Veertig jaren sociaal - pedagogische zorg voor zwakzinnigen door Prof. Dr. N. SPEYER
Herdenkingsrede ter gelegenheid van het 40 -jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Sociaal-Pedagogische Zorg, op 6 juni 197?, Kurhaus, Scheveningen. iet behoort tot de regels van het spel, dat de voorzitter van een jubilerende vereniging verslag doet van de voornaamste bijzonderheden die zich met betrekking tot zijn vereniging hebben voorgedaan gedurende de periode waarover het jubileum gaat. Ik wil niet van deze regel afwijken. Wanneer ik u dus heden verslag doe van het wel en wee van onze vereniging over de afgelopen 40 jaar, dan is het nuttig hierbij twee zaken te bedenken. Allereerst dit : door de aard van onze vereniging heeft zij niet alleen zelf direkt of indirekt de invloed ondergaan van de zwakzinnigenzorg in Nederland, doch tevens heeft zij deze —hier gering, daar weer meer diepgaand -ook beïnvloed. Zo is mijn verslag min of meer in grote trekken een grof overzicht van de zwakzinnigenzorg in Nederland van 1932 — 1972, vanzelfsprekend —voor ons belangrijk — gezien vanuit onze eigen vereniging. Nog een tweede opmerking vooraf. Een verslag is een dorre opsomming van feiten. Slechts de eigen herinnering kan daar de kleur aan toevoegen. Een veel gebruikt voorbeeld moge dit toelichten. Op 10 mei 1940 begon onze oorlog met Duitsland. Een koude datum, meer niet, van historische betekenis. Doch voor wie deze dag heeft meegemaakt roept de herinnering het beeld op van een blauwe hemel, ronkende vliegtuigen en dergelijke meer. Aan het koude feit wordt een kleur toegevoegd die persoonlijk is en dus emotioneel. Iets uit de geschiedenis van onze vereniging Ik hoop, dat veel wat ik u thans uit de geschiedenis van onze vereniging van 1932 — 1972 ga meedelen, bij u niet slechts het aanhoren van dorre feiten zal zijn, doch door uw herinnering tot leven gewekt zal worden. Misschien kan ik het beste mijn overzicht aanvangen met de opmerking dat reeds in 1917 een rapport is uitgebracht over de maatschappelijke zorg voor zwakzinnigen. Volgens dit rapport mag de maatschappelijke zorg voor een zwakzinnige niet worden overgelaten aan de al of niet beschikbare vrije tijd van de onderwijzer-opvoeder van een b.l.o.-school. De „maatschappelijke zorg" — aldus dit rapport — moet een aparte tak van dienst worden met een ambtenaar voor de Maatschappelijke Zorg aan het hoofd. 158
Veertig jaren Sociaal Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen -
Pier de Boer, aan sommigen uwer ongetwijfeld bekend, werd in 1921 benoemd tot eerste „ambtenaar voor de nazorg" en wel in Amsterdam. Eén van zijn karakteristieke uitspraken was: „Mijn belangrijkste werktuigen zijn mijn schoenen ". In 1925 werd E. P. Schuyt benoemd tot nazorgambtenaar in Haarlem; hij is geen onbekende voor velen van ons. Hij is ook voorzitter van onze vereniging geweest. Vanzelfsprekend hebben wij de heer Schuyt een uitnodiging gestuurd tot het bijwonen van deze bijeenkomst. Hij heeft ons een bijzonder aardige brief geschreven en wat blijkt: vandaag is de heer Schuyt 80 jaar geworden en hij heeft ons geschreven dat hij, in verband met zijn verjaardag niet aanwezig kan zijn. Ik kan deze brief van de heer Schuyt natuurlijk niet in ekstenso voorlezen. Het was een groot genoegen voor ons om daaruit op te maken dat hij nu in goede gezondheid temidden van zijn kinderen en kleinkinderen van zijn pensioen geniet. Ik hoop, dat hij vandaag ook een mooie dag zal hebben. Ik zou willen voorstellen hem een telegram te zenden, waarin wij hem een gelukkige verjaardag en nog vele jaren in goede gezondheid toewensen. Na de benoeming van de heer Schuyt als nazorgambtenaar volgden in die eerste tijd: A. D. Wepster (Dordrecht in 1926), J. J. C. van der Wouden (Delft in 1927), Visser (Utrecht in 1927), H. Werkhoven en Bodaan. Ik noem slechts enige, aan velen uwer, bekende namen. De tijd ontbreekt me om over de verdiensten van elk afzonderlijk uit te wijden. In Den Haag duurde het tot 1939 eer G. H. van Dijk als zodanig werd aangesteld. Alle nazorg - ambtenaren waren oud - onderwijzers. Inmiddels was in 1931 door Pier de Boer, hiertoe gestimuleerd door de le inspekteur b.l.o. in Nederland (hij werd dit in 1920) dr. A. van Voorthuyzen —met de toen werkzame nazorgambtenaren —het initiatief genomen tot een nauwer onderling kontakt. Een gevolg hiervan was de oprichting van de Nederlandse Vereniging Nazorg Buitengewoon Onderwijs, (stichtingsdatum 23 ap ri l 1932), welke vereniging nu onder de naam: Nederlandse Vereniging voor Sociaal Pedagogische Zorg haar 40 -jarig bestaan herdenkt. Pier de Boer werd de eerste voorzitter, E. P. Schuyt, sekretaris en A. D. Wepster penningmeester.
