REGIONAAL ORGAAN AMSTERDAM CONCESSIEOVEREENKOMST GEMEENTE AMSTERDAM
Amsterdam, 27 maart 2003 2002/35/conc.
1/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
2/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
Inhoudsopgave
art. 1
Definities
art. 2
Uitvoering Openbaar Vervoer
art. 3
Beheer en onderhoud railinfrastructuur Openbaar Vervoer
art. 4
Aanleg en verplaatsen van openbaar vervoerhaltes
art. 5
Procedure ten behoeve van Dienstregeling en Jaarcontract
art. 6
Nachtnet en verbindend net
art. 7
Procedure voor het PvE-conform maken van het Openbaar Vervoer
art. 8
Prestatieniveau GVB
art. 9
Risico’s bij de uitvoering van de dienstregeling
art. 10
Aansprakelijkheid en vrijwaring
art. 11
Vervangend vervoer als gevolg van storingen
art. 12
Ingebruikname nieuwe Openbaar Vervoer Infrastructuur en ontsluiting nieuwe woon- en/of werklocaties
art. 13
Betrokkenheid derden
art. 14
Wijziging van omstandigheden
art. 15
Opbrengsten kaartverkoop
art. 16
Bijzondere diensten
art. 17
Evaluatie
art. 18
Zitplaatskans
art. 19
Toegankelijkheid / Sociale veiligheid
art. 20
Informatielevering aan het ROA
art. 21
Reclame
art. 22
Externe communicatie
art. 23
Overgangsbepalingen
art. 24
Bezwaar / beroep tegen Concessie
art. 25
Geschillen / toepasselijk recht
art. 26
Ontbinding en wijziging bij onvoorziene omstandigheden
art. 27
Ontbinding bij wanprestatie en opzegging
art. 28
Kennisgevingen
art. 29
Contractoverneming
art. 30
Samenhang
art. 31
Inwerkingtreding
3/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
Bijlagen
Bijlage 1:
Informatieprofiel OV Catalogus
Bijlage 2:
Toegestane afwijkingen afstandsnormen
Bijlage 3:
Informatieprofiel voor het concessiedeelgebied Amsterdam
4/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
ONDERGETEKENDEN:
Het Regionaal Openbaar Lichaam “Het Regionaal Orgaan Amsterdam”, te dezen vertegenwoordigd door het dagelijks bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam ter uitvoering van het besluit van de Regioraad d.d. 17 december 2002 met kenmerk 2002/35, hierna te noemen: “het ROA”, en
De Gemeente Amsterdam, als eigenaresse van het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam gevestigd aan de Prins Hendrikkade nrs. 108-114 te Amsterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ir. J.G. Kroon, algemeen directeur GVB, hierna te noemen: “het GVB”.
Hierna tezamen aan te duiden als: “Partijen”.
OVERWEGENDE:
1. Dat het Dagelijks Bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam bij besluit d.d. 20 december 2001 onder kenmerk pmg/2001/1390, resp. van 15 april 2002 onder kenmerk RvdP/2002/320 aan het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam een concessie heeft verleend als bedoeld in artikel 19 van de Wet Personenvervoer 2000 voor het verrichten van Openbaar Vervoer in het Concessiegebied zoals in dit besluit aangeduid;
2. Dat ter uitvoering van voornoemd besluit onderhavige overeenkomst wordt gesloten en het Regionaal Orgaan Amsterdam de gemeente Amsterdam heeft gemachtigd op grond van artikel 60 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek om namens haar de rechtshandelingen te verrichten op basis van deze overeenkomst;
3. Dat het Dagelijks Bestuur van het ROA bij besluit van 12 december 2002 subsidie heeft verleend op grond van de Wet Personenvervoer 2000, alsmede dat ter uitvoering van deze subsidie een overeenkomst is gesloten en dat deze overeenkomst en de
5/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
subsidie-overeenkomst als een samenhangend geheel moeten worden bezien;
4. Dat ter uitvoerig van deze overeenkomst partijen nadere afspraken zullen maken, die jaarlijks worden vastgelegd in een jaarcontract.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT: Artikel 1 - Definities
In deze Concessieovereenkomst wordt verstaan onder:
Besluit:
Besluit Personenvervoer 2000 (Stbl. 563).
Concessie:
Het exclusieve recht om openbaar vervoer met uitzondering
van
concessiegebied
treinvervoer Amsterdam
te
verrichten
zoals
vastgelegd
in in
het de
Concessie Openbaar Vervoer Amsterdam in de zin van artikel 19 Wet Personenvervoer 2000. Concessieovereenkomst:
De overeenkomst tussen het ROA en de gemeente Amsterdam inhoudende nadere afspraken en regelingen met betrekking tot het bepaalde in de Concessie.
Concessieverlener:
Het dagelijks bestuur Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA).
Concessiehouder:
Het gemeentelijk vervoerbedrijf Amsterdam (“GVB”)
Dienstregeling:
Voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden waarin zijn aangeduid de halteplaatsen waartussen en de tijdstippen waarop openbaar vervoer wordt verricht, zo nodig onder vermelding dat de halteplaatsen of tijdstippen door de reiziger kunnen worden beïnvloed.
Dienstregelingjaar:
De periode waarvoor een dienstregeling geldig is.
Dienstregelinguur :
Een uur uit de Dienstregeling waarbij passagiers kunnen worden vervoerd door het GVB.
Exploitatiesnelheid:
De rijsnelheid van het GVB tijdens het uitvoeren van de Dienstregeling inclusief haltering.
Jaarcontract:
Jaarlijkse overeenkomst waarin partijen nadere afspraken maken over op voorhand overeengekomen onderwerpen.
Materieel:
6/22
paraaf ROA
De voertuigen waarvan Concessiehouder voor de uitvoering
paraaf Amsterdam
van de Concessie gebruik maakt. Openbaar Vervoer:
Het ingevolge de Concessie te verrichten openbaar vervoer zoals vastgelegd in artikel 1 sub h Wet Personenvervoer 2000, met uitzondering van het treinvervoer.
Openbaar Vervoer
Het jaarlijkse openbaar vervoeraanbod op hoofdlijnen van
Catalogus:
het GVB aan het ROA
Parallelliteit:
De omstandigheid dat twee openbaar vervoerlijnen van verschillende concessiehouders over een trajectlengte van minimaal 2 kilometer onafgebroken op een afstand van minder dan 350 meter van elkaar verwijderd zijn.
Programma van Eisen:
Het Programma van Eisen Exploitatie Openbaar Vervoer, aangehecht als bijlage 5 bij de Concessie en vastgesteld bij besluit van 20 december 2001 door het dagelijks bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam.
Punctualiteit:
Het volgens de Dienstregeling op tijd vertrekken bij de beginhalte.
PvE-conform:
Openbaar Vervoer dat in termen van netwerkopbouw, kwantiteit en kwaliteit in brede zin de toets aan het Programma van Eisen kan doorstaan
Reizigersadviesraad:
Openbaar Vervoer adviesorgaan zoals vastgesteld in de Verordening Reizigersadviesraad Amsterdam van 20 juli 2001, volgnummer 75.
Subsidieovereenkomst:
De subsidieovereenkomst tussen het ROA en het GVB inhoudende nadere afspraken en regelingen met betrekking tot het bepaalde in de subsidiebeschikking.
Wet:
De Wet Personenvervoer 2000 (Stbl. 314).
Artikel 2 - Uitvoering Openbaar Vervoer
Het GVB zal vanaf 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005 het Openbaar Vervoer in het Concessiegebied conform de Concessie en deze overeenkomst uitvoeren of doen uitvoeren.
Artikel 3 – Beheer en onderhoud railinfrastructuur Openbaar Vervoer 1. In het besluit tot verlening van de concessie is bepaald dat tussen de concessiehouder
7/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
en de eigenaars van de railinfrastructuur binnen het concessiegebied nadere afspraken worden gemaakt.
