VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
TECHNOLOGISCHE OPVOEDING Eerste graad 1B
Licap - Brussel D/1997/0279/041
september 1997
TECHNOLOGISCHE OPVOEDING Eerste graad 1B: 6 uur/week
In voege vanaf 1 september 1997
D/1997/0279/041
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
3
Eerste graad 1B
INHOUD
VOORAF: Visie op het vak Technologische opvoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 1 1.1 1.2 1.3
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Toelatingsvoorwaarden voor 1B en BVL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Kenmerken van de jongeren in 1B en BVL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Start van een continuüm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . Het leerplan en het opvoedingsproject . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkele aandachtspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De leraar TO in de B-stroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het belang van het technologisch denkproces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Differentiatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Projectwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Taalgebruik in 1B . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 12 13 14 15 15 15 16
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.2.8 4.2.9 4.2.10 4.2.11
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCHDIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN . . . . . . . . . . . . . . Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De elf verkenningsgebieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eenvoudig computergebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzorgingstechnieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voedingsactiviteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Op verkenning in de bouwwereld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kennismaken met elektriciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werken met hout en plaatmateriaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werken met metalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werken met kunststoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toepassen van schilder- en grafische technieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Textiel en textielverwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Tuinbouwactiviteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17 17 18 18 22 25 28 31 35 38 42 45 48 52
5
EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
6
INFRASTRUCTURELE VOORZIENINGEN EN UITRUSTING . . . . . . . . . . . 56
7
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
8
LIJST VAN DE ONTWIKKELINGSDOELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
5
Eerste graad 1B
Vooraf: Visie op het vak Technologische opvoeding Technologische opvoeding is als technisch vak voor zes lestijden per week opgenomen in de basisvorming van het eerste leerjaar B. Het is het enige vak van de basisvorming waarin men poogt de technisch-technologische vormingscomponent bij de leerlingen te ontwikkelen, daar waar de huidige maatschappij meer dan ooit door de techniek beheerst wordt. In die zin is het een onmisbaar onderdeel van de algemene vorming. Wat is Technologische opvoeding (TO)? Techniek is het geheel van praktische vaardigheden en de daaraan ten grondslag liggende kennis, met behulp waarvan de mens in zijn omgeving ingrijpt. Het begrip "technologie" zullen wij voorbehouden voor een studie van de techniek, waarbij ook beschouwingen van culturele en ethische aard worden betrokken. Tussen techniek en wetenschap zijn meerdere raakpunten aan te geven. Ze maken over en weer gebruik van elkaars bevindingen. Maar ze benaderen beide de werkelijkheid op een eigen manier: daar waar de natuurwetenschappen gericht zijn op het begrijpend verklaren van de fysische werkelijkheid, is techniek gericht op het beheersen van die werkelijkheid, ten dienste van de mens. Wetenschap is gericht op de intellectuele, techniek op de materiële emancipatie van de mens. TO leert ontwerpen, realiseren, controleren, herstellen, installeren, gebruiken, evalueren. Technologische opvoeding beperkt zich niet tot de theoretische studie van de techniek, maar wil reflectie koppelen aan praktisch werk. Centraal staat 'denkend handelen en handelend denken': denken en doen steunen elkaar wederzijds. Theoretische denkbeelden worden ondersteund door praktisch handelen en omgekeerd. Didactisch vertaalt zich dat in een vorm van geïntegreerd leren, met nadruk op planmatig werken, probleemoplossend denken en handelen, leren leren en op de mogelijkheid tot overdracht van verworven kennis, vaardigheden en attitudes naar andere toepassingsdomeinen. Technologische opvoeding als algemene vorming Door de sterke band tussen denken en doen heeft het vak TO zowel de verstandelijke als de lichamelijke ontwikkeling van de leerlingen op het oog: via observatie, nadenken en proberen, doen de leerlingen kennis en inzicht op; door observatie en praktisch werk worden zintuiglijke en motorische vaardigheden ontwikkeld. De vaardigheden die men in TO ontwikkelt, zijn praktisch van aard (organiseren, denken en werken onder een zekere tijdsdruk, bedienen van werktuigen en apparaten, communiceren via tekeningen, kiezen van middelen en oplossingen, een werkstuk afwerken met een vooraf afgesproken graad van nauwkeurigheid), maar hebben evenzeer betrekking op sociale vaardigheden (samenwerken, afspraken maken en respecteren, met anderen rekening houden) en op creativiteit (probleemoplossend denken en handelen, niet tevreden zijn met een enkele oplossing, handelend ontwerpen). Technologische opvoeding draagt ook bij tot de attitudinale ontwikkeling: zichzelf en eigen werk willen evalueren, veilig werken, waardering ontwikkelen voor wat mooi is, maar ook enthousiasme opbrengen, doorzetten, vertrouwen opbouwen. TO biedt ook mogelijkheden om roldoorbrekend te werken: jongens en meisjes kunnen in dit vak kennismaken met domeinen waar ze misschien, vanuit een meer traditionele aanpak bij spel- en gezinsopvoeding, minder aandacht voor hadden.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
6
Eerste graad 1B
Tenslotte is er de ethische dimensie, waarbij ook de christelijke visie aan bod kan komen: kritische reflectie over de waarde en de beperkingen van techniek, over de impact ervan op de mens en op het milieu; confrontatie met waarden en normen; appèl aan de individuele en collectieve verantwoordelijkheid. Het vak TO in de B-stroom In het eerste leerjaar van de B-stroom krijgen de leerlingen zes uur TO in de basisvorming. Naast de basisvorming vermeldt de lessentabel vijf uur complementaire activiteiten. Hiervan kunnen er een aantal uren worden besteed aan Technologische opvoeding, wat inhoudt dat een of twee nieuwe verkenningsgebieden worden aangeboord. De methodologisch-didactische aanpak is vanzelfsprekend dezelfde als voor het vak TO. In de B-stroom kan men voor TO uit 11 verkenningsgebieden (voeding, tuinbouw, textiel, bouw, hout, kunststoffen, metaal, elektriciteit, schilder- en grafische technieken, verzorging, eenvoudig computergebruik) zes gebieden kiezen: door het bewerken en verwerken van zoveel mogelijk grondstoffen en materialen, door het toepassen van verschillende technieken en door het gebruiken van diverse gereedschappen en apparaten, maken de leerlingen kennis met een brede waaier van verkenningsgebieden. Deze verkenningsgebieden kunnen worden geïntegreerd in een toepassing. Per verkenningsgebied wordt aandacht besteed aan: - de symbolen die de leerlingen kunnen gebruiken; - de schema's, tekeningen, gebruiksaanwijzingen die ze kunnen lezen; - de meet- en aftekenmaterialen die ze kunnen hanteren; - de materialen en grondstoffen waarmee ze kennismaken; - de gereedschappen en apparaten die ze kunnen hanteren om bewerkingen uit te voeren; - de beroepen waarin de aangeleerde technieken kunnen worden toegepast. In 1B kan men het aantal uren TO nog uitbreiden, door te putten uit het complementair gedeelte. Indien men het vak TO op die manier uitbreidt, gelden de na te streven ontwikkelingsdoelen eveneens voor de bijkomende uren. Voor ieder extra uur dat men uit het keuzegedeelte toekent aan technologische opvoeding wordt minimum één nieuw verkenningsgebied bijgenomen. In het tweede leerjaar van de B-stroom komt het vak TO niet meer voor. De leerlingen hebben hier reeds een eerste keuze gemaakt: gedurende 16 lestijden/week maken zij kennis met één of twee beroepenvelden, als initiatie in een aantal sectoren. De integratie van de lestijden PV en TV per beroepenveld is hier fundamenteel. Methodologisch-didactische conformiteit met technologische opvoeding in het eerste leerjaar is hier bijna vanzelfsprekend.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
7
Eerste graad 1B
Het leerplan Technologische opvoeding Zoals in de andere leerplannen geldt dat: de ontwikkelingsdoelen in de leerplandoelstellingen zijn opgenomen; 1 doelstellingen en inhouden naast mekaar vermeld staan, zodat onmiddellijk duidelijk is met welke inhouden welke doelstellingen worden nagestreefd; de didactische wenken suggesties zijn om de doelstellingen te bereiken.
-
Leerplandoelstellingen en leerinhouden zijn beide voorwerp van controle door de inspectie. Voor de B-stroom betekent dit dat de school doelstellingen en inhouden bij elke leerling moet nastreven. Het resultaat van dit streven is evenwel geen voorwerp van controle. In de B-stroom heeft de leraar de nodige vrijheid om, rekening houdend met de specifieke situatie waarin hij lesgeeft en in overleg met de directe collega's, een persoonlijke interpretatie hiervan te geven via zijn jaarplanning. In die zin is dit leerplan een streefplan. Immers, in 1B staat de leerling centraal en niet het leerplan dat slechts één van de vele middelen is om het algemeen opvoedingsdoel te bereiken. 1
BEGINSITUATIE
1.1
Toelatingsvoorwaarden voor 1B en BVL
Het eerste leerjaar B is bestemd voor leerlingen die behoefte hebben aan een aangepast onderwijs. Uit de toelatingsvoorwaarden valt af te leiden dat hiermee op de eerste plaats de leerlingen worden bedoeld die het zesde leerjaar van het gewoon lager onderwijs hetzij niet met vrucht, hetzij helemaal niet hebben beëindigd. In het tweede geval moeten zij 12 jaar zijn uiterlijk op 31 december. Dit geldt ook voor de leerlingen uit het buitengewoon lager onderwijs. Sommige leerlingen hebben dus doorgaans een achterstand van één of meer leerjaren opgelopen. Na zeven, uitzonderlijk acht jaar lager onderwijs, is de jongere krachtens de leerplichtwet in ieder geval verplicht de stap naar het secundair onderwijs te zetten en dus de lagere school te verlaten vooraleer deze met succes te hebben doorlopen. Tenslotte kunnen ook leerlingen die wèl een getuigschrift van basisonderwijs bezitten (behaald in het gewoon of buitengewoon onderwijs) zo nodig worden opgevangen in een eerste leerjaar B, maar dit pas met het uitdrukkelijk akkoord van de ouders, die vooraf dit advies van het PMS-centrum hebben ontvangen. Elke leerling die een eerste leerjaar secundair onderwijs heeft gevolgd, mag in het BVL worden toegelaten. We vinden er zowat alle leerlingen van het eerste leerjaar B, samen met een grote instroom van leerlingen uit het eerste leerjaar A. Ook kunnen onder bepaalde voorwaarden leerlingen uit het Buitengewoon Secundair Onderwijs (BuSO), worden toegelaten. 1
De ontwikkelingsdoelen zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die van overheidswege voor dit vak bij de leerlingen moeten worden nagestreefd. Zij zijn opgenomen in punt 8, en (met verwijzing) aangeduid bij de leerplandoelstellingen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
8
Eerste graad 1B
1.2
Kenmerken van de jongeren in 1B en BVL
Reeds uit de toelatingsvoorwaarden blijkt dat de leerlingengroep in 1B zeer heterogeen kan zijn. De leerlingkenmerken bevestigen deze heterogeniteit. Het is niet eenvoudig "de" eigenheid van deze leerlingen te omschrijven. De hierna vermelde kenmerken worden dan ook best met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd. Zowat 1 op 10 leerlingen van het eerste leerjaar van de eerste graad zitten in 1B. Heel wat ouders hebben het moeilijk om hun kind naar 1B te zenden, waardoor een aantal leerzwakke of leervertraagde jongeren het secundair niet aanvat in 1B, maar in 1A. Daardoor ook is er in het BVL een grote instroom van leerlingen die geen goede resultaten behaalden in 1A. Deze leerlingen zijn doorgaans iets sterker voor schoolse prestaties dan leerlingen uit 1B, maar anderzijds kunnen ze gedesoriënteerd zijn door (nog eens) een negatieve schoolervaring. Ook daardoor vergroot de heterogeniteit in het BVL. Kenmerken die gelden voor een grote groep van deze leerlingen - Ze zijn gericht op het doen. Soms spreekt men van "gedragsintelligentie", dit wil zeggen ze leren al doende. Ze leren weinig van theoretische uiteenzettingen. Ze leren vooral van het handelen in concrete situaties. Vanuit dit handelen komen ze tot begripsvorming en abstractie. Dit betekent evenwel niet dat ze voor de uitoefening van hun beroepspraktijk meteen uitblinken in grote vaardigheid en nauwkeurigheid. - Zij hebben vooral interesse voor het onmiddellijk bruikbare. Hun hele leefwereld, zowel binnen de onderwijstijd als daarbuiten, is afgestemd op onmiddellijke consumptie van wat zij als nuttig, als prettig ervaren. Ze zijn moeilijk te motiveren voor opdrachten die ze nu aanvatten en waarvan ze pas later resultaat zien. Dit verklaart ook waarom ze hun werk moeilijk kunnen plannen. - Zij zijn doorgaans heel spontaan, impulsief en eerlijk. Hun reacties op hun eigen ervaringen zijn niet altijd beheerst. Tegelijk zijn ze meestal wel duidelijk en eerlijk in hun gevoelens. - Ze zijn vaak aanhankelijk en dankbaar. Voor wie hen begrijpt, voor wie met hen op weg gaat, tonen ze duidelijk hun aanhankelijkheid en hun dankbaarheid. - Hun intelligentie is eerder beperkt. Zij verwerken moeilijk grote leerstofgehelen. Memoriseren, verbanden leggen, besluiten trekken is niet eenvoudig. Transfer van het ene vak naar het andere, van geleerde leerstof naar praktische toepassing is niet vanzelfsprekend. - Hun schoolverleden verliep niet vlot. Daardoor vertonen sommigen een aversie tegenover het schoolse leren. Hun moeilijk gedrag is er vaak een uiting van.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
9
Eerste graad 1B
- Zij hebben een geringe verbale vaardigheid. Het onderwijs steunt traditioneel heel sterk op het verbale zodat leerlingen met een beperkte taalvaardigheid bijzondere moeilijkheden ervaren. - De taakspanning en/of de taakgerichtheid is vaak klein. Als deze leerlingen aan opdrachten werken is het voor hen (èn voor de leraar) een hele klus om tot het einde vol te houden. Zeker wanneer moeilijkheden binnen de opdracht opduiken, haken ze gemakkelijk af. - Hun oriëntering in tijd en ruimte is beperkt. Het onderwijs doet zeer veel beroep op begrippen en op vaardigheden in verband met tijd en ruimte. Leerlingen die hierbij minder goed functioneren, ervaren geregeld moeilijkheden. Het ontbreekt hen in het algemeen vaak aan goede en duidelijke structuren. - Hun zelfvertrouwen is niet groot. Een aantal negatieve ervaringen hebben ervoor gezorgd dat de opgroeiende jongeren eerder weinig zelfbevestiging mochten ervaren. Zij voelen zich hierdoor vaak diep ongelukkig. Onbewust verlangen en streven ze naar bevestiging. - Het vlot sociaal functioneren wordt bemoeilijkt door egocentrisme. Door gebrek aan zelfbevestiging, vaak samengaand met het niet voldoende kunnen relativeren van situaties, geven zij sterker dan andere jongeren van hun leeftijd, de indruk louter op zichzelf gericht te zijn. - Sommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben, vroeger zelf problemen hebben gehad met het instituut ‘school’ of een te grote afstand tot de school ervaren, krijgen niet alle leerlingen de hulp en interesse die nodig zijn. - Een deel van de leerlingen komt uit de minderbegunstigde sociale klasse. Zij dragen de kenmerken van deze cultuur, die in een aantal aspecten sterk verschillend is van de gewone schoolcultuur. Dit vermindert hun studiekansen.
