Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor 1. Inleiding In Nederland worden politieverhoren niet standaard op band opgenomen. De verhoorder combineert de mondelinge activiteit van het verhoren met de schriftelijke vastlegging daarvan -het opmaken van het proces-verbaal. Dit doet hij of zij op een computer waarvan het scherm enkel zichtbaar is voor de agent. De verhoorder moet tijdens het verhoor niet alleen de stap maken van gesproken taal naar een geschreven tekst maar ook van een dialoog naar een monoloog, omdat het verhoor vaak in de ‘ik-vorm’, vanuit het perspectief van de verdachte, wordt vastgelegd.1 Om de transformatie tussen gesproken taal en geschreven tekst te bewerkstelligen, gebruikt de verhoorder samenvattingen van de woorden van de verdachten als interactioneel hulpmiddel. In conversatieanalytische termen worden samenvattingen van wat de ander in het gesprek heeft gezegd aangeduid met de term ‘formulations’ (Heritage & Watson, 1979). De verhoorder gebruikt deze formulations als scharnierpunt tussen gesproken en geschreven taal. In dit artikel willen we niet alleen laten zien dát taal verandert wanneer de mondelinge interactie wordt op-
34
Samenvatting In dit artikel richten we ons op de overgang van gesproken naar geschreven taal en andersom in het politieverhoor. In het Nederlandse politieverhoor combineert de verhoorder mondelinge interactie met de schriftelijke vastlegging daarvan. Om deze activiteiten met elkaar te verbinden, gebruikt de verhoorder samenvattingen. Samenvattingen in politieverhoren maken het onderhandelingsproces zichtbaar van wat er wordt besproken en wat daarvan op papier komt te staan. Bovendien blijkt de verhoorder met samenvattingen op de verschillende sequentiële posities (voor, tijdens en na het typen) verschillende handelingen uit te voeren, namelijk van ‘controleren’ tot ‘onderhandelen’ en ‘confronteren’. De verhoorder gebruikt samenvattingen vóór het typen om zijn/haar interpretatie van de woorden van de verdachte te controleren. Tijdens het typen onderhandelt de verhoorder met een samenvatting over een specifieke formulering. Met de samenvatting transformeert de verhoorder niet alleen gesproken taal in geschreven taal, maar ook alledaagse termen in een institutionele versie. Dat is de versie die de verhoorder dan in het proces-verbaal typt. Een samenvatting na het typen dient om van de typeactiviteit weer terug te keren naar het verhoren of juist om de verdachte te confronteren met de informatie die hij/zij tot dan toe heeft gegeven. Kortom, samenvattingen vormen het scharnierpunt tussen de mondelinge interactie en de schriftelijke tekst.
Tijdschrift voor Taalbeheersing - 33 (2011), nr. 1, 34-55
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
geschreven of wanneer de geschreven tekst wordt geherformuleerd tijdens de interactie, maar we willen vooral inzichtelijk maken hoe dat precies gebeurt. Aan de hand van een conversatie-analytische benadering bestuderen we in detail hoe de gespreksdeelnemers het politieverhoor als gesprekssoort vormgeven en welke verschillende handelingen de verhoorder uitvoert met een samenvatting. Een van de basisprincipes van conversatie-analytisch onderzoek is dat de plaats waar uitingen voorkomen bepalend is voor de manier waarop gespreksdeelnemers uitingen interpreteren (zie paragraaf 3). In ons materiaal is de plaats van samenvattingen gerelateerd aan de typeactiviteit van de verhoorder. Dit is specifiek voor het Nederlandse politieverhoor: het schriftelijke rapport wordt opgesteld tijdens het mondelinge verhoor. De manier waarop het politieverhoor interactioneel wordt georganiseerd verschilt daardoor van diverse andere institutionele settings (Heritage, 1998), omdat het verhoor niet enkel uit een reeks vraag-antwoord sequenties bestaat waarbij de verhoorder de vragen stelt en de verdachte de antwoorden levert, maar ook het typen moet worden ingepast in de verhooractiviteit (zie Komter, 2006). In ons materiaal zien we dat de verhoorder voor, tijdens en na het typen samenvattingen gebruikt en dat de manier waarop de gespreksdeelnemers betekenis geven aan de samenvattingen gerelateerd is aan de plaats in de interactie (de sequentiële positie) van samenvattingen. Dit artikel is als volgt opgebouwd: allereerst volgt er een kort literatuuroverzicht over de wisselwerking tussen spreek- en schrijftaal via samenvattingen (paragraaf 2). Hierna volgt een beschrijving van het materiaal waarop we deze studie baseren en de onderzoeksmethode (paragraaf 3). Op basis van een aantal voorbeelden uit het gespreksmateriaal van politieverhoren en bijbehorende processen-verbaal laten we de verwevenheid zien tussen datgene wat er in de interactie wordt gezegd en datgene wat er in het proces-verbaal wordt opgeschreven. We doen dit aan de hand van een analyse van samenvattingen voor, tijdens en na het typen (paragraaf 4) en eindigen met een conclusie (paragraaf 5). 2. Spreek- & schrijftaal in het politieverhoor Dat gesproken en geschreven taal veel verschillen kennen, blijkt uit diverse studies die deze twee vormen van taal vergelijken (zie Chafe & Tannen, 1987 voor een overzicht; zie ook Chafe, 1982; Biber, 1986; Baron, 1998; Ong, 2002). Als gesproken taal tijdens of na de interactie wordt opgeschreven zien we wat voor soort verschillen er bestaan en welke transformaties er plaatsvinden wanneer de ene talige vorm (gesproken taal) de basis vormt voor de volgende talige vorm (geschreven taal) (zie bijvoorbeeld Clayman, 1990; Jönsson & Linell, 1991; Maynard & Schaeffer, 2006). Binnen specifieke institutionele gespreksvormen zoals de telefonische enquête zien we hoe interviewers over de gesproken antwoorden van de respondenten onderhandelen en deze ‘passen’ in de standaard antwoordvelden (Maynard & Schaeffer, 2006). Ook tijdens de interactie tussen verpleegkundige en patiënt worden antwoorden aangepast aan de tekstuele velden die als optie gegeven worden (Jones, 2009). Clayman (1990) beschrijft de transformatie van spreek- naar schrijftaal binnen het genre van het nieuwsinterview en laat bijvoorbeeld zien dat de manier waarop gesproken woorden uit een interview worden weergegeven in de tekst –met of zonder interactionele context– invloed hebben op hoe de lezer de tekst interpreteert. In deze studies zien we niet alleen dat schrijf- en spreektaal van elkaar verschil35
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
len, maar ook dat het medium en de institutionele context (cf. Drew 2006) invloed hebben op deze transformaties. Jönsson & Linell (1991) beschrijven specifiek welke transformaties plaatsvinden in het Zweedse politieverhoor waar de agent de dialoog tussen agent en verdachte opschrijft als monoloog in proces-verbaal-vorm. Behalve globale talige veranderingen (zoals zinslengte en fragmentatie), verandert ook de narratieve structuur (de tekst is georganiseerd op basis van chronologie en wordt gemarkeerd met coherentie-relaties), de woordkeus (uitingen van de verdachte waardoor het lijkt of het de verdachte “overkwam” worden getransformeerd naar preciezer taalgebruik waaruit blijkt dat de verdachte rationele en gecontroleerde keuzes maakte) en de emotionele lading (emoties van de verdachte worden weggelaten in de tekst). Ook in ons materiaal zien we dat de agenten de tekst, gebaseerd op spreektaal, ‘passend’ maken binnen de context van het juridische systeem. Hoewel één van de eisen die tijdens het verhoor aan politiemensen wordt gesteld is dat het proces-verbaal zoveel mogelijk in de eigen woorden van de verdachte moet worden opgeschreven (WvSv, artikel 29.3), vinden er transformaties plaats. Ook zijn samenvattingen van de verhoorder nooit een precieze weergave van wat er oorspronkelijk door de verdachte is gezegd (cf. Heritage & Watson, 1979: 126). Specifiek aan samenvattingen in het politieverhoor is dat de verhoorder de woorden van de verdachte transformeert van een versie in alledaagse termen tot een versie die de intenties en verantwoordelijkheid van de verdachte expliciet maakt (Heydon, 2005; Stokoe & Edwards, 2008). Het proces-verbaal wordt dan ook geschreven voor de toekomstige lezers zoals de officier van justitie, de advocaten en rechters. De manier