2. Voornoemde nadere afspraken zullen worden vastgelegd in de (meer-)jaarcontracten .
3. De mate van beschikbaarheid van de railinfrastructuur staat omschreven in de in het tweede lid genoemde contracten. Deze beschikbaarheid is voor het GVB uitgangspunt voor haar jaarlijks aan te bieden productie. Als de contractueel vastgelegde beschikbaarheid
van
de
railinfrastructuur
gedurende
de
looptijd
van
de
Concessieovereenkomst verandert, worden in de Jaarcontracten nieuwe afspraken gemaakt over de te leveren vervoersprestaties door het GVB.
Artikel 4 - Aanleg en verplaatsen van openbaar vervoerhaltes
1. Haltes mogen worden verplaatst zolang wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de maximale afstanden tussen adres en halte en de continuïteitseisen ten aanzien van de lijnvoering, zoals vastgelegd in het Programma van Eisen.
2. Wanneer het GVB een halte wil verplaatsen, of een nieuwe halte wil aanleggen, kan zij hiervoor een met de verantwoordelijke wegbeheerder afgestemd voorstel indienen bij het ROA, die dit voorstel toetst aan het Programma van Eisen, de Concessie en de Concessieovereenkomst.
3. De gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door de dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, draagt daar waar het haltes op Amsterdams grondgebied betreft, zorg voor de bestuurlijke
besluitvorming,
inclusief
een
toetsing
door
de
(Centrale)
Verkeerscommissie. In andere gevallen ligt deze taak bij de betreffende wegbeheerder.
4. Wanneer een door GVB gewenste tussentijdse verplaatsing van een halte leidt tot meer Dienstregelinguren, kunnen de kosten daarvan niet worden verhaald op het ROA. Indien de verplaatsing leidt tot minder Dienstregelinguren zal dit worden verrekend met het ROA. Wanneer een door de wegbeheerder of andere partij gewenste verplaatsing leidt tot meer dan wel minder Dienstregelinguren, dan wordt dit verrekend met het ROA. 5. Verplaatsingen van haltes kunnen gedurende een Dienstregelingjaar plaatsvinden.
8/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
Opheffing van een halte, zonder dat dit gepaard gaat met de ingebruikname van een vervangende halte, kan slechts plaatsvinden per ingangsdatum van een nieuw Dienstregelingjaar.
6. Bovengenoemde bepalingen hebben betrekking op permanente wijzigingen en niet op tijdelijke wijzigingen als gevolg van bijvoorbeeld infrastructurele werkzaamheden. 7. Indien het GVB conform het Programma van Eisen haltes moet toevoegen dan wel verplaatsen, maar de wegbeheerder en/of anderen dit niet mogelijk maken, kan dit niet aan het GVB worden toegerekend.
Artikel 5 – Procedure ten behoeve van Dienstregeling en Jaarcontract
1. Elk jaar stelt het GVB een Dienstregeling vast conform hetgeen is bepaald in artikel 7 van de Concessie.
2. Uiterlijk 56 weken voorafgaand aan de ingang van een nieuwe Dienstregeling stelt het ROA het GVB in kennis van de aanvullingen op het Programma van Eisen. De aanvullingen betreffen: •
Het toevoegen van een nieuw gebiedsspecifiek deel zoals omschreven in het Programma van Eisen.
3.
•
Aanvullingen voor andere delen van Amsterdam, die reeds zijn uitgewerkt.
•
Aanvullingen als gevolg van de ingebruikname van nieuwe infrastructuur.
Gelijktijdig met de aanvullingen op het Programma van Eisen ontvangt het GVB van het ROA een overzicht met daarin opgenomen alle op dat moment bekende geplande grootscheepse evenementen, bouwwerkzaamheden en dergelijke in de regio die consequenties kunnen hebben voor de reguliere uitvoering van de dienstregeling.
4.
Uiterlijk 38 weken voorafgaand aan de datum van ingang van de nieuwe Dienstregeling legt het GVB schriftelijk de Openbaar Vervoer Catalogus aan het ROA ter goedkeuring voor. Het ROA beslist binnen maximaal 2 maanden na ontvangst van deze stukken omtrent het al of niet goedkeuren daarvan. Het ROA onthoudt haar goedkeuring alleen indien het aanbod in de Openbaar Vervoer Catalogus niet voldoet aan het Programma van Eisen.
9/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
5.
In de Openbaar Vervoer Catalogus formuleert het GVB op hoofdlijnen haar openbaar vervoeraanbod voor de komende dienstregelingperiode. De Openbaar Vervoer Catalogus bevat tenminste informatie die voor het ROA noodzakelijk is om het vervoeraanbod aan het Programma van Eisen te kunnen toetsen zoals beschreven in bijlage 1.
6. Indien het ROA goedkeuring aan de Openbaar Vervoer Catalogus onthoudt, geeft zij aan welke aanpassingen noodzakelijk zijn. GVB zal vervolgens binnen 3 weken een nieuw voorstel doen met inachtneming van een en ander.
7. Uiterlijk twee weken voor de ingangsdatum van de nieuwe dienstregeling informeert GVB het publiek daarover middels de media alsmede via daartoe stekkende kennisgevingen bij haltes en in het Materieel.
Artikel 6 - Nachtnet en verbindend net
In het Jaarcontract worden nadere afspraken gemaakt over de mate waarin voor het Dienstregelingjaar 2002 – 2003 aan de in het Programma van Eisen gestelde eisen met betrekking tot het verbindende net en het nachtnet wordt voldaan. Artikel 7 - Procedure voor het PvE-conform maken van het Openbaar Vervoer
1. Het GVB voert met ingang van de Dienstregeling 2002-2003 het Openbaar Vervoer uit conform het Programma van Eisen met inachtneming van het hierna bepaalde.
a) Tot de ingangsdatum van de Dienstregeling 2002-2003 wordt in ieder geval de Dienstregeling die is ingegaan op 17 september 2001 uitgevoerd. Reeds vastgestelde besluiten over wijzigingen in deze dienstregeling gedurende deze Dienstregeling zullen worden uitgevoerd.
b) De inwerkingtreding van de eisen die gesteld zijn in het Programma van Eisen wordt per gebied en gefaseerd ingevoerd. Ieder jaar worden voor een nieuw deel van de stad gebiedsspecifieke eisen toegevoegd aan het bestaande Programma van Eisen. Het GVB is gehouden om bij aanvang van het eerstvolgende Dienstregelingjaar dat volgt op de deze aanvullingen, conform artikel 5 tweede lid,
10/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
voor alle delen van de stad waarvoor een gebiedsspecifieke uitwerking is vastgelegd te voldoen aan de in het Programma van Eisen gestelde vervoerkundige eisen.
c) Voor de in het Programma van Eisen genoemde maximumafstanden naar openbaar vervoerhaltes geldt dat met de 250-meter norm de loopafstand tot aan de halte wordt bedoeld, en dat met de 400 en 800 meter norm de hemelsbrede afstand tot aan de halte wordt bedoeld. Van deze genoemde normen mag door het GVB worden afgeweken voor zover dit is bepaald in het Programma van Eisen. Dit betekent dat de gebieden in het Concessiegebied waarvoor in het Programma van Eisen een gebiedsspecifieke uitwerking is opgenomen van de normen mag worden afgeweken voor zover deze specifiek zijn benoemd. In gebieden waarvoor in het Programma van Eisen geen gebiedsspecifieke uitwerking is opgenomen mag van de normen worden afgeweken voor zover dit bij de Dienstregeling 2001 – 2002 ook het geval was. In bijlage 2 is een kaart opgenomen waarop is aangegeven voor welke gebieden dit geldt.
Artikel 8 – Prestatieniveau GVB
1. Het ROA en GVB komen jaarlijks in het jaarcontract op basis van de Openbaar Vervoercatalogus de door het GVB te leveren vervoerprestatie overeen. 2. GVB BV levert uitgedrukt in Dienstregelinguren, uitgesplitst per vervoermodaliteit, per Dienstregelingjaar tenminste de volgende vervoersprestatie:
Vervoermodaliteit
Dienstregelingsuren
Bus Tram Metro / sneltram
799.384 644.570 123.165
Totaal
1.567.119
3. GVB BV kan jaarlijks maximaal 10% van het in het tweede lid voorgeschreven aantal Dienstregelingsuren
per
vervoermodaliteit
overhevelen
naar
een
andere
vervoermodaliteit. Een dergelijke overheveling dient budgetneutraal plaats te vinden.
11/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
Bij de overheveling fungeert mitsdien de Subsidie per Dienstregelinguur per modaliteit zoals bedoeld in artikel 3 derde lid van de Subsidieovereenkomst als ruilvoet.
4. De in het tweede lid genoemde kwantiteiten dienen tenminste door het ROA te worden afgenomen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 tweede lid van de Subsidieverordening en het bepaalde in het voorgaande lid. 5. Het ROA en GVB BV plegen jaarlijks in de maand december overleg over het aantal Dienstregelinguren per vervoermodaliteit voor het daaropvolgende Dienstregelingjaar. Eventuele wijzigingen worden in het Jaarcontract opgenomen. Indien over een wijziging geen overeenstemming wordt bereikt, blijft de uitsplitsing, genoemd in het tweede lid, van kracht.
Artikel 9 Risico’s bij de uitvoering van de dienstregeling
1. Indien de uitvoering van de Dienstregeling onmogelijk wordt gemaakt door incidentele bestuurlijke maatregelen, niet geplande werkzaamheden, niet geplande evenementen in de openbare ruimte of calamiteiten, dan zal GVB maatregelen treffen om voor de betreffende lijnen een vervangende Dienstregeling op te stellen die zoveel mogelijk tegemoet komt aan de vastgestelde Dienstregeling. Indien GVB hierbij meer Dienstregelinguren inzet dan volgens de Dienstregeling is vastgesteld kan zij deze tot maximaal twee weken na ingang van de vervangende Dienstregeling bij het ROA aanmelden ten behoeve van de in artikel 3 vijftiende lid van de Subsidieovereenkomst beschreven verrekening van uitgevallen Dienstregelinguren. Het ROA beslist zo spoedig als mogelijk of de aangemelde inzet voor verrekening in aanmerking komt. Het ROA zal de aanmelding beoordelen op basis van de realiteitswaarde van de aangemelde kwantiteiten. 2. Vertragingen in de uitvoering van de Dienstregeling die het gevolg zijn van incidentele bestuurlijke maatregelen, niet geplande werkzaamheden, niet geplande evenementen in de openbare ruimte of calamiteiten kunnen GVB niet worden toegerekend. Voor de duur van deze gebeurtenissen zal het ROA de malusregeling niet toepassen op de overeengekomen kwaliteitseisen voor punctualiteit en kwaliteitsborging zoals genoemd in de artikelen 6 en 7 van de Subsidieovereenkomst. GVB zal het ROA niet aanspreken voor de gederfde inkomsten. 3. Indien de uitvoering van de vastgestelde Dienstregeling onmogelijk wordt gemaakt door
12/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
gebeurtenissen die op nationaal niveau of door de burgemeester van de betreffende gemeente tot ramp zijn verklaard, danwel door werkonderbrekingen en stakingen van personeel die door de gemeente Amsterdam geoorloofd zijn geacht, dan vervallen voor de periode waarin deze gebeurtenis zich voordoet de eisen ten aanzien van uitval en punctualiteit voor de betreffende lijnen. Ten aanzien van stakingen, anders dan door de gemeente Amsterdam geoorloofd geacht, wordt aansluiting gezocht bij de vigerende rechtsspraak. 4. Indien een concessiehouder anders dan GVB haar Dienstregeling op zodanige manier wijzigt, dat GVB met haar Dienstregeling niet meer voldoet aan de gestelde eisen uit het Programma van Eisen, treden Partijen in overleg.
Artikel 10 - Aansprakelijkheid en vrijwaring
1. Het
GVB
verricht
haar
verplichtingen
uit
de
Concessie
en
deze
Concessieovereenkomst voor eigen rekening en risico.
2. Het ROA is niet aansprakelijk voor de schade die het GVB, zijn werknemers, hulppersonen of werknemers van hulppersonen lijden ten gevolge van de uitvoering van de Concessie en deze Concessieovereenkomst. 3. Het GVB vrijwaart het ROA voor alle aanspraken van derden, werknemers, hulppersonen en werknemers van hulppersonen daaronder begrepen, terzake van schade en/of eventuele inbreuk op enig (eigendoms-)recht, die direct of indirect verband houdt met de uitvoering van de Concessie en deze Concessieovereenkomst.
4. Het GVB is overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen en de door GVB te hanteren algemene voorwaarden aansprakelijk voor schade veroorzaakt door dood of letsel van de reiziger of schade veroorzaakt door geheel of gedeeltelijk verlies of beschadiging van handbagage ten gevolge van een ongeval dat de reiziger in verband met of tijdens het vervoer is overkomen.
Artikel 11 – Vervangend vervoer als gevolg van storingen Indien vanwege een technische of elektrische storing of andere onregelmatigheid een voertuig voor een periode van langer dan twee uur niet kan functioneren, zal het GVB op
13/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
de betreffende trajecten vervangend Materieel inzetten.
Artikel 12- Ingebruikname nieuwe Openbaar Vervoer infrastructuur en ontsluiting nieuwe woon- en/of werklocaties
1. Het ROA zal uiterlijk 56 weken voor de ingangsdatum van een nieuw Dienstregelingjaar aan het GVB melden welke nieuwe infrastructuur zoals nieuwe railinfrastructuur en vrije busbanen gedurende het nieuwe Dienstregelingjaar in gebruik genomen moet worden en welke nieuwe woon- en/of werklocaties in het nieuwe Dienstregelingjaar door Openbaar Vervoer ontsloten dienen te worden.
2. Het GVB
dient
in
de
Openbaar
Vervoer
Catalogus
voor
het
betreffende
Dienstregelingjaar de ingebruikname van de nieuwe infrastructuur, dan wel de ontsluiting van de nieuwe locaties op te nemen.
3. Uiterlijk zes maanden voor de ingangsdatum van een nieuw Dienstregelingjaar verstrekt het ROA aan het GVB een geactualiseerd overzicht, waarin volgens de dan bekende planning wordt aangegeven op welke datum nieuwe infrastructuur in gebruik genomen kan worden en wanneer begonnen moet worden met de ontsluiting van nieuwe woon- en/of werklocaties. Indien op een later tijdstip blijkt dat een aangegeven planning is gewijzigd, treden Partijen in overleg.
Artikel 13 - Betrokkenheid derden
1. Het is het GVB niet toegestaan haar rechten en verplichtingen uit de Concessie of deze Concessieovereenkomst op enigerlei wijze over te dragen of te verpanden aan derden.
2. Het GVB kan gekwalificeerde derden bij de uitvoering van de Concessie en uit deze overeenkomst voortvloeiende vervoersverplichtingen betrekken. Het GVB blijft steeds hoofdelijk aansprakelijk voor de uitvoering van de Concessie en deze overeenkomst.
Artikel 14 - Wijziging van omstandigheden Voor zover de uitvoering van de Concessie en deze overeenkomst wordt beïnvloed door wijzigingen in de wet- of regelgeving, dan wel door landelijke afspraken tussen
14/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
concessieverleners en concessiehouders, zullen partijen met elkaar in overleg treden.
Artikel 15 – Opbrengsten kaartverkoop
1. Het GVB is verantwoordelijk voor de opbrengsten en ontvangt de opbrengsten uit kaartverkoop. Hieronder vallen ook de opbrengsten uit de Studenten Openbaar Vervoer Jaarkaart. Artikel 16- Bijzondere Diensten
Het GVB kan naar eigen inzicht vervoerproducten en / of diensten aanbieden die niet voor subsidiëring in aanmerking komen. Voor deze vervoerproducten en / of diensten mogen van het Nationaal Vervoer Bewijzen tarieven worden gehanteerd. Deze moeten ter goedkeuring aan het ROA worden voorgelegd.
Artikel 17 - Evaluatie
1.
Partijen zullen jaarlijks de inhoud van de Concessie en de Concessieovereenkomst evalueren. Op basis van de evaluatieresultaten kan de inhoud van deze overeenkomst worden aangepast.
Artikel 18 – Zitplaatskans
1. Voor de periode 2002 tot 2006 gelden als zitplaatskans in het Openbaar Vervoer de volgende percentages. Met Ringlijn wordt bedoeld de metrolijn tussen Isolatorweg en Gein.
2002
2003
2004
2005
70%
70%
70%
70%
Ringlijn
45%
48%
49%
50%
Tram verbindend
65%
68%
69%
70%
Tram ontsluitend
65%
68%
69%
70%
Bus
75%
75%
75%
75%
Spitsperiode (gemiddeld) Metro
15/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
Buiten spits
Metro
70%
72%
74%
75%
Ringlijn
65%
68%
69%
70%
Tram
70%
72%
74%
75%
Bus
90%
90%
90%
90%
2. De zitplaatskans is de kans op een zitplaats gedurende de spits, of gedurende de dalperiodes. De zitplaatskans wordt berekend als gemiddelde over een tijdsblok van 2 tot 3 uur waarbij de kans gemeten wordt dat een instappende reiziger direct over een zitplaats kan beschikken. Meting vindt plaats op lijnniveau en betreft het gemiddelde van heen- en terugrit. 3. Het GVB zal haar inzet van voertuigen verhogen indien de kans op een zitplaats beneden de norm valt.
4. Kleine over- en onderschrijdingen (tot 5%) van de in het eerste lid genoemde normen worden geaccepteerd indien daardoor voor de passagiers met herkenbare intervallen tussen de ritten kan worden gereden.
5. De vervoerder past de in te zetten capaciteit in de loop van het jaar aan de ontwikkeling van de zitplaatskans. Desgewenst zullen door het GVB voorstellen worden gedaan om tot een andere wijze van meting te komen.
6. Het GVB rapporteert jaarlijks op basis van steekproeven over de gerealiseerde zitplaatskans in het Openbaar Vervoer. Artikel 19 –Toegankelijkheid / sociale veiligheid
1. Jaarlijks stellen het ROA en het GVB gezamenlijk plannen op inzake maatregelen ter bevordering van de toegankelijkheid en sociale veiligheid. De plannen inzake maatregelen ter bevordering van toegankelijkheid worden vastgelegd in het jaarcontract exploitatie. De plannen inzake maatregelen ter bevordering van de sociale veiligheid worden vastgelegd in het jaarcontract sociale veiligheid van het Openbaar Vervoer. Ten behoeve van deze plannen kan subsidie worden verleend. Bestaande afspraken zoals de aanschaf van lage vloermaterieel en de inzet van daaraan gekoppelde gelden, blijven in stand.
16/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
2. Ten behoeve van de afstemming met ketenpartners zal regulier overleg plaatsvinden in de subdriehoek veiligheid Openbaar Vervoer.
Artikel 20 – Informatielevering aan het ROA. 1. Het GVB levert schriftelijk aan het ROA de informatie zoals beschreven in bijlage 3, voor zover de technische, administratieve en andere bij het GVB aanwezige systemen dit toelaten. Het GVB streeft er aantoonbaar naar haar systemen zodanig aan te passen en te vernieuwen opdat zij de gevraagde informatie volledig kan verstrekken.
2. Het GVB stelt het ROA telkens binnen vier weken na toezending van de gegevens in de gelegenheid overleg te plegen over de gerapporteerde informatie.
3. De rapportageverplichting van het GVB blijft na het verstrijken van de Concessieduur van kracht zulks op de wijze en voor de duur als uit het Concessiebesluit voortvloeit.
Artikel 21 - Reclame
Reclame-uitingen in en op Materieel zijn toegestaan voorzover passend binnen het Programma van Eisen.
Artikel 22 – Externe communicatie
1. Het GVB verzorgt zelfstandig de berichtgeving en de wijze van berichtgeving aan derden, met inbegrip van de pers, met betrekking tot de normale werking van de Dienstregeling.
2. Het GVB en het ROA stellen gezamenlijk een communicatieprotocol op over de wijze van externe communicatie in geval van calamiteiten, ernstige incidenten en andere van belang zijnde zaken met betrekking tot het Openbaar Vervoer.
Artikel 23 – Overgangsbepalingen 1. Voor de inwerkingtreding van de Concessie zijn door de Gemeenteraden van
17/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
Amsterdam en Amstelveen een aantal besluiten genomen die in de periode van 2002 tot 2006 tot uitvoer gebracht moeten worden. Het betreft hier besluiten over de aanleg en exploitatie van nieuwe tramlijnen en de ontsluiting van nieuwe woonwijken met Openbaar Vervoer. Het GVB dient deze besluiten uit te voeren. De besluiten zijn:
1. De Raadsbesluiten van de Gemeenteraad van de gemeente Amstelveen van 14 juli 1993 en 25 juni 1999 inzake de doortrekking van lijn 51 naar Amstelveen Westwijk. 2. Raadsbesluit van de Gemeenteraad van de gemeente Amsterdam nr. 394 d.d. 22 augustus 1996 inzake de OV-ontsluiting van IJburg. 3. Raadsbesluit van de Gemeenteraad van de gemeente Amsterdam nr. 402 d.d. 14 juli 1999 inzake de tramontsluiting van het Oostelijk Havengebied. 4. Raadsbesluit van de Gemeenteraad van de gemeente Amsterdam nr. 893 d.d. 15/16 december 1999 inzake de GVB-dienstregeling 2000-2001 5. Raadsbesluit van de Gemeenteraad van de gemeente Amsterdam nr. 115 d.d. 14 maart 2001 inzake de GVB-winterdienstregeling 2001-2002 6. Raadsbesluit van de Gemeenteraad van de gemeente Amsterdam nr. 434 d.d. 4 juli 2001 inzake de tramontsluiting van VU Medisch Centrum. 7. Raadsbesluit van de Gemeenteraad van de gemeente Amsterdam nr. 551 d.d. 19 september 2001 inzake de opheffing van lijn 20. 2.
Waar de raadsbesluiten betrekking hebben op inmiddels bestaande lijnvoering, dienen zij als uitgangspunt voor de toetsing van artikel 4.11 van het Programma van Eisen. Indien de raadsbesluiten de exploitatie van een nog niet bestaande verbinding voorschrijven, gelden zij als aanvulling op het Programma van Eisen. De financiële en kwantitatieve gevolgen bij implementatie worden verwerkt in de betreffende jaarcontracten. Uitgangspunt hierbij vormen de inhoud van de besluiten en, in het geval deze teksten geen uitsluitsel geven, de inhoud van de subsidieaanvraag aan het Rijk die behoren bij de betreffende besluiten.
3.
Indien voor de inwerkingtreding van de Concessie nog een besluit genomen wordt over de locatie van de nieuwe keerlus van lijn 7 en (de financiering van) een tijdelijke routewijziging van deze lijn als gevolg van het verdwijnen van de keerlus bij het Bos en Lommerplein in 2003, wordt dit besluit geacht te zijn opgenomen in de het eerste lid genoemde lijst.
18/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
Artikel 24 - Bezwaar / beroep tegen Concessie
1.
Voorzover derden tegen de Concessie een rechtsmiddel aanwenden en zulks leidt tot schorsing van het besluit, worden alle rechten en verplichtingen van partijen dienovereenkomstig opgeschort. Indien deze schorsing voortduurt tot een tijdstip gelegen ná 1 januari 2002, zal het GVB op de voorwaarden zoals deze golden tot 1 januari 2002 het Openbaar Vervoer voortzetten. Indien een door derden ingesteld rechtsmiddel ertoe leidt dat door de bevoegde rechter een voorlopige voorziening wordt getroffen, dan wel indien de Concessie bij onherroepelijke uitspraak van de bevoegde rechter wordt gewijzigd of vernietigd, zullen het ROA en het GVB handelen overeenkomstig de inhoud van die rechtelijke beslissingen en met elkaar in overleg treden over de gevolgen daarvan.
Artikel 25 - Geschillen / toepasselijk recht
1.
Op deze Concessieovereenkomst is Nederlands recht van toepassing
2.
Bij een geschil kunnen partijen met elkaar in overleg treden omtrent mogelijke oplossingen van het geschil. Met instemming van beide Partijen kan ten behoeve van het oplossen van het geschil een onafhankelijke deskundige worden ingeschakeld.
3.
Partijen stellen een procedure vast om tot het oplossen van geschillen te komen.
4.
Indien de in het tweede lid genoemde stappen niet worden gevolgd of niet leiden tot een oplossing, dan zal elk geschil, betreffende de uitleg of uitvoering van de Concessieovereenkomst, alsmede elk ander geschil terzake van of in verband met deze Concessieovereenkomst, hetzij juridisch, hetzij feitelijk, geen uitgezonderd, ter beslechting aan de bevoegde rechter worden voorgelegd te Amsterdam, tenzij alsdan besloten wordt tot arbitrage.
Artikel 26 – Ontbinding en wijziging bij onvoorziene omstandigheden
1.
De bevoegde rechter te Amsterdam kan, op verlangen van een der partijen, de gevolgen van deze overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van deze
19/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.
2.
Een wijziging of ontbinding wordt niet uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.
3.
Alvorens zich tot de rechter te wenden treden partijen in overleg om te komen tot een aanvaardbare oplossing van de problemen. Het bepaalde in het derde lid van artikel 26 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27 – Ontbinding bij wanprestatie en opzegging
1. Indien het GVB tekort schiet in de nakoming van uit deze Concessieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen danwel het GVB geheel of gedeeltelijk niet aan wettelijke voorschriften voldoet waardoor een voortzetting van deze Concessieovereenkomst niet kan worden verlangd, zal het ROA haar per aangetekende brief en onder opgave van redenen in gebreke stellen waarbij het ROA een redelijke termijn voor de nakoming stelt. Indien het GVB niet binnen die termijn nakomt, heeft het ROA het recht deze Concessieovereenkomst geheel of gedeeltelijk zonder rechtelijke tussenkomst per aangetekende brief te ontbinden. 2. Het ROA kan dit contract zonder rechterlijke tussenkomst per aangetekende brief opzeggen, indien: •
Het GVB faillissement aanvraagt, dan wel het faillissement van GVB is uitgesproken en geen verzet of hoger beroep is ingesteld tegen deze uitspraak;
•
Het GVB surseance van betaling aanvraagt, dan wel aan GVB voorlopig of definitief surseance van betaling is verleend;
•
de wettelijk vereiste vergunningen tot het verrichten van openbaar vervoer van het GVB wordt ingetrokken;
•
de Concessie wordt ingetrokken.
Artikel 28 – Kennisgevingen
1. Kennisgevingen van Partijen aan elkaar onder deze overeenkomst vinden schriftelijk plaats.
20/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
2. Als correspondentieadres gelden de navolgende adressen, totdat de betrokken partij aan de andere partijen per aangetekend schrijven met bericht van ontvangst een ander correspondentieadres heeft meegedeeld:
GVB Prins Hendrikkade 108-114 1011 AK AMSTERDAM contactpersoon : ir. J.G. Kroon, algemeen directeur telefoon:
020 – 460 60 01
telefax:
020 – 460 59 73
e-mail:
[email protected]
Het ROA T.a.v. de Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer Nieuwevaart 5-9 1090 HB AMSTERDAM contactpersoon : F. Strik, directeur telefoon:
020 – 556 51 04
telefax:
020 – 556 57 03
e-mail:
[email protected]
Artikel 29 Contractoverneming
Indien de rechtspersoonlijke structuur van Concessiehouder, die thans tak van dienst is van de gemeente Amsterdam, zal veranderen, dan treedt de alsdan bestaande vennootschap, die dan vervoerder en concessiehouder is, in alle rechten en verplichtingen van het GVB zonder dat daartoe een nadere handeling nodig is.
Artikel 30 Samenhang
De subsidieovereenkomst is ter uitvoering van de verleende subsidie. De concessieovereenkomst is ter uitvoering van de verleende concessie. Gelet op het feit dat ook de verleende subsidie en de te verlenen subsidie en de te verrichten openbaar vervoersprestatie samenhangen, hangen ook de subsidieovereenkomst en de concessieovereenkomst met elkaar samen. Wijziging van de ene overeenkomst kan derhalve ook
21/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
strekken tot wijziging van de andere. Partijen treden hierover in overleg.
Artikel 31 Inwerkingtreding
Deze overeenkomst werkt terug tot en met 1 januari 2002. Partijen geven door ondertekening van deze overeenkomst hiervoor toestemming.
Aldus opgemaakt in tweevoud en ondertekend
te Amsterdam op 27 maart 20023
het Regionaal Orgaan Amsterdam
gemeente Amsterdam
Mark van der Horst,
ir. J.G. Kroon,
portefeuillehouder Openbaar Vervoer
algemeen directeur GVB
22/22
paraaf ROA
paraaf Amsterdam
REGIONAAL ORGAAN AMSTERDAM SUBSIDIEOVEREENKOMST GEMEENTE AMSTERDAM
Amsterdam, 27 maart 2003 2002/35/subs.
Inhoudsopgave
art.1
Activiteiten
art. 2
Prestatieniveau GVB
art. 3
Berekeningswijze subsidie
art. 4
Risico’s bij de uitvoering van de dienstregeling
art. 5
Malusregeling voor uitval
art. 6
Bonus/malusregeling voor punctualiteit
art. 7
Bonus/malusregeling voor kwaliteitswaarborg
art. 8
Nieuwe infrastructuur
art. 9
Verplaatsing haltes
art. 10 Informatiesystemen art. 11 Evaluatieverplichting art. 12 Wijziging van omstandigheden art. 13 Bezwaar/beroep tegen subsidieverleningsbeschikking art. 14 Geschillen/toepasselijk recht art. 15 Ontbinding bij wanprestatie en opzegging art. 16 Ontbinding en wijziging bij onvoorziene omstandigheden art. 17 Kennisgevingen art. 18 Contractoverneming art. 19 Samenhang art. 20 Looptijd overeenkomst en beëindiging
paraaf ROA
2
paraaf Amsterdam
Bijlagen
Bijlage 1:
Bekostigingsmodel Exploitatie
Bijlage 2:
Systematiek voor de berekening van de subsidie per dienstregelingsuur
Bijlage 3:
Wensbeeld bonus/malusregeling
Bijlage 4:
Kwaliteitsmeting
Bijlage 5:
Informatieprofiel concessiedeelgebied gemeente Amsterdam
Bijlage 6:
Verdeelmethodiek
paraaf ROA
3
paraaf Amsterdam
ONDERGETEKENDEN:
Het Regionaal Openbaar Lichaam “Het Regionaal Orgaan Amsterdam”, te dezen vertegenwoordigd door het dagelijks bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam ter uitvoering van het besluit van de Regioraad d.d. 17 december 2002, met kenmerk 2002/35 hierna te noemen “het ROA”,
en
De
Gemeente
Amsterdam,
als
eigenaresse
van
het
Gemeentevervoerbedrijf
Amsterdam gevestigd aan de Prins Hendrikkade nrs. 108-114 te Amsterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door ir. J.G. Kroon, algemeen directeur GVB, hierna te noemen: “GVB”.
OVERWEGENDE DAT:
1. het Dagelijks Bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam bij besluit d.d. 20 december 2001 onder kenmerk pmg/2001/1390, resp. van 15 april 2002 onder kenmerk RvdP/2002/320 aan het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam een concessie heeft verleend als bedoeld in artikel 19 van de Wet Personenvervoer 2000 voor het verrichten van openbaar Vervoer in het gebied zoals in dit besluit aangeduid;
2. partijen ter uitvoering van voornoemde concessie op 27 maart 2003 een concessieovereenkomst zijn aangegaan;
3. het Dagelijks Bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam bij besluit d.d. 12 december 2002 met kenmerk 2002/1087GVB aan het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam een subsidie heeft verleend als bedoeld in artikel 22 van de Wet Personenvervoer 2000 voor het verrichten van Openbaar Vervoer in de Concessie zoals hiervoor aangeduid;
paraaf ROA
4
paraaf Amsterdam
4. ter
uitvoering
van
voornoemde
subsidiebeschikking
partijen
onderhavige
overeenkomst sluiten en het Regionaal Orgaan Amsterdam de gemeente Amsterdam heeft gemachtigd op grond van artikel 60 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek om namens haar de rechtshandelingen te verrichten op basis van deze overeenkomst;
5. ter uitvoering van deze overeenkomst zullen partijen nadere afspraken maken die jaarlijks worden vastgelegd in jaarcontracten.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
Artikel 1
Activiteiten
Het GVB is verplicht om de activiteiten te verrichten waartoe de subsidie is verleend. Onder deze activiteiten wordt verstaan de exploitatie van het openbaar vervoer (vervoerprestaties), het bevorderen en waarborgen van de sociale veiligheid en toegankelijkheid van het openbaar vervoer, en het beheer en onderhoud van de railinfrastructuur.
Artikel 2
Prestatieniveau GVB
1. Het ROA en GVB komen jaarlijks in het jaarcontract op basis van de Openbaar Vervoercatalogus de door het GVB te leveren vervoerprestatie overeen.
2. GVB levert uitgedrukt in Dienstregelinguren, uitgesplitst per vervoermodaliteit, per Dienstregelingjaar tenminste de volgende vervoersprestatie:
Vervoermodaliteit
Dienstregelinguren
Bus Tram Metro / sneltram
799.384 644.570 123.165
Totaal
1.567.119
3. GVB kan jaarlijks maximaal 10% van het in het tweede lid voorgeschreven aantal Dienstregelinguren
per
vervoermodaliteit
overhevelen
naar
een
andere
vervoermodaliteit. Een dergelijke overheveling dient budgetneutraal plaats te vinden. Bij de overheveling fungeert mitsdien de Subsidie per Dienstregelinguur per modaliteit zoals bedoeld in artikel 3 derde lid van deze overeenkomst als ruilvoet.
paraaf ROA
5
paraaf Amsterdam
4. De in het tweede lid genoemde kwantiteiten dienen tenminste door het ROA te worden afgenomen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.3 tweede lid van de Subsidieverordening en het bepaalde in het voorgaande lid.
5. Het ROA en GVB plegen jaarlijks in de maand december overleg over het aantal Dienstregelinguren
per
vervoermodaliteit
voor
het
daaropvolgende
Dienstregelingjaar. Eventuele wijzigingen worden in het Jaarcontract opgenomen. Indien over een wijziging geen overeenstemming wordt bereikt, blijft de uitsplitsing, genoemd in het tweede lid, van kracht.
Artikel 3
Berekeningswijze subsidie
1. De subsidie voor de exploitatie van het openbaar vervoer wordt in 2002 verstrekt op basis van het Lumpsummodel, zoals beschreven in bijlage 1. Het ROA kan op enig moment besluiten dat in 2005 het Lumpsummodel vervangen dient te zijn door het Vraagmodel zoals beschreven in bijlage 1. In dit besluit zal ook aangegeven worden op welke datum begonnen moet worden met een gefaseerde vervanging van het Lumpsummodel door het Vraagmodel. Over de omvang van de te nemen stappen waarin binnen het aangegeven tijdvak wordt overgeschakeld naar het vraagmodel maken partijen afspraken. Bij de overschakeling worden de rekenregels gehanteerd zoals beschreven in bijlage 1 Bekostigingsmodel Exploitatie.
2. Ongeacht het gehanteerde bekostigingsmodel is sprake van een op jaarbasis minimaal aantal te realiseren Dienstregelinguren, welke zal worden vastgelegd in het Jaarcontract.
3. Voor de exploitatie van het Openbaar Vervoer geldt de subsidie in euro’s per Dienstregelinguur. De berekening van de subsidie is vastgelegd in bijlage 2.
Subsidie per Diensregelinguur (lumpsum model) 2002
2003
2004
2005
Bus Tram Metro In €, prijspeil 2001
paraaf ROA
6
paraaf Amsterdam
4. Naast de subsidie per Dienstregelinguur ontvangt GVB een subsidie voor de verbetering van de bedrijfsvoering:
2002
2003
2004
2005
Subsidie verbetering bedrijfsvoering In €, prijspeil 2001
5. De subsidie per Dienstregelingsuur is mede gebaseerd op geëgaliseerde kapitaallasten voor het materieel. De werkelijke kapitaallasten voor het materieel wijken hiervan af. Jaarlijks dient de subsidie aan GVB te worden gecorrigeerd met de volgende bedragen:
2002
2003
2004
2005
Correctie kapitaallasten materieel In € prijspeil 2001
De bedragen voor 2003, 2004 en 2005 zijn indicatief. De werkelijke bedragen hangen af van de werkelijke kapitaallasten. De gemeente Amsterdam beheert voor deze correctie een voorziening.
6. Het GVB ontvangt jaarlijks een subsidie voor regulier onderhoud van tram- en metroinfrastructuur
en
een
subsidie
voor
vervangingsinvesteringen
voor
traminfrastructuur. Als basis voor deze subsidies geldt het meerjarencontract Beheer en Onderhoud van de Railinfrastructuur dat het GVB afsluit met de gemeente Amsterdam.
7. Het GVB ontvangt jaarlijks een subsidie voor het verbeteren van de toegankelijkheid.
8. Jaarlijks wordt de subsidie per Dienstregelingsuur voor de exploitatie van het Openbaar Vervoer geïndexeerd op basis van de regeling die het ministerie hanteert.
9.
Indien de subsidie wordt berekend middels het Lumpsummodel en indien het in artikel
2.2
van
de
Subsidieverordering
bepaalde
subsidieplafond
voor
concessiedeelgebied Amsterdam lager is dan het product van het tweede lid van artikel 2 genoemde minimale vervoerprestatie en de in het derde lid genoemde subsidie per Dienstregelinguur, treden partijen in overleg.
paraaf ROA
7
paraaf Amsterdam
10. Naast subsidie voor exploitatie ontvangt het GVB subsidie voor het bevorderen van sociale veiligheid. Partijen leggen hier afspraken over vast in het Jaarcontract Sociale Veiligheid.
11. Alle in derde, zesde, zevende en tiende lid genoemde subsidies zijn exclusief BTW. Indien als gevolg van wettelijke maatregelen prestaties met BTW belast wordt, zullen de genoemde bedragen hiervoor worden aangepast.
