vlaamse GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD Zitting 2010-2011 Nr. 7
INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 14 JANUARI 2011 OCHTENDVERGADERING
INHOUD BERICHT VAN VERHINDERING.....................................................................................
302
DISCUSSIENOTA (R.v.O., art. 51).......................................................................................
302
Discussienota “Cultuurplan voor Brussel”, ingediend door mevrouw Annemie Maes – Stuk 437 (2010-2011) – Nrs.1 en 2 Bespreking..............................................................................................................................
302
Sprekers: mevrouw Annemie Maes, de heren Jef Van Damme, René Coppens, Dominiek LootensStael, mevrouw Bianca Debaets, de heren Herman Mennekens en Bruno De Lille, collegelid VRAAG (R.v.O., art. 59)........................................................................................................ van de heer Paul De Ridder aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, omtrent de bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap tot Bruegels faam in Brussel
312
2
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
INTERPELLATIES (R.v.O., art. 62).............................................................
314
van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de uitlatingen van een collegelid met betrekking tot de inperking van de bevoegdheden van de VGC Sprekers: de heren Dominiek Lootens-Stael, Walter Vandenbossche, Paul De Ridder, mevrouwen Els Ampe, Elke Roex, Brigitte De Pauw, Elke Van den Brandt en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter van de heer Herman Mennekens tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de onverwachte herziening van de basisdotatie voor 2010 aan de VGC en van de trekkingsrechten voor het lokaal jeugdbeleid Sprekers: de heer Herman Mennekens, mevrouw Elke Roex, de heer Walter Vandenbossche, mevrouw Annemie Maes en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 60)......................................................
326
van mevrouw Elke Van den Brandt aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende cijfergegevens over het watervaleffect in het Brussels Nederlandstalig onderwijs Sprekers: mevrouw Elke Van den Brandt, de heer Paul De Ridder, mevrouw Bianca Debaets en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, met betrekking tot de reactie van de betrokken koepelorganisaties na de bekendmaking van de stemming van het ontwerp van verordening houdende opheffing van verordening 99/011, Stuk 431 (2010-2011) Nrs. 1 en 2 Sprekers: de heren Dominiek Lootens-Stael, Jef Van Damme, mevrouw Bianca Debaets en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter SAMENGEVOEGDE VRAAG OM UITLEG EN VRAAG (R.v.O., art. 59 en 60)... van de heer Paul De Ridder aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de rol van het Brussels Lokaal Overlegplatform Basisonderwijs van mevrouw Elke Van den Brandt aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het takenpakket van het LOP Sprekers: de heer Paul De Ridder, mevrouw Elke Van den Brandt, de heer Jef Van Damme, mevrouw Bianca Debaets en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter
333
3
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
VRAGEN (R.v.O., art. 59).............................................................................
337
van mevrouw Elke Van den Brandt aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de maximumfactuur van mevrouw Bianca Debaets aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het Vlaams schooltje Het Park in Anderlecht van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de briefwisseling met de federale regering in verband met de benoeming van een nieuwe gouverneur en vicegouverneur van de heer Jef Van Damme aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de stand van zaken van de digitale aanmelding door CTG BIJLAGEN....................................................................................................
346
TREFWOORDENREGISTER.....................................................................
347
302
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
OCHTENDVERGADERING – De vergadering wordt om 9.09 uur geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter.- De vraag van de heer Walter Vandenbossche aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, met betrekking tot de toestand van het gebouwendossier van De Rinck, wordt op verzoek van het raadslid doorverwezen naar een commissievergadering. (Instemming) BERICHTEN VAN VERHINDERING De voorzitter.- De heer Johan Demol is verontschuldigd voor deze vergadering en de heer Fouad Ahidar liet weten dat hij later komt. DISCUSSIENOTA (R.v.O., art. 51) Discussienota ‘Cultuurplan voor Brussel’, ingediend door mevrouw Annemie Maes Stuk 437 (2010-2011) – Nrs.1 en 2 Bespreking Mevrouw Annemie Maes.- Kunst en Cultuur zijn voor een stad van levensbelang. Dat hoeft geen betoog. Onze stad is een culturele metropool. Dat is door iedereen gekend. We hebben een bruisend cultureel leven, veel troeven en veel potentieel om een creatieve stad te zijn. Brussel bekleedt de 11de plaats op de ranking van de Global Cities Index 2010 en laat daarmee steden als San Francisco, Berlijn, Stockholm of Barcelona achter zich. Cultuurliefhebbers van Brussel, en ver daarbuiten, kunnen hier hun hart ophalen. Nederlandstaligen en Franstaligen in Brussel hebben recht op een eigen culturele politiek, gesubsidieerd door hun respectieve Gemeenschappen. Toch kan niet worden ontkend dat de laatste jaren initiatieven zijn gegroeid waarvoor beide Gemeenschappen samenwerken. Dit overstijgen van wat eens onoverbrugbare communautaire tegenstellingen waren, biedt een geweldige waarborg voor de ontwikkeling van een grootstedelijke, culturele basis. Verscheidenheid, duurzaamheid en het overstijgen van communautaire grenzen zijn sleutelbegrippen in het groene cultuurbeleid. Helaas is het culturele landschap versnipperd. Enkel door permanente samenwerking tussen de Gemeenschappen kan deze versnippering bestreden worden. Samenwerking is van belang en dit werd gisteren nog maar eens door minister-president Picqué benadrukt. Op initiatief van mevrouw Carla Dejonghe en mevrouw Julie de Groote werd vorig jaar het cultuurplan voor Brussel voorgesteld. Het belang van het cultuurplan kan moeilijk worden overschat. Voor het eerst hebben Nederlandstalige en Franstalige Brusselaars samen aan tafel gezeten om onze stad van een coherent cultuurbeleid te voorzien.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
303
Na 2 jaar overleg en participatie formuleerden 120 Brusselse culturele actoren vragen en voorstellen die ze in een concreet beleid willen vertaald zien. Mijn oproep bestaat erin de handschoen op te nemen en daadwerkelijk aan de opvolging van de voorstellen te werken. Het denkwerk is al verricht en ieder van ons heeft de kans gehad om zijn of haar eigen mening over dit plan te vormen. Het gaat om zeer concrete voorstellen. Zaak is nu om in actie te schieten. De nota dient als startsein voor een ruime discussie. Mijn voorstel is dat in het kader van dit cultuurplan de commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport enkele terreinbezoeken zou organiseren. Kennis van de sector en van alle actoren in het veld is immers van cruciaal belang voor een duurzame en constructieve samenwerking. Aan Franstalige kant bestaat sinds de instelling van het plan al een enorme dynamiek en ik wil die graag ook aan Vlaamse zijde zien ontwikkelen. De commissie Cultuur van het Parlement Francophone Bruxellois (PFB) heeft reeds 3 terreinbezoeken afgelegd en een aantal hoorzittingen georganiseerd. Mijn wens is om uiteindelijk tot een gemeenschappelijke vergadering van beide cultuurcommissies te komen om de noden en de behoeften die gesignaleerd zijn door de sector, een vertaling te geven op parlementair niveau. Ik wil graag beklemtonen dat de PFB-leden zelf initiatieven hebben genomen en dat De Raad bijgevolg ook acties kan ondernemen los van de plannen van het VGC-collegelid. Er is reeds een samenwerking tussen collegelid Bruno De Lille en zijn Franstalige evenknie Emir Kir. De opmaak van een cartografie – het in kaart brengen van alle culturele en artistieke activiteiten – is daar een voorbeeld van. Indien mogelijk hadden we hiervan graag een stand van zaken gekregen van het bevoegde collegelid. In overleg met het Brussels Kunstenoverleg kunnen we bijvoorbeeld een bezoek brengen aan verschillende organisaties die actief zijn in het Brussels hoofdstedelijk gewest om zo na te gaan wat enerzijds de ‘good practices’ en anderzijds de knelpunten zijn. De sector zelf stelt 2 parcours voor, namelijk een ‘parcours Marollen’ en een ‘parcours Kanaalzone’. Ik hoor graag de suggesties van het collegelid. De heer Jef Van Damme.- Ik vind deze discussienota eigenlijk vijgen na Pasen en dan nog magere vijgen ook. Het verbaasde me dat deze 2 pagina’s zoveel aandacht krijgen en dat dit een discussienota wordt genoemd. Ik zei het al in de commissievergadering dat we misschien eens moeten discussiëren over wat een discussienota eigenlijk is. We hebben hier 2 A4’tjes die een opsomming geven en in het beste geval enkel beschouwd kunnen worden als een stand van zaken, maar in het slechtste geval eigenlijk gewoon een losse flodder zijn. Er zitten geen nieuwe elementen in. Er zitten geen discussiepunten in. De inhoud van deze 2 A4’tjes hebben we allemaal al 500 keer gehoord en we hebben er hier en in de commissievergadering al 500 keer over gesproken. Ik vind het dus een beetje verloren tijd. Ik ga mijn tussenkomst dan ook zeer kort houden. De essentie is dat ik vind dat dit hier niet behandeld had moeten worden. Inhoudelijk is het natuurlijk zo dat het cultuurplan van het BKO en het Réseau des Arts een heel belangrijke mijlpaal is voor het cultuurbeleid in Brussel. Dit mag niet onderschat worden en dat wil ik dan ook niet doen. Er zijn heel veel initiatieven. De 34 voorstellen zijn echt wel concreet, zeer uitvoerbaar en ook zeer belangrijk. Ik denk ook dat we er allemaal – misschien met uitzondering van de heer Dominiek Lootens-Stael – akkoord mee kunnen gaan dat het plan uitgevoerd moet worden en wel zo snel mogelijk.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
304
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
De essentie van deze nota is echter dat het Brussels Kunstenoverleg en Tréseau des Arts vragen om meer samenwerking tussen de culturele sectoren en tussen de twee gemeenschappen in deze stad. Dat vind ik echter niet terug in deze discussienota. Mevrouw Annemie Maes heeft in de toelichting haar discours wat aangepast en daar ben ik blij om, maar ik denk dat we toch verder moeten gaan. In haar nota gaat ze echter niet in op die samenwerking. Ze stelt voor om nog eens wat bezoekjes af te leggen en nog eens wat onder elkaar te discussiëren. Wat we moeten doen, is echter heel simpel: we moeten gaan samenzitten met de Franstaligen en samen met hen discussiëren, een draagvlak creëren en vooral concreet een aantal van die voorstellen uitwerken. Dat gebeurt niet. In de beleidsnota van collegelid Bruno De Lille voor 2009-2014 kondigde hij aan dat hij elk jaar 1 van die maatregelen uit het cultuurplan zou realiseren. Tenzij ik het gemist heb, heeft hij dat in 2009 noch in 2010 gedaan. Het is nu 2011. Ik hoop dat hij het dit jaar wel zal doen. Ik kijk dan ook uit naar zijn tussenkomst. Deze discussienota komt heel erg te kort en brengt geen zoden aan de dijk. Ze is een beetje opgewarmde soep. Ik hoop dat we die heel snel doorslikken en overgaan tot echte actie. We doen het namelijk niet in ons eentje. We doen het samen, in overleg en we gaan de discussie niet uit de weg. We moeten niet onder Nederlandstaligen gezellig in een hoekje gaan discussiëren. De essentie is dat Franstaligen en Nederlandstaligen samen overleggen rond hoe we het cultuurbeleid in Brussel beter kunnen uitbouwen. Deze discussienota draagt daar jammer genoeg niet toe bij. De heer René Coppens.- In maart 2010 werden wij door de voorzitter van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en haar Franstalige tegenhanger uitgenodigd op een uiteenzetting van het cultuurplan voor Brussel. Dat was volgens mij een historisch initiatief van beide voorzitters. Het was namelijk de eerste keer dat de beide taalgroepen in het Brussels Parlement samen kwamen rond cultuur, wat in essentie toch een gemeenschapsbevoegdheid is. Het was ook en vooral de bedoeling van de voorzitter van deze Raad om de discussie op gang te brengen, om op zoek te gaan naar wat de politiek kan betekenen voor de cultuursector in Brussel. In de eerste plaats komt het er dus op aan om af te bakenen wat we vanuit de politiek willen doen. Het Cultuurplan is geen VGG-beleidsplan, dat spreekt voor zich. Ik weet wel dat sommige zaken opportuun lijken vanuit het oogpunt van de cultuursector, maar dat niet altijd zijn vanuit het oogpunt van de politiek. Wellicht kan niemand iets hebben tegen een nauwgezette samenwerking tussen de twee grote taalgroepen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Het cultuurplan voor Brussel is een interessant werkstuk. Wat onze fractie betreft, zijn er een aantal prioriteiten. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om er hier enkele toe te lichten. Eerst en vooral wil ik de nadruk leggen op het verhogen van de cultuurparticipatie. De VGC werkt met het systeem van de cultuurwaardebon. Er zijn hervormingen geweest omdat de vraag naar cultuurwaardebons te groot was. Ik denk dat we die knowhow over de cultuurwaardebon moeten delen met de Cocof en zien of we op dat vlak kunnen samenwerken. Veel heeft ook met promotie te maken. Dan gaat het niet alleen om de grote cultuurhuizen. Er zijn gemeentelijk ook interessante culturele initiatieven, maar het is vaak moeilijk
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
305
om die zelfs bij de eigen inwoners bekend te maken, zeker in grote gemeenten. Een globale aanpak veronderstelt dat we die kleinere initiatieven mee ondersteunen. Langs Nederlandstalige kant is een belangrijke rol weggelegd voor de 3 traditionele Nederlandstalige Brusselse media. Wat ook een impact kan hebben, is de ondertiteling. Er zijn in het verleden een aantal proefprojecten geweest. Ik denk dat we hiervoor de nodige middelen moeten voorzien, zeker als we inzake cultuur concreet willen samenwerken met Franstalige en anderstalige partners. Op die manier verhogen we de toegankelijkheid en verlagen we drempels. Een andere prioriteit omvat de samenwerking met het onderwijs. In elke discussie over onderwijs wordt gezegd dat het cultuuronderwijs achteruitgaat ten nadele van het beroepsvoorbereidende aspect van het onderwijs. Dat is een moeilijke discussie en een moeilijk evenwicht. Ik ben misschien van de oude stempel, maar toch ben ik van mening dat cultuur een grotere plaats moet krijgen op school, net zoals bijvoorbeeld sport. Het onderwijs en zeker het algemeen onderwijs zijn nog steeds in hoofdzaak mensvormend. Toch slagen we er niet altijd in om de nodige dwarsverbindingen met ons onderwijs te maken. Dat heeft niet altijd met slechte wil van één van beide kanten te maken. De Brusselse scholen zitten vol met goedbedoelende leerkrachten en directies. Sommige daarvan hebben affiniteit met cultuur, anderen wat minder. Wij kunnen daar als overheid wel een rol in spelen. Ook de Rand kan daaraan meewerken. Hij heeft immers de nodige contacten met het Brussels Nederlandstalig onderwijs. We moeten er in eerste instantie voor zorgen dat die leerkrachten een Brusselse reflex ontwikkelen, door met hun leerlingen bijvoorbeeld voorstellingen in Brussel bij te wonen. Regelmatig trekken leerlingen uit het Nederlandstalig onderwijs over de gewestgrenzen heen om in de rand naar een voorstelling te gaan kijken, terwijl het aanbod hier toch ook niet min is. Verder roep ik de cultuursector op om een gezamenlijke communicatie naar het Brussels onderwijs te voeren, zowel naar de Nederlandstalige als de anderstalige scholen. Het is voor hen ook een vorm van klantenbinding op langere termijn. Ten slotte lijkt het mij prioritair om Brussel als creatieve stad te promoten. Brussel is de hoofdstad van Europa, maar dan vooral op administratief vlak. Als we de echte doorvoelde hoofdstad van Europa willen worden, moeten we dat ook op heel wat andere vlakken zijn. Er is al langer sprake van een Museum van de Europese geschiedenis. Grote Europese cultuurevenementen, Europese literatuurprijzen, en film- en theaterawards zouden hier moeten plaatsvinden of worden uitgereikt. Daarnaast steunen wij ook graag de promotie van ons cultuuraanbod bij buitenlanders. Dat zou zowel vanuit de toeristische sector moeten gebeuren – ik ga niet beginnen over de 3 groepen die aan toerismepromotie doen in deze stad - als vanuit de cultuurinstellingen zelf. Een meertalige communicatie is ook van groot belang want anders wendt men zich tot niemand. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik wil het kort hebben over de discussienota die eigenlijk geen discussienota is, maar iets wat het midden houdt tussen een voorstel van resolutie enerzijds en een poging tot agendabepaling anderzijds. In deze ‘discussienota’ luidt het dat men “werk wil maken, concreet actie wil ondernemen, visie in daden wil omzetten” van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
306
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
het gemeenschapsoverschrijdend initiatief van maart 2010 waarbij men “de hoofdstad van een coherenter cultuurbeleid wou voorzien”. Uit het feitenrelaas leren we dat er een vergadering is geweest in maart 2010 met mensen van de Franstalige Gemeenschap en dat er toen een grootscheepse mediatieke aankondiging is geweest. Men zou een gezamenlijke actie op het getouw zetten en een gemeenschappelijk cultuurplan uitstippelen. Door de Vlamingen te strikken voor dit initiatief zijn de Franstaligen er uiteindelijk toch weer in geslaagd om aan te tonen hoe ondeelbaar Brussel eigenlijk wel is en dat er iets bestaat als een Brusselse identiteit. Ze proberen de gemeenschappen in het hoekje te duwen door het laken naar zich toe te trekken en door uiteindelijk de macht van het derde gewest nog maar eens in de kijker te plaatsen. Jammer voor diegenen die zich toen hebben laten vangen, mevrouw Annemie Maes, want het blijkt dat de Franse Gemeenschap sindsdien ‘cavalier seul’ speelt en alleen initiatieven ontplooit en de Vlaamse Gemeenschap er niet meer bij betrekt. De personen die mee hebben gespeeld in de mediashow worden vergeten. Ik stel vast dat mevrouw Maes pruilend zegt dat we nu misschien toch ook maar zelf een initiatief moeten nemen. De vraag die men zich daarbij moet stellen is wat de VGC wil doen. Gaan we eigen initiatieven ontwikkelen voor de Vlaamse gemeenschap zoals grondwettelijk in onze bevoegdheden werd bepaald? Hierop antwoord ik uiteraard ja. Het is onze plicht om een cultuurbeleid voor deze stad te ontplooien, maar dan vraag ik me af wat het verband nog is met het initiatief van maart 2010. Ik denk dat we dit gerust kunnen loskoppelen. Wanneer het er hen om te doen is om cultuur te vergewestelijken – wat mij van de groenen niet zou verbazen – nadat we dat hebben gedaan met de kinderopvang en men nu bezig is dat te doen met het onderwijs, dan zeggen wij in elk geval neen. Dit is voor ons onaanvaardbaar. Het lijkt ons niet wenselijk dat we het cultuurbeleid voor Brussel aan de Franse Gemeenschap overlaten. Op inhoudelijk vlak valt ons op dat er een stevig onderdeel interculturaliteit met diversiteit als doel, middel en uitgangspunt in staat. Dat verwondert ons evenmin van de groenen. Wat ons betreft, is dit een politieke sturing van het cultuurbeleid en we vragen ons af of dit wel wenselijk is. Kunst en cultuur gedijen het beste weg van overheidsbemoeienissen, weg van politieke- en overheidssturing. De politiek moet zich beperken tot het aanreiken van een kader. We moeten geen recepten aanbieden over hoe kunst en cultuur er dienen uit te zien. Het is natuurlijk eigen aan links en extreem links om cultuur te gaan maken, bepalen en domineren. Wel opmerkelijk in een pleidooi voor erkenning van diversiteit, eigenheid en verschillen, is dat men uitgerekend Albert Camus gaat citeren in het Engels. Misschien duidt dit op een ernstig gebrek aan cultuur bij de auteur van de discussienota? Of misschien is er onderhuids een afzetten van de auteur tegen de Franstalige Gemeenschap? Ik vermoed dat zij hierover straks nog wel verduidelijking zal geven. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik ben verbaasd als ik de collega’s van de oppositie hoor. Ik dacht dat ze voor het nieuwe jaar goede voornemens voor een positievere ingesteldheid zouden hebben gemaakt, maar ik kan alleen maar vaststellen dat men even verzuurd blijft. Onze fractie vindt het voorliggend cultuurplan en de discussienota hierover wel waardevolle documenten. Niet alleen komen de aanbevelingen vanuit de sector zelf. Ze geven ons – politici – een gedroomde aanzet. Een startpunt inderdaad, want bij aanbevelingen mag het uiteraard niet blijven.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
