Rapport Gemeentelijke Ombudsman
Tekortschietende nazorg bij ISD-maatregel
Gemeente Amsterdam Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam
18 december 2007 RA0714071
Samenvatting Om veelplegers gedurende een periode van twee jaar van de straat te kunnen houden en hen van hun
recidiverend gedrag af te helpen, is door de wetgever een zogenaamde ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders) ingevoerd. Na afloop van de detentie moet intensieve begeleiding plaatsvinden om de kans op een succesvolle terugkeer in de maatschappij te vergroten. Verschillende gemeentelijke en niet-gemeentelijke instanties in Amsterdam zijn betrokken bij de uitvoering. De regie voor de nazorg ligt bij de gemeente. Een ISD-er hoort in maart 2007 van de Jellinek Reclassering, die hem in detentie begeleidt, en van de Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) dat hij in aanmerking komt voor Begeleid Wonen Amsterdam. Voor het inrichten van de woning moet hij geld (€ 2500,-) gespaard hebben. Dat heeft hij niet en het lukt ook niet om dat in de korte tijd voor zijn vrijlating te sparen. Hij vreest de deelname aan Begeleid Wonen mis te lopen en zoekt in maart 2007 contact met de ombudsman. Pas na enig onderzoek binnen de gemeente blijkt dat de GGD de regie heeft als een ISD-er uit detentie komt. In augustus deelt verzoeker de ombudsman mee weliswaar een dak boven zijn hoofd te hebben, maar nog geen geld te hebben voor de inrichting. De ombudsman dringt bij DWI aan op een spoedige beslissing. Die volgt op 10 september, waarbij de man een leenbijstand voor inrichtingskosten wordt toegewezen. De ombudsman overweegt dat de GGD bij de regie tekortgeschoten is en dat de betrokken instanties niet voldoende hebben samengewerkt. Bovendien is de man onvoldoende geïnformeerd over wat de gemeente voor hem kon betekenen.
Oordeel
De onderzochte gedragingen zijn niet behoorlijk.
Rapportnummer: RA0714071 Datum: 18 december 2007 Aantal pagina’s: 2/8
Verzoek Het verzoek tot onderzoek is op 21 maart 2007 schriftelijk ingediend en betreft de gemeente Amsterdam, Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam. Het gevraagde onderzoek heeft betrekking op: • het regelen van huisvesting en de inrichting van de woning; • het informeren van verzoeker over de situatie na detentie.
De organisatie van de ISD-maatregel Sinds 1 oktober 2004 is de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) van kracht. De rechter kan veelplegers met deze maatregel maximaal twee jaar van hun vrijheid beroven. De maatregel is bedoeld voor een groep van – in heel Nederland – 5000 á 6000 personen die kunnen worden onderverdeeld in verslaafde en niet-verslaafde veelplegers. Kenmerkend voor veelplegers is dat ze grotendeels op straat leven, een gebrek hebben aan maatschappelijke bindingen, zichzelf nauwelijks kunnen redden en weinig structuur hebben in hun leven. Het doel van de maatregel is de beveiliging van de maatschappij aan de ene kant en de mogelijkheid van gedragsbeïnvloeding van de betrokkenen om het risico van de recidive te verkleinen aan de andere kant. Voorkomen moet worden dat daders na een korte vrijheidsstraf weer op straat staan. Daarom is een persoonsgerichte aanpak nodig. Het ministerie van Justitie geeft aan dat een goede ketensamenwerking noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken. Goede afspraken tussen justitiële organisaties, koepelorganisatie van zorgvoorzieningen en lokale overheden over de wederzijds verantwoordelijkheden en taakafbakening zijn onontbeerlijk. Binnen de strafrechtketen heeft het Openbaar Ministerie de regie. Als een veelpleger uit detentie komt, krijgt de gemeente deze regisserende rol met betrekking tot het organiseren en regelen van de benodigde nazorg. Om te voorkomen dat iemand weer delicten pleegt, moet aandacht worden besteed aan huisvesting, zorg, arbeid en inkomen. De aansluiting tussen justitiële en maatschappelijke voorzieningen is van essentieel belang en moet daarvoor optimaal zijn. 1 In het najaar van 2006 stelt de Gemeenteraad van Amsterdam tweemaal vragen over de uitvoering van de ISD. Hierbij is aan de orde of het resocialisatieprogramma voldoet. Het college van Burgemeester en Wethouders deelt de zienswijze van de raad dat de (psychiatrische) zorg ernstig tekort schiet niet. Wel geven de constateringen aanleiding om maatregelen te nemen. 2 Eind 2006 en in de loop van 2007 verschijnen in de media (AT5 en Het Parool) geregeld berichten dat de voorzieningen voor ISD-ers tekort schieten. Zo is er in december 2006 een onderwerp op AT5 te zien waarbij de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg aan de orde komt. In het Bovenstaande informatie is ontleend aan factsheet ISD, uitgegeven door het ministerie van Justitie in oktober 2004. 1
2
Zie beantwoording van vragen van de raadsleden mevrouw Burke en de heer Sajet van 25 september 2006, Gemeenteblad afdeling 1 nr 670, publicatiedatum: 19 november 2006 en van de vragen van mevrouw Onstein en de heer Van der Burg d.d. 12 december 2006, Gemeenteblad afdeling 1 nr 125, publicatiedatum: 21 maart 2007.