De toenmalige taken van de „nazorg" De taken van de „nazorg" werden toen onderscheiden in
:
1, het beheren van werkinrichtingen 2. avondverzorging 3. vakopleiding 4. maatschappelijke hulp 5. morele en godsdienstige nazorg.
159
Veertig jaren Sociaal-Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen
Hierover nu enkele opmerkingen. 1. De eerste jaren van de jonge vereniging stonden in het teken van de werkinrichtingen. In 1920 was de 1e werkinrichting voor zwakzinnigen in Dordrecht, onder leiding van A. D. Wepster, van start gegaan. In 1926 opende de 's- Gravenhaagse Vereniging Dr. Schroeder van der Kolk de eerste werkinrichting voor geesteszieken, welke inrichting vrij spoedig daarna werd gevolgd door enige werkinrichtingen voor zwakzinnigen geeksploiteerd door dezelfde vereniging. In 1932, toen onze vereniging werd opgericht, waren er reeds 14 werkinrichtingen voor zwakzinnigen. De werkinrichtingen voor mannelijke zwakzinnigen produceerden voornamelijk kokosmatten, borstelwaren, stoelmatten, manden en dergelijke. Het is wel interessant om eens te verhalen hoeveel invloed het zogenaamde kokosvraagstuk uit die tijd had. De kokosfabrikage werd toen namelijk gekontingenteerd en gemonopoliseerd en dit veroorzaakte grote moeilijkheden in de eksploitatie van deze werkinrichtingen. 2. Het avondonderwijs was met name in Haarlem al sinds 1919 een vorm van nazorg. De behoefte aan gerichte vrijetijdsbesteding bleek groter dan die van verdere ontwikkeling en het avondonderwijs werd dan ook omgebogen tot avondverzorging. 3. De vakopleiding beperkte zich tot een enkel mislukt experiment. Lange tijd dacht men dan ook dat een debiel geen vak kon leren. 4. De maatschappelijke zorg door de nazorgambtenaren had vele facetten: beroepskeuze - advies; hulp bij arbeidsbemiddeling; het oplossen van loonvraagstukken en arbeidskonflikten ; het plaatsen in pleeggezinnen en inrichtingen, om enkele aspekten te vermelden. 5. De morele en godsdienstige nazorg betrof het godsdienstonderwijs en de katechisatie aan oudere zwakzinnigen. Men had nog te weinig ervaring om tot goede vormen van dit onderricht te komen. Ik ben op dit alles iets uitvoeriger ingegaan om u juist deze begintijd voor ogen te toveren en herinneringen bij u op te wekken. Gedurende de oorlog stond het nazorgwerk praktisch stil. Er werd hard gewerkt om de werkinrichtingen draaiende te houden en bijvoorbeeld om de in 1940 platgebrande werkplaats in Rotterdam van Willeboer weer aan een beginkapitaaltje te helpen. In 1944 overleed Van der Wouden en eind 1945 Pier de Boer. Na de oorlog vond onze vereniging de tijd aangebroken om een goed georganiseerde nazorg door het gehele land tot stand te brengen. Vooral de heren E. P. Schuyt — die in 1946 onze voorzitter was geworden H. Werkhoven, G. H. van Dijk en W. A. Liefland gaven in woord en geschrift bekendheid aan het nazorgwerk en ijverden voor een landelijke regeling. Schuyt wilde een organisatie waarbij het land in veertig nazorgdistrikten werd verdeeld, met aan de top twee nazorg -inspekteurs. 160
Veertig jaren Sociaal-Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen
G. H. van Dijk stelde in een belangrijk artikel onder de titel: „Drie schakels maar één keten ", dat de sociale zorg voor zwakzinnigen door de overheid moest worden geregeld, die overal in den lande bureaus in het leven moest roepen. Hoewel de ideeën van Van Dijk ten aanzien van deze organisatievorm niet bewaarheid zijn geworden blijft zijn a rtikel van grote betekenis, omdat hij een van de eersten was, die er met grote klem op heeft gewezen, dat voorzorg, zorg en nazorg één geheel zijn. Samenwerkingsvormen