307
We zijn ervan overtuigd dat Franstaligen en Nederlandstaligen ook op het vlak van cultuur de handen in elkaar kunnen en moeten slaan. We hebben in het verleden al aangedrongen op een samenwerkingsakkoord omdat er op een aantal vlakken samenwerking aangewezen is, zoals bijvoorbeeld inzake communicatie en infrastructuur. Het gaat niet over een vergewestelijking van cultuur, want daar is ook onze fractie niet voor te vinden. Vergewestelijking en goede samenwerking lijken me toch wel duidelijk 2 verschillende begrippen. Ik wil graag een lans breken om niet alleen de samenwerking met andere overheden, maar ook met de diverse beleidsdomeinen te verstevigen. Zo kan men bijvoorbeeld cultuur en toerisme niet los van elkaar zien. Ook op het vlak van de tewerkstelling, want we weten dat wanneer cultuur en toerisme het goed doen, dit jobs genereert. Gisteren was er in het Brussels Parlement nog een debat over citymarketing. Ik vind dit echt een voorbeeld van waar we intenser zouden moeten samenwerken. Ik heb het gevoel dat er momenteel zoveel partners bezig zijn met citymarketing, ook met culturele citymarketing, dat de coherentie in het beleid wat ontbreekt. Nochtans hebben we veel troeven. We hebben in Brussel heel wat namen en instellingen waarvan de bekendheid tot ver over de landsgrenzen reikt. Onze fractie is ook fervent pleitbezorger van cultuur in de stad. Zoals in de nota staat te lezen, is het vaak een katalysator voor ontwikkeling, creativiteit en dynamiek in de stad. Ik ben sterk overtuigd van de emancipatorische en bindende kracht van cultuur. Dat kan pas ten volle indien voldoende mensen bereikt worden en er voldoende inspanningen worden geleverd om verschillende groepen in onze samenleving te bereiken, zoals senioren, jongeren en mensen van allochtone origine. In die zin vrees ik dat we de cultuurparticipatie nog verder terugdringen, als we de cultuurwaardebon hervormen tot een vrijetijdswaardebon. Ik wil afsluiten met een positieve noot, want dat ligt nu eenmaal in mijn aard en in die van de CD&V-fractie. Het cultuurplan en de discussienota levert een heel waardevol vertrekpunt. Het drukt ook een engagement en wil uit om echt te blijven werken aan de creatieve bruisende stad. We moeten dit blijven stimuleren. Richard Florida beschrijft schitterend in ‘The rise of the creative class’ dat het net de creatievelingen zijn die kiezen om in een grootstad te gaan wonen. Dat is in Brussel zeker niet anders. Dit potentieel moeten we blijven stimuleren. Het ligt ook binnen de traditie van de VGC om mensen, organisaties en instellingen startkansen te geven. Ik kijk er in elk geval met veel interesse naar uit hoe het collegelid vanuit zijn beleid dit cultuurplan verder concreet gestalte zal geven. De heer Herman Mennekens.- Er werd reeds naar verwezen door mevrouw Bianca Debaets: gisteren hadden we een interessante gedachtewisseling in de commissie Financiën en Algemene Zaken van het Brussels Parlement, over het cultureel beleid en citymarketing. Aansluitend bij de discussienota zou ik een aantal elementen in herinnering willen brengen die daar ook ter sprake kwamen. Op het einde van vorig jaar verscheen er een interessante studie van Ineum Consult die het cultureel potentieel van Brussel als historische cultuurstad koppelt aan de potentiële economische meerwaarde ervan voor de regio. Niet zozeer de emotionele of esthetische dimensie van het cultureel aanbod staat daarbij centraal, maar de economische meerwaarde. Met andere woorden de potentiële impact van het cultureel aanbod op de welvaart van de regio en van haar inwoners. Want dat is waar het schoentje wringt en dat voert de discussienota ook aan. Brussel verzilvert zijn cultureel potentieel onvoldoende. Dit is geen nieuws. Andere studies hebben dit reeds aangetoond en becijferd. Het Brussels Kunstenoverleg legde ook reeds de vinger op de wonde in het cultuurplan voor Brussel, al is de benadering van dit verdienstelijk plan
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
308
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
minder economisch dan sommige andere studies. Het cultuurplan vertrekt meer vanuit de kloof tussen de actuele demografie en het beleid en vanuit de vaststelling dat het beleid onvoldoende mee is geëvolueerd met de tendens van internationalisering van de Brusselse bevolking. Wat het uitgangspunt ook weze, van welke studie dan ook, steeds weer komt men tot de bevinding dat door de institutionele versnippering van de bevoegdheden inzake cultuur en cultureel beleid Brussel onvoldoende uit zijn cultureel potentieel haalt. ‘Plus est en nous’ zou ik zeggen. Volgens mijn fractie is er dan ook dringend nood aan een forum, een tafel, een beleidsstructuur – collega Jef Van Damme verwees er ook reeds naar – die deze uitdagingen op zich kan nemen. Wij noemden het een cultuurkoepel die de bevoegde overheden - en dat is meer dan alleen de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap, maar ook de gemeenschapscommissie, de federale overheid, … - zou kunnen tot stand brengen en die alvast – op zijn minst – een structureel overleg tot stand zou brengen om het rijk cultureel aanbod in ons gewest te stroomlijnen en derhalve sterker te valoriseren. Er zijn ter zake interessante referenties in het buitenland – misschien een goed idee voor een uitstap - bijvoorbeeld in Berlijn. Maar het zou ons te ver leiden om hierop in het bestek van deze tussenkomst dieper in te gaan. Een terreinbezoek dringt zicht misschien wel op. Ik wou aankondigen dat ik dit voorstel aansluitend bij de discussienota van mevrouw Annemie Maes, ook zelf heb verwerkt in een nota die ik samen met collega Réné Coppens als effectief lid van de commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport graag zal indienen bij de Raad van de VGC. Ik doe dit in de hoop en met de betrachting om de discussie die mevrouw Maes op gang heeft gebracht, voort te zetten. Als ik één kanttekening mag maken bij de discussienota, is het misschien dat er in die nota net iets te weinig voer voor discussie zit en dat we het eigenlijk allemaal eens zijn over de inhoud, op een paar randgevallen na. Ik denk dat het interessant zou zijn om onze gedachtewisseling voort te zetten op basis van een aantal ideeën en voorstellen, waar we het niet noodzakelijk over eens hoeven te zijn, maar waar we dan door de clash der ideeën licht kunnen laten schijnen in de culturele wereld. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik ben natuurlijk zeer blij dat we hier vandaag kunnen discussiëren over de discussienota van mevrouw Maes. Het is inderdaad duidelijk dat het cultuurplan dat door het Brussels Kunstenoverleg is opgesteld in samenwerking met het Réseau des Arts à Bruxelles, niet de beleidsnota inzake cultuur is, zoals die werd opgesteld door de VGC, maar het is wel een zeer belangrijke nota voor Brussel. Daarom kan die ons ook heel sterk inspireren in de manier waarop wij het Brusselse cultuurbeleid willen aanpakken. Het verwondert me ook dat sommigen vragen stellen bij de opportuniteit van een discussie over dit soort zaken. Ik stel ook vast dat sommigen altijd weer schieten op de vorm, maar zelf eigenlijk zeer zelden hun inhoudelijke visie ter zake geven. Het strafste was nog de samenvatting van de eerste spreker, die stelde dat de kern van de zaak onze samenwerking met de Franstaligen betreft. Dat is nu net de essentie van die discussienota en men kan moeilijk iets gaan aanvallen als men het daarmee al eens is. Laten we dit daarom met zijn allen constructief bekijken en kijken hoe we vooruit kunnen gaan. Want ik denk dat het absoluut in het voordeel is van de Nederlandstaligen in Brussel om inderdaad een hechtere samenwerking op te zetten met de Franstaligen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
309
Ik ben er van overtuigd dat wij sterk in onze schoenen staan, dat we daarom ook niet bang moeten zijn voor samenwerking en dat we ons open kunnen opstellen. We weten wat we zelf denken, we kennen onze ideeën en onze visie en we moeten ook niet bang zijn dat we de vis zullen verdrinken. Als het gaat over concrete samenwerking, hebben we al een aantal zaken opgezet. We hebben beloofd dat we elk jaar een punt van het cultuurplan voor Brussel zouden proberen te realiseren en we zijn daarmee bezig. Het klopt dat dit nog niet volledig is afgerond, maar het vraagt ook veel werk en we beperken ons ook niet tot de kleine dingen. In samenwerking met staatsecretaris Emir Kir zijn we begonnen aan het opstellen van een uitgebreide cartografie van het culturele landschap in Brussel. Wat is eigenlijk de bedoeling van die cartografie? Daarin willen we alle culturele activiteiten en spelers in Brussel verzamelen en zullen we ook de beschikbare culturele infrastructuur oplijsten en eigenlijk eveneens welke mogelijke financieringsbronnen er allemaal zijn. Het is inderdaad zo dat het cultuurlandschap is versnipperd, maar alleen al door de culturele activiteiten in alle openheid samen te brengen zorgt men ervoor dat die verschillende middelen beter kunnen worden gebruikt en dat men die versnippering toch een beetje tenietdoet. Het is een uitgebreide cartografie, die eigenlijk meer dan één punt probeert te realiseren van dat cultuurplan voor Brussel. Het gaat eigenlijk over de punten 11, 17 en 21, om concreet te zijn. Punt 11 implementeert eigenlijk drie specifieke zaken. Ten eerste een kader creëren voor beslissingen met een impact op de territoriale spreiding van cultuur, ten tweede een Who is Who creëren voor culturele professionals en ten derde andere professionals informeren door het online zetten van kaarten of door samenwerking met het openbaar vervoer of toeristische diensten. Dat is volgens ons cruciaal en als we willen komen tot een betere samenwerking, moeten we daar al werk van maken. Punt 17 sluit daarbij aan en wil eigenlijk met de professionele artistieke sector in Brussel een meertalige informatiedienst en een portaalsite voor artiesten opstarten. Die informatiedienst zou artiesten moeten informeren over die cultuursector, over het institutionele kader van de stad en over de verschillende financieringsbronnen van cultuur. We mogen immers niet vergeten dat we heel wat instellingen hebben die hier al jaren aan het werk zijn en die inmiddels wellicht goed hun weg kennen. Maar elk jaar opnieuw hebben we een enorme toevloed van nieuwe kunstenaars, zowel door onze kunstscholen, maar ook doordat Brussel eigenlijk toch nog altijd een aantrekkingskracht uitoefent op jonge kunstenaars, en die moeten telkens opnieuw heel veel energie en tijd steken in het uitzoeken hoe ze hier hun ding kunnen doen. Wij willen ze daar in elk geval bij gaan helpen. Punt 21 gaat over het feit dat de plaatsen waar kunstenaars kunnen creëren en experimenteren, moeten worden versterkt en uitgebreid. Wij hebben niet meteen enorme middelen om heel veel extra plaatsen te gaan creëren, al proberen we dat wel te doen in de mate van het mogelijke. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het Nieuwlandproject, het bredescholenproject waarin toch ook een cultureel aspect zit en er toch ook wat extra ruimte voor cultuurbeleving in de stad zou moeten zijn. Het gaat er echter ook om hoe we de bestaande ruimten beter kunnen gebruiken door bijvoorbeeld beter af te stemmen en door ze beter bekend te maken. Eén van de zaken die we hebben vastgesteld toen we praatten met het Kunstenfestival des Arts, was dat men bij de organisatie van het festival elke keer opnieuw werd geconfronteerd met een gebrek aan repetitieplaatsen, terwijl er op hetzelfde moment heel wat gemeenschapscentra, zelfs in de buurt, beschikbare ruimten hadden en ze zelfs ter beschik-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
310
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
king hadden willen stellen. Alleen kenden ze elkaar niet en daardoor gingen er dus heel wat kansen verloren. Door dat beter bekend te maken en die ruimten beter in kaart te gaan brengen, zullen we ervoor zorgen dat ze ook beter kunnen worden gebruikt. Het is wel een uitgebreide opdracht waarmee we van start zijn gegaan en er is natuurlijk tijd nodig om dat grondig te doen. We weten dat er versnippering is, zodat we ook zelf heel intensief op zoek moeten gaan naar wat er allemaal is. Het is ook de bedoeling om die publicatie daarna om te zetten in een digitale applicatie, waarbij men direct en online een zicht krijgt op die verschillende Brusselse culturele spelers. Misschien moet men daarbij zelfs de mogelijkheid creëren om beschikbare plaatsen ook online te reserveren. Zowel ikzelf als staatsecretaris Emir Kir zijn in blijde verwachting van de resultaten van dat werk. We denken dat we tegen einde maart naar buiten zullen kunnen komen met concrete resultaten en dat we er dan nog verder zullen over praten. Ik heb natuurlijk van een aantal mensen de prioriteiten gehoord. Een aantal van die zaken zijn ook opgenomen in het gevoerde cultuurbeleid. Er zijn ook een aantal vragen of opmerkingen om voorzichtig te zijn vooraleer bepaalde stappen worden gezet. Ik denk dat we dat doen en dat we niet overhaast te werk gaan, bijvoorbeeld als het gaat over die hervorming van de cultuurwaardebon. We hebben dat al een tijdje geleden aangekondigd en het feit dat we nog altijd niets concreets hebben voorgelegd, is net omdat we stap voor stap willen gaan en omdat we geen overhaaste beslissingen willen nemen, die dan misschien achteraf moeten worden ingetrokken of bijgestuurd. Daarom nemen we onze tijd. Iedereen kent onze intentie, maar we kennen ook de bestaande bezorgdheden en willen daar absoluut rekening mee houden. Een van onze bekommernissen is absoluut hoe men die cultuurparticipatie gaat verhogen. We hebben daar al een aantal initiatieven rond genomen. Ik denk dat het cultuurbeleid van de VGC heel sterk is gebaseerd op hoe men zoveel mogelijk mensen kan laten deelnemen aan het cultuurbeleid en hoe men ervoor kan zorgen dat mensen die anders niet zouden deelnemen, dat wel proberen te doen. Het gaat om concrete zaken als ondertiteling en dergelijke. De voorbije jaren hadden we daar een budget voor, maar we zijn dat aan het afbouwen omdat dat een impulsbudget was. We hebben de indruk dat heel wat huizen die daarvan gebruikmaakten, dat eigenlijk in hun reguliere werking hebben opgenomen. We hebben bijvoorbeeld een gesprek gehad met het Kunstenfestival des Arts die het natuurlijk jammer vindt dat die middelen wegvallen, maar die de logica erachter wel begrijpen. We zijn al aan het bekijken hoe we die extra middelen kunnen gebruiken om ervoor te zorgen dat we dat cultuuraanbod verder ontsluiten. Het is niet zo dat we de middelen voor cultuur verminderen, maar we willen ze wel anders inzetten. Als het gaat over het belang van het onderwijs, denk ik dat collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes daarover een hele grote boom over zou kunnen opzetten. We zitten daar ook op dezelfde lijn. Een concreet voorbeeld is dat we in het Nieuwlandproject ook plaats hebben gemaakt voor de Kunstacademie van de Stad Brussel, die al heel lang kampte met huisvestingsproblemen. In het kader van die Brede School hebben we ervoor gezorgd dat dit kunstonderwijs daar ook zijn plaats vindt en we denken dat dit nieuwe mogelijkheden zal bieden. Als men mensen samen zet, creëert men in elk geval al de kans om samen te werken. We zullen er in ieder geval de nadruk op leggen dat die samenwerking er ook echt moet komen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
311
In verband met cultuur en toerisme kan ik verwijzen naar het ‘Greeters’-project dat we hebben opgezet samen met de Franstaligen en staatsecretaris Christos Doulkeridis, waarbij we gewone Brusselaars eigenlijk gebruiken om hun stad te leren kennen aan mensen die van buiten Brussel komen. Dit is een zeer laagdrempelig project, waarbij we gebruikmaken van de participatie van de gewone Brusselaars. We doen dat ook bij bijvoorbeeld het Stilteproject. Op professioneel vlak proberen we de samenwerking met Brussel Internationaal – Toerisme & Congres (BITC) op te drijven. De VGC is een kleine partner geweest. We zullen de middelen die we besteden aan BITC verdubbelen, waarbij we wel concreet gaan samenwerken rond een aantal concrete projecten. We zullen uiteraard niet zomaar dat geld geven zonder meer. Ik wil verduidelijken dat de Vlamingen met dit initiatief niet gestrikt werden door de Franstaligen. Ik denk dat het omgekeerd is en dat de Vlamingen aan de basis liggen van dit initiatief. Ze waren en zijn eigenlijk de drijvende kracht achter het Brussels Kunstenoverleg en dat Réseau des Arts à Bruxelles. Ze zijn ook de drijvende kracht achter het initiatief om samen een cultuurplan voor Brussel op te stellen. Dit is opnieuw een positief verhaal en ik zou het jammer vinden dat men dit een negatieve connotatie meegeeft door te stellen dat we ons weer zullen laten doen. We werken samen met de staatsecretarissen Emir Kir en Christos Doulkeridis. Staatsecretaris Christos Doulkeridis heeft bijvoorbeeld heel wat stappen gezet op het ogenblik dat men ontdekte dat we met een soortgelijk project bezig waren. Er is samenwerking en er worden ook stappen gezet van hun kant. Dat sommigen die niet willen zien, weten we al langer dan vandaag. We zijn ook blij met het initiatief vanuit de VGC-Raad, want volgens mij is elk initiatief en elke steun welkom, want we hebben nog een hele lange weg af te leggen. We moeten inderdaad nadenken hoe we iets kunnen doen aan die versnippering. We moeten niet alleen nadenken over een betere samenwerking, maar ook bereid zijn om creatief na te denken hoe we die versnippering kunnen verminderen. Men kent onze standpunten daarover, anderen denken daar anders over. Maar als ik iedereen in deze Raad hoor, hebben we allemaal hetzelfde doel, namelijk van Brussel een stad maken die ook op creatief vlak aantrekkelijk is, zowel voor de Brusselaars als voor de mensen van buiten Brussel. We moeten met zijn allen op een open manier durven nadenken hoe we stappen kunnen zetten om die versnippering inderdaad te verminderen, want dat kan alleen maar goed zijn voor Brussel. Mevrouw Annemie Maes.- Ik ben blij te horen dat u op de aangekondigde manier verder stappen onderneemt en moedig u ook aan om daarmee door te gaan. Ik dank ook de collega’s die constructieve voorstellen gedaan hebben want dat was ook de bedoeling van de discussienota. We hebben gemerkt dat er een zeer goed initiatief was in de maand maart, maar dat er later een lacune ontstond. Ik heb dus, als kersverse voorzitter van de commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport, het initiatief genomen om die draad terug op te pikken. Idealiter is dat het werk van alle raadsleden samen. In verband met de nota zelf heb ik alle suggesties ter harte genomen. Er is een verschil tussen kwantiteit en kwaliteit. Ik kies voor het laatste. Ik heb opgemerkt dat er op een relatief kleine nota enorm veel reacties zijn gekomen. Sommige sprekers verkochten gedurende tien minuten wel alleen maar gebakken lucht. Er waren echter ook verzuurde reacties. Mijn engagement als voorzitter van de commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport houdt in dat ik nu samen met de collega’s verdere stappen zal ondernemen. Ik kijk ook uit naar de bespreking van de nota die aangekondigd werd door de heer Herman Mennekens. Ik
