Advies Snacks op Scholen Inspelen op draagvlak
In samenwerking met
In opdracht van
F.F. van Zoest , Zibo Zin in preventie T.F. van Zoest , Connecto B.V. R. Kanters, Connecto B.V.
Utrecht, december 2008
Dit is een rapport van Zibo Zin in preventie Vondellaan 168 3521 GH Utrecht www.zibo.eu.com
[email protected] in samenwerking met Connecto BV Postbus 2329 2002 CH Haarlem
[email protected] www.connect-to.nl Auteursrechten voorbehouden © Zibo Zin in preventie (Utrecht), Connecto BV (Haarlem), december 2008 Disclaimer Aan de totstandkoming van dit rapport is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, alsmede voor gevolgen van enig gebruik van dit rapport, aanvaarden de auteurs geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen. Dankwoord De auteurs zijn veel dank verschuldigd aan Mw. M. Pruijssers (GGD Rotterdam-Rijnmond) voor haar belangrijke bijdrage aan de dataverzameling van de Desktopanalyse en de logistieke ondersteuning van het Stakeholderonderzoek. Ook zijn de auteurs de deelnemers aan het Stakeholderonderzoek zeer erkentelijk voor hun medewerking.
Samenvatting Dit adviesrapport geeft een advies over het afdoen van de motie ‘Snacks op Scholen’ zoals deze is aangenomen door de Rotterdamse gemeenteraad op 9 november 2006. Het advies is met name gebaseerd op 14 panelgesprekken (35 personen) met alle betrokken stakeholders: jongeren, scholen, ouders, exploitanten van schoolkantines en snackkarren en gemeentelijke diensten. Positief is dat alle stakeholders het probleem van toenemend overgewicht bij jongeren signaleren en vinden dat er wat aan moet gebeuren. De verantwoordelijkheid wordt primair bij de ouders en kinderen gelegd, maar velen zijn van mening zijn dat scholen een rol en taak hebben in de aanpak van overgewicht bij hun leerlingen. De ambitie van de motie steller dat alle VO - scholen een Gezonde School Kantine moeten hebben, wordt (als ambitie) breed gedragen, met de aantekening dat “alle” praktisch en financieel niet haalbaar is. Ten aanzien van de ambitie om de Algemeen Plaatselijke Verordening zodanig aan te passen dat snackkarren met een ongezond aanbod op basis van volksgezondheidsredenen een vergunning kan worden geweigerd, blijkt er weinig draagvlak. Deze eenzijdige maatregel wordt ervaren als oneerlijk, niet effectief en juridisch lastig vorm te geven. Er lijkt wel een breed draagvlak te zijn om bindende afspraken tussen ketenpartners te maken in een gebiedsgerichte aanpak. Het onderzoek geeft inzicht in de motivatie en argumentatie van de verschillende stakeholders. Zibo en Connecto adviseren de gemeente de motie af te doen door een dergelijke gebiedsgerichte aanpak voor te stellen op een “Rotterdamse Kilo Top” met betrokken stakeholders. Daar moet dan worden ingezet op •
gelijktijdige afspraken met de gehele keten van aanbieders in en rond de school.
•
mechanismen die het voor ketenpartners (scholen voorop) aantrekkelijk maakt om creatief te ondernemen, met als doel een zo verantwoord èn congruent mogelijk voedselaanbod in en rond de school.
•
het zichtbaar bundelen van lopende (o.a. GSK, Superfit, GSB) en nieuwe initiatieven binnen èn buiten de schoolmuren op gebied van zowèl voedingsaanbod, bewustwording en gebruik, als bewegen in een totaal aanpak gericht op bestrijden van overgewicht bij leerlingen VO - scholen.
•
een stevige investering in communicatie naar alle ketenpartners waarin duidelijk wordt dat iedereen zijn steentje bijdraagt en wat de relatie is tussen de verschillende bijdragen.
•
het via een (gesubsidieerde) projectmatige aanpak stimuleren en faciliteren van lokaal maatwerk per schoollocatie (en hun ketenpartners) of een groep van vergelijkbare schoollocaties in een klein gebied.
Inhoudsopgave
INLEIDING
6
RESULTATEN DESKTOP ANALYSE
9
RESULTATEN STAKEHOLDER ONDERZOEK
17
CONCLUSIES EN SCENARIO’S
28
BLIK OP EEN KANSRIJKE TOEKOMST
34
LITERATUUR EN REFERENTIES BIJLAGE: LEIDRAAD PANEL INTERVIEWS
INLEIDING AANLEIDING Op 9 november 2006 heeft de gemeenteraad van Rotterdam tijdens de bespreking van de begroting 2007 uitgesproken dat er ‘op en bij scholen geen ongezonde snacks, frisdranken en snoep meer verkocht mogen worden’. In de daaruit voortgekomen en door de raad aangenomen motie “Snacks op scholen” van Raadslid Marianne van den Anker, wordt het college ‘opgedragen om met scholen en deelgemeenten afspraken te maken over een gezond productenaanbod op en bij de school’. Op 8 oktober 2007 heeft wethouder Kriens de commissie Maarschappelijke ondersteuning, Volksgezondheid en Participatie (MPV) geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de motie Snacks op scholen. Zowel de stand van zaken met betrekking tot de aanpassing van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is hierin besproken als het overzicht van producten en activiteiten op scholen. Tegelijkertijd zijn toen ook de Dagelijkse Besturen van de Deelgemeenten door de wethouder geïnformeerd over de beoogde aanpassing van de APV en zijn zij aangesproken op hun verantwoordelijkheid m.b.t. het meewerken aan de actiepunten van het uitvoeringsprogramma Gezond in de Stad. In april 2008 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de motiesteller en de GGD. De GGD heeft haar geïnformeerd over de stand van zaken rondom de afspraken met deelgemeenten en scholen zoals hierboven beschreven. Zij heeft aangegeven wat haar ambitie is, namelijk dat: 1. alle Voortgezet Onderwijs (VO) scholen een Gezonde School Kantine hebben (ongeveer 70 locaties in plaats van de geplande 25); 2. ten minste alle snackkarren rondom de VO - scholen dan wel tot een gezond aanbod zijn overgegaan conform het aanwijzingsbesluit dan wel geen vergunning meer hebben.
-6-
OPDRACHT Zibo en Connecto is gevraagd advies te geven over het afdoen van de motie op basis van een uitgebreide gespreksronde met alle betrokken stakeholders. Daarbij is aangegeven dat in het advies 2 sporen aan bod moeten komen: 1. Gezonde Schoolkantine’s op VO - scholen (inclusief automatenbeleid); 2. Snackkarren binnen een straal van 200 meter van deze VO - scholen. Gevraagd is naast de ambitie van de motiesteller van den Anker ook een of meer alternatieve scenario’s te ontwikkelen en in het advies een onderbouwde keuze te maken.
OPZET De dataverzameling voor het advies heeft bestaan uit 2 delen. Allereerst is door een medewerker van de GGD in nauw overleg met Zibo en Connecto een desktopanalyse uitgevoerd naar beleid, projecten, stakeholders & netwerken die relevant zijn voor het ontwikkelen van de scenario’s. Daarnaast is gezocht naar relevante literatuur, informatie verzameld over het aanbod van voedsel rond VO - scholen en juridische aspecten rond aanpassing van de APV op zodanige wijze dat snackkarren met een ongezond aanbod op basis van volksgezondheidsredenen een vergunning kan worden geweigerd. De kern van de dataverzameling bestond uit een stakeholderonderzoek. In 14 sessies is gesproken met 35 betrokkenen: •
Leerlingen (3),
•
Exploitanten snackkarren (5)
•
Rotterdamse Jongeren Raad (2)
•
Centrale gemeente (GGD (4), S&R (1), JOS (1), STZ
•
Directeuren VO - scholen (3)
•
Brede Schoolcoördinatoren (2)
•
Deelgemeenten (3)
•
Medezeggenschapsraad (2)
•
Handhavers (milieucontroleurs STZ, 2)
•
Ouders van leerlingen (2)
•
Overig (1)
•
Exploitanten schoolkantines (2)
(1), Bestuursdienst (1))
-7-
Doel van het stakeholderonderzoek was om inzicht te krijgen in: •
Beelden, percepties en verwachtingen bij diverse stakeholders over het thema “overgewicht bij jongeren”
•
Het aanbieden van snacks in en rond VO - scholen
•
Kritische succesfactoren voor mogelijke scenario’s t.b.v. de uitvoering van de motie Snacks op Scholen
•
Kansen en mogelijkheden in de praktijk voor de aanpak van overgewicht
•
Draagvlak bij betrokkenen voor het thema, de belangrijkheid daarvan en mogelijke oplossingen: wat kan wel en wat kan niet gaan werken in de praktijk van scholen en de straat?
•
Rollen, verantwoordelijkheden en samenwerkingsmogelijkheden voor de aanpak van overgewicht bij jongeren van 12-18 jaar.
Het stakeholderonderzoek is uitgevoerd door het houden van panelinterviews met maximaal 4 vertegenwoordigers uit de te onderscheiden stakeholdergroepen. Om de panelgesprekken te structureren en de informatie goed te kunnen vergelijken, is gebruik gemaakt van de “leidraad panelgesprekken” die voor dit stakeholderonderzoek is ontwikkeld (zie bijlage 1). De deelnemers aan de panelinterviews hebben op basis van anonimiteit hun professionele opvattingen en belevingen uitgesproken. Door de discussie over en weer tussen enerzijds de 4 gesprekspartners per panelinterview en anderzijds de interactie met de gespreksleider (doorvragen), is veel informatie boven tafel gekomen. Bovendien werd de informatie en de voortschrijdende inzichten gedurende het gehele traject in elk nieuw panelgesprek meegenomen. Om de informatie uit dit kleinschalige en kwalitatieve stakeholderonderzoek beter te kunnen borgen, is het wenselijk om meer en bredere doelgroepinformatie te onderzoeken. Hiertoe is een kwantitatief onderzoek (vragenlijsten) per gebied en per stakeholdergroep een uitstekend middel. In eerste instantie is in overleg met opdrachtgever hiervan afgezien. Gezien de resultaten uit dit eerste stakeholderonderzoek en de mogelijke gevolgen zou o.i. een dergelijk kwantitatief onderzoek alsnog een reële optie kunnen zijn, m.n. ook omdat hiervan uit zichzelf ook een draagvlakversterkend effect uitgaat.
-8-
2. RESULTATEN DESKTOP-ANALYSE PROBLEEM ANALYSE (bewerking van: L. Blanchette 20071) In de afgelopen jaren is het aantal kinderen, jongeren en volwassen dat kampt met (ernstig) overgewicht wereldwijd sterk toegenomen. In Nederland is de prevalentie van overgewicht bij kinderen tussen 1980 en 1997 gestegen van 5 % naar ongeveer 12% (Hirasing et al. 2001). In Rotterdam ligt het percentage nog hoger op 19% bij 9-jarigen (Bergkamp, 2003). Aan de hand van de Rotterdamse Jeugdmonitor kunnen de cijfers van de Rotterdamse jeugd vergeleken worden met de cijfers van jongeren met overgewicht in Nederland. Tabel 1. Percentage jeugdigen met overgewicht in Rotterdam en Nederland.
Groep 2 (JMR 2004/05) VO1 (JMR 2005/06) VO3 (JMR 2005/06)
ROTTERDAM 2 jongens meisjes 15%* 19%* 19% 27%* 22%* 21%
NEDERLAND 3 Jongens Meisjes 11% 15% 16% 16% 16% 18%
* Significante verschillen met landelijke cijfers. Uit de cijfers van de Jeugdmonitor (Tabel 1) blijkt dat het aantal jongeren in Rotterdam met overgewicht significant hoger ligt in verhouding tot het aantal jongeren met overgewicht in Nederland. Bij jongeren in de eerste klas van het voortgezet onderwijs ligt dit percentage bij meisjes op 27 % in Rotterdam en op 16 % in Nederland. In de derde klas van het voortgezet onderwijs ligt dit percentage iets lager, bij jongens op 22 % in Rotterdam en op 16% in Nederland.
1
Blanchette L., Maris S. Verduidelijking aanwijzingsbesluit Motie Snacks op Scholen, voorstel november 2007, GGD Rotterdam –
2
Uitkomsten uit de Jeugdmonitor Rotterdam; factsheet “Overgewicht en leefstijl bij jeugd in Rotterdamse wijken” augustus 2007
Rijnmond 3
van den Hurk, K., et al. (2006). “Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen van 4 – 15 jaar in de periode 2002 – 2004” TNO: Leiden.