1.3
Start van een continuüm
Belangrijk is dat de leraar in deze eerste leerjaren van het secundair onderwijs reeds oog heeft voor de ontwikkeling van een leerling die zich in de loop van de volgende 6 of 7 jaren ontplooit tot een jongvolwassene. Dit houdt in dat vanaf het eerste moment gestreefd wordt naar verzelfstandiging. Enkele concrete voorbeelden: - de klasaankleding zal misschien aanvankelijk sterk bepaald zijn door de leraar. Maar al snel worden leerlingen voor keuzes gesteld, wordt hun inbreng gevraagd, zullen zij mee mogen bepalen; - het groepswerk krijgt reeds onmiddellijk kansen, maar de leraar zal voorzien dat er ook hier groei is (over gans het secundair onderwijs) van vrij sterk geleide taken naar meer open opdrachten.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
10
Eerste graad 1B
Dit houdt ook in dat men van meet af aan werkt aan de vorming van de leerling tot weerbare, sociaal geëngageerde, actieve, arbeidsgerichte jongvolwassene die optimaal op de arbeidsmarkt kan functioneren en aan de samenleving kan participeren en dit vanuit een christelijk geïnspireerde levensvisie. Alle leerinhouden van dit leerplan, om het even of het om kennis, inzichten, vaardigheden of attitudes gaat, moeten gezien worden als middelen om deze doelen bij elke leerling na te streven. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Met het vak Technologische opvoeding hebben wij enorme troeven in handen om de voornaamste doelstelling van het eerste leerjaar B te helpen verwezenlijken: “Er voor zorgen dat de leerlingen graag naar school komen”. Andere algemene doelstellingen zijn: - bij de leerlingen het vertrouwen in zichzelf doen herwinnen door te vertrekken vanuit het concrete (hun ervaring, belangstelling en aanleg); - een vertrouwensrelatie opbouwen tussen leerlingen en leraren onder andere door aanmoedigen, bevestigen, waarderen, levensecht zijn; - probleemoplossend leren denken en handelen; - door psychomotorische activiteit (ingrijpen) komen tot een elementair inzicht (kennen) : “al doende leren ... denken”. Werken naar iets bruikbaars toe, zodat de leerlingen reeds na enkele lestijden resultaat en succes van hun inspanningen bekomen; - door het bewerken en verwerken van zoveel mogelijk grondstoffen en materialen, door het toepassen van diverse technieken en het gebruiken van verscheidene gereedschappen kennismaken met een brede waaier van verkenningsgebieden, en daardoor ook komen tot een verantwoorde studiekeuze; - leren oog hebben voor attitudes zoals orde, stiptheid, nauwkeurigheid, luisterbereidheid...; - door een polyvalent aanbod van verkenningsgebieden de leerlingen méér kansen bieden om een verantwoorde studiekeuze te maken; - op lange termijn zelfstandigheid, weerbaarheid en engagement nastreven om zo bij te dragen tot een christelijk geïnspireerde levenshouding; - de leerlingen op alle mogelijke manieren gestalte leren geven aan hetgeen in hen leeft. Zin voor creativiteit ontwikkelen en eigen mogelijkheden leren ontdekken; - actieve vrijetijdsbesteding en zelfredzaamheid bevorderen en stimuleren door ten gepaste tijde het traditionele rollenpatroon te doorbreken; - aandacht vragen voor veiligheidsnormen (kennen en toepassen), respect opbrengen voor eigen leven en dat van hun medeleerlingen en zo de aanzet geven tot een verantwoordelijkheidsbesef tegenover de ganse maatschappij. 3
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 3.1
Het leerplan en het opvoedingsproject
Een school wil haar leerlingen méér meegeven dan louter vakkennis. Haar intentieverklaring in dit verband is te vinden in het opvoedingsproject, waarin ook waardeopvoeding en christelijke duiding zijn opgenomen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
11
Eerste graad 1B
Een vakleraar in een school van het katholieke net zal geen ander Engels, geen andere wiskunde geven dan zijn kollega’s. Wel heeft hij de taak om, waar de kans zich voordoet, naar het opvoedingsproject of een aspect daarvan te refereren. Als (mede)drager van het christelijk opvoedingsproject is hij alert voor elke kans die het school- en klasgebeuren biedt om de diepere dimensie aan te reiken. Vele vakken bieden op een of andere manier kansen daartoe. Hoe meer de leraar de leerlingen persoonlijk kent, hoe meer hij zal aanvoelen wanneer er openheid is om met de leerlingen door te stoten naar zinsen zijnsvragen. 3.2
Enkele aandachtspunten
Als men rekening houdt met de beginsituatie van de leerlingen in de B-stroom, dan ligt het voor de hand aandacht te besteden aan het volgende: - de leerinhouden in de B-stroom moeten in het teken staan van concrete toepasbaarheid en beperkt blijven tot wat noodzakelijk is bij de praktische uitvoering, theoretische leerstof moet aangebracht worden op het moment dat deze leerstof noodzakelijk is (bij de praktische uitvoering); - ook minder handige en technisch minder praktisch gerichte leerlingen moeten kansen krijgen door differentiatie. In de opdrachten is het aandeel van de doe-activiteiten best zeer groot (tot 90 %), zo komen de leerlingen hier meer dan elders door ‘doen’ naar ‘inzicht’; - de opdrachten moeten bij deze leerlingen nog meer dan bij anderen boeiend, zinvol en nuttig zijn. Indien mogelijk moet de opdracht iets van henzelf bevatten (bv. kleur, vorm), iets dat ze mogelijk zelf kiezen, waardoor zij zichzelf in hun werk kunnen uitdrukken; - de opgelegde taken zijn bij voorkeur kort. Het succes moet verzekerd zijn. Het doel van hun werk moet duidelijk voor ogen staan; - de moeilijkheidsgraad van de opdrachten moet bij de mogelijkheden van de leerlingen beginnen en mag slechts zeer geleidelijk opgevoerd worden; - het leren samen denken en samenwerken vraagt een lange vormingsperiode die elementair moet beginnen in een zeer kleine groep en met opdrachten waarin slechts enkele elementen van samenwerking voorkomen. Bovengenoemde aandachtspunten dwingen tot individuele begeleiding en permanente evaluatie. Tevens moet men veilige werkomstandigheden kunnen waarborgen. Dit alles realiseren met een grote groep is onmogelijk. In elke school besteedt men aandacht aan “leren leren”. Er is hierover heel wat materiaal op de markt. In vele scholen staat zelfs een uur “leren leren” op het lessenrooster en neemt de klasleraar dit onderwerp voor zijn rekening. Om een studiebegeleidingsproject efficiënt in de school te kunnen uitbouwen, is het noodzakelijk de basisprincipes van “leren leren” die in de school gehanteerd worden, te laten dragen door de ganse lerarengroep. Ook de leraar TO moet deze basisprincipes toepassen en systematisch in de lessen inbouwen. In de lessen TO kan men ook expliciet aandacht besteden aan de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen, Milieueducatie en Gezondheidseducatie (vooral i.v.m. veiligheid).
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
12
Eerste graad 1B
3.3
De leraar TO in de B-stroom
Van de leraar in 1B en BVL wordt verondersteld dat hij zich wil engageren voor deze leerlingen. Hij zal zich voortdurend willen nascholen, teneinde de deskundigheid binnen het BSO te verhogen: via lectuur, gesprekken over pedagogisch-didactische onderwerpen, systematische navorming ... De leraar wil samenwerken met collega's teneinde de vorming en de begeleiding van de leerlingen te optimaliseren. De didactische aanpak in de lessen gaat uit van het leerlingenprofiel. Daarom zal de leraar: - de leerlingen leren kennen en aanvaarden om begeleidend en onderwijzend met hen op weg te gaan; - haalbare en duidelijke doelen bij onderwijs en begeleiding vooropstellen; - zijn taalgebruik afstemmen op het niveau van de leerlingen: mondeling in de les, schriftelijk in leerlingennotities, bij proefwerken ...; - lesstrategieën aanwenden die uitgaan van de beginsituatie van de leerlingen; - de lesbetrokkenheid van de leerlingen alle kansen geven; - goede studiegewoonten stimuleren die deze leerlingen ten dienste kunnen staan; - aanzetten geven tot het zelfstandig verwerken van de leerstof, in de eerste plaats in de klas zelf, aangepast aan deze leerlingen; eventueel ook voor thuis; - zorgen voor aangepaste didactische uitrusting. De leraar zal ook inzicht hebben in de huidige maatschappelijke gegevenheid. Daarom zal hij: - de cognitieve doelen kritisch bevragen en ruim tijd vrijmaken voor het realiseren van vaardigheden en attitudes; - voorrang geven aan leerstrategieën meer dan aan de oplossingen; - structuren en duidingen bespreekbaar stellen binnen de lessen en binnen het schoolleven, en deze vooral voorleven; - streven naar een positieve spiritualiteit ten aanzien van het leven (het individuele leven, het sociale leven, het beroepsleven); - de leerlingen in contact brengen met zinvolle sociaalgerichte mogelijkheden van engagement, en met mogelijkheden tot persoonlijke verrijking. In 1B en BVL is remediërend werken (zeker voor taal en rekenen) zeer belangrijk. Leefstijl en relationele vorming krijgen een systematische plaats. Beroepeninformatie komt aan bod. Succeservaring staat in de didactiek en in de evaluatie centraal. Project- en/of thematisch onderwijs loopt als een rode draad doorheen het didactisch gebeuren. De leraar van de B-klas moet voldoende thuis zijn in de verschillende verkenningsgebieden (zie ontwikkelingsdoelen B-stroom). Technische leraren uit één bepaalde richting hebben wellicht enige moeite om de overstap te doen naar andere materialen en technieken. Nascholingsgelegenheden om zich andere verkenningsgebieden eigen te maken zullen best aangegrepen worden. Naar vakbekwaamheid wordt door de leerlingen sterk opgekeken. Uitwisseling van ervaringen, concrete werkvormen en goede opdrachten kan hier een grote hulp zijn. De gekozen verkenningsgebieden in een B-klas opdelen in meerdere leraren is pedagogisch niet aan te bevelen. Gedegen methodisch-didactische voorbereidingen (dit wil zeggen didactische panelen, uitgewerkte voorbeelden...) zijn van groot belang.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
13
Eerste graad 1B
3.4
Het belang van het technologisch denkproces
Het is van essentieel belang dat de 1 B-leerling zich gaandeweg een technologisch denkproces leert eigen maken. Dit kan niet op één jaar tijd maar de leraar technologische opvoeding heeft de uitgelezen kans om hiermee te beginnen. Het denkproces moet voortdurend op de achtergrond aanwezig zijn terwijl men de twaalf doelstellingen uitwerkt. De leerlingen moeten dit denkproces onbewust opnemen. De fasen die we als leraar in ons achterhoofd houden zijn: 1 2 3 4 5
Behoefte of probleemstelling Keuze van de beste oplossing Realisatie Ingebruikname Evaluatie
Bij ieder nieuw thema vertrekken we best vanuit de behoefte en na het doorlopen van het gehele proces, evalueren we of aan de vooropgestelde behoefte voldaan werd.
3.5
Differentiatie
Vertrekkend van de beginsituatie van de leerlingen en van de vele mogelijkheden die voortvloeien uit de 11 verkenningsgebieden zou men kunnen differentiëren: - naar moeilijkheidsgraad, volgens de mogelijkheden van de leerlingen; - naar belangstelling, verschillende toepassingen voor verschillende leerlingen is waarschijnlijk moeilijk te verwezenlijken. Een keuze voor een gedeelte van een toepassing (bij een creatieve benadering) is waarschijnlijk beter haalbaar; - naar tempo, voor snellere leerlingen een extra oefening; - naar beheersingsgraad kan er meer geëist worden van die leerlingen die reeds in het basisonderwijs bepaalde vaardigheden aangeboden kregen.
3.6
Projectwerk
Oefeningen of toepassingen waarbij meerdere verkenningsgebieden tegelijkertijd aan bod komen zijn altijd mogelijk bij technologische opvoeding. Samenwerken met meerdere vakken in een project (projectwerk) is perfect mogelijk.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
14
Eerste graad 1B
3.7 3.7.1
Taalgebruik in 1B Algemene bedenkingen
- Een belangrijke oorzaak van klasconflicten ligt in het feit dat sommige leraren de taal van het kind niet aanvaarden zoals die is (dikwijls een vorm van dialect). Nochtans is het de eerste voorwaarde om met de leerlingen een vertrouwensrelatie op te bouwen. Minachting voor de taal wordt ervaren als minachting voor de persoon zelf. - Heel wat leerlingen hebben een beperkte taalontwikkeling ten gevolge van hun milieu doch ook ten gevolge van een lagere intelligentie. Sommigen spreken moeilijker, soms hortend en stotend, verward, onduidelijk. - De beperkte taalontwikkeling houdt ook in dat de leerlingen een eenvoudige woordenschat gebruiken. Hun taal is niet complex (eenvoudige woordvorming en zinsbouw), meestal zeer concreet en levensecht. 3.7.2
Waarmee rekening houden
- Het leesniveau bijvoorbeeld situeert zich tussen het 3de en 6de leerjaar van de lagere school. Zo zal het voor de beste lezers weinig problemen geven om de teksten in de werkbladen technologische opvoeding te lezen en te begrijpen. Doch voor vele anderen is dit niet het geval. Zij vinden slechts baat bij werkbladen die veelvuldig en duidelijk geïllustreerd zijn. De teksten (in een verzorgde en aangepaste lay-out) zijn zeer bondig, hebben een voldoende groot lettertype, bestaan uit enkelvoudige zinnen en bevatten geen moeilijke woorden. Hetzelfde geldt voor eventuele toetsvragen. Hierbij een voorbeeld voor het vak Elektriciteit, waarbij een ervaren leraar de moeilijke woorden door zijn leerlingen liet onderstrepen. ‘Het gebruik van “ELEKTRICITEIT” heeft in onze moderne samenleving enorm veel toepassingen. Denken we maar aan verlichting, verwarming, beweging, enz... Onze samenleving zou stilvallen zonder elektriciteit. Elektriciteit is iets geheimzinnigs - kunnen we niet zien, wel voelen - moeilijk begrijpen kortom iets mysterieus. Het kan daarom ook zo verraderlijk en gevaarlijk zijn. Het is niet onze bedoeling dat allemaal uit te pluizen, maar wel enkel beginselen en vaardigheden te behandelen. Verder willen we je ook bijbrengen dat je veilig met elektriciteit moet omspringen.’ - Met het correct schrijven hebben deze leerlingen het ook moeilijk. Hun spelling is gebrekkig en de neergeschreven zinnen zijn soms moeilijk te ontcijferen, onder andere door het niet of verkeerd gebruik van de leestekens. De leraar technologische opvoeding kan de leerlingen hierbij steunen door onder andere verzorgd voor te schrijven aan het bord wat de leerlingen moeten noteren; de leerlingen de nodige tijd te geven om met zorg te noteren (bv. het invullen van de schoolagenda), werkbladen duidelijk te structureren en veelschrijverij te vermijden. - Bij het spreken in klassituaties treden misschien nog de meeste moeilijkheden op. De leerlingen bevinden zich immers in een spanningsveld waarin hun thuistaal (vaak dialectisch, soms wat ruw en ongeschaafd) het moet opnemen tegen de schooltaal (algemeen Nederlands, beleefde omgangsvorm).