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
312
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
verwijs ook naar punt 24 van het cultuurplan voor Brussel, want daarin staat duidelijk dat het gebrek aan overleg tussen de verschillende overheden schrijnend is, evenals de wederzijdse onwetendheid over decreten, procedures en de filosofie. Ik ga dus verder met de collega’s die cultuur een warm hart toedragen en die niet blaten, maar werken. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Men wordt hier nogal snel in een hoekje geduwd als men het niet eens is met de meerderheid. Ik stel alleen maar vast dat van het gemeenschappelijk initiatief van maart 2010 in de praktijk uiteindelijk niet veel meer overblijft. Ik zie dat de Franstaligen alleen op terreinbezoek gaan en alleen verder werken. Ik zie ook dat Groen! in deze Raad dan met een pruilmondje zegt dat ze dan ook maar alleen moeten verdergaan. Elk gaat zijn eigen weg en laat dat misschien positief zijn. Ik vind het positief dat wij, als Vlaamse Gemeenschap, zelf het heft in handen nemen. Ik vind het minder positief dat er inhoudelijk een aantal aspecten zijn die niet de juiste richting uitgaan. Het is toch wel merkwaardig dat, als men het in deze Raad niet eens is met de cultuurvisie van de groenen, de liberalen en democraten beweren dat men een randgeval is. Ik troost me met de gedachte dat er ooit een bekende Brusselse clown was die mij in een debat op televisie uitschold voor randdebiel, maar u bent nog net iets vriendelijker. Ik vind het helemaal niet erg om de uitzondering te zijn in dit verhaal, ook al noemt u dat dan marginaal. - De bespreking is gesloten. De voorzitter.- Ik stel voor om aansluitend bij de discussie over cultuur, de vraag van de heer Paul De Ridder te behandelen over de faam van Bruegel in Brussel. (Instemming) VRAAG (R.v.O., art. 59) De bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap tot Bruegels faam in Brussel De heer Paul De Ridder.- Pieter Bruegel de Oude vormt één der topfiguren van de Europese cultuurgeschiedenis. Historici weten reeds langer dat Bruegel doordrongen was van het gedachtegoed van de renaissance en het humanisme. Wie de schilder afschildert als een ‘boerenpummel’ geeft blijk van schromelijke onwetendheid. De familie Bruegel leefde reeds bij het begin van de 16de eeuw in Brussel. Zelf ontdekte ik, tijdens het inventariseren van het archief van Sint-Goedele, het testament van kanunnik Everard Bruegel, overleden in 1530, rond het moment dat Pieter Bruegel de Oude geboren werd. Welnu, die kanunnik bezat reeds werken van Erasmus van Rotterdam, die op dat moment nog leefde. Erasmus, die overigens een tijd lang in Anderlecht woonde, sterft in 1536. Een naamgenoot van de schilder Pieter Bruegel was arts en hoogleraar in Leuven, hij behoorde tot de vriendenkring van Abraham Ortelius. De jurist Willem Bruegel zetelde in de Raad van Brabant. Kortom, allerminst een familie van boeren. De schilder Pieter Bruegel de Oude zelf werkte aanvankelijk in Antwerpen, maar kwam later naar Brussel. Hij huwde hier in 1563 in de Kapellekerk en werd daar ook begraven
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
313
in 1569. Hij bracht dus de laatste 7 jaren van zijn leven door in Brussel. Hier bereikte zijn vakmanschap een hoogtepunt. Hier schilderde hij enkele van zijn beroemdste meesterwerken, zoals “De volkstelling te Bethlehem”,gesitueerd in een Brabants dorp, of “De blinden die de blinden leiden”, wellicht met het kerkje van Sint-Anna-Pede in de achtergrond. Nu berust de belangrijkste collectie van Bruegels werk in het Kunsthistorisches Museum te Wenen. Andere werken hangen in de Staatliche Gemäldegalerie’ in Berlijn, de Galleria Capodimonte in Napels, het Louvre in Parijs, de Alte Pinakotek in München en nog een aantal andere musea. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel, herbergen de tweede grootste Bruegelverzameling. Het museum kreeg recent het Bruegelhuis, gelegen Hoogstraat 132, in diezelfde Kapellewijk, als legaat. Ik was daar van nabij bij betrokken, overigens een zeer droevige geschiedenis. Een oude vrouw, eigenares van dat huis, heeft men op het laatste moment nog geprobeerd dement te laten verklaren, om toch maar de nalatenschap in de wacht te kunnen slepen. Dit als monument beschermde pand uit de 16e eeuw zal tegen 2013 ontwikkeld worden tot een museale site. De grote Brabantse schilder wordt nog altijd herdacht in deze buurt, zoals onder meer blijkt uit de jaarlijkse Bruegelfeesten. Jammer genoeg, heeft de Vlaamse Gemeenschap tot nu toe weinig bijgedragen tot het uitdragen van Bruegels faam in Brussel. Welke initiatieven zijn er gepland om deze figuur, zijn werk en zijn leven in het Brussel van de zestiende eeuw beter bekend te maken bij het grote publiek? Welke maatregelen werden getroffen om het Bruegelhuis, de Kapellekerk en de buurt daarbij te betrekken? In welke budgetten werd daartoe voorzien? Welke contacten heeft het collegelid en de administratie van de VGC gelegd met de partners in Brussel? De mogelijke partners zijn overigens talrijk. Ik denk aan de federale overheid bevoegd voor de KMSK en het Bruegelhuis, de stad die bevoegd is voor de stedelijke musea, het stadsarchief en ten dele ook de Kapellekerk. Verder zijn er ook privé verenigingen zoals historische genootschappen en gidsenverenigingen. Ten slotte kunnen ook de scholen een belangrijke bijdrage leveren tot het beter bekend maken van deze geniale schilder. Afrondend zou ik zelf in deze vergadering andermaal willen pleiten voor een didactisch Bruegel-monument in Brussel. Antwerpen heeft monumenten voor Rubens en Van Dyck, Gent voor de gebroeders Van Eyck, Brugge voor Memling, en ga zo maar door. Het is toch onvoorstelbaar dat Brussel nog steeds niet beschikt over een waardig monument voor Bruegel, een kunstenaar van wereldformaat. Zeker een vertegenwoordiger van Groen! zou van de oprichting van zo’n monument een erezaak moeten maken. Weet het collegelid overigens dat eminente kunsthistorici, onder meer Roberts Johnes, in deze man die naar het leven schilderde en die een bijzondere aandacht had voor de natuur, een voorloper zagen van het groene gedachtegoed? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Nu kan ik natuurlijk niet anders. Ik stel voor dat iedereen in het vervolg zijn vragen zo beëindigt. Wanneer de heer Paul De Ridder verwijst naar de Vlaamse Gemeenschap, neem ik aan dat hij de VGC bedoelt in plaats van het beleid van Vlaams minister voor cultuur Joke Schauvliege. Tijdens het voorbije anderhalf jaar heb ik inderdaad nog geen nieuwe initiatieven genomen inzake Pieter Bruegel de Oude. Bruegel is in de loop van de jaren wel verschillende keren
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
314
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
het onderwerp geweest van tentoonstellingen of evenementen in Brussel of in de rand van Brussel waaraan de VGC haar medewerking heeft gegeven. Zo heeft de VGC in het verleden aan vzw De Rand een subsidie gegeven van 10.000 euro voor het Brusselse luik van het evenement ‘Bruegel06’, dat liep van 12 mei tot 3 september 2006. Dit was een ecologisch-cultureel ontsluitingsproject dat zich voornamelijk in de historische locaties in de rand rond Brussel afspeelde. Simultaan daarmee liepen in de Koninklijke Bibliotheek twee tentoonstellingen, een over de prentenkunst en een andere met hoogwaardige reproducties van Bruegels schilderijen. De heer Robert Delathouder heeft ooit een wedstrijd uitgeschreven voor het oprichten van een standbeeld van Bruegel. Die wedstrijd is gewonnen door kunstenaar Tom Fransen, die aan zijn beeld begonnen is. De kunstenaar had hier zelf 150.000 euro in geïnvesteerd, maar om één of andere reden heeft de VGC nooit een bedrag ingeschreven om die man te betalen. Dit is ondertussen rechtgezet, de kunstenaar zal vergoed worden. Alleen is er nog steeds geen plaats voor het beeld, het heeft al een hele odyssee meegemaakt. We zullen opnieuw proberen om een plaats te vinden die een link heeft met Bruegel zelf. De Kapellekerk is echter geen optie, vrees ik,omdat die door de stad Brussel van de hand is gedaan. De erfgoedcel, die sinds 2003 actief is in Brussel, heeft tot nu toe nog geen activiteiten georganiseerd rond Pieter Bruegel de Oude. Maar ze zal zeker de kans grijpen om deze belangrijke kunstschilder te belichten wanneer er zich in de toekomst een gelegenheid voordoet. De initiatieven die u hebt aangehaald kunnen eventueel zo’n gelegenheid vormen. Dan zullen ook de nodige budgetten worden voorzien in de begroting en het actieplan van de erfgoedcel Brussel van de VCG. INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) VAN DE HEER DOMINIEK LOOTENS-STAEL TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING betreffende de uitlatingen van een collegelid met betrekking tot de inperking van de bevoegdheden van de VGC De heer Dominiek Lootens-Stael.- Er was de voorbije dagen ophef over de onenigheid tussen CD&V en de rest van de Brusselse Regering aangaande de nota Vande Lanotte. De andere partner van dit College, die zich snel uit de voeten maakt, heeft alvast op dit incident niet gewacht om ook zijn steen in de kikkerpoel te gooien. Het ene was de aanloop tot het andere. Op 20 december 2010 achtten de partijen Groen! en Ecolo het immers nuttig om een gezamenlijk document te overhandigen aan de herbenoemde Koninklijk Bemiddelaar Johan Vande Lanotte, waarin een aantal verregaande institutionele hervormingen voor Brussel worden voorgesteld. Ecolo weet blijkbaar beter dan de andere partijen – zelfs beter dan de Vlaamse partijen – wat de Vlamingen in Brussel echt willen. Dat komt wellicht omdat er in die partij zo goed Nederlands wordt gesproken. In de pers, waar het stuk van Ecolo en Groen! ook belandde, lichtte de heer Bruno De Lille de ingenomen stelling toe en verdedigde hij het gezamenlijk standpunt van zijn partij en de Franstalige evenknie.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
315
De timing van de mededeling is vanuit het standpunt van een Brusselse Vlaming hoogst eigenaardig. Ze was zelfs slecht gekozen. De laatste weken bleek dat binnen het project voor een volwaardig Brussels Gewest, zoals de PS-minister-president en zijn Ecolo-trawanten dat voor ogen hebben, onrustwekkende tijden aanbreken voor de Vlamingen. Men zou eigenlijk, zeker vanuit de Raad van dit College, alle hens aan dek moeten roepen. Het collegelid acht nu echter het moment gunstig om een radicaal Franstalig geïnspireerd voorstel, dat onder andere tweetalige kiezerslijsten omvat, voor te stellen en te verdedigen. Iedereen die een beetje zijn Brussels-Vlaamse geschiedenis kent, weet wat deze tweetalige lijstvorming inhoudt. Het is een open deur voor het invoeren van de Flamand de service in het parlement. Hetzelfde geldt voor de maatregelen op vlak van taalproblematiek die uit de Franstalige groene hoed worden getoverd. Men houdt daarbij krampachtig vast aan enerzijds de taalkaders, terwijl men anderzijds de functionele tweetaligheid van sommige diensten hoopt te realiseren door de aanwezigheid van ‘minstens één’ Nederlandstalige op de werkvloer. We weten echter allemaal dat algemene tweetaligheid het enige werkbare recept is. Ik moet vaststellen dat het Groen!-collegelid in deze zeer Franstalige logica geen graten ziet en alles kranig mee verdedigt. Is dit met opzet, uit onwetendheid of uit naïviteit? Ik durf het niet te benoemen, want het ene is nog kwalijker dan het andere. Naast het feit dat een aantal ‘oplossingen’ voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar voren worden geschoven die zowat het hele communautaire evenwicht aan het wankelen brengen, worden door het collegelid ook heel wat bevoegdheden van de VGC doorgeschoven naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het valt op dat het collegelid vooral morrelt aan de bevoegdheden van anderen, met uitzondering van zijn eigen bevoegdheidspakket voor sportinfrastructuur, waarvoor concreet de gemeenten worden geviseerd, een desinteresse die ook al bleek uit de zeer vage beleidsbrieven over dit thema. Beroepsopleiding valt onder de bevoegdheid van de collegevoorzitter en Personen met een handicap is een bevoegdheid van collegelid Brigitte Grouwels. Het is zeer cynisch dat men het als een verbetering voorstelt om die bevoegdheden te regionaliseren. Dit is het domein bij uitstek waarin de Vlamingen door het Hoofdstedelijk Gewest stiefmoederlijk worden behandeld en aangewezen zijn op de Vlaamse Gemeenschap. Hetzelfde kan ook worden gezegd over de beroepsopleiding, want de factor bij uitstek die jonge Brusselaars parten speelt bij het vinden van een job is een gebrek aan voldoende tweetaligheid. Dit gebrek komt vooral tot uiting waar Franstaligen leiding en toezicht uitoefenen over onderwijs en vorming. Indien men het aan Groen! overlaat dienen een aanzienlijk aantal bevoegdheden naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te worden versast, omdat de Vlaamse Brusselaars eerder Brusselaars dan Vlamingen zouden zijn en een ongelijkheid onder de Brusselaars niet kan worden goedgepraat. Een tweederangsstatuut van Vlaamse burgers in Brussel, niet alleen ten opzichte van de Franstaligen in deze stad, maar ook ten opzichte van de andere Vlamingen in Vlaanderen, zou echter wel aanvaardbaar zijn. Twintig jaar bestaan van deze hoofdstedelijke miskleun heeft aangetoond dat de Vlamingen enkel op zichzelf zijn aangewezen wanneer het aankomt op de verdediging van hun rechten en belangen in deze stad. Het Groen!-collegelid pleit voor wat de Franstaligen willen zien gebeuren, maar zelf met zoveel woorden nog niet durven voor te stellen. Hij bezondigt zich daarbij aan wat uitgerekend een lid van een Vlaams College dat de functie heeft de belangen te verdedigen van de Vlamingen in Brussel, nooit zou mogen voorstel-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
316
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
len. Deze toestand stelt hem niet langer in staat om binnen dit College te functioneren zoals het een Vlaams collegelid van de Raad van de VGC betaamt. Ik had dan ook graag het standpunt van de collegevoorzitter vernomen inzake de communicatie van collegelid Bruno De Lille. Werd de inhoud van de brief aan de Koninklijk Bemiddelaar, die uiteindelijk door de media werd verspreid, al dan niet op voorhand doorgepraat met de andere collegeleden, of moesten ook zij dat via de pers vernemen? Gaat de collegevoorzitter akkoord met deze uitspraken? Is de collegevoorzitter de mening toegedaan dat het Groen!-collegelid met een dergelijke ingesteldheid nog verder kan functioneren binnen het College van de VGC? Heeft de collegevoorzitter dit collegelid teruggefloten of gevraagd afstand te doen van zijn functies? Ik kan me voorstellen dat het niet gepast zou zijn dat een collegelid zomaar allerhande uitspraken kan doen die diametraal zijn tegengesteld aan de belangen die het College moet verdedigen. De heer Walter Vandenbossche.- Ik vraag u een correct intellectueel discours te houden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik ben ervan overtuigd dat u dezelfde mening bent toegedaan. Ik herinner me namelijk dat u eenzelfde discours hebt gevoerd ten opzichte van toenmalig collegelid Pascal Smet toen hij verklaarde dat Brussel een Franstalige stad was. Ik doe nu net hetzelfde. De heer Walter Vandenbossche.- Het aantrekken van een institutioneel debat kan goed zijn. Ik pleit er alleen voor dat u het onderscheid blijft maken tussen wat een College in het kader van een politiek akkoord doet en wat de politieke partijen doen. Ik vind het niet goed dat u beide probeert te vermengen, want dat schaadt uw eigen inbreng. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het gaat hier niet over een politieke partij. Het was wel degelijk collegelid Bruno De Lille die deze stelling in de media bracht. Wat mij betreft is het onmogelijk, en dat is een eerlijk intellectueel discours, om deel uit te maken van het College van de Raad van de VGC met een regeerakkoord en -programma en tegelijkertijd een discours te vertolken dat diametraal tegengesteld is aan de belangen die men geacht wordt te verdedigen. U bent allicht de mening toegedaan dat men omwille van de lieve vrede de gemoederen moet bedaren, want u hebt de laatste weken al genoeg herrie geschopt. U hebt echter in een recent verleden een gelijkaardig discours gehouden. Overweegt de collegevoorzitter om het beleid van de VGC voort te zetten zonder iemand die deze strekking vertegenwoordigt? In het licht van de voorstellen die collegelid Bruno De Lille heeft gedaan, wordt het bijzonder moeilijk om in de toekomst een correct samenhangend beleid te voeren ten gunste van de Vlaamse gemeenschap in Brussel. De heer Paul De Ridder.- Ook ik las de gezamenlijke nota over de “Institutionele hervormingen aangaande het Brussels Hoofdstedelijk Gewest” die Groen! en Ecolo overhandigden aan de Koninklijk Bemiddelaar Johan Vande Lanotte. Officieel gaat het hier om een stuk van Groen! en Ecolo. Toch lijkt het mij vooral een nota van Ecolo te zijn. Zo pleit men voor een versoepeling van de taalwetgeving, zeker voor de gemeenten, en voor de overheveling van gemeenschapsbevoegdheden naar het Gewest. Heel wat van die desiderata kwamen ook effectief terecht in de nota Vande Lanotte, zoals bijvoorbeeld de overheveling van de beroepsopleiding en de mogelijkheid om tweetalige lijsten in te dienen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
317
