Verslag werkbijeenkomst Regio FoodValley Verslag van de bijeenkomst op 24 oktober 2012, Wageningen Aanwezig: De heer A. Leerling Dhr. Verdaas Mw. Van Erp Taalman Kip dhr. A. de Kruijf dhr. Uitdehaag Genodigden
Gespreksleider Gedeputeerde Provincie Gelderland: Directeur van Adviesbureau Companen Wethouder Ruimtelijke Ordening Barneveld Wethouder Ruimtelijke ordening Wagening zie presentielijst (in bijlage)
Plenair deel 1 Dhr. Leerling opent de bijeenkomst namens de Regio FoodValley en de Provincie Gelderland. De avond is georganiseerd om input te krijgen voor een regionale gebiedsvisie waarvoor een eerste ontwerp in de zomer van 2013 klaar moet zijn, en een provinciale omgevingsvisie. Het codewoord voor vanavond is cocreatie, de Provincie Gelderland zoekt partners om over planologie te discussiëren. De uitdaging is enerzijds om vanavond te praten over een onderwerp waarin veel ingrijpende zaken gebeuren door onder andere de crisis en daarnaast de moed te hebben vooruit te kijken hoe het in 2030 anders zou kunnen. Dhr. Verdaas, gedeputeerde Provincie Gelderland: De Provincie Gelderland is drijvende kracht van het proces rond de nieuwe omgevingsvisie maar ook de Provincie Utrecht doet mee. De ervaring is dat de afgelopen jaren met de beste intenties beleid is gemaakt, wetten zijn aangenomen, verordeningen zijn opgesteld en het geld aan doelen is gekoppeld maar er dan toch een crisis komt, die meer is dan een economische crisis. Overal zijn mensen op zoek naar houvast. Het hele proces rond de gebiedsvisie wordt gedeeld door de Staten. Dat betekent dat de politiek moet zoeken naar nieuwe rollen en verantwoordelijkheden en dat op een andere manier gewerkt moet gaan worden. Niet vanuit een analyse maar van buiten naar binnen. De Provincie Gelderland blijft een aantal zaken doen, zoals de regie voeren op het programma, een ecologische hoofdstructuur herbegrenzen en zorgen dat mensen droge voeten houden. Juist bij de energietransitie is wederkerigheid en elkaar aanspreken op wat iedereen kan bijdragen belangrijk omdat dit heel andere inzichten en een andere manier van beleid maken oplevert. Dhr. Verdaas dankt de aanwezigen op voorhand voor de tijd die zij willen besteden aan het bijdragen aan de gebiedsvisie. Mocht iemand na vanavond nog iets kwijt willen, dan kan dat via de site www.gelderlandanders.nl of op
[email protected]. Mw. Van Erp Taalman Kip, directeur van Adviesbureau Companen vertelt over de verwachte ontwikkeling op de woningmarkt tot 2030: Er is sprake van een transitiemoment: naar de lange termijn toe gaat het er waarschijnlijk anders uit zien maar hoe is de vraag. Het goede nieuws is dat deze regio nog potentie heeft. Het is economisch gezien een kernzone in Nederland, er is veel bedrijvigheid. Wonen wordt weer betaalbaar. Het beste nieuws is dat de huidige situatie
1
noodzaakt tot vraaggerichte ontwikkeling. Het slechte nieuws is dat er op de korte termijn veel seinen op rood staan op de woningmarkt. Trends zijn: vraaggerichtheid, meer focus van koop naar huur, moeilijke financierbaarheid, veel overplanning van woningen, ouderen doen een beroep op de woningmarkt voor levensloopbestendig wonen en er is een prangende vraag naar verduurzaming van de woningvoorraad. Daar tegenover staan als trendbreuken: er komt een grote golf 55+ers aan, de woningprijzen zijn structureel lager, wonen wordt weer gebruiksgoed in plaats van beleggersobject en een toename van flex- en thuiswerken stelt nieuwe eisen aan woningen. Gevolgen voor koop: een stagnerende markt, projecten verwateren, er is veel woningbouwplanning maar omdat er te veel woningen tegelijk op de markt komen, zijn de percentages te laag waardoor de vraag in de markt er moeilijk uit te halen is. Gevolgen voor de huur zijn echter een toenemende vraag, het afnemen van het aantal mutaties, een beperkt aanbod in de sector vrije huur, een groot gat tussen de sociale en particuliere sector, de financiën van de corporaties staan onder druk en er is geen grote productieverwachting. In exploitatie zijn koop en huur vaak niet uitwisselbaar. De afgelopen tien jaar is er geen groei geweest in het aantal mensen dat in de Regio FoodValley kwam wonen. Voor de groei in een gebied worden prognoses gebruikt, waarin allerlei aannames worden gestopt, bijvoorbeeld de bouw van een bepaald aantal woningen, dat dan ook wordt bewoond. Als het migratiesaldo op 0 wordt gezet, wordt het verschil zichtbaar: in 2012 140.000 huishoudens, in 2015 143.000 huishoudens als er geen migratie is maar 145.000 als de provinciale prognose wordt gevolgd. In 2020 herhaalt zich dat in iets sterkere mate. Veranderingen: In demografie: het aantal ouderen groeit explosief, Gelderland groeit tot 2,1 miljoen mensen in 2035, er is groei in Arnhem, Nijmegen en FoodValley maar krimp in de Achterhoek, de beroepsbevolking daalt met 1 miljoen in Gelderland breed. In werken: veel meer flex- en thuiswerken waardoor slechts driekwart van het aantal huidige vierkante meters voor werkplekken nodig zal zijn. Voor de thuissituatie betekent het de noodzaak tot een goede werkplek en meer bedrijvigheid aan huis. In de Regio FoodValley sluit de planning van de bouwproductie tot 2015 niet goed aan op de vraag. Uit een onderzoek van Companen is gebleken dat er kwantitatief te veel is en kwalitatief een mismatch. In de regio is er, ook voor ouderen, vooral een grondgebonden wooncultuur. De Regio FoodValley is geen samenhangende woningmarktregio. Er wordt veel verhuisd binnen de eigen gemeente en de regio uit of in maar er zijn weinig verhuisbewegingen van de ene gemeente naar de andere. Een goede gebiedsvisie brengt de woningproductie niet op gang. Het gat tussen het maken van een visie en zorgen dat het werkelijk wordt uitgevoerd, is groot. Daarom is het bij het maken van een visie belangrijk te kijken hoe er te komen en ook naar de zaken op korte termijn. Een goede gebiedsvisie kan het handvat zijn gezamenlijk een blik op de toekomst te houden, zodat belangrijke zaken, nodig om de regio de benodigde groei te geven, tijdig worden opgezet. Ook is belangrijk op de korte termijn met alle partners in gesprek te komen over zaken als overplanning en actuele problemen in de woningmarkt. Het is niet zo dat als vraaggestuurd bouwen het credo is, (collectief) particulier opdrachtgeverschap het antwoord is. Op bouwkavels gaat particulier opdrachtgeverschap vaak wel goed, maar collectief particulier opdrachtgeverschap verzandt in langdurige 2
processen. In de woningmarkt moet niet van bovenaf bepaald worden waar woningen aan moeten voldoen maar moet per locatie worden gekeken waar mensen behoefte aan hebben, bijvoorbeeld ruimte, lichtinval, buitenruimte enz., om te zorgen dat huizen worden gekocht. Gemeentes moeten daarin mee gaan door niet vast te houden aan oude stedenbouwkundige plannen. Het klopt dat gezonde ouderen zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen maar de nadruk ligt hier op het woord gezonde. Als de gezondheid afneemt, gemiddeld rond 75+, willen mensen vaak naar een beschuttere woonvorm verhuizen. Aandacht voor het levensloopbestendig maken van bestaande woningen is nodig. De gegevens van het onderzoek van Adviesbureau Companen staan vanaf 29 oktober 2012 op www.regiofoodvalley.nl. De aanwezigen gaan in vijf workshops praten om hun mening te laten horen. Het gaat daarbij niet om standpunten maar om het debat. In elke workshop (twee over wonen, twee over bereikbaarheid en één over leefbaarheid) worden twee stellingen gemaakt.
3
Workshop over Wonen onder leiding van mw. Erp Taalman Kip De bedoeling is straks terug te gaan naar de zaal met twee stellingen die aangeven wat de aanwezigen bij deze workshop belangrijke onderdelen vinden die aandacht moeten krijgen bij het ontwikkelen van een gebiedsvisie. Als onderwerpen worden aangedragen: Flexibele invulling van bestemmingsplannen De structuurvisie moet heel flexibel worden, vooral streefbeelden in vastleggen maar geen beperkingen Aanpak van scheef wonen Betaalbare woningen voor jongeren Streven naar een vraag gericht op duurzaamheid (op termijn goedkoper voor de consument) In gebiedsvisie goed kijken naar het gebied waar het om gaat (landelijk gebied, mogelijkheid tot recreëren) Vraaggericht bouwen Pleidooi om goed te kijken waar, wanneer en welke behoefte er in de woningmarkt is en daar, ongehinderd door allerlei regels, op in te spelen Visie ontwikkelen op gebruik van bestaande gebouwen en woningen en kijken hoe de kosten daarvoor kunnen worden teruggedrongen Mogelijkheden bekijken of een gebouw nu op een zodanige wijze kan worden gebouwd dat over bijvoorbeeld 20 jaar het voor andere activiteiten gebruikt kan worden (nu als woningen en in de toekomst als kantoor of nu studentenwoningen en in de toekomst woningen voor andere huishoudens) Architecten moeten nadenken over het bouwen van gebouwen die niet na 40 jaar verouderd zijn waardoor verbouwen te duur is geworden Stelling 1. Het loslaten van (provinciale) regelgeving geeft een positieve impuls aan de markt omdat het flexibiliteit faciliteert. Stelling 2. Duurzaamheid is geen kostenpost.
4
Plenair deel 2 Aan de hand van de in de workshops bedachte stellingen worden nu argumenten tussen de deelnemers uitgewisseld in een poging elkaar te overtuigen. Bij dit debat wordt gebruik gemaakt van een jury, bestaande uit dhr. Verdaas, mw. Erp Taalman Kip en dhr. Uitdehaag, die het tempo bepaalt en ook haar mening mag uiten. Stelling 1. Een goede coproductie lost de problemen in de woningmarkt op. Met coproductie wordt bedoeld de samenwerking van alle partijen die betrokken zijn bij de bouw. Reactie van een voorstander, dhr. Harkema van Studentenhuisvesting Idealis: in deze stelling zitten onderdelen als coproductie, duurzaamheid, flexibel bouwen en de klanten. Snelle procedures bij gemeentes en een snelle doorlooptijd maken meer mogelijk. Hij is ervan overtuigd dat hiermee de problemen rond de woningmarkt kunnen worden opgelost, ook in de studentenhuisvesting. Idealis bouwt duurzame woningen waar nu studenten in gaan wonen maar die op termijn ook voor gezinnen of ouderen geschikt zijn. Als tegenstander geeft mw. Wiesenekker, raadslid in Rhenen, aan we ook te maken hebben met Europese regelgeving. De emotie van de bewoner mag niet worden vergeten. Zij blijven vaak zitten op hun woonplek omdat hun huis moeilijk verkoopbaar is. Dhr. De Vos van Waal, Statenlid, is ervan overtuigd dat de overheid het woningmarktprobleem niet kan oplossen. Dat moet met elkaar gebeuren, de overheid zal zich flexibeler, klantgerichter en sneller moeten opstellen om te zorgen dat de markt weer op gang komt. Dat geldt zowel voor nieuw- als bestaande bouw. Om het probleem op te lossen moeten bestemmingsplannen flexibeler worden. Dhr. Uitdehaag vindt het een interessante stelling. Bij flexibele bestemmingsplannen hoort de maatschappelijke discussie dat er meer verdraagzaamheid komt en dat men elkaar aanspreekt op elkaars gedrag. Mw. Heiman, Statenlid, vindt dit een te mooie, idealistische wereld. In het begin moet meer koop worden gecreëerd maar uiteindelijk moet er een visie worden vastgesteld en dat gaat pijn doen. De overheid moet daarin beslissingen nemen en er zullen verliezen worden geleden. Hoe kunnen de sociaal zwakkeren actief aan het debat meedoen? Dat kan niet met individuele bewoners, partijen moeten goed in de huid van de burger kruipen en van daaruit beleid maken. Mw. Kelder, Adviestalent, merkt dat veel jonge mensen initiatieven hebben. Die moeten worden gemeld en vastgelegd voor er iets mee kan gebeuren. Zij stelt voor mensen de vraag voor te leggen wat te doen met bijvoorbeeld een leeg gebouw en met een plan te komen en te kijken of de overheid daarin kan faciliteren. Dhr. Dekker van het LTO vindt dat de overheid moet faciliteren om huurwoningen in lege gebouwen te maken. Dhr. Verdaas, Gedeputeerde Provincie Gelderland, is betrokken geweest bij een broedplaats, waar kunstenaars in een leeg gebouw zijn getrokken. Inmiddels is dat gebouw een parel in de stad geworden. Daarom is hij niet bang voor chaos. Huurwoningen maken in leegstaande gebouwen is ingewikkeld, omdat deze gebouwen vaak op plaatsen staan waar niet mag worden gewoond. Hij vindt, dat als goed wordt aangegeven aan huurders waarom het een minder geschikte plek is om te wonen maar zij die keuze toch maken, het mogelijk moet zijn. Stelling 2. Een duurzame en flexibele woning kan honderden jaren mee. Dhr. Van Oostrom uit Stroe is voorstander. Net als in de jaren dertig is er nu een crisissituatie. Toch zijn de woningen die in de jaren dertig werden gebouwd veel 5
degelijker dan de woningen uit de jaren zestig. Nu is er een kans om de eisen bij te stellen, de ondernemers uit de bouwwereld zullen daar beter op inspelen dan vijf jaar geleden. Mw. Jollen, beeldend kunstenaar, vindt dat duurzaam en flexibel geen punt meer zouden mogen zijn. Flexibel betekent ook dat gebouwd wordt voor generaties lang. Ze vindt de stelling te vrijblijvend. Haar woonplaats, Arnhem, zit aardig op de goede weg bijvoorbeeld door hoe ze omgaat met broedplaatsen en burgers mee laat denken. Mw. Van Erp Taalman Kip vindt duurzaam een containerbegrip. Het betekent ook stoppen met afhankelijkheid van fossiele brandstof. Dat vraagt om voorinvestering. Woningcorporaties, bouwers en energiebedrijven willen dat vaak wel maar dan vinden de huurders het soms een probleem. Daarnaast is er een fiscale discussie over de vraag of duurzaamheid voldoende oplevert. Dhr. De Kluyver, raadslid gemeente Ede, is ervan overtuigd dat bij de bouw negen van de tien burgers geen zonnecollectoren wil. Het probleem is voorfinanciering, daarom moet het aantrekkelijker worden gemaakt. Stelling 3. Leefbaarheid moet je op wijkniveau bekijken en de overheid moet faciliteren op basis van initiatieven van bewoners. Dhr. Germs, raadslid Renswoude, vindt dat goede initiatieven van bewoners niet mogen worden ingeperkt door wet- en regelgeving van de overheid. Bijna altijd is in Renswoude maatwerk mogelijk. De gemeente Renswoude heeft een eigen woningbedrijf, wijst zelf de sociale huurwoningen toe. Dat is de formule die tot succes leidt. De vraag wordt gesteld of de in Renswoude gerealiseerde sociale woningbouw meer of minder dan 35% is. De huur is 25%, inmiddels zijn meer dan 100 woningen in de sociale koopsector gebouwd voor starters. Dhr. Van Heteren, directeur woningcorporatie Veenendaal, stelt vast dat leefbaarheid te maken heeft met het gevoel van mensen in een omgeving die ze voor zichzelf kunnen controleren. Dat gevoel moet worden gepeild, wat niet moeilijk is door gebruik te maken van sociale media. Met die informatie wordt de leefbaarheid voor en door elkaar georganiseerd. Stelling 4. De regio moet meer inzetten op sportfaciliteiten, zoals een ijsbaan. Dhr. Barkhuijsen, directeur RijnIJssel College, is er verbaasd over hoeveel mensen uit de regio FoodValley naar Utrecht, Deventer of Nijmegen moeten rijden om te gaan schaatsen. Op het oude voetbalveld op de Berg in Wageningen waren mogelijkheden, maar ook in Ede of langs de A12 kan een ijsbaan komen waar in de zomer kan worden geskeelerd. Op die manier wordt het gebied aantrekkelijk. Het gaat niet alleen om een ijsbaan maar om alle sportfestiviteiten en festivals. Ook zijn sportfaciliteiten hard nodig omdat Nederland een groot probleem krijgt met overgewicht, waardoor hoge kosten zullen ontstaan. Dhr. Holtrop van reizigersvereniging Rover vindt dit een incidentenstrategie. Door het bedenken van een aantal leuke dingen komen we niet op het sterke punt van de regio. Dhr. V.d. Berg, wethouder in Rhenen, vindt dat het gaat om goede faciliteiten om vrije tijd door te brengen. Alle gemeenten bezuinigen op sport of de financiën blijven gelijk. Dhr. Maljaars doet als stagiair bij de Provincie Gelderland onderzoek naar de bereikbaarheid die past bij FoodValley. Nog steeds is niet precies duidelijk wat met bereikbaarheid wordt bedoeld. De gedachtegang achter de stelling is de regio aantrekkelijk te maken om mensen aan te trekken. Daarin zit een aantal aannames waarover dhr. Maljaars zijn twijfels heeft. Het hebben van voldoende banen en een goed sociaal netwerk maakt een regio aantrekkelijk.
6
Afsluiting door dhr. Uitdehaag Alle tijdens de workshops bedachte stellingen komen op de site www.gelderlandanders.nl te staan. Dhr. Uitdehaag dankt alle aanwezigen voor hun inbreng. Bijzonder dank aan de organisatie, de mensen van de locatie, de wethouder Ruimtelijke Ordening Barneveld, dhr. Verdaas en dhr. Leerling voor zijn inspirerende leiding.
7