Het is voor mij een persoonlijke behoefte de nadruk te leggen op het voortreffelijke stimulerende werk van Van Dijk, omdat ik daar misschien wel als een van de weinigen zeer goed over kan oordelen. Ik heb immers vanaf die tijd tot zijn dood vrijwel dagelijks met hem samengewerkt. Door de uitbreiding van het aantal r.k.- en prot. chr. b.o.ascholen ontstond een behoefte aan konfessionele nazorg. In 1947 werd dan ook de Cupertinostichting opgericht (nu de Katholieke Vereniging voor Sociaal Pedagogische Zorg Ver. van de H. Jozef van Cupertino) en 1 oktober 1951 zag het Protestants Christelijk Nazorg Verbond het licht (nu genaamd Prot. Chr. Ver. tot bevordering van Sociale en Pedagogische Zorg). Vanzelfsprekend ging onze vereniging samenwerken met de landelijke confessionele organisaties. Als gevolg van deze samenwerking werd op 26 februari 1957 als overkoepeling van de drie landelijke verenigingen de Stichting Federatie Nazorg Buitengewoon Onderwijs opge richt. Naast de heer Van Dijk, die overvloeiend van initiatieven nauw betrokken is geweest bij de oprichting van deze Federatie heeft ook onze vice- voorzitter, de heer Wehrmeyer, hierbij een grote rol gespeeld. De samenwerking in de Federatie uitte zich onder meer in het in het leven roepen van de „Verdere Scholing in Dienstverband voor Maatschappelijk Werkenden in de Zwakzinnigenzorg" (de zgn. Specialisatiekursus). Voorts werd een aantal studiekommissies ingesteld, waarvan ik bijvoorbeeld noem de Kommissie Taak en Werkwijze Sociaal Pedagogische Diensten. Ook zagen enkele publikaties het licht. Via deze federatie neemt onze vereniging uiteraard deel in een aantal overlegorganen en heeft zij — naast haar vele direkte — tevens tal van indirekte kontakten. Edoch, terug nu naar onze eigen vereniging. In 1955 besloot zij tot het instellen van een centraal bureau, waarvan de heer Van Dijk tot direkteur werd benoemd. De financiën baarden grote zorg. Onze vereniging kreeg bijvoorbeeld voor 1955 een subsidie toegekend van f 1.250, — , wel een groot verschil met de bedragen waarmee thans wordt gesubsidieerd. Evolutie naar een maatschappelijke dienstverlening
Het in 1952 tot stand gekomen Ministerie van Maatschappelijk Werk kwam 161
V eertig jaren Sociaal-Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen
20 december 1957 met de „Subsidieregeling Maatschappelijk Werk voor Zwakzinnigen ", die een aantal bepalingen gaf waaraan de instellingen moesten voldoen wilden ze voor Rijkssubsidie in aanmerking komen. De minister wilde door een subsidiestelsel een verantwoorde opzet van het maatschappelijk werk voor zwakzinnigen bevorderen. Vanzelfsprekend zijn in deze subsidieregeling wijzigingen aangebracht. Het is m.i. onvermijdelijk, dat op den duur een geheel nieuwe regeling wordt geconcipieerd. In 1960 veranderde de naam van : Nederlandse Vereniging Nazorg Buitengewoon Onderwijs in : Nederlandse Vereniging voor Sociaal Pedagogische Zorg, om de veranderende inzichten omtrent de zwakzinnigenzorg aan te geven. Bij de grote ontwikkeling die de zwakzinnigenzorg de laatste jaren aan het ondergaan is, is het zeker niet denkbeeldig, dat deze naam in de toekomst nog eens een wijziging zal ondergaan. Wij zullen dit moeten afwachten. In 1964 veranderde de Stichting Federatie Nazorg Buitengewoon Onderwijs ook haar naam in Stichting federatie Sociaal Pedagogische Zorg voor Zwakzinnigen. Men kan spreken van een overgang van het bevoogdende van de nazorggedachte via maatschappelijk werk naar maatschappelijke dienstverlening. De inhoud van de zich verbredende bemoeienis met zwakzinnigen wordt nu in hoge mate bepaald door de ontwikkelingen, welke in de maatschappij plaatsvinden. De meest partikuliere verenigingen en stichtingen in deze zorgsektor zijn bij een van de drie landelijke verenigingen aangesloten. Dit zijn de diensten of instellingen voor sociaal pedagogische zorg en/of voor maatschappelijk werk voor zwakzinnigen. De nazorg - ambtenaar is via de sociaal-pedagoog tot gespecialiseerd maatschappelijk werker voor zwakzinnigen geworden. In dit chronologisch verslag kan niet een overzicht ontbreken van de voorzitters en direkteuren, die de vereniging heeft gekend. In 1957, het jaar waarin te Arnhem het 25 -jarig bestaan van onze vereniging werd herdacht, nam de heer Schuyt te Haarlem afscheid als voorzitter. Hij werd in deze funktie opgevolgd door de heer J. Krooshof, die als zodanig fungeerde tot 28 oktober 1967. Deze werd opgevolgd door Prof. Dr. N. Speijer. Interdisciplinaire samenwerking Ik kan er niet omheen erop te wijzen dat toen door u een psychiater als voorzitter van uw vereniging werd gekozen. Hoe goed herinner ik me nog de tijd — het zal ongeveer 20 jaar geleden zijn — dat ik met Gerrit van Dijk aanzat aan een diner van sociaal pedagogen en dat de thans helaas overleden Leerkamp opstond en mij toevoegde, dat het nu wel heel aardig was dat ik thans als gast bij hen aanwezig was, maar dat ik goed moest begrijpen, dat een psychiater zich niet moest inbeelden, dat hij een rol zou kunnen spelen in de zwakzinnigenzorg. Het feit, dat na zovele jaren iemand
162
Veertig jaren Sociaal-Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen
die psychiater is werd geaksepteerd als voorzitter van een landelijke vereniging voor sociaal pedagogische zorg vind ik toch het vermelden waard. Het is mijn overtuiging, dat ons werk alleen verder kan komen, als wij inzien, dat wij allen, van zo verschillende disciplines, begrip hebben voor elkaars werk en geen van allen menen dat wij de suprematie in het werk moeten hebben. Gerrit van Dijk overleed in 1962 en werd als direkteur opgevolgd door Mr. F. H. J. M. Daams, die met een korte onderbreking tot op heden direkteur is. In die korte tussenperiode was de heer Bruggenvan direkteur. Na dit min of meer chronologisch overzicht meen ik er goed aan te doen thans over te gaan tot het bespreken van enkele belangrijke onderwerpen uit de zwakzinnigenzorg, waarbij onze vereniging rechtstreeks of indirekt een rol heeft gespeeld. Het spreekt vanzelf, dat ik mij ook hier weer bepaal tot grote lijnen en details achterwege laat. Over de opleiding
Als eerste wil ik daarbij aan de orde stellen de opleiding van de maatschappelijke werkers in de zwakzinnigenzorg. In 1929 werd in kursussen voor voortgezette vakstudie van de Stichting B.O. en in die van de R.K. vakstudie voor leerkrachten bij het B.O. al aandacht aan de nazorg geschonken. Het duurde tot 1952 tot de Stichting B.O. en de drie landelijke nazorgorganisaties een kommissie benoemden om een plan uit te werken voor een speciale opleiding tot sociaal - pedagoog. Cupertino trok zich later terug en wilde zelf de opleiding ter hand nemen. De Stichting B.O. — o.l.v. Gerrit van Dijk — (waarin prot. chr.- en openbaar b.o. samenwerkten) ontwierp een kursus, die in 1954 startte. Met name het Ministerie van Maatschappelijk Werk (zoals het toen heette) had bezwaar tegen de opzet. Tevens was het de bedoeling van het ministerie dat niet verpleegsters en onderwijzers, die tot dan het grootste deel van de kursisten uitmaakten, zouden deelnemen, doch dat deze kursus zou worden gevolgd door diegenen die een School voor Maatschappelijk Werk, thans Sociale Akademie, met goed gevolg hadden doorlopen. Deze beslissing is van grote invloed geweest op de ontwikkeling van het maatschappelijk werk voor zwakzinnigen. Het departement werkte een plan voor een nieuwe „specialisatie-kursus" uit, welke scholing onder auspiciën zou staan van de Federatie Nazorg B.O. De heer Kingma, die de kursus van de grond af heeft opgebouwd, was de eerste kursusleider. Deze „verdere scholing in dienstverband" ging in 1962 van start. De heer Kingma werd in 1969 opgevolgd door drs. H. van Breukelen.
