162
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
RAPPORT SCHOOLVERZUIM OP SCHOLEN VOOR ZWAKZINNIGEN. Ingevolge het op de Algemeene Vergadering 1928 aangenomen Haarlemsche Voorstel tot het houden van een enquête betreffende het schoolverzuim op de scholen voor zwakzinnigen benoemde het Hoofdbestuur een commissie uit zijn midden nl. Voorzitter en Secretaris tot het instellen van bedoeld onderzoek en het uitbrengen van rapport er over. Na overleg en in samenwerking met de Afdeelingsbesturen besloot die Commissie aan alle hoofden van zwakzinnige scholen een vragenlijst toe te zenden ter verkrijging der benoodigde geg evens. In verband met het doel van het in te stellen onderzoek nl. het verzamelen van materiaal, waaruit de noodzakelijkheid of wenschelijkheid van invoering van leer of schoolplicht zou kunnen blijken, meende de Commissie het onderzoek te kunnen beperken tot het verzamelen van gegevens aangaande het ongeoorloofd schoolverzuim. Het verstrekken dezer gegevens zou reeds zóóveel van de bereidwilligheid der hoofden van scholen vragen dat, zonder de waarde van het verzamelen van statistische gegevens ook omtrent het ongeoorloofde schoolverzuim te willen onderschatten, toch besloten werd tot het uitsluitend vragen van gegevens omtrent het ongeoorloofde schoolverzuim gedurende eenige jaren. De Commissie meende de vragenlijst zoo te moeten samen stellen, dat behalve het relatieve schoolverzuim ook het absolute verzuim tot uiting zou komen en dus een overzicht verkregen zou worden van het aantal gevallen, waarbij leerlingen moesten worden afgeschreven vóór de geheele school was doorloopen. Met de volgende vragenlijst betreffende ongeoorloofd schoolverzuim aan scholen voor zwakzinnigen meende de Commissie het beoogde doel te kunnen bereiken.
-
1.
2.
3.
Hoeveel leerlingen werden resp. gedurende de jaren '26—'27 en '28 van de school voor zwakzinnigen a/d als zoodanig afgeschreven? Hoeveel van deze leerlingen moesten vóór het bereiken van het 15e jaar zonder alle klassen doorloopen te hebben tegen het advies der school worden afgevoerd? Hoe groot was het totaal aantal ongeoorloofde verzuimen van elk der ontslagen leerlingen in de verschillende doorloopen leerjaren? (s.v.p. aan te geven in onder-
staande tabel) .
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
4.
163
Mochten de volledige gegevens niet of niet meer ter beschikking zijn, kan dan het bedoeld verzuim in de verschillende klassen bij benadering opgegeven worden?
5.
Kunnen sprekende voorbeelden aangegeven worden, waarmede een opvallende toename van het ongeoorloofd verzuim van bepaalde kinderen gedurende de opeenvolgende leerjaren kan gedemonstreerd worden? 6. Kunnen misschien gegevens verstrekt worden aangaande het gemiddeld aantal ongeoorloofde verzuimen over dezelfde tijdvakken bij het gewoon lager onderwijs? Werden mogelijk bijzondere maatregelen getroffen ter voorkoming van ongeoorloofd verzuim en/of ter bevordering van het schoolbezoek? Zoo ja, gelieve dan opgave dier maatregelen met vermelding der verkregen resultaten. 8. Kunnen mogelijk nog meerdere gegevens verstrekt worden met betrekking tot het schoolverzuim aan scholen voor zwakzinnigen? 1926.
I
schooltijden. I
-I-
1927.
I
1928.
schooltijden.
schooltijden. -I-
±
1 2
1
1
2
2
3
3
3
4
4
4
5
5
5
6
6
6
7
7
7
Totaal Gem. p. 11.
Bij vraag 3 had de commissie te veel het oog gehad op „het klasseverband" der ontslagen leerlingen na volbrachten leertijd, en werden dus overschrijvingen e.d.g. niet bedoeld. Door deze
RAPPORT SCHOOLVERZLIINi.