Ook de N-VA is steeds een voorstander geweest van een vereenvoudiging van de Brusselse structuren, maar dan wel op zo’n manier dat de gemeenschappen ten volle hun rol kunnen blijven spelen. Alleen zo worden de Nederlandstaligen niet geminoriseerd binnen het Brussels Gewest. Ik verwijs in dit verband naar de bekende discussie over de Franstalige vice-gouverneur. Precies daarom verzet de N-VA zich resoluut tegen tweetalige lijsten. Dat zou er in de praktijk op neerkomen dat Franstaligen vanuit hun dominante positie zouden bepalen welke Nederlandstaligen wel op een lijst mogen komen en welke niet. Het zet de deur wagenwijd open voor FDF-Vlamingen zoals men die destijds heeft gekend in de Agglomeratieraad. In het tweede deel van de tekst van Groen! en Ecolo worden suggesties gedaan om bevoegdheden over te hevelen van de gemeenten naar het Gewest. Toch luidt het daar – en ik citeer – “dat het niet gepast wordt geacht ze te behandelen in het kader van de federale hervorming”. Strikt gezien klopt dat ook, want het Gewest kan dat autonoom beslissen. Jammer genoeg vindt men op Brussels niveau geen oplossing, of gaat het alleszins erg traag. Daarbij komt nog dat over de financiering van Brussel wél federaal onderhandeld wordt. Dat de Brusselse instellingen op de federale onderhandelingstafel minstens ook ter sprake komen is ook wel logisch. Wij kunnen echter daarover moeilijk hier een debat ten gronde voeren, aangezien er elders over wordt onderhandeld. Inzake een betere organisatie van de werking van de politie worden zinvolle stapjes gezet in de nota, maar ze blijven klein. Het collegelid heeft als lid van zijn partij een voorstel geformuleerd. Het moet dan ook voor iedereen duidelijk worden gemaakt dat dit voorstel van Ecolo en Groen! allerminst een voorstel is van de VGC of het standpunt van de VGC vertolkt. Bij de groenen heerst trouwens nog meer onduidelijkheid. Een paar dagen geleden verwierp staatssecretaris Christos Doulkeridis bezwaren tegen de nota Vande Lanotte met het Brussels regeerakkoord in de hand. Hij deed dit zogezegd in naam van alle Brusselaars, wat niet het geval was. De vraag blijft dan ook of de staatssecretaris dit deed namens zichzelf, namens Ecolo, namens de Brusselse regering of namens de Cocof ? Niemand die het nog weet! Wij kijken dan ook met grote nieuwsgierigheid uit naar het antwoord van de voorzitter van het VGC-College en van het betrokken collegelid. Wij kregen van hen graag de uitdrukkelijke bevestiging dat zij de bevoegdheden van de VGC maximaal willen uitoefenen in Brussel, en dat zij daarvan de meerwaarde inzien voor Brussel. De Brusselaars hebben er alle belang bij dat de Nederlandstaligen op een wezenlijke manier aanwezig blijven. Dat is ook belangrijk om sociale redenen, want wie werk wil vinden in de Rand heeft er alle belang bij om Nederlands te kennen. Opkomen voor het Nederlands is dus bij uitstek een sociale bewogenheid. Indien men de positie van de VGC niet maximaal wil handhaven, dan moeten we ons zeer grote vragen stellen bij het functioneren van de heer Bruno De Lille als lid van het College van de VGC. Mevrouw Els Ampe.- In het kader van de staatshervorming ligt ook de toekomst van Brussel op tafel. We weten echter niet wat precies op tafel ligt. Er valt zelfs te horen dat de onderhandelaars al vier maanden lang niet aan tafel hebben gezeten. In de krant worden er door de diverse onderhandelaars echter wel de meest uiteenlopende verklaringen over de toekomst van Brussel afgelegd. De ene partij vindt dat Vlaanderen en Wallonië Brussel
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
318
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
moeten besturen omdat Brussel dat zogezegd zelf niet kan. De andere partij is dan weer de mening toegedaan dat Brussel zichzelf helemaal alleen moet besturen omdat het contact met Vlaanderen en Wallonië onbestaand is. Vlaanderen en Wallonië zouden niet veel meer te maken hebben met Brussel. Ten slotte zijn er ook nog een aantal partijen die pleiten voor allerlei tussenvormen. De ene tussenvorm is al wat ingewikkelder dan de andere. Ik ga alle ideeën die intussen al werden geformuleerd niet overlopen. Over het ene idee is immers al beter nagedacht dan over het andere. Los van deze concrete voorstellen zouden alle betrokken partijen echter drie basisprincipes in het achterhoofd moeten houden. Vooreerst is er het basisprincipe van de bestuursefficiëntie. Politici staan ten dienste van de bevolking. Als men, voor welke instelling ook, een nieuwe structuur opzet, moet dit op een efficiënte manier gebeuren. Hoe kan de overheid zijn burgers de beste service bieden tegen de laagste prijs? In essentie draait het hierom. De goedkoopste prijs betekent ook de laagste belastingen. Ik krijg soms de indruk dat in alle discours wel eens vergeten wordt dat dit de essentie van het verhaal is. Het tweede basisprincipe zou dat van de tweetaligheid of zelfs de drietaligheid van het Brussels hoofdstedelijk gewest moeten zijn. Ook dit principe zag ik nog niet al te veel opduiken. Ten slotte zou men ook op het vlak van cultuur, onderwijs, vrije tijd en sport oog moeten hebben voor een voldoende groot Nederlandstalig aanbod. De totstandkoming van een dergelijk aanbod zou zowel door de Vlaamse als door de Franstalige en Brusselse gemeenschap gesteund moeten worden. In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest zijn er heel wat mensen die, ondanks het feit dat ze een andere taal spreken, geïnteresseerd zijn in het Nederlandstalige aanbod. Men moet er dan ook voor zorgen dat dit aanbod voldoende groot is. Deze drie basisprincipes, namelijk de bestuurlijke efficiëntie, de tweetaligheid van de administratie en de uitbouw van een voldoende groot Nederlandstalig aanbod, zou in het achterhoofd moeten spelen van de federale onderhandelaars. Ons inziens zouden zij hierbij hun electorale en partijpolitieke drijfveren even opzij moeten zetten. Alleen zo kunnen zij de best mogelijke structuur voor Brussel en België bedenken. Ik zal me misschien eens uitdrukken in een taal die een aantal onderhandelaars beter begrijpen: beatus ille qui procul negotiis. Vrij vertaald betekent dit: gelukkig is wie zich ver of boven het gewoel kan plaatsen. Als men wil dat de Brusselaar gelukkig is –en in se is dat toch een streven van het gros van de politici- moet men ervoor zorgen dat hij of zij boven het gewoel uitstijgt. Mijns inziens is dit nu echter allerminst het geval. Het lijkt er erop dat er heel wat verklaringen boven de hoofden van de Vlaamse Brusselaars worden afgelegd. Aan degenen die beweren dat Brussel zichzelf niet kan besturen, vraag ik of zij dat ook zouden durven beweren over Antwerpen. Zouden zij ook durven te beweren dat Gent moet worden bestuurd door West-Vlamingen omdat de West-Vlamingen er in de meerderheid zijn? Ik denk het niet. Aan degenen die pretenderen dat Brussel op zichzelf staat en eigenlijk niets meer te maken heeft met Vlaanderen en Wallonië omdat ze uit elkaar zijn gegroeid, vraag ik of er soms geen Brusselaars meer zijn die familie hebben in Vlaanderen en Wallonië. Ik denk dat er nauwelijks te vinden zullen zijn. Brussel is geen eiland.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
319
Aan degenen die beweren dat Brussel een Franstalige stad is, zeg ik dat ze hun ogen moeten open trekken. Als men de webstekken van de Brusselse gemeenten bekijkt, kan men nagaan hoeveel bezoekers hetzij voor het Nederlands, hetzij voor het Frans, hetzij voor het Engels als voertaal opteren. Het aantal personen dat voor het Nederlands kiest, overstijgt ruim de 10 %. De nota van Groen! en Ecolo heeft de verdienste een aantal taboes rond gewestbevoegdheden te willen doorbreken. Beide partijen zijn er bijvoorbeeld voorstander van dat toerisme een gewestelijke bevoegdheid zou worden. Persoonlijk vind ik dat een goede zaak. Het is toch belachelijk dat er in Brussel drie toeristische diensten zijn: een van de Vlaamse Gemeenschap, een van de Franse Gemeenschap en een van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Aan de andere kant mag men zich echter ook niet roekeloos naïef opstellen. De oproep voor eentalige kieslijsten is niet meer dan logisch. Men hoeft maar naar de gemeentelijke lijsten te kijken om vast te stellen dat tweetalige lijsten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog niet aan de orde zijn. Brussel is nog steeds geen perfect tweetalig gewest. Als we in Luxemburg zouden wonen, waar de mensen perfect tweetalig zijn, was er geen vuiltje aan de lucht. Men mag echter niet blind zijn voor het feit dat er, met betrekking tot de samenstelling van de kieslijsten, een dominantie van de Franstaligen bestaat. Vooraleer men overgaat tot de samenstelling van tweetalige lijsten moet men er dus eerst voor zorgen dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook eerst effectief tweetalig is. Mevrouw Elke Roex.- Ik heb het gevoel dat de meerderheidspartijen en de oppositie wat aan het schuiven zijn. In de Raad komt een tweedeling tot stand. Degenen die zich aan de rechterzijde van het spectrum bevinden, zijn voorstander van een co-beheer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij maken een opsplitsing tussen de goede en de slechte Brusselaars of tussen degenen die meer of minder kinderbijslag moeten ontvangen. De raadsleden die zich aan de linkerzijde bevinden leggen dan weer de nadruk op solidariteit en op het samenleven. Zij willen Brussel op een hoger niveau tillen en denken op een pragmatische wijze na over de manier waarop zij deze stad willen besturen. Dat was ook de betrachting van nota van Johan Vande Lanotte. De N-VA zaait hierover verwarring. De partij pretendeert immers te spreken in naam van alle Brusselaars. De N-VA beweert al in Vlaanderen over een absolute meerderheid te beschikken. Nu doet die partij hier in Brussel ook alsof zij in naam van alle Brusselaars kan spreken. Ik ben in Brussel opgegroeid. Als ik op straat loop, hoor ik dat Brusselaars willen kiezen voor een model waarin het samenleven in de stad makkelijker wordt. Brusselaars kunnen niet zo makkelijk een onderscheid maken tussen wie er nu zuiver Nederlands- of Franstalig is. Het komt erop aan te opteren voor een model waarin samenleven centraal staat. Het zou voor Brussel heel goed zijn als hierover een enkele visie zou bestaan. Nog mooier zou het worden als Franstaligen en Nederlandstaligen een visie zouden hebben over de toekomst van deze stad en over de wijze waarop onze stad moet worden bestuurd. Ik hoorde hier met grote trom aankondigen dat er in deze Raad een visie zou geponeerd worden over de toekomst van Brussel. Intussen is deze visie, nadat ze op het scherm van tvbrussel was gepasseerd, al terug in de schuif beland. We horen er niets meer van. Ik wil een oproep lanceren. Brussel heeft geen nood aan ruziënde politici. Brussel kan politici die eerst in de media allerlei zaken gaan verkondigen om vervolgens, binnen het College of de Raad te zwijgen en alles te aanvaarden, missen als kiespijn. Brussel heeft
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
320
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
geen nood aan politici die roepen dat het niet kan dat de Brusselse Regering zich inlaat met het onderwijs maar die zich, wanneer dat in de Brusselse Regering moet worden goedgekeurd, gedeisd houden. Brussel heeft gewoon nood aan consequente politici die hun verantwoordelijkheid opnemen, die een toekomstbeeld creëren voor deze stad en die dat beeld ook uitdragen. Politici moeten zowel binnen als buiten de regering hetzelfde doen. (Applaus van de heer Jef Van Damme) Mevrouw Brigitte De Pauw.- Mevrouw Elke Roex leerde mij dat ze mij nu al tot de rechterzijde rekent. Ik dacht dat CD&V steeds een centrumpartij was en is. (Gelach en samenspraken) Het gaat hier om een institutioneel debat en iedereen weet hoe moeilijk dat debat op het federale niveau verloopt. CD&V heeft effectief een standpunt over een aantal zaken die op tafel liggen. Het is natuurlijk belangrijk dat al deze punten aan de onderhandelingstafel worden besproken. De sp.a zou beter zwijgen over de krantenberichten. Niettemin zou ik op een aantal zaken willen reageren. Ik vertel hier trouwens niets nieuws. Wat ik vertel, heb ik ook al gezegd naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. CD&V heeft heel wat moeite met de regionalisering van gemeenschapsbevoegdheden. Als men alleen al weet wat er in het kader van het crècheplan gebeurt, moet men dit begrijpen. Ik heb intussen wel al vernomen dat de Brusselse Regering hieromtrent een oplossing aan het uitwerken is. Ook voor de scholen, moet er soelaas worden geboden. De input die de gemeenschappen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bieden, moet bewaard en blijvend gekoesterd worden. Dat is immers net de rijkdom van ons gewest. Sommigen verwijten ons dat wij de Brusselaars zouden vragen om te kiezen. Brusselaars kiezen elke dag. Dit is precies charmant. Een kind kan immers tegelijkertijd naar een Nederlandstalige school gaan en een Franstalige bibliotheek bezoeken of genieten van een tweetalig toneelstuk. Men moet er zorg voor dragen dat alles waarin gedurende de voorbije jaren werd geïnvesteerd, behouden blijft. We hebben hier al vaak gediscussieerd over de stadsvlucht van de Nederlandstaligen. Als men effectief de band met de gemeenschappen zou opgeven, zou deze stadsvlucht nog toenemen. Ik deel natuurlijk de mening van een aantal raadsleden over de totstandkoming van tweetalige kieslijsten. Tweetalige lijsten zijn uit den boze. Een aantal raadsleden – ik kijk hierbij in de eerste plaats naar collega Walter Vandenbossche – hebben zich een aantal jaren geëngageerd in de congressen van de Brusselse Vlamingen, waardoor we sinds 1989 een communautaire rust kennen. Men is de Nederlandstaligen gaan respecteren. Als men echter voor tweetalige lijsten zou opteren, gooit men het kind met het badwater weg. Over alle partijgrenzen heen, roep ik dan ook iedereen op om heel goed na te denken over deze materie. Men moet goed opletten welke standpunten men inneemt. Ik ben blij dat mevrouw Els Ampe een pleidooi heeft gehouden voor tweetaligheid. OpenVld is er immers nog voorstander van geweest de tweetaligheid van de diensten te laten primeren op de tweetaligheid van de ambtenaren. CD&V blijft een voorstander van de tweetaligheid van de ambtenaren. die zoveel mogelijk moet worden gestimuleerd. Ik sluit me niet aan bij het door de heer Dominiek Lootens-Stael geïntroduceerde debat. Collegelid Bruno De Lille heeft alleen het standpunt van zijn partij Groen! verwoord. Iedereen doet dat. Ik hoop in elk geval dat het regeerakkoord van de VGC verder zal worden uitgevoerd.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
321
Mevrouw Elke Van den Brandt.- Eigenlijk doet het mij plezier dat een nota die Ecolo en Groen! samen aan de pers voorstellen en die bestemd was voor de federale onderhandelingen, hier ook voor zoveel animo kan zorgen. Ik spreek hier niet als lid van de meerderheid maar als lid van Groen!. Ik hoop dat wij onze partijstandpunten, waar wij trots op zijn, ook openlijk mogen verkondigen en verdedigen. Ik zal niet lang bij de inhoud blijven stilstaan. Die staat online. Wij zijn bereid om daarover te discussiëren. Ik zie geen enkel probleem in het feit dat wij als lid van de meerderheid nadenken over de manier waarop de instellingen georganiseerd zijn. Dat is wat nu gebeurd is. Velen van ons zitten wel ergens in een meerderheid en toch denkt iedereen na over de bevoegdheidsverdeling. Dat is gezond. Volgens Groen! moet een partij die in de meerderheid zit zich daarom nog niet vastklampen aan haar bevoegdheden. Wij redeneren anders en vertrekken van wat het beste is voor de Brusselaars. Wij vragen ons af hoe we die belangen het beste kunnen verdedigen en tegelijkertijd ook de minderheden kunnen beschermen en ieders eigenheid respecteren. Groen! is fier op wat ze samen met Ecolo heeft gerealiseerd. Niet omdat deze tekst perfect is of de perfecte organisatie van het land voorstelt, maar omdat het een compromis is over onze taalgrenzen heen. Geen enkele andere partij is er in geslaagd om met een Franstalige partij een compromis te sluiten over de hervorming van onze instellingen. Het kwetst mij dat als er dan een compromis wordt bereikt en als iemand zijn nek uitsteekt, dat dan meteen wordt afgedaan als landverraad en het verloochenen van de eigen achtergrond. Ik hoop niet dat het deze instelling is waarmee partijen aan de federale onderhandelingstafel zitten. Als wij compromissen willen sluiten, dan zal iedereen water bij de wijn moeten doen en zullen we teksten moeten maken waar zaken in staan die misschien niet volledig zijn waar we voor staan, maar die wel een vooruitgang betekenen en er op zijn minst toe leiden dat dit land opnieuw een regering heeft. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik heb het debat met veel genoegen gevolgd en ik stel vast dat we hier in twee minuten ook geen oplossing zullen vinden voor alle problemen. De heer Bruno De Lille heeft zijn standpunt als lid van de partij Groen! verdedigd, net zoals mevrouw Elke Van den Brandt dat zojuist gedaan heeft. Natuurlijk heb ik daar met hem over gesproken. In het kader van zijn functie als collegelid van de VGC zal hij – zoals hij altijd gedaan heeft – loyaal verder blijven werken aan de realisatie van het regeerakkoord dat we met de meerderheidspartijen onderhandeld hebben. Hij heeft dat onderschreven, goedgekeurd en is bezig met de uitvoering ervan. Wij doen allemaal aan politiek en zijn allemaal lid van een politieke partij. Gelukkig leven we in een land waar we ons vrij kunnen uiten. In alle partijen zijn er mensen die zich vaak uiten, soms zelfs op een andere manier dan hun partijgenoten. Het is goed dat zoiets bestaat. We leven in een democratie. Het is wel belangrijk dat een akkoord ook correct en loyaal uitgevoerd wordt en dat is wat gebeurt. Zo geven wij toch een beetje houvast aan de bevolking in moeilijke tijden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik vraag mij onmiddellijk af welk akkoord de heer Bruno De Lille trouw zal volgen. Het akkoord dat hij gesloten heeft met de VGC of dat met de Franstaligen van Ecolo? Hij zit tussen 2 stoelen. Wie zal hij volgen?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
322
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
Uiteraard heeft elke politieke partij het recht na te denken en ideeën te formuleren, hoe gek die ook zijn, maar het is onkies en niet correct dat Groen! een staatssecretaris en collegelid uitstuurt - die geacht wordt een regeerakkoord na te leven – als spreekbuis van een politiek akkoord dat diametraal ingaat tegen de belangen van het regeerakkoord van het VGC-college. Als Groen! op een bepaald moment meent stellingen te moeten verdedigen die niet stroken met de belangen van de Vlamingen in Brussel, dan is dat het goede recht van die partij. Niemand betwist dat, maar dan zou het wel veel beter zijn geweest als zij daarvoor iemand anders hadden uitgestuurd als woordvoerder. Nu blijven wij met het probleem zitten dat het onduidelijk is welk akkoord de heer Bruno De Lille zal volgen in de toekomst, het VGC-regeerakkoord of het akkoord met de Franstaligen. Het is niet duidelijk in welke hoedanigheid de heer Bruno De Lille in de media verschijnt en dit akkoord heeft afgesloten en verstuurd heeft naar de heer Johan Vande Lanotte. Hij is en hij blijft collegelid en staatssecretaris en zo wordt hij ook bekeken. Ik blijf erbij dat wat hier gebeurd is onaanvaardbaar is. In mijn vraag vergeleek ik het College met een kippenren. Als de collegevoorzitter hier nu bevestigt dat dit allemaal mogelijk is, dan is het hier wel degelijk een kippenren. Als iedereen zomaar mag verkondigen wat hij wil in persoonlijke naam, waar gaat dat dan naartoe? Mevrouw Els Ampe.- En de vrije meningsuiting dan? De heer Dominiek Lootens-Stael.- Van zodra iemand lid wordt van een college, kiest die ervoor zijn vrije meningsuiting te beperken. Een ambtenaar kan ook niet zomaar zeggen wat hij wil. Een politicus moet ook rekening houden met de functie die hij heeft opgenomen en vanuit die functie handelen. Dat hij bepaalde persoonlijke standpunten heeft, is goed mogelijk, maar hij moet niet de spreekbuis zijn van standpunten die diametraal ingaan tegen de belangen die hij vanuit zijn functie moet verdedigen. Dat is wat hier gebeurt en wat voor ons onaanvaardbaar is. Ik betreur het ten zeerste dat de collegevoorzitter daar zo licht over gaat, want dat zet de deur open voor alle mogelijke verklaringen die de collegeleden kunnen doen over de belangen van de Brusselse Vlamingen. Dan kan er gezegd worden wat men wil en dat wordt blijkbaar getolereerd door het college. Ik vind dat totaal ongepast. Het Vlaams Belang zal dat scherp blijven veroordelen, want het is onmogelijk om twee meesters te dienen. De heer Bruno De Lille heeft nu twee meesters, namelijk het VGC-regeerakkoord en het akkoord met de Franstaligen en die staan tegenover elkaar. - Het incident is gesloten. INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) VAN DE HEER HERMAN MENNEKENS TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING betreffende de onverwachte en eenzijdige herziening van de basisdotatie voor 2010 aan de VGC en van de trekkingsrechten voor het lokaal jeugdbeleid De heer Herman Mennekens.- Er zijn van die dagen waarop een mens zowaar de heer Bert Anciaux zou gaan missen. Zo een dag in mijn leven was donderdag 23 december 2010. Heel even miste ik toen de heer Bert Anciaux in zijn vroegere hoedanigheid van Vlaams minister van Brusselse aangelegenheden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