De gedifferentieerde voorzieningen Als tweede onderwerp zou ik iets willen zeggen over de voorzieningen die
163
Veertig jaren Sociaal-Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen
in de loop van deze 40 jaar voor zwakzinnigen tot stand zijn gekomen en waarop onze vereniging rechtstreeks of zijdelings invloed heeft uitgeoefend. Laat ik trachten mijn overzicht wat systematisch op te zetten. Was de zwakzinnigenzorg vroeger hoofdzakelijk bepaald tot het inrichtingswezen voor die zwakzinnigen die thuis grote moeilijkheden gaven, en daarnaast natuurlijk de scholen voor buitengewoon onderwijs en de nazorg, steeds meer bleek dat mede door de ontwikkeling van het maatschappelijk werk in Nederland, het heel goed mogelijk was veel meer zwakzinnigen dan tot dusver het geval was geweest in de maatschappij te houden, mits de maatschappij natuurlijk voor de nodige voorzieningen zorgt. Ieder mens leeft in drie milieus : het woonmilieu, het werkmilieu en het vrije - tijds -milieu. In het woonmilieu hebben we als voorzieningen de zgn. gezinshelpende voorzieningen nodig, zoals speciale kleuterscholen, dagverblijven e.d. Daarnaast dienen we gezinsve rv angende voorzieningen te hebben, zoals pleeggezinnen, gezinsvervangende tehuizen e.d. In het werkmilieu hebben we behoefte aan beschuttende (sociale) werkplaatsen. In het v rije - tijds -milieu moeten we de beschikking hebben over geleide vrije - tijdsbesteding, zoals bijvoorbeeld de geleide klubs, de zomerkampen e.d. Ik kan hier niet ingaan op het belang van de research, noch op de wettelijke voorzieningen of op de belangrijke rol die de oude rv erenigingen vervullen. Slechts wil ik hier vermelden de Algemene (later: Interlevensbeschouwelijke) Vereniging van Ouders enz. „Helpt Elkander ". Deze vereniging zal dit jaar haar 20 -jarig bestaan herdenken. Natuurlijk behoeft niet elke zwakzinnige geheel uit de maatschappij te worden verwijderd. Waar de school voor b.o. reeds partiële uithuisplaatsing was, ontstonden daarnaast de kinderdagverblijven, ortho- pedagogische instituten voor zeer jeugdige geestelijk gehandikapten vanaf het derde jaar, waarvan een aantal op 6-, 7- jarige leeftijd kon overgaan naar een school voor buitengewoon onderwijs. Het eerste kinderdagverblijf, een partiële uithuisplaatsing dus, werd 15 mei 1956 gesticht door Gerrit van Dijk, die het een „kleuterklasje" noemde. Ook werd behoefte gevoeld aan dagverblijven voor oudere zwakzinnigen voor wie opname in een internaat niet nodig was, maar voor wie partiële uithuisplaatsing geindiceerd was. Het eerste dagverblijf voor ouderen kwam in 1963 tot stand. Ik wees er reeds op dat ook totale uithuisplaatsing zonder gebruik te maken van internaatsverpleging meer en meer werd gevoeld en zo ontstonden geleidelijk steeds meer gezinsve rv angende tehuizen. Ditzelfde geldt voor short-stay-homes, waar de pupil kan worden opgenomen wanneer bijvoorbeeld de ouders met vakantie gaan en dergelijke meer. Door onze vereniging werd tezamen met de Algemene Oude rv ereniging „Helpt Elkander" in 1964 in het leven geroepen de Stichting Algemene Vakantietehuizen voor Zwakzinnigen. Verbreding van het terrein der aktiviteiten noopten in 1968 tot een statutenwijziging; de naam der stichting werd 164
Veertig jaren Sociaal Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen -
Algemene Stichting voor Verzorging en Verpleging van Zwakzinnigen, afgekort A.S.V.Z. Deze stichting, die dus een dochter is van S.P.Z. en Helpt Elkander, heeft reeds een groot aantal voorzieningen tot stand gebracht zoals gezinsvervangende tehuizen, short-stay-homes en thans ook een internaat in Sliedrecht. Hier ter plaatse wil ik ook noemen het V.A.I.Z., het Verbond van Algemene Instellingen voor de Zwakzinnigenzorg. Dit verbond werd op initiatief van onze vereniging, tezamen met „Helpt Elkander" en de Stichting „De Opbouw" op 30 juni 1965 opgericht. De heer Daams werd voorzitter. Via het A.S.V.Z. en het V.A.I.Z. lopen de kontakten met de gezondheidszorg, zoals de Vereniging van Psychiatrische Instituten in Nederland (V.P.I.N.) en de Nederlandse Ziekenhuis Raad (N.Z.R.). Onze direkteur, de heer Daams, speelt bij dit alles een belangrijke rol. De grote betekenis die de zwakzinnigeninrichtingen in het geheel ve rv ullen zij hier slechts aangestipt. Ik mag in dit overzicht de scholen voor b.o. zelf niet vergeten, die al vanaf de op