164
minder duidelijke redactie bleek misvatting mogelijk, waarom ter verduidelijking nader bericht werd gezonden, dat prijs werd gesteld op het totaal aantal ongeoorloo[de verzuimen der leerlingen in de verschillende klassen gedurende de jaren '26, '27 en '28. Vóór evenwel tot bespreking der verkregen resultaten wordt overgegaan is het de Commissie een groote voldoening hartelijk dank te kunnen brengen voor de zoo ruim ondervonden medewerking bij de uiterst tijdroovende beantwoording. Slechts één der gevraagden zond ons in plaats van de gegevens een kernachtige uitbrander voor onze vrijpostigheid; bij 't vele goede werd ook ,dat geaccepteerd! Overigens betoonden zoowel niet leden voor zoover als leden zich bijna zonder uitzondering bereid het beschikbare materiaal dit mogelijk maakte de gevraagde gegevens te verstrekken. Ontvangen werden op 42 aan openbare scholen verzonden lijsten 39 antwoorden, terwijl op de 18 lijsten verzonden aan bijzondere scholen 14 antwoorden binnenkwamen, zoodat van 53 der 60 scholen antwoord werd ontvangen. Dank zij de volledigheid der verstrekte inlichtingen van tal van scholen leverden de ontvangen antwoorden een dankbaar te verwerken materiaal. Voornamelijk door het te kort bestaan der school konden vraag 1 . en 2 door slechts 23 der 39 openbare scholen zóó volledig beantwoord worden, dat berekening van het percentage van het aantal leerlingen, dat de school te vroeg verliet, mogelijk werd. Dit aantal antwoorden bedroeg bij de bijzondere scholen 8. Het gemiddelde percentage van ontijdig vertrokken leerlingen bleek bij de openbare scholen voor zwakzinnigen te bedragen 25% van het totaal aantal ontslagen leerlingen, terwijl dit bij de bijzondere scholen 22% bleek te zijn. Bracht het ingestelde onderzoek omtrent het ongeoorloofd schoolverzuim geen enkel nader gegeven meer nl. omtrent het relatief schoolverzuim, }dan reeds was met bovenstaande cijfers ten duidelijkste gedemonstreerd, hoe noodzakelijk invoering van leer- of schoolplicht voor zwakzinnigen geacht moet worden! Bijna % van het aantal leerlingen van scholen voor zwakzinnigen blijken dus onvoldoende voorbereid de maatschappij in te gaan om er na verbreking van den band met de school en meestentijds ook zonder verder profijt van reeds getroffen of nog te treffen maatregelen ter bescherming van ontslagen zwakzinnigen groot gevaar te loopen te mislukken, waardoor een groot deel van het aan deze leerlingen ten koste gelegde kapitaal als verloren beschouwd moet worden. De vraag rijst, waardoor een zóó groot aantal zwakzinnigen na alles wat reeds voor hen gedaan werd, toch nog dreigt te mislukken. Ook op deze vraag werpen de antwoorden een vaak treurig licht: niet alleen wordt er in weergegeven de geringe medewerking van tal van leerlingen, die in hun arbeidsschuwheid
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
1.65
elk geregeld bezigzijn trachten te ontloopen en met hun verkeerde neigingen maar al te vaak de Ouders naar hun hand weten te zetten, maar bovenal op de onnadenkendheid, vaak ook gemak- en .hebzucht der Ouders. Legio blijkt het aantal gevallen, waarbij de Ouders niet de overtuiging is bij te brengen van het groote belang hun kind regelmatig de geheele school te doen doorloopen. Dat ontijdig van school nemen, vaak zonder eenig hoopvol vooruitzicht, blijkt een misstand, die in het belang van individu en maatschappij dringend om voorziening vraagt. Door het ontbreken van leer- of schoolplicht waren op verschillende scholen geen officieele verzuimstaten, waardoor nauwkeurige beantwoording van vraag 3 door die scholen dus niet mogelijk bleek. Van 18 openbare scholen konden de gevraagde cijfers wel verstrekt worden, zoodat berekening van het gemiddeld percentage ongeoorloofd schoolverzuim mogelijk was, en bij de openbare scholen 21/2 % bleek te zijn. De betreffende gegevens van het bijzonder onderwijs waren door het veelal te kort bestaan van de meeste dier scholen veel minder talrijk. Het berekende gemiddelde percent aan die scholen bedroeg 17/12 %. Bij de verwerking der verschillende gegevens werd geen gebruik gemaakt van bij benadering opgegeven cijfers om onzuiverheid zooveel mogelijk te vermijden. Voor Den Haag alleen werden de van alle openbare scholen ontvangen gegevens ook afzonderlijk verwerkt en gaven als gemiddeld percentage in '26, '27 en '28 resp. 2%, 11/2% en 11/2% dus als totaal gemiddelde 12 /3 % ongeoorloofd schoolverzuim van het totaal aantal schooltijden aan die scholen. Het ongeoorloofd schoolverzuim in bezinkingsklassen en ook aan de school voor zeer zwakzinnigen bleek algemeen grooter dan in de gewone klassen der zwakzinnigen scholen. Plaatsen we naast deze cijfers van ongeoorloofd schoolverzuim op scholen voor zwakzinnigen de gemiddelde percentages van dat verzuim op de gewone scholen, dan blijken ook bij dit verzuim onze scholen door het ontbreken van leer- of schoolplicht in zeer ongunstige conditie te zijn. In de Inspecties Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Alkmaar, Haarlem en Groningen bedraagt bijv. het totaal gemiddeld percentage ongeoorloofd schoolverzuim aan de gewone school 1/6 %, zoodat de zwakzinnigenscholen dus den nadeeligen invloed van een 15 X zoo groot ongeoorloofd schoolverzuim ondervinden! De verwerkte gegevens voor het gewoon lager onderwijs werden ontleend aan de statistiek betreffende betrekkelijk schoolverzuim uit de bijvoegsels der Ned. St.C. over de jaren '26, '27 en '28 resp. No. 25, No. 19 en No. 14.)