Rapportnummer: RA0714071 Datum: 18 december 2007 Aantal pagina’s: 3/8
voorjaar van 2007 is op AT5 een onderwerp te zien over een ISD-er die zelf en zonder begeleiding probeert bij de Centrale Eenheid Daklozen van DWI een uitkering aan te vragen. Of dat lukt, blijkt overigens niet uit de reportage.
Bevindingen achtergrond van het verzoek In deze zaak staat de huisvesting van verzoeker, een ISD-er, centraal. Hij zit, als hij zich in maart 2007 tot de ombudsman wendt, in de Penitentiaire Inrichting. Over een paar maanden komt hij vrij en heeft dan een woning nodig. Met zijn begeleider van de Jellinek Reclassering heeft hij daarover een gesprek gehad. Daarbij is ook de GGD aanwezig. Aan de orde komt dat verzoeker in aanmerking kan komen voor Begeleid Wonen in Amsterdam. Bij dit project krijgt iemand een woning toegewezen en wordt een periode begeleid naar het zelfstandig wonen. Dit wordt uitgevoerd door HVO-Querido. De medewerkster van de GGD zegt tijdens dat gesprek dat er daarom verder geen contact met haar zal zijn. Verzoeker begrijpt tijdens een intakegesprek met HVO dat hij om met Begeleid Wonen te kunnen starten € 2500,- moet hebben gereserveerd voor inrichtingskosten. Dat bedrag heeft hij niet. Tot januari 2007 ontvingen gedetineerden voor het werk dat ze deden het minimumloon, ongeveer € 800,- per maand, maar na een besluit van de gemeente Amsterdam ontvangen ze alleen een stagevergoeding van de Dienst Werk en Inkomen van € 275,- per maand. Daarmee kan hij het vereiste bedrag niet sparen. Hij vreest dat zijn deelname aan Begeleid Wonen niet doorgaat. Verzoeker begrijpt de zienswijze van de gemeente dat de inkomsten omlaag zijn gegaan, omdat het aan een bijstandsmoeder met vaste lasten niet uit te leggen is, dat iemand in detentie – zonder vaste lasten – het minimumloon ontvangt. Verzoeker meent wel dat de gemeente een oplossing moet vinden voor zijn probleem. De nazorg van de gemeente omvat niet alleen huisvesting, maar ook zorg, arbeid en inkomen. vooronderzoek De ombudsman start eerst een vooronderzoek, omdat niet duidelijk is of de gemeente een taak heeft bij de uitvoering van de ISD-maatregel. Daarbij komen twee vragen aan de orde: 1. heeft de gemeente een taak bij de uitvoering van de ISD-maatregel? 2. en zo ja, wie voert de taak uit? De uitkomst van het vooronderzoek is dat de gemeente de regie heeft zodra iemand uit detentie komt (zie hiervoor bij De organisatie van de ISD-maatregel). Diverse instellingen, zowel gemeentelijk (GGD en DWI) als niet-gemeentelijk (HVO-Querido), blijken bij de uitvoering betrokken te zijn. Maar wie van deze instellingen de regie werkelijk heeft, blijft onduidelijk. De ombudsman legt zijn vragen over de invulling van de regiefunctie in Amsterdam voor aan de wethouder Werk en Inkomen. De reactie volgt verderop in het stuk. Eerst volgen de ontwikkelingen in de zaak van verzoeker. nadere ontwikkeling in de zaak van verzoeker De ombudsman legt begin april 2007 het probleem van verzoeker voor aan DWI en de Dienst Wonen, verantwoordelijk voor Begeleid Wonen Amsterdam. De Dienst Wonen verwijst voor dit specifieke probleem door naar een medewerker van de Dienst Zorg en Samenleven en een medewerker van HVO-Querido. HVO voert als hulpverleningsinstelling Begeleid Wonen Amsterdam uit. Als in de loop van mei 2007 duidelijk wordt dat Vangnet & Advies van de GGD een taak heeft bij
Rapportnummer: RA0714071 Datum: 18 december 2007 Aantal pagina’s: 4/8
de uitvoering, vraagt de ombudsman ook deze instantie om informatie. Hieronder is weergegeven wat in de contacten tussen deze diensten en verzoeker aan de orde kwam. DWI De Dienst Werk en Inkomen reageert per mail van 8 mei 2007 en bevestigt in grote lijnen het relaas van verzoeker. In detentie ontving verzoeker een uitkering voor personen in een inrichting. Die is lager dan een reguliere uitkering. In februari 2007 is verzoeker afgewezen voor Begeleid Wonen, omdat hij niet zou voldoen aan de plaatsingscriteria. Hij had vanwege tekort aan spaargeld en door schulden onvoldoende geld om te voldoen aan de voorwaarde die is gesteld voor inrichtingskosten. Van het maandelijks bedrag dat hij in detentie ontving, kon hij niet veel sparen. De dienst deelt mee dat nog niet bekend is wie de inrichtingskosten gaat bekostigen. Voorheen stelde de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) zich hiervoor garant. In overleg met betrokken partijen: GGD/HVO/DMO wordt naar een oplossing gezocht. Half mei 2007 deelt verzoeker de ombudsman mee inmiddels in een ‘tijdelijke’ woning te zitten in afwachting van de zelfstandige woning. Hij heeft nog geen geld voor de inrichting van die woning en vreest in een leeg huis terecht te komen. Daarop informeert de ombudsman bij DWI naar de stand van zaken. Op 9 juli maakt de dienst excuses voor de verlate reactie en deelt mee dat verzoeker inderdaad bijzondere bijstand voor inrichtingskosten kan aanvragen. Verzoeker heeft dat dan nog niet gedaan. GGD Vangnet & Advies van de GGD laat tijdens een informeel overleg begin mei 2007 met het bureau van de ombudsman weten een coördinerende rol te hebben bij de uitvoering van de ISD. Er volgt daarom direct contact met de behandelaar van het dossier van verzoeker bij Vangnet & Advies. Zij vertelt dat zolang iemand nog in de intramurale fase –dus in detentie– zit, de Jellinek Reclassering de regie heeft: de GGD loopt dan alleen mee. Verzoeker stond twee weken daarvoor op het punt uit detentie te komen. GGD wil meer weten over de problemen die verzoeker schetst. De Ombudsman mailt daarom de GGD op 8 mei de reactie van DWI en verzoekt informatie over verzoekers huidige situatie. Een reactie blijft uit, maar verzoeker vertelt de ombudsman enkele dagen later zelf dat hij uit detentie is en in een tussenwoning woont. Hij is aangenomen door Begeleid Wonen Amsterdam en hij wacht op een woning. Zijn uitkering is omhoog gegaan naar een reguliere uitkering, maar hij kan daarvan op korte termijn geen € 2500, - betalen. De gemeente biedt hem geen oplossing aan. Verzoeker Op 13 augustus 2007 laat verzoeker de ombudsman desgevraagd weten dat hij enkele weken terug een woning heeft gekregen via Begeleid Wonen. Hij zit echter in een lege woning. Op 8 augustus heeft hij met zijn woonbegeleider van HVO bijzondere bijstand voor inrichtingskosten bij DWI aangevraagd. Hij hoopt dat de aanvraag om niet wordt toegekend, omdat hij – uit het verleden – nog een schuld van € 70.000,- met zich meedraagt. Ook vroeg hij op dezelfde datum een vergoeding voor verhuiskosten aan. DWI Dezelfde dag verzoekt de ombudsman het klachtenteam van DWI om te bevorderen dat, gezien de situatie van verzoeker, spoedig op de aanvraag wordt beslist. Het klachtenteam neemt hierover contact op met het desbetreffende Marktplein. Het klachtenteam laat op 10 september 2007 desgevraagd weten dat ondanks herhaaldelijk aandringen nog niet is beslist. Het verzoekt het betrokken Marktplein, Nieuw West, alsnog spoedig te beslissen. Verzoeker laat ondertussen weten dat hij nog steeds in een lege woning zit. Het duurt allemaal zo lang, omdat de DWI-medewerker op vakantie is. Desgevraagd deelt de wethouder Werk en Inkomen mee, dat de klacht van verzoeker moet berusten op een misverstand. Er is geen speciale voorwaarde rond de reservering. Voor voormalige daklozen is een speciale regeling voor woninginrichtingskosten in het leven geroepen. In het geval van
Rapportnummer: RA0714071 Datum: 18 december 2007 Aantal pagina’s: 5/8
verzoeker is op 10 september 2007 een geldlening verstrekt tot een bedrag van € 2.820,- voor de inrichting van zijn woning. Hij moet die aflossen in 36 maanden. Indien betrokkene twaalf maanden aan de aflossingsverplichting voldoet en consequent aan zijn verplichting tot huurbetaling heeft voldaan, zal het restant van de geldlening worden kwijtgescholden. vragen aan de wethouder Werk en Inkomen over de regiefunctie De ombudsman heeft kennis genomen van de doctoraalscriptie van mevrouw E. Bos, getiteld ‘De ISD-maatregel: theorie versus praktijk.’3 In deze scriptie signaleert zij dat de ketensamenwerking tussen betrokken instanties slechts beperkt verankerd is in de wet en dat de taakverdeling tussen ketenpartners in het ISD-proces niet geheel uitgekristalliseerd is. Het bleek voornamelijk niet duidelijk welke verantwoordelijkheden de ketenpartners hebben in de uitvoering van programma’s. Hoewel haar conclusies betrekking hebben op de situatie in Almelo, is het niet onaannemelijk dat een en ander ook voor Amsterdam geldt. Daarom legt de ombudsman zijn vragen over de invulling van deze regiefunctie voor aan de wethouder Werk en Inkomen. reactie van de wethouder Werk en Inkomen De wethouder erkent dat de verantwoordelijkheid van Amsterdam voor de periode na detentie zich richt op een aantal taken bij de uitvoering van de ISD-maatregel, zoals zorg, arbeid, inkomen en huisvesting. Wat betreft de situatie in Almelo, deelt de wethouder mee dat Amsterdam bezig is een proces neer te zetten, waarbinnen de samenwerking van de ketenpartners tot op individueel niveau geregeld wordt en waarbij maatwerk geleverd zal worden in de aanpak rond de situatie van een klant. De regiefunctie is neergelegd bij de GGD. Niettemin blijft een adequate invulling van de verantwoordelijkheidsverdeling een belangrijk punt van aandacht. Er bestaat een proces waarin alle rollen van de ketenpartners zijn uitgewerkt. Actualisering van de rollen in dit proces is momenteel gaande. Bovendien wordt de gehele procesgang bewaakt door het Programma Overleg Zorg en Overlast. Wat betreft het voorstel van de ombudsman voor een gemeentelijke regiefunctie in de voorbereiding op de extramurale fase, deelt de wethouder mee dat op initiatief van de Penitentiaire Inrichting Overamstel en DWI, mede naar aanleiding van een opdracht van het Openbaar Ministerie, een overleg is gestart over een totale aanpak van klanten in de eindfase van hun detentie. Hoewel binnen de verschillende samenwerkingsverbanden op zowel bestuurlijk als uitvoerend niveau alle aspecten aan de orde zijn geweest of in ontwikkeling zijn, vraagt de wethouder begrip voor het feit dat dit soort processen een langere tijd nodig hebben om zich efficiënt en effectief te ontwikkelen en dat fouten nog kunnen voor komen. Daarbij is het van belang de eventuele signalen te melden bij de verantwoordelijke instantie(s), zodat een ieder zijn eigen rol beter vorm kan geven. reacties op bevindingen Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen naar verzoeker, de GGD, DWI en HVO-Querido gestuurd en ter kennisneming naar de wethouder Werk en Inkomen en de Dienst Wonen teneinde een nadere reactie mogelijk te maken. De reactie van verzoeker is, voor zover relevant, verwerkt in de bevindingen. Hij laat ook weten dat de schuldhulpverlening niet op gang komt en dat hij vreest dat daardoor een huurachterstand zal ontstaan met alle gevolgen van dien. Hij benadrukt dat hij het van belang vindt dat de ombudsman over de zaak een rapport uitbrengt omdat hij niet de enige ISD-er is met problemen met de nazorg na het vertrek uit detentie. 3
Doctoraalscriptie Nederlands recht, Afstudeerrichting Strafrecht, Rijksuniversiteit van Groningen, februari 2006
Rapportnummer: RA0714071 Datum: 18 december 2007 Aantal pagina’s: 6/8
De ombudsman merk op dat hij ook uit andere bronnen signalen heeft ontvangen dat deze zaak niet op zichzelf staat. DWI heeft geen opmerkingen over de bevindingen. HVO-Querido laat weten dat de regel dat € 2500,- moet worden gereserveerd om in aanmerking te komen voor Begeleid Wonen Amsterdam per januari 2007 is afgeschaft. Hoewel dit intern duidelijk naar de medewerkers is gecommuniceerd, sluit HVO niet uit dat de behandelaar in dit geval onjuiste informatie heeft verstrekt. Wel had verzoeker geld nodig om de woning in te richten. Op dat vlak lag een probleem: DWI hanteert een beleidsregel waaruit volgt dat geen beroep op bijzondere bijstand mogelijk is als iemand nog in detentie zit. Voor zover HVO bekend is, bestaat die regel nog. De reactie van de GGD komt op het volgende neer. Begeleid Wonen en inrichtingskosten Anders dan in het verslag van bevindingen staat is verzoeker in februari niet afgewezen voor Begeleid Wonen Amsterdam, maar is de beslissing uitgesteld omdat de lening voor de inrichtingskosten niet rond was. Om voor Begeleid Wonen Amsterdam in aanmerking te komen moet men voldoen aan allerlei criteria, waaronder over voldoende saldo beschikken voor inrichtingskosten. Verzoeker beschikte niet over voldoende saldo en daarom is deelname aan Begeleid Wonen uitgesteld tot er een lening rond was. Dit werd bekend in de bespreking tussen de ketenpartners in de penitentiaire inrichting. Er is toen gesproken over de weg naar het verkrijgen van inrichtingskosten. De rol van de GGD is hierin adviserend en sturend geweest. Het advies was om via de Gemeentelijke Kredietbank een lening aan te vragen, en, indien deze zou worden afgewezen, om via het DWI een beroep te doen op bijzondere bijstand voor inrichtingskosten. Dat is in dit geval gebeurd. Er is een zogenaamde “lening om niet” aangevraagd, dat wil zeggen een lening die niet terugbetaald hoeft te worden. Op grond van deze zaak is het probleem met de inrichtingskosten een agendapunt in het procesmanagersoverleg geweest, waarbij DWI een structurele oplossing voor de kwestie heeft gevonden. Na detentie heeft het enige tijd geduurd voordat er voor verzoeker een plek was bij Begeleid Wonen. Er is in Amsterdam een tekort aan dit soort plekken. Er bestaan lange wachtlijsten. De GGD prioriteert ex-ISD-ers voor deze plekken, maar zelfs dan kan het voorkomen dat de betrokkene kort op de wachtlijst staat als hij/zij uit detentie komt. Verantwoordelijkheidsverdeling. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) coördineert de intramurale fase; de GGD is trekker van de extramurale fase. Tijdens de intramurale fase heeft de GGD namens de gemeente een regisserende rol voor de aansluiting op zorg en maatschappelijke opvang. Informatieverzoek van de ombudsman De mededeling van de behandelaar van de GGD aan de ombudsman dat de GGD alleen meeloopt tijdens de intramurale fase is niet correct. Het informatieverzoek van de ombudsman is voor de GGD aanleiding geweest om contact op te nemen met DWI, HVO en DJI om te bespreken hoe het knelpunt kan worden opgelost. Er is door een interne miscommunicatie ten onrechte verzuimd te reageren op het verzoek. Werkafspraken hierover sluiten dit voortaan uit. Verbeteringen De GGD onderschrijft net als de andere partners in de Amsterdamse ISD-keten dat knelpunten in de nazorg moeten worden opgeheven. Daarom werken betrokken instanties en procesmanagers aan verbetering. De werkwijze is beschreven in het procesboek ISD.
Rapportnummer: RA0714071 Datum: 18 december 2007 Aantal pagina’s: 7/8
Er zijn afspraken gemaakt die zorgen voor een betere afstemming tussen ketenpartners dan bij verzoeker het geval was. Twee belangrijke afspraken zijn: 1) Minimaal twee maanden voor een ISD-er uit detentie komt, schakelt DJI de GGD in. Dan volgt onder regie van de GGD samen met DJI een eerste overleg tussen DWI, de reclassering, de Maatschappelijke Opvang en de GGZ. Zo’n overleg vond ook plaats in verzoekers geval. Er wordt een plan van aanpak gemaakt met werkafspraken. Ook wordt een hoofdbehandelaar aangewezen die het meeste contact zal hebben met de cliënt. Die hoofdbehandelaar houdt het plan van aanpak in de gaten en spreekt andere partners aan op de afspraken. Als er toch knelpunten ontstaan, neemt de hoofdbehandelaar contact op met de GGD. 2) Ook DJI neemt contact op met de GGD als blijkt dat er knelpunten tussen ketenpartners ontstaan in de extramurale fase. De dienst Wonen en de wethouder voor Werk en Inkomen hebben niet gereageerd.
Behoorlijkheidsvereisten De ombudsman toetst de gedragingen van gemeentelijke instanties aan behoorlijkheidsvereisten. In dit onderzoek is getoetst aan het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen, voortvarendheid en actieve en adequate informatieverstrekking.
Overwegingen het regelen van huisvesting en de inrichting van de woning Het vereiste van voortvarendheid houdt in dat een bestuursorgaan slagvaardig en met voldoende snelheid optreedt. Het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen houdt in dat bestuursorganen hun administratieve beheer en organisatorische functioneren inrichten op een wijze die behoorlijke dienstverlening aan burgers verzekert. In dit geval had de gemeente de ketenregie en ketensamenwerking zo moeten inrichten dat zoveel mogelijk geanticipeerd kon worden op de stappen die verzoeker zou moeten doorlopen. Eveneens zou de organisatie achter de schermen dusdanig moeten zijn dat slagvaardig ingespeeld kan worden op problemen. Dat betekent dat toen bleek dat de financiering van inrichtingskosten een struikelblok zou gaan vormen, de gemeente tijdig voor een oplossing had moeten zorgen die in ieder geval zou voorkomen dat verzoeker in een leeg huis terecht zou komen. De GGD had daarbij het voortouw moeten nemen en de andere ketenpartners hadden knelpunten op tijd aan de GGD moeten melden. Vast staat dat verzoeker in februari 2007 te horen had gekregen dat hij in aanmerking kwam voor Begeleid Wonen, mits de inrichtingskosten zouden worden voldaan. Vast staat ook dat de GGD door contacten met bureau ombudsman op de hoogte kwam van het probleem met de financiering. Gebleken is dat er, ook nadat verzoeker al uit detentie was gekomen, tussen de ketenpartners overleg moest plaatsvinden over de financiering van inrichtingskosten. Ook staat vast dat verzoeker eind juli in een leeg huis zat; dat al in februari en maart sprake was van Begeleid Wonen; dat pas in augustus met behulp van de woonbegeleider bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en verhuiskosten werd aangevraagd en dat het toen nog een maand moest duren voor er werd beslist. Van enig vooruitlopen en –denken is dan ook geen sprake geweest. Het gebeurde is pijnlijk te noemen, omdat juist bij deze doelgroep de nazorg zo belangrijk is gezien de kans op terugval. Geconcludeerd moet worden dat er niet volgens de vereisten is gehandeld.
Rapportnummer: RA0714071 Datum: 18 december 2007 Aantal pagina’s: 8/8
het informeren van verzoeker over de situatie na detentie Het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking houdt in dat bestuursorganen burgers actief en desgevraagd van adequate informatie voorzien. Actief wil zeggen uit eigen beweging. Dat had in dit geval betekend dat de GGD zich aan verzoeker als eindverantwoordelijke voor de nazorg had kenbaar gemaakt. Zo had verzoeker geweten tot wie hij zich moest wenden als er problemen bij de uitvoering zouden ontstaan. Dat betekent ook dat duidelijk en tijdig werd aangegeven welke stappen verzoeker zou moeten nemen om de overstap van detentie naar Begeleid Wonen goed te laten verlopen. Uit het gehele verloop van de zaak wordt duidelijk dat de communicatie met verzoeker niet voldoende is geweest, te meer omdat de betrokken instellingen nog bezig waren knelpunten op te lossen. Terecht is nu een werkafspraak gemaakt waarbij één hoofdbehandelaar is aangewezen die verantwoordelijk is voor de communicatie met de betrokkene. Er is niet in overeenstemming met het vereiste gehandeld.
Oordeel De onderzochte gedragingen zijn niet behoorlijk.