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
15
Eerste graad 1B
Veel misverstanden kunnen voorkomen worden als de leraar de thuistaal van de leerlingen niet als negatief beoordeelt, rekening houdt met het feit dat ze hun gevoelens en meningen zonder omwegen (in een directe stijl) uiten, dat ze hun spreken vaak vergezellen van (of zelfs vervangen door) lichaamshoudingen en/of -gedragingen die de beperktere taalontwikkeling ondersteunen of compenseren. - Tenslotte verdient ook het luisteren de nodige aandacht. De leerlingen van 1B hebben het moeilijk om de nodige concentratie op te brengen om gedurende een langere tijd aandachtig alles op te nemen wat wordt gezegd. Dit betekent dat de leraar de uitleg doseert, afwisselt met activiteiten (uitvoeren, kijken, spreken, schrijven ...), dat hij een eenvoudige woordenschat gebruikt, geen complexe zinnen bouwt en veel concrete voorbeelden aanhaalt. Bij mondelinge instructies is de nodige sfeer aanwezig (bv. stilte), en zijn de aanwijzingen kort geformuleerd, duidelijk van inhoud en goed afgebakend. Ook de mate waarin de leraar niet monotoon maar expressief lesgeeft, beïnvloedt de aandacht van de leerlingen. We vergeten niet dat leerlingen die kenmerken van dyslexie vertonen, niet alleen bijzondere moeilijkheden ondervinden met lezen, maar ook met aandachtig luisteren. - In sommige regio’s bestaan 1B-klassen vaak uit meer dan de helft migranten. Zij hebben een duidelijke taalachterstand. Bij het begrijpen van de uitleg van de leraar is hun beperkte woordenschat een probleem. Zij interpreteren gesproken en geschreven taal dikwijls verkeerd. 4
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCHDIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN 4.1
Inleiding
Het leerplan TO stelt 11 verkenningsgebieden voor, waaruit elke school er minstens zes moet kiezen: Verplicht
Eenvoudig computergebruik Verzorging
Minstens 1 keuze uit
Voeding Bouw Elektriciteit
Minstens 1 keuze uit
Hout Metaal Kunststoffen Schilder- en grafische technieken
Vrij wel of niet te kiezen uit
Textiel Tuinbouw
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
16
Eerste graad 1B
Omdat het computergebruik in onze maatschappij niet meer weg te denken is en de leerling in zijn latere opleiding en werkmilieu zeker en vast zal geconfronteerd worden met het computergebruik, is het verkenningsgebied eenvoudig computergebruik verplicht. Om tevens een evenwichtige opleiding te krijgen zowel voor meisjes als voor jongens, en om het rollenpatroon zeker te doorbreken wordt een bijkomende verplichting van keuzes ingebouwd. In elke school moet ofwel voeding, ofwel verzorging aan bod komen. Verder moet minstens één verkenningsgebied uit de reeks bouw, hout, metaal, elektriciteit worden behandeld. Het streefdoel van iedere school zou echter moeten zijn om zoveel mogelijk verkenningsgebieden aan te bieden zodat deze leerlingen meer toekomstperspectieven onder ogen krijgen. Oefeningen of toepassingen opnemen die slaan op twee of meer verkenningsgebieden is best mogelijk, bijvoorbeeld hout en elektriciteit. Het spreekt vanzelf dat we de leerlingen in de verschillende verkenningsgebieden initiëren in verband met materialen, gereedschappen, technieken en attitudes zonder daarbij vakopleiding na te streven. De uit te voeren handelingen, de aan te leren inzichten en de gekozen technieken moeten op een technisch verantwoorde wijze aangebracht worden. Men zal evenwel niet oefenen om te oefenen. Dit veronderstelt een zorgvuldige keuze van de opdrachten, zo dat de vaardigheden aangepast zijn aan de inzichtelijke en motorische ontwikkelingsgraad van de leerjaar-B-leerlingen.
4.2
De elf verkenningsgebieden
4.2.1
Eenvoudig computergebruik LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen en pictogrammen voorkomend op toetsenbord en scherm
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen die op het scherm of in de handleiding voorkomen
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- De afmetingen en de schaal van de figuren die op het beeldscherm verschijnen
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
17
-
Kennismaking met de apparatuur Werkvolgorde Instructies Bedieningsvoorschriften
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
Gebruikte middelen: - materiaal zoals diskettes, papier formaat A4 (kettingpapier), etiketten, - programma’s voor onder andere: . tekstverwerking . rekenen . tekenen
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
-
Toestellen zoals computer, beeldscherm, toetsenbord, muis, printer
7
De opdracht/ het werkstuk voltooien vol-gens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
-
Afdrukken van persoonlijke gegevens, lijsten, etiketten, tekeningen, brieven ... Correct afsluiten van het programma Correct uitschakelen van de computer en de randapparatuur
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
-
Onder andere taalfouten, schikkingsfouten ...
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
-
Zie aangeleerde toepassingen
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
-
Afzonderlijke gegevens (bv. teksten of tekeningen) samenvoegen Bestaande gegevens inladen Bestaande gegevens wijzigen en bewaren
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
-
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
-
11
12
-
-
-
-
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
18
Toepassingen van de geleerde technieken in het dagelijks leven Computergebruik bij een aantal veel voorkomende beroepen
Correcte houding bij het werken aan de computer Enkel afdrukken na controle (papierverspilling vermijden)
Eerste graad 1B
DIDACTISCHE WENKEN - De computer is niet meer weg te denken in onze samenleving. Het is dan ook vanzelfsprekend dat ze er op hun niveau leren mee kennismaken. - Het aanbrengen van de basisbegrippen moet ‘trapsgewijs’ gebeuren tijdens het werken met de computer. - De accenten liggen op het ‘begrijpen’ en ‘herkennen’. - Hanteer een eenvoudig en éénduidig taalgebruik. Vermijd het gebruik van synoniemen. - Binnen dit verkenningsgebied staat het praktisch gebruik van de computer centraal. De leerling moet op een speelse wijze, aan de hand van software die binnen de eigen klassituatie ‘bruikbaar’ is, ontdekken wat de verschillende mogelijkheden en beperkingen van de computer zijn. - Engelstalige begrippen en instructies moeten zoveel mogelijk gemeden worden. - De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld . een steekkaart maken, . etiketten maken, . een adressenlijst maken, . een uitnodiging maken en versturen, . de eigen beoordelingen ingeven en beheren, . telefoonkosten berekenen, . de kosten berekenen van een dagje winkelen, . een titelblad maken, . een standaardbrief aanpassen, . teksten invoeren en corrigeren, . tekeningen inladen en bewerken, . een menukaart maken, . verjaardags-, kerst-, nieuwjaarskaart maken, . een affiche maken, . boodschappen voor op het prikbord maken, . een verjaardagskalender maken. 1
Bij het eerste contact met de PC zal de leraar de leerlingen op gang helpen. Een beproefde methode is, de leerling die net aan de beurt geweest is de volgende leerling te laten assisteren. De software moet korte, goedgekozen opdrachten bevatten, opgesteld in een zeer eenvoudige taal.
2
Bij de eerste kennismaking slechts enkele pictogrammen laten gebruiken, stapsgewijs pictogrammen toevoegen. Zo mogelijk bij aanvang het aantal beschikbare menu’s beperken.
3
Onder tekening lezen verstaan we hier: staafdiagrammen, taartdiagrammen, aangeboden tekeningen op het scherm ...
4
Bij een tekenprogramma worden schaal en ingestelde eenheden door de leraar gecontroleerd.
5
De leerling na voldoende gewenning ook de printer laten gebruiken. De programma’s moeten gebruiksvriendelijk zijn: voorzien van pictogrammen en dialoogvensters; menu- en muisgestuurd, bij voorkeur in het Nederlands.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
19
Eerste graad 1B
6
Wegens concentratieproblemen bij vele leerlingen is het aan te raden het werk aan de computer in vele kleine taken op te delen. Korte oefeningen hebben meer resultaat dan enkele langdurige oefenbeurten. Stiptheid, orde en tijd zijn belangrijke punten bij het omgaan met de computer. Dit is vooral belangrijk om de gegevens te behouden. De leraar zet de printer gebruiksklaar (kettingpapier, etiketten installeren).
7
Op tijd ophouden zodat de nodige tijd overblijft voor het correct afsluiten van de programma’s en voor het uitschakelen van computer en randapparatuur. Bij problemen moet de leraar altijd geroepen worden. Streng de hand houden aan de juiste volgorde van de opdrachten, zodat de leerling zeker niet gaat experimenteren wanneer iets niet begrepen wordt. Bij het gebruik van tekstverwerkingsprogramma’s moet het typen van de teksten tot het minimum beperkt worden. De leraar moet op voorhand de basistekst invoeren.
8
De leerlingen voortdurend leren oog hebben voor controle. Oog hebben voor het verbeteren van de vele taalfouten die deze leerlingen maken; in te vullen woorden, zinnen vooraf op papier leren voorbereiden.
9
De leerlingen zoveel mogelijk mondeling bevragen om te controleren of ze de verschillende stappen die ze gevolgd hebben kunnen toelichten, op vraag kunnen herhalen. Leerlingen die fouten maken een nieuwe kans geven nadat anderen aan de beurt geweest zijn, bij moeilijkheden hulp laten bieden door een medeleerling.
10 Bijvoorbeeld bij ”het titelblad maken” knip- en plakinstructies. De afgedrukte diagrammen, tekeningen, affiches, kaarten ... inplakken in het werkboek. Uitnodigingsbrief en wenskaarten correct leren plooien en versturen. 11 Een bezoek aan een geïnformatiseerde administratie (bv. school, politie, gemeente ...) is hier op zijn plaats. De impact van de computer op de dagdagelijkse realiteit kan het best geillustreerd worden met videobeelden, film, tv of misschien een bedrijfsbezoek. 12 Afstelling van de bureaustoel (indien aanwezig) op juiste hoogte. Correcte zithouding, juiste afstand en kijkrichting op het scherm toelichten. Niet laten printen zonder controle, om papier en drukinkt te leren besparen. Om de leerinhouden aan te brengen volstaat één eenvoudige computer met printer, aanwezig in de werkplaatsklas, waarmee de leerlingen of alleen of per twee werken. Sommige softwarepakketten kunnen zowel voor het verkenningsgebied “eenvoudig computergebruik” als voor het verkenningsgebied “grafische technieken” gebruikt worden, integratie van verkenningsgebieden is niet alleen mogelijk maar dikwijls aan te bevelen. Bij het aanleren van de basisvaardigheden gebruikt men best software op maat geschreven voor de leerlingen van 1B. Educatieve software is een ideaal hulpmiddel in dit leerproces, niet enkel bij de aanbreng van de begrippen, maar ook in de evaluatie en de remediëring. Enkel educatieve software in verband met thema’s “Technologische opvoeding” mag aan bod komen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
20
Eerste graad 1B
4.2.2
Verzorgingstechnieken LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Verzorging van bijvoorbeeld: . lichaam: onder andere handen, tanden, kleine verwondingen, hygiëne na de les LO ... . kleding, schoeisel, toiletgerief ... . woning: bijvoorbeeld onderhoud van het klaslokaal - Timing en planning van zorgactiviteiten
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Pictogrammen op de gebruikte producten - Onderhoudssymbolen in kleding - Symbolen op machines en apparaten: bijvoorbeeld: strijkijzer, wasmachine ...
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Instructietekeningen op gebruiksaanwijzingen, bijsluiters, en dergelijke
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Juiste hoeveelheid van gebruikte producten - Werken met aangepaste meetinstrumenten
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Producten in functie van de gekozen zorgtechnieken - Bewerkingen, onder andere wassen, drogen, strijken, schoeisel onderhouden, borstelen, stofzuigen, stof verwijderen, verluchten ...
6
Juist gaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Gereedschappen, onder andere nagelschaartje, vijltje, kam, borstel, handborstel, vuilnisblik, stofdoek, thermometer ... - Toestellen, onder andere wasmachine, strijkijzer, stofzuiger, droogzwierder, weegschaal ...
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
21
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Keuze uit verzorgingstechnieken
verschillende
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Mogelijke fouten bij verzorging
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- De aangeleerde technieken
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Logische opeenvolging van de toegepaste zorgactiviteiten - Tijdstip van zorgactiviteiten in verband met lichaam, kleding en woning
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Toepassingsgebieden: thuiszorg, bejaardenzorg, kinderzorg, hoteldienst, onderhoudsdienst ... - Mogelijke beroepen (m/v): gezins- en sanitaire helper, kinderverzorger, bejaardenhelper, haarkapper, schoonheidsspecialist, pedicure ...
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
Veiligheid: - richtlijnen op de verpakking - gebruik van elektrische toestellen - correcte werkhouding Milieu: - zuinig gebruik van producten - voorkomen, sorteren en eventueel recycleren van afval
DIDACTISCHE WENKEN - “Verzorging “ zien we erg ruim. We denken hierbij aan zorg voor het lichaam van de mens, zorg voor kleding en zorg voor de leefomgeving (woning). We willen de leerlingen zeker bewust maken van het feit dat een goede hygiëne veel invloed heeft op onze gezondheid.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
22
Eerste graad 1B
- De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld . zorg voor de handen, . verzorgen van de tanden, . hygiëne na sport of turnles, . zorg voor een kledingsstuk, . zorg voor schoeisel, . onderhoud van het lokaal, . zorg voor een kleine wonde, . zorg voor toiletgerief. 1
Klassengesprek uit de ervaring van de leerlingen: behoefte aan zorgactiviteiten.
2
Alleen die symbolen en pictogrammen gebruiken die nodig zijn, die voorkomen op de gebruikte toestellen en producten. De leerlingen zelf leren zoeken op verpakkingen.
3
Gebruiksaanwijzing met tekeningen bijvoorbeeld: hoe nagels goed verzorgen?
4
Maatbekers van de gebruikte producten juist leren gebruiken. Aandacht voor de te gebruiken hoeveelheid grondstoffen. Gebruik van meetinstrumenten zoals maatbeker, weegschaal, thermometer ...
5
Producten hanteren met aandacht voor informatie voor de verbruiker, in verband met hoeveelheid, prijs, verpakking en reclame.
6
Alleen de uitleg geven die nodig is om de gebruikte gereedschappen en toestellen juist te kunnen gebruiken.
7
Visie: “zorgen voor = opnemen van de totaalzorg” binnen elk verkenningsgebied voldoende concretiseren.
8
Kleine herstellingen aan kleding: bijvoorbeeld een knoop aanzetten, losgekomen zoom herstellen. Lichaamsverzorging: laat de leerlingen zelf vaststellen of ze zich goed verzorgen, wat eventueel verbeterd kan worden.
9
De leerlingen geven in grote lijnen de werkwijze en de opeenvolging weer, onder andere bij zorg voor het lichaam, zorg voor de kleding, zorg voor de leefomgeving.
10 Gezamenlijk (leraar en leerlingen) een planning van een volledig zorgproces, met de verschillende zorgactiviteiten samenstellen; voor een volgend verkenningsgebied vermindert de begeleiding van de leraar. 11 Mogelijk zijn een bezoek aan een kapper, pedicure ... Bezoek aan een droogwasserij, een wassalon ...