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
166
Bij de vergelijking der cijfers van het schoolverzuim op gewone en buitengewone scholen moge nog opgemerkt worden, dat die cijfers voor de scholen voor zwakzinnigen door verschillende omstandigheden nog aan den lagen kant zijn: in enkele gevallen toch zouden de thans voor enkele klassen als „onbekend" opgegeven verzuimen bij volledige opgave het percentage hebben opgevoerd. Wordt bovendien in het oog gehouden, dat vaak bij ongeoorloofd verzuim redenen voor geoorloofd verzuim worden opgegeven zonder dat deze ontduiking geconstateerd kan worden, dan kan met gerustheid aangenomen worden, dat er stellig niet minderongeoorloofd verzuimd wordt. Niet zelden worden zwakzinnige leerlingen om de .een of andere maar al te vaak luttele reden thuisgehouden, terwijl normale broertjes en zusjes uit vrees voor boete trouw de school bezoeken! Tal van leerilngen, die in die lagere .klassen zeer trouw schoolkomen, worden in de hoogere leerjaren +ernstige thuisblijvers: ze zoeken z.g. werk; helpen vader of moeder; trachten op marktdagen wat te verdienen; helpen bij seizoenwerk (Haarlem: „bollenpellen"; Scheveningen: „in het visschersbedrijf") of verzuimen uitsluitend uit afkeer van een geregeld schoolleven. Ter illustratie worde uit de Haarl. gegevens 't volgende staatje overgenomen: Ongeoorloofd verzuim. naam 1926 1927 1928 Leeftijd bij vertrek. 11 152 193 H. v. S. 14 j. 5 2 C. S. 155 14 j. A. W. 2 3 60 14 j. H. V. 0 0 130 14 j. P. d. W. 30 60 151 14 j. R. B. 0 0 120 15 j. A. v. L. 0 14 114 14 j. J. v. D. 8 117 55 14 j. H. v. D. 7 100 14 j. G. R. 20 224 13 j. D. L. 39 42 13 j. P. H. 9 70 14 j. J. K. 43 67 14 j. Uit de toelichting bij' d eze 9 gegevens 't volgende: 9 g „Een jongen van 13 j. moet zijn Vader helpen als loopjongen: dat kostte niet veel. Hij werd van school genomen. Een enkele maal wil een apathische leerling met gelijksoortige ouders niet dan met de grootste moeite naar school en gaat hij liever vlak bij de school zitten visschen. De moeder geeft als reden van verzuim op, dat de buitenlucht zoo goed voor hem is, omdat hij 't aan de longen heeft. (wat gelogen is) . Ook komt wegblijven voor om vermeende grieven, of doordat
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
167
de leerling de ouders voorliegt, dat hij .geranseld wordt. Een kind bleef weken weg als protest, omdat de school geen schoenen verstrekte. Een ander, omdat er geen kleeren gegeven werden". „Dit soort verzuimen is van ernstiger aard, omdat hierdoor veroorzaakt wordt, dat de betrokkenen èn op school èn bij den arbeid ontwennen aan geregelden arbeid en ze dan later nergens meer voor deugen. Haarlem vestigt verder de aandacht op de reeds gememoreerde misleiding, waardoor het aantal ongeoorloofde verzuimen in werkelijkheid .grooter was dan werd opgegeven, maar bovenal op het voorkomen van meer ongeoorloofd verzuim door de bestaande leerverplichting bij het G. L. Ond. „waarop we bij het B. L. O.nd. vegeteeren". Evenals uit tal van andere Gemeenten werd gemeld, meenen n1. ook daar vele ouders, dat de leerplicht ook voor onze scholen geldt. De opvatting komt overal duidelijk aan het licht bij het bereiken van den 14-jarigen leeftijd: 't aantal gevallen van willekeurig verzuim met als gevolg afschrijving vóór alle klassen zijn doorloopen neemt bij dien leeftijd opvallend toe. In Haarlem bedraagt aan een school het aantal afgeschreven