waarop samenvattingen in het politieverhoor in de interactie worden gebruikt en vormgegeven, hangt dus nauw samen met de institutionele context van het politieverhoor (zie Drew, 2003) Kenmerkend voor een politieverhoor is dat de agent vragen stelt en de verdachte de vragen beantwoordt. De positie van de agent als ‘vragensteller’ maakt dat hij/zij nieuwe onderwerpen kan introduceren en de agenda van het gesprek kan bepalen (Drew & Heritage, 1992: 49 en Heritage, 2010: 44). Waar gespreksdeelnemers in alledaagse conversatie lokaal, van beurt tot beurt, onderhandelen over wie de beurt krijgt, kent het politieverhoor dus een bepaalde ‘voorgestructureerdheid’ (zie ‘turn-type preallocation’, Atkinson & Drew, 1979). Het Nederlandse politieverhoor kent een afwijkende interactionele organisatie van verhoren in andere landen omdat de verhoorder tegelijkertijd het proces-verbaal opmaakt en de vraagantwoordsequenties worden uitgebreid met een beurt waarin de verhoorder typt (Komter, 2006). Deze vraag-antwoord-type- structuur (VAT) wordt bovendien vaak uitgebreid met een samenvatting. De verhoorder gebruikt samenvattingen niet alleen voor en na het typen zoals Komter (2002/3, 2006) heeft beschreven, maar ook tijdens het typen (zie figuur 1). Standaardsequentie Samenvatting vóór Samenvatting na het Samenvatting tijdens het typen het typen typen (V) Vraag (A) Antwoord (T) Typen
(V) Vraag (A) Antwoord (S) Samenvatting (T) Typen
(V) Vraag (A) Antwoord (T) Typen (S) Samenvatting
Figuur 1. Sequentiële posities van samenvattingen in VAT-structuur
36
(V) Vraag (A) Antwoord (T) Typen + (S) Samenvatting
De redelijkheid en overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke argumenten
Voortbordurend op het werk dat door Komter (2002/3, 2006) is gedaan, beschrijven we in dit artikel de rol van samenvattingen in de overgang van spreektaal naar schrijftaal in het politieverhoor. Komter (2006) laat bijvoorbeeld zien dat samenvattingen van de verhoorder een centrale rol spelen bij het combineren van zijn/haar gesprekstaak (verhoren) met zijn/haar schrijftaak (proces-verbaal opmaken). Enerzijds anticipeert de verhoorder met een samenvatting op de verslaglegging: de verhoorder vat het antwoord van de verdachte regelmatig samen en na bevestiging van de verdachte legt de verhoorder dat deel van de interactie vast door te typen wat hij/zij zojuist heeft samengevat (Komter, 2006). De verhoorder gebruikt dus een samenvatting van de woorden van de verdachte om het verhaal ‘opschrijfbaar’ te maken (Komter, 2002/3). Anderzijds gebruikt de verhoorder een samenvatting om na de korte onderbreking van het typen van het proces-verbaal de verhooractiviteit weer op te pakken. Door te herhalen wat hij/zij zojuist heeft getypt, geeft de verhoorder niet alleen aan dat hij/ zij weer beschikbaar is als gesprekspartner maar ook waar het gesprek was gestaakt, of waar het proces-verbaal is geëindigd. In dit artikel zullen we een aantal variaties en combinaties van de vraag-antwoordtype- structuur laten zien waarbij de verhoorder rondom zijn/haar typeactiviteiten samenvattingen gebruikt om de overgang van spreek- naar schrijftaal te faciliteren en vice versa. De vraag die we in dit artikel willen beantwoorden is: ‘welke rol spelen samenvattingen in de overgang van spreektaal naar schrijftaal en andersom in het politieverhoor?’. Met het beantwoorden van deze onderzoeksvraag bieden we niet alleen inzicht in de manier waarop de overgang van spraak naar schrift en van schrift naar spraak in deze institutionele setting wordt gefaciliteerd, maar leveren we ook een bijdrage aan literatuur over interactionele fenomenen in het politieverhoor. 3. Materiaal & methode De analyses in dit artikel zijn gebaseerd op 33 politieverhoren en processen-verbaal die in 1997, 1999, 2007 en 2008 zijn opgenomen op drie verschillende politiebureaus in Nederland. De opnames van de verhoren zijn gemaakt met een audiorecorder. Alle namen en andere persoonsgegevens in de verhoren en processen-verbaal zijn geanonimiseerd. Voor het transcriberen hebben we gebruikt gemaakt van de transcriptieconventies van Gail Jefferson (2004). Om ook het typen goed weer te geven, hebben we het typen in de meeste transcripten aangegeven met dubbele haken ((typt 22 sec)) waarbij de duur van het typen ook staat vermeld. In de gevallen waar het typen overlapt met spraak is het typen gedetailleerder getranscribeerd, namelijk met een ‘x’ als symbool voor typegeluid (voor uitgebreide transcriptieconventies: zie Appendix). Het materiaal bestuderen we vanuit een conversatieanalytisch perspectief, een methode die in de jaren zestig en zeventig is ontstaan met het werk van Harvey Sacks, geïnspireerd door etnomethodologie (zie bijvoorbeeld Heritage, 2001). Een van de uitgangspunten2 van de conversatieanalyse is dat ‘echte’ data, dat wil zeggen natuurlijk voorkomende data, de bron vormt voor het bestuderen van mondelinge interactie. De ‘natuurlijke’ data moet bovendien toegankelijk en controleerbaar worden gemaakt via transcripten. In deze studie bestuderen we audio-opnames van de interactie tussen verdachte en agent in het politieverhoor en maken we de analyse inzichtelijk en controleerbaar door de fragmenten te tonen via transcripten. Daarnaast staat binnen de conversatieanalyse centraal hoe de gespreksdeel37
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
nemers zelf elkaars uitingen interpreteren en hoe zij betekenis geven aan hun activiteiten. Doordat gespreksdeelnemers in elke volgende beurt laten zien hoe ze de vorige spreker hebben begrepen, worden de mechanismen achter de organisatie van gesprekken zichtbaar voor de onderzoeker (zie Sacks, Schegloff & Jefferson, 1974). Uit de sequentiële organisatie van politieverhoren kunnen we dus afleiden hoe samenvattingen worden gegeven door de verhoorder en wat de gespreksdeelnemers ermee doen. Een ander conversatieanalytisch beginsel is dat gespreksdeelnemers met uitingen (sociale) handelingen tot stand brengen, zoals bedanken, informeren, of uitdagen. Met de plaatsing en vormgeving van hun uitingen laten gespreksdeelnemers elkaar voortdurend zien wat voor acties ze doen en hoe ze elkaars acties begrijpen. Bij het identificeren van samenvattingen in onze data zijn we uitgegaan van de manier waarop Heritage & Watson (1979) dit interactionele fenomeen beschrijven. Dit betekent dat we met samenvattingen verwijzen naar uitingen waarmee een gespreksdeelnemer tijdens de interactie aan een andere gespreksdeelnemer laat blijken hoe hij/zij diens woorden heeft begrepen. In overeenkomst met de conversatie-analytische benadering konden we op basis van de interactie steeds nagaan of de gespreksdeelnemer zijn/haar interpretatie gaf van iets wat de ander daarvoor had gezegd. In sommige gevallen worden deze uitingen expliciet gemarkeerd als een weergave van andermans woorden door inleidende zinnen als “dus je zegt dat...’’, waarna de samenvatting zelf volgt (cf. Holt & Johnson, 2006). Heritage & Watson (1979) hebben samenvattingen beschreven als een eerste paardeel waarbij er een sequentiële voorkeur is voor een bevestigende respons als tweede paardeel. In onze analyse nemen we daarom ook mee wat voor respons de verdachte op de samenvatting geeft; we beschrijven of er na de samenvatting van de verhoorder een bevestigende respons, een correctie/nuancering of een ontkenning volgt. Samenvattingen onderscheiden zich van herhalingen in de zin dat (gedeeltelijke) herhalingen niet eenduidig laten zien hoe de gespreksdeelnemer de uiting van de ander heeft begrepen. Door de uiting van de ander te parafraseren of iets te veranderen, laten gespreksdeelnemers wel eenduidig zien hoe zij de uiting van de ander hebben begrepen (zie Heritage & Watson, 1979: 129). In een samenvatting geeft de spreker zijn/haar interpretatie weer van de woorden van de ander en transformeert de woorden van de ander doordat er bijvoorbeeld elementen weg worden gelaten of worden vervangen. Hoewel we in de data observeerden dat zowel de verhoorder als de verdachte elkaars woorden samenvatten, hebben we ons gericht op samenvattingen die de verhoorder geeft van woorden van de verdachte. Samenvattingen van de verhoorder komen niet alleen veel vaker voor dan samenvattingen van de verdachte, maar lijken ook een rol te spelen bij het combineren van zijn/haar verhooractiviteit met de verslaglegging.Van de 33 politieverhoren hebben we 20 politieverhoren volledig doorgenomen om alle samenvattingen van de verhoorder te selecteren, wat resulteerde in een collectie van 160 samenvattingen.Van de 160 samenvattingen vonden we slechts 14 gevallen die niet rondom het typen van de verhoorder voorkwamen. In 146 gevallen bleken de samenvattingen wel rondom het typen van de verhoorder voor te komen, dat wil zeggen dat er binnen enkele beurten voor of na de samenvatting wordt getypt door de verhoorder. Deze samenvattingen hebben we ingedeeld op basis van de sequentiële positie. Tijdens het verhoor vindt er een constante afwisseling van vraag-antwoord-typen plaats waarbij we een globale indeling konden maken van samenvattingen voor en na het typen. Bij de interactionele analyse van samenvattingen op deze sequentiële posities vormden de bijbehorende processen-verbaal waardevolle data: met behulp van de interactie (spraak) en 38