12. Jaarlijks worden de subsidies zoals genoemd in het derde, vierde, vijfde en zevende lid vastgelegd in het Jaarcontract voor exploitatie.
13. Indien de rijksbekostigingssystematiek wijzigt of indien het door het rijk ingestelde groeiplafond is bereikt zodat vervoersgroei niet automatisch financieel wordt beloond, zullen tussen partijen nieuwe afspraken worden gemaakt omtrent de door het GVB te leveren vervoersprestaties, inclusief een eventuele overgangsregeling
14. Indien vervoerbedrijven, decentrale overheden of het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op enig moment besluiten om het contract betreffende de Studenten Openbaar Vervoerjaarkaart niet te continueren, zullen Partijen nieuwe afspraken maken omtrent de door het GVB te leveren vervoersprestaties, inclusief een eventuele overgangsregeling.
15. Zolang het vraagmodel zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel niet volledig wordt gehanteerd wordt de subsidieverlening gebaseerd op de daadwerkelijk door het GVB geproduceerde Dienstregelinguren tot het maximum van de in het Jaarcontract vastgelegde Dienstregelinguren met inachtneming van het hierna bepaalde. De daadwerkelijk door GVB geproduceerde Dienstregelinguren omvatten ook de Dienstregelinguren die bij het ROA zijn aangemeld en door het ROA zijn geaccepteerd als extra inzet ten behoeve van vervangende dienstregelingen als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst. Indien het aantal geproduceerde Dienstregelinguren hoger is dan het maximum aantal Dienstregelinguren dat in het Jaarcontract is vastgelegd vindt geen verrekening plaats. Artikel 4
Risico’s bij de uitvoering van de dienstregeling
1. Indien de uitvoering van de Dienstregeling onmogelijk wordt gemaakt door incidentele bestuurlijke maatregelen, niet geplande werkzaamheden, niet geplande evenementen in de openbare ruimte of calamiteiten, dan zal GVB maatregelen
paraaf ROA
8
paraaf Amsterdam
treffen om voor de betreffende lijnen een vervangende Dienstregeling op te stellen die zoveel mogelijk tegemoet komt aan de vastgestelde Dienstregeling. Indien GVB hierbij meer Dienstregelinguren inzet dan volgens de Dienstregeling is vastgesteld kan zij deze tot maximaal twee weken na ingang van de vervangende Dienstregeling bij het ROA aanmelden ten behoeve van de in artikel 3, vijftiende lid van de Subsidieovereenkomst beschreven verrekening van uitgevallen Dienstregelinguren. Het ROA beslist zo spoedig als mogelijk of de aangemelde inzet voor verrekening in aanmerking komt.
Het ROA zal de aanmelding beoordelen op basis van de
realiteitswaarde van de aangemelde kwantiteiten.
2. Vertragingen in de uitvoering van de Dienstregeling die het gevolg zijn van incidentele bestuurlijke maatregelen, niet geplande werkzaamheden, niet geplande evenementen in de openbare ruimte of calamiteiten kunnen GVB niet worden toegerekend. Voor de duur van deze gebeurtenissen zal het ROA de malusregeling niet toepassen op de overeengekomen kwaliteitseisen voor punctualiteit en kwaliteitsborging zoals genoemd in de artikelen 6 en 7 van deze overeenkomst. GVB zal het ROA niet aanspreken voor de gederfde inkomsten.
3. Indien de uitvoering van de vastgestelde Dienstregeling onmogelijk wordt gemaakt door gebeurtenissen die op nationaal niveau of door de burgemeester van de betreffende gemeente tot ramp zijn verklaard, danwel door werkonderbrekingen en stakingen van personeel die door de gemeente Amsterdam geoorloofd zijn geacht, dan vervallen voor de periode waarin deze gebeurtenis zich voordoet de eisen ten aanzien van uitval en punctualiteit voor de betreffende lijnen. Ten aanzien van stakingen, anders dan door de gemeente Amsterdam geoorloofd geacht, wordt aansluiting gezocht bij de vigerende rechtsspraak.
4. Indien een concessiehouder anders dan GVB haar Dienstregeling op zodanige manier wijzigt, dat GVB met haar Dienstregeling niet meer voldoet aan de gestelde eisen uit het Programma van Eisen, treden Partijen in overleg.
Artikel 5
Malusregeling voor uitval
1. Het GVB zal de uitval van openbaar vervoerritten tot een minimum beperken.
2. Uitval van ritten wordt gemeten als niet-geproduceerde Dienstregelinguren ten opzichte van de gepubliceerde Dienstregeling.
paraaf ROA
9
paraaf Amsterdam
3. De prestaties op uitval worden voor de jaren 2002 en 2003 gemeten, gerapporteerd en afgerekend per modaliteit. Rapportage geschiedt minimaal eens per kwartaal, waarbij de rapportage over het laatste kwartaal tevens de jaarrapportage bevat. Afrekening vindt plaats op basis van jaarprestaties. Op basis van de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 zal worden bezien in hoeverre de prestaties op uitval voor de jaren 2004 en 2005 tevens per lijn worden gemeten, gerapporteerd en afgerekend. Uiterlijk in 2004 zal rapportage over de uitval op lijnniveau plaatsvinden.
4. Over niet-geproduceerde Dienstregelinguren die vallen binnen tussen de Partijen overeengekomen percentages per modaliteit vindt geen verrekening plaats. Deze worden door het ROA aangemerkt als niet aan het GVB verwijtbare uitval. De percentages zijn als volgt
Bus Tram Metro
2002 1,70% 2.00% 1,50%
2003 1,70% 2,00% 1,50%
2004 1,50% 1,75% 1,20%
2005 1,50% 1,75% 1,20%
Indien, door bijvoorbeeld het gebruik van nieuwe systemen, nieuwe gegevens beschikbaar komen zullen deze waarden, na overeenstemming tussen partijen, opnieuw worden geijkt.
5. Na berekening van de uitgevallen Dienstregelinguren worden per modaliteit de Dienstregelinguren die bij het ROA zijn aangemeld en door haar zijn geaccepteerd als extra inzet ten behoeve van vervangende Dienstregelingen als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst op de uitgevallen uren in mindering gebracht. Daarna vindt met inachtneming van het in artikel 3, vijftiende lid gestelde, verrekening plaats waarbij voor de bus de integrale uurkosten als verrekentarief gehanteerd worden en voor tram en metro de marginale uurkosten. De verrekentarieven worden jaarlijks in het jaarcontract exploitatie vastgelegd. 6. De omvang van de malus voor uitval van de drie modaliteiten tezamen zal voor de jaren 2002 en 2003 maximaal € XX per jaar bedragen. De omvang van de malus voor uitval voor de jaren 2004 en 2005 zal na de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 worden vastgesteld.
7. Verrekening van de uitval vindt plaats uiterlijk 2 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de desbetreffende Dienstregelinguren betrekking hebben, op basis van de jaarrapportage zoals genoemd in het derde lid.
paraaf ROA
10
paraaf Amsterdam
8. Het GVB zal de prestaties op uitval uiterlijk 2 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de desbetreffende Dienstregelinguren betrekking hebben via haar internetsite alsmede via een in Amsterdam wijd verspreid dagblad publiceren.
9. In geval van aanhoudend slecht presteren op uitval zal het GVB aan het ROA een verbeterplan ter goedkeuring voorleggen. Het GVB dient dit verbeterplan aantoonbaar ten uitvoer te brengen.
10. In geval het in het negende lid genoemde verbeterplan niet tijdig wordt ingediend, van onvoldoende kwaliteit is en/of de uitvoering van dit plan niet tot de gewenste verbeteringen leidt, dan zal het ROA de noodzakelijke maatregelen treffen om alsnog het vereiste niveau van de dienstverlening te bewerkstelligen.