leerlingen in 1926, '27 en '28, waarvan de verzuimen in die jaren konden worden opgegeven in totaal 40. De cijfers der ongeoorloofde verzuimen van deze leerlingen zien we in die jaren belangrijk stijgen en bedragen resp. 101/ 5_143/10 en 28%, terwijl door afschrijving vóór het doorloopen der geheele school een nog hooger percentage werd voorkomen! Naast het groote nadeel dat veelvuldig verzuim èn te vroege afschrijving voor de betrokken leerlingen zelf met zich brengen, wil de commissie bovendien de aandacht vestigen op den uiterst ongunstigen invloed er van op het schoolbezoek der overige leerlingen, terwijl ook het overgeleverd zijn aan de willekeur van onwetende of onredelijke ouders niet zelden haast onmogelijke eischen stelt aan de beroepsliefde der betrokken leerkrachten. Overgaande tot vraag 4 betreffende het .,bij benadering" opgeven der verzuimen, kan de commissie zich volkomen vereenigen met enkele gemaakte opmerkingen, dat aan dergelijke gegevens weinig waarde is te hechten. Bij de berekening der aangegeven gemiddelde percenten werd dan ook geen enkel dezer gegevens gebruikt. Het voornaamste doel met het stellen dier vraag was, 66k bij' ontbreken van of f icieeele cijfers, een oordeel uit te lokken over de wenschelijkheid van wettelijke regeling van het schoolbezoek aan onze scholen, ook al kon die meening niet met juiste cijfers gedocumenteerd worden. In enkele gevallen was het ongeoorloofd schoolverzuim gering. Dit liet zich in de meeste gevallen verklaren door het groote aantal jonge leerlingen aan die nog kort gestichte scholen, terwijl de ouders der weinige oudere leerlingen nog vol goeden moed
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
168
bleken, dat thet met dei plaatsing op de buitengewone school met hun kinderen nu wel in orde zou komen. De ontvangen verzuimcijfers der opeenvolgende leerjaren aan verschillende scholen gaven zoo talrijke voorbeelden van toenemend verzuim in de hoogere leer jaren overeenkomend met het opgenomen Haarl. staatje, .dat verdere weergave onnoodig geacht mocht worden. De uit verschillende Gemeenten ontvangen cijfers betreffende het verzuim op .de gewone school bleken voor 't grootste tcleel betrekking te hebben op 't totale schoolverzuim en waren dus tei vergelijking met onze gegevens niet bruikbaar. Door bemiddeling van den Heer A. Rienks, Hoofd-Inspecteur bij het L. Ond. kon de Commissie door aanschaffing der reeds genoemde statistieken in het bezit komen der benoodigde totaalcijfers van ongeoorloofd schoolverzuim bij het G. L. Ond., waardoor de ongunstige positie der zwakzinnigenscholen kon gedemonstreerd worden. Voor beantwoording van vraag 7 (bijzondere maatregelen ter voorkoming van ,ongeoorloofd verzuim, en/of ter bevordering van het schoolbezoek) moge 't eerst gememoreerd worden wat Haarlem daarvoor schreef: „Uit de aard der zaak zijn er thans geen afdoende maatregelen te treffen tot het voorkomen van ongeoorloofd schoolverzuim. Toch is er wel iets te bereiken: 1 e. De ouders voorlichten; de goede zijn uit zichzelf wel overtuigd, dat het kind langer op school moet blijven dan een normaal. 2e. Wanneer ontijdig vertrek gevreesd wordt, een door B. en W. onderteekend schrijven uitreiken nl.:
Aan de Ouders van leerlingen der scholen voor Buitengewoon Lager Onderwijs. De leerlingen eener Buitengewone School hebben meer tijd noodig om zich de kennis en de vaardigheid eigen te maken, die voor het slagen in de maatschappij onmisbaar is, 'dan gewone kinderen. Het kost groote moeite, veel geduld, veel toewijding en taaie volharding van de zijde der leerkrachten om hen zoover te brengen, dat hun ontwikkeling, handigheid en gedrag van dien aard zijn, dat zij met eenigen kans van slagen bij het verlaten der school een bescheiden plaatsje in de hardemaatschappij kunnen verkrijgen. En zonder verderen moreelen steun is de kans op mislukken voor vele leerlingen, die regelmatig het onderwijs tot hun 15de jaar volgen, nog ver van klein. De nazorg is ingesteld, om ook dien steun voor zoover noodig te verleenen. Zij vangt aan op het oogenblik, waarop het kind de school verlaat om de maatschappij in te gaan, of eigenlijk reeds vóórdien. Het succes
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
169
van de nazorg hangt natuurlijk af van .de resultaten door de school bereikt en van de nauwe samenwerking met de ouders. Wanneer de school onregelmatig werd bezocht, de leerling midden in een loopende cursus de school verlaat, of zonder eenige voorkennis en zonder overleg met de school eenvoudig wegblijft en op eigen manier werk tracht te vinden, dan spreekt het vanzelf, dat de ambtenaar voor de nazorg daardoor groote moeilijkheden ondervindt, om den oudleerling zoo goed mogelijk te doen slagen; dan volgt vaak de eene mislukking op de andere. Daarom meenen wij U er in het belang van Uw kind op te moeten wijzen, dat het noodzakelijk is: lo. dat het kind regelmatig de school bezoekt; 2o. dat er een innige samenwerking is tusschen school en huis; 3o. dat U zich tot het Hoofd wendt, wanneer Gij plan hebt, Uw kind van school te nemen; 4o. dat Uw kind slechts met het einde van ,den cursus de maatschappij ingaat; 5o. dat Uw kind de school minstens tot het 15de jaar bezoekt; 6o. dat U vanaf het oogenblik, waarop Uw kind de school verlaat, overleg pleegt met den ambtenaar voor de nazorg. HAARLEM, den Burgemeesters en Wethouders van Haarlem, MAARSCHALK. De Secretaris, WESTRA. 3e. Gebruik maken van de opdracht aan de politie om schoolplichtige kinderen van de straat de weren. Eenige keeren stelden wij ons met den Commissaris van Politie in verbinding, zetten hem de toestand uiteen en kregen de belofte, dat ze ons zouden helpen. Inderdaad was het resultaat zeer goed; eenige leerlingen kwamen na het bezoek der politie aan huis hals over kop terug! Er kan nu ook nog eens gedreigd worden met het melden aan de politie! Of het op den duur zal blijven helpen, als boete uitblijft? Er is maar één goede oplossing. Beginnen met schoolplicht tot 15 jaar. Later, als er genoeg scholen zijn, leerplicht". Deze aangegeven maatregelen (huisbezoek en politiehulp) werden ook door tal van andere scholen genoemd en werd vaak van de hulp der Politie een dankbaar gewag gemaakt. De gestelde vraag: „zal het" succes er van „blijvend" zijn? werd reeds door verschillende scholen ontkennend beantwoord: juist de hardnekkigste verzuimers hadden op den duur zelfs de Politie „door die in dergelijke gevallen dan eveneens machteloos was. Als andere maatregel werd door Den Haag opgegeven het bij de toelating doen onderteekenen van een „Ouderverklaring" van den volgenden inhoud:
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
I 70
VERKLARING volgens 'aikel 31 van het Reglement tot regeling van het onderwijs aan de Buitengewone Scholen voor Lager Onderwijs in de gemeente 's-Gravenhage.