323
Die dag, net voor het winterreces, mocht de VGC vernemen dat de Vlaamse Gemeenschap, op initiatief van Vlaams minister Pascal Smet, bijkomend 1.240.000 euro inhoudt op de laatste schijf van de basisdotatie 2010 voor de VGC en 116.000 euro op de trekkingsrechten voor het lokaal jeugdbeleid. Dat gebeurde in de laatste week van het politieke jaar. Dit zou gebeurd zijn zonder enige vorm van overleg en staat haaks op de door het Vlaams Parlement, bij democratische meerderheid goedgekeurde begroting. Na de kaasschaaf haalde Vlaams minister Pascal Smet zowaar de cirkelzaag boven. Het begint op een horrorfilm te lijken. De VGC stond op dat moment op enkele dagen voor het jaareinde voor een voldongen feit en moest via een e-mail vernemen dat ze geconfronteerd zal worden met een niet te voorziene besparing in 2010 van 1,35 miljoen euro, terwijl er voor 2011 reeds een besparing was aangekondigd van 0,5 miljoen euro op de dotatie. Brussel Deze Week deed dat af als een fait divers. Als de krant daar niet zwaarder aan tilt, dan stel ik voor dat we dat bedrag van hun werkingsmiddelen aftrekken, dan besparen we op die manier wel 0,5 miljoen euro. Ik heb vooral veel ervaring als kabinetsmedewerker en minder als actief politicus, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Dat is du jamais vu in de relaties tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. Deze minister verrast mij keer op keer. Hij doet mij meer en meer denken aan de Romeinse god Janus, de god met de 2 gezichten. Enerzijds was hij de god van de poorten, van het begin en van het einde, van het licht en van het duister, van de zon en van de maan. Vlaams minister Pascal Smet doet mij aan de god met de 2 gezichten denken. Enerzijds is hij de man met het vrolijke, vriendelijke gezicht en iedereen zijn beste wensen aanbiedt voor het nieuwe jaar en mooie kaartjes stuurt, die het allemaal goed kan uitleggen en een visionaire visie heeft op de toekomst van ons gewest. Anderzijds kan deze man het niet laten om met zijn ander gezicht vol wrok en wraakgevoelens altijd maar weer in dezelfde potjes te komen roeren om een revanchestrategie te ontwikkelen. Hoe motiveerde de bevoegde Vlaamse minister deze eenzijdige beslissing tegenover de VGC? Mevrouw Elke Roex.- U zou zich beter richten tot minister Philippe Muyters. De heer Herman Mennekens.- Dus minister Pascal Smet staat onder curatele van minister Philippe Muyters? Dat verklaart misschien iets over de verhoudingen binnen de Vlaamse regering. Welke conclusies trekt het College van de VGC uit deze ongeziene handelswijze, die alleszins niet getuigt van goed bestuur vanwege de Vlaamse Gemeenschap? De heer Walter Vandenbossche.- In de politiek heb je soms een geheugen nodig. Ik heb hier een mooie tekst bij, waaruit ik met plezier zal citeren. “Er moet worden bespaard. De subsidies aan de vzw’s zijn niet geïndexeerd, maar de institutionele uitgaven wel. Ondanks de stijgende uitgaven krijgen in de praktijk vzw’s als de Brusselse Welzijnsraad (BWR) of de jeugdverenigingen een pak minder geld. Grouwels haalt de hakbijl boven. Er zijn alleen maar verliezers; de CAW’s en de BWR. Wij begrijpen niet waarom. De werking voor mensen zonder papieren wordt weggehaald. Wij houden ons hart vast. Wij zijn bang. Er is weinig budgettaire ruimte. Beter dan in het verleden moeten we erin slagen de budgetten op te gebruiken en plaatsen te realiseren. Besparingen zijn out of the question. Dat verbaast ons. Het is nog altijd zorgwekkend. In de VGC is het zo sterk toegenomen. Waar zijn de werkingsmiddelen? Er wordt verder ingekrompen. De echte verliezers zijn de CAW’s, de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
324
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
verenigingen en dus de Brusselaars. Dat zijn de keuzes die het College heeft gemaakt.” Ik las enkele zinnen uit de tekst van de heer Fouad Ahidar tijdens de begrotingsbespreking. Wat een hypocrisie van de sp.a! Welk verhaal blijft men hier opvoeren door enerzijds hier in de VGC in een begrotingsdebat dergelijke uitspraken te doen, terwijl men reeds weet dat Vlaams minister Pascal Smet uit het Brussels kliekske van de sp.a dit type van maatregelen ging nemen. Wat s.pa wil, is de boter én het geld van de boter. Ik had zin om de houding van Pascal Smet ook te duiden in het licht van de verklaringen die mevrouw Roex hier aflegde. Het zijn de ‘sluiters’ van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en in Anderlecht, zij die de taalwetgeving niet toepassen op het gemeentelijke niveau maar toch halsstarrig blijven zwijgen. Het hele verhaal krijgt hier nu opnieuw vorm. Het is eigenlijk een verhaal van onwettelijkheid. Ik heb maar één vraag: is de collegevoorzitter al dan niet van plan om de middelen gerechtelijk op te eisen? Voor de rest sluit ik me aan bij de vraag van de heer Mennekens. Mevrouw Elke Roex.- Ik ga niet dieper in op de woorden van de heer Vandenbossche. Ik ken zijn verwijten. Ik focus op de inhoud. Als we tijdens de begrotingsbesprekingen de besparingen hebben aangeklaagd, is dat omdat het totaalbudget van de VGC voor 2011 meer uitgaven vertoonde dan in 2010, maar dat tegelijk werd bespaard op de budgetten van sommige organisaties. We hebben aangetoond dat de VGC over meer middelen beschikt dan het jaar voordien, maar op het terrein de mensen wijsmaakte dat er moest worden bespaard op hun middelen. En dat is een regelrechte leugen. Ik blijf dat herhalen. De verenigingen moeten misschien wel besparen, maar dat komt omdat de VGC andere keuzes maakt en het geld anders besteedt. We moeten de waarheid durven te vertellen. De Vlaamse regering onder leiding van minister-president Kris Peeters en begrotingsminister Philippe Muyters heeft inderdaad gedecreteerd dat er sommige bedragen worden geblokkeerd en niet meer zullen worden uitbetaald. De regering heeft dat collegiaal beslist. Het College mag opnieuw een brief naar de heer Kris Peeters schrijven. Hij zal allicht nooit aankomen. Dat heeft het College in het verleden nog gedaan. Ik wil het College zelfs steunen bij het schrijven van de brief met de vraag om toch dat geld door te storten. De heer Walter Vandenbossche.- Ik wil dat ook doen als mevrouw Roex mij steunt om de school in Anderlecht opnieuw te openen. Mevrouw Elke Roex.- We zullen straks naar het antwoord van het bevoegd collegelid luisteren. De heer Walter Vandenbossche.- Ik herhaal het: ik wil meewerken aan de brief als mevrouw Roex mij steunt om de taalwetgeving in Anderlecht toe te passen. Mevrouw Elke Roex.- Ik beperk me hier tot het onderwerp. De VGC moet besparen en het zal geen gemakkelijke oefening zijn. De boodschap is zeker hard aangekomen. De coalitiepartners waren hiervan echter al lang op de hoogte. Ik blijf er rustig onder want het heeft geen zin om zich op te winden. Mijn vraag is op welke manier de besparingen zullen worden gecompenseerd. De VGC moet de besparingen die door de Vlaamse Regering zijn overeengekomen, mee uitvoeren. Dat begrijp ik en het zal niet gemakkelijk zijn. We moeten roeien met de riemen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
325
die we hebben en ook in Brussel moet er voor een oplossing worden gezorgd. Heeft de collegevoorzitter al zicht op de overschotten van de begroting van 2010? In welke mate kan het College de minderontvangsten vanuit Vlaanderen mogelijks compenseren? Mevrouw Annemie Maes.- De heer Mennekens heeft daarnet treffend beschreven in welke mate men met twee tongen kan spreken. Op 15 december zei minister Pascal Smet in de samenwerkingscommissie dat de VGC in globo over meer middelen beschikt dan de Vlaamse Gemeenschap, al vond er wel een verschuiving van de inkomsten plaats. Dat is bij geen enkele andere overheid het geval. Hij zei ook dat men onnodig ongerust was. Twee weken later krijgen we van de Vlaamse Regering echter een bijzonder raar kerstgeschenk. Het is zeker geen correcte manier van handelen. Het betekent een streep door de rekening van de VGC, niet alleen omwille van de laattijdige beslissing op 23 december, maar ook omwille van het feit dat de VGC een vermindering van inkomsten niet kan compenseren door eigen middelen. Ik sluit mij dus aan bij de verontwaardiging hierover van de heer Mennekens. Mijn vraag is of de VGC deze situatie niet had kunnen voorzien. Is de VGC er niet te snel van uitgegaan dat door de onderbenutting van de middelen de uitbetaling van de saldi mogelijk zou zijn? Wat gebeurt er nu in 2011? Gaat het om een eenmalige besparing? Riskeren we hetzelfde verhaal in 2011 opnieuw mee te maken? De Vlaamse minister inspireert alvast tot weinig vertrouwen. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- We hebben de discussie over het budget 2011 gevoerd. We hebben inderdaad minder middelen gekregen en delen zo met 2% in de Vlaamse besparingen zodat we met een bedrag van 23,8 miljoen euro opnieuw op het niveau van 2008 zitten. Het is natuurlijk normaal dat bij besparingen iedereen zijn duit in het zakje doet. Maar men moet er dan wel over kunnen discussiëren zodat de nodige voorzieningen kunnen getroffen worden. Op 27 december 2010 hebben we een brief ontvangen waarin zonder verdere uitleg stond dat het laatste stukje van de dotatie niet zou worden uitbetaald. Dat is vandaag de situatie. Ik had al daarvoor aan minster Muyters een brief geschreven met een vraag voor motivering. Hij heeft me geantwoord dat het hier de autonome beslissingsbevoegdheid van zijn collega Smet betrof. Er is verontwaardiging over het feit dat men niet vroeger aan de alarmbel heeft getrokken. Mochten we al half november gehoord hebben dat er problemen waren, hadden we kunnen overleggen en de nodige maatregelen treffen. Dat is echter niet gebeurd. Eind december is er natuurlijk niet veel meer mogelijk. We kunnen nu enkel nog uit onze reserves putten. Onze reserves dienen echter om onze infrastructuur uit te bouwen. Elk jaar stelt bijvoorbeeld de heer Vandenbossche een vraag over schoolgebouwen. De heer Walter Vandenbossche.- Dàt is de reden waarom s.pa scholen sluit. Ze gebruiken de middelen voor andere doeleinden. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Het is een onaanvaardbare situatie omdat het nodige niet kan worden gedaan, ook al willen we solidair zijn met wat er in Vlaanderen gebeurt. Juridisch is al onderzocht, mijnheer Vandenbossche, of een dotatie wel zonder meer kan worden verminderd. Voor sommige instellingen - maar niet voor de VGC - kan men niet zonder een beslissing van het parlement de middelen verminderen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
326
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
Mijn voorstel bestaat er nu in om een gesprek aan te vragen met de Vlaamse ministerpresident en met minister Smet teneinde duidelijke afspraken te maken. Ofwel moet de VGC in de toekomst deel uitmaken van de organen waarvan men de dotatie niet zomaar kan wijzigen, ofwel moet voor de VGC in een speciale regeling worden voorzien. Aan het einde van het jaar zomaar inkorten op de dotatie creëert echt een onmogelijke situatie. Het College moet het nog formeel bespreken maar op mijn voorstel wordt een gesprek met de ministers Peeters en Smet aangevraagd om dergelijke situaties in de toekomst te vermijden. De heer Herman Mennekens.- Begrotingstechnisch ontgaan me sommige aspecten. Mevrouw Roex kan ze me misschien uitleggen. Een goedgekeurde dotatie die in de begroting staat ingeschreven maar op het einde niet wordt uitgevoerd, is toch geen besparing. Een besparing komt tot stand bij het inschrijven van kredieten of bij begrotingswijzigingen. Hier is de kredietlijn beschikbaar maar ze wordt niet uitgeput. Ik zie de meerwaarde van een besparing niet in. Het is misschien een zuiver technisch aspect. Wat zijn de gevolgen voor de VGC? Het gaat om een budget van 1,25 miljoen euro, toch een aanzienlijk bedrag. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- We moeten het geld uit onze reserves halen, ook al zijn die eigenlijk voor onze infrastructuur bestemd. Er is geen andere mogelijkheid. De heer Herman Mennekens.- Over welke garanties beschikken we ten aanzien van de middelen die ons met een democratische meerderheid zijn toegekend? Dat is toch een logische vraag. Goede afspraken zijn noodzakelijk om in een klimaat van vertrouwen te kunnen functioneren. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Het is de bedoeling van het geplande gesprek met de Vlaamse regering om een wettelijke basis te creëren zodat zulke situaties voortaan onmogelijk worden gemaakt. VRAGEN OM UITLEG (R.v.O.art. 60) Het watervaleffect in het Brussels Nederlandstalig onderwijs Mevrouw Elke Van den Brandt.- Het onderwerp van mijn vraag is wat ‘rustiger’ dan het voorgaande, maar daarom niet minder belangrijk. Als jongeren school lopen doen er zich scharniermomenten voor. Dat zijn de momenten waarop een keuze moet worden gemaakt. Elke stap moet een positieve keuze zijn, die vertrekt van de interesses en de capaciteiten van het kind. Ik denk bijvoorbeeld aan de overgangen van de crèche naar de kleuterschool en dan naar de lagere school, het secundair onderwijs en eventueel het hoger onderwijs. Vertrekken van de capaciteiten en de keuze van het kind is belangrijk voor de gezondheid van dat kind. Kinderen moeten zich kunnen ontplooien. Een kind moet zich goed kunnen voelen in zijn vel, ook op school. In de realiteit worden keuzes echter vaak negatief voorgesteld. Het watervalsysteem is iedereen welbekend. Het betekent dat de kinderen bij falen in een bepaalde richting naar een andere richting worden gestuurd die door de maatschappij lager wordt ingeschaald. En dat heeft zo zijn gevolgen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
327
Een eerste gevolg van het watervalsysteem is schoolverzuim. Kinderen die van richting veranderen vanuit die negatieve keuze, zijn sneller schoolmoe en spijbelen sneller. Wij willen absoluut het spijbelen tegengaan, we willen kinderen niet schoolmoe maken. Een ander gevolg gaat eigenlijk nog verder: het watervalsysteem leidt tot kinderen die de school verlaten zonder diploma. Eén op 4 jongeren in Brussel verlaat de school zonder diploma! Dat is een groot probleem. Liefst 35% van de jongeren onder de 25 jaar heeft geen werk en dat is onaanvaardbaar. We moeten dus ingrijpen. Daarbovenop komt nog eens dat dit effect kansarmen harder treft dan kansrijken. Ons onderwijssysteem doorbreekt de kloof tussen rijk en arm nog steeds niet: 1 op 2 kinderen heeft een leerachterstand wanneer ze het secundair onderwijs aanvatten. Het zijn vooral kinderen van ouders met lagere diploma’s en met minder rijkdom die daarvan het slachtoffer zijn. Ik wil hier echter niet enkel aan de alarmbel trekken. Ik maak een analyse die velen in deze zaal ook wel maken, het is namelijk een gekend probleem. Een eerste oplossing om iets te doen aan het watervalsysteem staat in het regeerakkoord, namelijk de herwaardering van het TSO en het BSO. Vandaag kennen sommige richtingen van TSO en BSO - maar ook een aantal ASO-richtingen - veel te weinig maatschappelijke waardering. Daardoor kiezen veel jongeren pas veel te laat of niet gemotiveerd voor technisch of beroepsonderwijs. Nochtans komen vanuit de bedrijfswereld en koepels als UNIZO regelmatig signalen dat ze op zoek zijn naar jonge afgestudeerden met goede technische kwalificaties, want die zijn er te weinig. De herwaardering staat in het regeerakkoord, ik neem dus aan dat het collegelid er werk van maakt. Het is echter ook belangrijk dat we die kinderen opvolgen. We moeten weten waar en waarom kinderen uitvallen en welke mechanismen daarbij spelen. Daarvoor hebben we harde cijfers nodig. Ik heb de collegevoorzitter een tijdje geleden een schriftelijke vraag gesteld over de cijfers van het watervalsysteem in Brussel. Hij kon me die cijfers niet eens verschaffen omdat ze eenvoudigweg niet bestonden. Dat betreur ik, omdat dergelijke cijfers ons heel veel inzicht zouden kunnen verschaffen. We hebben nood aan een globale onderwijsdatabank voor het Gewest, niet alleen voor onze Nederlandstalige scholen maar voor alle scholen. Via zo’n databank kunnen we kinderen opvolgen, zodat we weten waar de problemen zitten, kunnen peilen naar de motieven achter die cijfers en weten welke elementen verhinderen dat kinderen een positieve keuze maken voor het technisch of het beroepsonderwijs. Die gegevens kunnen bovendien interessant zijn om de door de Vlaamse regering geplande hervorming van het secundair onderwijs ook vanuit een Brusselse invalshoek te kunnen bekijken en daarbij onze input te kunnen geven. De heer Paul De Ridder.- Mevrouw Van den Brandt haalt in haar tussenkomst terecht aan dat de scharniermomenten in een schoolloopbaan erg bepalend zijn. Telkens wanneer een leerling overstapt naar een volgende fase van het onderwijs, moet men goed nagaan of de leerling daarvoor klaar is en welke keuze hij of zij het best maakt. Een succesvolle schoolloopbaan is de beste garantie tegen schoolmoeheid. Het is voor de N-VA dan ook belangrijk dat elk kind met optimale kansen aan de start komt om van zijn schoolloopbaan een succes te maken. Zeker hier in Brussel is taal daarbij een heel belangrijke factor. In de eerste fase moeten we dan ook inzetten op kleuterparticipatie. Kinderen die in hun thuisomgeving niet vertrouwd zijn met het Nederlands, hebben er alle belang bij om zo veel mogelijk dagen naar het kleuteronderwijs te gaan. Daarom pleiten wij ervoor om kinderen die minder dan 220 halve dagen naar de kleuterschool zijn geweest via een taalproef te testen of zij voldoende
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
328
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
gewapend zijn om door te stromen naar het eerste leerjaar. Dit zal de kinderen die beter nog wat bijgeschoold worden, helpen om het vervolg van hun schoolloopbaan vlot af te werken. Het watervalsysteem dat mevrouw Van den Brandt beschrijft, is het gevolg van een slechte keuze bij de start van het secundair onderwijs. Ouders hebben vaak de neiging hun kinderen zo ‘hoog’ mogelijk in te schrijven in de veronderstelling dat ze daarna nog wel kunnen ‘zakken’. Bij het maken van deze keuzes hebben ouders begeleiding nodig. Daarnaast moet duidelijk zijn dat een keuze voor het technisch of beroepsonderwijs geen negatieve keuze is. Een herwaardering van die opleidingen is dan ook noodzakelijk. Bij de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs pleiten wij voor een vrijblijvende oriëntatieproef. Die is niet verplicht maar geeft leerlingen wel de kans om, op basis van een deskundig advies, de juiste keuzes te maken voor het vervolg van hun schoolloopbaan. Men spreekt er in het kader van de democratisering van het onderwijs vaak over om voor alle leerlingen de lat gelijk te leggen. Wij vrezen echter voor een nivellering naar beneden. Niet elk kind heeft immers dezelfde vaardigheden en behoeftes. Het kan niet de bedoeling zijn de lat zo laag te leggen dat iedereen hetzelfde niveau aankan. Het heeft met andere woorden geen zin over ‘hoog’ en ‘laag’ te spreken: we moeten ernaar streven om voor elk individueel kind de lat op het optimale niveau van zijn interesseveld te leggen. Zo kan het kind door begeleiding en ondersteuning een succesvolle schoolcarrière afwerken volgens zijn niveau en vaardigheden. Anderzijds moeten ook ‘slimme’ kinderen blijvend uitgedaagd worden om zo onder andere schoolmoeheid te vermijden. Mevrouw Bianca Debaets.- Het watervaleffect vormt in Brussel wel degelijk een probleem. Mevrouw Van den Brandt raakte een aantal kwesties aan die elk op zich al een interpellatie waard zijn: absenteïsme, waterval, technisch onderwijs en zo verder. Het gebrek aan waardering voor technische beroepen en opleidingen blijft inderdaad een knelpunt. De aangekondigde hervormingen zouden hierop, op zijn minst gedeeltelijk, een antwoord moeten kunnen bieden. Het ogenblik waarop leerlingen moeten kiezen, wordt verlegd naar de derde graad en dus uitgesteld tot een leeftijd waarop jongeren over een hogere graad van keuzebekwaamheid beschikken. Omdat die hervormingen er ten vroegste in 2014 zouden komen, lijkt het mij toch belangrijk dat de VGC intussen eigen, specifieke initiatieven blijft ontwikkelen om de toeleiding naar BSO- en TSO-richtingen als een positieve keuze te stimuleren. Op dat vlak werden de afgelopen jaren al heel wat inspanningen geleverd: ik denk aan de jaarlijkse studiekeuzebeurs, de campagne Word een held en het project Jump naar werk. Tijdens de studiekeuzebeurs van 2010 kondigde de collegevoorzitter aan verschillende van die inspanningen te willen verankeren in een zogenaamd Beroepenhuis: een educatief centrum waar jongeren worden geholpen bij een bewuste studie- en beroepskeuze. Zoiets bestaat reeds in Gent, met succes bovendien. In zijn beleidsverklaring kondigde de collegevoorzitter aan werk te willen maken van specifieke begeleidingsinitiatieven die afgestemd zijn op de gehele leerlingenpopulatie, ook op kansarme leerlingen. We weten namelijk dat het vaak net die kansarme leerlingen zijn die meer risico lopen op schoolachterstand en falende schoolloopbanen, met het water-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