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
23
Eerste graad 1B
12 Voor het gebruik de veiligheidstips op verpakkingen leren lezen en deze vanzelfsprekend toepassen. Veiligheidstelefoonnummers bijvoorbeeld het antigifcentrum. 4.2.3
Voedingsactiviteiten LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Inhoudsmaten met onder andere maatbeker, lepel, weegschaal - Gegevens van de verpakking, kookboek ... - Keuze en aankoop van de ingrediënten - Keuze van het kookgerei - Werkvolgorde
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
Symbolen: - Op de gebruikte toestellen zoals fornuis ... - Op de verpakkingen en in het kookboek
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen
- De werktekening, stroomschema ... - Een eenvoudige maaltijdschijf
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Hoeveelheden: . met de weegschaal . met lepel en/of maatbeker - Tijd: met de keukenklok - Temperatuur instellen op het gebruikte toestel
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hierhier de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Mogelijke voedingsmiddelen: brood, groenten, bindstoffen, room, kaas, boter, eieren, deegwaren, bloem, melk, fruit ... - Bewerkingen: snijden, raspen, mengen, kloppen, smeren, roeren, pletten, kneden, binden ...
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Basisuitrusting: aardappelmesje, dunschiller, groenteplank, rasp, klopper, houten lepel, kookpannen, braadpan ... - Kookfornuis: gas of elektrisch - Apparaten zoals oven, mixer, roerzeef
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
24
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Keuze uit verschillende opdrachten
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Controle, onder andere: is alles voldoende gaar, voldoende gebakken; de juiste smaak, een goede binding, ordelijke schikking en afwerking
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen opdracht
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Mengen: . juiste verhoudingen . juiste volgorde
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Technieken: zie de gekozen opdracht - Beroepen: kok, bakker, slager, kelner, traiteur ...
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid en hygiëne in verband met. . de gebruikte toestellen en apparaten . de werkhouding - Zuinig omgaan met: . voedingswaren . energie - Milieu: keukenafval sorteren
DIDACTISCHE WENKEN De leerlingen ervan bewust maken dat de samenstelling van ons voedsel en de voedselbereiding een invloed hebben op onze gezondheid. Door eenvoudige bereidingen klaar te maken, de leerlingen laten kennismaken met enkele basisprincipes van de voedselbereiding en zo hun zelfredzaamheid bevorderen. - De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld . een ontbijt klaarmaken, . groenteschotel (rauwkost),
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
25
Eerste graad 1B
. vanilleroom, . doorgestoken groentesoep, . aardappelpuree, . eieren bakken of koken, . plattekaas verwerken, . deegwaren verwerken zoals macaroni of spaghetti, . cake bakken, . flensjes bakk,en . fruitsalade. 1
Aanduiden waarmee er best gemeten wordt, nauwkeurige hoeveelheden zijn noodzakelijk. Het verschil tussen hoeveelheden aangegeven in het kookboek of op de verpakking.
2
Symbolen zoals: bovenwarmte, onderwarmte, hetelucht of stralingswarmte, microgolven ...
3
Kookboeken met duidelijke tekeningen en weinig tekst zijn aan te bevelen.
4
Meettechnieken die voor de bereiding meest toegepast worden laten gebruiken. Rekening houden met de tolerantie van het toestel. Voor het meten met lepels, een tabel geven voor de meest voorkomende voedingsmiddelen. Maatbekers met aanduidingen in het Nederlands.
5
Aan te leren technieken stapsgewijs voordoen en zo nodig herhalen. Aandacht vestigen op het behoud van vitaminen en minerale zouten en de noodzaak van afwisseling (maaltijdschijf).
6
Enkel die gereedschappen en toestellen behandelen die ze gaan gebruiken, de nodige uitleg geven op het ogenblik van gebruik. Ideaal is de leerlingen per twee laten samenwerken; dus ook de benodigdheden per twee voorzien.
7
Opruimen van de werkvlakken, verwerken van restjes. Eenvoudig en netjes tafeldekken en serveren. Evalueren door vergelijking met de producten van de medeleerlingen. Zin voor afwerking en creativiteit aanmoedigen. De noodzaak van degelijk onderhoud van de toestellen benadrukken.
8
Middeltjes geven om minder goede resultaten te verbeteren, bijvoorbeeld onvoldoende binding van een gerecht op de juiste wijze leren bijbinden. Mekaars bereidingen leren proeven.
9
De leerlingen tijdens de bereiding een gedeelte van de bewerking mondeling laten herhalen, eventueel ook op het einde van de les.
10 Aandacht voor de juiste verhoudingen bij de bereidingen, voor de juiste volgorde van het samenvoegen van de ingrediënten. Bijzondere aandacht vestigen op voedingsmiddelen die zich wat moeilijker laten mengen, bijvoorbeeld vetten met vocht. 11 Bereide voedingswaren vergelijken met gerechten die te koop worden aangeboden. De kostprijs berekenen en vergelijken met de prijs in de winkel van bijvoorbeeld gebak. Mogelijk bezoek aan een bakker, slager ...
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
26
Eerste graad 1B
12 Zuinig leren omgaan met energie, kooktijd niet onnodig verlengen. Warmte leren benutten na het uitschakelen van het elektrisch fornuis. Aandacht besteden aan het voorkomen van brandwonden. De juiste werkhouding bij het optillen, bij het snijden ... bijbrengen. 4.2.4
Op verkenning in de bouwwereld LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
-
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen: i ,z , ü, //
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Ruimtelijke voorstellingen en voorstellingen in drie aanzichten - Het begrip schaal (U)
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Met rol- en of vouwmeter tot op 1 mm nauwkeurig - Waterpas, schietlood (U)
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Bouwmaterialen, onder andere bakstenen, tegels, zand, cement, betonijzer, binddraad, bekistingshout, mortel, beton, voegmiddel, kleefmiddel - Bewerkingen, onder andere mengen van mortel en beton; stapelen van stenen in verband; lijmen van tegels; bekisten; wapenen en gieten van beton
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Gereedschappen zoals waterpas, winkelhaak, schietlood, plamuurmes, voegspijker, bindtang, hamer, houtzaag ...
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Afwerkingstechnieken met het oog op verfraaiing of bescherming zoals: inwassen, voegen, kleuren ...
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
27
Kennismaking met de apparatuur Bedieningsvoorschriften Keuze van de materialen De werkvolgorde
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Fouten tegen afmetingen, haaksheid, evenwijdigheid, vlakheid enz.
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Werkvolgorde van de gekozen toepassing
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Werkvolgorde van de gekozen toepassing
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken: zie toepassing - Beroepen: . ruwbouw: metselaar, bekister, ijzervlechter, grondwerker, betonwerker . afwerking: stukadoor, vloerder, tegelzetter, voeger ...
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid: . veiligheidskleding . werkhouding . omgang met producten - Milieu: . zuinig omgaan met producten . afval recupereren of sorteren
DIDACTISCHE WENKEN Dagelijks worden onze leerlingen geconfronteerd met activiteiten binnen de bouwwereld en/of met typische bouwvaardigheden. Er worden niet alleen woningen, gebouwen van openbaar nut, industriegebouwen en bouwwerken met een specifieke functie (watertorens, kerncentrales ...) gebouwd, maar er worden ook allerlei weg- en waterbouwkundige werken uitgevoerd (gewone wegen, spoorwegen, waterwegen), met daaraan verbonden een aantal typische kunstwerken (duikers, bruggen, sluizen, tunnels, via- en aquaducten ...) of infrastructurele werken (oeververdedigingen, kaaimuren, rioleringen, waterzuiveringsstations ...). In dit verkenningsgebied is het voornamelijk de bedoeling de leerlingen te laten kennismaken met een aantal technieken die worden toegepast binnen de bouwwereld en met vaardigheden die specifiek zijn voor heel wat werkzaamheden binnen deze sector.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
28
Eerste graad 1B
Een structurele analyse van het concept van een gebouw en/of van zijn onderdelen is geen voorwerp van studie, maar het is aangewezen om de bestudeerde technieken en vaardigheden in de context van hun toepassingsgebied te situeren. - De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld . . . . . . .
onderzetter in miniatuursteentjes of tegeltjes, vogeldrinksteen in beton, gestapelde bakstenen muur, spiegel met tegelbekleding, bloemenbak met miniatuursteentjes, gieten van vormen in gips, bloemenstaander (bekisten, ijzervlechten, gieten).
1
Vertrekken van verschillende voorbeelden om een klassengesprek te voeren rond behoefte. Vervolgens samen zoeken naar oplossingen. Hoe lijnen en gegevens overbrengen van de tekening op het werkstuk (de werkvloer). Indien nodig, hoe controleren van horizontaliteit en verticaliteit met waterpas en schietlood. Belangrijk is geschikt didactisch materiaal om de werkvolgorde duidelijk te maken, onder andere transparanten, een videofilm, werkstukken of didactische panelen die de verschillende stappen tonen.
2
Alleen die symbolen uitleggen die nodig zijn voor de toepassing.
3
Men vertrekt steeds van een ruimtelijke voorstelling (isometrische projectie) van de oefening. Het is van het grootste belang dat de leerlingen op de ter beschikking gestelde tekeningen de verschillende aanzichten herkennen. Beklemtoon ook het belang van elke getekende entiteit in relatie met de uitvoering. Bij voorkeur worden de leerlingen naast de tekening ook geconfronteeerd met de realistische uitvoering, zodat men deze langs alle richtingen kan bekijken en betasten. Deze werkwijze draagt het meest bij tot de ontwikkeling van het ruimtelijk voorstellingsvermogen en het ruimtelijk denken.
4
De nauwkeurigheid bij het meten moet zeer veel aandacht krijgen. Dit geldt natuurlijk ook voor het uitzetten van lijnen. Indien er met waterpas en/of schietlood gewerkt wordt, moet de leraar dit van zeer nabij volgen omdat de leerlingen hier veel problemen mee hebben. De gewoonte aankweken om materialen en gereedschappen, gebruikt voor het vervaardigen van de oefening, vooraf te controleren op gebreken.
5
Van de gebruikte grondstoffen en bouwmaterialen de eigenschappen en kenmerken toelichten en indien mogelijk proefondervindelijk laten vaststellen. Veel oefeningen kunnen gemaakt worden met miniatuuruitvoeringen van bakstenen en of tegels. Voorbeelden: stapelen van stenen in de vorm van een bloemenbak, bekisten en gieten van een betontegel, maken van dienbord met tegels ...
6
De gereedschappen bespreken op het ogenblik dat men ze nodig heeft (het mag niet ontaarden in een les gereedschapsleer). Enkel die punten behandelen die nodig zijn voor een juist en veilig gebruik.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
29
Eerste graad 1B
7
Het belang van een goede afwerking verduidelijken. De aangewende afwerkingstechniek stap voor stap voordoen, bijvoorbeeld gelijmde tegeltjes inwassen. De minst handige leerlingen extra hulp bieden. Voorlopers de anderen laten helpen, bevordert de geest van de groep.
8
Bij elke oefening ervoor zorgen dat de leerlingen zichzelf kunnen beoordelen. Maak hierover op voorhand goede afspraken. Bij de beoordeling wordt eerst onderzocht wat goed is uitgevoerd, pas daarna wat verkeerd of onnauwkeurig is. Elke beoordeling, hetzij individueel hetzij in groep, moet bespreekbaar zijn en de evaluatie dient te worden verduidelijkt.
9
De mogelijkheid scheppen om op geregelde tijdstippen de aangeleerde werkmethode en werkvolgorde toe te lichten. Eerst laat men de leerling de toelichting geven aan de leraar alleen, daarna voor een kleine groep en tenslotte voor de klas. Op die manier helpt men het zelfvertrouwen opbouwen.
10 Leren samenvoegen van de verschillende constructie-elementen, bijvoorbeeld mengen en aanbrengen van mortel of lijm of beton; nagelen; binden met binddraad ... Bijzondere aandacht voor aanmaken en mengen van mortel, beton en andere. Technieken die niet worden toegepast worden niet uitgelegd. Het monteren of samenvoegen is duidelijk een aparte fase en dient dus op het juiste ogenblik aangebracht te worden. 11 Tracht een bezoek te brengen aan een bouwwerf in de omgeving van de school en dit zo dikwijls mogelijk om verschillende beroepsbeoefenaars aan het werk te zien. Er bestaan goede videofilms om de vele basis- en afwerkingstechnieken van de bouwwereld te tonen. Een persoonlijke getuigenis van één of meerdere beroepsbeoefenaars biedt de mogelijkheid om ook andere facetten te belichten, die in de oefeningen niet aan bod kunnen komen. 12 Reinigen en onderhoud van de gereedschappen niet vergeten. De juiste werkhouding aanleren, de veiligheidsrichtlijnen doen volgen. De nodige beschermingsmiddelen en veiligheidskledij verplichten te dragen. Juiste inrichting van de werkplaats: plaatsing van de gebruikte materialen om zo weinig mogelijk energie en tijd te verspillen. Een goede werkhouding en de juiste handgrepen bij de verschillende werkzaamheden voortdurend controleren. Aandacht besteden aan afval en overschotten. Milieubewust leren recupereren of sorteren van afval. 4.2.5
1
Kennismaken met elektriciteit LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Kennismaking met de materialen en elementen - Instructies lezen - Bedieningsvoorschriften - Normen: de kleurencode - Werkvolgorde (stroomdiagram)
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
30
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen, onder andere voor wisselspanning, gelijkspanning, schakelaar, batterij, aarding ...
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen: . ruimtelijke voorstelling . drie aanzichten . schematische voorstelling . elektrische schema’s
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Afmetingen controleren en/of overbrengen op het materiaal
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Materialen: . grondstoffen en middelen, onder andere batterijen, geleiders, lamphouders, lampen, schakelaars, snoeren, aardingsdraad, stekkers ... . bevestigingsmateriaal, onder andere schroeven, vijzen, tin, kabelschoenen ... - Bewerkingen, onder andere schroeven, krimpen, boren, knippen, ontmantelen, buigen, vertinnen, solderen ...
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Mogelijke handgereedschappen: meetlat, rolmeter, priem, schroevendraaiers, universele tang, zijkniptang, ontmantelingstang, krimptang, vijlen, tester ... Mogelijke toestellen; boormachine, soldeerbout ...
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Zie de gekozen toepassing
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Fouten, onder andere kortsluiting, nietgeïsoleerde geleiders, slechte aansluitingen
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
31
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen toepassing
10
Naargelang het verkenningsgebied ‘monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Monteren: schroeven, krimpen en solderen
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken - Beroepen: elektricien, auto-elektricien, onderhoudselektricien, uitvoerder van signalisatie ...
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid: . veilige spanning . voorzorgsmaatregelen . voorschriften . werkhouding - Milieu: . zuinig omgaan met materialen . recupereren of sorteren van afval
DIDACTISCHE WENKEN -
-
Hoe zou ons leven er uitzien zonder elektriciteit? Voorbeelden van het gebruik van elektriciteit liggen voor de hand, de leerlingen overtuigen van het belang is overbodig. Meer dan belangrijk is het aspect veiligheid bij het omgaan met elektriciteit. De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld: . verlengsnoer, . nachtlampje, . noodverlichting, . belinstallatie, . fietsverlichting, . bibberspel, . tester.
1
Diverse voorbeelden gebruiken om een klassengesprek te voeren rond behoefte en om te zoeken naar de beste oplossing. Een model gebruiken om de werkvolgorde te bespreken. Didactische (batterijen, lamphouders, lampen, geleiders, isolatoren ...) panelen zijn nodig.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
32
Eerste graad 1B
2
Voorbeelden van de symbolen aanwijzen op het elektrisch schema en op de gebruikte toestellen.