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
de processen-verbaal (schrift) konden we vaststellen of de samenvatting een interactioneel hulpmiddel vormde voor de verhoorder om het proces-verbaal te typen (36 van de 146 gevallen) of juist om de interactie na het typen weer op te pakken (61 gevallen). Ook bleek dat sommige samenvattingen niet voor en niet na het typen voorkwamen, maar juist tijdens het typen (49 gevallen). Op deze sequentiële positie onderhandelt de agent welke formulering hij/zij op dat moment wil gebruiken in het proces-verbaal. De plaats in de interactie waar samenvattingen voorkomen (voor, tijdens, en na het typen) nemen we daarom als uitgangspunt in de analyse. 4. Analyse In de analyse laten we zien hoe de sequentiële positie samenhangt met de functie van de samenvatting. We beginnen met een korte beschrijving van de basisstructuur van het politieverhoor zoals Komter (2006) eerder heeft beschreven (paragraaf 4.1).Vervolgens laten we een aantal uitbreidingen van de basisstructuur zien doordat de verhoorder een samenvatting geeft voor, tijdens of na het typen. In de eerste plaats fungeert een samenvatting voor het typen als een als controlerende tussenstap (paragraaf 4.2). Tijdens het typen onderhandelt de verhoorder met een samenvatting over een specifieke formulering van wat hij op papier zet (paragraaf 4.3). Tot slot tonen we hoe de verhoorder met een samenvatting na het typen de interactie vervolgt (paragraaf 4.4). 4.1 Basisstructuur Het volgende fragment illustreert de drieledige basisstructuur van het Nederlandse politieverhoor: vraag-antwoord-typen (Komter, 2006). Dit fragment komt uit het begin van een politieverhoor, waarin de verdachte nog niets wordt gevraagd over de feiten waarvan hij wordt verdacht maar waarin persoonlijke informatie over de verdachte, ook wel het sociale verhoor genoemd, centraal staat. Deze VAT-structuur komt ook voor in andere delen van het verhoor, zoals het zakelijke deel waar vooral de feiten van de zaak worden besproken. fragment 1 (TC08m09) 1 P: ((typt))3 2 V hoeft ook [geen [u::h] xx4 (3) 3 [x [x 4 uh hoe heet dat kost en inwoning uh te betalen? 5 aan je ouders? 6 A V: nee. 7 T P: ((typt 10 sec)) 8 Ik hoef mijn ouders ook geen maandelijks bedrag te betalen.5 9 V P: heb je schulden? 10 A V: nee. 11 T P: ((typt 7 sec)) 12 Ik heb geen schulden. 13 V P: en hoe gaat het thuis. 39
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
In dit eerste fragment zien we opeenvolgend tweemaal een typische vraag-antwoord-typ (VAT) sequentie. In regel 2-5 zien we de eerste vraag aan de verdachte (V) waarop hij ‘nee’ antwoordt in regel 6. De agente (P) transformeert P’s vraag en V’s antwoord tot één zin in de ik-vorm (zie regel 8) waarbij ‘kosten en inwoning’ verandert naar ‘een maandelijks bedrag’. Door te typen nadat V antwoord heeft gegeven op haar vraag, toont P dat het antwoord ‘opschrijfbaar’ is (Komter, 2002/2003). Nadat ze klaar is met typen neemt ze meteen de volgende beurt en stelt ze haar nieuwe vraag in regel 9. V reageert wederom met een ‘nee’ antwoord (regel 10) dat de verhoorder in het proces-verbaal transformeert tot een volledige zin in de eerste persoon ‘ik heb geen schulden’ (regel 12).Vervolgens zien we hoe een nieuwe mogelijke VAT-sequentie begint in regel 13. Deze typische VAT-structuur zien we veel terug in het politieverhoor, vooral aan het begin van het verhoor wanneer het standaard proces-verbaalformulier ingevuld wordt en het sociale verhoor plaatsvindt. De verhoorder bepaalt niet alleen de agenda van de interactie door middel van de vragen, maar hij/zij is ook degene die de tekst in de computer typt en de concepttekst van het proces-verbaal kan zien. De verdachte daarentegen heeft geen zicht op de verslaglegging van wat hij/zij zegt en daardoor ook geen kans om de getypte tekst tussentijds te redigeren (cf. ‘partial opaqueness’, Goodwin, 2000: 1508). De agente bepaalt tijdens het verhoor hoe zij de vraag-antwoordsequentie weergeeft in geschreven vorm. Pas na afloop van het verhoor krijgt de verdachte de kans om het proces-verbaal te lezen en hier veranderingen in aan te brengen. Tussentijds inzicht in de verslaglegging van het verhoor krijgt de verdachte alleen als de verhoorder zijn/haar woorden samenvat en dan gaat typen, of als de verhoorder na het typen samenvat wat hij/zij zojuist heeft opgeschreven.Voorbeelden hiervan volgen in paragraaf 4.2 t/m paragraaf 4.4. 4.2 Samenvatting vóór het typen De verhoorder breidt de basisstructuur van ‘vraag-antwoord-typen’ regelmatig uit door na een vraag-antwoordpaar eerst een samenvatting te geven en dan pas te gaan typen. De sequentiële structuur wordt dan: vraag-antwoord-samenvatting-typen (VAST). Tussen het samenvatten en het typen zit nog een stap: de respons van de verdachte. In onze data wordt een samenvatting voor het typen door de verdachte meestal bevestigd (zie Heritage & Watson, 1979: 141); in slechts 3 van de 36 gevallen volgt er een correctie of nuancering van de samenvatting door de verdachte. We zullen zowel een voorbeeld geven van een samenvatting voor het typen die door de verdachte wordt bevestigd als een voorbeeld van een samenvatting die door de verdachte wordt weerlegd. Het eerste voorbeeld (zie fragment 2) van een samenvatting na een vraag-antwoord-sequentie en vóór het typen van het proces-verbaal, komt uit een politieverhoor waarin de verdachte wordt verhoord wegens winkeldiefstal. Voorafgaand aan dit fragment vraagt de verhoorder hoe de aanhouding van de verdachte in de winkel is verlopen. De verdachte vertelt dan dat hij in de winkel werd aangehouden door twee mensen van de beveiliging en in een kamertje op de politie moest wachten. Vervolgens volgt er een sequentie waarin de verhoorder en de verdachte een misverstand oplossen. Na een lange stilte (zie regel 1) keert de verhoorder met een samenvatting (regel 2-4) terug naar het punt in het verhaal waar de reconstructie van de aanhouding werd gestaakt:
40
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
fragment 2 ( MK8m18) 1 (9) 2 S P: goed toen ben je in die onderzoeksruimte terecht gekomen, 3 dat dat wachthokkie 4 en [daar gewacht tot de politie kwam. 5 R V: [ja. 6 T P: ((typt 19 sec)) 7 Ik ben naar de onderzoeksruimte gebracht en daarna heeft de politie 8 mij opgehaald. Na de samenvatting van de verhoorder van de woorden van de verdachte (regel 2-4), bevestigt de verdachte met de respons (R) ‘ja’ (regel 5). De verdachte reageert hiermee al op de samenvatting van de verhoorder, terwijl de verhoorder dan de samenvatting nog vervolgt. Op het moment dat de verdachte ‘ja’ zegt, heeft de verhoorder alleen nog samengevat dat de verdachte in een onderzoeksruimte of wachthokje zat (regel 2-3) en nog niet dat de verdachte daar heeft gewacht tot de politie kwam (regel 4). Nadat de agent zelf is uitgesproken gaat hij typen (regel 6) en in het proces-verbaal noteert hij dan beide elementen van de samenvatting die hij heeft gegeven voordat hij ging typen (regel 7-8). Hoewel fragment 2 illustreert dat de samenvatting die de verhoorder geeft voordat hij gaat typen vergelijkbaar is met de versie is die hij vervolgens in het proces-verbaal zet, zien we ook verschillen. Behalve het perspectief (van ‘je’ naar ‘ik’) verandert ook de woordkeuze (‘terecht gekomen’ wordt ‘gebracht’ en ‘kwam’ wordt ‘opgehaald’). Het volgende voorbeeld (zie fragment 3) van een samenvatting voor het typen (regel 6) laat zien dat de verdachte de samenvatting van de verhoorder kan bijstellen voordat de verhoorder begint te typen. Dit fragment komt uit het laatste deel van een politieverhoor waarin V verdacht wordt van bedreiging en poging tot stelen met een wapen. fragment 3 (TC03m42) 1 V P: m:aarr, (0.5) 2 geef je jezelf wel de schuld van, 3 ((klikt met pen)) 4 A V: n- nee niet echt, 5 P: nee? 6 S dus je ben onschuldig. 7 R V: eeh ik zeg niet dat ik onschuldig ben maar, (1) 8 het was niet mn bedoeling om zoiets te gaan doen, 9 weet je wel. 10 P: ja. 11 V: ik ben eigenlijk meer gebleven omdat het mn vrienden waren. 12 P: hmnn. 13 (2) 14 .hhh (hhh) 15 T ((typt 26 sec)) 41
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
16 17
Ik zeg niet dat ik niet schuldig ben. Ik ben gebleven omdat het mijn vrienden
Aan het begin van dit fragment vraagt de verhoorder of de verdachte zichzelf de schuld geeft van het voorval waarvoor hij wordt gehoord (regel 1-2). Op basis van het antwoord van de verdachte (‘nee niet echt’, in regel 4) formuleert de verhoorder in regel 6 een implicatie van wat de verdachte zojuist heeft gezegd: ‘dus je ben onschuldig’ (zie ‘up-shot’, Heritage & Watson, 1979: 134). Hoewel de verdachte in zijn antwoord zijn precieze aandeel in de schuldvraag vaag laat door na zijn ontkenning de woorden ‘niet echt’ aan zijn uiting toe te voegen, geeft de verhoorder in de samenvatting het aandeel van de verdachte in de schuldvraag stellig weer, namelijk als ‘onschuldig’. De verdachte krijgt vervolgens de ruimte om op deze samenvatting te reageren. Het interactionele werk dat de verdachte hier verricht komt na de samenvatting in regel 6 en vóór het typen van de verhoorder in regel 14. Na de samenvatting volgt een weerlegging van de samenvatting van de verhoorder, die voorafgegaan wordt door een aarzeling ‘eeh’ (regel 7). Vervolgens nuanceert de verdachte zijn aandeel in de schuldvraag als onschuldig: ‘ik zeg niet dat ik onschuldig ben’ (regel 7), waarmee de verdachte erkent dat hij een aandeel heeft in de schuldvraag. Tegelijkertijd zwakt hij zijn schuld af door eraan toe te voegen dat het geen vooropgezet plan was (regel 8). Daarmee laat de verdachte blijken dat schuld voor hem gerelateerd is aan ‘’bedoeling’’ (cf. ‘intentionality’, Edwards, 2008). De verdachte vraagt dan om erkenning bij de verhoorder door zijn uiting af te sluiten met ‘weet je wel’ (regel 9). Na een ‘ja’ van de verhoorder in regel 10, vervolgt de verdachte met een verantwoording van zijn aanwezigheid op de plaats delict: ‘ik ben eigenlijk meer gebleven omdat het mn vrienden waren’ (regel 11). De verhoorder reageert dan alleen met ‘hmnn’ (regel 12) en na een stilte en inademing begint hij te typen. De interactie na de samenvatting, waarin de verdachte de samenvatting nuanceert en aanvullende informatie geeft, blijkt cruciaal te zijn voor datgene wat de verhoorder op papier heeft gezet. Hoewel de verhoorder delen uit de interactie weglaat in de verslaglegging (zie bijvoorbeeld de uiting van V in regel 8-9 ‘het was niet mn bedoeling om zoiets te gaan doen weet je wel’) en andere delen uit de interactie verandert (bijvoorbeeld ‘onschuldig’ in regel 7 wordt genoteerd als ‘niet schuldig’ in het proces-verbaal), is de tekst die de verhoorder in het proces-verbaal typt voor een aanzienlijk deel een letterlijke weergave van het antwoord. Het eerste deel van de uiting van de verdachte in regel 7 (‘ik zeg niet dat ik’) en de uiting van de verdachte in regel 11 (‘ik ben eigenlijk meer gebleven omdat het mn vrienden waren’) zijn bijna volledig terug te vinden in het proces-verbaal. Kortom, deze twee voorbeelden van samenvattingen vóór het typen demonstreren hoe samenvattingen de overgang markeren tussen het verhoor en het typen van de tekst. Met de samenvatting laat de verhoorder aan de verdachte zien hoe hij/zij diens woorden interpreteert en dit biedt de verdachte de gelegenheid om de interpretatie van de verhoorder te bevestigen (fragment 2) of te weerleggen (fragment 3) voordat dit op papier wordt gezet. De verhoorder gebruikt samenvattingen om de interactie ‘opschrijfbaar’ te maken, om de vertaalslag te maken van een dialogische interactie tot een monologe schrijfvorm (cf. Jönsson & Linell, 1991; Komter, 2002/2003), waarbij talige transformaties plaatsvinden. Waar de verdachte in zijn uiting bijvoorbeeld uitdrukt deels (on)schuldig te zijn (‘niet echt’, fragment 3), maakt de verhoorder in zijn samenvatting een versie die over het ontkennen van schuld gaat. Ook andere voorbeelden in ons materiaal laten zien dat de verdachte vaak in het midden laat 42
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
of hij/zij ergens is geweest, of over wat hij/zij heeft gezien of gedaan en dat de verhoorder met de samenvatting toewerkt naar een “wel/niet-versie’’. 4.3 Samenvatting tijdens het typen Soms geeft de verhoorder niet eenduidig voor of na het typen een samenvatting, maar gebeurt dit terwijl hij/zij aan het typen is. In fragment 4 is te zien hoe de verhoorder de typeactiviteit onderbreekt om een samenvatting te geven van de woorden van de verdachte. De verdachte wordt verhoord wegens poging tot inbraak, maar volgens de verdachte was hij toevallig getuige van een inbraak en heeft hij er niets mee te maken. fragment 4 (MK4m30) 1 V P: en hij was bij die deur bezig maar wat was er met die 2 deur dan, 3 eh wat 4 A V: ja, 5 die man eh was aan het inbreken toch? 6 P: ja nee, 7 dat lichtje begint nu bij me op dit n- te branden zeg maar, 8 maar eh (3) hoe zag die deur deruit. 9 (3) 10 V: nou (2) zoals ik me nog kan herinneren, 11 die deur had zeker zeven sloten of zo derop. 12 P: zeuven? 13 V: ((lacht)) ja zoiets. 14 der zaten (veel veel) van die dingen. zo. 15 T P: (1,5) 16 ((typt 11 sec)) 17 Ik zag dat de jongeman bij de deur van de winkel 18 S dus je denkt zelf dat ie aan het inbreken was. 19 R V: ja, 20 T P: ((typt 25 sec)) 21 iets aan het doen was. Ik denk zelf dat de jongeman aan het inbreken 22 was. Als de agent vraagt wat de verdachte precies heeft gezien bij de deur van een winkel (regel 1-3), antwoordt de verdachte dat er een man aan het inbreken was (regel 4-5). Tot dan toe in het verhoor hebben de verhoorder en verdachte wel typische aspecten van een inbraak besproken, zoals op de uitkijk staan en brekend glas, maar ze hebben nog niet expliciet benoemd dat het om een inbraak ging. De verdachte interpreteert de vraag van de verhoorder dus als een verzoek om de activiteit te benoemen (regel 5). Door de beurt op een vragende toon af te sluiten met ‘toch’ (regel 5) toont de verdachte dat hij verwacht dat de verhoorder de karakterisering ‘inbreken’ bevestigt. De agent bevestigt (regel 6-7) en wil dan weten hoe die deur eruit zag (regel 8). Nadat is vastgesteld hoeveel sloten er op de deur zaten (regel 10-14), springt de verhoorder met een samenvatting (regel 18) terug van het specifieke onderwerp ‘sloten op de deur’ naar de karakterisering van de activiteit als ‘inbreken’. Hoewel 43
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
de samenvatting van de verhoorder niet alleen weergeeft wat de verdachte heeft gezegd maar ook elementen toevoegt die de uiting van de verdachte inkaderen als zijn eigen woorden (‘denkt’ en ‘zelf ’), reageert de verdachte bevestigend op deze samenvatting (zie de ‘ja’ respons in regel 19). De verhoorder noteert dan in het proces-verbaal dat de jongeman ‘iets aan het doen was’ (regel 21) en dat de verdachte denkt dat het om een inbraak ging (regel 21-22). Behalve dat de verhoorder het perspectief van de tweede persoon enkelvoud verandert naar de eerste persoon enkelvoud en ‘ie’ vervangt door ‘de jongeman’, komt de samenvatting van de verhoorder, nadat hij al iets getypt heeft en voordat hij verder typt (regel 18), overeen met de versie die hij vervolgens in het proces-verbaal noteert (regel 21-22). De samenvatting tijdens het typen laat dus aan de verdachte zien hoe de verhoorder de voorgaande interactie heeft begrepen. Na bevestiging van de verdachte, typt de verhoorder weer verder. Ook het tweede voorbeeld (fragment 5) laat zien hoe de verhoorder zijn typeactiviteit onderbreekt en met een samenvatting onderhandelt over de formulering die hij vervolgens in het proces-verbaal noteert. Het begin van fragment 5 toont een stuk tekst uit het proces-verbaal waarbij de laatste zin nog onvolledig is (zie regel 4). Kort daarvoor hebben de verhoorder en de verdachte de chronologie van de aanloop tot de diefstal op de markt besproken en voorafgaand aan dit fragment heeft de verhoorder aan de verdachte gevraagd waarom zij tegen haar vriend Clive heeft gezegd dat zij de armband mooi vond. De verdachte antwoordt dan ‘omdat ik weet dat hij dat doet [..] spullen pakken’. In regel 2-4 is te zien hoe de verhoorder over dat deel van de interactie rapporteert in het proces-verbaal. Hoewel de verdachte in principe dus wel de informatie heeft gegeven die de verhoorder nodig heeft om de zin af te maken, onderbreekt de verhoorder het typen om te onderhandelen over de formulering. fragment 5 (MK15m40) 1 P: ((typt 64 sec)) 2 U vraagt mij waarom ik tegen Clive heb verteld dat ik de armband, 3 welke in de vitrinedoos lag, leuk vond. Ik vertelde dit, omdat ik 4 weet dat Clive 5 (3.5) 6 V P: hé je zei die spullen pakken zei je, 7 A V: ja op de markt. (2) 8 ik bedoel dat de dinge (van mensen op de markt neemt °heb ik 9 gezegd°) 10 P: sorry? 11 V: ik bedoel dat ie die spullen op de markt (neemt) van die m12 marktlui. 13 (3) 14 S P: dus je bedoelt (.) dat hij steelt. 15 R V: ja. 16 P: ja ja. 17 T X xxxx X X [X 18 [°steelt°. 19 steelt. 44
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
In regel 6 parafraseert de verhoorder deze woorden van de verdachte: ‘hé je zei die spullen pakken zei je’. De verdachte pakt deze uiting op als een vraag om verduidelijking, als een verzoek om specifiekere informatie te geven: de verdachte geeft informatie over de plek van de spullen, namelijk ‘op de markt’ (regel 7). De verhoorder neemt dan niet de beurt over en na een stilte van 2 seconden vervolgt de verdachte haar beurt met een toelichting op ‘pakken’, namelijk ‘ik bedoel dat de dingen van mensen op de markt neemt’. Na een herstelinitiëring van de verhoorder (regel 10) die een luisterprobleem lijkt aan te duiden, herhaalt de verdachte wat ze zei (regel 11-12). Na een stilte (regel 13) vat de verhoorder die uiting van de verdachte samen (regel 14): ‘dus je bedoelt (.) dat hij steelt’. In deze samenvatting, die de tussenstap vormt van gesproken taal (het verhoor) naar geschreven taal (het proces-verbaal), transformeert de verhoorder de woorden van de verdachte van ‘pakken’ en ‘neemt’ tot ‘stelen’. Pas als de verdachte de samenvatting van de verhoorder heeft bevestigd (regel 15), vervolgt de verhoorder de verslaglegging (regel 17). Aan het einde van deze korte typebeurt, herhaalt de verhoorder zachtjes ‘steelt’ (regel 18) en dat is ook wat hij dan in het proces-verbaal heeft genoteerd (regel 19). Zowel in fragment 4 als in fragment 5 onderbreekt de verhoorder zijn typeactiviteit en onderhandelt met een samenvatting over de specifieke formulering van iets dat al is besproken, maar wat nog niet op papier staat. Dit hebben we ook gezien bij samenvattingen voor het typen (zie fragment 3). In al deze gevallen heeft de verdachte de activiteit waarover de verhoorder rapporteert al beschreven, maar in een alledaagse versie. Met de samenvatting tijdens het typen zien we ook dat de verhoorder de activiteit die de verdachte beschreef, presenteert als een versie waarin een criminele intentie wordt toegeschreven aan de handelende persoon (cf. Heydon, 2005; Stokoe & Edwards, 2008; Van der Houwen, 2009). In fragment 4 neemt de agent de woordkeuze van de verdachte over, namelijk ‘inbreken’ in plaats van ‘bezig zijn met een deur’ en in fragment 5 verandert de verhoorder de woordkeuze van de verdachte van ‘pakken’ in ‘stelen’. Met andere woorden: de verhoorder kiest in plaats van een alledaagse beschrijving van de verdachte een versie die een criminele intentie toeschrijft aan de handeling van de verdachte (cf. ‘from personal discourse to institutional discourse’, Campbell & Roberts, 2007), laat deze door de verdachte bevestigen en typt vervolgens deze versie in het proces-verbaal. In tegenstelling tot bovenstaande twee voorbeelden, laten we hier tot slot nog een andere vorm van samenvatten tijdens het typen zien die we ook in onze data waarnemen. Het betreft delen van het verhoor waarin de verhoorder haar typeactiviteit niet zozeer onderbreekt om samen te vatten wat de verhoorder heeft gezegd, maar min of meer voorleest wat er dan al is opgeschreven (cf. ‘working aloud’, Houtkoop e.a., 2005). Fragment 6 illustreert dit; we zien hier samenwerking tussen de verdachte en de agente die stap voor stap reconstrueren wat de verdachte heeft verteld zodat de verhoorder dit stapsgewijs in het proces-verbaal kan noteren. fragment 6 (TC08m19) 1 2 3 4 T 5
P: en waar in veenwijk? V: witteveen. P: oké. P: ((typt 22 sec)) Ik liep gisterenavond vanaf witteveen richting het huis van mijn 45
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
6 vriendin, zij woont op Diamant. 7 S P: °oké° dus ik liep gisteravond vanaf witteveen richting me h8 het huis van mn vriendin en zij woont op Diamant. 9 x[xxxxxx 10 R V: [ja. 11 T P: xx[xxxxxxxxxxxxxx] Ik zou haar om 12 S [ik zou haar om] eh tien uur af op ko[men ha:len, 13 [op (.) komuh halen, 14 P: omdat u::h we zouden gaan poolen. 15 R V: ja. 16 T P: ((typt 10 sec)) 17 22:00 op komen halen omdat wij zouden gaan poolen. 18 P: oké. 19 X 20 P: en toen (.) waaruh waar kwam je die jongens tegen, Dit fragment begint met het laatste deel van een langere vraag-antwoordsequentie van het zakelijke deel van het verhoor. Met ‘oké’ in regel 3 markeert de verhoorder de overgang van activiteit (Beach, 1995), namelijk van verhoren naar typen. De agente typt de informatie in haar computer (regel 4) en leest deze dan letterlijk voor (regel 7-8) na een tweede topic shift markering (nogmaals ‘oké’ in regel 7). Het perspectief dat gebruikt wordt in het procesverbaal, de ik-vorm, gebruikt de agente ook wanneer ze haar eigen getypte zin voorleest (regel 7-8). De verdachte bevestigt het voorgelezen getypte deel van zijn verklaring (regel 10), terwijl de agente typt. De informatie die ze nu typt (regel 9 & 11) is al eerder ter sprake gekomen.Terwijl ze typt, leest ze voor wat ze typt ‘ik zou haar om.’ De verdachte vult de zin aan in overlap met de agente, wat laat zien dat ze samen de tekst voorbereiden in regels 1213 (cf. Lerner, 2002). De agente voegt in regel 14 toe waarom de verdachte zijn vriendin om tien uur op zou halen, wat ze namelijk al eerder in het verhoor hebben besproken, namelijk ‘omdat u::h we zouden gaan poolen’. De agente typt de rest van de zin in het proces-verbaal en markeert de overgang naar de volgende vraag met een derde ‘oké’ en een hard, enkel typegeluid (regel 18 en 19).Vervolgens stelt de agente in regel 20 een vraag aan de verdachte, om een volgend aspect in het verhaal aan de orde te stellen (de ontmoetingsplaats) dat zij nog niet hebben besproken. Met ‘en toen’ (regel 20) markeert de agente expliciet de temporele ordening in het verhaal van de verdachte (Labov & Waletzky, 1967) waarmee ze zich orienteert op haar institutionele taak van het politieverhoor: een duidelijk proces-verbaal opmaken van de gebeurtenissen waarvoor de verdachte wordt gehoord. Kortom, dit voorbeeld laat zien hoe de verhoorder tijdens het typen voorleest wat zij dan op papier zet. De verhoorder kan immers niet alles tegelijk typen en door voor te lezen wat ze aan het typen is of heeft getypt, maakt de verhoorder de interactie ‘opschrijfbaar’ (Komter, 2002/2003) en tegelijkertijd maakt ze de geschreven tekst inzichtelijk voor de verdachte. De agente en de verdachte werken samen aan de tekst die in het proces-verbaal komt te staan. Hiermee wordt de asymmetrie met betrekking tot de toegang tot het document tijdelijk verminderd omdat de verdachte inzicht heeft in wat er in het proces-verbaal komt te staan en omdat de verdachte de gelegenheid heeft om te reageren.
46
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
4.4 Samenvatting ná het typen Naast het uitbreiden van de basisstructuur van ‘vraagantwoord-typen’ door een samenvatting voor en tijdens het typen te geven zoals we hebben laten zien in paragraaf 4.2 en 4.3, kan de verhoorder de basisstructuur uitbreiden door een samenvatting te geven na het typen. De verhoorder vat dan de zojuist getypte tekst samen, zoals fragment 7 laat zien. In dit voorbeeld wordt de zojuist getypte tekst bijna letterlijk voorgelezen. Het fragment komt uit een verhoor waarin de verdachte wordt gehoord wegens verdenking van poging tot inbraak. De agent neemt de details van de aanhouding in chronologische volgorde door met de verdachte. fragment 7 (MK3m15) 1 ((14 regels waarin V vertelt over de aanhouding en P tegelijkertijd 2 typt)) 3 T P: ((typt 3 sec)) 4 Ik wilde langslopen in de richting van de Koedijk om naar het 5 Centraal Station te gaan. 6 S P: dus je wilde langslopen in de richting van de koedijk om naar 7 het centraal [sta]tion te gaan. 8 R V: [ja.] De verhoorder herformuleert wat hij in het deel voor en tijdens het typen (regels 1-2) met de verdachte heeft besproken en wat hij ondertussen op papier heeft gezet. Het perspectief verandert van de eerste persoon enkelvoud (‘ik’) in de derde persoon enkelvoud (‘je’); P maakt van een monoloog uit het proces-verbaal (regel 4-5) een interactionele versie (regel 6-7)6 welke in regel 8 bevestigd wordt door de verdachte. Fragment 7 laat dus zien dat de verhoorder met een samenvatting na een typeactiviteit inzichtelijk maakt wat er op papier staat. In deze paragraaf geven we een aantal voorbeelden van samenvattingen na het typen, die demonstreren welke acties de verhoorder nog meer uitvoert met een samenvatting op deze positie. Aan de hand van fragment 8 zullen we eerst een voorbeeld laten zien van een samenvatting na het typen, die de verhoorder gebruikt om de interactie weer op te pakken. In het deel voorafgaand aan fragment 8 (zie regel 2-3) hebben de verhoorder en de verdachte gesproken over drugsgebruik van de verdachte. De verdachte heeft verteld dat hij in Purmerend woont en daar geen drugs gebruikt, maar dat hij soms naar Amsterdam komt om drugs te gebruiken. fragment 8 (MK20m9) 1 Ik ben daarvoor speciaal naar Amsterdam gekomen, 2 ((22 regels weggelaten waarin P en V praten en P ondertussen ook 3 typt)) 4 T P: ((typt 22 sec)) 5 omdat ik niet in Purmerend in contact wens te komen met 6 heroïnedealers. Ik ben speciaal weer in Purmerend gaan wonen en min 7 of meer vrij te kunnen blijven van de heroïne. 8 P: nou goed, (1) 47
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
9 ((typt 1,5 sec)) 10 S dan woon je in purmerend, 11 R V: ja. 12 S P: en je komt daar niet in aanraking met die heroïne dealers 13 omdat je dat niet wilt, 14 R V: ja. 15 S P: en dan kom je in amsterdam. 16 R V: ja. (1) 17 dan kom ik er speciaal voor e:h ( ) 18 P: en hoe vaak doe je dat in de week? 19 V: nou, 20 nou ik doe het niet één keer in et eh elke week maaruh, 21 nou één keer in de °week° twee in de twee weken ofzo (en es een 22 keer drie weken). 23 P: ((typt 10 sec)) Nadat de verhoorder 22 seconden heeft getypt (regel 4), hervat hij het verhoor (regel 8). De verhoorder recapituleert waar het gesprek over ging (regel 10-15); hij vat samen waar zij voor het typen over hebben gesproken en wat hij tot dan toe in het proces-verbaal heeft getypt (zie regel 1 en regel 5-7). De verhoorder presenteert de samenvatting in een driedelige intonatie-contour (cf. ‘three-part list structure’, Atkinson, 1984a; 1984b), waarbij de eerste twee delen met een lichtstijgende intonatie worden geleverd en het laatste deel met een lichtdalende intonatie: 1) ‘dan woon je in Purmerend,’ (regel 10) 2) ‘en je komt daar niet in aanraking met heroïnedealers omdat je dat niet wilt,’ (regel 12/13) 3) ‘en dan kom je in Amsterdam.’ (regel 15) Ook zijn deze deelsamenvattingen gepresenteerd als een two-part contrast (Atkinson, 1984b), waarbij de agent suggereert dat de verdachte in Amsterdam, in tegenstelling tot in Purmerend, wel in aanraking komt met heroïnedealers. Doordat de verhoorder in de samenvatting vergelijkbare zinsconstructies gebruikt voor ‘wonen’ in Purmerend (regel 10) en ‘komen’ naar Amsterdam (regel 15), creëert hij dit contrast (zie Atkinson, 1984b: 395). De verhoorder versterkt dit contrast door de twee plaatsnamen met nadruk uit te spreken. Door het contrast tussen Purmerend en Amsterdam schetst de verhoorder de situatie als paradoxaal: wonen in Purmerend om heroïnedealers te mijden maar daarvoor dan toch naar Amsterdam komen. De verhoorder confronteert de verdachte met deze impliciete inconsistentie en geeft hem de ruimte om uitleg te geven. De verdachte geeft nauwelijks een verantwoording, maar bevestigt wel de implicatie van de samenvatting (regel 16-17). Door de besproken details één voor één te laten bevestigen (regel 11, 14, 16) wordt de informatie als ‘vaststaand feit’ bestempeld. De verhoorder maakt het daarmee lastig voor de verdachte om later op een van deze details terug te komen, aangezien deze details nu gezamenlijk afgewerkt zijn als ‘waar’ of ‘correct’ (Holt & Johnson, 2006). Na de samenvatting stelt de verhoorder een vervolgvraag: ‘hoe vaak doe je dat in de week?’ (zie regel 18). De samenvatting dient dus als een opstapje naar de bespreking van een nieuw aspect van de gebeurtenissen: nu is vastgesteld dat de verdachte naar Amsterdam kwam om in contact te komen 48
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
met heroïnedealers, is de volgende stap om vast te stellen met welke frequentie de verdachte dat doet (cf. Jefferson, 1990: 80). Behalve dat een samenvatting na het typen als opstapje fungeert naar een volgend deel van het verhoor, kan de verhoorder met een samenvatting ook stilstaan bij de informatie die de verdachte tot dan toe heeft gegeven. In fragment 9 is te zien hoe de verhoorder de informatie die de verdachte tot dan toe heeft verstrekt, gebruikt om de verdachte met inconsistenties daarin te confronteren. De verdachte zou samen met zijn vriendin aankopen hebben gedaan met gestolen credit cards. In het deel voorafgaand aan dit fragment heeft de verdachte verteld dat hij inderdaad is gaan winkelen met zijn vriendin, maar zegt niet te weten of zij iets heeft gekocht. Dat staat dan ook in het proces-verbaal (zie fragment 9, regel 1): ‘Ik weet niet of mijn vriendin iets gekocht heeft’. De verhoorder vraagt dan aan de verdachte of hij wel steeds bij zijn vriendin is gebleven, wat de verdachte bevestigt (niet weergegeven in transcript). De verhoorder typt dan een deel van het proces-verbaal (regel 4-5) waarna het verhoor als volgt verder gaat: fragment 9 (MK12m19) 1 Ik weet niet of mijn vriendin iets gekocht heeft. 2 ((15 regels waarin P en V praten over het winkelen)) 3 T P: ((typt 45 sec)) 4 Ik ben vanaf het moment dat ik ben begonnen met winkelen tot aan het 5 moment tot dat ik werd aangehouden bij mijn vriendin gebleven. 6 S hé maar ehm (3) je zegt dus, 7 dat je de hele tijd bij je vriendin bent geweest, 8 R V: hm mn. 9 S P: tijdens het winkelen om zo maar te zeggen, 10 R V: ja. 11 S P: en ehm (2) maar je zegt la- eh daarvoor zeg je, 12 dat je niet weet, 13 of je vriendin wat gekocht heeft, 14 ja of nee. 15 R V: nee. (1) 16 dat wist ik niet. De samenvatting die de verhoorder gebruikt om de verdachte te confronteren met tegenstrijdige informatie vindt plaats nadat hij 45 seconden getypt heeft (regel 3) en hij vat dan samen wat hij dan ook op papier heeft staan. Dit lijkt samen te hangen met het feit dat de agent het verhoor en de verslaggeving van het verhoor combineert (Komter, 2006); hij formuleert wat hij heeft opgeschreven in het proces-verbaal. In regel 6-9 presenteert de verhoorder het eerste deel van de samenvatting, waarop de verdachte reageert met een luistersignaal (‘hm mn’ in regel 8) en een minimale bevestiging (‘ja’ in regel 10). Na de bevestiging komt de verhoorder met het tweede deel van de samenvatting in regel 11-13. De verhoorder presenteert het tweede deel van de samenvatting als tegenstrijdig met het eerste deel van de samenvatting met ‘maar’ in regel 11. Bovendien vat de verhoorder eerst samen wat de verdachte zojuist heeft gezegd met een expliciete verwijzing (‘je zegt dus’.., regel 6-9) en daarna wat de verdachte eerder in het verhoor heeft gezegd (‘daarvoor zeg je..’, regel 49
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
11-14). De verdachte bevestigt dan dat hij niet wist dat zijn vriendin wat gekocht had (zie respons in regel 15-16). Door een contrast te schetsen (zie ook fragment 8) tussen de informatie die de verdachte op dat specifieke moment heeft verstrekt en de informatie die de verdachte eerder in het gesprek heeft gegeven, versterkt de verhoorder de tegenstelling in de samenvatting. Daarnaast presenteert de verhoorder de informatie als de eigen woorden van de verdachte: uitingsdelen als ‘jij zegt’ (regel 6 en regel 11) maken de verdachte expliciet verantwoordelijk voor de uiting als diens eigen woorden (Holt & Johnson, 2006; Stokoe & Edwards, 2008). De verhoorder werkt zo toe naar een situatie waarin de verdachte een deel van de samenvatting moet ontkennen of moet toegeven dat de informatie inconsistent is, wat in beide gevallen zijn geloofwaardigheid ondermijnt (Brannigan & Lynch, 1987: 128). Het laatste voorbeeld (fragment 10) laat zien dat de samenvatting van de verhoorder na het typen de verdachte de gelegenheid geeft om de tekst in het proces-verbaal te verbeteren of aan te passen. Nadat P een samenvatting geeft van het laatst getypte om het vraag-antwoord gesprek te hervatten, neemt V deze kans om de woorden van P te herformuleren. De verdachte wordt verhoord wegens straatroof, namelijk diefstal van een iPod. fragment 10 (TC03m31) 1 ((vraag en antwoord zijn hier weggelaten)) 2 T P: ((typt 65 sec)) 3 Ik ben het in ieder geval niet geweest. Ik zag dat Mervelinio naar 4 ons toe kwam. Toen Mervelinio bij ons was, zag ik, dat hij een 5 koptelefoon van een om zijn hals had. 6 (2) 7 °h ohké, 8 S dan komt ie naar je toe, 9 en z- zien jullie, 10 jij ook, 11 dat hij een ipod heef. 12 R V: nee ik zag alleen die koptele[foon. 13 P: [(ad) koptelefoon. 14 °sorry° 15 van een ipod 16 V: ne↓e het was echt zo’n groot [(oud ding). 17 P: [gewoon alleen een koptelefoon. 18 V: ja. 19 (1.8) 20 P: x x [x x x x x x x x x 21 [en dan? 22 V: [ja toen begonnen we een beetje te praten, Aan het begin van dit fragment typt de verhoorder ruim een minuut (regel 2). Tijdens de interactie voorafgaand aan deze typeactiviteit (hier niet weergegeven) heeft de verdachte verteld dat hij het slachtoffer niet heeft geroepen om naar de garagebox te komen. Dat het slachtoffer, Mervelinio, een koptelefoon om zijn hals had (regel 5-6) is al eerder in het 50
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
verhoor besproken, ongeveer vier minuten voorafgaand aan het typen. Na het typen hervat de verhoorder de interactie: met ‘ohké’ markeert hij de overgang van typeactiviteit naar interactie (cf. Beach, 1995). De verhoorder start met een samenvatting van iets dat veel eerder in het gesprek is gezegd en een parafrase van wat de verhoorder zojuist getypt heeft in het proces-verbaal: ‘dan komt ie naar je toe en z- zien jullie jij ook dat hij een iPod heeft’ (regel 9-12). Dit soort samenvattingen gebruikt de verhoorder regelmatig om door te gaan naar een volgende vraag (zie Komter, 2002/3, zie ook fragment 8 en 9). In dit fragment wordt het gesprek echter tijdelijk opgeschort vanwege een herstelsequentie (regel 13-19); pas in regel 21 en 22 continueren de verhoorder en de verdachte het gesprek, door een volgende stap in de chronologie van gebeurtenissen te bespreken. De herstelsequentie wordt geïnitieerd door de verdachte, die van de samenvatting van de verhoorder een specifiek aspect corrigeert: de verhoorder noemde namelijk dat het om een iPod zou gaan (regel 11), maar de verdachte weerlegt dat met ‘nee, ik zag alleen die koptelefoon’ (regel 12). In overlap met het laatste deel van V’s ‘koptelefoon’ produceert P ook ‘koptelefoon’ in vergelijkbaar tempo (cf. Lerner’s term ‘choral co-production’, 2002: 227).Vervolgens vinden er twee rondes plaats waarin de verhoorder en de verdachte onderhandelen of zij over hetzelfde praten: gaat het om een koptelefoon van een iPod of om een ‘gewone’ koptelefoon en dus niet per definitie om een iPod (regel 15-17). Pas als de verhoorder zijn samenvatting heeft bijgesteld van ‘koptelefoon van een iPod’ (regel 15) tot ‘gewoon alleen een koptelefoon’ (regel 17), geeft de verdachte een bevestigende respons (‘ja’, regel 18). De verhoorder gaat dan weer een moment typen (regel 20). In het proces-verbaal staat: ‘dat hij een koptelefoon van een om zijn hals had’ (zie regel 5/6). Het ontbreken van een zelfstandig naamwoord in de bijvoeglijke bepaling van deze zin, in combinatie met back space geluiden van het toetsenbord (regel 20), duiden erop dat de verhoorder eerst ‘iPod’ in deze zin had staan maar naar aanleiding van de herstelsequentie de tekst herziet en ‘iPod’ verwijdert. De vier voorbeelden van samenvattingen na het typen illustreren hoe de verhoorder met samenvattingen van geschreven taal (het proces-verbaal) terugkeert naar de interactie (het verhoor). In alle vier de fragmenten geeft de verhoorder een korte versie van wat er in het proces-verbaal staat, of leest voor wat er op papier staat. Daarmee demonstreert de verhoorder waar de interactie voor het typen was gestaakt. Daarnaast hebben we laten zien dat het samenvatten na het typen twee specifieke functies heeft. Ten eerste pakt de verhoorder de draad van het verhoor op door de samenvatting als opstapje te gebruiken voor een vervolgvraag. Hiermee herstelt de verhoorder de vraag-antwoordstructuur die door het typen werd onderbroken. Ten tweede confronteert de verhoorder met een samenvatting de verdachte met inconsistenties. In beide gevallen heeft de verdachte na de samenvatting de gelegenheid om correcties of nuances aan te brengen in de tekst van het proces-verbaal, maar in de praktijk komt dat niet veel voor. 5. Conclusie De interactionele positie van samenvattingen in het politieverhoor hangt samen met de acties die met de samenvattingen worden gedaan. Samenvattingen voor het typen worden gekenmerkt doordat de verhoorder zijn/haar interpretatie controleert voorafgaand aan het typen. Samenvattingen tijdens het typen laten de samenwerking zien tussen de agent en de verdachte in het construeren van de tekst. Samenvattingen na het typen krijgen hun beteke51
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp
nis doordat de agent de zojuist opgeschreven tekst behandelt als de ‘officiële’ versie van wat de verdachte heeft gezegd. De agent vervolgt het verhoor met deze versie of confronteert de verdachte met eventuele inconsistenties in het verhaal. Bij elke mondelinge samenvatting van de verhoorder vindt er niet alleen een transformatie plaats ten opzichte van datgene wat de verdachte interactioneel heeft geproduceerd, maar ook tussen de mondelinge samenvatting van de verhoorder en de versie die hij/zij in het proces-verbaal noteert. Hoewel de data laten zien dat de verdachte zelden een samenvatting van de verhoorder benut om de interpretatie van de verhoorder aan te vullen of te corrigeren, zou de verdachte zonder samenvatting tot het einde van het verhoor niet weten wat de verhoorder tussendoor typt. Met een samenvatting laat de verhoorder dus niet alleen aan de verdachte zien hoe hij/zij de voorafgaande interactie heeft begrepen, maar daarmee maakt de verhoorder ook inzichtelijk wat hij/zij tussentijds vastlegt in het proces-verbaal. Dit is met name zichtbaar wanneer de agent vóór het typen een samenvatting geeft en wanneer de agent en verdachte samen aan de tekst werken tijdens het typen. In beide gevallen formuleert de agent in eigen woorden wat zij samen hebben besproken. Daarbij is de samenvatting van de agent ‘institutioneler’ dan het verhaal van de verdachte. De agent maakt gebruik van preciezer taalgebruik, stellige formuleringen en juridisch relevante karakteriseringen van activiteiten. Opmerkelijk is dat vooral bij samenvattingen tijdens het typen intenties worden toegeschreven aan de handelingen van de verdachte, en dat de verdachte deze vaak zelf bevestigt. In dit artikel hebben we laten zien dat het proces-verbaal interactioneel tot stand komt, waarbij samenvattingen verbindingen vormen tussen gesproken en geschreven taal en daarbij uitingen transformeren. In vergelijking met andere institutionele settings, is de ‘midway’ positie van samenvattingen in het politieverhoor uniek: doordat de verhoorder samenvat wat hij vervolgens typt en dan weer samenvat of opleest wat hij heeft getypt zijn gesproken taal en geschreven tekst met elkaar verweven. Samenvattingen in het politieverhoor zijn een cruciaal instrument om de transformatie van gesproken naar geschreven taal te faciliteren. Bibliografie Adel, H. M. van den, (1997). Handleiding verdachtenverhoor. Handhaving, controle en opsporing in de praktijk. ’s-Gravenhage:Vuga. Atkinson, M. (1984a). Our master’s voices.The language and body language of politics. Londen: Routledge. Atkinson, M. (1984b). Public speaking and audience responses: some techniques for inviting applause. In Atkinson, J. M. & J. Heritage (eds). Structures of social action. Studies in Emotion & Social interaction. Cambridge: Cambridge University Press (pp.370- 409). Atkinson, M. & Drew, P. (1979). Order in court. Londen: Palgrave MacMillan. Baron, N. S. (1998). Letters by phone or speech by other means: the linguistics of email. Language and Communication 18. 133-170. Beach,W. (1995). Preserving and contraining options: “Okays” and ‘official’ priorities in medical interviews. In: G.H. Morris & R.J. Chenail (eds), The talk of the clinic: Explorations in the analysis of medical and therapeutic discourse (pp. 259-289). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Biber, D. (1986). On the investigation of spoken/written differences. Studia Linguistica, 40, 1-21. Brannigan, A. & Lynch, M. (1987). On bearing false witness: credibility as an interactional accomplishment. Journal of Contemporary Ethnography. A journal of Ethnographic Research, 16, 115-146.
52
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor Campbell, S. & Roberts, C. (2007). Migration, ethnicity and competing discourses in the job interview: synthesizing the institutional and personal, Discourse Society, 18, 243-71. Chafe, W.L. (1982). Integration and involvement in speaking, writing, and oral literature. In D. Tannen (ed), Spoken and written language: exploring orality and literacy, (pp. 35-53). Norwood, NJ: Ablex. Chafe, W. & Tannen, D. (1987). The relation between written and spoken language. Annual Review of Anthropology, 16, 383-407. Clayman, S. (1990). From talk to text: newspaper accounts of reporter-source interactions. Media, Culture and Society, 12, 79-103. Drew, P. (2003). Comparative analysis of talk-in-interaction in different institutional settings: A sketch. In: P. J. Glenn, C. D. Le Baron & J. Mandelbaum. (eds), Studies in Language and Social Interaction in Honor of Robert Hopper (pp. 293-308). Mahwah, NJ: Erlbaum. Drew, P. (2006). When documents ‘speak’: Documents, language and interaction. In P. Drew, G. Raymond & D. Weinberg (eds), Talk and interaction in social research methods (pp. 63-80). Londen: Sage Publications Ltd. Drew, P. & Heritage, J. (1992). Talk at work: Interaction in institutional settings. Cambridge: Cambridge University Press. Edwards, D. (2008). Intentionality and mens rea in police interrogations: The production of actions as crimes. Intercultural Pragmatics, 5, 177-199. Goodwin, C. (2000). Action and embodiment within situated human interaction. Journal of Pragmatics, 32, 14891522. Heritage, J. (1998). Conversation analysis and institutional talk: analyzing distinctive turn-taking systems. In S. Cmejrkova, J. Hoffmanova, O. Mullerova, & J. Svetla (eds), Proceedings of the 6th International Congress of IADA (International Association for Dialog Analysis) (pp. 3-17). Tubingen: Niemeyer. Heritage, J. (2001). Goffman, Garfinkel and Conversation Analysis. In M. Wetherall, S. J. Taylor, & S. J. Yates (eds), Discourse theory and practice: A reader for researchers (pp. 47-56). Londen: Sage Publications Ltd. Heritage, J. (2010). Questioning in medicine. In A. Freed and S. Ehrlich (eds), “Why do you ask?”: The function of questions in institutional discourse (pp. 42-68). New York: Oxford University Press. Heritage, J. & Watson, D. R. (1979). Formulations as conversational objects. In G. Psathas (ed), Everyday language (pp. 123-162). New York: Irvington Press. Heydon, G. (2005). The language of police interviewing: A critical analysis. Basingstoke: Palgrave MacMillan. Holt, E. & Johnson, A. (2006). Formulating the facts: Questions and repeats in police/suspect interviews. Presentatie ICCA conferentie, Helsinki, Juni 2006. Houtkoop, H. Jansen, F. & Walstock, A. (2005). Collaborative problem description in help desk calls. In C.D. Baker, M. Emmison, & A. Firth (eds), Calling for help (pp. 63-89). Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing. Houwen, F. van der (2009). Formulating disputes. Journal of Pragmatics, 41, 2072-2085. Jefferson, G. (1990). List-construction as a task and resource. In G. Psathas (ed), Interaction competence. Studies in ethnomethodology and conversation analysis, no. 1 (pp. 63-92). Lanham, MD: University Press of America. Jefferson, G. (2004). Glossary of transcript symbols with an introduction. In G.H. Lerner (ed), Conversation analysis: studies from the first generation (pp. 13-31). Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins. Jones, A. (2009). Creating history: documents and patient participation in nurse-patient interviews. Sociology of Health and Illness. A Journal of Medical Sociology, 31, 907-923. Jönsson, L. & Linell, P. (1991). Story generations: From dialogical interviews to written reports in police interrogations. Text 11 (3), 419-440. Komter, M.L. (2002/3). The construction of records in Dutch police interrogations. Information Design Journal + Document Design, 11, 201-213. Komter, M.L. (2006). From talk to text: The interactional construction of a police record. Research on Language and Social Interaction, 39, 201-228.
53
Keun Young Sliedrecht & Tessa van Charldorp Labov,W. & Waletzky, J. (1967). Narrative analysis: oral versions of personal experience. In: J. Helm (ed), Essays on the verbal and visual arts (3-38). Seattle: University of Washington Press. Lerner, G.H. (2002). Turn-sharing: the choral co-production of talk in interaction. In: C. Ford, B. Fox, S. Thompson (eds), The language of turn and sequence (pp. 225-256). Oxford: Oxford University Press. Maynard, D. W. & Schaeffer, N. C. (2006). Standardization-in-interaction: The survey interview. In P. Drew, G. Raymond & D.Weinberg (eds), Talk and interaction in social research methods (pp. 9-27). Londen: Sage Publications Ltd. Mazeland, H. (2003). Inleiding in de conversatieanalyse. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Ong, W. J. (2002). Orality and Literacy: the technologizing of the word. Londen: Routledge. Sacks, H., Schegloff, E.A., Jefferson, G. (1974). A simplest systematics for the organization of turn-taking for conversation. Language, 50 (4), 696-735. Stokoe, E. & Edwards, D. (2008). ‘’Did you have permission to smash your neighbour’s door?’’ Silly questions and their answers in police-suspect interrogations. Discourse Studies, 10, 89-111. Ten Have, P. (2007). Doing conversation analysis. A practical guide. Londen: Sage Publications Ltd. Wetboek van Strafvordering (WvSv), (1921).
Noten 1
2 3 4 5
5
54
Van de verhoren die in 2007 en 2008 zijn opgenomen zijn er ook enkele processen-verbaal die in vraag-antwoordstijl worden opgeschreven; de antwoorden worden dan ook in de ik-vorm opgesteld. Een voorbeeld hiervan is: “U vraagt mij wie de motor dan wel gestolen heeft. Ik weet het niet.” Voor een uitgebreid overzicht van de methodologische uitgangspunten van de conversatie analyse, zie ten Have, 2007. Voor transcriptieconventies zie de appendix. Omdat het typen hier overlapt met de woorden van de agent is het typen gedetailleerd getranscribeerd met x’jes (zie ook paragraaf 3).Voor verdere transcriptieconventies zie de appendix. De vetgedrukte tekst in de transcripten geeft de getypte woorden in het proces-verbaal weer. Aan de hand van een vergelijking tussen de processen-verbaal en de geluidsopnames zijn we nagegaan wanneer er wat is getypt. Hoewel dit niet geheel is na te gaan, geeft dit een vrij accuraat beeld van de getypte tekst op dat moment. Een verandering van perspectief is niet per se nodig om van een monoloog een interactionele versie te maken. In fragment 6 verandert het perspectief niet; hier leest de agente in de ik-vorm voor wat ze heeft getypt.Toch zien we dat de verdachte bevestigt en daarmee behandelt de verdachte de voorgelezen versie in de ik-vorm als interactionele vorm.
Tussen spraak en schrift: de rol van samenvattingen in het politieverhoor
APPENDIX: transcriptieconventies Deel I is gebaseerd op Mazeland, 2003 die de conventies van Gail Jefferson gebruikt. Deel II is gebaseerd op een eigen transcriptiesysteem van Van Charldorp & Sliedrecht: DEEL I (1,5) (.)
een stilte met een duur van het aantal aangegeven secondes stilte korter dan 0,2 seconden
[overlap [van praten
twee gespreksdeelnemers praten in overlap met elkaar dit kan aan het begin van twee nieuwe beurten, of tijdens een beurt
. dalend intonatieverloop aan het eind van het betreffende uitingsdeel , licht stijgend intonatieverloop ? sterk stijgende intonatie aan het einde van het betreffende uitingsdeel (het hoeft hier niet om een vraag te gaan) _ de onderstreepte lettergreep of klank is geaccentueerd e::h de betreffende (mede-)klinker is opvallend langer dan normaal is voor deze spreker LUID de in hoofdletters geschreven tekst wordt relatief luid uitgesproken °zacht° relatief zacht uitgesproken uiting(sdeel) afbre- de spreker houdt plotseling in, en breekt de productie van een woord of uitingsdeel abrupt af .hh duidelijk waarneembare inademing ((snuift)) karakterisering van een non-verbale activiteit, of andere opvallende verschijnselen ((hoest, kucht, huilt, typt)) (iets) de transcribeerder is er niet zeker van dat de tussen haakjes vermelde tekst een correcte weergave is van de gesproken tekst DEEL II x individueel typgeluid X hard typgeluid x x x typslagen met korte pauzes (kan aangeven dat de backspace toets gebruikt wordt om tekst te redigeren) Dat klopt. tekst uit het proces-verbaal
55