt momenteel het dossier om in afspraak met de betrokkenen een nieuw voorstel voor het jaar 2012 te formuleren. Uiteraard neemt de Vlaamse Gemeenschapscommissie als eigenaar haar verantwoordelijkheid op voor de kosten inzake eigenaarsverplichtingen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 2 – 1 juni 2011
51
REGISTER Nr. Datum
Vraagsteller
Onderwerp
Blz.
Jean-Luc Vanraes, voorzitter van het College bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting 9 29.01.2011 Bianca Debaets 10 26.01.2011 Bianca Debaets 11 26.01.2011 Walter Vandenbossche 12 27.01.2011 Bianca Debaets 13 04.02.2011 Bianca Debaets 14 15.03.2011 Bianca Debaets 15 16.03.2011 Bianca Debaets 16 29.03.2011 Annemie Maes 17 29.03.2011 Annemie Maes 18 27.04.2011 Bianca Debaets 19 27.04.2011 Bianca Debaets
Onderwijs: De stijging van het schoolverzuim in het Nederlandstalig onderwijs .................................................. Onderwijs: De leerlingenkenmerken van de leerlingen die in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel een problematische afwezigheid vertonen . ......................................................... Divers: Het verzenden van wenskaarten door de directies van de VGC........................................................... Onderwijs: Aantal zij-instromers in lerarenberoep................ Onderwijs: Eventueel optrekken van de financiële anciënniteit van de zij-instromers............................................................ Onderwijs: Topcultuurscholen.............................................. Onderwijs: Zichtbaarheid van de nieuwe keukentoren van Elishout-Coovi..................................................................... Onderwijs: Fietsenstallingen op Brusselse scholen............... Onderwijs: Fietseducatie op Brusselse scholen..................... Onderwijs: Loopbaanonderbreking van onderwijspersoneel... Onderwijs: Toekomst van de stadsklassen..............................
2 3 4 6 7 7 9 10 11 12 19
Brigitte Grouwels, lid van het College, bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrionium 3 27.01.2011 Greet Van Linter 4 27.01.2011 Greet Van Linter 5 04.02.2011 Els Ampe 6 04.02.2011 Herman Mennekens 7 01.03.2011 Elke Roex 8 15.03.2011 Carla Dejonghe 9 21.03.2011 Paul De Ridder
Welzijn: Stand van zaken in het dossier van de woonzorgzones.................................................................................... Welzijn: Masterplan betreffende de KUB-site en meer bepaald de zorgdelen............................................................ Patrimonium: Het vastgoedpatrimonium van de Vlaamse Gemeenschapscommissie..................................................... Media: Lees- en luistercijfers van de Brusselse media........... Welzijn: Brusselse consultatiebureaus van Kind&Gezin....... Patrimonium: Zichtbaarheid van de nieuwe keukentoren van Elishout-Coovi.............................................................. Welzijn: Huis voor Gezondheid............................................
23 27 28 30 32 36 36
Bruno De Lille Collegevoorzitter bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken 9 26.01.2011 Bianca Debaets 10 26.01.2011 Bianca Debaets 11 27.01.2011 Bianca Debaets 12 23.02.2011 Bianca Debaets 13 29.03.2011 Carla Dejonghe 14 08.04.2011 Bianca Debaets 15 18.04.2011 Bianca Debaets
Cultuur: Het Magrittemuseum............................................. Cultuur: Het Global Greeter Network................................. Cultuur: De woontours van Brukselbinnenstebuiten/ Wonen in Brussel................................................................. Cultuur: Brusselse museumnacht......................................... Gemeenschapscentra: Situatie met de conciërge in Gemeenschapscentrum Kontakt.......................................... Cultuur: Samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap........................................................... Cultuur: Bronks...................................................................
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
40 41 42 45 47 48 49