3
Ruimtelijke voorstelling van de gebruikte tekening gebruiken en voorstelling in drie aanzichten. De titelhoek en stuklijst van de technische tekening samen verkennen.
4
Vooraf de kwaliteit (: gebreken) en de maten van het uitgangsmateriaal laten controleren. De noodzaak van nauwkeurigheid (= kwaliteit) sterk benadrukken. Meten met een rolmeter tot op 1 mm en met een meetlat tot op 0,5 mm nauwkeurig.
5
De kenmerken van geleiders, isolatoren ... bondig toelichten en met mekaar vergelijken.
6
De nieuwe gereedschappen of toestellen pas tonen op het ogenblik dat ze aan bod komen. Enkel aandacht vragen voor de delen die nodig zijn om inzichtelijk en veilig te leren werken.
7
Nieuwe bewerkingen demonstreren in groep, mogelijk door een leerling laten herhalen en zo nodig individueel ondersteunen.Met goede voorbeelden de juiste keuze van de afwerkingstechniek(en) ondersteunen. Controle van de leraar is na eigen controle van de leerling een absolute noodzaak. Aandacht voor het schikken en opruimen van de werktafel, zorg voor het persoonlijk gerief en voor het lokaal. Stapsgewijs de kwaliteit van het werk beoordelen.
8
Regelmatig vergelijken met werktekening of elektrisch schema en model helpt de leerling tijdig zijn mogelijke fout(en) ontdekken. Schakelingen uittesten. Zelfevaluatie stimuleren en de oorzaak van fouten systematisch leren vaststellen. Bij fouten moet de leraar helpen (geen andere leerling). Controleren met meetlat, rolmeter ... Vergelijken met model of didactische voorbeelden.
9
De afgesproken controlemomenten zijn ideaal om de leerling de kans te geven zijn werkvolgorde aan de leraar toe te lichten.
10 Pas nadat alle onderdelen klaar zijn de techniek van samenvoegen (schroeven, krimpen, solderen ...) demonstreren. De leraar controleert altijd alvorens de leerling te laten monteren. 11 Een kort bezoek aan de elektriciteitsafdeling van de school of een rondleiding binnen een K.M.O. waar elektrische apparaten gemonteerd worden, moet overwogen worden. Ook een geschikte videofilm kan waardevol zijn. 12 De juiste werkhouding demonstreren. Het verschil tussen veilige en gevaarlijke spanningen duidelijk maken. Het tijdig lezen van handleiding en veiligheidsvoorschriften afdwingen. Veilig leren omgaan met de boormachine, soldeerbout ... bij het demonstreren dit zeer duidelijk toelichten. Het gebruik van veiligheidshandschoenen en -bril verplichten bij gevaarlijke werkzaamheden.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
33
Eerste graad 1B
Gevaarsituaties leren inschatten. Veilig leren omgaan met de boormachine, soldeerbout ... Materiaalresten leren recupereren of sorteren. Respect voor het milieu bijbrengen wanneer afwerkingsproducten gebruikt worden. 4.2.6
Werken met hout en plaatmateriaal LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Kennismaking met gereedschappen en apparatuur - Instructies - Bedieningsvoorschriften - Werkvolgorde
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen zoals i ,z , ü, // . paringstekens (U)
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen: . ruimtelijke voorstelling . voorstelling in drie aanzichten
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Afmetingen overbrengen
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Grondstoffen, onder andere latjes en plankjes in den, beuk of eik; plaatmateriaal als vezelplaat, MDF, triplex en multiplex - Verbindingsmaterialen zoals lijm, nagels en schroeven - Afwerkingsmaterialen zoals verf, poriënvuller, vernis, schuurpapier, kneedbaar hout, beits, boenwas - Bewerkingen zoals zagen, boren, raspen, vijlen, schuren, kappen
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Mogelijke gereedschappen: kapzaag, houtrasp, houtvijl, houtbeitel, figuurzaag, priem, boor, centerboor, verfborstel ... - Toestellen zoals boormachine, pyrograaf, verstekzaag, wipzaag, lintzaagmachine
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
34
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Afwerkingstechnieken, onder andere stoppen van nagelgaatjes, poriën vullen, beitsen, verven, vernissen
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Gebreken in het hout - Fouten in de afwerking
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen toepassing
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Monteren, onder andere nagelen, lijmen, schroeven ...
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken: zie de gekozen toepassing - Beroepen zoals schrijnwerker, meubelmaker, timmerman, restaurateur
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid: . omgang met gereedschappen en apparaten . veiligheidsvoorschriften in verband met producten - Milieu: . zuinig omgaan met materialen . sorteren van afval
DIDACTISCHE WENKEN Hout is een van de meest natuurlijke materialen: zonder veel voorafgaande bewerkingen kunnen we het als grondstof verwerken. Voor de leerlingen van deze leeftijd is het zeer dankbaar materiaal, gemakkelijk bewerkbaar met meestal snel resultaat. Met enkele eenvoudige toepassingen willen we de leerlingen laten ervaren dat er vele houtsoorten zijn en dat zeer veel mogelijke toepassingen van hout bestaan.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
35
Eerste graad 1B
-
De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld: . . . . . . . . . .
weefraam, snijplank, boekensteun, kapstok, nestkastje, memoblokje, kruisje, kerststalletje, puzzel, onderzetter.
1
Men kan best een klassengesprek voeren rond een behoefte waarvoor vervolgens oplossingen gezocht worden. Om de werkvolgorde te verduidelijken kan men vertrekken van een afgewerkt model en een aantal didactische hulpmiddelen zoals transparanten en panelen die de verschillende stappen verduidelijken. Naargelang de toepassing aanleren hoe lengtematen worden uitgezet door middel van vouwmeter, maatlat, winkelhaak, passer en potlood; hoe lijnen en gegevens worden overgebracht van de tekening op het werkstuk. Keuze van de mogelijke materialen toelichten.
2
Wanneer de oefening uit verschillende delen bestaat, moet men het gebruik van de paringstekens aanleren.
3
Vertrekken van een ruimtelijke voorstelling van de oefening en vervolgens de aanzichten leren lezen. Bij werkstukken uit meerdere delen, soms tekeningen van de delen apart leren lezen.
4
De gewoonte aankweken om de maten van de aangeleverde onderdelen te controleren. Bij hout is er meestal één zijde die mooier is dan de andere, of helemaal geen gebreken vertoont. Ze moeten deze zijde leren voorbehouden voor de meest in het oog springende kant van het werkstuk. De leerlingen leren aftekenen met een vlijmscherp potlood en na iedere stap leren controleren is van zeer groot belang. De maten en de lijnen worden overgebracht op het werkstuk met een nauwkeurigheid van +/-1 mm.
5
De voornaamste kenmerken en eigenschappen van de gebruikte grondstoffen met behulp van voorbeelden verduidelijken. Indien mogelijk kunnen kleine proefjes, demonstraties en een klassengesprek nuttig zijn. Het is zeker niet de bedoeling om een les materialenleer te geven (dit hoort toe aan de vakopleiding).
6
We bespreken de gereedschappen en toestellen op het ogenblik dat we ze willen gebruiken. Uitleg met het oog op juist gebruik volstaat.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
36
Eerste graad 1B
7
Het belang van een goede afwerking benadrukken, afgewerkte producten kunnen dit mee ondersteunen. Bij diverse oefeningen verschillende afwerkings- en verfraaiingstechnieken laten toepassen. Dit verkenningsgebied kan ook overvloeien in het verkenningsgebied “decoratieve technieken”.
8
Door vergelijking met andere werkstukken de eigen fouten leren ontdekken zonder dat de leraar hierop reeds wijst. Mogelijkheden laten bedenken om fouten te herstellen of weg te werken. Bij een onherstelbare fout begint de leerling opnieuw, een beetje hulp is welkom om de achterstand niet te ver te laten oplopen.
9
De mogelijkheid scheppen om op geregelde tijdstippen de aangeleerde bewerkingen en de werkvolgorde toe te lichten.
10 Indien de oefening bestaat uit meerdere delen, de methode van samenvoegen op het gepaste ogenblik toelichten. Houtlijm en contactlijm juist leren gebruiken. Wat gebeurt er bij foutief gebruik? Hoe nagelen, hoe schroeven? Niet-toegepaste technieken worden niet uitgelegd. 11 In de houtafdeling of bij een nabijgelegen schrijnwerkerij op bezoek gaan is wenselijk. Er bestaan ook goede videofilms die de beroepen in de houtsector kunnen toelichten. 12 Aandacht vragen voor de juiste werkhouding bij de verschillende handelingen. Verplichten een bril te dragen bij het werken aan de lintzaag, wipzaag en/of boormachine. Opletten voor brandwonden bij het gebruik van een pyrograaf. Veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van lijm, verf, vernis ... toelichten. Aangepaste kledij kan soms nodig zijn. Milieubewust leren recupereren of sorteren van afval. 4.2.7
Werken met metalen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Keuze van de materialen - Kennismaking met gereedschappen en apparaten - Instructies en bedieningsvoorschriften - Werkvolgorde
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen: . doormeter i ...
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen: . ruimtelijke voorstelling . voorstelling in drie aanzichten
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
37
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Metingen met meetlat of rolmeter.
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Grondstoffen zoals platen, staven, buizen uit zacht staal, aluminium, zink, blik ... - Bevestigingsmateriaal, onder andere schroeven, tin, klinknagels ... - Bewerkingen, onder andere zagen, vijlen, knippen, boren, buigen (modelleren), schroeven, solderen, klinken
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Handgereedschappen: zagen, vijlen, handplaatschaar, hamer, beitel, spangereedschap, schroevendraaiers, blindklinktang ... - Andere gereedschappen, plaatschaar, boormachine, soldeerbout ...
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Zie de gekozen opdracht
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Fouten: . afmetingen . afwerking
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen opdracht
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Monteren, onder andere schroeven, solderen, klinken
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken: zie de gekozen opdracht - Beroepen, onder andere smid, plaatbewerker, loodgieter, draaier, frezer, lasser, monteur .
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
38
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN 12
LEERINHOUDEN
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid: . de gebruikte toestellen en apparaten . voorschriften . werkhouding - Milieu: . zuinig omgaan met materialen . sorteren van afval
DIDACTISCHE WENKEN -
Veel gebruiksvoorwerpen uit ons dagelijks leven zijn gemaakt van metalen. Bij het nader bekijken van deze gebruiksvoorwerpen zien we al vlug dat al naargelang van de toepassing specifieke materialen en technieken gebruikt worden. Dit willen we onze leerlingen laten ervaren in een aantal eenvoudige toepassingen.
-
De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld: . . . . . . . .
pennenbakje, treeftje, kaarsenpan, vuilnisblik, kapstok, bloempothouder, brievenhouder, kruisbeeld.
1
Diverse voorbeelden gebruiken om een klassengesprek te voeren rond behoefte en om te zoeken naar de beste oplossing. Keuze van de mogelijke materialen. Samenhang leren herkennen indien het werkstuk uit meerdere delen bestaat. Lijnen en merktekens worden overgebracht op het werkstuk met meetlat, kraspen, passer, puntslag. Lengtematen worden gemeten met de meetlat of rolmeter. Bespreking van de werkvolgorde (stroomdiagram) gebeurt aan de hand van een model.
2
Symbolen leren lezen en aanwijzen op de werktekening.
3
Ruimtelijk inzicht brengt men bij via een model van het werkstuk 6 ruimtelijke voorstelling 6 drie aanzichten. De titelhoek en stuklijst van de technische tekening stapsgewijs samen leren verkennen.
4
Vooraf de kwaliteit (: gebreken) en de maten van het uitgangsmateriaal laten controleren. De noodzaak van nauwkeurigheid (= kwaliteit) sterk benadrukken. Meten met een rolmeter tot op 1 mm en met een meetlat tot op 0,5 mm nauwkeurig.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
39
Eerste graad 1B
5
De kenmerken van de gebruikte platen, staven, buizen uit zacht staal, aluminium, zink, blik, tin ... bondig toelichten en met mekaar vergelijken.
6
De nieuwe gereedschappen of toestellen pas tonen op het ogenblik dat ze aan bod komen. Enkel aandacht voor de delen en aandachtspunten die nodig zijn om met inzicht te leren werken.
7
Nieuwe bewerkingen demonstreren in groep, mogelijk door een (handige) leerling laten herhalen en zo nodig individueel ondersteunen. Klassieke bewerkingen van een vorig verkenningsgebied (zagen, vijlen, boren ...) vergelijken met toepassing op metalen. Met goede voorbeelden de juiste keuze van de afwerkingstechniek(en) verdedigen. Toepassen van de juiste werkmethode bij het aftekenen, zagen, vijlen, knippen, boren, buigen (modelleren), schroeven, solderen, klinken ... Aandacht voor het schikken en opruimen van de werktafel, zorg voor het persoonlijk gerief en voor het lokaal.
8
Regelmatig vergelijken met de werktekening en het model helpt de leerling tijdig zijn mogelijke fout(en) ontdekken. Zelfevaluatie stimuleren en de oorzaak van fouten systematisch leren vaststellen. Laten herbeginnen bij onherstelbare fouten. Een voorloper of de leraar kan eventueel helpen. Controleren met meetlat, rolmeter, mal ... Vergelijken met model of didactische voorbeelden.
9
De afgesproken controlemomenten zijn ideaal om de leerling zijn werkvolgorde aan de leraar te laten toelichten. Zo nodig kan een voorloper een klasgenoot (met minder inzicht) hierbij helpen.
10 Best pas nadat alle onderdelen klaar zijn de techniek van samenvoegen (schroeven, solderen, klinken ...) demonstreren. 11 Een bezoek aan de metaalafdeling van de school of een rondleiding binnen een K.M.O waar metalen verwerkt worden is zeker zinvol. Ook een geschikte videofilm kan waardevol zijn. 12 De juiste werkhouding demonstreren. Het tijdig lezen van handleiding en veiligheidsvoorschriften afdwingen. Veilig omgaan met de boormachine ... dit bij het demonstreren toelichten. De leerlingen verplichten veiligheidshandschoenen en -bril te dragen waar dit noodzakelijk is. Gevaarsituaties leren inschatten. De juiste werkhouding bijbrengen. Respect voor het milieu bij het gebruik van afwerkingsproducten toelichten en verdedigen. Materiaalresten leren sorteren.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
40
Eerste graad 1B
4.2.8
Werken met kunststoffen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Keuze van de materialen - Kennismaking met gereedschappen en apparatuur - Instructies en bedieningsvoorschriften - Werkvolgorde
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen: i ...
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen van het werkstuk: . ruimtelijke voorstelling . voorstelling in drie aanzichten
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Afmetingen van het werkstuk: . meten . overbrengen op het materiaal
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Mogelijke grondstoffen: platen, staven, buizen uit PMMA (plexiglas), PVC, lijmmiddelen - Bewerkingen, onder andere zagen, boren, vijlen, plooien, polijsten, lijmen
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Gereedschappen, onder andere: metaalzaag, boormachine , halfzachte en zachte vijlen, schuurlinnen, verwarmingsapparaat, plooimal ...
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Zie de gekozen opdracht
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Fouten: . afmetingen . afwerking
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen opdracht
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
41
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Monteren: . schroeven . lijmen
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken: zie opdracht - Beroepen onder andere kunststofschrijnwerker, dakwerker, bediener van spuitgietmachine, spiegellasser
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische- en milieubewuste normen.
- Veiligheid: . gebruikte gereedschappen en apparaten . gebruikte producten . werkhouding - Milieu: . zuinig omgaan met materialen . energie . sorteren van afval
DIDACTISCHE WENKEN Kunststoffen zijn materialen die elke dag meer toepassingsgebieden veroveren. Het zijn ook materialen die in hun diverse verschijningsvormen een grote aantrekkingskracht bezitten voor onze jongeren. Door de meestal gemakkelijke bewerkbaarheid is het een dankbare grondstof die vlug resultaat kan bieden. -
De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld: . pennenhouder, . fotostandaard, . brievenhouder, . sleutelhanger, . sierspeld, . sleutelrekje, . boekenstaander, . naamplaatje, . tandenborstelhouder.
1
Vertrekken van diverse voorbeelden om een klassengesprek te voeren rond behoefte, zoeken naar oplossingen ... Vervolgens de werkvolgorde (stroomdiagram) van de gekozen oplossing onder ogen nemen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
42
Eerste graad 1B
Lengtematen leren meten met de meetlat (altijd maten controleren van de te bewerken onderdelen). Lijnen leren overbrengen op het werkstuk (beschermvelletje) met lat, kraspen, aftekenmal. Keuze van de mogelijke materialen toelichten. 2
Het symbool voor doormeter indien het voorkomt op de werktekening.
3
Altijd vertrekken van een ruimtelijke voorstelling van de oefening en vervolgens de drie aanzichten leren lezen. VAZ, LAZ, BAZ duidelijk uitleggen; indien het bij voorgaande verkenningsgebieden reeds aan de orde was is een herhaling voldoende. Een afgewerkt voorbeeld achter de hand houden om de leerlingen die een slecht voorstellingsvermogen hebben te helpen. Ook didactische panelen en of stapsgewijze afgewerkte voorbeelden kunnen noodzakelijk zijn.
4
De leerlingen er op wijzen dat bij het vertrekken van materialen die vooraf voorbereid werden, altijd de maten moeten gecontroleerd worden. Ook moeten de leerlingen de vaste gewoonte ontwikkelen om te kijken of het materiaal geen gebreken vertoont. Meten met een meetlatje, aanvankelijk tot op 1 mm nauwkeurig op het einde van het jaar tot op 0,5 mm.
5
De kenmerken van de gebruikte kunststof toelichten. De eigenschappen zo nodig vergelijken met andere kunststoffen.
6
Gereedschappen en/of apparaten waarmee men tot dan toe nog niet gewerkt heeft, tonen op het ogenblik dat men er mee gaat werken. Nooit een klassieke les gereedschapsleer geven; enkel die punten aanbrengen die nodig zijn om met inzicht en veilig te werken.
7
Bewerkingen die nieuw zijn demonstreren in groep en zo nodig individueel herhalen. Indien “werken met hout” of “werken met metaal” reeds voorafging aan dit verkenningsgebied, dan is het zeker noodzakelijk de gedraging van het materiaal bij klassieke bewerkingen: vijlen, zagen, boren ... te vergelijken.
8
Controleren met meetlat, winkelhaak, mal individueel aanleren. Indien er onherstelbare fouten gemaakt zijn dan begint de leerling opnieuw (bij een metaaloefening zou de leraar helpen om de achterstand niet te ver te laten oplopen). Door te vergelijken met de voorbeelden, door voortdurend te kijken naar de tekening en het stroomdiagram, moet de leerling op tijd zijn mogelijke fouten ontdekken. Het stroomdiagram moet zo gemaakt zijn dat de leerling op cruciale momenten zelf contact zoekt met de leraar. Zelfevaluatie altijd stimuleren, de oorzaak van tekortkomingen leren vaststellen.
9
Bij de geregelde opgelegde contacten zijn er ideale mogelijkheden om de leerling de gelegenheid te geven om zijn aangeleerde werkvolgorde toe te lichten. Ook lijkt het mogelijk om voorlopers te gebruiken om, onder toezicht, aan medeleerlingen uitleg te geven.
10 Indien de oefening bestaat uit meerdere onderdelen dan wordt pas nadat de verschillende onderdelen klaar zijn de methode van samenvoegen (schroeven, inpassen, lijmen ...) uitgelegd en getoond. Technieken die niet worden toegepast, worden ook niet uitgelegd.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
43
Eerste graad 1B
11 De leerlingen laten kennismaken met PVC als materiaal dat gebruikt wordt door de loodgieter (regenwaterafvoer), de installateur van sanitair (waterafvoer), om ramen en deuren te maken. Andere materialen worden gebruikt in de bouw als lichtkoepel, dakbekking enz. Een rondleiding in de werkplaatsen van de eigen school of een bezoek aan een kleine K.M.O waar kunststoffen verwerkt worden, moet overwogen worden. Ook een videofilm met de juiste toepassingen van de aangeleerde technieken kan waardevol zijn. 12 Snelheid en voeding bij de boormachine in verband brengen met de diameter van de boor. Aandacht voor de juiste verlichting vooral bij meten, aftekenen en controleren. Verplichten van de veiligheidsbril bij het boren. Veiligheidsvoorschriften bij het werken met elektrische apparaten (boormachine, warmeluchtblazer, stralingsbalk ...) nooit vergeten. Veiligheidsvoorschriften bij het werken met lijmen voor gebruikte kunststoffen toelichten. Opletten met warmeluchtblazer of stralingsbak, gevaar voor brandwonden. Milieubewust kunststofresten leren sorteren. Verband leggen tussen kunststofverpakkingen en milieu. 4.2.9
Toepassen van schilder- en grafische technieken LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Keuze van de materialen - Kennismaking met gereedschappen en apparatuur - Instructies en bedieningsvoorschriften - Werkvolgorde
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen in verband met verdunningsmiddelen, verven, vernissen, drukinkten en andere
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen van het werkstuk: . ruimtelijke voorstelling . voorstelling in drie aanzichten
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Afmetingen van het werkstuk, meten en overbrengen op het materiaal ...
5
Naargelang het verkenningsgebied midde-
- Materialen, onder andere latexverf, acrylverf, poriënvuller, vernis, behangpapier, lijm, stoffen, siernagels, drukinkt, boenwas, beits ... - Bewerkingen, onder andere verven, vernissen, drukken, behangen
len, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
44
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Mogelijke gereedschappen: plamuurmes, verfborstels, verfrollen, schaar, breekmes, behanggerief, hamer, nietmachine, stempels, zeefdrukraam, drukpersje ...
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Zie de gekozen opdracht
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Fouten: . in het materiaal . in de afwerking
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen opdracht
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Monteren of samenvoegen: . mengen van de materialen . samenvoegen van de onderdelen
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken, zie oefening - Mogelijke beroepen: huisschilder, decorateur, stoffeerder, behanger, pistoolschilder, airbrush-schilder, drukker, zeefdrukker ...
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid: . gebruikte materialen . gebruikte gereedschappen . werkhouding - Milieu: . gevaarlijke producten . zuinig omgaan met producten . sorteren van afval
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
45
Eerste graad 1B
DIDACTISCHE WENKEN - Dankzij schilder- en decoratieve technieken is ons leven aangenamer, niet alleen thuis, maar ook op het werk, in ons klaslokaal enz. Het is aangenaam vertoeven in een verzorgde omgeving. Dit willen we onze leerlingen in de eerste plaats bijbrengen, want zij hebben het dikwijls moeilijk met zorg, orde en netheid. Met grafisch werk komen we ook elke dag in contact, dus ook hier zijn er mogelijkheden om onze leerlingen mee vertrouwd te maken. - De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld: . . . . . . . . .
het herinrichten van een wand van het lokaal, het verzorgen van een tentoonstellingspaneel, wanddecoraties, een affiche maken, een wenskaart maken, het prikbord van het lokaal aankleden en verzorgen, voorpagina van de cursus maken, een voetenbankje met stof bekleden, ook de afwerking van werkstukjes uit andere verkenningsgebieden biedt prachtige mogelijkheden.
1
Didactische panelen en afgewerkte voorbeelden zijn onmisbaar in de klas. In verband met de werkvolgorde en werkmethode zijn duidelijke afspraken noodzakelijk om samen te kunnen werken. Lengtematen leren meten met een rol- of vouwmeter. Bespreking van de keuze van de mogelijke materialen, van de mogelijke kleuren. Tijdens de voorbereiding keuze en bespreking van de verf-/druktechniek.
2
Enkel de symbolen verklaren die noodzakelijk zijn voor de oefening, zoals de veiligheidssymbolen op de gebruikte producten.
3
Gebruiksaanwijzingen waarop tekeningen voorkomen, leren lezen. In boeken voor de “doe-het-zelver” kan men vaak nuttige tekeningen vinden.
4
De noodzaak van de nauwkeurigheid benadrukken, leerlingen denken vlug dat ze kunnen schilderen. Indien nodig hoeveelheden van verf- en/of drukproducten leren afwegen met maatbeker en/of weegschaal.
5
Veel aandacht besteden aan het demonstreren van de werkzaamheden. Bijna alle technieken vergen veel zorg, netheid, een grondige voorbereiding van de werkplek en een stapsgewijze uitvoering. Bij een oefening in behangen is er aandacht nodig om de leerlingen leren samen te werken. Bijzondere aandacht vergen de linkshandigen. Kwaliteit en prijs van de grondstoffen moeten vergeleken worden.
6
Enkel de gereedschappen die we voor de oefening nodig hebben worden besproken en wel op het ogenblik dat ze gebruikt worden.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
46
Eerste graad 1B
7
De opgedragen taak tot het einde leren volhouden. Het belang van een goede afwerking benadrukken. Controle door vergelijking met goede voorbeelden; zelfevaluatie stimuleren. Een stroomdiagram kan hulp bieden. Bewerkingen zoals: knippen, lijmen, plakken, verschillende verftechnieken (met rol, kwast, spons ...) draperen, zeefdrukken, linoleumdrukken, diepdrukken ... Aandacht voor orde en netheid. Zorg voor gerief en lokaal. Presentatie van het werk leren beoordelen.
8
Door vergelijking met andere werkstukken de eigen fouten leren ontdekken. Mogelijkheid inlassen om fouten te herstellen (retoucheren). Bij een onherstelbare fout begint de leerling opnieuw. Gemaakte fouten en andere gebreken leren vaststellen, indien mogelijk herstellen (retoucheertechnieken).
9
De mogelijkheid scheppen om op geregelde tijdstippen de aangeleerde werkvolgorde toe te lichten (stroomdiagram).
10 Systematisch leren werken, rekening houdend met de aard van de oefening. Aandacht voor de gekozen kleurencombinatie. Bij de toepassing de verschillende delen herkennen, juist kunnen plaatsen en monteren door middel van lijm, nagels, nieten ... 11 Indien mogelijk een bezoek aan een werf waar een schilder/behanger aan het werk is of aan een drukkerij. Mogelijk een bezoek aan werkplaats van een decorateur of stoffeerder. 12 Goede verlichting is een noodzaak. Bijzondere aandacht voor het onderhouden van de gereedschappen bijbrengen. Dragen van aangepaste kledij verplichten. Gebruik zoveel mogelijk producten die oplosbaar zijn in water zoals: acrylverf ... De juiste werkhouding bij de verschillende werkzaamheden toelichten. Veilig leren omgaan met de gebruikte gereedschappen en materialen. Voorkomen dat er schade aangebracht wordt aan het milieu bij het gebruik van verfproducten, verdunner, drukinkten ... Milieubewust leren sorteren van afval. 4.2.10
Textiel en textielverwerking LEERPLANDOELSTELLINGEN
1
LEERINHOUDEN
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
47
-
Keuze van de materialen Instructies en bedieningsvoorschriften Werkvolgorde Kennismaking met gereedschappen en apparatuur
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen: . voor onderhoud . vezels van de gebruikte grondstoffen . lijnsymbolen (U) . steeksymbolen (U) . temperatuursymbolen(U)
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen: . van het werkstuk . van de instructies . patroon (U)
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Afmetingen van het werkstuk, meten en of overbrengen op het materiaal
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Mogelijke grondstoffen: natuurlijke, synthetische of mengvormen, in de uitvoering van garens, geweven en/of geperste stoffen - Mogelijke bewerkingen: naaien, haken, breien, weven, knopen
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Handgereedschappen, onder andere schaar, naainaald, weefnaald, kopspelden, vingerhoed, breinaalden, haaknaald - Grotere gereedschappen en toestellen, onder andere strijkijzer, strijkplank, weefplank
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Zie de gekozen opdracht
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen.
- Fouten: . in het materiaal . in de afwerking
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen opdracht
2
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
48
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Monteren of samenvoegen: gekozen technieken
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken - Beroepen (m/v) die met textiel en kleding te maken hebben: wever, tufter, naaister, stikster, maatwerker, patroontekenaar, snijder, verkoper ...
12
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid en hygiëne: . gebruikte gereedschappen en apparaten . werkhouding - Milieu: . keuze van de grondstoffen . hergebruik, sorteren van de afval
DIDACTISCHE WENKEN - Textiel komt in ons dagelijks leven meer te pas dan we op het eerste gezicht zouden vermoeden, niet enkel om ons te kleden, maar ook voor het inrichten van de woning, huishoudlinnen enz. We hebben in Vlaanderen een eeuwenoude reputatie op het gebied van textielfabricatie en textielverwerking. Maar ook de veelheid van eenvoudige basistechnieken nodigt uit om met enkele hiervan kennis te maken. - De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld . . . . . . . 1
tapijtje, bladwijzer, onderlegger, tasje, pennenzak, boekbeschermer, troeteldiertje. Eenvoudige instructiekaarten raadplegen om de te volgen werkwijze aan te leren (naai-, brei-, haaksteek ...). Leren meten met de lintmeter. Keuze van de mogelijke materialen, aandacht besteden aan de creatieve aspecten van de toepassing bijvoorbeeld kleurenharmonie, mogelijke versieringen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
49
Eerste graad 1B
Verpakte materialen goed leren bekijken en bijsluiter lezen om een goede keuze te leren maken. De gepaste gereedschappen leren kiezen. 2
Symbolen op het strijkijzer juist leren interpreteren. Symbolen van de gebruikte materialen. Lijnsymbolen van de eventueel gebruikte patroondeeltjes. Steeksymbolen van de toegepaste steken bij naaien, breien ...
3
De tekeningen op de instructiekaarten en werkbaden (i.v.m. naai-, sier-, breisteken, knopen en weven) met de uit te voeren handelingen of handgrepen leren lezen. Voorzijde en platte vorm van het werkstuk leren kennen. Patronen leren lezen indien dit voor de oefening noodzakelijk is.
4
Met de lintmeter en meetlat leren meten tot op 1 mm. Voor delen die worden samengevoegd de juiste en evenwijdige naadwaarde leren toevoegen. Lijnen en gegevens leren overbrengen op het werkstuk.
5
Geen cursus grondstoffenleer; enkel die materialen behandelen die effectief gebruikt worden. De nodige tijd besteden aan kwaliteit en prijs van de grondstoffen. Verwerkingsmethodes en benaming van de onderdelen van de toegepaste oefeningen op het gepaste ogenblik toelichten. De vaardigheden systematisch voordoen en regelmatig herhalen met bijzondere aandacht voor de linkshandigen.
6
Enkel die gereedschappen bestuderen die voor de oefening nodig zijn. Aandacht besteden aan de aankoop van gereedschappen voor eigen gebruik, speciaal voor de linkshandigen.
7
De opgedragen taak tot het einde leren volhouden, zin voor nauwkeurigheid en orde bijbrengen. Storende en loshangende draadjes leren hechten, instoppen of afknippen. De afwerking leren beoordelen aan de hand van andere voorbeelden, het afgewerkt werkstuk leren presenteren en verpakken. Toepassen van de juiste werkmethode. Efficiënt gebruiken van het strijkijzer, instellen van de juiste temperatuur. Presentatie leren verzorgen en de kwaliteit van het werk leren beoordelen.
8
Leren opzoeken van kleine gebreken zoals loszittende knopen of naden, foutieve steken ... Werkstukjes waarin fouten voorkomen leren lostornen en daarna herstellen. Een gevallen steek in een breiwerk leren ophalen. Door vergelijking met het werkstuk van de andere leerlingen of het beschikbare model van de leraar, fouten of tekortkomingen leren herkennen bij het eigen werkstuk. Zo mogelijk de gemaakte fouten leren herstellen. Het werkstuk gebruiksklaar maken, zo nodig leren reinigen volgens de regels.
9
Aan de hand van het werkstuk leggen de leerlingen uit welke patroondeeltjes ze gebruikten, welke instructiekaarten, stroomschema’s ze raadpleegden, hoe ze te werk gegaan zijn om tot dit resultaat te komen. Het juist gebruik van gereedschappen, toestellen en materialen laten demonstreren.
10 Indien bij de oefening delen moeten worden samengevoegd zal de leraar dit, indien nodig, individueel voordoen. Aandacht besteden aan de kleurenharmonie en de stoffencombinatie.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
50
Eerste graad 1B
11 Alhoewel men “textiel en textielverwerking” traditioneel als een vrouwenaangelegenheid wil bestempelen moeten we hier aandacht besteden aan de roldoorbreking. Het omgekeerde kan gelden voor “textielproductie”. Mogelijkheid tot bezoek met de klas aan het textielmuseum “Vrieselhof” te Ranst (Antwerpen), het Vlasmuseum te Kortrijk, textiel- en kledingafdeling in een warenhuis, aan de afdeling textiel en of kleding van de bovenbouw. De enorme mogelijkheden van een nuttige en een aangename vrijetijdsbesteding met zoveel mogelijk voorbeelden duidelijk maken. 12 Aandacht voor de juiste houding voorkomt later klachten. Een goede verlichtingsbron die juist geplaatst is voorkomt fouten en is noodzakelijk voor de ogen. Speciale aandacht waneer er moet gestreken worden: let op voor het doorbranden van het elektrisch snoer en voor mogelijke brandwonden. Eventuele brandwonden leren verzorgen. Veiligheid bij het gebruik van het strijkijzer. Leren uitschakelen van het strijkijzer bij niet gebruik, om energie te besparen. Wijzen op mogelijk brandgevaar. Juiste werkhouding en correcte handgrepen bij de verschillende werkzaamheden. Altijd handen wassen voor en na het werk. Resten milieuvriendelijk leren sorteren. 4.2.11
Tuinbouwactiviteiten LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
1
De nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing.
- Keuze van de grondstoffen en de gereedschappen - Instructies en bedieningsvoorschriften - Werkvolgorde
2
Symbolen lezen die rechtstreeks verband houden met het verkenningsgebied.
- Symbolen: . van de verpakkingen, onder andere (schaduw) (zon) À (halfschaduw) ø (afstand) ù (hoogte), i (doormeter) van de bloempotten
3
Eenvoudige tekeningen van de toepassing lezen.
- Tekeningen : . van de verpakkingen . van de tuingids
4
Meten binnen de vereiste tolerantie van de betreffende toepassing.
- Zie toepassing
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
51
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
5
Naargelang het verkenningsgebied middelen, grondstoffen juist verwerken of materialen juist bewerken; ze leren hiervan de herkenningspunten, de juiste benamingen en de voornaamste eigenschappen.
- Mogelijke grondstoffen: teelaarde, potgrond, zaaigoed, plantgoed, kamerplanten, bloemen - Mogelijke bewerkingen: hakken, wieden, mengen, spitten, herken, laten voorkiemen, zaaien, verspenen, planten, oogsten, stekken, bloemenstuk samenstellen
6
Juist omgaan met de gebruikte gereedschappen, toestellen of apparaten; verder leren ze de benamingen, de mogelijkheden en beperkingen.
- Gereedschappen zoals: spade, hark, schoffel, tuinkoord, pootstok, zaaidoos of zaaiwiel, broeikastje, snoeischaar, plantenschopje, gieter, plantenvernevelaar, bloemenprikkers
7
De opdracht/het werkstuk voltooien volgens de aangeleerde afwerkingstechnieken en de kwaliteit van de afwerking controleren en evalueren.
- Zie de gekozen toepassing
8
Fouten of gebreken die ze gemaakt hebben in hun opdracht/werkstuk herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen
- Fouten: . in het aangeboden materiaal . in de werkzaamheden
9
De stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten.
- Zie de gekozen opdracht
10
Naargelang het verkenningsgebied “monteren (demonteren) of construeren of samenvoegen” van de verschillende delen, de samenhang herkennen, de delen benoemen en het geheel precies uitvoeren.
- Samenvoegen: . vruchtafwisseling . kleurschakeringen (bloemen) . symbiose
11
Duidelijk maken waar de aangeleerde technieken toegepast worden, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen gevolgd worden en in welke beroepen deze technieken van belang zijn.
- Aangeleerde technieken, zie toepassing - Mogelijke beroepen: kweker van bloemen, planten en fruit; tuinaanlegger, tuinonderhouder, verkoper, snoeier
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
52
Eerste graad 1B
LEERPLANDOELSTELLINGEN 12
LEERINHOUDEN
Handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
- Veiligheid: . gebruikte producten . gebruikte gereedschappen . werkhouding - Milieu . zuinig omgaan met bestrijdingsmiddelen . zuinig omgaan met producten . composteren van tuinafval
DIDACTISCHE WENKEN - Onder tuinbouwactiviteiten treffen we verschillende mogelijkheden aan, onder andere groenten-, kruiden-, fruit- of bloementeelt. Het is echter ook mogelijk dit globaler te benaderen als groententuin, siertuin, balkontuin, kruidentuin enz. Onze ervaring leert dat de leerlingen flink gemotiveerd zijn; ze zijn vooral nieuwsgierig naar de resultaten van hun activiteiten. - De leerplandoelstellingen kunnen gerealiseerd worden door praktisch te werken rond een aantal eenvoudige opdrachten, bijvoorbeeld: . . . . . . . .
kweken van radijzen, kweken van tuinkers, eenjarige bloemen kweken, verzorgen van kamerplanten, vermeerderen van bloemen of struiken, een kerststukje of een ander bloemensierstuk maken, de bloemenbakken van de speelplaats verzorgen, keukenkruiden op de versterbank.
1
Tuingidsen, catalogi leren raadplegen. Gegevens op de verpakking leren lezen. Een eenvoudige tuingids leren gebruiken. Materiaal en gereedschap kiezen en de werkvolgorde doornemen.
2
De symbolen op verpakkingen en in tuingidsen omtrent de standplaats van de plant, de benodigde hoeveelheid water of de kiemtemperatuur. Het diametersymbool voor de grootte van bloempot en of vaas.
3
Tekeningen van plantdiepte, plantafstand, verwerkingswijze enz. in tuingidsen, op verpakkingen ... Roosters in verband met tijdstippen van zaaien, bloeien, oogsten, verspenen, stekken; waterbehoefte van de plant ...
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
53
Eerste graad 1B
4
Meten van de plantafstand, meten van bloemstengels en stekken en afmetingen van benodigd hulpmateriaal als bloempotten, vazen enz; met een vouwmeter of meetlat tot op 1 cm nauwkeurig. De plantdiepte afpassen met pootijzer of plantschopje. Bij bloemschikken de verhoudingen tussen bloemgrootte en stengellengte leren schatten, meten.
5
De verschillende werkzaamheden steeds met veel aandacht voordoen. Een aantal werkzaamheden kunnen in groep georganiseerd worden. Leren hoe men sommige zaden laat voorkiemen (zie tuingids of verpakking). De gebruikte grondstoffen leren beoordelen en juist leren verwerken. Bij dit soort werkzaamheden is er meer kans op wanorde in de klas. Een goede organisatie en het tijdig klaarzetten van de benodigdheden is dan ook noodzakelijk.
6
De gebruikte gereedschappen en hun juiste benamingen leren kennen. Aandacht bijbrengen voor de kwaliteit van het gereedschap.
7
De opgedragen taken tot het einde leren volhouden, leren opruimen: de afwerking is hier zeker de kroon op het werk. Dagelijks leren controleren en evalueren van de groei bij planten en gewassen moet de leerlingen aangeleerd worden, dit is een verkenningsgebied dat niet zonder zorg kan. Er is hier ook duidelijk de gelegenheid de leerlingen aandacht te leren schenken aan het geven (maken van bv. een bloemstuk) van bloemen of planten bij bijzondere gelegenheden zoals Kerstmis, moederdag enz. Tussentijds opruimen, waarbij aandacht voor gereedschappen en resten van grondstoffen. Presentatie en kwaliteit van het werk beoordelen.
8
Onkruid leren herkennen en dit zelfs in pas ontkiemde vorm. Nuttige insecten en het behoud ervan bijbrengen samen met veel aandacht voor de natuur. Vergelijking van de resultaten met die van medeleerlingen leert de leerlingen hun eigen werk evalueren. Mogelijke foutieve zaai- of plantafstand leren beoordelen. Verzorgingsfouten, slechte kleurschakeringen bij bloemstukken, slecht onderhoud van gereedschap zijn enkele fouten die veel voorkomen.
9
Op geregelde tijdstippen de leerlingen hun activiteiten mondeling laten toelichten. De gebruikte instructiegegevens met eigen woorden leren toelichten. De gehanteerde werkvolgorde bij onder andere zaaien, verspenen, planten, stekken, oogsten, maken van een bloemenstuk ... laten verwoorden.
10 Bij het samenstellen van kamerplanten, van bloemperken, van bloemstukken oog leren hebben voor combinaties van kleuren, bladvormen, hoogten enz. Bij het tuinieren noodzaak van vruchtafwisseling bijbrengen. 11 De leerlingen aansporen ook thuis te tuinieren of met bloemen en planten bezig te zijn. Dit kan gestimuleerd worden door ze zaadresten, plantenstekjes, opgekweekte plantjes mee te geven. De mogelijkheden van gezonde en aangename beroeps- en vrijetijdsbezigheden onder ogen brengen. Een tuincentrum bezoeken of een plantenkwekerij of ook een mooi verzorgde tuin, moet zeker overwogen worden.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
54
Eerste graad 1B
12 Er op wijzen dat een foutieve werkhouding kan leiden tot latere rugklachten. Zo weinig mogelijk gebruikmaken van pesticiden en fungiciden. Wijzen op de mogelijkheid van vergiftiging bij sommige van dergelijke producten dus zeker de veiligheidsvoorschriften leren naleven. Aandacht voor het opruimen van plantenresten (composthoop aanleggen), voor het reinigen van alles wat met aarde, planten, enz. contact heeft gehad. Gereedschappen op een veilige manier leren hanteren met oog op mogelijke verwondingen en op een correcte lichaamshouding. Attitude bijbrengen tot het dragen van beschermkledij. Milieu- en veiligheidsvoorschriften leren toepassen in verband met pesticiden en andere gevaarlijke stoffen. 5
EVALUATIE
Evaluatie is vooral voor leraren die dit vak voor de eerste maal geven erg moeilijk. Voor een vak dat vooral praktisch wordt ingevuld heeft men nog steeds de neiging enkel aan productevaluatie te doen. Dit is volstrekt onvoldoende. Doelstelling nummer 9 (voor ieder verkenningsgebied) ”de leerlingen kunnen de stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten” wijst duidelijk op mogelijkheden om de leerlingen te bevragen. Gezien de meestal zwakke taalbeheersing van vele leerlingen, stellen we voor zoveel en zo dikwijls mogelijk de leerlingen mondeling te bevragen. Zo heeft men de mogelijkheid de leerlingen ogenblikkelijk te informeren en aldus ook te motiveren. In de wenken wordt de leraar voortdurend gewezen op het zeer kort volgen van de leerlingen. Het is dan ook aangewezen de leerlingen tijdens de activiteiten te observeren en te evalueren. Dit is een vorm van procesevaluatie. Ook wordt voortdurend gewezen op middelen om de leerlingen zichzelf en hun werk te leren evalueren en zo zelfvertrouwen op te bouwen. Belangrijk is ook oog te hebben voor de motivatie van de leerlingen tijdens de verwerking van de verschillende verkenningsgebieden dit vooral om de oriëntering naar een volgend schooljaar vlotter te helpen verlopen. Rapportering gebeurt volgens de eigen schoolcultuur doch wij willen graag onderstrepen dat mondelinge rapportering voor deze leerlingen noodzakelijk is. 6
INFRASTRUCTURELE VOORZIENINGEN EN UITRUSTING
Cahier 7 van de VLOR geeft de volgende opsomming als basisuitrusting: computertafel(s), polyvalente werktafels (voor 4 of 6 leerlingen), stoelen voor computer-, werk en schrijftafels, opbergkasten, (stofvrij) bord, vast projectiescherm, retroprojector, prikbord, lavabo; als uitbreiding: dubbele gootsteen met aanrecht en werkvlak. Bij de opsomming van didactische voorzieningen waarover men zou moeten kunnen beschikken indien nodig, vinden we: diaprojector, tv-toestel, video, cd-i-drive, cd-rom-drive. Bij de uitrusting die nog niet bij de projecten vernoemd werd staat nog: universele meter, rolmeter, vouwmeter, schuifmaat, kruiskopschroevendraaiers (nr. 4), schroevendraaiers (klein en middelgroot), soldeerbouten (bij voorkeur met temperatuurregeling en oxidatievrije punt) elektrisch handboormachine met statief, machinespanschroef en bij de uitbreiding: lintzaagmachine, stellen steek- en ringsleutels, stel potsleutels, stel inbussleutels, schroeven, bouten en moeren.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
55
Eerste graad 1B
6.1
Minimale materiële vereisten
Eenvoudig computergebruik - één eenvoudige computer met printer. - eenvoudige software, aangepast aan de B-stroom. Verzorgingstechnieken - wasbekkens, garenassortiment, veegborstels, vloerwissers, dweilen, emmers, sponsen, zeemvellen - EHBO: didactisch en oefenmateriaal voor EHBO. Sponshanddoeken. Voedingsactiviteiten - kookplaat, diverse pannen, houten lepels, tafelkleden, vuilbak voor groenafval, dunschillers, handdoeken, vaatdoeken, dweilen, emmers. Verkenning in de bouwwereld - klassikaal: waterpassen, maatbekers, plamuurmessen, meters. - per leerlingengroep: een truweel en een halve rubberen bal Kennismaken met elektriciteit - klassikaal: schakelaars, lampen, lamphouders, zekeringen, lekstroomschakelaar. - per leerlingengroep: geïsoleerde ronde bektang, geïsoleerde zijkniptang, geïsoleerde combinatietang, geïsoleerde striptang, geïsoleerde schroevendraaiers 3mm en 5 mm, batterij 4,5 V. Werken met hout en plaatmateriaal - klassikaal: set houtboren, nageldrijvers, nijptangen, houten hamers, verstekzaag 450 mm, aanzetsteen, lijmklemmen, kruishouten (aftekengereedschap), rugzagen. - per leerling: houtrasp, schuurblokje, figuurzaagboog, figuurzaagjes. Werken met metaal - klassikaal: metaalzaagboog, plaatschaar, platte vijl 10" bastaard, halfronde vijl 10" half-zoet, ronde vijl 8" half-zoet, schuurlinnen. - per leerling: metalen meetlat 300 mm, winkelhaak, aftekennaald, puntslag. Kunststoffen - klassikaal: heteluchtblaastoestel, in geval van lijmen een afzuigkast. Schilder- en grafische technieken - klassikaal: krabbers, schuurkurken, (ronde, ovale en platte) borstels, stopmessen, diverse soorten plamuurmessen, emmers, sponsen, zeemvellen. - per leerling: verfkwast, plakkaatverfpenseel, tekengerei. Textiel - klassikaal: assortiment naalden, spelden, lintmeters. - per leerling: tekendriehoek, schaar, tekenpotloden, gom.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
56
Eerste graad 1B
Tuinbouw - klassikaal: borstels (zachte, harde), gieters met broes, miniserres, glasplaten van verschillende afmetingen, zaaiteilen, plantenschopjes, hofkoorden.
6.2
Gewenst
Verzorgingstechnieken - al naargelang van de gekozen activiteit: droogzwierder, wasmachine, droogkast, maasnaalden, breinaalden, ruitenwisser, schuurborstels, kleine handschuurborstel, kleerborstel; reanimatiepop, haardroger, assortiment haarrolletjes, kammen, haarborstels ... Voedingsactiviteiten - naargelang van de gekozen opdracht: mixer, slazwierders, vergieten, gummizwabbers ... Verkenning in de bouwwereld - naargelang van de gekozen toepassing; klassikaal: schietloden, flesjeswaterpas, vlakregels, metselaarsdraad, voegband, 2 zandschoppen nr. 2 met steel, bindtangen, keramiektangen en per leerlingengroep een voegspijker, een stalen pleisterspaan. Werken met hout en plaatmateriaal - klassikaal: booromslag met ratel, wipzaagmachine (enkel voor leraar), kleine band- of schijfschuurmachine met schuurtafel en tafelklem. - per leerling: houtvijl. Werken met metaal - klassikaal: meetlatten roestvrij staal 1000 mm, puntlasmachine, tafelplaatschaar, vierkante vijl 8" half-zoet, platte vijl 8" half-zoet, platte vijl 8" zoet, driekant vijl 8" half-zoet, plaatgriptang, blindklinktang, metaalbeitels, kleine slijpmachine en veiligheidsbril (enkel voor leraar), kleine plooibank, steekpasser 8" met fijnregeling, 2 gietstalen aambeeldjes van 10 kg. Kunststoffen - klassikaal: stralingsbalk, vijlen voor kunststof, polijstmiddelen. Schilder- en grafische technieken - klassikaal: holpijp, rechtopstaand paneel, droogrek, piepschuimsnijders. - per leerling: puntmarter. Textiel - klassikaal: naaimachine(s), regelbare stoelen, grote werktafels, assortiment naalden, strijkplank, stoomstrijkijzer. - per leerling: lat van 50 cm, gradenboog, passer. Tuinbouw - spaden, schoppen, zeven, fakirplanken, rieken, hakken, hamers (hout, rubber), snoeischaren, aandrukplankjes van verschillende afmetingen, plantstokken en messen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
57
Eerste graad 1B
7
BIBLIOGRAFIE
- BRTN- Instructieve omroep, Brussel Technologie je toekomst: multimediaal project t.t.z. handboek en videofilm WD/1987/0372/05 - Centrum informatieve spelen, Naamsesteenweg 164, 3001 Leuven Energie sparen = Geld sparen = Leefmilieu sparen (Educatieve map voor leerlingen van 10 tot 12 jaar) september 1993 - Centrum informatieve spelen, Naamsesteenweg 164, 3001 Leuven Energie sparen = Geld sparen = Leefmilieu sparen (Educatieve map voor leerlingen van 13 tot 15 jaar) september 1993 - Henk Hage Technologie wat gebeurt er? ISBN 90 330 1509 9 Friese Pers Boekerij bv - CJJ. Willemsen Veiligheid in het lokaal Techniek 1992 Christelijk Pedagogisch Studiecentrum postbus 30, 3780 CA Hoevelaken - Huub Huijs, Peter Hermans Een leerplan techniek ISBN 90 01 79391 6 Wolters-Noordhoff - Michiel Schwarz, Rein Jansma De technologische cultuur. ISBN 90-6617-043-3 De Balie Amsterdam - SLO instituut voor leerplanontwikkeling Techniek Koerier (maandelijks tijdschrift) ISSN 0922-176X SLO postbus 2041, 7500 CA Enschede - Vereniging Docenten Techniek Terugkoppeling (tijdschrift) Vedotech postbus 84220 2508 AE Den Haag - Vlaamse Onderwijsraad Cahier 7: Advies over het vak Technologische opvoeding D/1994/6356/3 VL.O.R. Leuvenseplein 4, 1000 Brussel
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
58
Eerste graad 1B
- Cees Mulder, Ton Ellermeyer Computerondersteund practicum (Print/VO reeks nummer 29) bestelnummer 30264 CPS Postbus 30, 3870 CA Hoevelaken - Uitgeverij Averbode “iD” (tijdschrift voor leerlingen) PB 54, 3271 Averbode - Rosemary Simmons Druktechnieken in woord en beeld AW. Bruna en zoon Utrecht / Antwerpen D/1977/0939/108 ISBN 90-229-5209-6 8
LIJST VAN DE ONTWIKKELINGSDOELEN
8.1
Ontwikkelingsdoelen voor alle verkenningsgebieden
De leerlingen 1 kunnen de nodige inzichten verwerven, algoritmen (een logisch stappenplan) lezen en handelingen uitvoeren die noodzakelijk zijn in de voorbereidingsfase van de toepassing. 2 kunnen symbolen lezen, die rechtstreeks in verband staan met het gekozen verkenningsgebied. 3 kunnen eenvoudige tekeningen lezen. 4 meten binnen een voor de toepassing noodzakelijke tolerantie. 5 verwerken de grondstoffen juist en bewerken de materialen op een aangepaste wijze. Zij kennen de herkenningspunten, de benamingen en de voornaamste eigenschappen ervan. 6 kunnen bij de opgelegde oefeningen juist, veilig en volgens gepaste regels omgaan met gereedschappen, toestellen of apparaten. Zij kennen ook de juiste benaming, enkele mogelijkheden en beperkingen ervan. 7 kunnen onder begeleiding een opdracht voltooien en de kwaliteit controleren en evalueren. 8 kunnen fouten of gebreken die ze gemaakt hebben herkennen, opzoeken en zo mogelijk herstellen. 9 kunnen de stappen in de aangeleerde werkvolgorde toelichten. 10 monteren (demonteren) of construeren of voegen de verschillende delen samen, herkennen de samenhang, benoemen de delen en voeren het geheel precies uit. 11 kunnen duidelijk maken waar de aangeleerde technieken verder kunnen worden toegepast, welke verdere opleidingsmogelijkheden kunnen worden gevolgd en in welke beroepen de aangeleerde vaardigheden van belang zijn. 12 handelen volgens veiligheids-, hygiënische en milieubewuste normen.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
59
Eerste graad 1B
8.2
Ontwikkelingsdoelen per verkenningsgebied
De ontwikkelingsdoelen per verkenningsgebied worden niet uitgeschreven in een lijst doelstellingen, maar wel in tabelvorm. Op die wijze wordt tegemoetgekomen aan de samenhang en het transferkarakter van de vooropgestelde ontwikkelingsdoelen. De volgende elf verkenningsgebieden komen aan bod: eenvoudig computergebruik, verzorging, voeding, bouw, elektriciteit, hout, metaal, kunststoffen, schilder- en grafische technieken, textiel, tuinbouw. Eenvoudig computergebruik is bedoeld voor alle leerlingen. Uit de overige tien verkenningsgebieden worden minstens vijf verkenningsgebieden gekozen, waarvan minstens één uit verzorging of voeding en minstens één uit bouw, elektriciteit, hout of metaal.
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
60
Eerste graad 1B
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
62
8GTMGPPKPIU IGDKGFGP
5[ODQNGP
.G\GPKPXGTDCPF OGVFGVQGRCUUKPI GP
'GPXQWFKIEQORW VGTIGDTWKM
U[ODQNGPGKIGPCCP JGVIGDTWKMVGRTQ ITCOOC
YGTMXQNIQTFG
8GT\QTIKPI
XGTXCNFCVC OGFKEC VKGQPFGTJQWFU U[ODQNGPXCPFG IGDTWKMVGXGT\QT IKPIUGPQPFGT JQWFURTQFWEVGP
IGDTWKMUCCPYKL\KPI GPDKLUNWKVGTXCPFG IGDTWKMVGXGT\QT IKPIUGPQPFGT JQWFURTQFWEVGP
8QGFKPI
VKLFIGYKEJVKPJQWF
$QWY
'NGMVTKEKVGKV
*QWV
/GGVGPCHVGMGP OCVGTKCCN
)TQPFUVQHHGPOCVG TKCNGP
)GTGGFUEJCRRGPGP CRRCTCVGPQO
6QGRCUUKPIUIGDKG FGPXQQTOCPPGP GPXTQWYGP
RCRKGT
RTQITCOOC UKPVG NG\GPIGIGXGPUKP VGXQGTGPGPVGXGT YGTMGPVGRTKPVGP
MCPVQQTDGFKGPFG EQORWVGTIGDTWKMGT
VJGTOQOGVGTYGGI UEJCCN
XGT\QTIKPIUGP QPFGTJQWFURTQFWE VGP
\KEJ\GNHJWPMNG FKPIJWPUEJQGKUGN JWPYQPKPIVGXGT \QTIGP
MKPFGTXGT\QTIGT DGLCCTFGPJGNRGT UEJQQPJGKFUURGEKC NKUVJCCTMCRRGT IG\KPUGPUCPKVCKT JGNRGT
GGPXQWFKITGEGRV DGTGKFKPIUYKL\GQR XGTRCMMKPIGPGGP XQWFKIGOCCNVKLF UEJKLH
MGWMGPYGGIUEJCCN OCCVDGMGT
DTQQFITQGPVGP OGNMDNQGOGKGTGP HTWKV
MNQRRGPOGPIGP TQGTGPUPKLFGPMQ MGPDCMMGP
MQMDCMMGTDGGP JQWYGTMGNPGT
NGPIVGQRRGTXNCMVG KPJQWF
CCP\KEJVGP
XQWYOGVGTTQNOG VGTYCVGTRCUYKP MGNJCCMUEJKGVNQQF
DCMUVGPGPGPVGIGNU EHJWPOKPKCVWWTWKV XQGTKPIGP
OGPIGPUCOGPXQG IGPEQPUVTWGTGP
OGVUGNCCTKL\GT XNGEJVGTDGVQPYGT MGTITQPFYGTMGT DGMKUVGTUVWMCFQQT XNQGTFGTVGIGN\GV VGTXQGIGT
UVTQQODTQPIGNGK FGTNCORUEJCMG NCCTCCTFKPI
UEJGOCXCPGGP \GGTGGPXQWFKIG UVTQQOMTKPI
TQNOGVGTOGGVNCV
DCVVGTKLFTCFGPGP UPQGTGPNCORLG UEJCMGNCCTCCT FKPIUFTCCF
QPVOCPVGNGPQQILGU OCMGPXGTVKPPGP UQNFGTGPUEJTQGXGP
GNGMVTKEKGPQPFGT JQWFUGNGMVTKEKGP
RGTURGEVKGH CCP\KEJVGP
TQNOGVGTQHXQWYOG VGTOGGVNCVYKPMGN JCCM
OCUUKGHJQWV RNCCVOCVGTKCCN
\CIGPPCIGNGP UEJWTGPDQTGPNKL OGPUEJTQGXGP
VKOOGTOCPFCM YGTMGTUEJTKLPYGT MGTOGWDGNOCMGT
Eerste graad 1B
TV Technologische opvoeding
D/1997/0279/041
8GTMGPPKPIU IGDKGFGP
5[ODQNGP
.G\GPKPXGTDCPF OGVFGVQGRCUUKP IGP
/GGVGPCHVGMGP OCVGTKCCN
)TQPFUVQHHGPOCVG TKCNGP
)GTGGFUEJCRRGPGP CRRCTCVGPQO
6QGRCUUKPIUIGDKG FGPXQQTOCPPGP GPXTQWYGP
/GVCCN
RGTURGEVKGH CCP\KEJVGP
TQNOGVGTOGGVNCV YKPMGNJCCMRWPVU NCIMTCURGP
\CEJVUVCCNMQRGTQH OGUUKPICNWOKPKWO VKPUQNFGGT
\CIGPJCOGTGP UPKLFGPDQTGP UQNFGTGPMPKRRGP RNQQKGP
RNCCVDGYGTMGT FTCCKGTHTG\GTNCU UGTOQPVGWT OGEJCPKEKGPKPUVCN NCVGWTEGPVTCNGXGT YCTOKPIGPUCPKVCKT
-WPUVUVQHHGP
RGTURGEVKGH CCP\KEJVGP
MTCURGPOGGVNCV ULCDNQQP
VJGTOQRNCUVGP
\CIGPDQTGPRNQQK GP
MWPUVUVQHXGTYGTMGT KPUVCNNCVGWTUCPKVCKT UEJTKLPYGTMGT
XGTXGPQPVXGVVKPIU OKFFGNGPXGTFWP PKPIUOKFFGNGPRC RKGT
TGKPKIGPXGTXGPQH UEJKNFGTGPFTWMMGP
FTWMMGTUEJKNFGT DGJCPIGT
63
5EJKNFGTGPITCHK UEJGVGEJPKGMGP
XGKNKIJGKFUU[ODQNGP XCPFGIGDTWKMVG ITQPFUVQHHGP
IGDTWKMUCCPYKL\KPI
6GZVKGN
U[ODQNGPQRQPFGT JQWFUGVKMGVVGPXG \GNU[ODQNGPXCPFG IGDTWKMVGITQPFUVQH HGP
\GGTGGPXQWFKIRC VTQQP
NKPVOGVGT
XG\GNUQQTVGPUVQHHGP GPFTCFGP
PCCKGPXNGEJVGP MPQRGPYGXGP
PCCKUVGTMNGGTOC MGTUVQHHGGTFGT YGXGT
6WKPDQWY
U[ODQNGPKPXGT DCPFOGVFGJQG XGGNJGKF\QPNKEJV VKLFUVKRRGPXQQT \CCKGPDNQGKGPGP QQIUVGPFKGXGTOGNF UVCCPQRFGXGTRCM MKPIGP
\CCKGPRNCPVXQQT UEJTKHVGP
OGVGT
VGGNCCTFG\CFGP RNCPVIQGF
\CCKGPRNCPVGPXGT URGPGPDNQGO UEJKMMGPXGT\QTIGP XCPDNQGOGPQH RNCPVGP
VWKPDQWYGTNCPF DQWYGTDNQGOKUV HTWKVVGNGTDQQOMYG MGT
Eerste graad 1B