Ondergeteekende, (vader, moeder of verzorger) van de(n) leerling verklaart zich te verbinden bovenbedoeld kind als leerling op de buitengewone scholen ingeschreven te laten, totdat bedoelde leerling het hoogste leerjaar zal hebben doorloopen of het 15de levensjaar zal hebben voleind. 19 's-Gravenhage, Het in den aanhef van genoemde verklaring genoemde Art. 31
der Verordening luidt: „De ouders of verzorgers, wier kinderen zijn geplaatst, onderteekenen een verklaring, waarbij zij zich verbinden hun kind, behoudens onvoorziene omstandigheden, als leerling op de betrokken school ingeschreven te laten, totdat de leerling het hoogste leerjaar zal hebben doorloopen of hij (zij) het 15de levensjaar zal hebben voleind. Burgemeester en Wethouders kunnen op daartoe gedaan verzoek ontheffing van deze verbintenis verleenen." Deze maatregel wordt reeds jarenlang met meer of minder succes toegepast. Werkelijk voelden de meeste ouders al weer de brutaalste uitgezonderd in deze onderteekening een verplichting. De verklaring ,.zwart op wit" was dus in veel gevallen van belang. Steeds moeilijker wordt het echter sommige ouders ioti deze „vrijwillige" ondevteekening te brengen; „zij zelf of anderen hadden er „leergeld" mee betaald!" Naast huisbezoek door onderwijzer of concierge werd nog schriftelijke berichtzending genoemd per z.g. „verzuimkaart". Rotterdam bleek het den Ouders door aanhechting van een kaart voor antwoord wel makkelijk te maken! Ter aanmoediging van trouw schoolbezoek werden verder nog genoemd: prijsuitreiking bij het verlaten der school; deelneming aan schoolfeestjes; verstrekking van kleeding, schoeisel en voedsel. Als ander hulpmiddel bij hardnekkige gevallen werd nog genoemd „afvoering van de leerlingenlijst der buitengewone school en inschrijving op de gewone school." De leerverplichting werd dan opnieuw van kracht, maar dat met dit laatste red- of strafmiddel door den inzender zeer terecht ,,een paardemiddel" genoemd de betrokken leerling allerminst gebaat is, staat wel vast. Zoo ook kon tijdelijke inhouding van kleerenbons soms een poosje verbetering brengen. Enkele scholen wezen op den gunstigen invloed van invoering
RAPPORT SCHOOLVERZUIM.
171
van „arbeidsklassen" in de hoogere leerjaren. Door de algem; ene belangstelling voor dat onderwijs werd slechts in de uiterste noodzakelijkheid en dus bij hooge uitzondering verzuimd! Al de genoemde maatregelen bleken op den duur echter niet afdoend en brachten slechts tijdelijk of bij twijfelgevallen hulp; voor verstokte thuisblijvers, die alles langs zich heen lieten gaan, is wettelijke dwang het eenige redmiddel om wat niet goedschiks viel te bereiken, kwaadschiks te doen nakomen. De in dit rapport verwerkte gegevens i.z. ongeoorloofd schoolverzuim wettigen naar de meening der commissie onmiskenbaar haar conclusie:
„Leer- of schoolplicht voor scholen voor zwakzinnigen is een onafwijsbare noodzakelijkheid." De rapporteur: P. v. d. WAALS.
DE VERHOUDING IN AANTAL BIJ JONGENS EN BIJ MEISJES VAN VERSCHILLENDE VORMEN VAN MINDERWAARDIGHEID. door A. J. SCHREUDER.
Door Dr. C. Schaap, verkrommingsarts of orthopaedies chirurg te Arnhem, is in het Nedrl. Tijdsch. v. Geneeskunde van 3 Mei 1930 een opstel geplaatst over cerebrale verlamming bij kinderen, waarin merkwaardige cijfers voorkomen over de verhouding in aantal bij jongens en bij meisjes. Schr. kon voor zijn onderzoek gebruik maken van de ziektegeschiedenissen van de kinderen met cerebrale verlammingen, die in de loop der jaren in de Adriaanstichting te Hillegersberg zijn opgenomen. Zooals men weet worden daar geen kinderen opgenomen, die verstandelik te laag staan om behoorlike uitkomsten te verwachten van behandeling, onderwijs of beroepsopleiding. Het onderzoek loopt dus over tot op zekere hoogte uitgezochte gevallen. Het aantal kinderen met deze vorm van verlamming bedroeg 107 en wel 73 jongens en 34 meisjes, of in procenten uitgedrukt 68 t.h. jongens en 32 t•h. meisjes. Ook hier blijkt dus het aantal jongens dat der meisjes belangrijk te overtreffen. Ook buitenlandse onderzoekers komen tot dergelijke uitkomsten. Schr. haalt het onderzoek aan van de Zweed Silfverskiold, die op 91 gevallen 58 j. vond (63.8%) en 33 meisjes (36.2%) . Silfverskiold, die door deze verhouding ook getroffen was, meende met een toevallige omstandigheid te doen te hebben. Dr. Schaap meent, dat de overeenkomst daarvoor te treffend is en hij wijst in dit verband op de overeenstemming met de verhoudingscijfers, die schrijver