329
valeffect tot gevolg. Ik ben ervan overtuigd dat ook een adequate huistaak- en studiebegeleiding de schoolresultaten van kansarme leerlingen positief kan beïnvloeden. De collegevoorzitter kondigde in april vorig jaar aan een stand van zaken te zullen opmaken van de wijze waarop in de Brusselse Nederlandstalige scholen al dan niet aan huiswerkbeleid wordt gedaan. Welke resultaten en tendensen komen voort uit de analyse van het huiswerkbeleid? Heeft de collegevoorzitter met de verschillende onderwijsnetten een gesprek kunnen voeren om tot een gezamenlijke visie over de aanpak van dat watervaleffect te komen? Wat is de stand van zaken in de oprichting van dat aangekondigde Beroepenhuis? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Op dit ogenblik bestaat er geen integrale en overkoepelende onderwijsdatabank voor het Gewest. Wel is het zo dat de creatie van een dergelijke databank een van de onderwerpen is die op de interministeriële conferentie Onderwijs van het Gewest ter sprake zullen komen. Het Observatorium van Welzijn en Gezondheid heeft wel een aantal cijfers gepubliceerd over het Franstalig en Nederlandstalig onderwijs in de Gemeentelijke fiches voor de analyse van lokale statistieken in het Brussels Gewest. In dat kader wil ik stellen dat elke relevante databank nood heeft aan correcte gegevens en een goed beheer. Als de kwaliteit van de input en het beheer van zo een databank niet optimaal is, dan zal dat ook zijn gevolgen hebben voor de output van deze databank. Op dit ogenblik is de meet- en weetcel van de VGC bezig met de optimalisering van de realisatie van onze bestaande VGC-databanken. Diezelfde cel legt op dit ogenblik ook de linken met andere databanken en gegevensbronnen binnen de Vlaamse overheid en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ik stel voor dat we hen eerst dit werk laten doen en nadien zien waar er lacunes worden vastgesteld die eventueel door de VGC kunnen worden ingevuld. Ik wijs er tussen haakjes op dat de meet- en weetcel bestaat uit twee personeelsleden die worden ingezet voor alle beleidsdomeinen. Met betrekking tot de vraag over de motieven achter de cijfers inzake de elementen die een positieve keuze voor technische en beroepsonderwijs verhinderen, heeft de VGC een aantal jaren geleden een onderzoek laten uitvoeren bij de start van de promotiecampagne. Er werd toen vastgesteld dat er in het Brussels Nederlandstalig Onderwijs verhoudingsgewijs significant meer leerlingen in het ASO starten – 79 procent - en minder eindigen – 63 procent - en dat er significant minder leerlingen in het TSO starten – 9 procent - maar wel meer eindigen - 13 procent. Doorheen de schoolloopbaan is er dus wel degelijk een aanpassing van het studietraject. Er wordt veel gesproken van het watervalprincipe, maar dit hoeft niet noodzakelijk negatief te worden geïnterpreteerd. Er is naast dat watervalprincipe trouwens ook nog zo iets als het zalmprincipe, wat betekent dat mensen laag instappen maar hoog doorstromen. Maar dat is stof voor een andere discussie. Uit diezelfde studie blijkt dat 28 procent van de ouders hun kinderen op een zo hoog mogelijk niveau wil laten starten, omdat ze ervan uitgaan dat ‘zakken’ later altijd nog kan; 71 procent van de respondenten kiest echter wel onmiddellijk voor een richting die zo goed mogelijk bij hun kind past, om net te voorkomen dat ze in het watervalsysteem terechtkomen. Tevens kon worden geconcludeerd dat ouders met kinderen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, nog meer dan de gemiddelde ouder, overtuigd zijn van het nut van een langdurige algemene vorming. Bijgevolg gaat de voorkeur van deze ouders vooral uit naar het ASO.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
330
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
De studiekeuzes van een kind worden duidelijk mee bepaald door de studieachtergrond van de ouders. Dat wisten we al. Ouders met een ASO-achtergrond en een bijkomend diploma, sturen hun kinderen het liefst naar het ASO, terwijl ouders met een BSO- of TSO-diploma en met arbeidersfuncties vaker dan gemiddeld de voorkeur geven aan eenzelfde opleidingstraject voor hun kinderen. Nog belangrijk om hier te vermelden is dat het vooral de kinderen zelf zijn, alsook hun ouders, die het meest invloed hebben op de studiekeuze. Ouders in het Brussels Nederlandstalig onderwijs hechten ook veel minder belang aan het CLB. Dat moeten we helaas vaststellen. Studiekeuzebeurzen en de kennissenkring hebben dan echter weer wel een impact op de studiekeuze. Ouders die zelf uit het beroeps- of technisch onderwijs komen, gaan vaker bij anderen te rade. Zij richten zich ook vaker tot het CLB. De VGC organiseert studiekeuzebeurzen, voert al jaren campagne ter promotie van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en zet daarbij regelmatig het technisch en beroepsonderwijs in de kijker. We investeren massaal in dit type onderwijs, denk maar aan onze keukentoren en de nieuwe vestiging voor Zaveldal. Er gebeurt dus al heel wat ter promotie van het technisch- en beroepsonderwijs in Brussel. Met betrekking tot de hervormingen van het secundair onderwijs kan ik u vertellen dat de eerste schetsen van deze hervorming zijn neergeschreven in de oriëntatienota ‘Mensen doen schitteren’ van minister Pascal Smet. Deze nota focust zich vooral op het belang van een goede schoolkeuze en schoolloopbaan. Ook wordt er aandacht besteed aan het taalniveau van het Nederlands. Uiteraard allemaal elementen die ook in een grootstedelijk beleid gelden, maar een specifiek grootstedelijk beleid is niet aan de orde. Op dit ogenblik is er hieromtrent nog geen contact geweest tussen de Vlaamse administratie en deze van de VGC. Uiteraard zal daarover op het gepaste moment en indien noodzakelijk een insteek vanuit de VGC gebeuren. Wat het huistakenbeleid betreft, is de analyse bezig. Dit zal samen met de netten worden besproken. Er zijn ook een aantal proefprojecten in het raam van het OCB. Inzake het beroepenhuis gebeurt de analyse door het BNCTO. De eerste gesprekken over een mogelijk model zijn aan de gang. U moet wel weten dat we daar met de beroepsfederaties samenwerken. Een aantal federaties reageert heel positief, maar we willen dit natuurlijk zo breed mogelijk doen met de beroepsorganisaties. - Het incident is gesloten. Reactie op de opheffing van verordening 99/001, Stuk 431 (2010-2011) Nrs. 1 en 2 De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het ontwerp van verordening dat op 3 december 2010 in de plenaire vergadering ter stemming voorlag, had tot onderwerp de verordening 99/001 van 30 april 1999 op te heffen, dat zelf al ter vervanging van de verordening 91/09 van 22 januari 1992 werd goedgekeurd. Een opheffing van een wijziging dus. Daar waar tot dan toe de VGC werkingsmiddelen verschafte aan twee verenigingen KOCB en BOCO - wordt de pot verdeeld onder drie verenigingen en zou het OVSG, koepelorganisatie voor stedelijk en gemeentelijk onderwijs, er een deel – ongeveer 1/3 – van krijgen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
331
Ik kon mij moeilijk voorstellen dat een vereniging zo maar een halvering van haar werkingsmiddelen zou aanvaarden, maar volgens het collegelid was er geen probleem. Het klonk dat de vzw KOCB tevreden was met een envelop omdat het een envelop werd, ook al zou die voortaan maar half zo zwaar wegen als wat het vroegere aanvraagdossier opleverde. Ik vond dit vreemd, maar had geen reden om uw uitleg niet te aanvaarden. Nu blijkt dat ik hierin ongelijk had. Op 23 december 2010 ontving ik immers, zoals alle raadsleden, een schrijven van de twee originele beneficiarissen van de fondsen, zowel KOCB als BOCO, waaruit blijkt dat deze eigenlijk van niets wisten. Zij werden voor een voldongen feit geplaatst, moesten plotseling gaan herorganiseren in functie van de geslonken middelen en waren helemaal niet opgezet met de komst van een derde speler op hun terrein. Ze konden dus zeker niet gezegd hebben, leid ik hieruit af, dat ze tevreden waren met de nieuwe regeling en deze zomaar aanvaardden, zoals bij de bespreking hier werd gezegd. Wat is hier aan de hand? Wie spreekt de waarheid niet? Werden deze vzw’s al dan niet voorafgaandelijk geraadpleegd? Zijn ze nu teruggekomen op hun woord of liep er iets mis binnen uw administratie? De heer Jef Van Damme.- Ik kom tussen in naam van de heer Fouad Ahidar en in naam van de sp.a-fractie. Hij kreeg, op zijn vraag in de commissie of deze aangelegenheid al werd besproken en of het al dan niet een technisch probleem was, een vrij laconiek antwoord: ja het is doorgesproken, de twee verenigingen BOCO en KOCB gaan ermee akkoord en het is een non-issue, iets wat niet problematisch is voor geen van beide. Bovendien werd gezegd dat het geen invloed had op de werking van de twee instellingen. Dit antwoord stelde ons gerust en daarom hebben we de verordening ook aanvaard. Voor een keer moet ik de heer Dominiek Lootens-Stael bijtreden en blijkt er wel degelijk toch een probleem te zijn. Het dossier zou helemaal niet doorgesproken zijn en het zou toch een belangrijke impact hebben op de werking van beide verenigingen. Ik wil hier niet ingaan tegen het principe dat men ook een derde vereniging steunt, het lijkt me zelfs logisch aangezien we drie onderwijskoepels hebben. Ik heb er echter wel een probleem mee als de collegevoorzitter ons – volledig ten onrechte - in de waan heeft gelaten dat het een non-issue betrof. Bijkomend probleem is dat het blijkbaar de werking van beide organisaties fundamenteel in gevaar brengt, althans volgens hun eigen communicatie. Wat is er nu echt van aan? Mevrouw Bianca Debaets.- Mijn fractie is het helemaal eens met de overstap naar de enveloppenfinanciering, die er trouwens op vraag van de betrokken verenigingen zelf is gekomen. Alleen blijven we enigszins bezorgd over de concrete uitwerking van het initiatief, want, zoals we inderdaad moeten vaststellen, blijven de middelen dezelfde terwijl ze over meer spelers moeten worden verdeeld. We zouden niet graag zien dat we in een verhaal terecht komen zoals bij de sociaal-culturele verenigingen waarbij je met een gelijk aan middelen meer verenigingen gaat erkennen. De opdrachten zijn opnieuw getekend. Ook daarvoor heb ik alle begrip. We staan voor nieuwe, grote uitdagingen. De koepels moeten inspelen op nieuwe tendensen. Het is belangrijk dat zulks in overleg en samenspraak met de koepels gebeurt. Ik heb er, dit in tegenstelling tot de vorige spreker, alle vertrouwen in dat de collegevoorzitter dit effectief voldoende zal doorpraten met de betrokkenen en dat dit zowel op vlak van de personeelsformatie als op vlak van opdrachten in onderling overleg en vertrouwen zal kunnen gebeuren. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- De afgelopen jaren hebben de zogenoemde hoofdstedelijke verenigingen binnen eenzelfde regelgeving een zeer uiteenlopende functie
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
332
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
opgenomen. De Vlaamse Gemeenschapscommissie wil duidelijke partners in het werkveld die een coördinerende en ondersteunende rol kunnen spelen voor de eigen achterban. De andere opdracht uit het verleden – het organiseren van sociaal-culturele activiteiten binnen het onderwijs – is gezien de grote maatschappelijke uitdagingen op het vlak van onderwijs, minder prioritair. Het was dus absoluut nodig dat de inhoud van de regelgeving werd aangepast en geactualiseerd. Er waren hierover contacten met BOKO en KOCB, op het niveau van de administratie. De middelen werden verdeeld over het personeel en de werking. De personeelsmiddelen blijven behouden, maar de werkingsmiddelen worden teruggeschroefd omdat we die activiteiten niet meer subsidiëren.. De verordening wordt vervangen door een overeenkomst tussen het College van de VGC en de organisaties die een coördinerende functie opnemen voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De drie organisaties die in aanmerking komen op dit ogenblik zijn het KOCB, het OVSG en de Scholengroep Brussel. Er worden namelijk in het onderwijslandschap drie netten onderscheiden: het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gesubsidieerd vrij onderwijs. Er is dus geen reden waarom het gesubsidieerd officieel onderwijs geen ondersteuning zou kunnen genieten van op het ogenblik dat ze daarvoor vragende partij zijn en voor zeer grote uitdagingen staan. Ik wil nogmaals herinneren aan de besparingsmaatregelen waarmee de VGC wordt geconfronteerd in het kader van de afbouw van de Vlaamse dotatie en bijgevolg aan de noodzaak om alle initiatieven die worden gesubsidieerd, te concentreren op de meest prioritaire doelstellingen. Ik heb met de koepels onderhandeld en zal nu bekijken waar er noodzakelijke overgangsmaatregelen moeten worden genomen. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat er in een of andere organisatie nog een lopend arbeidscontract is. Dan zullen we dit proberen op te lossen. Als het over de activiteiten gaat, kunnen die - indien passend - opgenomen worden in andere regelgeving. Ik denk bijvoorbeeld aan EHBO-cursussen, aan rondleidingen in Brussel, aan begeleidingsprogramma’s… Dit kan perfect gebeuren. We zitten nu in eenzelfde financiële portefeuille met drie actoren in plaats van met twee. Dit werd wel degelijk doorgesproken. Er wordt nu anders dan vroeger gewerkt met een portefeuille. Helaas zijn de middelen niet onbeperkt. Ik had ook liever gehad dat we de middelen konden verhogen met de komst van de derde actor. Er zijn echter andere prioriteiten die absoluut ingevuld moeten worden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het is me nog steeds niet helemaal duidelijk wat er nu precies is gebeurd. Ik meen me goed te herinneren dat er hier bij de bespreking van het ontwerp van verordening in december gezegd werd dat de organisaties er in feite geen probleem mee hadden dat het budget verminderde omwille van het feit dat het op hun vraag een envelopfinanciering werd. Nu stel ik vast dat er bij de organisaties een vorm van paniek ontstaat omdat het budget vermindert. Ze hebben personeelsbekommernissen en dergelijke. Er werd hier volgens mij een en ander gezegd wat niet strookte met de werkelijkheid. Het lijkt me belangrijk dat dit wordt rechtgezet, want het is inderdaad op die basis, zoals de heer Jef Van Damme zei, dat wij destijds onze goedkeuring gaven. We vertrouwden op het woord van de collegevoorzitter dat de organisaties ermee akkoord gingen. Ik stel vast dat
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
333
de organisaties vragen om de beslissing met een jaar uit te stellen. Is dit nog mogelijk? Ze vragen eveneens om de modaliteiten te bestuderen en vragen een dringend onderhoud met de collegevoorzitter om deze toestand te bespreken en te bekijken hoe het nu verder moet. De heer Jef Van Damme.- Wij distantiëren ons van de stemming die hier vorige keer heeft plaatsgevonden. We hebben spijt dat we dit hebben goedgekeurd. Ik zou willen dat dit wordt geacteerd. Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Er is geen enkele vzw die zichzelf en zijn werking in vraag stelt. Ik heb daarnet gezegd dat er wordt onderhandeld over de overgangsmaatregelen. Er zijn al besprekingen aan de gang en de enveloppe vermindert omdat de activiteiten niet meer worden gesubsidieerd. Ik heb gesproken over de twee elementen, maar men kan dus perfect een aanvraag indienen bij andere activiteiten. - Het incident is gesloten. Voorzitter: mevrouw Annemie Maes SAMENGEVOEGDE VRAAG OM UITLEG EN VRAAG (R.v.O., art. 59 en 60) De rol van het Brussels Lokaal Overlegplatform Basisonderwijs De heer Paul De Ridder.- Het Lokaal Overleg Platform (LOP) heeft een belangrijke rol te spelen bij de uitvoering van het ‘gelijke onderwijskansen decreet’ en het voorrangsbeleid. Dit geldt zeker voor Brussel waar de Nederlandstaligen een aparte groep vormen en de vraag naar een plaatsje in een Nederlandstalige school erg groot is. Ook het opzetten van een inschrijfsysteem hoort daarbij. Dit gebeurt in opdracht van de VGC. Het LOP wordt overigens mede door de VGC gefinancierd en ondersteund. Intussen blijkt dat de voorzitter van het Brusselse LOP Basisonderwijs, Dimokritos Kavadias, zijn mandaat ter beschikking stelt eens de nieuwe inschrijfperiode achter de rug zal zijn in het voorjaar van 2011. In Brussel Deze Week verklaart hij daarover “Eigenlijk is die taak - het uitwerken van het inschrijfsysteem - te zwaar voor het LOP. Het LOP is een feitelijke vereniging van vertegenwoordigers van de onderwijskoepels, de Centra voor Leerlingenbegeleiding, de vakbonden, de ouders en andere betrokkenen, allemaal mensen die elders een baan hebben. In Brussel vertoont de structuur van het LOP mankementen. Het platform moet een go-between zijn tussen de scholen, de ouders, het departement Onderwijs en de softwareleverancier. Voor elk van die taken heb je iemand nodig. De elektronische aanmeldprocedure heeft de taak voor de deskundige flink verzwaard, zij wordt er volledig door opgeslorpt”. Was en is het VGC-College op de hoogte van de problemen? Heeft de heer Kavadias deze problemen eerder al gesignaleerd? Welke maatregelen kan of zal het College treffen om een oplossing te vinden voor deze problemen? Beschouwt de collegevoorzitter het LOP nog steeds als de meest geschikte instantie om een dergelijke inschrijfprocedure te organiseren? Is het collegelid van oordeel dat de ouders op een degelijke manier vertegenwoordigd zijn in het Brusselse LOP? Is het collegelid zich bewust van de complexe verdeling van de taken en van de verantwoordelijkheden en welke maatregelen kan en zal het VGCCollege treffen om de inschrijfprocedure op een vlottere manier te laten verlopen ?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
334
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