ri chting van de eerste scholen aan het begin van deze eeuw zo'n grote rol hebben gespeeld. Het is wellicht aardig te vermelden, dat reeds in 1790 in Groningen een school voor doofstommen ook toegankelijk was voor zwakzinnigen. Heb ik nu in vogelvlucht verschillende mogelijkheden genoemd van voorzieningen die kunnen maken dat de zwakzinnige in een — zij het beschermend — woonmilieu in de maatschappij kan blijven, thans moge ik overgaan tot de voorzieningen die nodig zijn indien hij op de vrije arbeidsmarkt geen werk kan vinden. Dat zijn de werkinrichtingen zoals zij reeds in 1920 aanwezig zijn en die later de naam „sociale werkplaatsen" hebben gekregen. Mede door de subsidie volgens de oorspronkelijke G.S.W.- regeling is het aantal werkplaatsen toegenomen en is de struktuur gewijzigd. Het werk werd gevarieerder, er werden geen borstels en matten meer gemaakt, het weven en breien verdween. Er werd overgegaan op het fabriceren van gebruiksgoederen. De beloning van eertijds werd in zuiver loon veranderd. werking, in Sociale Werkvoorziening) de W.S.W. (Wet trad 1969 1 Januari binnen het kader waarvan ook ruimte kwam voor vormingswerk en vakonderwijs. In 1972 zijn er 180 sociale werkplaatsen in ons land met -!- 45.000 werknemers, waa rv an ± 13.000 à 14.000 zwakzinnigen. Ik kan mij ontheven voelen van de taak uitvoerig in te gaan op de struktuur van de werkplaatsen. Men hoort in toenemende mate k ri tiek op de W.S.W. Ik wil duidelijk stellen dat welke kritiek men ook moge hebben niet ontkend mag worden van de ontwikkeling de geweest voor is zeer stimulerend dat de W.S.W. validatie van de zwakzinnigen. niet te Het is vrijetijdsbesteding. milieu, de derde tot het Tenslotte kom ik loochenen dat een aantal zwakzinnigen bij hun vrijetijdsbesteding hulp nodig
165
Veertig jaren Sociaal-Pedagogische Zorg
voor zwakzinnigen
hebben. Men zou kunnen zeggen dat de eerste vormen van beschuttende vrijetijdsbesteding, die avondverzorging werden genoemd, voortgekomen zijn uit het zgn. avondonderwijs, waarbij oorspronkelijk nascholing werd gegeven. Geleidelijk aan kwam naast de avondverzorging voor debielen ook een avondverzorging voor imbecillen. Zij omvatte in hoofdzaak een prettige wijze van de besteding van de vrije tijd. Omdat hoe langer hoe meer de behoefte werd gevoeld om naast het zuivere ontspanningswerk ook vormingswerk voor de zwakzinnige in te schakelen werd door de Federatie S.P.Z. een Werkgroep Eksperimenten Avondverzorging opgericht, die een achttal gesubsidieerde eksperimenten bestudeert. Men noemt het: „Gespecialiseerd Jeugd- en Voiwassenenwerk". Dit werk bevat zowel vormings- als rekreatieve aspekten. Er is steeds meer afstand genomen van de oude avondverzorgings- gedachtengang. Binnenkort verschijnt het eindrapport van deze kommissie. Het is geenszins uitgesloten, dat er voor dit werk een subsidieregeling tot stand zal komen.
Totale zwakzinnigenzorg Alle voorzieningen vormen tezamen de totale zwakzinnigenzorg. Hieronder wil ik verstaan het totaal van alle aktiviteiten, nodig om ons doel te bereiken, namelijk de ontwikkeling van de potenties van de zwakzinnige en de verhoging van zijn sociale integratie. Steeds zullen alle mogelijkheden aanwezig moeten zijn om alle „klassen" van zwakzinnigen, in alle levensfasen, in elke situatie .waarin zij zich ook bevinden en voor zolang dit nodig is, te helpen. Het is onze taak die kombinatie van voorzieningen toe te passen die voor bepaalde zwakzinnigen op een bepaald moment noodzakelijk zijn. Het ontbreken van een of meer mogelijkheden om tot de juiste kombinatie te komen doet dan ook onrecht aan de zwakzinnige, kan leiden tot onjuiste hulp en is dan ook in feite ontoelaatbaar. Al deze voorzieningen nu, die tezamen de totale zwakzinnigenzorg vormen meen ik te moeten zien als schakels in een keten en zoals dat bij een keten het geval is : alle schakels zijn nodig en alle schakels dienen zo sterk mogelijk te zijn. Het ontbreken van een schakel kan de oorzaak zijn dat een oplossing voor de problematiek van de zwakzinnige moet worden gekozen die voor die zwakzinnige onjuist is. Het aksent ligt thans vooral op de extramurale voorzieningen, waardoor een indruk wordt gewekt alsof extramurale en intramurale voorzieningen tegenstellingen zijn. Ik geloof dat dit een onjuiste opvatting is. Beide zijn schakels in dezelfde keten, beide zijn ze evenzeer nodig.
