Toespraak in de Amsterdamse Studentenekklesia op zondag 16 januari 2011 door Alex van Heusden Paulus, ‘gezondene’ van Jezus Messias Voorlezing van Het lied van Paulus Ik zag ze zitten aan één tafel: joden en Grieken, door elkaar, alsof dat kon. Toen zag ik dat het kon, van nu af aan – geen argwaan, ijzig zwijgen, schamper lachen, maar zingen, een nieuw lied, de oude psalmen. Ik, felle vrome, van mijn paard geworpen, met open ogen blinde, zag een licht dat ik nooit eerder zag, en werd een ander. Ik zag wat vóór mij werd gezien door velen: de God van onze vader Abraham, de God van Isaak, de God van Jakob, die Israël het eerst heeft liefgehad, is licht en levensbron voor alle volken, wil alles zijn in allen. En ik dacht: geen mens hoeft jood te worden om in geest en waarheid om te gaan met deze God. Ik zag het mensenkind, een slaaf gekruisigd, een zaad gezaaid, gestorven – Jezus zag ik zo levend als de God van Israël. Hij blies op de verbondstrompet, beklom de scheidsmuur die de wereld splijt. Na zeven stoten stortte zij in; rondom zijn voeten grafstenen, puin. De adem van zijn mond waaide ze weg, alsof het pluisjes waren. Ik zag ons aan één tafel, mannen, vrouwen, zacht, ongesluierd, zonder schele ogen, knechten en heren, en geen eerste plaatsen. En allen dronken uit één zelfde beker. Ik zag, God zal het mij ten goede houden, wat nog niet is: zijn geest die velen tot één lichaam maakt, één mensheid nieuw geboren, messias-lichaam, aan de dood voorbij. Ach christenheid, twijg bijna afgestorven aan diepgewortelde stam jodendom, heb ik je met mijn volgestouwde brieven verward, verwilderd zelfs: laat mij dan rusten. Herneem de Schrift van Mozes, leer te gaan de weg van de profeten, luister naar je meest eigen zegsman Jezus, vol genade en waarheid leerde hij de Naam van God. Wie bij mij zweert, heeft mij verkeerd begrepen.
1
Toespraak In de Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 20, wordt verteld dat Paulus zeven dagen in Troas verblijft, een havenstadje aan de westkust van Klein-Azië, het huidige Turkije. Op de eerste dag na de sabbat spreekt hij de mensen toe die van ‘de weg’ zijn, zoals de volgelingen van Jezus heten, in de bovenkamer van een of ander huis. Er staat: ‘Omdat hij de volgende morgen wilde vertrekken, verlengde hij het woord, tot middernacht’ (Handelingen 20:7). Dat wil ik u besparen, ik zal het woord niet tot middernacht verlengen. U zou zomaar in slaap kunnen vallen, evenals de jongeman Eutuchos, wat betekent ‘Die heeft geluk’, die vervolgens uit het open venster van de derde verdieping naar beneden viel. Dit voorval zou overigens symbool kunnen staan voor al het desastreuze dat Paulus volgens velen, en niet de minsten, heeft aangericht. Hij zou het christendom hebben gemaakt tot wat het nu ongeveer is, en zo een dikke streep hebben getrokken door de oorspronkelijke inspiratie. Hij zou vrouwen hebben veracht, een angsthaas zijn geweest inzake seksualiteit, hebben aangezet tot Jodenhaat en Jodenvervolging, en zo is er nog wel een en ander te noemen. Het dogma van erfzonde en verzoening zou ook op zijn conto staan - verzoening ‘door het bloed van Christus’. In de Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 9, staat geschreven hoe hij, Sja’oelPaulus, op reis naar Damascus om de mensen van ‘de weg’ aldaar te vervolgen, plotseling omstraald werd door licht uit de hemel en op de grond viel en een stem hoorde die hem zei: ‘Sja’oel, Sja’oel, waarom vervolg jij mij?’ Er staat niet dat hij van zijn paard viel, daar in de buurt van Damascus. Waarschijnlijk reed hij helemaal geen paard - dat deden Joden niet, omdat de Romeinen het deden, de bezetters van het Joodse land. Joden hielden er liever geen Romeinse gebruiken op na. Als je geen paard rijdt, kun je er dus niet van afvallen. In het boek Handelingen gebeurt dat ook niet - in de christelijke iconografie wel, met dat schilderij van Caravaggio als spectaculair dramatisch hoogtepunt. De ‘bekering’ van Paulus - zo wordt dit tafereel in de wandeling genoemd. En daar beginnen de misverstanden. Want onder bekering verstaan we gewoonlijk de overgang van de ene godsdienst naar de andere. Paulus was een Jood, hij bekeerde zich en werd een christen. Maar zo is het niet. Evenals de andere Joden die volgelingen werden van Jezus Messias, is Paulus altijd Jood gebleven. Nergens in de brieven, die van hem bewaard zijn