-9-
WETENSCHAPPELIJK BEWIJS VOOR RELATIE AANBOD VOEDSEL EN OVERGEWICHT (bewerking van: L. Blanchette 20074) Verschillende studies hebben aangetoond dat de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voedingsmiddelen het eetgedrag van jongeren beïnvloedt (Blanchette & Brug, 2005; Horst, 2007; Campbell et.al, 2007). De meeste studies zijn gericht op het veranderen van het aanbod in schoolkantines. Hier is een verband aangetoond met veranderingen in eetgedrag, waarbij het aanbod in de schoolkantine van invloed is gebleken op de consumptie (Kubik, 2003/2005; Neumark, 2005; Wildey 2000, Zive, 2002, Lytle, 2002; Cullen, 2000). De aanwezigheid van producten is dus een belangrijke voorspeller van consumptiegedrag. Als voorkeursproducten niet aanwezig zijn, is het niet mogelijk het gewenste gedrag te vertonen. Beschikbaarheid beïnvloedt gedrag en kan een barrière zijn voor gedragsverandering. De omgeving moet het gebruik van voorkeursproducten mogelijk maken (Horst et.al.). Deskundigen van het voedingscentrum geven aan dat de verkoop van minst gezonde producten in de kantine, of net buiten de school in snackwagens, grote invulling levert van de energiebehoefte voor leerlingen van ongeveer 15 jaar oud en voor de gezondheid weinig toevoegt (Voedingscentrum, 2007). Het niet afgeven van een vergunning aan snackwagens is dus een belangrijk scheppende factor ter preventie van overgewicht (Lenthe, 2007). Dit zal immers bijdragen aan een klimaat dat tot minder obesitas leidt. Johannes Brug (et.al., 2005) heeft 21 studies onderzocht waarbinnen interventies gericht waren op omgeving en verandering van o.a. kantine aanbod. Hierin wordt duidelijk de relatie aangegeven tussen de invloed van aanbod en consumptie en verlaging van inname van vette of ongezonde voedingsproducten. In het ENDORSE project wordt bewezen dat binnen een afstand van 200 – 300 meter de consumptie van frisdrank (gezoete dranken) lager was vergeleken bij winkels die tussen de 0 -200 meter van school lagen (Horst, 2008). Voor voeding werd deze relatie echter niet aangetoond. De onderzoekers concluderen echter dat longitudinaal onderzoek nodig is om dat te bevestigen. Daarnaast is de conclusie uit een rapport van het RIVM uit 2006 dat de verkoop van energiearme producten op scholen de stijging van gewichtstoename tegen gaat. Hierin wordt aangegeven dat er een relatie bestaat tussen frequent frisdrankgebruik en gewichtstoename, een relatie tussen reclamebeleid en overgewicht en een relatie tussen de inname van grotere porties en overgewicht (RIVM, 2006).
1
Blanchette L., Maris S. Verduidelijking aanwijzingsbesluit Motie Snacks op Scholen, voorstel november 2007, GGD Rotterdam – Rijnmond
- 10 -
De porties zijn de afgelopen decennia groter geworden, met name de porties van energiedicht voedsel. Mensen eten meer naarmate de porties groter zijn (en hebben dus een hogere calorie inname). Dat geldt voor eten geserveerd op een bord, maar ook voor verpakt eten (bijv. chips) en het effect is zelfs aangetoond voor eten dat mensen eigenlijk niet zo lekker vinden. Mensen compenseren niet door op een volgend maaltijdmoment wat minder te eten. Het effect dat men meer eet naarmate de portie groter is, is ook bij kinderen onderzocht en aangetoond bij kinderen vanaf 5 jaar (Steenhuis, 2007).
RELEVANTE BELEIDSKADERS EN PROJECTEN MBT VOEDING OP EN ROND VO - SCHOLEN BELEIDSKADERS EN NOTA’S Gezondheid in de Stad (GIDS) Deze Kadernota Openbare Gezondheidszorg 2007-2010 geeft aan op welke punten het Rotterdams College extra wil inzetten om de Rotterdamse bevolking de komende jaren gezonder en zelfredzamer te laten worden. Onder dit programma valt ook de Gezonde School. Ten aanzien overgewicht bij de jeugd wordt gesteld dat het percentage kinderen met overgewicht daalt. Als instrument wordt daarbij ingezet op intensivering van het actieprogramma Voeding en Beweging. Brede School Vastgesteld in 2006. Binnen het Brede Schoolconcept krijgen jongeren op school of in de buurt extra activiteiten, tijdens of na schooltijd, aangeboden. De activiteiten hebben als doel de fysieke, sociale, cognitieve en culturele ontwikkeling van jongeren te bevorderen. In Rotterdam zijn drie varianten: 1.
De schoollocatie werkt samen met maatschappelijke partners aan het Brede School activiteitenprogramma dat na schooltijd wordt uitgevoerd. Er is een duidelijke relatie tussen het brede schoolbeleid en het reguliere onderwijsprogramma, waaronder in ieder geval het Veilig Op School programma.
2.
De schoollocatie werkt samen met maatschappelijke partners aan het Brede School activiteitenprogramma dat zowel onder als na schooltijd wordt uitgevoerd. De Brede School is in deze variant minimaal 3 dagen open van 8.00 tot 17.00 uur en biedt een uitgebreid en divers activiteitenprogramma aan waaruit leerlingen (en ouders) facultatief kunnen kiezen. Een bewegingsprogramma maakt onderdeel uit van het activiteitenprogramma.
3.
De schoollocatie werkt samen met maatschappelijke partners aan het Brede School activiteitenprogramma, dat zowel onder als na schooltijd wordt uitgevoerd. De Brede School is in deze variant 5 dagen open van 8.00 tot minimaal
- 11 -
17.00 uur. De activiteiten onder schooltijd zijn verweven in het curriculum. De activiteiten hebben een duidelijke relatie met het omgevingsgericht leren. De activiteiten na schooltijd zijn facultatief voor de leerlingen (en ouders) en ook toegankelijk voor jongeren (en andere bewoners) uit de wijk. Een bewegingsprogramma maakt onderdeel uit van het activiteitenprogramma. Tabel 2. Tussenstand en planning BREDE SCHOOL LOCATIES Variant 1 Variant 2 en 3 Totaal
20061 30 5 35
20071 25 10 35
20081 25 15 40
20091 30 20 50
20101 35 25 60
DEC 20082 32 20 52
1 Nota Maatwerk op scholen: meer leertijd voor kinderen 2 GGD Rotterdam-Rijnmond Subsidieplafond: €3,4 miljoen per jaar.
PROGRAMMA’S EN PROJECTEN Actieprogramma Maatwerk op school: meer leertijd voor kinderen (MOS) In het collegeprogramma 2006-2010 staat dat het gemiddelde opleidingsniveau van Rotterdammers omhoog moet. In het actieplan “Maatwerk op school: meer leertijd voor kinderen” wordt de ambitie geformuleerd dat er over tien jaar rondom alle scholen in Rotterdam maatwerkarrangementen zijn. In maatwerkarrangementen werken partners in en om een school samen aan een specifiek arrangement. De arrangementen worden op basis van een wijkanalyse door de partners gedefinieerd in overleg met ouders, jeugd, professionals en andere betrokkenen bij de jeugd (van de voetbaltrainer en de kunstenaar om de hoek tot de speeltuinvereniging en het welzijnswerk). Hierbij wordt het binnen- en buitenschoolse leren met elkaar verbonden. De doelstelling ten aanzien van VO - scholen is dat er in 2010 25 variant 2 en variant 3 Brede Schoollocaties in het voortgezet onderwijs zijn. Dit wordt bereikt door alle (destijds) 35 bestaande Brede Schoollocaties (allen vmbo) de gelegenheid te bieden door te groeien naar variant 2 en 3 (zie ook onder Brede School). Ook zal het aantal Brede Schoollocaties worden uitgebreid naar havo en vwo. Ten aanzien van voeding en bewegen wordt de ambitie gesteld dat het programma Superfit! integraal onderdeel wordt van alle variant 2 en 3 locaties.
- 12 -
Actieprogramma Voeding en Beweging (AVB) In Rotterdam werken de GGD, de dienst Sport en Recreatie (SenR) en de dienst Jeugd Onderwijs en Samenleving (JOS) samen aan het bevorderen van gezond eten en bewegen bij de Rotterdamse jeugd. Deze samenwerking is vastgelegd in het Actieprogramma Voeding en Beweging (www.rotterdamlekkerfit.nl) en maakt deel uit van het integraal jeugdbeleid van de gemeente Rotterdam. De projecten Lekkerfit! (Basisscholen) en Superfit! (VO - scholen) zijn onderdeel van het actieprogramma. Gezonde School (GS) Bottum up methode die scholen helpt om structureel aan de slag te gaan met gezondheid, daar zelf prioriteiten te stellen en daar meerdere jaren concreet uitvoering aan te geven. Een gezonde school is een school die een meerjarenplan gezondheid opstelt waarin minimaal drie thema’s zijn opgenomen waarvan minimaal een past in de volgende sporen: 1.
Verslavingspreventie
2.
Voeding en Beweging
3.
Psychisch welbevinden
4.
Seksuele en relationele vorming
5.
Binnenmilieu en hygiëne
De GGD stimuleert, begeleidt en ondersteunt (€ 7.000 voor 4 jaar). Zoals berekend in het afdoeningsvoorstel motie Muijen over “Gezonde Scholen” kost de ambitie om alle 230 scholen (BaO en VO) voor eind 2010 het predikaat Gezonde School te laten behalen €1,550.000. Vanuit GGD budget en het Pact op Zuid is financiering beschikbaar voor 50 scholen (BaO en VO). Dit wordt een realistische ambitie geacht. De dienst JOS en de GGD werken nog uit hoe GS kan aansluiten op het Brede School concept. Programma Superfit! Interventie aanbod (sinds 2006) aan VO - scholen analoog aan het Lekkerfit! op basisscholen (http://www.rotterdamsuperfit.nl). Onderdeel van het actieprogramma Voeding en Beweging. De ambities zijn: •
In 2010 nemen 25 variant 2 en 3 Brede VO - scholen (nota Meer leertijd voor Kinderen, JOS) mee aan het programma;
•
Er is een wezenlijke conditieverbetering bij de leerlingen van de deelnemende scholen;
•
Het voedingspatroon van de leerlingen en de kwaliteit van de schoolkantines zijn bij de deelnemende scholen verbeterd;
•
De leerlingen van de deelnemende scholen hebben een gezondere leefstijl;
- 13 -
•
Op de deelnemende scholen is een actieve organisatie van sportteams;
•
Er is een actieve stedelijke schoolsportcompetitie op zowel recreatief als competitief niveau;
•
Er is een actieve samenwerking tussen (sport-) verenigingen en VO- en MBO-scholen;
De interventie bestaat uit drie onderdelen 1.
Sport en bewegen: Een actieve kennismaking met verschillende takken van sport, variërend van basketbal tot streetdance; Meedoen aan de naschoolse competitie voor Super Fit scholen, in een Super Fit team.
2.
Conditie: Tweemaal een Sport Medische Test: aan het begin van het programma en vijf maanden later. Het conditieverbeteringsprogramma ‘Challenge’; Vijf verdiepinglessen over bewegen.
3.
Voeding: Het project ‘Een gezonde schoolkantine’; Drie basislessen over voeding.
Op dit moment nemen 15 VO - scholen deel aan het Superfit! Programma (klik hier voor een kaart in Google Maps). Gezonde School Kantine (GSK) Methodiek die door het Voedingscentrum is ontwikkeld. GSK heeft vier aandachtspunten: 1.
Een gezonder aanbod
2.
Een veiliger aanbod als het gaat om hygiëne
3.
Intergratie van lessen en de kantinepraktijk
4.
Het samenbrengen van betrokkenen om duurzaam beleid te maken en uit te voeren
De primaire doelstelling is VO - scholen te stimuleren actief/actiever te zijn of te worden om de gezonde en bewuste keuze in hun schoolkantines zo gemakkelijk en aantrekkelijk mogelijk te maken voor scholieren. Gehanteerde criteria hierbij zijn: •
Meerjarenbeleid voor schoolkantines dat is ingebed in het schoolgezondheidsbeleid.
•
Gezond en evenwichtig aanbod in de kantine volgens de richtlijnen van het Voedingscentrum.
•
Promoten van gezonde keuzes door goede marketing.
•
Actief betrekken van scholieren, ouders, schoolleiding en docenten, en de GGD
•
Zichtbare aandacht voor het milieu.
•
Integreren van kantineaanbod en lessen over gezonde keus in de kantine.