Mevrouw Elke Van den Brandt.- De voorzitter van het Lokaal Overlegplatform Basisonderwijs heeft inderdaad aangekondigd er in de lente mee te stoppen. Het zware takenpakket van het LOP, het gebrek aan middelen en de aanslepende perikelen met de inschrijfprocedure zijn daar niet vreemd aan. Het LOP is een feitelijke vereniging van vertegenwoordigers van de onderwijskoepels, van de centra voor leerlingenbegeleiding, de vakbonden, de ouders en ook andere betrokkenen. Dat zijn allemaal onbezoldigde vrijwilligers, weliswaar vaak vanuit een andere functie, en ze worden bijgestaan door één betaalde deskundige. De bedoeling van een LOP is een go-between zijn tussen de scholen, de ouders en het departement Onderwijs. Dit betekent heel wat vergaderingen over heel wat onderwerpen. En dat het over heel wat onderwerpen gaat, is in Brussel vaak niet geweten. Het LOP is vooral met een van zijn dossiers heel sterk in de aandacht gekomen - wat het andere werk wat in de schaduw heeft gesteld - namelijk de inschrijfprocedure die terug van start is gegaan. De elektronische aanmeldprocedure heeft bovendien de taak voor die ene deskundige behoorlijk verzwaard, waardoor deze persoon minder tijd overhoudt voor de andere taken. De vraag is dan uiteraard of er vanuit de VGC voldoende ondersteuning is en ook of het bij alle actoren – Vlaamse overheid, de VGC, het LOP, de inrichtende machten, de gemeenten – even duidelijk is wie welke rol speelt en welke taak heeft. Een concreet voorbeeld van de onduidelijke taakverdeling is het feit dat de Vlaamse overheid, toch wel onder druk van de mediaheisa, heeft beslist om de voorrang voor Nederlandstaligen op te trekken tot 55%, op een moment dat het LOP net een akkoord had over 50%. Dat is natuurlijk frustrerend en ik ga hier het debat over die 55% niet openen. Ik denk wel dat het ontslag van de voorzitter het moment is om met hem een gesprek aan te gaan over de taken van het LOP, over de hindernissen en over de ondersteuning die nodig is om die hindernissen uit de weg te ruimen. Het is heel belangrijk dat men vanuit de VGC een duidelijk zicht heeft op de taakverdeling tussen de verschillende actoren en dat we die in overeenstemming brengen met het concept dat al die actoren over die taakverdeling hebben. Is die verhouding tussen het LOP en de onderwijsadministratie voldoende duidelijk? In welke dossiers kan het LOP een belangrijke rol spelen, een rol die door het vele werk met de inschrijfprocedure misschien nu een beetje op de achtergrond is geraakt? De heer Jef Van Damme.- Er staat straks nog een vraag van mij op de agenda over de inschrijfprocedure als zodanig, maar dat onderwerp werd hier ook al verschillende keren aangehaald. Ik wil dus van de gelegenheid gebruik maken om die vraag nu al te stellen, want anders moeten we tweemaal dezelfde discussie voeren. (Onderbreking van collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes) Als de collegevoorzitter daarop apart zal antwoorden, kom ik terug op het onderwerp van de vraag om uitleg over het LOP. Ik vind het persoonlijk heel erg jammer dat een zeer bekwaam, gemotiveerd en integer iemand als de heer Kavadias afscheid neemt van het LOP in Brussel. Ik hoop dat we iemand vinden die dezelfde kwaliteiten verenigt in één persoon en die dezelfde onpartijdigheid aan de dag kan leggen. Ik denk ook wel dat dit een teken aan de wand is over wat er in Brussel aan de hand is en wat er hier in de laatste twee jaar is fout gelopen rond die inschrijfprocedure. Ik zou het collegelid willen vragen om even de hand in eigen boezem te steken en te kijken wat er is fout gelopen langs de kant van de VGC: ik denk dat dit toch ook wel voor een deel het vertrek van de heer Kavadias verklaart. Misschien moet de rol van het LOP worden verduidelijkt, maar ik denk ook dat de verhouding tussen het LOP en de VGC en vooral ook de inzet van de VGC in dit soort projecten moeten worden verduidelijkt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
335
Ik hoop dat we dit soort situaties in de toekomst kunnen vermijden en dat het LOP wel degelijk een belangrijke rol kan blijven spelen, maar misschien op een iets andere manier dan nu. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik deel uiteraard de bezorgdheid van mijn collega’s over het LOP en de inschrijfprocedure, want die twee zijn toch met elkaar verbonden. Ik zal de problemen met de elektronische applicatie niet herhalen, die zijn welbekend, maar dat de voorzitter nu ook ontslag neemt, lijkt me toch wel een indicatie van een fundamenteler probleem. Hij verwijst onder meer in zijn interviews in Brussel Deze Week naar het feit dat de samenwerking tussen het LOP en de VGC vatbaar is voor verbetering. Het LOP is natuurlijk enerzijds decretaal wel verantwoordelijk voor de inschrijfprocedure en bepaalt de functionaliteit ervan. Maar anderzijds valt de betaling van de factuur onder de bevoegdheid van het collegelid, die eigenlijk het financiële aspect beheert en ‘faciliterend’ optreedt bij de praktische uitwerking van de applicatie. Ik denk dat door deze gedeelde verantwoordelijkheid niet echt meer duidelijk is wie de eindverantwoordelijkheid draagt. Daar ligt volgens mij een groot deel van het probleem, zeker als het dan misloopt. Het collegelid weet dat onze fractie sinds het begin van het decreet toch wel fundamentele opmerkingen heeft, onder meer dat men de volledige autonomie heeft weggetrokken uit handen van de directie. Dit maakt dat het onderwijsveld nu wordt geconfronteerd met een steeds verregaander regulering, waarbij de overheid dure en hoogtechnologische applicaties moet ontwikkelen, extra deskundigen onder de arm moet nemen en dat het desondanks niet allemaal van een leien dakje loopt. Het lijkt erop dat het aanmeldsysteem zoals het uitgedokterd werd in Brussel, wat heilloos aan het worden is. Dat is tenminste toch ons aanvoelen. Wat is nu de stand van zaken van die inschrijfprocedure? In welke mate deelt het collegelid de analyse dat de structuur van het LOP misschien vatbaar is voor verbetering? Is het LOP in zijn huidige samenstelling nog altijd de beste partner om dat inschrijfbeleid uit te tekenen of denkt het collegelid ook aan andere actoren? Er is ook de vertegenwoordiging van de ouders, die uiteindelijk toch een van de belangrijkste partners zijn daarin. Als je kijkt naar de uren van vergadering, kan je toch niet anders dan vaststellen dat dit voor de meeste ouders bijna onhaalbaar is om daarbij aanwezig te zijn. Deelt het collegelid de mening van de LOP-voorzitter dat de eindverantwoordelijkheid moet worden uitgeklaard en zo ja, hoe zal hij dat aanpakken? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik wens hier vooreerst uitdrukkelijk mijn respect uit te drukken voor al het werk van de heer Kavadias van de voorbije jaren. Wij hebben zo nauw mogelijk samengewerkt, ook en vooral omdat hij na een tijdje zijn werk heeft kunnen doen dankzij de VGC. Men moet weten dat er decretaal – en daar is een basisprobleem – een bevoegdheidspakket is voorzien voor het LOP en dat decreet moet absoluut worden aangepast. Er is veel heisa over de gebeurtenissen in Brussel, wat normaal is, maar ik zie dat men in Antwerpen en Gent ook herbegonnen is met de procedure. Daarover wordt echter veel minder tamtam gemaakt. Er is effectief een probleem inzake de regelgeving over de werking en de verantwoordelijkheden van de verschillende LOP’s. Er zijn natuurlijk overal andere omstandigheden. Een gemeente als Oostende kent uiteraard niet dezelfde problemen als Brussel, maar het is duidelijk dat het geheel moet worden herzien. De samenwerking met de heer Kavadias is heel nauw geweest. Sinds ik bevoegd ben voor onderwijs, kan ik dat in ieder geval bevestigen. Die samenwerking is altijd heel positief verlopen en de een, zowel als de ander probeerde
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
336
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
altijd zijn verantwoordelijkheid te nemen om de zaken zo goed mogelijk te laten verlopen. Het was ook niet de bedoeling om fouten op de ander af te schuiven. Ik heb die houding van de heer Kavadias steeds zeer geapprecieerd. Alhoewel Gent en Antwerpen ook problemen hebben, beschikken zij over een anders uitgebouwd informaticasysteem, waarmee heel wat personeel is gemoeid. Ik heb me laten uitleggen dat in Antwerpen 300 mensen werken in de IT. Wij beschikken natuurlijk niet over zoveel mensen in de IT-dienst van de VGC. De gehele VGC telt misschien 400 à 450 werknemers. Er was een vraag over de taakverdeling. Die is duidelijk afgesproken. Ziehier de grote lijnen ervan. Het LOP Brussel BaO is eindverantwoordelijke voor de realisatie van de aanmeld- en inschrijfprocedure in het basisonderwijs voor het schooljaar 2010-2011. De VGC treedt op in opdracht van het LOP Brussel BaO. Het LOP Brussel is verantwoordelijk voor het informeren, het opleiden, het begeleiden van de betrokkenen bij de aanmeld- en inschrijfprocedure. Ze staan in voor de eerstelijnshulp aan ouders, scholen en intermediaire partners. De VGC biedt binnen haar mogelijkheden en bevoegdheden, administratieve, logistieke en technische ondersteuning. De VGC staat onder meer in voor de realisatie van de website www.inschrijveninbrussel.be, een digitaal formulier voor de aanmelding van leerlingen, de verwerking van de ruwe gegevens in een databank, de hosting van de website en het formulier, en het zichtbaar maken van het aantal vrije plaatsen per school op de website. De VGC staat ook in voor de vormgeving van de informatiecampagne Basisonderwijs en Secundair onderwijs en de plaatsing in de Brusselse media. Daarnaast biedt zij maximaal ondersteuning en advies bij de controle van de doorgestuurde gegevens van de leerlingen via het digitaal formulier, de rangordening, inclusief de afstandsbepaling en de verzending van het toewijzingsresultaat. Om die laatste aspecten te realiseren werkt de vzw Brussels Ondersteuningscentum Secundair Onderwijs (BROSO) in opdracht van het LOP Brussel BaO. Het LOP Brussel BaO draagt de kosten voor de mediaplaatsing in andere media, de vertalingen en het drukwerk in het kader van de informatiecampagne alsook de kosten verbonden aan de aanmeld- en inschrijfprocedure 2011-2012 Ik heb in de loop van de maand december een brief geschreven aan Vlaams minister Pascal Smet en ik weet dat hij hiermee bezig is. Men moet ook nadenken over de aanpassingen van het decreet over de LOP’s. Een nieuwe wettelijke regeling zal al heel wat kunnen oplossen. Mevrouw Elke Van den Brandt.- U zegt dat men werk maakt van de aanpassing van het decreet, hebt u een idee van de timing of vraag ik dat in het Vlaams Parlement? De heer Jean-Luc Vanraes, collegelid.- Ik weet dat men eraan werkt en ik heb er alle vertrouwen in dat het vlug zal gaan. - Het incident is gesloten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
337
VRAGEN (R.v.O., art.59) De maximumfactuur Mevrouw Elke Van den Brandt.- Kosteloos basisonderwijs is een recht, gewaarborgd door de grondwet. We weten allemaal dat in de realiteit de school toch heel wat geld kost, denk maar aan de zwemles, toneelvoorstellingen, boeken en ga zo maar door. Om daaraan tegemoet te komen werd de maximumfactuur ingevoerd. Dit wil zeggen dat de ouders van kleuters maximum 20 euro per jaar mogen betalen, en voor de ouders van lagere schoolkinderen is dit een bedrag van 60 euro per jaar. Om een drooglegging van de scholen te vermijden hebben de scholen extra middelen ontvangen om zelf een aantal kosten te kunnen dekken. In veel scholen zijn deze extra middelen gebruikt voor broodnodige infrastructuurwerken. De goedbedoelde maximumfactuur brengt dus een aantal knelpunten met zich mee. In plattelandsscholen is vooral de kwestie van het vervoer nijpend, want daar gaat een groot deel van de middelen op aan vervoer naar bijvoorbeeld het zwembad. We hebben in Brussel het voordeel van goedkoop openbaar vervoer. De maximumfactuur is bedoeld als een instrument ten voordele van minder kapitaalkrachtige ouders. Tegelijkertijd zijn het net deze ouders die niet de financiële middelen of de bagage hebben om op eigen houtje met hun kinderen naar een toneelvoorstelling te gaan of aan andere activiteiten deel te nemen. Indien men deze uitstapjes schrapt door gebrek aan middelen, betekent dit dus juist een verlaging van de gelijke kansen in het onderwijs. Veel kinderen missen op die manier mooie gelegenheden, zoals daguitstappen. Voor meerdaagse uitstappen is er in de lagere school een maximumfactuur van 360 euro voor de hele lagere schoolperiode. Men organiseert steeds minder bosklassen en zeeklassen, omdat de scholen niet over genoeg middelen beschikken. Dat is natuurlijk heel jammer. Een evaluatie van het systeem is aan de orde en ik denk dat we het allemaal belangrijk vinden dat er hierbij rekening gehouden wordt met de Brusselse context. Hoe is de situatie in Brussel? Hebt u gegevens wat betreft museum- of toneelbezoek, sportactiviteiten, daguitstappen enerzijds en wat betreft meerdaagse uitstappen anderzijds? Zijn er scholen die effectief minder op uitstap gaan en minder activiteiten organiseren? Stelt de maximumfactuur ook binnen de stedelijke context, met gratis openbaar vervoer, een probleem? Men beweert dat dit enkel een plattelandsprobleem is, maar is dat juist? Zo ja, kan de VGC hier op een of andere manier aan tegemoetkomen? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- De VGC biedt financiële ondersteuning voor de organisatie en de deelname van Brusselse scholen aan educatieve activiteiten. De subsidies worden enerzijds rechtstreeks aan de scholen toegekend, bijvoorbeeld voor de organisatie van extra-muros activiteiten, onderwijsprojecten, internationale uitwisselingsprojecten. Anderzijds ondersteunt de VGC ook educatieve organisaties die, dankzij de VGC-subsidies, gratis of tegen een lagere prijs educatieve activiteiten aanbieden voor Brusselse scholen. Hierbij geef ik u een overzicht van de toegekende subsidies vanuit de algemene directie Onderwijs en Vorming van de VGC, tijdens de voorbije 3 jaar. Voor 2008 gaat het om een bedrag van 734.156 euro, voor 2009 gaat het over 702.900 euro en voor 2010 opnieuw 732.117 euro. Uit deze gegevens blijkt dat er gedurende de betreffende periode weinig relevante schommelingen zijn in het totaal van de aangevraagde en toegekende subsidies, ook al zijn er wat verschuivingen tussen de subsidievormen. Hieruit
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
338
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
kunnen we alvast niet concluderen dat de invoering van de maximumfactuur een invloed zou hebben op de financiële nood van Brusselse scholen voor de organisatie van of de deelname aan educatieve activiteiten. Dat is ook te begrijpen als men weet dat met de invoering van de maximumfactuur ook de werkingsbudgetten van de scholen gevoelig werden opgetrokken. Over een globaal overzicht van de deelname van Brusselse scholen aan educatieve activiteiten gedurende de voorbije jaren beschikt onze administratie niet en evenmin over de totale deelname aan activiteiten van individuele scholen. Dan zou men individueel moeten opvragen wat elke school gedaan heeft. Brusselse scholen kunnen al jaren een beroep doen op verschillende vormen van financiële ondersteuning voor de organisatie van en de deelname aan educatieve activiteiten, zowel bij de VGC, als bij andere overheden, bijvoorbeeld dynamo3 van de CANON Cultuurcel van de Vlaamse Gemeenschap. Voor het vervoer kunnen Brusselse scholen gebruikmaken van het uitgebreide net van ons openbaar vervoer alsook van verschillende voordeeltarieven. Anderzijds krijgt de algemene directie Onderwijs en Vorming weinig of geen signalen die wijzen in de richting van financiële noden in het kader van de maximumfactuur. De VGC levert jaarlijks, en al van voor de tijd van de maximumfactuur, heel wat inspanningen voor de financiële ondersteuning van Brusselse scholen voor de organisatie van of de deelname aan educatieve activiteiten. Er zijn subsidies voor onderwijsprojecten, het betreft hier educatieve projecten ter aanvulling of ondersteuning van het normale lesgebeuren op de school. Er zijn subsidies voor projecten mondiale vorming en wereldburgerschap in het kader van Kleur Bekennen. Kleur Bekennen is een educatieve campagne om mondiale vorming en wereldburgerschap bij leerlingen van 10 tot 18 jaar te promoten en te stimuleren. Er zijn subsidies voor extra-muros activiteiten. Een extra-muros activiteit is een meerdaags educatief initiatief, in België of in het buitenland, voor leerlingen uit het basisonderwijs en het secundair onderwijs. De subsidie heeft een sociaal doel en moet in de eerste plaats worden gebruikt om ervoor te zorgen dat geen enkele leerling om financiële redenen wordt uitgesloten. Dat is uiteraard het ergste wat er zou kunnen gebeuren. Er zijn subsidies voor internationale uitwisselingsprojecten: een internationaal uitwisselingsproject is een internationale extra-muros activiteit in samenwerking met een buitenlandse partnerschool die ook een tegenbezoek brengt. Er zijn ook projecten voor gezondheidsbevordering en -preventie, bijvoorbeeld voeding, tabak, drugs en algemeen welzijn. Wat betreft subsidies voor de huur van sportinfrastructuur buiten de lesuren, kunnen Brusselse Nederlandstalige scholen een VGC-subsidie aanvragen voor de huur van infrastructuur die gebruikt wordt voor de organisatie van een regelmatig Nederlandstalig sportaanbod buiten de lesuren. Wat betreft het project Naschoolse sport ondersteunen de VGC en de Stichting Vlaamse Schoolsport de lagere scholen bij de uitbouw van een naschools sportaanbod. Het project biedt voornamelijk ondersteuning op het vlak van de sportlesgevers. De ene subsidie is voor de lokalen, de andere voor de lesgevers.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
339
Ten slotte wil ik nog vermelden dat bij enkele subsidievormen scholen met een verhoogd aantal GOK-leerlingen een verhoogde subsidie krijgen, bijvoorbeeld voor subsidies gebonden aan de leerlingen en voor subsidies voor internationale uitwisselingsprojecten. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Uw antwoord is redelijk geruststellend en het is goed dat de maximumfactuur in Brussel geen zware impact heeft. Ik begrijp dat we enkel over indirecte cijfers beschikken, maar ik ben nog wel een beetje verbaasd omdat ik signalen krijg van ouders die zich onder druk gezet voelen door de school om deel te nemen aan bijvoorbeeld een wafelverkoop. Bij een aantal ouders en ouderverenigingen heerst het gevoel dat men op deze manier mee de school moet financieren en men stelt zich vragen over de maximumfactuur. Als u de impact daarvan ontkracht, kan ik dat enkel doorgeven. De Organisatie Directeurs Vlaams Basisonderwijs (ODVB) heeft zelf een aantal scholen aangesproken en hoewel er niet zoveel Brusselse scholen bij zaten, bleek uit die rondvraag toch dat er minder meerdaagse uitstappen zijn en dat niet alleen wegens de hoge vervoerskosten. Gebruiken sommige scholen de maximumfactuur als excuus omdat men dit soort uitstappen niet meer graag organiseert of is er meer aan de hand? De ODVB zou de Brusselse scholen eens moeten ondervragen. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Wij stellen enkel vast dat de gevraagde bedragen ongeveer hetzelfde zijn. - Het incident is gesloten. Vlaams schooltje Het Park in Anderlecht Mevrouw Bianca Debaets.- Enkele dagen geleden konden we in de pers lezen dat het schooltje ‘Het Park’ in Anderlecht werd overgedragen aan het Franstalig gemeentelijk onderwijs. Het gaat om één van de pareltjes van het gemeentelijk onderwijs in die gemeente, gelegen in het Astridpark in de schaduw van het stadion en omgeven door groen. In alle discretie en schijnbaar zonder overleg besliste de bevoegde Nederlandstalige schepen om deze gebouwen over te dragen aan het Franstalig gemeentelijk onderwijs. Ik vind dat vreemd. Zwichtte men hier onder Franstalige druk of werd het schooltje ingezet als pasmunt voor een andere regeling? We hebben er het raden naar. Het capaciteitsgebrek in het Nederlandstalig onderwijs was de voorbije maanden meermaals het onderwerp van discussie in deze Raad. We weten dat er 2.000 tot 3.000 plaatsen moeten bijkomen om de demografische evolutie bij te benen. Dit jaar komen er ongeveer 400 nieuwe plaatsen, waarvoor de collegevoorzitter zich engageerde. Kortom, het Nederlandstalig onderwijs moet fors uitbreiden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap hebben een tijdje geleden een taskforce opgericht om onder meer de capaciteitsproblemen gezamenlijk te bespreken. Het is dan ook onbegrijpelijk dat er uitgerekend in deze tijden wordt afgebouwd, terwijl iedereen de mond vol heeft van het tekort aan plaatsen in het Nederlandstalig onderwijs en de nood aan capaciteitsuitbreiding. Hopelijk kan de collegevoorzitter dit verduidelijken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