gebleven, noemt hij zich een christen. Daarin benadrukt hij juist zijn Jood-zijn. ‘Want ook ik ben een Israëliet’, schrijft hij aan de Romeinen, ‘uit het zaad van Abraham, uit de stam Benjamin’ (Romeinen 11:1). Paulus schreef brieven, geen opstellen of afgeronde theologische traktaten. Brieven schrijven is iets heel anders dan een catechismus of een dogmatiek schrijven. Het ging Paulus primair om een geordend leven in de messiaanse gemeente, de ekklesia - dat het geen janboel zou worden, dat er geen mensen zouden worden achtergesteld. Zijn brieven moeten daarom worden verstaan als vormen van praktisch onderricht, in antwoord op vragen die hem uit allerlei hoeken bereikten. Hoe lezen we de brieven van Paulus? Als vroegchristelijke geschriften? Daar zou Paulus verbaasd van opkijken. We moeten zijn brieven lezen als Joods-messiaanse geschriften. Als we ze anders lezen, verstaan we er helemaal niets van. Joodsmessiaans wil zeggen dat we deze brieven beschouwen als politieke documenten, waarin wordt uitgezien naar een nieuwe toekomst voor het Joodse volk; en niet alleen voor het Joodse volk, maar voor alle volkeren. Paulus, de Jood, schrijft over 2
de verhouding tussen Joden en niet-Joden, gojiem, onder het Romeinse wereldbestel. We moeten opnieuw leren lezen en Paulus leren verstaan als een messiaans-Joodse leraar die op profetische wijze zijn eigen tijd interpreteert en niet, bijvoorbeeld, als de eerste christelijke theoloog of zelfs als de eigenlijke stichter van het christendom. In kritische dialoog met zijn eigen Joodse traditie heeft Paulus de toestand in de wereld bezien, hoe die beheerst wordt door het Romeinse systeem van overheersing en onderwerping; en zich afgevraagd welke toekomst is weggelegd voor Joden en niet-Joden, vernederd onder hetzelfde slavenjuk. Zijn antwoord: Jezus Messias brengen als het goede nieuws - evangelie. Preciezer: ‘Jezus Messias gekruisigd en uit de doden opgewekt’, als ‘eerstgeborene’ van een nieuwe wereldorde, door Paulus ‘nieuwe mensheid’ genoemd en ook ‘nieuwe schepping’. Zoals hij schrijft in de tweede brief aan de ekklesia van Korinte (2 Korintiërs 5:17): Al wie een is in de messias, is een nieuwe schepping. Het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is geworden. In zijn jonge jaren was Paulus een Farizeeër. Dat betekende onder meer dat hij zich verre hield van messiaanse bevrijdingsbewegingen, die veelal kozen voor gewapend verzet tegen de Romeinse onderdrukking van het Joodse volk. De Farizeeën zagen geen heil in messiaanse avonturen, die naar hun oordeel zouden uitlopen op een catastrofe voor het Joodse volk. Het alternatief dat zij boden, was de betrachting van de Thora, de Joodse levenspraktijk, op elk uur van de dag en in alle omstandigheden van het leven. In hun midden kwam een langdurig proces van mondelinge overlevering op gang, dat in de praktijk even gezaghebbend werd als het onderricht van Mozes. Hun principe luidde: de Thora is er voor iedereen, voor heel het Joodse volk, en is dus niet het exclusieve bezit van een bevoorrechte groep leraren. Zo brachten de Farizeeën de Thora onder het volk. De jonge Paulus was geen gematigde, maar een geradicaliseerde Farizeeër, een ‘ijveraar’. Hij ging ertoe over aanhangers van Jezus actief te vervolgen. Totdat hij tot een ander inzicht kwam en een even vurige messiasadept werd als hij daarvoor een Farizeeër was. Een ander inzicht is een ander politiek inzicht. Paulus verlaat de ene politieke beweging, de partij der Farizeeën, en sluit zich aan bij een andere politieke beweging, die rond Jezus Messias. Dat is die zogenaamde ‘bekering’. We schrijven om en nabij het jaar 34. Volgens het verhaal in Handelingen zou een zekere Chananja in Damascus, een Joodse volgeling van Jezus, hem in die nieuwe politiek hebben onderwezen. Naar eigen zeggen trok Paulus zich drie jaar terug in Arabië, dat immense woestijngebied, het land van de visioenen (Galaten 1:17). Daarna, rond het jaar 37, begint hij een nieuwe loopbaan als ‘gezondene’ (Grieks: apostolos) van Jezus Messias. Heel Paulus’ verkondiging draait om ‘Jezus Messias gekruisigd en uit de doden opgewekt’. Daarmee zegt Paulus: de dood als gevolg van meedogenloos geweld, het voornaamste instrument van machtsuitoefening in handen van het Romeins imperium, heeft niet het laatste woord. Er is perspectief op een andere, nieuwe wereldorde, waarin de ‘dood’ (‘moord en doodslag’) niet meer heerst. Het bewijs? Jezus Messias die uit de doden is opgewekt. Zoals hij schrijft (1 Korintiërs 1:23v): Wij roepen een gekruisigde messias uit, voor Joden een schandaal, voor gojiem een dwaasheid, 3
maar voor de geroepenen, voor Joden én Grieken, de messias als kracht van God en als wijsheid van God. Een gekruisigde messias kan geen messias zijn. Voor de Joden die een messiaanse verwachting koesterden, was de messias de bevrijder, een koninklijke gestalte die de overwinning zou behalen op vreemde overheersers en Israël zijn autonomie zou teruggeven. Een gekruisigde tot messias uitroepen, is dan een schandaal en een dwaasheid. Paulus denkt daar anders over. Hij roemt de messias als ‘kracht van God’ en ‘wijsheid van God’. De gekruisigde messias leeft, in zijn lichaam. Volgens Paulus is de ekklesia van Joden en gojiem samen ‘het lichaam van de messias’ (1 Korintiërs 12:12-31). Paulus, de kosmopoliet, zocht de grenzen op van zijn Joodse traditie en overschreed de grenzen van het Joodse land. Hij was tot de bevinding gekomen: lokale messiaanse bewegingen mogen in Galilea, Judea of Jeruzalem iets teweeg brengen, op wereldniveau betekenen zij niets. Een tot een klein gebied beperkte opstand zal het imperium niet aan het wankelen brengen. Zie wat er gebeurd is met Jezus, aanvoerder van een lokale messiaanse beweging: ook hij is stukgelopen op het Romeinse staatsgeweld. Er is een andere strategie nodig om Rome op de knieën te dwingen. Voor Paulus ligt de kiem van bevrijding in het slechten van de scheidsmuur tussen Joden en niet-Joden. Die revolutie is mogelijk. Daarom zegt hij dat de messias is opgewekt uit de doden. Met dit uitgangspunt voor ogen gaf Paulus structuur aan gemeenschappen in sleutelsteden, metropolen in het oostelijk gebied rond de Middellandse Zee, zoals Tessalonika, Korinte en Efese - gemeenschappen die hij ekklèsiai noemde, ‘weggeroepenen’. Deze naamgeving verraadt Paulus’ politieke inzet: de Romeinse keizer, aangesproken als ‘heer en redder’ (heer der wereld en redder van de volkeren) werd geëerd en vereerd door de ‘vergaderde gemeenschappen’, ekklèsiai, van steden als Filippi, Korinte en Efese. Daar kreeg men als euaggelion, ‘evangelie’, ‘goed nieuws’ te horen hoe de keizer in heel de bewoonde wereld redding had gebracht en vrede gesticht - Pax Romana. Tegen dit religieus-politieke vertoon van de zijde der Romeinse wereldorde in proclameert Paulus een ander evangelie: Jezus Messias is de ‘heer en redder’, die het einde van Rome en het begin van een nieuwe, radicaal andere wereldorde inluidt. Maar dan moet die ‘heer en redder’ wel komen, de messias. Paulus rekende op die komst. Hij verwachtte niet alleen de ‘komende, nieuwe wereld’, hij ging ervan uit dat die spoedig zou aanbreken. ‘De tijd is kort’, schrijft hij (1 Korintiërs 7:29), de geschiedenis van ‘deze wereld’ loopt op haar einde, vanuit de hemel geschiedt de revolutie: ‘Op de stem van de hoofdbode en met de bazuin van God daalt de heer af uit de hemel’ (1 Tessalonicenzen 4:16). De ekklesia moet daarop zijn voorbereid door in eigen gelederen alle scheidsmuren af te breken en een einde te maken aan alle maatschappelijke ongelijkheid: in de gemeente dus doet het er niet toe of je Jood bent of Griek, daar is de slaaf niet onderhorig aan de vrije en de vrouw niet ondergeschikt aan de man. En ieder draagt bij aan het welzijn van de ekklesia door de eigen talenten aan te wenden ten behoeve van allen (vgl. 1 Korintiërs 12), met als beslissende norm het betrachten van onderlinge solidariteit (Grieks: agapè; vgl. 1 Korintiërs 13). Deze wereld, de heersende wereldorde, maar wat een verschrikking voor miljoenen mensen - wereldwanorde. Politieke puinhopen, ook in dit land, menselijke 4
tragedies, ‘wij’ tegenover ‘zij’ - het lijkt wel alsof iedereen de richting kwijt is. Hoe moet het verder, nu, om vijf voor twaalf? Als wij ekklesia willen zijn, in de geest van Paulus, ‘lichaam van de messias’ in deze wereld, moeten wij ons oefenen, met geduld en volharding, in het betrachten van solidariteit met allen die worden gestigmatiseerd, in de hoek gezet, buitengesloten. Niet ‘wij’ tegenover ‘zij’, maar wij mensen samen, in een nieuw te zoeken bezield verband - een ekklesia die staat als een huis, hoge ramen, diepe kamers, waar brood wordt gebroken en gedeeld, ‘levenskansen, recht voor allen’.
5