Bebop De jaren veertig
1. Moderne jazz De muziek uit de swingperiode wordt klassieke jazz genoemd, de jazz die zich vanaf de jaren veertig ontwikkelde, moderne jazz. Jazz werd in de swingperiode beschouwd als amusementsmuziek: het hoorde bij sociale activiteiten als feestjes en dansavonden. De moderne jazzmusici zoeken eerder een weg naar een luisterpubliek. Daar was een praktische reden voor: door het uitbreken van de tweede wereldoorlog werden heel wat big bands opgedoekt. Een oorlogsbelasting op danszalen had de vraag naar dansmuziek sterk verminderd en veel musici werden opgeroepen om in Europa te gaan strijden. Orkesten waren dus niet meer gedwongen om enkel dansmuziek te spelen. Maar er was ook iets veranderd in de mentaliteit van de jazzmusici. De zwarte bevolking werd zich steeds bewuster van haar benadeelde positie tegenover de blanke. De heropleving van de economie en de explosieve groei van de industrie in het noorden van de U.S.A verbeterden hun situatie niet. De betere buurten en scholen bleven ontoegankelijk voor zwarten. De oorlog verscherpte die tegenstelling in sociale status nog: zwarten werden wel opgeroepen om in het leger te dienen, maar werden voor de rest als tweederangsburgers behandeld. Tegelijkertijd kreeg de zwarte muziek steeds meer erkenning en werden de zwarte jazzmusici zich meer en meer bewust van de waarde van hun muziek. Die waardering kwam vooral van grote “ernstige” klassieke componisten van die tijd die zich door jazz lieten beïnvloeden (o.a. Shostakovitch en Ravel) en zelfs werken schreven voor jazzmusici (Bartok en Stravinsky).
In 1943 speelt het orkest van Duke Ellington in het prestigieuse “Carnegie Hall”, de tempel van de klassiek muziek in New York. Hij componeert voor die gelegenheid een driedelige suite: “Black, Brown And Beige”, een muzikale geschiedenis van de zwarten in de U.S.A. waarvan de titel als een regelrecht pleidooi voor integratie klinkt. In het programmaboekje staat over het derde deel: “The climax reminds that even though the Negro is “Black, Brown and Beige”, he is also “Red, White and Blue” - asserting the same loyalty that characterized him in the days when he fought for those who enslaved him”.
Voor de volgende generatie muzikanten zal jazz niet alleen amusementsmuziek zijn, maar ook een essentiëel onderdeel van hun zwarte identiteit vormen. De eerste moderne jazzstijl is de Bebop (of kortweg “Bop“).
2. Het ontstaan van Bebop. Over de plaats van oorsprong van de meeste muziekstijlen raken de historici het nooit eens: jazz is ontstaan in New Orleans, maar ook in Sedalia en Saint Louis. Swing is ontstaan in New York, maar ook in Kansas City. Over het onstaan van bebop kunnen we met zekerheid zeggen dat ze ontstaan is in Harlem, New York, meerbepaald in Minton’s Playhouse, een jazzclub waar de muzikanten van de clubeigenaar vrij mochten experimenteren. New York was toen het centrum van de jazzwereld. Alle grote muzikanten woonden er. In het begin van de jaren ’40 kwamen de beste muzikanten samen in Minton’s om te jammen. Het publiek bestond er voornamelijk uit andere muzikanten. Het competitie-element was er erg belangrijk. Muzikanten probeerden elkaar de loef af te steken in virtuositeit. Gaandeweg onstaat er een vaste groep musici die altijd met Minton’s geassociëerd werden: de drummer Kenny CLARKE, saxofonist Charlie PARKER, gitarist Charlie Christian, pianist Thelonious Monk en trompettist Dizzy Gillespie. Heel bewust gaan zij de muziek complexer maken zodat enkel een “incrowd” er nog van kan genieten. Zij creëerden een stijl die hip, exclusief, grootstedelijk en heel zwart wilde zijn.
3. Kenmerken van Bop De klassieke bebop-formatie bestaat uit: trompet, saxofoon, piano, bas en drums. De klarinet verdwijnt, de gitaar wordt nog zelden gebruikt. De big band wordt een randverschijnsel. De bassist speelt “walking bass”, de pianist beperkt zich in de begeleiding tot “comping” en de drummer speelt “timekeeping” op het cimbaal in plaats van de high-hat. Op basdrum en snaartrommel speelt hij accenten. Er wordt minder gearrangeerd in Bop. De thema’s worden gebaseerd op akkoordenschema’s van swingnummers waar nieuwe, complexe, melodieën op worden geplaatst die zelf haast klinken als improvisaties. De vorm is meestal dezelfde: thema, solo’s over het akkoordenschema en dan weer het thema. In het algemeen wordt de muziek complexer: - De melodieën zijn grillig, vol vreemde intervallen (grote sprongen en veel vermeerderde en verminderde intervallen) en bestaan uit lange gesyncopeerde zinnen van achtste en zestiende noten. De frasering van de melodieën legt de nadruk op de zwakke tijden in de vlugge loopjes. - De harmonie zit vol chromatiek en het harmonische ritme is erg hoog (vooral door het voortdurend gebruik van II-V’s) - Het tempo van het ritme is erg hoog en dat ritme zit vol onverwachte syncopes, accenten en breaks.
Luistervoorbeeld Shaw Nuff - 5 mei 1945 Charlie PARKER - saxofoon Dizzy GILLSEPIE - trompet Al HAIG - piano Curly RUSSEL - bass Sid CATLETT - drums De vorm is AABA (rhythm change). 0’ 00” Introductie m1-8 m9-16 m17-24 0’ 19” Thema
0’ 46” Saxofoon solo: 1x AABA
1’ 14” Trompet solo: 1x AABA
1’ 40” Piano solo: 1x AABA
2’ 07” Thema
2’ 34” Coda
4. De grootmeesters
4.1 Charlie “Bird” Parker (1920-1955) Charlie Parker is niet alleen de grootste musicus die de bebopgeneratie heeft voortgebracht, maar samen met Armstrong en Ellington ook één van de drie grootste genieën uit de jazz.