340
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
Was de collegevoorzitter op de hoogte van deze beslissing? Had de schepen hierover contact opgenomen? Hoe staat de collegevoorzitter tegenover deze beslissing? Heeft hij de intentie om alsnog te overleggen met de gemeente om de infrastructuur en het aantal plaatsen te vrijwaren? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Dit is duidelijk een intern Anderlechts probleem, dat door een gemeenteraad wordt behandeld. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik denk wel dat dit relevant is voor de planning, want er worden plaatsen afgeschaft waar ze nodig zijn. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik zal straks terugkomen op de planning die we hebben uitgewerkt. Met het oog op de demografische groei en het beschikken over volwaardige basisscholen voor elke taalgroep heeft de gemeente Anderlecht een ontwikkelingsplan voor het gemeentelijk basisonderwijs 2008-2012 goedgekeurd op de gemeenteraad van 18 februari 2008. Men meldde mij dat dit plan unaniem werd goedgekeurd. Het plan had 3 concrete doelstellingen, namelijk de scholen uitbouwen tot volwaardige pedagogische gehelen, waar mogelijk de capaciteit uitbreiden rekening houdend met de conclusies van de doorlichtingen en het garanderen van een doorstroom van het kleuteronderwijs naar lager onderwijs. Het plan werd in 2008 voorgesteld aan mijn voorganger Guy Vanhengel. Ik kan alleen maar toejuichen dat de gemeente reeds in 2008 een globaal plan had voor haar gemeentelijk onderwijs. Dit vergemakkelijkt voor hen de concrete werkzaamheden die we vragen in functie van mogelijke capaciteitsuitbreiding. Bovendien blijkt dat de doorstroom van de leerlingen van deze school naar het gemeentelijk lager onderwijs miniem was. Het was logisch om deze school af te bouwen, want die ging gepaard met de stijgende capaciteit in de andere scholen, namelijk Kameleon, Goede Lucht en Do-Re-Mi. Bovendien bevinden zich in de onmiddellijke omgeving van het schooltje ‘Het Park’ nog 3 andere volwaardige basisscholen. Het gemeentebestuur van Anderlecht heeft in deze zaak maatregelen genomen die gestoeld zijn op 2 uitgangsprincipes, namelijk het garanderen van de kwaliteitsvolle werking van het gemeentelijk onderwijs en het stimuleren van de optimale samenwerking tussen de 2 gemeenschappen. Vanuit deze principes heeft de gemeente Anderlecht de beslissing genomen voor de progressieve afbouw van deze school. Het was moeilijk om de kwaliteitsvolle pedagogische werking en efficiënte doorstroming te blijven garanderen in deze kleuterschool. De gemeente heeft er dan ook voor gekozen om de uitbreiding en het kwaliteitsvol aanbod in de school ‘Goede Lucht’ te garanderen op 1 locatie in deze wijk. Wat de infrastructuur zelf betreft ging het over 2 klaslokalen. Het Franstalig atheneum had nood aan bijkomende lokalen. Dit kwam goed uit in het kader van de samenwerking tussen de 2 gemeenschappen. Volgens mijn informatie is er geen verlies aan capaciteit, aangezien die wordt opgevangen door andere scholen. Er is voldoende aanbod in de onmiddellijke omgeving. We hebben
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
341
een planning opgemaakt voor Brussel en onderzocht in welke gemeenten er capaciteitsproblemen zijn. Gelukkig is er geen capaciteitsprobleem vastgesteld in het Nederlandstalig onderwijs in Anderlecht, maar zelfs een overaanbod. De zaak is wel prangend in andere gemeenten. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik betreur dat er een Vlaamse school wordt gesloten. De collegevoorzitter zei dat er een probleem was met de doorstroming. Kan dit worden verduidelijkt? Heb ik goed begrepen dat de capaciteit van de andere Nederlandstalige scholen in de onmiddellijk omgeving wordt uitgebreid ter compensatie? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik kan daar niet onmiddellijk een antwoord op geven. Blijkbaar was het efficiënter en meer rendabel om dit te centraliseren in de 3 andere scholen. Ik zal de gemeente Anderlecht daarover meer uitleg vragen en zal u een schriftelijk antwoord bezorgen. Briefwisseling met de Federale Regering in verband met de benoeming van een nieuwe gouverneur en vicegouverneur De heer Dominiek Lootens-Stael.- Naar aanleiding van ‘de storm in een glas water’ die werd ontketend door een lid van de meerderheid omdat een Franstalige plaatsvervangende vicegouverneur voorlopig benoemd en herbenoemd werd, stelde ik de collegevoorzitter vorige maand een vraag naar het hoe en het waarom van deze hele kwestie. Ik vind dat die ‘storm in een glas water’ een ernstige grond had en we zien daarvoor nog geen oplossing. De collegevoorzitter antwoordde toen in deze Raad – maar ook op 10 december 2010 in het Brussels Parlement – dat tot driemaal toe een brief was verstuurd naar de Federale Regering waarbij om advies werd gevraagd, maar dat deze regering naliet om te antwoorden. Op 21 december 2010 werd dezelfde vraag in de Kamer gesteld aan premier Yves Leterme, die letterlijk antwoordde: “Wij kregen geen adviesaanvraag van de Brusselse Regering.” en “Een eensluidend advies van de Federale Regering is nodig voor de benoeming van een vicegouverneur. De regering kreeg tot op heden geen ontwerp van benoemingsbesluit.” Deze uitspraken zijn dus flagrant in tegenspraak met de beweringen van de collegevoorzitter op 10 en 17 december 2010. Wat is hier aan de hand? Leest de heer Yves Leterme zijn post niet of is de collegevoorzitter verkeerd ingelicht? Werden de brieven waarnaar de collegevoorzitter verwees, wel degelijk verstuurd en wat stond daarin? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Deze vraag zou moeten worden gesteld aan de Brusselse Regering, niet aan het College van de VGC. Ik heb eerder op een dergelijke vraag geantwoord ter vervanging van minister-president Charles Piqué, die toen ziek was. Nogmaals is ons bevestigd dat er op 6 januari 2009 een brief werd verstuurd aan minister Didier Reynders, bevoegd voor Institutionele Hervormingen. Er werden bovendien ook brieven verzonden op 8 maart 2010 en 27 september 2010, gericht aan eerste minister Yves Leterme.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
342
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
De grote vraag is of een regering in lopende zaken de benoeming van een gouverneur kan bekrachtigen. Ik raad de heer Dominiek Lootens-Stael aan om deze vraag te stellen aan de minister-president. Ik kan enkel bevestigen dat de brieven werden verzonden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het is hoe dan ook niet aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering om na te gaan of de ontslagnemende federale regering al dan niet bevoegd is om een advies te formuleren. Premier Yves Leterme zei zelf dat het niet aan de federale uitvoerende macht is om te oordelen over de rechtsgrond van een bestuurlijke handeling. In het verslag van de Kamer staat tot tweemaal toe dat er geen adviesaanvraag van de Brusselse Regering werd bekomen. Hier is dus wel degelijk een probleem. Ik stel deze vraag hier omdat het voor de Vlaamse gemeenschap in Brussel van bijzonder belang is dat er een vicegouverneur wordt aangesteld die Nederlandstalig is en dus voeling heeft met dat waarvoor hij bevoegd is. Als Vlaming weten we uit ervaring dat de Franstaligen er een handje van weg hebben om carrousels op gang te trekken om een onwettelijke of een voor de Vlamingen ongunstige toestand langdurig in het leven te houden. Er zijn daar tal van voorbeelden van in de geschiedenis. Het is dus ook aan het College van de VGC om erover te waken dat er in deze ten spoedigste werk wordt gemaakt van de benoeming van een Vlaming of Nederlandstalige als vicegouverneur. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Deze materie wordt volgende week in de Brusselse Regering besproken. Het zou kunnen dat men iemand benoemt, waarna de beslissing niet wordt bekrachtigd. Alle beslissingen die dan werden genomen, zouden worden vernietigd. Daarom staan we voor een moeilijke situatie. Stand van zaken van de digitale aanmelding door CTG De heer Jef Van Damme.- We kennen allemaal de voorgeschiedenis van dit probleem. Ik zal die dus niet herhalen. Hoe staat het met de voorbereiding van de digitale aanmelding? De titel van de vraag verwees naar CTG, maar ik veronderstel dat dit niet meer door CTG zal gebeuren. Welke firma zal de digitale aanmeldprocedure verzorgen? Zal alles op tijd operationeel zijn? Werden alle technische problemen opgelost? Kan de collegevoorzitter ons de laatste details geven over welke criteria zullen worden toegepast? Ik heb het gevoel dat de communicatie naar de ouders te traag op gang komt. Is daarvoor ook nog iets gepland buiten de advertenties in Brussel Deze Week? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Er is inderdaad een beslissing genomen over het ontwikkelen van een nieuwe applicatie. De IT-dienst van de VGC legt momenteel de laatste hand aan het aanmeldformulier. Ik heb daarstraks uitgelegd hoe de verdeling van de taken werkt. Op dit ogenblik wordt het aanmeldformulier getest. De finale versie zou beschikbaar moeten zijn op 24 januari 2011. Dat is het formulier dat ouders vanaf 1 februari 2011 kunnen terugvinden op www.inschrijveninbrussel.be. Ik zeg er opzettelijk geen uur bij, omdat er geen voorrang is voor zij die zich eerst inschrijven. Inschrijven kan tussen 1 en 28 februari 2011. Ook deze website werd door de administratie van de VGC ontwikkeld en getest.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
343
Het formulier en de website kwamen uiteraard tot stand in samenwerking met de algemene directie Onderwijs en Vorming, met de dienst Communicatie van de VGC en met het LOP Brussel BaO. Het aanmeldformulier zal van het internet worden gehaald op 28 februari 2011 om 20u. Door het aanmeldformulier in te vullen drukken ouders hun intentie uit om hun kind of kinderen in te schrijven volgens een bepaalde volgorde van opgegeven schoolkeuzes. Voor de ontwikkeling van de rangordemotor is het bedrijf RealDolmen aangesteld. Er is dus geen overeenkomst gesloten met CTG. In oktober 2010 werd hun offerte afgewezen. De rangordemotor zal op basis van de gegevens uit de aanmeldformulieren kinderen gunstig of ongunstig toewijzen aan de gekozen scholen. De analyse van deze rangordemotor zal midden januari 2011 worden afgerond. Bij deze analyse zijn naast het IT-bedrijf ook de algemene directie Onderwijs en Vorming, het LOP Brussel BaO, het BROSO en de netverantwoordelijke betrokken. Na de analyse is er uiteraard het programmeren en, in de loop van februari, het uitgebreid testen van de rangordemotor. Deze rangordemotor kan echter pas in werking worden gesteld nadat de ouders hun kinderen hebben ingeschreven. De timing is door de laattijdige besprekingen en wijziging van het decreet, dat op 9 juli 2010 werd goedgekeurd, enigszins negatief beïnvloed. Begin juli heeft er al een overleg plaatsgevonden tussen VGC en het LOP. Gedurende dit overleg werden de implicaties op de concrete uitvoering van het decreet besproken. In de schoolvakantie is het helaas moeilijk om onderwijspartners samen te brengen. Vanaf 16 augustus 2010 kwamen het LOP en de VGC samen voor de concrete uitvoering van dit decreet. In het kader van de inschrijvingen van het schooljaar 2012-2013 is het vooral aangewezen dat leden van deze Raad hun invloed aanwenden om erop aan te dringen dat de wijzigingen in het decreet eerder worden besloten en bekendgemaakt. Het is absoluut noodzakelijk. Zo kan er tijdig gestart worden met de ontwikkeling van de volgende inschrijfprocedure en de eventuele aanpassingen van de applicatie. Idealiter gebeurt dit al gedurende dit voorjaar. Op die manier is iedereen tevreden. Begin deze maand ontving ik al een aantal telefoontjes. De verklaring hiervoor is heel simpel: in 2010 is men al in januari begonnen met de online inschrijvingen. Dit jaar waren het eerst de broertjes en de zusjes. Dat impliceert natuurlijk dat de echte inschrijfperiode, buiten de broertjes en de zusjes, pas begint vanaf 1 oktober. Het geheel wordt nu op gang getrokken. Er zullen hierover communiqués uitgebracht worden. Men werkt met tal van partners samen zodat iedereen dezelfde rechten heeft en op dezelfde manier kan geholpen worden om in te schrijven. Op dat vlak zal er niet veel veranderen. De technische werkwijze zal natuurlijk wel veranderen. Ik wil gerust toegeven dat deze werkwijze immers ontgoochelend was. Ik ben ook tevreden dat het LOP een aantal aanpassingen heeft doorgevoerd in de voorkeurcriteria. Dit betekent dat alles op een veel betere, meer gestroomlijnde manier zal kunnen gebeuren. Het komt mij niet toe om te gaan bepalen wie er een fout zou hebben gemaakt. Ik hoop enkel dat de inschrijving nu op een optimale manier zal kunnen plaatsvinden. De verschillende initiatieven die van weerszijden werden genomen, zullen hier zeker toe bijdragen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
344
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
De heer Jef Van Damme.- Ik heb nog een aantal vragen. Wat is de kostprijs van de ontwikkeling door RealDolmen? Wanneer zullen de ouders achteraf worden verwittigd van het feit dat zij hun kinderen effectief in een bepaalde school zullen kunnen inschrijven? Ten slotte wens ik ook nog 2 fundamentele opmerkingen te formuleren. U hebt zelf gezegd dat het, na de beslissing van het LOP eind juni, 40 dagen heeft geduurd vooraleer men rond de tafel is gaan zitten om de door het LOP vastgelegde criteria te gaan uitwerken. Dat is toch wel erg laat? Het is toch heel bizar dat men in een crisisperiode 40 dagen wacht? Achteraf argumenteerde u dat men met CTG moest verderwerken omdat men eenvoudigweg niet anders kon. CTG beschikte immers over de nodige knowhow. Uiteindelijk is men toch niet blijven samenwerken omdat de door CTG gevraagde prijs te hoog was. Nu kan RealDolmen evenwel op een maand tijd een heel softwarepakket in elkaar steken dat degelijk zal functioneren. Dat is toch raar en contradictorisch? Ofwel heb ik het niet goed begrepen ofwel is er hier iets aan de hand. In dat geval komt de communicatie niet overeen met de realiteit. Kan u mij daarover wat meer informatie bezorgen? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- De kostprijs bedraagt 90.000 euro. Dat is heel wat minder dan de 600.000 euro waarover CTG sprak. CTG was inderdaad de enige gespecialiseerde firma. Het was trouwens ook de enige die op dat vlak samenwerkte met Antwerpen en Gent. Uiteraard konden we die prijs niet aanvaarden. Dat was een meerprijs. Gezien de slechte manier waarop de vorige constellatie was uitgewerkt, hebben we deze keer zwaar onderhandeld. We werden hier met een klassiek probleem geconfronteerd. U weet dit, want u zetelt immers zelf in het LOP. De normen en criteria zijn gewijzigd en maken het mogelijk om op een veel eenvoudigere manier te werk te gaan. Het grootste en moeilijkste criterium was dat degene die eerst inschrijft, ook de eerste voorkeur krijgt. De mensen vochten bijna om op een bepaald uur, vanaf de eerste minuut te kunnen inschrijven. Dat heeft ervoor gezorgd dat men het mogelijk moest maken dat er 4.000 tot 5.000 mensen tegelijkertijd op hun computer konden inloggen. Hier worden we met een totaal andere situatie geconfronteerd. Nu heeft men de hele maand de tijd om in te schrijven. Dat vereist uiteraard andere technische implicaties. De ouders zullen per e-mail of per brief worden ingelicht. Ook daarvoor zal een systeem worden uitgewerkt. Via BROSO werd daarvoor een firma aangesproken. Dit alles zal in overleg met alle partijen gebeuren. Vanaf 1 februari zal het aan iedereen worden meegedeeld. Uiteraard gebeurt alles in overleg. Wij mogen hier immers niet alleen over beslissen. Wij zijn slechts een uitvoerder van hetgeen men ons vraagt. Wij proberen dat optimaal te doen. Alle informatie zal dan ook duidelijk en overzichtelijk aan iedereen worden meegedeeld. De eerste overlegmomenten vonden begin juni plaats. Men kan het spel van oppositie versus meerderheid altijd spelen, maar men moet correct blijven. We hebben ons de moeite getroost om u alle informatie te bezorgen. Een vergadering wordt voorafgegaan door een voorbereiding. Het is niet omdat men niet vergadert dat men niet werkt. Ik hoop dat toch, anders heb ik een probleem met mijn administratie.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
345
De heer Jef Van Damme.- Het blijft me verbazen dat RealDolmen op een maand kan waar CTG 6 maanden voor nodig had. Ik blijf het raar vinden dat u niet eerder hebt beslist om deze stap te zetten. Het LOP heeft eind juni de criteria vastgelegd. Op dat ogenblik wist de VGC perfect wat er op technisch vlak diende te gebeuren. Ik blijf dit alles dus heel raar vinden. Ik hoop echter van ganser harte dat de oplossing van RealDolmen zal werken. Ik kijk dan ook uit naar een geslaagde inschrijfprocedure. – De vergadering wordt gesloten om 12.40 uur – De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
346
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
Bijlagen Ingekomen stukken Verslagen – Indiening – Verslag uitgebracht door mevrouw Annemie Maes en mevrouw Yamila Idrissi namens de Samenwerkingscommissie VGC – Vlaamse volkvertegenwoordigers gekozen in het Brussels hoofdstedelijk gewest, over de Beleidsbrief Brussel 2010-2011, ingediend bij het Vlaams Parlement door de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel - Stuk 440 (2010-2011) – Nr. 1 Schriftelijke vragen – Indiening Schriftelijke vragen werden ingediend door mevrouw Bianca Debaets en de heer Fouad Ahidar.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2010-2011) – 14 januari 2011
347
Trefwoordenregister Berichten van verhindering, blz. 302 De cijfergegevens over het watervaleffect in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, blz. 326 De onverwachte herziening van de basisdotatie voor 2010 aan de VCG en van de trekkingsrechten voor het Lokaal Jeugdbeleid, blz. 322 De reactie van de betrokken koepelorganisaties na de bekendmaking van de stemming van het ontwerp van verordening houdende opheffing van verordening 99/011, blz. 326 De rol en het takenpakket van het Brussels Lokaal Overlegplatform, blz. 333 De uitlatingen van een collegelid met betrekking tot de inperking van de VGC-bevoegdheden, blz. 314 Discussienota Bespreking, blz. 302 De bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap tot Bruegels faam in Brussel, blz. 312 De briefwisseling met de federale regering in verband met de benoeming van een nieuwe gouverneur en vicegouverneur, blz. 341 De maximumfactuur, blz. 337 De stand van zaken van de digitale aanmelding door CTG, blz. 342 Het Vlaams schooltje ‘Het Park’, blz. 339 Interpellaties Zie De onverwachte herziening van de basisdotatie voor 2010 aan de VCG en van de trekkingsrechten voor het Lokaal Jeugdbeleid De uitlatingen van een collegelid met betrekking tot de inperking van de VGC bevoegdheden Samengevoegde vraag om uitleg en vraag Zie De rol en het takenpakket van het Brussels Lokaal Overlegplatform Vragen Zie
De bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap tot Bruegels faam in Brussel De briefwisseling met de federale regering in verband met de benoeming van een nieuwe gouverneur en vicegouverneur De maximumfactuur De stand van zaken van de digitale aanmelding door CTG Het Vlaams schooltje ‘Het Park’
Vragen om uitleg Zie De cijfergegevens over het watervaleffect in het Brussels Nederlandstalig onderwijs De reactie van de betrokken koepelorganisaties na de bekendmaking van de stem ming van het ontwerp van verordening houdende opheffing van verordening 99/011
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE