VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS Guimardstraat 1 - 1040 BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
BIJZONDER TRANSPORT Derde graad BSO 3de leerjaar
Brussel - Licap: D/1995/0279/033 - september 1995
Lessentabel Zie website: www.vvkso.be
INHOUD
AV DUITS AV ENGELS AV FRANS
Bijzonder transport BSO 3de leerjaar van de 3de graad
1
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
2 2.1 2.2 2.3 2.4
DOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gespreksvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Luistervaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Leesvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kennis van land en volk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4 4 6 6 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Organisatie van de lessen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Motivatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Gespreksvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Luistervaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Leesvaardigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
4 4.1 4.2
EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Evalueren zoals men heeft geoefend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Gespreide evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
5
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
4 AV Duits AV Engels AV Frans
3 u./w.
Evenals het leerplan Duits-Engels-Frans voor het 1ste en het 2de leerjaar van de 3de graad 'Vrachtwagenchauffeur' (Licapnummer: D/1990/0279/041), is dit een geïntegreerd leerplan voor de drie vreemde talen. Door de professionele instanties wordt erop aangedrongen het Frans aan te brengen als prioritaire oefentaal, daarna het Duits. Dit leerplan sluit aan bij deze aanbeveling. Onze nationale transportfirma's rijden immers hoofdzakelijk in eigen land en op het Europese vasteland. Frans is daarbij, ook receptief, een moeilijke taal, terwijl de leerlingen voor het begrijpen van Duits en Engels minder grote problemen kennen. Een school kan echter, op basis van de lokale vraag, en rekening houdend met de voorkennis van de leerlingen met betrekking tot de drie talen, de prioriteiten anders bepalen. 1
BEGINSITUATIE
Tijdens de voorbije twee jaren volgden de leerlingen het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad 'Vrachtwagenchauffeur BSO'. Zij hebben reeds geoefend om, in functie van het beroep: - rechtstreekse en telefonische gesprekken te voeren, - praktische gegevens te zoeken en te begrijpen in documenten als persoonlijke documenten, boord- en vrachtdocumenten. Het verdere curriculum De leerlingen worden als chauffeur tewerkgesteld in de sector van het wegtransport. 2
DOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN
Vooraf De specificatie van de leerinhouden stemt overeen met deze van het leerplan van het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad. Bij het begin van het schooljaar zal de leraar mogelijke hiaten opsporen in de vooropleiding van zijn leerlingen, onder meer via overleg met zijn voorgangers tijdens de voorbije twee jaren. Alleszins moet de taalbeheersing binnen de belangrijkste gebruikssituaties geconsolideerd worden. 2.1
Gespreksvaardigheid
De leerlingen gebruiken de drie doeltalen als communicatiemiddel in een aantal veel voorkomende gesprekssituaties. Dat betekent concreet dat zij, als initiatiefnemer of als benaderde persoon, gebruikers van deze doeltalen (moedertaalsprekers en andere) te woord staan tijdens rechtstreekse en telefonische contacten die betrekking hebben op: - de omgang met diverse documenten (persoonlijke documenten, boord- en vrachtdocumenten):
5 • bij diverse controles, • bij laden en lossen; - het laden en lossen van goederen, inzonderheid bij ADR-vervoer, thermisch vervoer, bijzonder vervoer, vervoer van levende dieren, gecombineerd vervoer, containervervoer...; - het besturen van de vrachtwagen op de openbare weg, op parkeerruimten en bedrijfsterreinen; optreden bij pech op de weg en ongeval; - het onderhouden van contacten met het eigen transportbedrijf en met de klanten; - het startklaar maken van de vrachtwagen, oplegger en aanhangwagen; het controleren en onderhouden van vrachtwagen, oplegger en aanhangwagen, gereedschappen en technische hulpmiddelen; het uitvoeren van elementaire herstellingen; het herkennen en signaleren van belangrijke defecten; - persoonlijke behoeften: • bank, wisselkantoor, post, • geneesheer, ziekenhuis, • hotel, restaurant, • openbaar vervoer, • politie, • winkels, • vrije tijd; - de alledaagse omgang in het sociale leven. Voor een gedetailleerde opgave van de bijbehorende taalhandelingen wordt verwezen naar het leerplan voor het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad. Om deze doelstellingen te realiseren zijn een aantal inzichten, attitudes en vaardigheden belangrijk, waaronder: -
blijk geven van een klantgerichte instelling; luisterbereidheid; zich op formele wijze uitdrukken; de beleefdheidsvormen toepassen; zich doelmatig op het gesprek voorbereiden door de voorkennis te mobiliseren (zie 2.2 Luistervaardigheid); het gebrek aan kennis van de doeltalen of een slechte verstaanbaarheid oordeelkundig compenseren (compensatie- en ontwijkingsstrategieën): • zeggen dat men niet goed Frans spreekt, iets niet begrijpt; • iets (doen) spellen; • om herhaling vragen, trager en uitdrukkelijker (doen) herhalen; • vragen hoe iets heet in de doeltaal, onbekende begrippen (doen) omschrijven, moeilijke formuleringen omzeilen; • belangrijke punten herhalen of op verschillende manieren (doen) omschrijven om misverstand uit te sluiten; • zich zo nodig beperken tot het louter benoemen van voorwerpen, handelingen ...; • gebruik maken van woorden en uitdrukkingen in een (andere) taal die de gesprekspartner verstaat; • een oordeelkundig beroep doen op niet-verbale expressiemiddelen: gebaren (knikken, wijzen...), gelaatsuitdrukkingen, vragen dat de persoon iets toont of tekent, zelf iets tonen of tekenen; • indien nodig, een derde om hulp vragen.
Bij het bepalen van prioriteiten bij het kiezen van de te behandelen gesprekssituaties en bij hun concrete invulling, houdt men rekening met de adviezen van de leraren bedrijfsgerichte vakken en niet het minst met de voorkennis en de stage-ervaringen van de leerlingen.
6 2.2
Luistervaardigheid
De leerlingen zijn vertrouwd met courante opdrachten en instructies. Zij begrijpen ze zodat zij in staat zijn ze nauwkeurig uit te voeren. Overigens worden de doelen voor de luistervaardigheid geïntegreerd in deze voor de gespreksvaardigheid (zie 2.1). Om de doelstellingen te realiseren zijn een aantal inzichten, attitudes en vaardigheden belangrijk, waaronder: -
gericht luisteren (zich richten op wat men wil vernemen); zich richten op wat men begrijpt: zich niet laten afleiden door wat men niet heeft verstaan of begrepen; rekening houden met de talige en niet-talige context (b.v. de omstandigheden, de betrokken personen, wat juist gezegd werd); de voorkennis mobiliseren: eigen voorkennis met betrekkiing tot het doel van een bezoek, het onderwerp van een gesprek, te verwachten aandachtspunten en dergelijke; intonatiepatronen interpreteren (b.v. vraagtoon, gebiedende toon, ongeduld, verwondering, ongeloof); ...
Met het oog op een representatieve variatie van relevante tekstsoorten, maakt men een oordeelkundige keuze uit: 2.3
gesprekken die aanleunen bij situaties in de sfeer van het wegtransport; weerberichten, berichten over de toestand van de wegen of over blokkades, ongevallenmeldingen, boodschappen via de boordradio enz.; courante boodschappen op een automatisch antwoordapparaat; mededelingen, onder andere informatie via luidsprekers of intercom in het station, de luchthaven enz.; ... Leesvaardigheid
De leerlingen lezen en begrijpen diverse specialistische documenten op doelgerichte wijze. Dat houdt in: -
de meest voorkomende documenten identificeren en weten welk soort informatie zij bieden; herkennen of een gegeven tekst relevant is voor de gezochte informatie; de gezochte informatie situeren in de tekst; deze informatie begrijpen; er de gepaste conclusies uit trekken in functie van zijn opdracht.
Zij lezen (de volgende lijst is RICHTINGGEVEND): Geschreven boodschappen in het dagelijks leven Bijvoorbeeld: - borden, wegwijzers, opschriften in de woonomgeving, in warenhuizen, langs de wegen enz., - mededelingen aan het publiek: bezoekuren, uurregelingstabellen van het openbaar vervoer en dergelijke, - instructies in telefooncellen, bij geld- en parkeerautomaten, in hotels met elektronische onthaalsystemen enz., - spijskaarten en aanbiedingen in wegrestaurants en aanhorige winkels, - eventueel, toeristische brochures en publiciteit, advertenties.
7 Teksten voor het beroep Bijvoorbeeld: - opschriften op industrieterreinen en werven, - etikettering op produkten, materialen, gereedschap ..., - diverse (ook in slordig handschrift ingevulde) vervoer- en laaddocumenten, - instructies en richtlijnen in verband met oriëntatie, veiligheid en organisatie, - informatie over produkten, bijbehorende veiligheidsvoorschriften, - eventueel ook montage-, plaatsings- en onderhoudsvoorschriften (met aandacht voor gebruiks- en identificatie-algoritmen), - ... 2.4
Kennis van land en volk
Men zal de aandacht van de leerlingen vestigen op de interculturele aspecten van de communicatie, in het volgende perspectief: -
het bevorderen van een effectievere communicatie met anderstaligen,
-
"het verbreden van de geestelijke horizon en het relativeren van de eigen gebruiken en opvattingen" (G. Westhoff).
Voor deze studierichting kan men deze doelstellingen als volgt vertalen. -
Beschikken over enige globale kennis van de anderstalige gebieden die toelaat toegang te krijgen tot de belevingswereld en de perspectieven van mogelijke gesprekspartners (of correspondenten). Bijvoorbeeld • de staatsvorm, de economische, politieke en toeristische situatie; • opvallende maatschappelijke kenmerken, gewoonten in de dagelijkse omgang, nationale gevoeligheden; • geografische gegevens, gebeurtenissen die de laatste jaren wereldnieuws vormden; • ...
-
Openstaan voor culturele verschillen en bereid zijn de eigen leefsituatie kritisch te beschouwen. Aansluitend hierop gevoelig zijn voor verschillen in cultuuruitingen en voor de vooroordelen die daarmee verband kunnen houden.
-
Weet hebben van gevoeligheden die samenhangen met ideologische/religieuze, sociaal-maatschappelijke en politieke factoren, en ermee rekening houden.
-
Op de hoogte zijn van verschillen in sociale conventies (b.v. omgangsvormen, manieren om zijn instemming te betuigen, iets te aanvaarden of te weigeren) en ze oordeelkundig toepassen of ermee rekening houden.
-
Weten dat sommige uitdrukkingen anders geïnterpreteerd worden al naargelang het land of de regio. Niet-talige communicatievormen (gebaren, gelaatsuitdrukkingen e.d.) correct interpreteren en zelf geen aanleiding geven tot ongewenste interpretaties.
-
Tenslotte, bewust zijn dat de eigen taalbeheersing wel eens (veel) beter kan zijn dan die van de gesprekspartner; ook in dit geval alert zijn om niet misbegrepen te worden.
8 Met "anderstalige gebieden" bedoelt men in eerste instantie de landen en regio's waar de drie doeltalen gesproken worden. Het is echter belangrijk dat de leerlingen de attitude ontwikkelen om STEEDS aandacht te schenken aan culturele verschillen zowel als de vaardigheid om er oordeelkundig en tactvol mee om te gaan. De kennis van land en volk wordt in de mate van het mogelijke geïntegreerd in de taalvaardigheidstraining, bijvoorbeeld door middel van gespreksmodellen die culturele verschillen illustreren zowel als manieren om erop in te spelen. Deze geïntegreerde aanpak biedt het voordeel dat de leerlingen zich leren inleven in de situatie van hun gesprekspartners. De aanwezigheid van leerlingen van verschillende herkomst of nationaliteiten schept bijzondere mogelijkheden om de interculturele component te integreren. Interculturele vaardigheid komt niet alleen te pas in de omgang met buitenlanders, maar ook wanneer men zich moet aanpassen aan verschillende bedrijfsculturen. 3
METHODOLOGISCHE WENKEN
3.1
Organisatie van de lessen
Het is de bedoeling dat de toekomstige vrachtwagenchauffeur, binnen het bestek van 3 u./w., de vreemde talen als een overlevingshulp leert hanteren. In een dergelijk perspectief geldt enkel doelmatigheid, en is taalcorrectheid bijzaak. Interferenties tussen de drie vreemde talen kunnen niet vermeden worden, en dat zal ook zo zijn bij de uitoefening van het beroep. Daarom zal men dit nadeel dienen om te buigen tot een middel om een vlottere verwerking te verzekeren en om de redzaamheid te vergroten. De drie talen worden bij voorkeur onderwezen door dezelfde leraar, zodat de administratieve opsplitsing van de lesuren kan doorbroken worden. Indien dit niet mogelijk is, zal men minstens trachten de lessen Duits en Engels aan eenzelfde leraar toe te wijzen. 3.2
Motivatie
Men moet de motivering van de leerlingen in het oog houden, onder andere door rekening te houden met hun leefwereld, hun leerstijl en mogelijkheden. -
De taallessen moeten in de eerste plaats "doe-lessen" zijn. De leerlingen oefenen al doende bepaalde vaardigheden in en verwerven daardoor de nodige kennis. • Ze krijgen zoveel mogelijk reële taken of opdrachten waarmee ze ook in het beroep of in het privé-leven kunnen te maken krijgen. • Bij gespreksvaardigheid ligt de nadruk op het aanwenden van eenvoudige, formule-achtige uitdrukkingen die nuttig zijn voor de dagelijkse omgang. • Men waardeert het reeds als een prestatie als ze zich op efficiënte wijze kunnen uitdrukken. Hen vaak laten proberen heeft meer leer-effect dan aanhoudend verbeteren. • Theoretische behandeling van de leerstof is te vermijden, tenzij occasioneel, kort en eenvoudig.
-
Er moet voldoende variatie zijn in de lesactiviteiten en in de referentiële syllabus. Beroepsgerichte documenten kunnen bijvoorbeeld afwisselen met zeer korte, eenvoudige leesstukjes waarvan de inhoud als nieuw, boeiend of ontspannend overkomt.
9 -
3.3
Via stages en vakantiejobs (mogelijk ook via ervaringen thuis), krijgen de leerlingen een steeds betere kijk op hun toekomstig beroep. Men tracht rekening te houden met hun constructieve opmerkingen, vragen en mogelijke wensen. Gespreksvaardigheid
Om de gespreksvaardigheid te oefenen zal men meestal gebruik maken van modeldialogen. Belangrijke kenmerken van een goede modeldialoog zijn de duidelijkheid en vanzelfsprekendheid van het scenario en het authentiek taalgebruik. -
Een duidelijk en vanzelfsprekend scenario. Het verhaal moet op evidente wijze aanleunen bij de praktijk. Het mag geen moeilijkheden opleveren om te memoriseren, maar moet integendeel zelf een geheugensteun zijn. Het moet de aangeboden taaluitingen verbinden met een geëigende en goed identificeerbare context, zodat nadien een analoge context het gepaste taalgebruik als het ware automatisch oproept. Modeldialogen zijn best vrij kort, tenzij men ze kan opsplitsen in duidelijk te onderscheiden delen.
-
Authentiek taalgebruik Modeldialogen moeten echte, (zeer) eenvoudige en gebruikelijke spreektaal aanbieden. Het taalmateriaal wordt aangewend in eerste instantie in functie van een efficiënte boodschap en niet van lexicale of grammaticale verruiming. Bijkomende woordenschat die men noodzakelijk acht, wordt best nadien aangeboden en geoefend. Men legt de klemtoon op formule-achtige uitdrukkingen en vermijdt zo mogelijk het gebruik van samengestelde zinnen.
Om een modeldialoog te laten memoriseren moeten de nodige tussenstappen voorzien worden, zonder dat men daarom in tijdverlies vervalt. Dit zijn mogelijke tussenstappen. -
De dialoog voorstructureren en globaal beluisteren.
-
De dialoog nogmaals beluisteren en volgen in de tekst.
-
Eventueel de vertaling aanbieden.
-
De leerlingen zeggen de replieken na met aandacht voor uitspraak, ritme en intonatie.
-
Verwerkingsoefeningen (invul-, combinatie-, vertaaloefeningen, enz.) die de leerlingen moeten vertrouwd maken met de nieuwe uitdrukkingen en met bepaalde vormelijke aspecten van de dialoog (b.v. de woordorde in de zin); deze oefeningen moeten zoveel mogelijk aanleunen bij de geoefende tekst.
-
De dialoog memoriseren; als tussenstap kan men hem laten spelen met behulp van teksten waar de replieken van een personage zijn vervangen door hun vertaling, een beknopte aanduiding of een tekening; de leerlingen kunnen elkaar corrigeren.
-
Transferoefeningen op onderdelen van de dialoog of op de dialoog als geheel, via situationele variaties: deze etappe is belangrijk daar ze de integratie van de nieuwe taalelementen in het semantisch- of lange-termijngeheugen bevordert; het louter memoriseren van de modeldialogen heeft enkel invloed op het kort geheugen.
10 3.4
Luistervaardigheid
Indien men een tekst laat beluisteren en daarna vragen stelt over de inhoud, controleert men de leerlingen hooguit op tekstbegrip. Men moet zich bewust zijn dat een dergelijke activiteit er weinig toe bijdraagt om de luistervaardigheid te ontwikkelen. Taalvaardigheid ontwikkelen impliceert dat men niet alleen bouwt aan de parate kennis (woorden en structuren), maar ook aan attitudes en de beheersing van strategieën. In de realiteit moet men zelden een boodschap totaal onvoorbereid verwerken. De betekenis dringt tot ons door in een context van omstandigheden, aansluitende verwachtingen en opgeroepen voorkennis. Bijvoorbeeld Ik sta in een station, mijn trein heeft blijkbaar vertraging (omstandigheden). Via het omroepsysteem zal wellicht worden meegedeeld hoeveel die vertraging beloopt; de boodschap zal in de omringende drukte slecht verstaanbaar zijn (verwachtingen). Men zal eerst de herkomst, dan de bestemming van de trein vermelden; de melding van de vertraging zal ingeleid worden door het woord "retard" (voorkennis). Aldus kan ik mij concentreren op het omroepen van twee namen (b.v. Bruxelles-Mons), daarna op de klanken (r)e(t)a(rd) die de verwachte duurmelding inleiden. Een luisteroefening kan dus uit de volgende tussenstappen bestaan. -
Aanbieden van de context: de betrokken personen, de omgeving, feiten of gebeurtenissen die aanleiding geven tot de boodschap enz.
-
Luisterverwachtingen formuleren: wie zal wat zeggen of vragen? in welke volgorde? - wijzen op de systematiek of "topics" in een aantal type-boodschappen (telefoneren, een afspraak maken, afrekenen enz.) - eventueel de verwachte vragen/uitspraken en hun volgorde schriftelijk vastleggen (in de moedertaal).
-
Gekende woorden en uitdrukkingen activeren; ongekende woorden en uitdrukkingen aanbieden en verwerken in de mate dat zij essentieel zijn voor de boodschap.
-
De boodschap in haar geheel (of opgesplitst in zinvolle onderdelen) beluisteren, met aandacht voor de overeenkomsten/afwijkingen met de luisterverwachtingen.
De lesactiviteiten kunnen verder verlopen in een gespreksoefening. Ze kunnen echter ook gepland worden als losstaande activiteit. Gesproken taal onderscheidt zich doorgaans van de schrijftaal door een grotere redundantie of overtolligheid: herhalingen, zelfcorrecties, uitweidingen, dubbelzeggingen, aarzelingen, stopwoorden. Dit verschijnsel heeft als gevolg dat de informatiedichtheid niet te groot wordt en dat de luisteraar extra tijd heeft om de informatie te verwerken. Bij het opnemen van gesprekken op (video)cassette houden de materiaalontwikkelaars best rekening met deze redundantie. Indien de leraar zelf de tekst expressief voorleest in de klas, mag hij ook best iets herhalen of parafraseren. 3.5
Leesvaardigheid
Veel van wat hierboven gezegd werd over de luistervaardigheid geldt ook voor de leesvaardigheid. Men moet de leerlingen alleszins doen afstappen van lineaire lectuur, maar ze gericht leren lezen. Ze moeten zich met andere woorden leren richten op wat ze willen vernemen. Ook moet men ze leren rekening houden met de lay-out, de context en begeleidende afbeeldingen.
11 Hier volgen mogelijke tussenstappen bij een leesoefening. -
De context aanbieden waarin de geschreven boodschap voorkomt of dient ontcijferd te worden. Bijvoorbeeld • Tijdens je vakantie in Wallonië heb je geld nodig. Dit zijn de meldingen op het scherm van de geldautomaat. • Dit zijn opschriften in een warenhuis. Je zoekt... Men kan ook de leerlingen zelf laten zoeken naar de context. Bijvoorbeeld • Waar hoort dit opschrift of deze melding thuis? • Naar welke aanleiding denk je dat deze folder werd toegestuurd?
-
Leesverwachtingen formuleren: • Welke informatie heb je nodig? Waar kan je ze vinden? In welke volgorde zou jij ze formuleren? • Wijzen op de systematiek of "topics" in teksten als installatievoorschriften en dergelijke. • De leerlingen zelf, in het Nederlands, een begeleidende tekst laten schrijven bij foto's of prijslijsten.
-
Gekende woorden en uitdrukkingen activeren; ongekende woorden en uitdrukkingen aanbieden en verwerken in de mate dat zij belangrijk zijn.
-
De tekst lezen, met aandacht voor de overeenkomsten/afwijkingen met de leesverwachtingen.
-
Iets opzoeken in een woordenlijst of een eenvoudig vertaalwoordenboek; om niet in lineaire lectuur te vervallen leert men de leerlingen dit slechts te doen als het strict noodzakelijk is.
-
Eventueel de vertaling aanbieden.
4
EVALUATIE
4.1
Evalueren zoals men heeft geoefend
Bij het evalueren van de communicatieve vaardigheden dienen de geoefende vaardigheidsdomeinen (lezen, luisteren en spreken) aan de orde te komen. Bij de cijferverdeling houdt men rekening met de onderlinge belangrijkheid van deze vaardigheden zowel als met de aandacht die er tijdens de voorbije periode aan besteed werd. Aanvaardbare verhoudingen zijn bijvoorbeeld: • • •
gespreksvaardigheid: luistervaardigheid: leesvaardigheid:
tussen 55 en 65 %; tussen 15 en 25 %; tussen 20 en 30 %;
Men evalueert uiteraard met geëigende middelen. 4.1.1
SPREEKVAARDIGHEID
De gespreksproef gebeurt mondeling. Daarbij moeten de leerlingen bewijzen dat zij de geleerde taal ook kunnen hanteren in situaties die op sommige punten verschillen van de referentiële situatie. Men kan evalueren door middel van "cue-cards" of "rollenkaarten". De leerlingen krijgen een "rollenkaart" met een zo concreet mogelijke duiding van de gesprekssituatie en zo nodig ook met een aantal nuttige woorden en uitdrukkingen. Na een korte voorbereidingstijd voeren ze de dialoog twee aan twee of met de leraar.
12 Positieve evaluatie is belangrijk. De score wordt niet bepaald door een optelsom van de gemaakte fouten. De norm draait rond de vaststelling of de communicatie doelmatig verloopt. Zonder daarom slordigheid te willen belonen, wordt uitdrukkelijk gesteld dat taalcorrectheid van secundair belang is in deze studierichting. 4.1.2
LUISTER- EN LEESVAARDIGHEID
Bij luister- en leestoetsen biedt men zo nodig de context aan evenals ongekende woorden en uitdrukkingen die essentieel zijn om de boodschap te begrijpen. Om de leesvaardigheid te toetsen laat men de leerlingen de nodige tijd om de gevraagde informatie rustig op te zoeken in de aangeboden documenten. Men zal het liefst opteren voor een evaluatie van deze vaardigheden in de moedertaal. Het feit dat een leerling de gepaste onderdelen kopieert, geeft immers geen garantie dat hij ze ook correct begrijpt. Voor een valide evaluatie van de receptieve vaardigheden zouden de leerlingen idealiter geen enkele hinder of beperking mogen ondervinden om hun inzicht te bewijzen. 4.1.3
SCHRIJFVAARDIGHEID
De evaluatie van de schrijfvaardigheid is niet relevant in deze studierichting. 4.1.4
GEBRUIK VAN HULPMIDDELEN
Een realistische toetsing van de leesvaardigheid (b.v. door nieuwe authentieke documenten te lezen) impliceert dat men de leerlingen laat gebruik maken van de normaal beschikbare hulpmiddelen (woordenboeken, woordenlijsten) en de diverse toetsonderdelen laat verlopen binnen redelijke, vooraf bepaalde tijdslimieten. 4.2
Gespreide evaluatie
Evaluatie betekent meer dan alleen maar cijfers op een rapport. Ze is een belangrijk onderdeel van het leerproces. Ze laat toe na te gaan of en in welke mate de doelstellingen werden bereikt en wat nog moet geremedieerd worden. Voor de leerlingen betekent ze hoofdzakelijk waardering van de gepresteerde inspanningen: ze is een belangrijke motiverende factor. Gespreide evaluatie is hier dus volledig op haar plaats. De evaluatie kan direct aansluiten bij sommige lesactiviteiten, echter liefst in afspraak met de leerlingen: een voortdurende druk is immers niet bevorderlijk voor optimale oefenresultaten. Wat het toetsen van de gespreksvaardigheid betreft, kunnen de verschillende leerlingen in de loop van het trimester voldoende aan bod komen om een gefundeerde evaluatie mogelijk te maken. Gespreide evaluatie kan probleemloos gecombineerd worden met evaluatie binnen de traditionele examenperiodes en met de geïntegreerde proef. De traditionele examenbeurten kunnen onder andere de gelegenheid bieden om belangrijke leerstof te herhalen en om de leerplandoelstellingen aan bod te laten komen die in de loop van het trimester niet of onvoldoende konden geëvalueerd worden. Het is echter logisch dat, op het einde van de opleiding, de op dat ogenblik bereikte taalvaardigheid in belangrijke mate de totale score bepaalt. De geïntegreerde proef biedt daarvoor een uitstekend evaluatiekader.
13 5
BIBLIOGRAFIE
Momenteel patroneert het Sociaal Fonds voor het Vervoer een werkgroep van leraren vreemde talen van de inrichtende scholen uit de drie onderwijsnetten. Deze groep produceert het benodigde lesmateriaal op basis van het leerplan voor het 1ste en 2de leerjaar van de 3de graad (Licapnummer D/1990/0279/041). Men kan de meest gangbare documenten uit het transport, in de verschillende talen, bekomen bij het Sociaal Fonds voor het Vervoer, Jetse steenweg 603, Bus 3, 1090 Brussel, tel. (02)424 30 80 (de Heer W. ADRIAENS, Verantwoordelijke Beroepsopleiding). De leerlingen worden vertrouwd met het gebruik van taal- en reisgidsen, en met gespecialiseerde woordenlijsten. Taal- en reisgidsen zijn er van diverse uitgeverijen: Cosmos, Berlitz, American-express ... De Cosmos-taalgidsen horen tot de meest uitgebreide. Men vindt ze in de boekhandels. Wat het specifieke lexicon betreft, wordt in eerste instantie verwezen naar de twee volgende zestalige woordenlijsten: CIANCIO, Glossaire, nouvelles techniques de transport. CEE, 1977 (900 blz.). LOGIE, Glossary of Transport. Elsevier scientific publishing company, 1980 (296 p). Meer beperkte lijsten worden gebruikt onder meer in het kader van VDAB-beroepsopleidingen. Ze zijn bedoeld voor intern gebruik, en worden derhalve niet gepubliceerd. Men kan ze niettemin bekomen door contact op te nemen met de VDAB- beroepsopleidingscentra te - Beveren-Waas, Vrasenestraat 19, tel. (03)775 86 71, - Leopoldsburg, Kopslaan 13, tel. (011)34 12 58, - Wevelgem, Vlamingstraat 10, tel. (056)40 04 32. Ook de Federatie van Belgische Transporteurs FEBETRA/BIB. (Havenlaan, 49 c, 1210 Brussel, tel. (02)425 68 00) stelde een beperkt lexicon samen voor eigen inwendig gebruik : -
Lexicon terminologie in verband met transport (N-F) - Lexique du jargon du transport (F-N).
Andere nuttige werken worden in deze bibliografie vermeld onder specifieke hoofdingen. 5.1
Inventariseren van taalbehoeften
BALDEGGER, M., u.a., Kontaktschwelle Deutsch als Fremdsprache. Langenscheidt, 1981. COSTE, D., COURTILLON, J., et al. Un niveau-seuil. Conseil de l'Europe, Hatier, 1976. COUMOU, W., MICHORIUS, J., et al., Over de drempel naar sociale redzaamheid. Omschrijving van een drempelniveauen een niveau sociale redzaamheid ten behoeve van het onderwijs van het Nederlands als tweede taal aan volwassen buitenlanders. Utrecht, Nederlands Centrum Buitenlanders, 1987. PORCHER, L., Interrogation sur les besoins langagiers en contextes scolaires. Strasbourg, Conseil de l'Europe, 1985. RICHTERICH, R., CHANCEREL, J.C., L'identification des besoins des adultes apprenant une langue étrangère. Paris, Hatier, 1977.
14 VAN EK, J.A., The Threshold Level for Modern Languages in Schools. Groningen, Wolters-Noordhoff, Longman, 1976. VAN EK, J.A., ALEXANDER, L.G., FITZPATRICK, M.A., Waystage English. Oxford, Pergamon Press, 1977. WYNANTS, A., Drempelniveau. Nederlands als vreemde taal. Strasbourg, Conseil de l'Europe, 1985. 5.2
Woordenboeken, afkortingen, normalisatie
5.2.1
ALGEMENE WOORDENBOEKEN
DUITS COX, H.L. e.a., Van Dale groot woordenboek Duits-Nederlands, Nederlands-Duits. 2 vol. Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1986. STOKS, F.C.M., e.a., Van Dale Handwoordenboek Duits-Nederlands, Nederlands-Duits. 2 vol. Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1989. VAN GELDEREN, Wolters' sterwoordenboek Nederlands-Duits, Duits-Nederlands. 2 vol. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1984. ENGELS MARTIN, W., TOPS, G.A.J., Van Dale Groot Woordenboek Nederlands-Engels, Engels-Nederlands. 2 vol. Utrecht/antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1986. HANNAY, D.M., et al., Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels, Engels-Nederlands. 2 vol. Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie. TEN BRUGGENCATE, DE BOER, H., DE BOOD, E.G., Wolters' sterwoordenboek Nederlands-Engels, Engels-Nederlands. 2 vol. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1984. FRANS AL, B.P.F., et al., Van Dale groot woordenboek Frans- Nederlands, Nederlands-Frans. 2 vol. Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1983-1985. BOGAARDS, P., et al., Van Dale Handwoordenboek Frans- Nederlands, Nederlands-Frans. 2 vol. Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie. HERCKENRATH, C., DORY, A., Wolters' sterwoordenboek Nederlands-Frans, Frans-Nederlands. 2 vol. Groningen, Wolters-Noordhoff. 5.2.2
GESPECIALISEERDE WOORDENBOEKEN
MACKIN, R. (ed), A Subject Analysis of The Advanced Learner's Dictionary of Current English, vol.4: Industry, Technology, Commerce, Transport, Power, Building. London, Oxford University Press, 1973. (interessante woordenlijst, thematische verzameling zonder vertaling). Nelson Technical Dictionary. London, Nelson.
15 ODEKERKEN, J.M.H., VAN DELLEN, N., Elementary Business Vocabulary. ters-Noordhoff, 1988.
Groningen, Wol-
SCHUURMANS STEKHOVEN, G., Kluwer's Universeel Technisch woordenboek Nederlands-Frans, Frans-Nederlands. 2 vol. Deventer/Antwerpen, Kluwer, 1975. SCHUURMANS STEKHOVEN, G., Kluwer's Universeel Technisch woordenboek Nederlands-Engels, Engels-Nederlands. 2 vol. Deventer/Antwerpen, Kluwer, 1977. SERVOTTE, J.V., Dictionnaire commercial : Français - Nederlands - English - Deutch. Bruxelles, Erasme, 1987/7. Wolters' Beeld-woordenboek Frans en Nederlands, Engels en Nederlands, Duits en Nederlands, samengesteld in samenwerking met de woordenboekenredactie van Duden. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1990/5. 5.2.3
AFKORTINGEN
CALVET, L.-J., Les sigles. Paris, PUF. (Coll. Que sais-je?), 1980. CLIJSTERS, W., Toujours plus court, toujours plus cryptique : le fléau de l'abrègement, in Romaneske, 13e jg. nr. 1, 1988, blz. 26-42. 5.2.4
NORMALISATIE
Een aantal nationale en internationale instellingen publiceren normen in verband met technieken, maar ook in verband met communicatie en informatie : BIN, Belgisch Instituut voor Normalisatie - Institut belge de normalisation (IBN). Brabançonnelaan, 29, 1040 Brussel. Tel.: (02)734 92 05. CEN, Comité européen de normalisation. Stassartstraat 36, 1040 Brussel (adres vanaf oktober 1990). Tel.: (02)519 68 11. ISO, International Organization for Standardization. 1, rue de Varembe, (CH) 1211 Genève. Men kan bij het BIN catalogi bekomen van de eigen publikaties en van deze van ISO. De bibliotheek van het BIN is gelegen op het bovenvermelde adres, en kan bezocht worden alle werkdagen tussen 9 en 16 u. (vragen naar de ISO-catalogus, o.m. rubriek 'automobiel'). Voorbeelden van nuttige publikaties: NBN X 04-001 (1986), Nederlandse woordenlijst voor bedrijf en techniek, met taalkundige aanwijzingen. NBN X 04-002 (1989), Terminologie française. Mises en garde et listes lexicales pour la technique et le commerce.
16 5.3
Leerboeken en lerarendocumentatie
5.3.1
DOCUMENTATIE OVER TRANSPORT EN BUITENLANDSE HANDEL
Vademecum van de exporteurs - Vademecum de l'exportateur. Brussel, BDBH, Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel, 1988. Em. Jacqmainlaan 162, 1000 Brussel. Tel.: (02)219 44 50. VANDENBERGEN, E., Het CMR-verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg. Instituut voor Wegtransport, Archimedesstraat 5, 1040 Brussel. 5.3.2
LESMATERIAAL
Er is ons geen leerboek bekend dat het voorgestelde programma verwerkt. Enig creatief (eventueel plaken knipwerk lijkt dus onontkomelijk). DUITS Alles Gute. (Fernsehkurs). Langenscheidt. (te bestellen via Inter Nationes, Bonn). BEILE, W., BEILE, A., Deutsch einfach. (met cassettes). Bonn, Inter Nationes, 1987. BUHLMANN, R., FEAMS, A., Handbuch des Fachsprachenunterrichts. Berlin, Langenscheidt, 1987 (FTP). HAUBLEIN, G., SCHERLING, T., HAUSLER, G., Telefonieren, Schriftliche Mitteilungen. Programm zur Erweiterung der Ausdruckfähigkeit im Deutschen. Lehr- und Arbeitsbuch. Berlin, München, Wien, Zürich, Langenscheidt, 1986/5.
Ein
HEWETTD, Drucksache. Echt Deutsch. Authentic reading material in German. Leeds, J.Arnold. MEERS, T., VAN DER WEEëN, Fix und fertig. Ein Minimalkurs. DBN, Pelckmans, Kapellen, 1989. STEVENINK, A.J., WÜRSTEN, W.F., Fertig, los...!, Deutsch für Fachoberschulen. Zutphen, Thieme, 1984. SUBIK, B., KURDYNOVSKI, H., Deutsch im Alltag. Ismaning, Hueber Verlag, 1988. VOOGT, J.W., HAENEN, J.A. Aufzug. Een methode Duits voor het voortgezet onderwijs. Den Bosch, Malmberg, 1986. ENGELS ALEXANDER, D., DE BUJAC, S., Hold the line please. Méthode bilingue de l'Anglais au téléphone. Hempstead, Prentice Hall International. AXBEY, S., Journeys: On Course; Arrival. London, Longman, 1984. BRUCE, K., Telephoning. London, Longman.
17 Cambridge Skills for fluency. Cambridge, Cambridge University Press: • Listening 1 • Speaking 1 • Reading 1 (alleen de 'elementary' deeltjes zijn hier opgenomen; de deeltjes over 'writing' zijn voor de vrachtwagenchauffeurs niet relevant). CRIPWELL, K., On the Line (telefoonoefeningen). London, Oxford University Press, 1981. DE FREITAS, J.F., Survival English. Practice in everyday communication. London, Macmillan, 1978. DUENSER, H., GARDERER, H., THOMKE, H., Talking Shop 1. Englisch fuer die Lehrberufe Gross- und Einzelhandelskaufmann. Wien, Oesterreichischer Gewerbeverlag, 1987. EASTWOOD, J., English for Travel. London, Oxford University Press, 1980. FRYATT, N., Car Talk (a non-fiction reader). Hempstead, Prentice Hall International. HADFIELD, J., Elementary Communication Games. London, Nelson. KERR, J.Y.K., Photo Cue Cards. London, Nelson. (zes pakken foto's op groot speelkaartformaat, met handleiding voor communicatief gebruik). Longman Skills Series. London, Longman: • Tuning in (listening) • First impressions (reading) • Plenty to say (speaking) (alleen de 'elementary' deeltjes zijn hier opgenomen; de deeltjes over 'writing' zijn voor de vrachtwagenchauffeurs niet relevant). MULLOY, M., Cassell's Elementary Short Course. Cassell, 1988. NATEROP, B.J., REVELL, R., Telephoning in English. Cambridge, Cambridge University Press. MEREDITH-PARRY, J., WELLER, L., Getting Through. London, Cassell (activities for short courses). Nelson Skills Programme. London, Nelson: • Say the word (speaking) • Making Sense (listening) • At first sight (reading) (alleen de 'elementary' deeltjes zijn hier opgenomen; de deeltjes over 'writing' zijn voor de vrachtwagenchauffeurs niet relevant). PALSTRA, R., Telephone English. Hempstead, Prentice Hall International. PEARCE, M.R., English Sign Language. London, Harrap, 1977. (foto's van taal op borden en opschriften langs de straat) Penguins Skills Series (Harmondsworth: Penguin): • Elementary Speaking Skills • Elementary Listening Skills • Elementary Reading Skills (alleen de 'elementary' deeltjes zijn hier opgenomen; de deeltjes over 'writing' zijn voor de vrachtwagenchauffeurs niet relevant).
18 ST. CLAIR STOKES, J., Elementary Task Listening. Cambridge, Cambridge University Press. ROBINSON, C., ROWEKAMP, J., Speaking Up at Work. New York. Oxford University Press, 1985. (Oefeningen in omgang met chef, mede-arbeiders, enz. voor EFL). TOM, A., McKAY, H., The Card Book. New York, Prentice Hall Regents (Alemany Press). (visueel materiaal: 243 kaarten). WEBBER, M., SEATH, J., Elementary technical English, 1 and 2. London, Nelson. WELLS, S., Working English. Technical and general English for beginners. London, Heinemann, 1985. WILBERG, P., LEWIS, M., Business English. An individualised learning programme. Hove, Language Teaching Publications, 1990. (interessante modellen voor notitie nemen van vakwoordenschat). WRIGHT, A., 1000 Pictures for teachers to copy. London, Collins. WRIGHT, A., Pictures for Language Learning. Cambridge, Cambridge University Press, 1989. FRANS CHAMBERLAIN, A., STEELE, R., Guide pratique de la communication. 100 actes de communication - 56 dialogues. Paris, Didier, 1985. CICUREL, F., PEDOYA, E., PORQUIER, R., Communiquer en français. Actes de parole et pratiques de conversation. Paris, Hatier, 1987. COURTILLON, J., DE SALINS, G.-D., Libre échange. Paris, Didier, 1990. DOMINIQUE, P., GIRARDET, J., et al., Le nouveau Sans frontières. Méthode de français (t. 2). Paris, Clé international, 1989. (onder meer korte strips met bruikbare dialogen ; de dialogen rond gedragsspecificaties van de oorspronkelijke Sans frontières - zie VERDELHAN-BOURGADE, M., et al. - zijn jammer genoeg niet meer opgenomen). Ecoute, écoute... Compréhension orale en français langue étrangère. 77. Nancy, CRAPEL, 1986. FIUSA, KEHL, WEISS, F., En effeuillant la marguerite. Exercices d'entraînement à la compréhension et à l'expression orale. Paris, Langenscheidt-Hachette, 1979. LAIK, P., CEUZIN, P., MONNERIE, A., Bienvenue en France. 2 vol. Paris, Didier/Hatier, 1990. MALANDAIN, J.-L., 60 voix... 60 exercices. Paris, Hachette. OTMAN, G., La rue est à nous. Paris, Hatier/Crédif. (Communicatie uitgaande van handwijzers, uithangborden, enz.). PEARCE, M.R., ELLIS, D.L., French Sign Language. London, Harrap, 1975. (foto's van taal op borden en opschriften langs de straat). ROLAND, Skidiz. Paris, Hachette. (inventaris van familiair Frans (inclusief argotismen), ten behoeve van buitenlanders).
19 VERDELHAN-BOURGADE, M., VERDELHAN, M., DOMINIQUE, P., et al., Sans frontières (t. 2). Paris, Clé international, 1983. (talrijke dialogen rond gedragsspecificaties, algemene omgangstaal zie ook DOMINIQUE, P., et al., Le nouveau Sans frontières). VIGNER, G., Savoir-vivre en France, Paris, Hachette. (begroeten, telefoneren, zich voorstellen...). VERMEULEN-SMIT, A., WIJGH, I., DE HONDT, H., Ça va ? Utrecht, Stichting Teleac, 1986. 5.4
Lestechnieken
CANDLIN, C.N., The Communicative Teaching of English. Principles and an exercise typology. London, Longman, 1981. Center for Applied Linguistics, From Classroom to Workplace. New York, Prentice Hall Regents. (suggesties voor taalleraars in beroepsklassen). GAIRNS, R., REDMAN, S., Working with Words. A guide to teaching and learning vocabulary. Cambridge, Cambridge University Press, 1986. GOETHALS, M., Groeien naar autonomie. Voorbeelden van gestructureerde drama-activiteiten, in Werkmap voor Taalonderwijs (Leuven, Acco), nr. 46, zomer 1987, blz. 95-102. KLIPPEL, L., Keep Talking. Communicative Fluency Activities for Language Teaching. Cambridge, Cambridge University Press, 1984. MALEY, A., DUFF, A., Drama Techniques in Language Learning. A resource book of communicative activities for language teachers. Cambridge, Cambridge University Press, 1982 (new edition). NELSON, G., WINTERS, T., ESL Operations. Techniques for Learning while Doing. Rowley, Newbury House, 1980. NEUNER, G., KRUGER, M., GREWER, U., Übungstypologie zum kommunikativen Deutschunterricht. Berlin, Langenscheidt, 1985. RINVOLUCRI, M., Grammar Games, Cognitive, affective and drama activities for EFL students. Cambridge, Cambridge University Press, 1984. SHEILS, J., Communication in the modern languages classroom. Strasbourg, Council for Cultural Co-operation, 1988. (talrijke uitgewerkte lesvoorbeelden in verschillende talen). UR, P., Teaching Listening Comprehension. Cambridge, Cambridge university press, 1984. UR, P., Grammar Practice Activities, a practical guide for teachers. Cambridge, Cambridge University Press, 1988. 5.5
Nuttige adressen
DUITS Inter Nationes, Postfach 200749, D-5300 Bonn. (audiovisueel materiaal, gratis te bekomen). Goethe-Institut, Belliardstraat 58, 1040 Brussel.
20 Fachberaterin : Frau Dietgard ERB, DIKRI, UIA, Universiteitsplein, 2610 Antwerpen-Wilrijk. Tel.: (03)820 29 71, privé: (03)219 66 31. ENGELS The British Council, Brittannia House, Jozef II-straat 30, 1040 Brussel. Tel.: (02)223 06 95. BTA (British Tourist Authority): Britse Dienst voor Toerisme, Bergstraat 52, 1000 Brussel. Tel.: (02)646 35 10. FRANS BELC, Bureau pour l'enseignement de la langue et de la civilisation française. 9, rue Lhomond, Paris Ve. Tél.: 707 42 73. Bureau pédagogique de l'Ambassade de France. Recolettenlei 3, 9000 Gent. Tel.: (091)25 25 29. Centre d'Animation en Langues asbl (J.P. GAILLIEZ), 2, chaussée Paul Houtart, 7110 - La Louvière (Houdeng-Goegnies). Tél.: (064)26 20 45. Centre national de documentation pédagogique. Rue d'Ulm 29, 75005 Paris. Centre régional de documentation pédagogique. Rue Jean Bart 3, 59046 Lille. Commissariat au tourisme. 8, av. de l'Opéra, Paris 2e. Didactische films, audiovisuele middelen en bijschoolse activiteiten. Handelskaai 7, 1000 Brussel. Tel.: (02)217 41 90. Médiathèque de la Communauté Française de Belgique, asbl. • 18, place E. Flagey, 1050 Bruxelles. Tél.:(02)640 38 15. • 17, place du XX-août, 4000 Liège. Tél.: (041)23 36 67 Représentation du tourisme français en Belgique. Avenue de la Toison d'or 21, 1060 Bruxelles. SNCF, Service des relations publiques. 88, rue Saint- Lazare, 75009 Paris.
INHOUD
PV + TV
1
Bijzonder transport BSO 3de leerjaar van de 3de graad
ALGEMENE VISIE OP DE SPECIALISATIEJAREN IN DE STRUCTUUR SECUNDAIR ONDERWIJS 1989 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
2
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
3
ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
4
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
5
TOEKOMSTMOGELIJKHEDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
6
TAXONOMIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
7
RELATIE MET DE GEINTEGREERDE PROEF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
8
LEERINHOUDEN, LEERPLANDOELSTELLINGEN EN METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
PV PV
Praktijk/Stages Autorijtechnieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stages Autorijtechnieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9 9
TV
Autorijtechnieken/Autotechniek/Toegepaste economie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beroepseconomie
15
TV
Autorijtechnieken/Autotechniek/Toegepaste economie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzekeringen
30
Complementair gedeelte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
34
9
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
4 1
ALGEMENE VISIE OP DE SPECIALISATIEJAREN IN DE STRUCTUUR SECUNDAIR ONDERWIJS 1989
1.1
Inleiding
Tijdens het schooljaar 1994-1995 bereikte de eenheidsstructuur het 2de leerjaar van de 3de graad. De studierichtingen BSO kregen in de 3de graad een geactualiseerde of een vernieuwde inhoud. Vanzelfsprekend hebben inhoudelijke aanpassingen aan de 3de graad gevolgen voor de op de 3de graad aansluitende specialisatiejaren. In de sectoriële commissies van de VLOR werd nagegaan in welke mate het aanbod van specialisatiejaren moest worden aangepast, rekening houdend met de hieronder vermelde en op het BSO gefocuste visietekst. Dat resulteerde in een reeks adviezen voor schrapping, naamwijziging, actualisering en toevoeging van 3de leerjaren van de 3de graad. 1.2
Het concept van 3de leerjaren van de 3de graad BSO
1.2.1
SPECIALISATIEJAREN BSO
Specialisatiejaren BSO zijn een verdieping van een bepaald onderdeel van de leerstof van de 3de graad. Zij hebben een rechtstreekse koppeling naar tewerkstelling in bedrijven of instellingen. Zij bouwen zoals de specialisatiejaren TSO voort op de kennis die de leerlingen verworven hebben in de 3de graad. De specialisatiejaren kunnen wel vrij eng of vrij breed zijn. (We passen de definitie van specialisatiejaren TSO dus ook toe op specialisatiejaren BSO.) De link naar tewerkstelling heeft belangrijke kwalitatieve consequenties. Die hogere kwaliteitseisen passen trouwens in een maatschappelijke tendens om in algemene zin hogere opleidingsvereisten te stellen. De 3de leerjaren van de 3de graad kunnen in een aantal sectoren een middel zijn om daaraan tegemoet te komen. Door het volgen van een 3de leerjaar van de 3de graad (en de erin opgenomen stages of andersoortige aanwezigheid in bedrijven) hebben de afgestudeerden een grotere kans op tewerkstelling of krijgen zij grotere troeven op de arbeidsmarkt. Specialisatie is een rekbaar begrip. De specificiteit zal gedeeltelijk afhankelijk zijn van de betreffende (deel-)sector. De kwalitatieve invulling van 3de leerjaren van de 3de graad moet geregeld door de sectorcommissies worden geëvalueerd. De hoge kwaliteitseisen vragen op hun beurt adequate uitrusting en goed voorbereide lesgevers. Men moet hieruit afleiden dat de specialisatiejaren niet voorbereiden op het hoger onderwijs. Ze hebben dus als doelpubliek "finalisten van het secundair onderwijs". Dit belet niet dat een leerling toch de smaak voor het hoger onderwijs in zo'n jaar zou te pakken krijgen. Een belangrijke doelstelling, zo niet de belangrijkste, is in ieder geval jonge mensen een betere instap in de tewerkstellingswereld verzekeren. Negatief kunnen we het zo stellen: de specialisatiejaren kunnen geen heroriënteringsfunctie hebben. Dit laatste veronderstelt immers dat de leerlingen in dit leerjaar met een ander beroepsprofiel zouden kennis maken. Deze leerjaren kunnen ook geen actualiseringsfunctie hebben in opgedane kennis. Het zou ongerijmd zijn verouderde technieken te gebruiken in de 2de en de 3de graad om in het 3de leerjaar van de 3de graad dan alle nieuwe technologieën aan te leren. Zowel de heroriëntering als de actualisering horen normalerwijze thuis in het gewone deeltijds volwassenenonderwijs of onderwijs voor sociale promotie. Specialisatiejaren kunnen tenslotte ook geen vervolmakingsfunctie vervullen. Hierdoor zouden we erkennen dat de eigenlijke studieduur van het secundair onderwijs zeven leerjaren omvat. Dit mag nooit de bedoeling zijn. De vormingscyclus moet "afgerond" zijn op het einde van het 2de leerjaar van de 3de graad.
5 De specialisatiejaren BSO hebben echter ook nog een andere functie. Deze leerjaren leiden ook tot het diploma van secundair onderwijs. Men zou in een bepaalde visie kunnen zeggen dat de studieduur in het BSO zeven leerjaren bedraagt. Hierbij zou dan kunnen aansluiten dat de 3de leerjaren van de 3de graad in het BSO pure vervolmakingsjaren zijn of de gewone afronding van een vormingscyclus. In die visie zou de eis van de regelgever daarbij heel zinvol zijn: de jongeren moeten een bepaald aantal uren algemene vakken horend tot de basisvorming volgen, willen ze een diploma behalen. Er bestaat tenslotte een vrij algemene consensus vandaag om inderdaad de leerlingen aan te moedigen dit 3de leerjaar te volgen. Het gevaar is immers niet denkbeeldig dat het precies de BSO-jongeren zijn die morgen als eerste moeten aanschuiven bij allerlei vormingsinstanties om zich bij of om te scholen. Toch wordt tot op vandaag ook in het BSO het 2de leerjaar van de 3de graad algemeen erkend als een eindjaar. Zo wordt de geïntegreerde proef ook in dit leerjaar georganiseerd. De regelgever heeft ook gesteld dat in 3de leerjaren van de 3de graad BSO die ingericht worden als specialisatiejaren het diploma kan worden uitgereikt. Er is dus geen echte reden voorhanden om te stellen dat deze specialisatiejaren anders zouden zijn dan de andere specialisatiejaren. Het begrip specialisatie moet eenduidig blijven. In deze zin kan het hierboven beschreven concept ook op de specialisatiejaren BSO zonder meer verder toegepast worden. Dit sluit niet uit dat de specifieke vorming die men bijkomend verwerft, samen met het diploma, in uitzonderlijke gevallen als een voorwaarde tot de uitoefening van een bepaald beroep zou gesteld worden. Ons land investeert veel in onderwijs. De inspanningen die men in het begin van de jaren '80 geleverd heeft om de leerlingen van het TSO en het BSO via derde graden tot een diploma te brengen, kunnen nooit genoeg geprezen worden. Vroeger bestonden er immers veel studierichtingen enkel op lager secundair niveau, namelijk de A3- en A4-opleidingen. Specialisatiejaren TSO en BSO vinden hun bestaansrecht in de verhoogde kansen op tewerkstelling. De 3de leerjaren van de 3de graad BSO krijgen via de mogelijkheid tot diplomering een heel belangrijke toegevoegde waarde. De gemeenschap investeert in een doelgroep die in onze maatschappij zeker niet tot de meest weerbaren behoort. Vanzelfsprekend kan de gemeenschap een kader opleggen waardoor er op een verantwoorde wijze met deze 3de leerjaren van de 3de graad omgesprongen wordt. 1.2.2
SAMENWERKING MET DE SOCIALE PARTNERS
Uit de omschrijving van de specialisatiejaren TSO en BSO hierboven is zo af te leiden dat de opleiding realiteitsnabij hoort te zijn, dat de opbouw van een nieuw specialisatiejaar in nauw overleg dient te gebeuren met de sociale partners. Er valt in dit verband een behartenswaardige tendens waar te nemen om de betrokkenheid van onderwijsverstrekkers, overheid en sociale partners vast te leggen in een convenant. In ieder geval moet het mogelijk zijn met de sociale partners tot hechte samenwerkingsverbanden te komen, moeten meer projectmatige co-financieringsprojecten gerealiseerd kunnen worden. De samenwerking met de sociale partners heeft voor de specialisatiejaren belangrijke gevolgen: - de klemtoon komt veel meer dan vroeger te liggen op "specialisatie". Dit zal enerzijds de kwaliteit van deze 3de leerjaren van de 3de graad opvoeren; - de klemtoon ligt ook uitdrukkelijk op de tewerkstelling. Dit wil zeggen dat deze zevende leerjaren realiteitsnabij moeten uitgewerkt worden in samenwerking met bedrijven en instellingen. Deze samenwerking mag zich niet beperken tot de technische, praktische of kunstvakken, maar ook de algemene vakken moeten meer dan vroeger ook in dit teken staan. - op basis van de band met tewerkstelling en het realiteitsnabij leren zal reëel contact met bedrijven en instellingen in de regel meer dan wenselijk zijn. Dit kan zich onder meer vertalen in kort- en langlopende stages. Er kan worden overwogen voor bepaalde jaren formules van alternerend leren te bekijken, van opleidingen in duale vorm. Dat vereist dan wel een uitstekende begeleiding, ook op pedagogisch-didactisch vlak, op de werkvloer. - tot op heden werd de idee van een spreiding in de tijd van specialisatiejaren nog niet gerealiseerd.
6 Als de vrijgekomen tijd wordt ingevuld met regulier werk (en verloning) kan deze mogelijkheid overwogen worden. Als werksituatie en studies bij elkaar aansluiten, komt men tot een goede constructie. Na het beëindigen van het specialisatiejaar (b.v. twee jaar) zou de jongere mogen verwachten aan een full-time job te geraken. (Hier komt men dicht bij het domein van het deeltijds volwassenenonderwijs, zeker als men ook een modulaire opvatting van specialisatiejaren zou overwegen. Hierover moet alle overleg nog plaatsvinden.) Tot hier de visietekst van de VLOR Afdeling TSO-BSO. 2
BEGINSITUATIE
Enkel de leerlingen die met vrucht het 2de leerjaar van de 3de graad BSO 'Vrachtwagenchauffeur' beëindigd hebben, hebben toegang tot dit specialisatiejaar. 3
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Het 3de leerjaar van de 3de graad 'Bijzonder transport BSO' is een specialisatiejaar op BSO-niveau dat een hogere beroepskwalificatie als gespecialiseerd vrachtwagenchauffeur voor bijzondere transporten beoogt. Belangrijke facetten in dit specialisatiejaar zijn: - uitbreiding en verdieping van de kennis van vervoer en behandeling van gevaarlijke stoffen en produkten (ADR), - verbreding van de praktijkkennis naar een aantal gespecialiseerde transporten, zoals: tanktransport, vervoer van levend vee, kipwagenvervoer, vervoer van glas, bulkwagentransport, transport onder geleide temperatuur (ATP-reglementering), vervoer van levensmiddelen, enz., - verdere uitdieping van de reeds verworven theoretische en praktische vorming in de 3de graad, - integratie van bepaalde vaardigheden zoals het klein onderhoud en het laden en lossen binnen de praktijk rijtechnieken, zodat de afgestudeerden een zo getrouw mogelijk beeld krijgen van de realiteit van het beroep, - inoefening en verdere uitdieping van sociale vaardigheden, - initiatie in boekhouding, financiële analyse en kostprijsberekening in verband met vervoersbedrijfsactiviteiten, - initiatie in elementaire juridische begrippen, - basiscomponenten binnen deze opleiding zijn: • afmetingen en massa's in internationaal vervoer, • verdieping ADR-kennis, • tankcontainers: constructie, geconditioneerd tankvervoer, tankreiniging, • veiligheid op de weg, • keuze en onderhoud van voertuigcomponenten, • IKZ en het ISO-9002-certificaat, • gespecialiseerde transporten en ATP-reglementering, • gecombineerd vervoer: weg-spoor, weg-binnenscheepvaart, weg-maritiem transport, weg-luchtvracht, • transport en logistiek, • informatica in de transportsector, • communicatiemiddelen, • verzekeringen en schaderapportering, • verkeersreglementen in de voornaamste buurlanden.
7 4
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Een directe binding met een concrete werksituatie is een absolute noodzaak voor het aanbrengen van de theoretische leerstof. Een verwerking en evaluatie van de stage aangevuld met bedrijfsbezoeken moeten als grondslag dienen voor het aanbrengen van de leerstof. Tussen algemene, technische vakken en de praktijk in de stage-oorden dient een voortdurende wisselwerking te bestaan. 5
TOEKOMSTMOGELIJKHEDEN
In de sector: - Chauffeur in bedrijven voor internationaal groot volumetransporten. - Tankwagenchauffeur in firma's gespecialiseerd in het vervoer van gevaarlijke produkten. - Nationaal en internationaal chauffeur van groepagezendingen. - Werknemer bij transportfirma's gespecialiseerd in het internationaal vervoer van levend vee (deel uitmaken van een 2-mansbemanning). - Chauffeur van transporten waarbij een groot verantwoordelijkheidsgevoel vereist is (autotransport, glasvervoer, temperatuur gecontroleerd transport ...). - Eventueel als zelfstandig transporteur na het behalen van het IWT-attest. 6
TAXONOMIE De Technische Vakken (TV) in dit leerplan zijn opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen. Het minimumniveau van de verwerking wordt ook aangegeven. Hiervoor wordt de taxonomie van BLOOM toegepast met de volgende afkortingen: K = Kennen B = Begrijpen T = Toepassen A = Analyseren S = Synthetiseren E = Evalueren Voor de Praktische Vakken (PV) maakt men gebruik van de taxonomie voor de psychomotorische doelstellingen volgens BRION, met de volgende afkortingen : W = Waarnemen N = Nabootsen I = Inoefenen B = Beheersen De B en U in de kolommen betekenen basis en uitbreiding. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden terwijl het voor de uitbreidingsdoelen wenselijk is dat ze worden behandeld.
7
RELATIE MET DE GEINTEGREERDE PROEF
De wettelijke en reglementaire basis voor de geïntegreerde proef is te vinden in: - het besluit van de Vlaamse Executieve van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs; - de ministeriële omzendbrief SOZ(91)7 van 3 mei 1991 met betrekking tot de structuur en de organisatie van het voltijds secundair onderwijs. Het VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, publiceerde in verband met de geïntegreerde proef reeds volgende uitgaven: - mededeling van 6 mei 1994 betreffende "De geïntegreerde proef" (Kl.50.01.03); - mededeling van 22 november 1994 betreffende "De geïntegreerde proef - aanvulling vademecum" (Kl.50.01.03).
8 Voor de 3de leerjaren van de 3de graad zal later een speciale publikatie volgen. Toch moet men bij de toepassing van de leerplannen tijd voorzien voor een zinvol opgebouwde proef. Verder verwijzen we naar de Algemene Pedagogische Reglementering (Kl. 62) en naar de mededeling van 16 november 1994 over "De voorwaarden voor een diploma van secundair onderwijs in het 3de leerjaar (= specialisatiejaar) van de 3de graad BSO (Kl. 50.01.03). 8
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
9 PV Praktijk/Stages Autorijtechnieken PV Stages Autorijtechnieken
1
10 (+ 2/4) u./w. 2 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen voor dit specialisatiejaar komen uit de 3de graad BSO 'Vrachtwagenchauffeur' en beheersen reeds de vaardigheden van het bedienen en het rijden met: - vrachtwagens met of zonder aanhangwagen, - trekker met of zonder oplegger. De leerlingen zijn reeds in het bezit van een rijbewijs C + E en eventueel van het ADR-getuigschrift. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstellingen kunnen als volgt worden geformuleerd: - de verdere uitdieping en specialisering van de verworven praktische rijvaardigheden doch specifiek naar bijzondere transporten, - het zich eigen maken en praktisch toepassen van specifieke basisvaardigheden als klein onderhoud, laden en lossen, veiligheid op de weg ... eigen aan deze bijzondere transporten. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Elke leerling moet in de loop van het schooljaar zich minstens specialiseren in drie verschillende bijzondere transporten. Het is dus zeker niet de bedoeling dat elke leerling zich traint en specialiseert in alle binnen het leerplan opgesomde bijzondere transporten. De keuze zal vooral bepaald worden door de aanwezigheid van gespecialiseerde transportbedrijven in bijzonder transport in de onmiddellijke omgeving van de scholen waar de leerlingen stage kunnen lopen en waar de kansen op een mogelijke tewerkstelling na de studies ook reëel zijn. 4
LEERINHOUDEN, COGNITIEVE EN MOTORISCHE LEERPLANDOELSTELLINGEN
Nr. 1
LEERINHOUDEN
W
N
I
Het principe van dergelijke groot-volume transporten toelichten. De wettelijke voorschriften, reglementeringen en veiligheidsvoorschriften kennen. De invloed van: - de ligging van het zwaartepunt, - een beweegbare lading, op het rijgedrag omschrijven.
Leerlingen vertrouwd maken met grootvolume transporten met mega-trailers en/of volume-combinaties: - als bestuurder, - als begeleider en tweede bestuurder. Reglementeringen en veiligheidsvoorschriften respecteren en toepassen.
De specifieke eisen, vergunningen en veiligheidsvoorschriften voor het vervoer van zware massa's bespreken. Het begeleiden van het laden, lossen en stuwen met rolkraan of met zware heftruck toelichten.
Het rijden met vrachtwagens met zware stukgoederen inoefenen. Het laden, lossen en stuwen van zware stukgoederen begeleiden: - met rolkraan, - met zware heftruck. Reglementeringen en veiligheidsvoorschriften respecteren en toepassen.
B
De specifieke eisen in verband met: - laden, lossen en stuwen, - temperatuurregeling, - veiligheid en hygiëne, kennen, omschrijven en toepassen.
De leerling vertrouwd maken met transport van goederen onder geleide temperatuur: - met isothermwagen, - met koel- of diepvrieswagen, - met verwarmde wagen.
B
B
VERVOER VAN ZWARE MASSA'S
B B
B
B
VERVOER ONDER GELEIDE TEMPERATUUR -
vervoer van levensmiddelen vervoer van hangend vlees vervoer van planten ...
B
10
3
MOTORISCH
GROOT-VOLUME VERVOER - met beweegbare laadvloer - hangend vervoer (confectie) - met dubbele laadvloer
2
COGNITIEF
Nr. 4
LEERINHOUDEN
De specifieke vervoers-, veiligheids- en hygiënevoorschriften met betrekking tot dergelijke tankwagentransporten kennen en toelichten. De voorschriften met betrekking tot: - het veilig laden en lossen van vervoerde goederen/produkten, - tankcleaning, kennen en verantwoorden. De risico's inherent aan het vervoer van gevaarlijke stoffen omschrijven. De te nemen voorzorgsmaatregel, bij mogelijke ongevallen, ter eigen beveiliging en ter bescherming van de omwonenden en de omgeving bespreken.
De leerling laten kennis maken met het tankwagenstransport: - het besturen van tankwagens, - goederen vervoerd in de tankwagen laden en lossen. - tank reinigen en zuiveren van restprodukten (cleanen). De voorschriften met betrekking tot het veilig laden en lossen van de vervoerde goederen/produkten praktisch toepassen.
De specifieke taken en opdrachten van chauffeurs van containertransport omschrijven. Het op chassis plaatsen, het vergrendelen en afladen van containers toelichten.
Leerlingen met verschillende containerchassis en containers laten rijden. Het laden, vergrendelen en lossen van containers beheersen. Reglementeringen en veiligheidsvoorschriften respecteren en toepassen.
De kenmerken eigen aan het transport van stukgoederen bespreken: - met huis-aan-huis distributie, - in lijndienstverband, - in groepagesysteem, - met wissellaadbakken.
Stukgoederentransport verzekeren: - in distributie, lijndienst, groepage, met wissellaadbak, - laden en lossen van de goederen: @ op paletten of rolcontainers, @ werken met laadklep,
W
N
I
B
CONTAINERVERVOER
B
B
B B
11
6
MOTORISCH
TANKWAGENVERVOER - van levensmiddelen - geconditioneerd tankvervoer - petroleumprodukten, vloeibare chemicaliën en gassen (ADR)
5
COGNITIEF
B B B
VERVOER VAN STUKGOED -
distributie lijndiensten groepage met wissellaadbak
B B
Nr. 7
LEERINHOUDEN VERHUIZINGEN
8
KIPWAGEN-VERVOER
10
BULKWAGEN-TRANSPORT
11
VERVOER VAN DIEREN - met enkele laadvloer - met meervoudige laadvloeren
MOTORISCH
W
N
I
De wettelijke voorschriften, reglementeringen en veiligheidsvoorschriften met betrekking op het: - verhuistransport, - het laden en lossen van machines en meubilair in bebouwde kommen, - hefkranen, meubelliften ... bespreken.
Actief deelnemen aan verhuiswerkzaamheden: - besturen van verhuiswagen, - laden en lossen van meubels ... Reglementeringen en veiligheidsvoorschriften respecteren en toepassen.
B
Algemene reglementeringen met betrekking tot uitzonderlijke transporten toelichten.
Leerlingen vertrouwd maken met uitzonderlijke transporten: - als bestuurder, - als begeleider en tweede bestuurder. Reglementeringen en veiligheidsvoorschriften respecteren en toepassen.
B
Het principe, de werking en de bediening van de kipinstallaties uitleggen. De voorzorgsmaatregelgen en de risico's inherent aan het lossen omschrijven.
Leerlingen transport van stortgoederen laten uitvoeren met kipwagens. Instaan voor het correct laden en lossen van de stortgoederen.
B
Het principe, de werking en de bediening van vrachtwagens voor het vervoer van bulkgoederen.
Leerlingen laten rijden met bulk (poeders) en het laden en lossen van deze produkten realiseren.
B
De reglementeringen en voorschriften in verband met het transport van levende dieren kennen en omschrijven. De invloed van de verplaatsingen van het zwaartepunt, ingevolge de bewegingen van de dieren, op de rijstijl toelichten.
De leerlingen vertrouwd maken met het transport van levende dieren en dit met een aangepaste rijstijl. Reglementeringen en veiligheidsvoorschriften met betrekking tot transport, laden en lossen van dieren respecteren en toepassen.
B
B
B
B 12
9
UITZONDERLIJK VERVOER
COGNITIEF
B
B
Nr. 12
LEERINHOUDEN AUTO-TRANSPORT
COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
I
Het principe, de werking en de bediening v a n a u t o - t r a n s p o r t v r a c h t wa ge n s uitleggen.
Leerlingen laten kennis maken met autotransport. Laden en lossen van autovoertuigen inoefenen.
B B
13
GLASTRANSPORT
De specifieke eisen gesteld aan glastransport bespreken. Het bedienen van de glasoplegger kennen en toelichten.
Glastransport met speciale glasopleggers verzekeren.
B
14
TRANSPORTVOERTUIGEN MET KRAANWAGEN
Het principe, de werking, de bediening en de mogelijkheden van de laadkraan omschrijven.
Transporten uitvoeren met voertuigen uitgerust met een laadkraan. Het laden en het lossen van de goederen met behulp van de laadkraan inoefenen.
B
VERVOER VAN STORTKLAAR BETON
De specifieke eisen gesteld aan dit soort vervoer toelichten. Het laden en het lossen van de mortelspecie omschrijven.
De leerling laten kennis maken met het transport van stortklaar beton: - het besturen van de betonmolen, - beton laden en lossen, - betonmolen en toebehoren reinigen na storting.
Het principe, de mogelijkheden en de voor- en nadelen van de verschillende soorten gecombineerd vervoer uitleggen. De voorschriften en reglementeringen in verband met dit soort vervoer toelichten.
De leerling laten kennis maken met gecombineerd vervoer door hem bijvoorbeeld in te schakelen bij: - het beladen in het ro-ro-systeem (inschakelen bij werk met terminaltrekker), - het beladen op spoorwagons, - Lash-vervoersystemen ...
16
GECOMBINEERD VERVOER -
weg-maritiem weg-binnenvaart weg-spoor weg-lucht (Lash-vervoer)
B 13
15
B
B
B
B B
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
17
EXPRES- EN KOERIERSDIENSTEN
De specifieke eisen (tijd) gesteld aan dit soort vervoer toelichten.
Leerling ervaring laten opdoen bij bedrijven gespecialiseerd in expres- en/of koeriersdiensten.
B
18
TRACTIEVERVOER
Het principe van tractievervoer met: - belgische opleggers, - met buitenlandse opleggers, uitleggen.
Leerling vertrouwd maken met het tractievervoer: - afhalen van een oplegger, - correct opstellen van een controle- of schaderapport, - oplegger naar zijn eindbestemming brengen. Reglementeringen en veiligheidsvoorschriften respecteren en toepassen.
B
Het rijden in onderaanneming of het rijden voor bedrijven toelichten.
W
N
I
B
B
14
15 TV Autorijtechnieken/Autotechniek/Toegepaste economie Beroepseconomie
1
7 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen van dit specialisatiejaar komen uit de 3de graad BSO 'Vrachtwagenchauffeur'. Voor hen is het vak Beroepseconomie niet nieuw. Zij hebben reeds een basiskennis. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstellingen kunnen als volgt geformuleerd worden: - verdere theoretische uitdieping en specialisering in de transportbranche, - de theoretische uitdieping moet aansluiting vinden bij de praktische rij-ervaring die de leerlingen opdoen tijdens hun stages. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Elementen van de leerinhouden van dit leerplan moeten de leerling reeds voorbereiden op het met succes volgen van een cursus tot het behalen van het Europees vakbekwaamheidsattest van transporteur van goederen over de weg. Het vak Beroepseconomie kan worden onderverdeeld in drie verschillende modules: - transport en logistiek, - toegepaste informatica, - verkeersreglementering. Directe en goede contacten met de transportbedrijven uit de omgeving van de school en met een concrete werksituatie van de leerlingen in de stage-bedrijven zijn absoluut noodzakelijk en moeten als grondslag dienen voor het aanbrengen van de theoretische leerstof uit dit leerplan. 4
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
TRANSPORT EN LOGISTIEK 1
1.1
AFMETINGEN EN MASSA'S IN INTERNATIONAAL GOEDERENVERVOER Wettelijke bepalingen -
1.2
nationaal Benelux Europa buiten Europa
De wettelijke bepalingen in verband met afmetingen en massa's bij nationaal en internationaal goederenvervoer toelichten.
B
Overzichtstabel ter beschikking stellen van de leerlingen. Handboek IWT.
Invloed op het MTM tandem tridem dubbele bandenmontage ...
De keuze maken van het juiste voertuig in functie van de vracht toelichten en verantwoorden.
B
(Maximaal Toegelaten Massa). Handleiding IWT. Folders van verschillende merken.
1.3
Cabinelengte en minimale koppelafstand
De cabine als leefruimte bespreken.
U
Folders.
1.4
Evolutie op de trailermarkt
Met behulp van folders de evolutie van de vrachtwagens op de trailermarkt bespreken en analyseren.
U
Folders nieuwe voertuigen.
2 2.1
ADR Specifieke wetgeving ten overstaan van transport in derde landen - Europese landen - niet-Europese landen
De specifieke wetgevingen in verband met ADR-transporten in derde landen kennen, toelichten en praktisch respecteren. rijverbodsbepalingen.
B
Wegenkaarten. Handboekjes federaties. Specifieke handboekjes, bijvoorbeeld: - Euro-tunnel, - tunnels in Groot-Brittannië, - tunnels in Nederland.
16
-
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
2.2
Gevaarlijke goederen in gecombineerd vervoer
De specifieke oranje schilden en etiketten kennen, herkennen en hun betekenis kunnen terugvinden.
2.3
Vernieuwingen in reglementering en wetgeving
De laatste wijzigingen en vernieuwingen in de wetgeving en reglementeringen toelichten: - getuigschriften, - wegenvignet, - wegentol.
B
Staatsblad. Handleiding IWT. Tijdschriften transportwereld.
2.4
Laden en lossen van ADR-voertuigen
De veiligheidsvoorschriften in verband met het transport, het laden en het lossen van ADR-produkten kennen en toelichten.
B
Bedrijfsbezoek. Stage.
2.5
Ammoniumnitraten
Het transport en het omgaan met ammoniumnitraten toelichten.
U
Specifieke cursus.
2.6
Geconditioneerd tankvervoer
Het doel en het belang van specifieke taken bij geconditioneerd tankvervoer toelichten en deze praktisch kunnen uitvoeren: - temperatuurscontrole tijdens het transport, - opstomen van tankcontainers, - instellen van thermostaten.
2.7
Tankcleaning
Het principe en het tankcleanen bespreken: - controle, - methode, - reinigingsprodukten.
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Etikettenset.
17
B
B
Het belang en de invloed van de uitzettingscoëfficiënt bespreken.
Bezoek aan tankcleanbedrijf.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
2.8
De veiligheidsofficier en magazijnier in een bedrijf
B
De Europese richtlijnen. Handleiding PETRA.
3
TRANSPORT ONDER GELEIDE TEMPERATUUR
De voornaamste kenmerken van deze functies uitleggen: - taken, - certificaat, - ongevalsmeldingen.
B
ATP verschillen.
ATP-reglementering
De verschillende aspecten van de ATP-reglementering bespreken: - de vervoermiddelen, - verplichtingen en aansprakelijkheden, - certificaten, - identificatie ATP-voertuigen.
3.2
Transport van levensmiddelen
De hygiëne- en sanitaire voorschriften in verband met het transport van levensmiddelen kennen, toelichten en toepassen.
3.3
Koeltransport
De opbouw en de uitrusting van vrachtwagens voor koeltransport bespreken: - koelaggregaat, - isolaties, - aanpassingen aan het voertuig, - koelcontainers.
3.4
Reinigen van koelwagen
Het belang en de reinigingsmethoden, zowel de binnen- als de buitenkant, van koelwagens bespreken. De specifiek te nemen voorzorgen in verband met de hygiëne toelichten.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
18
3.1
K
B
U
Bezoek aan transportfirma met koelwagens.
B B
Nr. 3.5
4
LEERINHOUDEN Vervoer van levensmiddelen in tanks
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
Het belang van zuiverheid en netheid bij het vervoer van levensmiddelen in een tankwagen verduidelijken.
U
Integrale kwaliteitszorg
Het belang van kwaliteitszorg aantonen.
B
4.2
ISO 9002
De volgende basisbegrippen uitleggen: - procedure, - economisch belang, - eisen gesteld aan de labelhouder, - behoud van erkenning.
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Spreker uitnodigen. Gegevens en documenten van de transportfederaties. 19
5.1
A
KWALITEITSZORG
4.1
5
T
GESPECIALISEERDE TRANSPORTEN Uitzonderlijk vervoer -
soorten vervoermiddelen wettelijke bepalingen begeleider laden, lossen en stuwen van goederen
De verschillende soorten transportmiddelen en hun voornaamste kenmerken in functie van de te vervoeren vracht bespreken. De wettelijke bepalingen in verband met uitzonderlijke transporten en te volgen reisroutes toelichten. Opgelegde reisroutes bestuderen, toelichten en controleren. De noodzaak, het belang en de taak van de begeleider bij uitzonderlijke transporten bespreken.
B
Bezoek brengen aan gespecialiseerde transportfirma's voor uitzonderlijk vervoer.
B
Werken met reisroutevoorbeelden.
B
B
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
5.2
Vervoer met speciale voertuigen
De voornaamste kenmerken van onderstaande speciale transportvoertuigen uitleggen: - bomentransport, - autotransport, - textieltransport, - glastransport, - bulktransport, - dierentransport.
U
Bijzondere aandacht voor de speciale voertuigen gebruikt in de transportbedrijven waar de leerlingen stage lopen.
6
GECOMBINEERD VERVOER
Het belang van de verschillende vervoersmodi kunnen aangeven.
B
Bespreken met behulp van grafieken met de evolutie van de verschillende vervoersmodi.
De verschillende systemen bespreken en de voor- en nadelen onderling vergelijken.
B
Weten welke technische aanpassingen er nodig zijn om van deze verschillende technieken gebruik te kunnen maken: - horizontale technieken: UFR-systeem, kangoeroe techniek, wippenwagen, 'rollende Landstrasse', alpentrailer ... - verticale technieken: containervervoer, taschenwagen, wissellaadbak, afzetbak ...
U
Combinatiemogelijkheden -
6.2
weg-spoor weg-binnenscheepvaart weg-maritiem transport weg-luchtvracht
Spoorwegvervoer - technieken: @ horizontaal @ verticaal
20
6.1
Gebruik van dia's, fotomateriaal of wandplaten. Bezoek aan terminal voor spoor-wegvervoer.
Nr.
LEERINHOUDEN - belading - voertuigencodificatie - maximaal toegelaten massa - documenten
6.3
Combinatie wegvervoer - binnenscheepvaart
6.4
Combinatie wegvervoer - maritiem transport - containervervoer: @ wegvoertuigen en aanpassingen @ container: beschrijving en veiligheidskeuring - ro-ro/li-lo-vervoer @ de schepen @ de wegvoertuigen @ de belading - containertypes
K
B
Weten welke extra veiligheidsmaatregelen moeten genomen worden bij de belading. De gegevens vermeld op de identificatieplaat toelichten. Aantal laadkisten nodig om een bepaalde vracht te vervoeren kunnen berekenen. De vereiste documenten kennen en kunnen invullen.
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B
Kopies van identificatieplaten.
U
Illustreren met enkele gevallenstudies.
B
Verschillende type-documenten.
De begrippen ro-ro-vervoer, containervervoer en 'schwimmende Landstrasse' kunnen verklaren.
U
Op kaart de verschillende routes kunnen aanduiden.
U
21
- technieken ro-ro-vervoer, containervervoer, 'schwimmende Landstrasse' - routes
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De voordelen van multifunctionele chassis opsommen en toelichten. De veiligheidskeurplaat kunnen interpreteren.
B
Het verschil tussen ro-ro en li-lo uitleggen. Mogelijke technische aanpassingen aan de voertuigen laten kennen. De verschillende types: closed-container, open top container, insulated container, refrigerated container,
B
B
Gebruik van landkaarten.
Kopies van veiligheidskeurplaten.
B U
Wandplaten, dia's en/of studiebezoek aan containerterminal.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
heated container, tankcontainer, compressed gascontainer, dry bulkcontainer, flatcontainer, cartainer kennen, herkennen en weten voor welk soort goederen ze geschikt zijn. - afmetingen en massa's
6.5
Combinatie wegvervoer - luchtvaart
U
U
De term ULD verklaren (Unit Load Devices).
U
- verpakking
Mogelijke aanpassingen aan vrachtwagens voor het vervoer van luchtvrachtpalletten bespreken.
U
- documenten
De vereiste documenten: de luchtvrachtbrief (LVB) of de Air Waybill kennen en correct kunnen invullen.
De voornaamste terminals voor gecombineerd vervoer
Met behulp van kaarten verschillende routes voor gecombineerd weg-luchtvaartvervoer economisch verantwoord uitstippelen.
- in België - in EG
Documentatie over transporteurs gespecialiseerd in het vervoer van luchtvracht.
U
B
Illustreren met enkele gevallenstudies.
Blanco documenten.
Met concrete voorbeelden (gevallenstudies) verduidelijken. Studiebezoeken.
22
Het belang, het nut en de voordelen van de expansiediensten bij luchtvaarttransport toelichten.
- organisatie
6.6
De nuttige laadoppervlakte en het volume kunnen berekenen van 10-, 20-, 30-, 40- en 45-voet containers volgens de ISO-norm.
Nr. 7 7.1
7.2
7.4
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
MAGAZIJN Magazijninrichting
Magazijnbeheer
Stockbeheer
WOW en JIT
De verschillende aspecten die de magazijninrichting bepalen omschrijven: - goederen en verpakking, - aantal klanten en hun eisen, - variabel klantenbestand, - voorwaarden voor de inrichting van een douaneloods. De registratiesystemen kennen en toelichten. De verschillende aspecten van een goed magazijnbeheer opsommen en toelichten: - registratie van in- en uitgaande goederen, - voorbereidingen van zendingen, - verpakkingssystemen.
U
Studiebezoek aan magazijnen met logistieke activiteiten en volledig geautomatiseerd stockbeheer.
B
23
7.3
LEERINHOUDEN
B U U
De verschillende technieken van stockbeheer opsommen en toelichten. De voordelen van computerstockbeheer bespreken. Stockbeheerbewerkingen correct kunnen uitvoeren met behulp van een computer.
B
De begrippen WOW en JIT in relatie met het transportgebeuren kunnen uitleggen, het economisch belang en de voor- en nadelen aantonen.
B
B U Gebruik maken van aangepaste softwarepakketten. Waiting on wheels. Just in time.
Nr.
7.5 8 8.1
LEERINHOUDEN
Heftrucks COMMUNICATIEMIDDELEN Soorten -
9
Voor- en nadelen
INTERNATIONAAL RENVERVOER
K
B
De reglementering in verband met het besturen van heftrucks kennen en toelichten.
B
De verschillende soorten opsommen en hun praktisch gebruik toelichten.
B
T
B
Zelf een abonnee kunnen opzoeken in een bestand.
B B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Telefoon-, fax- en telexboeken ter beschikking hebben.
Met deze verschillende communicatiemiddelen correct kunnen omgaan.
De voor- en nadelen van de opgesomde communicatiemiddelen bespreken en onderling vergelijken.
A
Het praktisch gebruik van de meest gangbare toestellen demonstreren tijdens de les.
24
8.2
telefoon fax telex CB teletekst ...
LEERPLANDOELSTELLINGEN
GOEDE-
9.1
AETR
Het begrip AETR omschrijven en het toepassingsgebied kennen.
B
9.2
Vergunningen
De algemene vergunning voor internationaal vervoer bespreken: - voorwaarden voor het bekomen van deze vergunning, - kenmerken van de algemene vergunning, - uitzonderingen.
B
- algemene vergunning voor internationaal vervoer
Accords Européens pour le Transport sur Route.
Nr.
LEERINHOUDEN - buitenlandse vergunning
LEERPLANDOELSTELLINGEN Het verschil tussen bilaterale en multilaterale vergunningen bespreken. De buitenlandse vergunningen in het algemeen bespreken: - voorwaarden voor het bekomen van deze vergunning, - contingenten.
- cabotage-vergunning
Het economisch belang en het nut van cabotage uitleggen.
K
B B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Illustreren met voorbeelden van vergunningen (boek vergunningen).
U U U
Het doel, de reglementering en de voorwaarden voor het vervoer onder TIR bespreken.
B
9.3
Rijverbodsbepalingen
De gevolgen van rijverbodsbepalingen in de verschillende Europese landen op de ritplanning omschrijven.
U
9.4
Wegentaksen
De invloed van de wegentaksen in bepaalde Europese landen op de kostprijs kunnen berekenen.
U
10
EUROPEES VAKBEKWAAMHEIDSATTEST
De leerlingen het bestaan, zaak en het belang van het vakbekwaamheidsattest van teur van goederen over de leggen.
U
25
- TIR-vergunning
de noodEuropees transporweg uit-
T
Overzichtstabel met alle rijverbodsbepalingen. Gebruik maken van vaktijdschriften.
Contact opnemen met het IWT.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
TOEGEPASTE INFORMATICA 1
2.1
De hoofddelen van een PC opsommen en hun doel omschrijven. De belangrijkste commando's met hun parameters kennen en toepassen om de PC aan de behoeften van standaardpakketten aan te passen. De belangrijkste mogelijkheden van een tekstverwerker omschrijven en praktisch kunnen gebruiken: - tekst intikken, bewaren, opvragen en afdrukken, - tekst in het vet, onderstrepen, cursief, vergroten en verkleinen, - basislettertype wijzigen,. - tabuleren en inspringen, - modeldocumenten opmaken, - ... Het uitstippelen van een eendaagseof weekreisroute op de computer, in functie van de stage-opdrachten. Het doel en het praktisch werken met magazijn- en stockbeheerprogramma's toelichten.
B B
B
Gebruik maken van softwarepakketten die ook gebruikt worden in de stagebedrijven.
B
Gebruik maken van het softwarepakket Euronavigator.
U
Leerlingen leren werken met dergelijke magazijn- en stockbeheerprogramma's.
B
Illustreren met een voorstelling van de verschillende bestaande systemen.
26
2
BASISTECHNIEKEN
INFORMATICA IN DE TRANSPORTSECTOR Boordcomputer - controle van de chauffeur
Het gebruik en de bediening van de boordcomputer toelichten in functie van: - rij-, rust- en overbruggingstijden,
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
- snelheidsovertredingen - economische rijstijl.
2.2
De analyse en de interpretatie van de boordcomputergegevens toelichten: - registratie van afstand, - toerental, - verbruik, - temperatuur in koeloplegger, - remmen, - ...
Computer in het bedrijf
De algemene principes van het gebruik van de bedrijfscomputer bij: - opmaken van ritbladen, CMR-en douanedocumenten ..., - analytische boekhouding facturatie, voor- en nacalculatie, personeelsbeheer ..., kennen en omschrijven.
U
Ter gelegenheid van bedrijfsbezoeken laten toelichten.
B
27
- controle van het voertuig
U
2.3
Geprogrammeerde navigatiesystemen
Het doel, het principe en de voordelen van geprogrammeerde navigatiesystemen bespreken.
B
2.4
Permanente communicatie
Het doel, het principe en de voordelen van de permanente communicatie tussen bedrijfscomputer en boordcomputer door middel van satellietverbindingen bespreken. Het veelvuldig toepassen van deze techniek bij de expresszendingen inzien en toelichten.
B
U
Illustreren met demonstraties van verschillende bestaande programma's.
Iedere leerling afzonderlijk een route laten uitwerken met beschikbare programma's.
Nr. 2.5
2.6
LEERINHOUDEN Planning en dispatching
Rendementsverbetering
LEERPLANDOELSTELLINGEN Het gebruik van de computer bij planning en bij dispatching om een rendementsverhoging te bereiken verantwoorden. Het gebruik van aangepaste softwareprogramma's voor het opstellen van een rittenschema bespreken en praktisch kunnen gebruiken.
B
T
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Studiebezoek aan firma gespecialiseerd in distributievervoer.
U
Gebruik maken van bestaande programma's voor routeplanning.
U U U U
28
De rendementsverhoging door het vinden van gepaste retourvrachten bespreken. Het begrip groupagezending omschrijven. Voorbereiding van groupagezending door berekening van volume en massa uitleggen. Mogelijkheden van een telematicadienst als hulpmiddel bij het vinden van retourvrachten omschrijven.
K
Illustreren met praktijkoefening.
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
VERKEERSREGLEMENT 1
VERKEERSREGLEMENT
1.1
Wijzigingen in het Belgisch verkeersreglement
De aanpassingen aan het verkeersreglement kennen.
B
Staatsblad. Video's. Dagbladen. BIVV.
1.2
Verkeersreglement in de voornaamste buurlanden
Het verkeersreglement van de buurlanden kunnen opzoeken en toepassen.
B
Transportbladen. Touringclub.
Dagbladen. Video's nieuwsberichten TV. KMI.
VERKEERSVEILIGHEID
29
2 2.1
Ongevallenstatistieken
De statistieken kunnen interpreteren.
B
2.2
Defensief rijgedrag
Het defensief rijden toepassen bij de verschillende bijzondere transporten.
B
2.3
Weertypes en rijgedrag
Rijgedrag aanpassen in functie van het soort transport.
B
VERKEERSPROBLEMEN
De dagelijkse voorvallen en de verkeersproblemen, in het kader van het wegtransport, van het ogenblik be-spreken. De verkeersleefbaarheid van het gewone autoverkeer en het wegtransport bespreken in functie van de mens, van het milieu ...
3
B
Gebruik maken van nieuwsmededelingen via radio, dagbladen, TVnieuwsberichten.
B
Zelf meegemaakte verkeerssituaties tijdens de stages bespreken.
30 TV Autorijtechnieken/Autotechniek/Toegepaste economie Verzekeringen
1
1 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen van dit specialisatiejaar komen uit de 3de graad BSO 'Vrachtwagenchauffeur'. Voor hen is het element Verzekeringen zeker niet nieuw en onbekend. Zij hebben reeds in de 3de graad in het vak 'Beroepseconomie' een elementaire basiskennis opgedaan in verband met verzekeringen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstellingen kunnen als volgt worden geformuleerd: - inzicht verwerven in de ingewikkelde en gespecialiseerde wereld van verzekeringen (verplichte en nietverplichte verzekeringen). - groter besef van plichten, rechten en verantwoordelijkheid van de vrachtwagenchauffeur, - duidelijk inzicht in de belangrijkheid van correcte schaderapporteringen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Een beroep doen op de medewerking van deskundigen op het gebied van verzekeringen is sterk aan te bevelen. 4
LEERINHOUDEN, WENKEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
EN
METHODOLOGISCHE
Nr. 1
2 2.1
LEERINHOUDEN DOEL
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Het doel en het belang van het verzekeringsprincipe omschrijven en verantwoorden.
B
Het begrip solidariteit in verband met voertuigenverzekeringen begrijpen en omschrijven.
B
De verschillende soorten aansprakelijkheden opsommen en toelichten.
B
Het belang en het nut van de verplichte verzekeringspolissen voor vrachtwagenchauffeurs in loondienst bespreken: - burgerlijke aansprakelijkheid, - arbeidsongevallenverzekering.
B
Illustreren en bespreken aan de hand van effectieve verzekeringspolissen waaruit de leerlingen duidelijk de gedekte risico's kunnen afleiden.
De specifieke begrippen met betrekking tot voertuigen verzekeringspolissen begrijpen en omschrijven: - de bonus-malusschaal, - de indexering, - het verval van de polis, - het recht van benadeelden, - het verhaalrecht van de verzekering, - de vrijstelling voor chauffeurs van minder dan 23 jaar, begrijpen en duidelijk omschrijven.
B
Polistekst in verband met deze bepalingen ter beschikking stellen van de leerlingen.
SOORTEN De verplichte verzekeringen
31
Nr. 2.2
Niet-verplichte verzekeringen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
Het belang en het nut van de niet-verplichte bijkomende verzekeringspolissen voor vrachtwagens en/of vrachtwagenchauffeurs bespreken: - stoffelijke schade, - brand, - diefstal, - rechtsbijstand, - burgelijke aansprakelijkheid van de onderneming, - vervoerde goederen: @ aansprakelijkheid van de chauffeur, @ verzekering van de goederen, - verzekering van de professionele aansprakelijkheid, - ...
B
FORMALITEITEN BIJ ONGEVALLEN
3.1
Begrip ongeval
Het begrip ongeval verduidelijken. De verschillende soorten schades opsommen en omschrijven.
B B
3.2
Formaliteiten
De formaliteiten te vervullen bij elk ongeval bespreken.
B
De verschillende te verwittigen instanties kennen en de reglementeringen dienaangaande toelichten.
B
Het doel en de zin van het Europees aanrijdingsbewijs toelichten.
B
3.3
Europees aanrijdingsbewijs
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Spreker uitnodigen.
32
3
LEERINHOUDEN
Nr.
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
K
B
Het correct invullen van dit document bespreken. 4 4.1
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Leerlingen zelf een facsimile formulier laten invullen bij een fictief ongeval.
SCHADERAPPORTERING Bemerkingen op de CMR - geijkte formules - verzegeling
De begrippen schadeclaim, verzegeling verduidelijken. Het belang van de verschillende rubrieken op een schaderapport verduidelijken en een schaderapport kunnen opstellen.
B
Het groot belang van de controle verantwoorden. De voor- en nadelen van de verzegeling opsommen en toelichten. De voor- en nadelen van ieder rapport uitleggen en dergelijke rapporten correct kunnen opstellen.
B
Werken met praktijkvoorbeelden. B
33
4.2
T
Schaderapportering bij tractievervoer - trailer- of containercontrole - verzegeling - soorten schaderapportering @ schriftelijk rapport @ video en fotorapport
Controle formulieren.
B B
Werken met voorbeelden praktijk, stages.
uit de
34 COMPLEMENTAIR GEDEELTE
PV Praktijk/Stages Autorijtechnieken
2/4 u./w.
Hiervoor vindt men voldoende leerinhouden in het leerplan PV Praktijk/Stages Autorijtechnieken van het fundamenteel gedeelte. Er zijn voldoende verschillende mogelijkheden voor deze extra uren. Eventueel kunnen ook de gekozen transporten uit de basisleerstof verder uitgediept en ingeoefend worden.
35 9
BIBLIOGRAFIE
9.1
Naslagwerken
Integrale kwaliteitszorg in het Technisch Onderwijs. VVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. Nieuwe Fundamentele Belgische Wetgeving. Kluwer Rechtswetenschappen België - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. Veiligheid en gezondheid bij de arbeid. Provinciaal Veiligheidsinstituut - Jezusstraat 28 - 2000 Antwerpen - D/1990/0180/1. Wetboeken en publikaties van de uitgeverij UGA NV - S. Streuvelslaan 73 - 8501 Heule. GOORDEN, H., VGOS Doe-boek. LICAP - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. RENARD, Cl., WAERZEGGERS, R., A.D.R.-opleiding voor bestuurders van transporteenheden Instituut voor Wegtransport - Archimedesstraat 5 - 1040 Brussel, ISBN 90 6606 106 5. PONET, F., Transportzakboekje. Kluwer Rechtswetenschappen België - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. COUSY, H., SCHOORENS, G., De nieuwe wet op de landverzekeringsovereenkomst. Kluwer Rechtswetenschappen België - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne. 9.2
Tijdschriften
Transpo 2001 Transporama - PO Box 72 - 2650 Edegem Transport echo Via Secura 9.3
Reglementen
AREI (Algemeen reglement voor elektrische installaties). Bedrijfsfederatie der voortbrengers en verdelers van elektriciteit in België Tervurenlaan 34 bus 38 - 1040 Brussel - Tel.: (02)733 96 07. ARAB (Algemeen reglement voor arbeidsbeveiliging). Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid - Centrale bibliotheek Belliardstraat 51 - 1040 Brussel - Tel.: (02)233 44 44. 9.4
Nuttige adressen
ADESO (Vereniging der Expediteurs en Douaneagenten van West- en Zuid-België) Londenstraat 20/22 - 9000 Gent - Tel.: (09)251 13 66. BAFI (Belgian Air Freight Institute) Building 720 B - Brucargo - 1931 Zaventem - Tel.: (02)752 02 49. Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid Haachtsesteenweg 1405 - 1130 Brussel. Belgische Vereniging van Internationale Beroepsvervoerders over de weg Havenlaan 49c - 1210 Brussel - Tel.: (02)425 68 00.
36 BELTOP (Belgian Transport Operators) Havenlaan 104-106 B12 - 1210 Brussel - Tel.: (02)426 20 46. BITO (Belgisch Instituut der Transportorganisatoren) p/a Ministerie van Verkeer Archimedesstraat 5/6e verd. - 1040 Brussel - Tel.:(02)517 07 86. CEB (Confederatie der Expediteurs van België vzw) Jodaenskaai 25 B3 - 2000 Antwerpen - Tel.: (03)233 67 86. CLECAT (Comité de Liaison Européen des Commissionnaires et Auxiliaires de Transport du Marché Commun) - Redersplein - 1020 Brussel - Tel.: (02)218 18 88. CNE (Comité der Noordzeehavensexpediteurs) 11de Havengebouw - de Ruyterkade 7 - 1013 AA Amsterdam/NL - Tel.: 00 31 20622 21 11. Controle der Douane - Inlichtingen Picardstraat 1-3 - 1020 Brussel - Tel.: (02)425 29 66. Douanecentrum Antwerpen - Dienst Inlichtingen Kattendijkdok - Oostkaai 22 - 2000 Antwerpen - Tel.: (03)234 08 40. FIATA (Fédération Internationale des Associations de Transitaires et Assimilés) 24 Baumackerstrasse - CH-8050 Zurich - Zwitzerland - Tel.: 01/311 65 11. GOCA Technologiestraat 31-35 - 1080 Brussel. Instituut voor het Wegtransport vzw Archimedesstraat 5 - 1040 Brussel - Tel.: (02)230 68 90. FEBETRA Stapelhuisstraat 5A - 1020 Brussel - Tel.: (02)426 01 04. Groupements des Commissionnaires-expéditeurs de l'Est de la Belgique p/a J.R Dardenne & Cie - Autoroute E40 - Bureau 40 - 4731 Eynatten (Raeren) - Tél.: (087)86 63 88. IWT (Instituut voor Wegtransport) Archimedesstraat 5 - 1040 Brussel - Tel.:(02)230 68 90. Koninklijke Beroepsvereniging Goederenvervoerders van Vlaanderen Rijsenbergstraat 152 - 9000 Gent. Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling - Dienst CAO Belliardstraat 81 - 1040 Brussel - Tel.: (02)230 55 00. Ministerie van Economische Zaken - Belgische Dienst der Springstoffen De Motstraat 30 - 1040 Brussel - Tel.: (02)233 61 11. Ministerie van Verkeerswezen - Bestuur van het Vervoer - Dienst ADR Directie B1 - Kantersteen 12 - 1000 Brussel - Tel.: (02)517 06 11. Ministerie van Verkeerswezen - Dienst voor het bevorderen en het coördineren van het verkeer Aarlenstraat 104 - 1040 Brussel - Tel.: (02)233 12 11. Nationale Belgische Federatie der Baanvervoerders Picardstraat 69 - 1210 Brussel - Tel.: (02)428 11 60. SFV (Sociaal Fonds voor het Vervoer van Goederen met Motorvoertuigen) Jetsesteenweg 603 B/3 - 1090 Brussel - Tel.: (02)424 30 80.
37 Transfrigoroute België Picardstraat 69 - 1020 Brussel - Tel.: (02)428 11 60. UBATI (Union Belge des Auxiliaires de Transports de l'Intérieur vzw) Building 720 B - Brucargo - 1931 Zaventem - Tel.: (02)752 02 49. Union Professionnelle Belge des Commissaires en Douane aux Frontières p/a DEFI 2000 SA - Autoroute E40 - Bureau 1 - 4731 Eynatten - Tel.: (087)85 17 02. Union Professionnelle Belge des Commissionnaires et Affreteurs Routiers Building 720 B - Brucargo - 1931 Zaventem - Tel.: (02)752 02 49. Union Professionnelle Reconnue des Expediteurs de Verviers et des Environs Zoning industriel de Petit-Rechain - Av. du Parc 4 - 4800 Verviers - Tel.: (087)31 30 77. VEA (Vereniging der Expediteurs van Antwerpen) Jodaenskaai 25 B3 - 2000 Antwerpen - Tel.: (03)233 67 86. Vlaamse dienst voor buitenlandse handel Koningsstraat 80 - 1000 Brussel - Tel.: (02)504 87 11.