- 14 -
Belangrijke randvoorwaarden zijn dat de school zorgt voor •
een contactpersoon (bijvoorkeur een brede school coördinator of een directielid)
•
intern draagvlak en communicatie
•
een werkgroep Gezonde Schoolkantine
•
medewerking aan evaluatie- en monitoringsactiviteiten
•
ondersteunende preventieve activerende activiteiten rondom voeding en bewegen
•
de benodigde tijdsinspanning van de vertegenwoordigers
De begeleiding van scholen naar een Gezonde School Kantine is ondergebracht onder het Super Fit programma. Verplicht onderdeel van het Super-fit programma is het screenen en aanpassen van het kantine aanbod. De daadwerkelijke begeleiding van scholen naar een GSK wordt door de GGD uitgevoerd. Doel is dat in 2008, 2009 en 2010 respectievelijk 10, 15 en 25 variant 2 en 3 Brede VO - scholen meedoen aan het programma (nota Meer leertijd voor Kinderen, JOS 2007). Kosten tot en met 2010 €237.000 (projectplan 2008-2010 juli 2008). Op dit moment zijn er 12 scholen die participeren in het GSK project, waarvan 7 brede scholen in categorie 3. Hiervan zijn er 3 met een snackkar binnen 200m. Op dit moment worden eindscans uitgevoerd op de Super Fit scholen die vorig jaar begeleid zijn naar een gezonde schoolkantine. Hieruit blijkt dat er grote verbeteringen zijn in het assortiment, de hygiëne en de promotie van gezonde producten op deze scholen. De doelstelling van minimaal 75 % basisproducten uit de schijf van vijf wordt echter nog niet gehaald (nu rond 50%). Dit heeft meer tijd nodig. Een andere factor is dat op een aantal scholen nog automaten staan vanwege langlopende contracten. Wanneer deze automaten blijven staan is het bijna niet mogelijk om de doelstelling te halen. Met extra tijd en begeleiding is de doelstelling wel haalbaar.
OVERZICHT SCHOLEN EN SNACKKARREN In de kaart van figuur 1 zijn alle VO – schoollocaties in Rotterdam weergegeven. In kleurcodes staat aangegeven welke scholen deelnemen aan het GSK project en/of een snackkar binnen 200m van de school hebben (GGD Rotterdam – Rijnmond 2008). In totaal gaat het om 117 locaties. Er zijn 29 locaties met een op de school gerichte snackkar binnen 200m van de school. Hierop zitten tenminste 11.000 leerlingen (gegevens niet compleet). Daarnaast zijn er nog 6 locaties met een snackkar binnen 200m die echter niet gericht is op de school. Op deze locaties staan minstens 1200 leerlingen ingeschreven (gegevens niet compleet).
- 15 -
In totaal gaat het om 15 snackkarren die binnen 200m van een of meer schoollocaties liggen en ook gericht zijn op scholen. Daarnaast zijn er nog 7 andere snackkarren binnen 200m van scholen, die echter niet gericht zijn op deze scholen. In totaal gaat het dus om maximaal 22 snackkarren. De laatste vergunning daarvan verloopt in januari 2011. De meeste lopen in 2009 en 2010 af (5 resp13). Figuur 1. Overzichtskaart VO – schoollocaties in Rotterdam met snackkar en/of deelname aan het GSK project
• • • •
VO VO VO VO
locatie (82) locatie met snackkar <200m (25) locatie met snackkar <200m en deelneemt aan GSK (4) locatie die deelneemt aan GSK zonder snackkar <200m (6)
* Het aantal stippen op de kaart is iets minder dan 117 door overlappende postcodes van diverse locaties.
VOEDSELAANBOD IN EN ROND SCHOLEN Op basis van de vergunningstekst mogen 10 van de 22 snackkarren alles verkopen, 6 ‘patat-snacks’, 1 ‘patat-vis’, 3 ‘loempia’s en 1 ‘loempia’s en frisdrank’. Meer gedetailleerde gegevens en gegevens over de werkelijke situatie zijn niet bekend. Ditzelfde geldt voor informatie over andere aanbieders van ongezonde snacks en frisdranken in de buurt van deze snackkarren cq binnen 200m van VO - scholen. Een overzicht van aanbieders en aanbod van ongezonde snacks en frisdrank in scholen is op dit moment eveneens niet voorhanden. In de 10 locaties die deelnemen in het GSK project worden de richtlijnen van het voedingscentrum nageleefd.
- 16 -
3. RESULTATEN STAKEHOLDERONDERZOEK In totaal zijn er 14 panelgesprekken gehouden met in totaal 35 betrokkenen. De resultaten uit het stakeholderonderzoek worden hierna samengevat naar 5 stakeholdergroepen: •
De jongere – als doelgroep
•
De school – als beïnvloeder
•
De ouder – als verantwoordelijke
•
De exploitant – als aanbieder
•
De gemeente – als facilitator
Het stakeholderonderzoek is kleinschalig van opzet uitgevoerd, o.b.v. een steekproef onder bovengenoemde doelgroepen. Daarom kunnen de gesprekspartners niet als dé vertegenwoordigers worden gezien van de betreffende doelgroep. Ongetwijfeld zullen andere vertegenwoordigers andere meningen en opvattingen hebben. De informatie van de gesprekspartners uit dit onderzoek geeft wél in ruime mate zicht op de argumenten en meningen die onder stakeholders leven, zowel op inhoudelijk, procesmatig als communicatief niveau. In de beschrijvingen van de resultaten uit het stakeholderonderzoek wordt hierna steeds gerefereerd aan de ‘doelgroep’. Hiermee wordt dus niet de beleving van de doelgroep als geheel bedoeld, maar die van de gesprekspartners uit dit onderzoek.
PROCESOPBRENGST STAKEHOLDERONDERZOEK Zoals gezegd, is gekozen voor een iteratieve opzet waarin, al werkende, in het onderzoek steeds opnieuw keuzes en bijstellingen zijn gemaakt: •
toevoegen van nieuwe of andere gesprekspartners (draagvlak)
•
aanpassen van de volgorde waarin de panelgesprekken zijn uitgevoerd (timing);
•
steeds opnieuw inbrengen van de actuele informatie in de volgende fase van het onderzoek (voortschrijdend inzicht)
- 17 -
Door deze procesmatige aanpak is er niet alleen sprake geweest van een onderzoek naar belevingen, professionele opvattingen en belangen. Het onderzoeksproces heeft tevens geleid tot een voorzichtige start met implementatie van de uitkomsten van dit onderszoek. Dit blijkt o.a. uit de volgende procesopbrengsten: •
In vrijwel alle panelgesprekken was sprake van een negatieve verwachting vooraf. Gaandeweg de gesprekken is er een duidelijke positieve versterking van de betrokkenheid van de stakeholders geconstateerd.
•
In de opzet van de “leidraad panelgesprekken” is consequent gevraagd naar de eigen verantwoordelijkheid van de stakeholders en de mogelijkheden bij hen om een bijdrage te leveren. Hieruit is een duidelijke versterking van het draagvlak en verantwoordelijkheidsbesef opgetreden.
•
Door het gezamenlijk interviewen van meerdere betrokkenen per doelgroep, is al direct een onderlinge communicatie op gang gebracht. Dit is o.a. gebleken in het maken van vervolgafspraken tussen betrokkenen.
•
De opzet in panels heeft ook geleid tot een aantal tips voor de externe communicatie in de toekomst over het onderzoeksthema en de mogelijke scenario’s.
Op basis van bovengenoemde punten is duidelijk sprake van “een gezamenlijk doorlopen van het proces”. Alle betrokkenen uit het onderzoek zien een samenwerking en verbinding in een integrale aanpak zien dan ook als voornaamste kans op succes. De gesprekspartners geven ook aan dat de opzet en werkwijze van dit stakeholderonderzoek ook handvatten biedt voor mogelijke vervolgen in de uitvoering. Door samenwerking en verbinding “sluit je elkaar aan” op “datgene wat kan lukken en betekenisvol kan zijn” (analoog aan de zone van de nabije ontwikkeling – Vygotski).
DE JONGERE – ALS DOELGROEP De jongeren van 12-18 jaar en de leerlingen van de VO - scholen herkennen en erkennen een toenemend probleem in overgewicht bij hen zelf als doelgroep. Zij zien dat om zich heen, in gewicht en in gedrag. Uit de panelgesprekken en uit eerder onderzoek blijkt dat een behoorlijk deel (rond 60%) zonder ontbijt op school verschijnt. Vervolgens is het sterk afhankelijk van de lokale situatie van de school in de wijk en de leerling hoe het tot zich nemen van voeding vervolgens verloopt. Kritische factoren daarbij zijn •
de duur van de pauze versus afstand van voedingsaanbod
•
aanwezigheid, omvang en sfeer van buitenruimte en plein
•
beleid t.a.v. schoolterrein verlaten of niet
•
aanbod in automaten
•
aanbod in kantine of balie
- 18 -
•
meegenomen voeding
•
nabijheid van winkels, snackbarren of snackkarren
•
financieel budget leerling
In de kleine pauze, rond 10.30 uur, kopen veel leerlingen ongezond eten (chips, snoep en frisdrank) in de school, bij de kantine, balie of automaat. In de grote pauze, rond 12.30 uur, gaan leerlingen er vaak op uit. Ook nu heeft een deel van de leerlingen eigen brood meegenomen, maar een grote groep koopt in de middagpauze ergens eten. Is er een kantine of gemeenschapsruimte in de school aanwezig, dan wordt ook hier weer, afhankelijk van sfeer, regels, voedingsaanbod en alternatieven buiten de school door leerlingen situationeel bepaald hoe hun voedingsgedrag er uit gaat zien. Een “kantine” waar leerlingen hun mobiele telefoon en IPod mogen gebruiken, een ruimte waar muziek aan staat en waar bijvoorbeeld de inrichting mede door leerlingen zelf is ontworpen (met “lounge-plekken”) heeft meer aantrekkingskracht dan een kale kantine, zonder sfeer en mogelijkheden voor “hangen”. Een aanbod van voeding waarin veel, wisselende en verse keuze is, waarbij is aangegeven wat gezond en minder gezond is en dat betaalbaar is, wordt door leerlingen aantrekkelijker gevonden dan een aanbod dat bijvoorbeeld elke dag hetzelfde is. Leerlingen geven aan dat het “ze makkelijk gemaakt” moet worden om van het voedingsaanbod in de school gebruik te maken. Het beeld van gezond eten heeft een negatief imago en leerlingen hebben vaak geen idee over gezonde, maar toch “aantrekkelijke” voeding. De geïnterviewde jongeren en leerlingen geven aan tussen einde schooltijd en avond geen extra voeding tot zich te nemen. De meeste jongeren eten hun warme avondmaaltijd thuis dat is voorbereid door hun ouders. Een aantal keren in het onderzoek bleek er een directe relatie te bestaan tussen het perspectief (“droom”) dat een jongere wel of niet heeft op de toekomst en de bewustwording van gezond eetgedrag. Zo hebben leerlingen die dromen om een profvoetballer of danser te worden een veel groter bewustzijn van voeding en bewegen dan leerlingen die geen duidelijk perspectief over de toekomst hebben. Meer bewegen wordt door jongeren niet zo zeer ingevuld door meer uren gymnastiek op school, maar eerder door verplichte of vrijwillige deelname aan creatieve en hippe sport-en bewegingsactiviteiten in en rond de school, zoals streetdance of pleintjesvoetbal. Zij geven aan meer heil te zien in meer bewegen dan in gezonder eten.
- 19 -
Jongeren en leerlingen geven aan buiten het schoolterrein niet gebonden te willen zijn aan wetten en regels. Er moet naar hun mening altijd ruimte blijven voor eigen vrije verantwoordelijkheden voor eten en samenzijn (“hangen”) in de publieke ruimte. Snackkarren verbieden zien zij als volstrekt inefficiënt. Het probleem van ongezonde voeding en overgewicht kan binnen de school wel veel strenger en meer confronterend worden aangepakt. Buiten de school geloven de jongeren ook in voorlichting naar ouders en de verleidingsstrategie van aantrekkelijke gezonde voeding. Voor jongeren en leerlingen is het binnen-buiten onderscheid zeer belangrijk: binnen strenger, buiten vrijer.
DE SCHOOL – ALS BEÏNVLOEDER Scholen herkennen de stijgende problematiek rondom overgewicht. Leerlingen worden dikker, eten ongezonder en hebben een teruglopende fysieke fitheid. De vertegenwoordigers van de scholen geven aan dat de situatie per locatie wel verschillend is. Factoren die o.a. invloed hebben op de lokale verschillen zijn: •
aantal leerlingen en financiële middelen en faciliteiten
•
populatie leerlingen: praktijkschool VMBO of MBO, wijksituatie, ouderpopulatie
•
locatie en omgeving; in de stad of buitenwijk, veel of weinig alternatief voedingsaanbod
•
groot, klein of geen schoolplein
Factoren waarop scholen wél zelf invloed kunnen hebben, ongeacht lokale situatie, zijn: •
beleid op voeding en beweging
•
beleid op schoolbeleving: sfeer, gedrag, ruimtes en pauzes (bijvoorbeeld maximaal 20 minuten)
•
beleid op onderwijsprogramma’s: bewustwording, cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling
•
ontwikkeling naar brede school varianten (bijv. ‘s avonds open)
•
oudercontact en wijkcontacten
•
voedingsaanbod binnen de school via kantine en/of balie en/of automaat
•
keuzen van onderwijs- en maatschappelijk profiel: behalve onderwijs ook opvang, opvoeding, ontspanning en ontwikkeling van leerlingen?
Veel scholen hebben een eigen schoolkantine. Andere, kleinere scholen, hebben wel een gemeenschapsruimte maar geen kantine. Vaak is er dan een balie en/of een automaat aanwezig waar frisdranken en snoep te koop is. Een aantal scholen doet mee aan het traject SuperFit en Gezonde School Kantine. Na een soms moeizaam verlopen start zijn nu goede resultaten zichtbaar in de GSK trajecten:
- 20 -
•
assortimentsafspraken met de cateraars en leverancier van automaten
•
nieuw ontworpen schoolkantines als aantrekkelijke verblijfsruimte voor leerlingen
•
hanteren van het stoplichtmodel, waarin zichtbaar en duidelijk staat aangegeven wat ongezond (rood), minder gezond (oranje) en gezond (groen) eten is
•
bewustwordingsprogramma’s over voeding en beweging
•
succesvolle adviezen vanuit GGD
Op een aantal scholen zijn structureel werkgroepen aan de slag met thema voeding en beweging, vaak gekoppeld aan projecten superfit en gezonde schoolkantine. Een paar scholen zijn intensief bezig met de versterking van het persoonlijke oudercontact. Vooral in kleinere scholen heeft dit contact ook succes in de bewustwording over voeding en beweging. Andere scholen hebben, door de aanwezigheid van een horeca opleiding, een vanzelfsprekende aandacht voor voeding en beweging. Dit uit zich bijvoorbeeld in een brasserie in school waar ook voor de buurt wordt gekookt door leerlingen. Weer andere scholen hebben het aanbod van sportactiviteiten (deels) binnen het schoolrooster gehaald en verplicht gesteld voor leerlingen. De meeste scholen kennen geen integraal beleid t.a.v. voeding en bewegen waarin visie, onderwijsprogramma’s, schoolkantine en brede schoolontwikkeling en resultaten op elkaar is afgestemd. Scholen zien zichzelf primair als beïnvloeder van leerlingen, op weg naar hun diploma. Voor het eet- en beweeggedrag van de kinderen vinden zij dat primair hun ouders verantwoordelijk zijn. Ten aanzien van de motie geven schoolvertegenwoordigers aan dat een eenzijdige maatregel geen effect zal hebben. Het verbieden van snackkarren kan weliswaar drempelverhogend werken, maar zal in de praktijk niet tot resultaat leiden. Inzetten op bewustwording werkt volgens de scholen veel beter dan normstelling door de overheid. Veel scholen zien geen heil in het door de school beïnvloeden van wat er buiten het schoolterrein gebeurt. Scholen zien dan ook geen toegevoegde waarde in contact met exploitanten van snackkarren en/of snackbarren. Wel herkennen de scholen de in- en externe discussie om scholen in de wijk een bredere rol te geven in 4 andere O’s, naast die van Onderwijs: Opvoeding, Opvang, Ontspanning en Ontwikkeling. Scholen willen graag meewerken aan een drastische versterking van de bewustwording bij leerlingen over voeding en beweging. Zij willen daarbij graag zelf verantwoordelijkheid nemen en met creatieve ondernemende oplossingen komen. Voorwaarde is wel dat hiertoe middelen, capaciteit en faciliteiten beschikbaar worden gesteld. Bovendien moeten er
- 21 -
samenwerkingsverbanden worden opgezet met oudergeledingen, GGD, buurtwerkers, docenten, sportverenigingen en cateraars. Scholen zien de meeste kans in het ontwikkelen en uitvoeren van integrale samenwerkingsprojecten tussen de ketenpartners van de school. Daarbij verwachten zijn dat er budgetten en middelen ter beschikking worden gesteld door de overheid (subsidies) waarover de scholen periodiek rapporteren o.b.v. resultaatgebieden. Een aantal scholen willen zich dan wel beperken tot de ketenpartners die direct aan de school verbonden zijn. Deze scholen zien een ruimere samenwerking in bijvoorbeeld de wijkverantwoordelijkheid (of opvoedingsthema’s voor ouders) niet als hun primaire taak.
DE OUDER – ALS VERANTWOORDELIJKE In de gesprekken met ouders en met leerlingen komt een min of meer tegenstrijdig beeld naar voren over de gewenste situatie en de dagelijkse praktijk. Ouders spreken uit dat gezonde voeding en bewegen belangrijk is, maar laten de initiatieven en de verantwoordelijkheden vaak aan hun kinderen zelf en aan de scholen. Ouders geven aan dat de thuissituatie van groot belang is. In veel gezinnen wordt geen of onvoldoende tijd genomen om ’s ochtends te ontbijten. In achterstandssituaties zorgen de kinderen thuis meer voor elkaar dan dat de ouders dat voor hun kinderen doen. In veel gevallen is er sprake van eenoudergezinnen. De meeste ouders stellen kleine bedragen aan hun kinderen ter beschikking, per dag of per week, die ze kunnen besteden aan het kopen van voeding. Ouders vinden het hun taak om: •
hun kinderen bewust te maken van hun eetgedrag
•
voorbeeldgedrag te laten zien
•
vaste eetpatronen in te bouwen op een dag
•
hun kinderen te stimuleren te gaan sporten
Ouders geven aan dat er een verantwoordelijkheid ligt bij scholen t.a.v.: •
stimuleren tot bewegen via gymnastiek en dans
•
kortere pauzes: geen gelegenheid tot halen van ongezond eten elders
•
gezond en gevarieerd voedingsaanbod in de eigen gezellige kantine
•
mogelijk gezamenlijk ontbijten
•
mogelijk gezamenlijk een warme lunch
•
zelf koken en kooklessen: bewustwording.
- 22 -
DE EXPLOITANT – ALS AANBIEDER DE EXPLOITANTEN VAN SCHOOLKANTINES - CATERAARS De cateraars in schoolkantines ervaren hun aandeel in het thema overgewicht als zeer marginaal. Zij claimen dat het eetpatroon lang niet zo is verslechterd als het beweegpatroon. Meer en beter bewegen heeft, naar hun mening, een groter aandeel in de problematiek van overgewicht bij jongeren. Daarnaast zien de cateraars het probleem van overgewicht al eerder ontstaan, in de opvoeding gedurende de basisschoolperiode. Kantines, cateraars en automaten hebben een beperkte rol. Dat wat buiten de school gebeurt is belangrijker. De cateraars zien daarbij een duidelijke trend naar een kortere tijdsbesteding aan (de bereiding van) eten. Cateraars geven aan weinig marge te halen op de omzetten in schoolkantines. Zij zien de schoolkantines vooral als een kans voor imagoverbetering en marktentree voor hun totale dienstverlening. Aan de andere kant voelen de cateraars zich wel bedreigd in hun bestaansrecht als er in de toekomst bijvoorbeeld zou worden besloten om geen cateraars in scholen meer toe te laten. De cateraars ervaren dat cateringbedrijven snel worden gezien als een leverancier van slappe snacks, binnengehaald door scholen om kinderen binnen te houden. De kantine wordt door veel scholen ook niet gezien als plek om te investeren. Het negatieve imago willen de cateraars graag ombuigen via gezonder aanbod. In die betekenis zouden de cateraars ook willen dat zij meer als adviseurs van de school worden gezien. De ervaring leert echter dat cateraars zelden of nooit worden betrokken bij voedingsbeleid of kantine beleid. Een samenwerking tussen school, GGD en cateraar zien zij dan ook als een wenselijke ontwikkeling. Hierbij hoort wel een gezamenlijke investering. Cateraars gebruiken met voorkeur termen als ‘verantwoord’ en ‘minder verantwoorde’ voeding. Zij zien gezond en ongezond als negatief. Uitsluitend verantwoorde voeding aanbieden werkt niet. Juist de afwisseling met een dagje waarop ook snacks worden verkocht kan wonderen doen voor de andere dagen. Cateraars geloven niet in een positief effect als er alleen maatregelen binnen of buiten de school worden genomen. De uitwerking van de motie Snacks op scholen kan alleen effectief zijn indien er een verband wordt aangelegd tussen binnen en buiten de school. Cateraars zien daarom GSK maatregelen binnen de school niet los van het alternatieve voedingsaanbod buiten de school. Een creatieve gedachte is om een soort commerciële driehoek te organiseren waarin scholieren een loopje maken met begin en eindpunt. Snackbarren en karren die omzet bij leerlingen maken, dragen vervolgens financieel ook bij
- 23 -
aan een gezonder aanbod binnen de school. Een gezonde school kantine of een gezonde snackkar bij een school mag dit predicaat vervolgens ook alleen voeren indien met iedereen afspraken zijn vastgelegd. Hiervoor is ketenregie nodig, die de scholen volgens de cateraars nooit op zich zullen nemen. De cateraars zien dat snackbarren en cafetaria nu ook bezig zijn met bijvoorbeeld gezond frituren. Voorlopig zien de cateraars de snackkarren als oneerlijke concurrentie omdat zij niet aan de regels en het beleid van de schoolkantine zijn gehouden.
DE EXPLOITANTEN VAN MOBIELE VERKOOPPUNTEN - SNACKKARREN De snackkarhouders zien zich vooral in de hoek gedrukt. Men ervaart het als volstrekt oneerlijk dat zij, als relatief kleine speler, wellicht via het vergunningenbeleid worden aangepakt. Zij zijn in principe bereid om hun assortiment te laten checken op de mate van gezondheid. Er is bij hen ook behoefte aan advies over gezonde voedingsmogelijkheden voor hun assortiment. Bovendien is men bereid om hun assortiment daarop aan te passen, wel met de vrijheid om ook ongezonde snacks te kunnen blijven verkopen. De snackkarhouders kunnen zich voorstellen dat er een weigeringsgrond over gezond assortiment in het vergunningenbeleid wordt toegevoegd, waarop toezicht wordt gehouden door bijvoorbeeld stadstoezicht of de voedsel- en waren autoriteit. Een ander optie is dat er gewerkt gaat worden met een keurmerk. De keurmerkeis zou ook opgenomen kunnen worden in convenantafspraken met scholen, daar waar een snackkar duidelijk haar grootste klantgroep bij de leerlingen van scholen heeft. Het voordeel van een keurmerk is dat je je daarmee ook als ondernemer kunt onderscheidden t.o.v. bijvoorbeeld de snackbarren in de buurt. Daarmee kan je de oneerlijke concurrentie, die ontstaat doordat je als snackkarhouder wordt onderworpen aan extra eisen, ook omdraaien in ondernemersschap. Snackkarhouders zien de ambitie van Leefbaar Rotterdam voor de invulling van de motie snacks op scholen als een slecht idee. Afstand (200 meter) is voor leerlingen geen issue. Indien de gemeente kiest voor dit scenario dan dreigen de snackkarren te moeten verdwijnen en daartegen zullen ze zich gezamenlijk en sterk verzetten. Tenslotte geven de snackkarhouders aan vaak een rol in sociale controle bij scholen te hebben. Hierover zouden ze best graag structureler contact of samenwerking met de scholen willen hebben. Een ander idee is om bijvoorbeeld als sponsor van sportteams van de scholen op te treden in ruil voor samenwerking met scholen t.a.v. pleinbeleid of voedingsbeleid.
- 24 -
DE GEMEENTE – ALS FACILITATOR De gemeentelijke overheid merkt, in al haar gradaties (afdelingen), dat de kinderen in Rotterdam dikker worden. Het thema overgewicht is daarom een toenemend (politiek) issue en vraagt van de gemeentelijke afdelingen meer aandacht (projecten). De verantwoordelijkheid van eetgedrag van kinderen ligt wat hen betreft vooral bij ouders. Scholen en lokale overheid kunnen het beste hun energie en middelen inzetten op faciliteren dan op verbieden. Het verbieden van snackkarren binnen een straal van 200 meter van scholen lijkt juridisch niet haalbaar i.v.m. ongelijke behandeling. Hetzelfde geldt voor gezond versus ongezond eten. Mogelijk kan wel een verplichtende afspraak over een evenwichtig voedselassortiment worden gemaakt, eventueel als toegevoegde weigeringsgrond voor vergunningen van snackkarren. Belangrijke voorwaarde voor een succesvolle implementatie van Gezonde School Kantine is een trekker en aanspreekpunt in de school en een bredere “stroming” waarin het ingebed kan worden. Zonder extra geld is dit vaak een docent die dit erbij doet. Dit werkt niet. Scholen die betrokken zijn in een Gezonde School of Brede School traject hebben bv een Brede School coördinator en ook een geschikte voedingsbodem voor een GSK project. Kans voor implementatie van de motie is dat ongeveer 50/70 VO - scholen inmiddels in een Brede School traject zitten. Vanuit die geldstromen is er vaak al een coördinator aangesteld (afhankelijk van hoe ver ze zijn in het traject – varianten) die dan ook het GSK project kan trekken. De ambitie is dat alle scholen aan een Brede School traject beginnen. Bij het Brede School concept zijn er extra dagen die aan thema’s worden besteed. Gezondheid kan daar prima inpassen. Vaak worden Brede School – uren ingezet voor het Superfit programma. De praktijk leert dat je GSK tot een bepaalde hoogte wel moet “opdringen”. Soms denken scholen bv. dat ze dat “allemaal al geprobeerd hebben”, maar dan blijkt het alleen om het aanbieden van een broodje gezond te gaan. Met de richtlijnen van het Voedingscentrum die gevolgd worden in de GSK trajecten kan in de praktijk een voldoende aantrekkelijk voedselaanbod worden gecreëerd. Het argument “dan lopen ze weg” hoeft dus geen rol te spelen. De doelstelling van 25 gezonde schoolkantines wordt door de centrale gemeentelijke afdelingen als realistisch beschouwd. Alle VO - scholen (70) ziet men als (o.a. financieel) onhaalbaar. Op dit moment worden er eindscans uitgevoerd op de Super Fit scholen die vorig jaar begeleid zijn naar een gezonde schoolkantine. Hieruit blijkt dat er grote verbeteringen zijn in het assortiment, de hygiëne en de promotie van gezonde producten op deze scholen. De doelstelling van minimaal 75 %basisproducten uit de schijf van vijf wordt echter nog niet gehaald (nu rond 50%). Hiervoor zijn twee redenen te noemen:
- 25 -
1. Scholen hebben meer tijd nodig om hun assortiment aan te passen. Op een aantal scholen was het startpunt qua aanbod en hygiëne niet heel hoog. Met extra begeleiding en meer tijd kan de doelstelling nog wel gehaald worden. 2. Op een aantal scholen staan nog automaten. Wanneer deze automaten blijven staan is het bijna niet mogelijk om de doelstelling te halen. De reden dat automaten zijn blijven staan ligt bij lopende contracten, maar soms ook bij scholen zelf. De extra producten willen ze behouden om de concurrentie met de omliggende winkels aan te gaan. Ook zit er voor de school weinig tijd in het werken met automaten in tegenstelling tot een uitgiftebalie. Naast het bijstellen van de tijd waarin de doelstellingen moeten worden behaald is de vraag of ook het verplicht verwijderen van automaten op SuperFit scholen moet worden overwogen. Van belang is verder een congruent beleid binnen en buiten het schoolterrein. Op zich kan het vanuit GSK/GSB perspectief geen kwaad als buiten (APV) strengere regels (bijvoorbeeld 100% basisassortiment en alleen groen) gelden dan binnen. Maar daar zullen de exploitanten zich dan wel op beroepen (oneerlijk). Wellicht is er dan een risico dat de maatschappelijke druk op scholen om dat ook te doen enorm toeneemt. Dat belemmert een soepele invoering van een GSK. De 25% die binnen de GSK systematiek uit het ‘Extra Assortiment’ kan worden aangeboden, blijkt in de praktijk belangrijk in de overgang. Bovendien kun je het niet helemaal weren. In de praktijk blijken die producten vaak minder te worden verkocht in de loop van de tijd. Er is weinig aanbod in de Groene schijf. Beperken daartoe betekent in de praktijk dat je een onvoldoende (aantrekkelijk) aanbod kunt bieden (dit wordt ook vermeld in TNO onderzoek). Dus motto: niet alles verbieden en duurzame aandacht op beweging en gezondheid. Het is geen kwestie van even snel GSK doen op alle Brede Scholen. Er is naast geld voor tijd (menskracht) ook vaak geld nodig om de kantine aan te passen (betere hygiëne, koel displays etc.). Ervaringsdeskundigen met GSK trajecten geven aan dat het van belang is om een trapsgewijs plan van aanpak ontwikkelen: meeliften op ambitie naar zoveel mogelijk Brede Scholen, daar een GSB of GSK traject starten en bijbehorende randvoorwaarden regelen. Een aantal gemeentelijke stakeholders ziet kansen in een deal waarin de exploitanten exclusief (concurrentievoordeel) hun aanbod in of rond de school mogen aanbieden in ruil voor assortimentsafspraken. Op het niveau van deelgemeenten zijn 2 ontwikkelingen relevant. De eerste is dat het thema voeding en beweging speerpunt is geworden. De tweede ontwikkeling is dat deelgemeente vooral gebiedsgericht willen gaan werken. Dit betekent dat beleid integraal wordt aangepakt per buurt, wijk of gebied. De deelgemeente geven aan dat ook een integrale aanpak van overgewicht bij jongeren de enige en meest effectieve aanpak zal zijn. Gezin, school, wijk, medekinderen en
- 26 -
gezondheidszorg zijn de ketenpartners waar het om gaat. Deelgemeenten zien voor zichzelf graag een voorname rol in die keten omdat zij de partners goed kennen. De deelgemeenten zien niets in het afstandscriterium voor snackkarren. Aanvullende eisen t.a.v. het assortiment zou wel zeer wenselijk zijn, maar dat moet dan ook voor andere aanbieders gelden. Deelgemeenten zijn er van overtuigd dat je het thema veel aantrekkelijker zou kunnen aanbieden aan jongeren: “het moet leuk zijn en de voorlichting mag best confronterend”. Voorbeelden: Kok Pierre Wind in onderwijsprogramma’s, hippe bewegingsactiviteiten in brede scholen, beloning van gezond eten via verloting code internet, weegschaal in de klas, caloriemeter, gebruik van hyves, sms en msn, etc.. Het predikaat Gezonde School moet de school voordelen opleveren. Wat deelgemeenten betreft worden de programma’s Superfit, Lekkerfit en Gezonde School Kantine extra versterkt. Bewegingsprogramma’s en brede schoolactiviteiten moeten daarnaast aantrekkelijker worden. De ambtenaren van stadstoezicht zien vooral hun rol weggelegd in het signaleren van voedingsassortimenten, eventueel in relatie met het vergunningenbeleid voor exploitanten. Hiertoe kan eventueel een opleidingsmodule worden ontwikkeld. Stadstoezicht ziet eigenlijk alleen mogelijkheden in een breder verband op het niveau van winkelstraatbeleid. Stadstoezicht geeft aan dat de locatie voor eten door jongeren gecombineerd moet worden met hun wens om “te hangen” buiten het zicht van volwassenen. Het weren van snackarren in de omgeving van scholen heeft dan geen zin. Beter zal zijn te proberen invloed te krijgen op het aanbod en assortiment, aldus de ambtenaren op straat van de gemeentelijke afdeling stadstoezicht.
- 27 -
4. CONCLUSIES EN SCENARIO’S Er zijn vele scenario’s en combinaties denkbaar om met de motie Snacks op Scholen om te gaan. Op basis van het stakeholder onderzoek kunnen in essentie twee routes worden onderscheiden (los van ‘niets doen’). De route om alles te laten zoals het nu is wordt niet uitgewerkt in de veronderstelling dat dit zou neerkomen op het niet uitvoeren van de motie. Van belang en positief om vooraf te constateren is dat alle geïnterviewden •
het probleem van toenemend overgewicht bij jongeren signaleren en vinden dat er wat aan moet gebeuren
Conclusie 1
•
de verantwoordelijkheid primair bij de ouders en kinderen leggen
Conclusie 2
•
van mening zijn dat scholen een rol en taak hebben in de aanpak van overgewicht bij hun leerlingen.
Conclusie 3
Verder is het relevant om vast te stellen dat het instrumentarium dat overheden ter beschikking staat om haar doelen te bereiken in essentie is terug te brengen tot de volgende categorieën (van der Doelen, 19935): Tabel 3. Instrumentarium overheden Communicatief Financieel/Economisch Juridisch
STIMULEREND Voorlichting Subsidie Overeenkomst
REPRESSIEF Propaganda Heffing Gebod/Verbod
SCENARIO A Zoals eerder aangegeven is de ambitie van de motiesteller dat • •
alle VO - scholen een Gezonde School Kantine hebben (ongeveer 70 locaties in plaats van de geplande 25); ten minste alle snackkarren rondom de VO - scholen dan wel tot een gezond aanbod zijn overgegaan conform het aanwijzingsbesluit dan wel geen vergunning meer hebben.
5
Doelen FCJ van der. De gereedschapkist van de overheid: een inventarisatie. In: Bressers JTA et al. Beleidsinstrumenten bestuurskundig beschouwd. Assen: Van Gorcum 1993
- 28 -
Ten aanzien van de Gezonde School Kantines blijkt uit de resultaten van de desktop analyse dat voedsel aanbod in
Conclusie 4
zijn algemeenheid en op scholen (kantines en automaten) in het bijzonder van invloed zijn op stijging van overgewicht bij jongeren. Dit pleit voor zo breed mogelijke invoering van een GSK op scholen. Uit de resultaten van het stakeholder onderzoek blijkt bovendien dat er draagvlak is voor het verder implementeren
Conclusie 5
en uitbreiden van Gezonde School Kantines tot in principe alle VO - scholen (locaties). Men ervaart dat de lopende inspanningen in toenemende mate vruchten beginnen af te werpen. Wel wordt aangemerkt dat in de praktijk nooit 100% gehaald kan worden. Bijvoorbeeld omdat kleinere locaties geen (ruimte voor een) kantine hebben of omdat de school op basis van eigen filosofie al aan een gezond aanbod werkt. Uit meerdere interviews ontstaat echter de indruk dat de GSK projecten gewaardeerd worden. Er zal een stevig subisidiebeleid nodig zijn om alle scholen over de streep te trekken. Ten aanzien van een APV aanpassing moet allereerst worden vastgesteld dat de APV bestaat uit geboden en verboden gericht op bescherming van zwaarwegende algemene belangen. De bewijslast voor het weigeren van een snackkar vergunning om volksgezondheidsredenen zal daarom zeer stevig moeten zijn om op te wegen tegen andere zwaarwegende algemene belangen (bijvoorbeeld economische belangen). Uit de resultaten van de desktop analyse blijkt dat er alleen indirect bewijs is dat het weren van ongezond (voedselaanbod door) snackkarren zal helpen om overgewicht bij scholieren tegen te gaan. Waarschijnlijk is de
Conclusie 6
bewijslast dus aan de magere kant voor een APV aanpassing zoals bedoeld in het kader van de motie. Uit de Rotterdamse ENDORSE studie blijkt overigens wel dat een afstand van 200-300m van invloed is op de frisdrankconsumptie. Deze studie kent noodzakelijkerwijs echter een aantal beperkingen en voor voeding werd deze relatie niet gevonden (mogelijk door dezelfde beperkingen van de studie). Uit het stakeholderonderzoek blijkt bovendien dat er geen draagvlak is voor het solitair aanpakken van snackkarren bij scholen met als belangrijkste breed gedeelde argumenten: 1.
dat het weinig effect zal sorteren, alhoewel het in een bepaald aantal gevallen wel een kleine drempel zal opwerpen. Leerlingen zullen de ongezonde snacks echter meestal makkelijk elders kunnen halen.
2.
het tot ongelijke behandeling leidt (en dus tot enorme juridische problemen) om bij snackkarren de samenstelling van het voedselaanbod juridisch af te dwingen waar dat voor omringende aanbieders (incl. de schoolkantine) niet
- 29 -
Conclusie 7
zo is. Als je via de aanbod kant invloed wilt uitoefenen op de inname van teveel en ongezond voedsel dan zal dat voor alle aanbieders tegelijk moeten gelden. 3.
men van oordeel is dat niet op een juridisch houdbare wijze is vast te leggen wat (on)gezond voedsel is.
Natuurlijk zijn er goede richtlijnen van het Voedingscentrum, die ook in bijvoorbeeld GSK projecten centraal staan. Hoewel dit in dit project niet tot op de bodem is uitgezocht, is in elk geval de breed gedragen mening dat deze juridisch niet houdbaar zijn. De richtlijnen zijn ook niet opgesteld om gebruikt te worden als juridisch instrument. Een veel gehoorde stelling die daarbij een rol speelt is dat niet het voedsel zelf, maar het (overmatig) gebruik ervan ongezond is. En ‘gebruik’ kun je niet regelen in een APV. De argumentatie tegen een APV aanpassing gericht op snackkarren zou deels te weerleggen zijn wanneer tegelijk repressieve juridische instrumenten zouden worden ingezet om alle aanbieders van ongezond snacks aan dezelfde regels te binden. Deze ontbreken echter voor alle andere aanbieders (cafetaria’s, supermarkten, schoolkantines, automaten, etc) en zouden dan landelijk geregeld moeten worden, zoals dat op het moment gedaan wordt op het terrein van roken en wietteelt en -verkoop. Bovendien is dan nog steeds de vraag of de te volgen regels juridisch voldoende hard kunnen maken wat ongezond en gezond voedsel aanbod is.
SCENARIO B Uit het onderzoek wordt dus duidelijk dat het gebruik van repressieve juridische instrumenten om het aanbod van ongezonde snacks door snackkarren te weren waarschijnlijk niet haalbaar is en in elk geval weinig draagvlak heeft bij stakeholders. Het verder uitrollen van Gezonde School Kantines in alle scholen via stimulerende (met name financieel economische maatregelen) wordt als ambitie wel gedragen, maar zal nooit 100% haalbaar zijn. Wat zijn dan andere aangrijpingspunten om naast het stimuleren van GSK afspraken te maken met scholen en deelgemeenten over het aanbod van ongezonde snacks op en rond scholen, inclusief de snackkarren? In het verlengde van de al eerder getrokken conclusies (1-3) laat het stakeholder onderzoek zien dat scholen en jongeren goed aanspreekbaar zijn op maatregelen gericht op bestrijding van overgewicht (incl. een verantwoord voedselaanbod) binnen de hekken van de school. Voor maatregelen buiten het schoolterrein bestaat weinig interesse noch steun. Ze verwachten van de overheid een faciliterende en voorlichtende rol.
- 30 -
Conclusie 8
Ook de exploitanten van kantines en automaten en zeker van snackkarren zijn in principe bereid mee te werken
Conclusie 9
aan maatregelen gericht op een verantwoord voedselaanbod mits onderdeel van een stimulerende brede aanpak die alle voedselaanbieders in en rond scholen omvat en/of bijdraagt aan een positief imago. De geïnterviewden van de centrale en decentrale overheidsdiensten in Rotterdam geven aan hun energie en
Conclusie 10
geld liever te steken in uitbreiden van bestaande programma’s en projecten en daarbij lokaal gebiedsgericht maatwerk te faciliteren, dan in het opzetten en handhaven van een APV aanpassing specifiek gericht op snackkarren. Verder laten de resultaten van de interviews zien dat het maken van afspraken over assortimentsaanpassing meer draagvlak heeft als: •
deze zijn ingebed in een aanpak gericht op zowel gezonder aanbod als bewegingsbevordering.
Conclusie 11
•
duidelijk wordt dat men onderdeel uitmaakt van een totaal aanpak.
Conclusie 12
lokale ketenpartners verantwoordelijkheid, middelen maar ook vrijheid krijgen om zelf zorg te dragen voor
Conclusie 13
•
lokaal maatwerk. Daar mogen dan ook resultaat afspraken bij die via projectverantwoording worden getoetst. Tenslotte heeft het onderzoek inzicht gegeven in de motivatie van stakeholders om deel te nemen aan het maken van assortimentsafspraken. Steeds gelden daarbij andere sturingsinstrumenten, echter allemaal uit de categorie “stimulerend”: Scholen zijn vooral geïnteresseerd om te praten over de rol van een gezonde leefstijl in relatie tot beïnvloeden
Conclusie 14
van leerprestaties en ontwikkelingskansen. Prestatieafspraken in ruil voor vrijheid, extra geld en maatschappelijk profilering zijn voor scholen de meest gewenste sturingsmiddelen. Daarbij dient te worden aangesloten bij lopende discussies over verbreding van de rol van scholen in de wijk ten aanzien van Onderwijs, Opvoeding, Opvang, Ontspanning en Ontwikkeling. Deze wordt nog vooral in het basisonderwijs gevoerd, maar wordt ook in het voortgezet onderwijs steeds actueler. Ouders zijn vooral geïnteresseerd vanuit het perspectief dat de opvoeding vanuit huis wordt aangevuld door de school. Ten aanzien van bewegen en voeding kijken zij meer nog dan op andere terreinen bij uitstek naar de school. Hierbij wordt onder andere de mogelijkheid van gezamenlijke maaltijden, beweegactiviteiten, gezellige kantines en bewustwording via kooklessen genoemd.
- 31 -
Conclusie 15
Leerlingen willen vooral keuze vrijheid en een aantrekkelijke omgeving om in de pauzes te ontspannen. Daarbij
Conclusie 16
moet voldoende ruimte (letterlijk en figuurlijk) zijn om zich aan toezicht te onttrekken. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, dan zullen zij geneigd zijn naar verloop van tijd te eten wat een gevarieerde en aantrekkelijke pot schaft. Exploitanten (kantines, automaten, snackkarren) zijn zeker bereid tot maken van afspraken mits deze bijdragen
Conclusie 17
aan imago verbetering en kansen bieden voor verder ondernemerschap. Stimuleringsgeld, keurmerken en (uitzicht op) marktverbreding zijn daarbij effectieve instrumenten. Maar ook het kwijtraken van markt is een negatieve prikkel die ze aan tafel zal houden. Gemeentelijke geledingen zien vooral kansen voor waardering en bestendiging van lopende projecten en
Conclusie 18
programma’s.
AANBEVELINGEN In aanvulling op de opvoeding thuis (door allen gezien als de basis) willen partijen graag hun steentje bijdragen (ieder vanuit hun eigen doelen en motivatie), maar vooral als ze het gevoel hebben dat er een substantiële totaal aanpak is die zoden aan de dijk zet. Wanneer de gemeentelijke overheid met deze partijen afspraken wil maken over aanbod van ongezonde snacks in de directe omgeving van de school zal zij stevig moeten inzetten op • •
gelijktijdige afspraken met de gehele keten van aanbieders in en rond de school.
Aanbeveling 1
mechanismen die het voor ketenpartners (de scholen voorop) aantrekkelijk maakt om creatief te ondernemen samen
Aanbeveling 2
met de andere ketenpartners, met als doel een zo verantwoord èn congruent mogelijk voedselaanbod in en rond de school. •
het zichtbaar bundelen van lopende (o.a. GSK, Superfit, GSB) en nieuwe initiatieven binnen èn buiten de
Aanbeveling 3
schoolmuren op gebied van zowèl voedingsaanbod, bewustwording en gebruik, als bewegen in een totaal aanpak gericht op bestrijden van overgewicht bij leerlingen VO - scholen. •
een stevige investering in communicatie naar alle ketenpartners waarin duidelijk wordt dat iedereen zijn steentje
Aanbeveling 4
bijdraagt en wat de relatie is tussen de verschillende bijdragen. •
het via een (gesubsidieerde) projectmatige aanpak stimuleren en faciliteren van lokaal maatwerk per schoollocatie (en hun ketenpartners) of een groep van vergelijkbare schoollocaties in een klein gebied.
- 32 -
Aanbeveling 5
Vrijblijvendheid mag daarbij best taboe zijn zolang ieder wordt aangesproken op zijn primaire belang. Er zijn vele scenario’s denkbaar die voldoen aan deze lijn van denken. Het is aan interactie met alle stakeholders om daarin passende afspraken te ontwikkelen. Dat is geen kwestie van “even snel regelen”, maar van het gebiedsgericht starten en doormaken van een collectief process met ketenpartners. Daar is in Rotterdam ook al ervaring mee, o.a. met de Onderwijs Kansen Zones en Jeugd Kansen Zones. Hoewel de auteurs dus geen concrete blauwdruk kunnen en willen geven, bieden wij de lezer op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wel een blik op een mogelijke nabije toekomst in een speciale uitgave van het AD Rotterdams Nieuwsblad van 11 april a.s. Deze is vooral bedoeld als inspiratie. U kunt daaruit echter afleiden dat wij de opdrachtgever adviseren om de motie van den Anker te upgraden naar een proces voor het maken van vrijwillige maar bindende afspraken met ketenpartners. Dit kan door te beginnen met een “Rotterdamse Kilo Top” en daar een gebiedsgerichte aanpak voor te stellen.
- 33 -
Aanbeveling 6
5. BLIK OP EEN KANSRIJKE TOEKOMST Navolgende speciale uitgave van het AD Rotterdams Nieuwsblad is fictie en niet gebaseerd op bestaande redactionele bronnen. Deze uitgave dient slechts als creatief communicatiemiddel voor de presentatie van Zibo & Connecto aan opdrachtgever GGD Rotterdam.
- 34 -
www.ad.nl
׀zaterdag 12 april 2009 ׀prijs €2,20
SPECIAL OVERGEWICHT JONGEREN
Rotterdams Nieuwsblad HANGPLEKKEN IN EN ROND SCHOLEN Schoolkantines en schoolpleinen worden hangplekken waar het cool is om te komen. Leerlingen gaan deze “hangplekken”, zowel binnen de school als buiten op het schoolplein, zelf ontwerpen. > pagina 2
Helemaal Blij(ker) met Herman
Advies Snacks op Scholen Inspelen op draagvlak
Menu Clinics Leefstijl Jongeren
© 2008
Rotterdamse kookgoeroe geeft samen met GGD clinics bewustwording voor jongeren over verantwoorde leefstijl. > pagina 2
Scholen maken zich dik om overgewicht
SNACKKAR ZADKINE KAN BLIJVEN
Low Calorie Zones in een gebiedsgerichte aanpak Van uw redactie Rotterdam Het vorige maand aangenomen raadsvoorstel “bestrijding overgewicht jongeren” is bij de scholen van Voortgezet Onderwijs goed gevallen. Dit raadsvoorstel is een direct vervolg op de in 2006 aangenomen “Motie Snacks op scholen”. Het raadsvoorstel houdt onder andere in dat alle zeventig scholen de komende vier jaar twee ton per school aan geoormerkte subsidie ontvangen voor de inrichting van zogenaamde “low calorie zones”. In deze zones gaan scholen samenwerken met ketenpartners in de wijk in een stevige impuls voor een gezond voedings- en bewegingsprogramma. “Het is aan de school zélf op welke wijze deze financiële injectie ingezet gaat worden”, aldus één van de directeuren van het Voortgezet onderwijs.
Stelling
“We zijn ontzettend blij met deze aanpak op maat. Op deze wijze kunnen we, afhankelijk van onze visie, de strategische doelen, onze omgeving en ons beleid de kansen en mogelijkheden op een integrale manier gaan benutten. Terecht dat de gemeenteraad ons bindt aan stevige afspraken en het afleggen van verantwoording over de inzet van de financiële middelen, aldus enkele directeuren. Voor het Pim Fortuyn College betekent dit in de praktijk een totaal andere besteding dan bijvoorbeeld het Kandelaar Kollege. > Vervolg pag. 2 Lees ook: ¾ GGD onderzoek adviseert over Motie Snacks op Scholen > pag. 3 ¾ www.lowcaloriezones.nl
Banen
www.ad.nl/stelling
www.ad.nl/banen
Vandaag: Scholen moeten ouders begeleiden in een verantwoorde opvoeding van hun kinderen ◊ eens ◊ oneens
o o o o
Gisteren: Ouders zijn verantwoordelijk voor het eetgedrag van hun kinderen 71% eens 29% oneens
o o o
Beheerder Gezonde School Kantine (m/v) Docent Voedingsleer Brede School Charlois Medewerker Stadstoezicht Outdoor Kandelaar Kollege Coördinator Leefstijl JongerenRaad Rotterdam Assistent CoolMOVE Lucas college (avonduren) Creatieve Kantine Cateraar Zadkine College Hofplein Wethouder Leefbaar Rotterdam
Rosemuller opent KiloTop Rotterdam Sanne de Loor Den Haag Paul Rosemuller, voorzitter tasforce overgewicht, noemt de gisteren aangekondige Rotterdamse aanpak van overgewicht bij schoolgaande jeugd in Rotterdam een heuse doorbraak. Niet eerder maakten partijen zulke vergaande afspraken over aanbod van voeding en bewegingsprogramma’s.
Sterk punt is de gebiedsgerichte aanpak. Binnen een straal van 500m rondom scholen gaan aanbieders van voedsel hun verkoopbeleid aan jongeren onder de 18 jaar op elkaar afstemmen. De GGD krijgt vergaande bevoegdheden om partijen hiervoor om de tafel te krijgen.
Op 1 juni 2009 zal de gemeente Rotterdam de eerste KiloTop organiseren. Op de KiloTop conferentie zal de Low calorie Zone aanpak van rooterdam centraal staan. Paul Rosemuller zal als voorzitter optreden.
Uit
www.ad.nl/uit
Eten
www.ad.nl/eten
Weer
Vanavond: “Die eet –dieet veel!”: Documentaire eetgedrag Rotterdamse jeugd + forum JongerenRaad. In Filmhuis Kralingen, vanaf 19.30 uur, gratis!
Vanavond: “Leefstijl Food”: leerlingen Pim Fortuyn College bereiden voor u een gezonde warme maaltijd in eigen keuken en Brasserie, vanaf 19.00 uur, € 5,-
Vandaag: Zonnig maar fris: lekker gezond weer om naar buiten te gaan
Morgen: Openlucht MultiCultiMuziek, bij snackkar Beukelsdijk Henegouwenlaan, vanaf, 20.30 uur, gratis snack! Instrumenten meenemen
Morgen: “Een goede haan is niet vet!” Kooklclinic: workshop + maaltijd Herman den Blijker. Voor het nieuwe Stadionpark Zuid, vanaf 20.00 uur, € 20,-
Voor meer informatie: www.kilotop.nl
www.ad.nl/weer
10°C Morgen: Regenachtig en af en toe een bui: tijd voor een verantwoorde en gezellige maaltijd
www.ad.nl
Pagina 2
׀zaterdag 12 april 2009 Rotterdams Nieuwsblad׀
Special Overgewicht Jongeren Hangplekken VO scholen Beeltje Lievers Rotterdam
© Voorbeeld hangplek City College, bedacht door leerlingen in 2008
> Vervolg voorpagina Scholen maken zich dik om overgewicht Het Kandelaar Kollege is gelegen in de Rotterdamse deelgemeente Overschie en biedt onderwijs aan duizenden leerlingen op vijf verschillende locaties. “Per locatie is de situatie verschillend, dus het is een uitkomst dat wij een aanpak op maat kunnen creëren”, vertelt directeur de Jongh. Het Kandelaar Kollege is een Brede School, variant 3. “Dat betekent dat wij vijf dagen per week tot 17.00 uur open zijn met een divers activiteitenaanbod en na 17.00 uur de school ook opengesteld is voor de wijk.
In het kader van de Gezonde School en het actieprogramma Voeding en Beweging, specifiek het onderdeel Superfit, ondernemen we al vele activiteiten tijdens en na school. Deze financiële impuls biedt ons nu eindelijk de kans om de kantines op onze vijf locaties eens gedegen aan te pakken. Ook dat willen we op een integrale en bottumachtige wijze aanpakken. Daar hebben we al een concreet uitgewerkt plan voor klaar maar het ontbrak ons steeds aan de nodige pecunia”, antwoordt de Jongh desgevraagd.
Het plan van aanpak “Van kantine naar hangplek” ligt te wachten op uitvoering. “Op iedere locatie zijn leerlingen begeleid tijdens bepaalde lessen en daarmee in de gelegenheid gesteld om “hun kantine” te ontwerpen. Voor de vijf locaties zijn er vijf verschillende binnenontspanningsruimtes” ontstaan; ruimtes waar onze jongeren hun ding mogen doen: consumeren, chillen, muziek beluisteren, lekker bij elkaar zitten, mobieltjes gebruiken. In samenwerking met de GGD willen ze het aanbod in de kantines (die de naam kantine niet meer dragen; iedere ontspanningsruimte heeft per locatie een zelfgekozen naam) op een verantwoorde en gezonde manier gaan invullen. “Op deze manier kunnen wij het eetgedrag van onze leerlingen beïnvloeden”, vertelt de Brede School Coördinator. Dit is slechts één onderdeel van het samenhangende geheel. Want de leerlingen hebben ook buitenruimtes ontworpen. “Onze jongeren hebben er ook behoefte aan om tijdens de pauzes naar buiten te gaan. Om te voorkomen dat zij die pauzes eveneens gebruiken voor het verlaten van het schoolterrein om ongezonde snacks te kopen, hebben we voor iedere locatie ook onze outdoor-ruimtes ontworpen. Eigenlijk een naar hun eigen ideeën ingerichte hangplek”, aldus De Jongh. “De leerlingen kunnen desgewenst aan het outdoorloket hun broodje gezond bestellen, die bestelling wordt volgens een computersysteem doorgezonden naar de kantine, zodat na een paar minuten hun bestelling in het outdoorloket staat.
Onze pauze-tijden zijn te kort om het schoolterrein te verlaten en lang genoeg om binnen of buiten te genieten van een stukje ontspanning en/of een snack.” Daarnaast heeft het Kandelaar Kollege in het kader van de Brede School al een ruim bewegingsaanbod. Zowel tijdens als na school krijgen leerlingen de kans om mee te bewegen middels de sportinstuif, onderlinge voetbalcompetities, zwemmen en diverse sportclinics waaronder kickboksen en zeilen. Volgens de algemeen directeur zijn er plannen om per leerjaar een “sportklas” in te gaan richten, zodat leerlingen ruimschoots de kans krijgen om meer te gaan bewegen. “Deze subsidie geeft ons de middelen om te faciliteren, zowel in ruimtes als in programma’s als in menkracht. Een ideale mix van bewegen en verantwoord gebruik van snacks voor jongeren”, vindt De Jongh.
Helemaal Blij(ker) met Herman Door onze correspondent Een vragenrondje langs alle politieke partijen van Rotterdam maakt duidelijk dat het merendeel van de gemeenteraadsleden zeker niet onwelwillend staan tegenover het voorstel om Rotterdammer Herman den Blijker in te schakelen voor het verzorgen van menu-clinics met als doel om jongeren beter verantwoord te laten snacken. Het kan een prachtig voorbeeld worden van samenwerking tussen de gemeente Rotterdam, scholen, snackkaren snackbarexploitanten, diverse winkels in de omgeving van Voortgezet Onderwijsscholen, (personeel) kantine cateraars en deelgemeenten, vooral omdat
een gedeelte van de afzonderlijk beschikbare subsidies bij elkaar gelegd wordt voor deze voedselclinics. Het is de bedoeling dat in de kantine van het nieuwe Stadionpark op Zuid een half jaar lang iedere maand een kookclinic wordt gegeven door de Rotterdamse eetgoeroe. De zes bijeenkomsten moeten leiden naar een grote mate van bewustwording van aanbieders van snacks en een verantwoord aanbod van snacks voor jongeren. “Een schoolvoorbeeld van integrale aanpak”, volgens Stichting Lokaal Rotterdam “en het past perfect in de reeds lopende trajecten als de Gezonde School Kantine en Superfit”.
De Partij van de Arbeid geeft aan dat deelname aan dit initiatief niet als vrijblijvend beschouwd mag worden. “Alle deelnemende partijen hebben een inspanningsverplichting om hieraan deel te nemen en dienen aan het eind van 2010 aantoonbaar te maken dat het aanbod in hun kantine, winkel, snackbar of snackkar gezonder is geworden. In het verlengde hiervan is het zinvol als ook Stadstoezicht gaat participeren in dit traject”, vindt PvdA. De VVD vraagt zich hardop af of een gebieds-of- wijkgerichte aanpak in deze niet meer effect zal sorteren. “De deelgemeenten kunnen meer invloed uitoefenen; zij kennen de wijk en de partners het beste. Bovendien moet dit pilot ingebed worden in het winkelstraatmanagement.”
Dit traject moet natuurlijk geëvalueerd worden in de commissie-en gemeenteraadsvergadering. Leefbaar Rotterdam gaat nog verder: “Indien dit tot een succeservaring leidt, kunnen we wellicht dit bewustworingstraject aan te bieden aan ouders en jongeren. Uiteindelijk zijn zij de primair verantwoordelijke(n) voor het eetpatroon van jongeren.” Stichting Lokale Omroep Rotterdam overweegt om deze clinics uit te zenden, zodat een grotere groep betrokkenen en verantwoordelijken hiervan deelgenoot kan zijn. Redactionele noot: Al het voorgaande is fictie en niet gebaseerd op bestaande redactionele bronnen. Deze uitgave dient slechts als creatief communicatiemiddel voor de presentatie van Zibo & Connecto aan opdrachtgever GGD Rotterdam.
LITERATUUR EN REFERENTIES Blanchette L., Maris S. Verduidelijking aanwijzingsbesluit Motie Snacks op Scholen – voorstel november 2007, GGD Rotterdam – Rijnmond Bergkamp, E.H.M (2003). “Dikwijls te dik: een onderzoek naar de prevalentie van overgewicht en obesitas bij de 9en 10-jarigen in Rotterdam”. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid. Blanchette, L. & Brug, J. (2005). “Determinants of fruit and vegetable consumption among 6 – 12 – year old children and effective interventions to increase consumption”. In: Journal of Hum. Nutr. Dietet. Vol. 18, p. 431 – 443. Bruijn de G.J.; Universiteit Maastricht, Afdeling Gezondheidsvoorlichting; email 22 maart 2006 Brug, J. & Lenthe, F. van, Eds. (2005). “Environmental determinants and interventions for physical activity, nutrition and smoking: A review”. Speed – Print B.V., Zoetermeer. Campbell, K. J. et. al. (2007). “Associations between the home food environment and obesity-promoting eating behaviors in adolescence.” In: Obesity (Silver Spring). Vol. 15 (3); p. 719 – 30. Cullen, K. W. et. al. (2000). “Effect of a la carte and snack bar foods at school on childrens lunchtime intake of fruits and vegetables.” In: J. Am Diet Association. Vol. 100 (12); p. 1482-6. Gezondheidsraad (2006). “Richtlijnen Goede Voeding”. Te downloaden via: http://www.gr.nl/pdf.php?ID=1478&p=1 Hirasing, R.A., Fredriks, A.M., Buuren, S. van, Verloove-Vanhorick, S.P., Wit, J.M. (2001). “Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen”. Ned. Tijdschrift Geneeskund (145) p. 1303 – 8. Horst, K. van der, Oenema A., Ferreira I., Wendel-Vos W., Giskes K., Lenthe van F., Brug J. (2007). “A systematic review of environmental correlates of obesity-related dietary behaviors in youth.” In: Health Education Research. Vol. 22 (2); p. 203 – 26. Horst, K. van der, Timperio A., Crawford D., Roberts R., Brug J., Oenema A. The school food environment, associations with adolescent soft drink and snack consumption. Am. J. Prev. Med. 2008; 35 (3) p. 217-223 Hurk, K. van den et al. (2006). “Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen van 4 – 15 jaar in de periode 2002 – 2004.” TNO: Leiden. Jeugdmonitor Rotterdam; “Overgewicht en leefstijl bij jeugd in Rotterdamse wijken” (factsheet), augustus 2007 Kubik, M. Y. et. al. (2003). “The association of the school food environment with dietary behaviors of young adolescents.” In: American Journal of Public Health. Vol. 93 (7); p. 1168 – 73.
Kubik, M. Y., Lytle, L. A., Story, M. (2005). “Schoolwide food practices are associated with body mass index in middle school students.” In: Arch Pediatr Adolesc Med. Vol. 159 (12); p. 1111-4. Lenthe, F. (2007). “Antwoord op verzoek tot kort advies; email GGD Rotterdam – Rijnmond”. Licence K.; Promoting and protecting the health of children and young people; Child: Care, Health & Development; 2004; Nov; 30(6); p. 623-635; Review Lievens, B. (2007). Antwoord op verzoek tot kort advies: Gezonde School Kantine; email GGD Rotterdam - Rijnmond Lytle, L. A. & Fulkerson, J. A. (2002). “Assessing the dietary environment: examples from school-based nutrition interventions.” In: Publ Health Nutr. Vol. 5 (6a); p. 893-9. Neumark- Sztainer, D. et. al. (2005). “School lunch and snacking patterns among high school students: associations with school food environment and policies.” In: International Journal of Behavior Nutrition Phys Act. Vol. 2 (1); p. 14. RIVM. Storm, I. Nijboer, C., Wendel – Vos, G. C., Visscher, T. L. S., Schuit, A. (2006). “Een gezonde omgeving ter preventie van gewichtsstijging: nationale en lokale mogelijkheden.” – downloaden via site RIVM http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/270061002.pdf Steenhuis, I. (2007). Antwoord op verzoek tot kort advies; email GGD Rotterdam - Rijnmond. Werf, W. van der (2007). “Antwoord: Verzoek tot kort advies; Voedingscentrum”. Email GGD Rotterdam – Rijnmond. Wildey, M. B. et. al. (2000). “Fat and sugar levels are high in snacks purchased from student sotres in middle schools.” In: Journal of the American Diet Association. Vol. 100 (3); p. 319 – 22. Zive, M. M. et. al. “Sources of dietary fat in middle schools.” In: Prev Med. Vol. 35(4); p. 376 – 82.
BIJLAGE 1 LEIDRAAD PANEL INTERVIEWS INLEIDING Leerlingen van VO - scholen eten onder schooltijd verschillende producten: meegenomen brood, meegenomen snoep, iets kopen op school, iets kopen in de buurt. Uit onderzoek is gebleken dat overgewicht onder leerlingen van VO - scholen steeds vaker voorkomt en dat ongezonder eten daarbij een belangrijke rol speelt. De gemeente Rotterdam wil nieuw beleid gaan voeren om deze ontwikkeling tegen te gaan. De gemeente Rotterdam heeft een motie “snacks op scholen” aangenomen waarin is afgesproken afspraken met scholen en exploitanten te maken over het aanbod en de verkoop van snacks in en rond de VO - scholen in Rotterdam. De motie zal worden ondersteund met een afdoeningsbesluit waarin o.a. een aanpassing van de APV en een bijbehorend aanwijzingsbesluit is opgenomen om snackkarren te weren binnen een straal van 200 meter van de VO - scholen. De GGD Rotterdam heeft ons gevraagd een aantal scenario’s te onderzoeken die de uitwerking van de motie en het beleid in de uitvoering kunnen gaan bepalen. Daarom zullen wij met een aantal doelgroepen interviews houden: •
Gemeentelijke geledingen: centrale gemeente, deelgemeenten, GGD, wijkwerkers en toezichthouders;
•
Onderwijsgeledingen: leerlingen, ouders, personeel en management
•
Exploitanten: ondernedmers, snackkarren, leveranciers automaten
•
Gemeente en de scholen hebben al verschillende projecten lopen. De ene school doet daar wat meer mee dan de ander. Hetzelfde geldt voor de deelgemeenten. In de ene wijk zijn wat meer verkooppunten (snackkramen, winkels) dan in de andere wijk.
In dit interview willen we graag uw beleving peilen t.a.v. ”snacks in en rond scholen.` •
Hoe kijken jullie aan tegen overgewicht bij schoolgaande jeugd en de rol van ongezonde snacks in en rond scholen?
•
Wat verstaan jullie daaronder?
•
Wat is jullie beeld bij de wetsaanpassing en de beleidsafspraken met scholen en verkopers?
•
Welke gevolgen kan dit hebben?
•
Wat werkt wel? Wat werkt niet?
•
Welke rol zou u hier in kunnen vervullen?
De brongegevens in dit belevingsonderzoek blijven anoniem. Wij zullen conclusies trekken o.b. van onze professionaliteit en deskundigheid en de gemeente en de GGD kan ons daarop aanspreken. Dit panelgesprek zal maximaal 2 uren duren.
Visie & Beleid Hoe is het nu?
Hoe zou het moeten worden?
(Huidige, realistische situatie)
(Gewenste, toekomstige situatie)
Wat roept het thema “overgewicht bij kinderen” bij
Wat is uw visie op “overgewicht bij kinderen”?
u op? Wat roep het thema “gezonde scholen in
Wat is uw visie op “de gezonde school”?
Rotterdam” bij u op? Voert de gemeente specifiek beleid op gebied van voedselaanbod in de stad? Welke ander jeugdbeleid is specifiek gericht op leerlingen van VO - scholen en hun ouders? Welke verantwoordelijkheden en invloed kunt u nu
Welke verantwoordelijkheden en invloed zou u willen
benoemen t.a.v. “gezonde kinderen” bij:
benoemen t.a.v. “gezonde kinderen” in de toekomst bij:
Centrale gemeente en GGD
Centrale gemeente en GGD
Deelgemeenten
Deelgemeenten
VO - scholen
VO - scholen
Ouders
Ouders
Leerlingen
Leerlingen Wat kan door de overheid in de toekomst worden bepaald?
Wat is nu door de overheid bepaald? Waar ligt nu
Waar ligt dan de grens? Wat is in de toekomst des burgers en
de grens? Wat is des burgers en wat des overheid?
wat des overheid?
Voert de gemeente een beleid op commerciële
Moet in het beleid van scholen en/of gemeente iets
inkomstenbronnen van scholen, t.a.v. schoolkantines
veranderen t.a.v. commerciële inkomstenbronnen?
en snackautomaten? In hoeverre zijn de VO -
Op welke manier kan de overheid invloed uitoefenen op het
scholen hierin autonoom en kunnen zij hun
(commercieel) aangeboden voedsel in schoolkantines?
begroting zelf beheersen waarbij de verkoop van snacks tot inkomsten leidt? Aan welke trajecten t.a.v. “gezonder eten door
Hebt u zicht op toekomstige beleidsvoornemens en
leerlingen” werkt u mee?
uitvoeringstrajecten m.b.t. gezonder voedsel in en rond de school? Zo ja, op welke?
Hoe wordt gemeentelijk beleid uitgewerkt naar de
Waaraan moet het gemeentelijke beleid voldoen voor een
deelgemeenten van Rotterdam?
succesvolle vertaling en uitvoerbaarheid in en door deelgemeenten?
Hoe ziet de beleidsmatige verbinding eruit tussen
Hoe denkt u te kunnen bijdragen aan de versterking van de
de verschillende departementen, beleidstrajecten en
intersectorale samenwerking?
de uitvoeringspraktijk? (intersectorale verbinding) Wat zijn uw ervaringen hiermee?
Wat is van doorslaggevend belang voor intersectorale samenwerking in de praktijk?
Waaraan merkt de burger dat de Gemeente
Welke resultaten t.a.v. “gezond voedsel op scholen” wilt u
Rotterdam een gezondheidsbeleid op scholen heeft
over 2 jaar laten zien aan uw kiezer?
ingezet? Hoe ziet het toezicht op het gezondheidsbeleid er
Hoe zou het toezicht van de overheid op de uitvoering van
nu uit? Bijvoorbeeld t.a.v. het predicaat “Gezonde
vastgesteld beleid, rond gezond eten in en rond de school, er
School”, “Superfitte School”, etc..
in de praktijk uit moeten zien? (controleurs, eigen verantwoordelijkheid burger en/of scholen, etc.)
In de motie Snacks op Scholen wordt het college opgedragen om met scholen en deelgemeenten afspraken te maken over een gezond productenaanbod op en bij de school. Wat vindt u van deze motie?
Wat zouden mogelijke afspraken kunnen zijn?
Ambitie Leefbaar Rotterdam: Alle 70 VO - scholen hebben een gezonde school kantine Alle snackkarren rondom de VO - scholen hebben danwel een gezond aanbod conform het aanwijzingsbesluit, danwel hebben geen vergunning meer. Wat vindt u van deze ambitie ofwel van dit scenario?
Welke andere scenario’s zouden zich kunnen voordoen?
De gemeente is voornemens bij wet (APV) de toekenning van vergunningen aan snackkarren aan te scherpen op aanbod en locatie: Verbod op venten met bepaalde goederen Verbod innemen standplaats met bepaalde goederen. Wat vindt u van deze voorgenomen wetsaanpassing?
Welke criteria kunt u formuleren voor de uitvoering van voorgestelde APV? ( <200 meter, verkoopverbod aan leerlingen tussen 12-13 uur, relatie met andere vaste verkooppunten van snacks, etc.)
Product en plaats Hoe is het nu?
Hoe zou het moeten worden?
(Huidige, realistische situatie)
(Gewenste, toekomstige situatie)
Wat is voor u “gezond en ongezond voedsel” voor leerlingen in en rond VO - scholen? Waar halen de jongeren nu hun (ongezonde)
Waar zullen jongeren in de toekomst hun eten vandaan halen?
voedsel vandaan? Welke criteria zijn leidend voor gezonde voeding
Welke andere en/of alternatieve criteria zouden werkbaar,
in en rond de school? (schijf van 5, criteria
uitvoerbaar en controleerbaar kunnen zijn in de praktijk?
voedingscentrum, art. 2 aanwijzingsbesluit bij APV) Hoe moeten we de rol van andere aanbieders van snacks Aanwijzingsbesluit bij APV, art. 1: .. het is
(winkels) in dit kader plaatsen?
verboden …. binnen straal van 200 meter … op maandag van 0900 – 1700 uur ….
Wat kan / wil de gemeente de exploitanten bieden a.g.v. het voorgenomen beleid: aanpassen assortiment,
Wat vindt u van deze criteria t.a.v. locatie
ondernemerschap, aanbiedingen andere plaats, prijsbeleid,
snackkarren?
inkoop, etc.
Moeten snackkarren rond de VO - scholen specifiek
Welke aanvullend criterium kan de gemeente voor de verkoop
gericht zijn op de doelgroep: leerlingen van die
van (gezond) eten stellen aan de exploitanten van snackarren?
VO school waar ze bij in de buurt staan?
Gedrag en praktijk Hoe is het nu?
Hoe zou het moeten worden?
(Huidige, realistische situatie)
(Gewenste, toekomstige situatie)
Waarom kopen jongeren snacks? (eten, even er uit,
Hoe moeten jongeren volgens u in de toekomst voorzien in
loopje)
hun: eetbehoefte; behoefte aan sociaal contact tussen – en naschools; pauzes en momenten van ontspanning?
Wat is volgens u de achterliggende oorzaak
Op welke wijze kunt u vanuit de overheid een rol spelen in die
hiervan? (thuissituatie, geen alternatieven,
achterliggende oorzaken?
groepsdruk, verleiding) Wie is volgens u nu in de praktijk verantwoordelijk
Wie is volgens u in de toekomst verantwoordelijk voor het
voor het eetgedrag van leerlingen van 12-18 jaar?
eetgedrag van leerlingen van 12-18 jaar?
Waar liggen de grenzen in de
Wat kunt u op het gebied van bewustwording en
verantwoordelijkheid voor het eetgedrag van
gedragsverandering betekenen voor leerlingen, ouders en
leerlingen van 12-18 jaar:
exploitanten?
Tussen gemeente en scholen; Tussen ouders en kinderen? Tussen gemeente en ouders & kinderen Tussen scholen en ouders & kinderen Waarom zouden kinderen en ouders hun
Welke prikkels (incentives) kunnen effectief zijn om eetgedrag
eetgedrag veranderen?
(kopen van snacks) te beïnvloeden?
Welke rol ligt er nu bij Gemeente, GGD en
Welke rollen kunnen er in de toekomst worden belegd bij
deelgemeenten, t.a.v.:
Gemeente, GGD en deelgemeenten
voorlichtingscampagnes lesprogramma’s op scholen: bijv. voedingsleer
Hoe kan de lokale overheid bijdragen in alternatieven voor
bewustwordingsprogramma’s
leerlingen van VO - scholen:
marketing van gezonde producten op school (prijs,
nuttigen van voedsel tussen- en naschools
product, plaats, promotie)
het loopje met elkaar uit de school naar ….. sociale hangplekken voor jongeren
Proces en Communicatie Hoe is het nu?
Hoe zou het moeten worden?
(Huidige, realistische situatie)
(Gewenste, toekomstige situatie)
Door wie en hoe worden de huidige
Hoe kan het toezicht op het beleid van gezonde voeding op
verantwoordelijken aangesproken op beleid t.a.v.
scholen worden georganiseerd?
voeding en eetgedrag van leerlingen? Op welke wijze vindt nu uitwisseling van informatie
Hoe kan de interne communicatie (intersectoraal) tussen de
plaats over visie, beleid en uitvoering plaats?
beleidsterreinen worden verbeterd?
Waarom zouden jongeren hun eetgedrag willen
Welke aspecten van communicatie kunnen worden benut om
veranderen of aanpassen?
verandering van eet- en koopgedrag van snacks te promoten?
Welke toegevoegde waarde heeft communicatie
Hoe kan de overheid een rol spelen in “een anti-snacks op
en voorlichting? Welke campagnes in het recente
scholen campagne”?
verleden werken positief (anti-rook campagne)? Hoe “verkoopt” de gemeente succes in beleid?
Op welke wijze kan de gemeente de resultaten van de motie “snacks op scholen” straks teruggeven aan de burger in Rotterdam?
Wat kan of wil de gemeente de exploitanten van
Hoe kan de ketensamenwerking met exploitanten van snacks
snacks bieden t.a.v. beleidsvoornemens (aanpassen
en voeding positief worden versterkt?
assortiment, aanbiedingen andere plaats?) Wat zijn de kritische succesfactoren van het voorgenomen gezondheidsbeleid m.b.t. snacks in en rond de scholen?