Financiering Een enkel woord wil ik hier toch ook zeggen over de subsidieregeling. Het zal slechts heel kort en onvolledig zijn, maar ik kan er niet omheen, want ook voor het werk van onze vereniging en de bij ons aangesloten stichtingen,
166
Veertig jaren Sociaal- Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen
voor heel Nederland, zijn deze subsidieregelingen van groot belang. Ik wees reeds op de Subsidieregeling Maatschappelijk Werk voor Zwakzinnigen van 1957. In 1965 kwam er een voorlopige subsidieregeling ten behoeve van Dagverblijven voor Gehandikapten, uitgaande van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. In 1970 werd deze regeling gevolgd door de Rijksregeling Dagverblijven voor Gehandikapten en de Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor Gehandikapten in afwachting van de raamregeling Maatschappelijke Dienstverlening ten behoeve van Gehandikapten. Echter werd per 1 januari 1968 de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ingevoerd. "1 Januari 1971 kwamen de dagverblijven onder deze A.W.B.Z. en 1 januari 1972 de gezinsve rv angende tehuizen. Op de Verstrekkingenwet Maatschappelijke Dienstverlening kan ik niet verder ingaan. (Het ontwerp is ingediend.) Ik wees reeds op de W.S.W., die onder andere de financiële regeling bevat voor de Sociale Werkplaatsen.
Heel kort wil ik zijn over de fondsenwerving die in Nederland plaatsvindt ten behoeve van het werk voor de zwakzinnigen en die door de grote bedragen welke hiermede zijn gemoeid van belang is voor de ontwikkeling van het werk. In de eerste plaats is daar de „landelijke kollekte", welke wij met onze federatiepartners en de landelijke oude rv erenigingen tot stand brengen en waarvoor een centraal kollektebureau bestaat. In de tweede plaats zijn daar de gelden van de 14 mei 1963 opge ri chte fondsenverwervende Stichting Geestelijk en Lichamelijk Gehandikapten, waarin de drie zorgverenigingen, de drie oude rv erenigingen en twee invalidenbonden zijn vertegenwoordigd. Vooral het Aktiekomité dat in 1965 in het leven werd geroepen heeft meer dan vier miljoen gulden opgebracht, met behulp van een televisieaktie, welke gelden thans worden besteed voor financiële hulp bij de oprichting van gezinsvervangende tehuizen. Tenslotte kan ik nog vermelden dat onze vereniging via de Federatie is vertegenwoordigd in sektie VI van het Koningin Julianafonds, dat ook onder meer belangrijke bijdragen verstrekt voor wat de eerste huishoudelijke uitgaven betreft van pas opgerichte dagverblijven en gezinsve rv angende tehuizen. Kontalcten van de Ned. Vereniging voor Soc. Ped. Zorg De kortakten welke onze vereniging heeft met organisaties op het gehele terrein dat direkt of zijdelings te maken heeft met de zwakzinnigenzorg is buitengewoon groot. Het zou een lange en dorre opsomming worden. Daar zie ik dus maar van af. Twee organisaties wil ik echter vermelden, namelijk het N.O.Z. en de International League. Allereerst een enkel woord over het N.O.Z. Onze vereniging heeft via de Federatie Sociaal Pedagogische Zorg voor Zwakzinnigen gepoogd te komen tot een overkoepelend orgaan voor de gehele 167
Veertig jaren Sociaal - Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen
zwakzinnigenzorg. In eerste instantie is dit niet gelukt. Daarna is, met behulp van de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn en de Nationale Federatie voor de Geestelijke Volksgezondheid, zo'n overkoepeling in 1964 toch tot stand gekomen onder de naam Centraal Overlegorgaan Zwakzinnigenzorg (C.O.Z.), thans Nationaal Orgaan Zwakzinnigenzorg (N.O.Z.) geheten. En dan tenslotte de League. Ik heb enige malen Gerrit van Dijk en zijn aktiviteit vermeld. Hij heeft vele kortakten voor „zijn" vereniging gelegd. Hier wil ik dan releveren de stoot die hij gaf tot de oprichting in Den Haag in 1960 van de European League, later de International League of Societies for the Mentally Handicapped, een overkoepeling van ouder- en zorgorganisaties. Ook de Federatie deed en doet veel ter stimulering van dit werk.
Noodzaak tot reorganisatie van de zwakzinnigenzorg Velen in den lande die zich met de zwakzinnigenzorg bezig houden zijn ervan overtuigd, dat de struktuur zoals deze thans is, zo'n moeilijk, zo'n onoverzichtelijk, zo'n weinig efficiënt geheel vormt ten nadele uiteindelijk voor de zwakzinnige, dat men zich moet bezig houden met de vraag hoe deze struktuur kan worden gewijzigd. Ook op het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk leeft deze gedachte. Het was de vorige staatssekretaris, de heer V. d. Poel, die de drie ouderverenigingen en de drie zorgverenigingen ieder afzonderlijk bij zich heeft laten komen om aan de hand van door hem opgegeven vragen de standpunten van deze zes organisaties te weten te komen. Er is mogelijk ook door de regeringswisseling geen rechtstreeks gevolg gekomen op deze gesprekken, maar de gedachten over herstrukturering zijn blijven bestaan. Ikzelf heb op onze jaarvergadering in Alkmaar in 1970 een plan ontvouwd, dat in de wandeling het NOMAVOZ-plan wordt genoemd. Dit plan was volledig als praatstuk bedoeld om de mogelijkheid te bieden via een zekere opvatting over herstrukturering te komen tot een bepaalde algemeen aanvaarde conceptie. Mocht dit plan destijds enige weerstand hebben opgeroepen, daarnaast heeft het velen aan het denken gezet over de mogelijkheden van herstrukturering, waarbij alle organisaties in de gehele zwakzinnigenzorg zouden zijn betrokken. Begin 1971 kwamen de besturen van de d ri e landelijke sociaal pedagogische zorgverenigingen bijeen, waarbij men tot een voorlopige afronding van het overleg kwam met een gezamenlijk standpunt, dat ook ter kennis van de staatssekretaris werd gebracht. Men kwam overeen met behoud van eigen „entiteit" te streven naar een gemeenschappelijk landelijk samenwerkingsorgaan van de maatschappelijke dienstverlening voor zwakzinnigen met daaraan verbonden een gemeenschappelijk bureau. Alvorens nader te beslissen omtrent de strukturering van het orgaan en zijn bureau werd informatief beraad gevoerd met andere organisaties die daarvoor in aanmerking kwamen, teneinde leennis te verkrijgen van hun 168
Veertig jaren Sociaal Pedagogische Zorg voor zwakzinnigen -
inzichten en verlangens, door een „werkkommissie herstrukturering", uitgaande van onze Federatie. Aan het eind van 1971 werd een en ander afgerond met een „ronde tafel konferentie" van een groot aantal organisaties. Tenslotte werd besloten een kommissie te formeren, waa ri n iedere organisatie een vertegenwoordiger aan zou wijzen, die de alternatieven zou gaan bespreken. In deze kommissie werd onze vereniging vertegenwoordigd door de heer J. W. Wehrmeijer. We zullen moeten afwachten wat al deze besprekingen uiteindelijk zullen opleveren.
Het is mijn oprechte overtuiging dat een belangrijke reorganisatie op het terrein van de zwakzinnigenzorg noodzakelijk is. Uitgangspunt dient te zijn het belang van de zwakzinnige. Daar gaat het om. Slechts wat dat kan bevorderen dient in ogenschouw te worden genomen. Geen afzonderlijke organisatievorm heeft reden van bestaan, als deze organisatievorm dit doel in het totaal van de zwakzinnigenzorg en van de struktuur van het maatschappelijk werk in Nederland —niet in waarheid dient. Bij zulk een herstrukturering dient enerzijds de overheid zich te hoeden voor bureaukratisering van de welzijnszorg, anderzijds dient in het oog te worden gehouden dat partikulier initiatief en partikuliere uitvoe ri ng twee verschillende zaken zijn. Onze vereniging heeft — en ik herhaal dit hier nog eens —alle medewerking toegezegd en zal alles doen wat in haar vermogen ligt om een herstrukturering te helpen realiseren.
Tenslotte Ik heb in het begin van mijn overzicht gezegd dat mijn verslag min of meer in grote trekken een overzicht zou zijn van de zwakzinnigenzorg in Nederland van 1932 — 1972, vanzelfsprekend gezien vanuit onze eigen vereniging. Ik heb daarbij een keuze moeten maken uit de overdaad van feiten. Ik heb voortreffelijk werk van talrijke organisaties niet kunnen bespreken in dit korte overzicht. In ieder geval kan vastgesteld worden, dat de afgelopen 40 jaar voor onze vereniging en de gehele zwakzinnigenzorg in Nederland een uiterst belangrijke periode is geweest. Hei zou een grote voldoening geven indien over tien jaar — bij ons 50jarig bestaan — degene die dan uw voorzitter is, de jaren 1972 — 1982 zal kunnen kenschetsen als de periode der herstrukturering, om dan te konsta teren dat zij volledig gelukt is. Ik hoop, dat ik die dag in 1982 zal kunnen meemaken en dat zal mogen vernemen.
Scheveningen, 6 juni 1972.
169