11. De in dit artikel beschreven malusregeling voor uitval betreft een ingroeitraject. Het wensbeeld van het ROA voor de jaren vanaf 2004 is opgenomen is beschreven in bijlage 3. Op basis van de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 van deze overeenkomst zal worden bezien in hoeverre de malusregeling voor uitval aan de hand van dit wensbeeld kan worden aangepast. Artikel 6
Bonus/malusregeling voor punctualiteit
1. Het GVB zal zich maximaal inspannen om zich aan de in de Dienstregeling vermelde tijden te houden.
2. Punctualiteit wordt gemeten als het percentage op tijd vertrokken ritten vanaf de beginhalte.
3. De prestaties op punctualiteit worden voor de jaren 2002 en 2003 gemeten, gerapporteerd en afgerekend per modaliteit. Rapportages geschiedt minimaal eens per kwartaal, waarbij de rapportage over het laatste kwartaal tevens de jaarrapportage bevat. Afrekening vindt plaats op basis van jaarprestaties. Op basis van de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 zal worden bezien in hoeverre de prestaties op punctualiteit voor de jaren 2004 en 2005 tevens per lijn worden gemeten, gerapporteerd en afgerekend. Uiterlijk in 2004 zal rapportage over de punctualiteit op lijnniveau plaatsvinden.
paraaf ROA
11
paraaf Amsterdam
4. Ten aanzien van de punctualiteit gelden tussen Partijen nog overeen te komen streefwaarden en minimumwaarden. Uiterlijk 1 mei 2002 zullen deze waarden worden vastgelegd.
5. De bonus of malus voor punctualiteit betreft een absoluut bedrag, dat een getrapte opbouw kent. Uiterlijk 1 mei 2002 zal deze opbouw worden vastgelegd. 6. De omvang van de bonus of malus voor punctualiteit bedraagt voor de jaren 2002 en 2003 per modaliteit per jaar maximaal:
Modaliteit Bus Tram Metro
Maximum bonus/malus
7. De omvang van de bonus of malus voor punctualiteit voor de jaren 2004 en 2005 zal na de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 van deze overeenkomst worden vastgesteld. Verrekening van de bonus respectievelijk malus voor punctualiteit vindt plaats uiterlijk 2 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de desbetreffende Dienstregelinguren betrekking hebben, op basis van de jaarrapportage zoals genoemd in het derde lid.
8. Het GVB zal de prestaties op punctualiteit uiterlijk 2 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de desbetreffende Dienstregelinguren betrekking hebben via haar internetsite alsmede via een in Amsterdam wijd verspreid dagblad publiceren.
9. Ingeval van aanhoudend slecht presteren op punctualiteit zal het GVB aan het ROA een verbeterplan ter goedkeuring voorleggen. Het GVB dient dit verbeterplan aantoonbaar ten uitvoer te brengen. 10. In geval het in het negende lid genoemde verbeterplan niet tijdig wordt ingediend, van onvoldoende kwaliteit is en/of de uitvoering van dit plan niet tot de gewenste verbeteringen leidt, dan zal het ROA de noodzakelijke maatregelen treffen om alsnog het vereiste niveau van de dienstverlening te bewerkstelligen. Daarnaast houdt het ROA zich het recht voor om in geval van aanhoudende wanprestaties voor rekening van het GVB noodzakelijke maatregelen te treffen om de kwantiteit en de kwaliteit van het Openbaar Vervoer te waarborgen.
paraaf ROA
12
paraaf Amsterdam
11. De in dit artikel beschreven bonus/malusregeling voor punctualiteit betreft een ingroeitraject. Het wensbeeld van de gemeente Amsterdam voor de jaren vanaf 2004 is opgenomen is beschreven in bijlage 3. Op basis van de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 zal worden bezien in hoeverre de bonus/malusregeling voor punctualiteit aan de hand van dit wensbeeld kan worden aangepast. Artikel 7
Bonus/malusregeling voor kwaliteitswaarborg
1. Het GVB zal zich maximaal inspannen om een optimaal kwaliteitsniveau van de dienstverlening te realiseren.
2. Het kwaliteitsniveau zal in 2002 worden gemeten aan de hand van de kwaliteitsbeleving van de reiziger. Hiervoor wordt de KwaliteitsKoersMeter van het GVB gehanteerd. In 2002 zullen partijen een nieuwe systematiek ontwikkelen die kwaliteit ook op objectieve manier meetbaar maakt.
3. De prestaties op kwaliteitsborging worden voor de jaren 2002 en 2003 gemeten, gerapporteerd en afgerekend per modaliteit. Rapportages geschiedt minimaal eens per kwartaal, waarbij de rapportage over het laatste kwartaal tevens de jaarrapportage bevat. Afrekening vindt plaats op basis van jaarprestaties. Op basis van de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 zal worden bezien in hoeverre de prestaties op kwaliteitsborging voor de jaren 2004 en 2005 tevens per lijn worden gemeten, gerapporteerd en afgerekend. Uiterlijk in 2004 zal rapportage over de kwaliteitsborging op lijnniveau plaatsvinden.
4. Ten aanzien van de kwaliteitsborging gelden voor 2002 de volgende streefwaarden:
Modaliteit Bus Tram Metro
Streefwaarde 66 70 61
De streefwaarden voor de jaren 2003 t/m 2005 worden in de jaarcontracten vastgelegd.
5. De bonus of malus voor kwaliteitsborging betreft een absoluut bedrag, dat een getrapte opbouw kent:
paraaf ROA
13
paraaf Amsterdam
Bedrijfsvoering
Bonus / Malus
Zeer goed
Maximum bonus
Goed
Helft van maximum bonus
Normaal
Geen bonus of malus
Matig
Helft van maximum malus
Slecht
Maximum malus
De invulling per modaliteit staat beschreven in bijlage 2.
6. De omvang van de bonus of malus voor kwaliteitsborging bedraagt voor de jaren 2002 en 2003 per modaliteit per jaar maximaal:
Modaliteit Bus Tram Metro
Maximum bonus/malus
De omvang van de bonus of malus voor kwaliteitsborging voor de jaren 2004 en 2005 zal na de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 worden vastgesteld.
7. Verrekening van de bonus of malus voor kwaliteitsborging vindt plaats uiterlijk 2 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de desbetreffende metingen betrekking hebben, op basis van de jaarrapportage zoals genoemd in het derde lid. 8. Het GVB zal de prestaties op kwaliteitsborging uiterlijk 2 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de desbetreffende prestaties betrekking hebben via haar internetsite alsmede via een in Amsterdam wijd verspreid dagblad publiceren.
9. In geval van aanhoudend slecht presteren op kwaliteitsborging zal het GVB aan het ROA een verbeterplan ter goedkeuring voorleggen. Het GVB dient dit verbeterplan aantoonbaar ten uitvoer te brengen.
10. In geval het in het negende lid genoemde verbeterplan niet tijdig wordt ingediend, van onvoldoende kwaliteit is en/of de uitvoering van dit plan niet tot de gewenste verbeteringen leidt, dan zal het ROA de noodzakelijke maatregelen treffen om alsnog het vereiste niveau van de dienstverlening te bewerkstelligen. Daarnaast houdt het ROA zich het recht voor om in geval van aanhoudende wanprestaties voor rekening van het GVB noodzakelijke maatregelen te treffen om de kwantiteit en de kwaliteit van het Openbaar Vervoer te waarborgen.
paraaf ROA
14
paraaf Amsterdam
11. De in dit artikel beschreven bonus/malusregeling voor kwaliteitsborging betreft een ingroeitraject. Het wensbeeld van het ROA voor de jaren vanaf 2004 is opgenomen is beschreven in bijlage 3. Op basis van de evaluatie zoals genoemd in artikel 11 zal worden bezien in hoeverre de bonus/malusregeling voor kwaliteitsborging aan de hand van dit wensbeeld kan worden aangepast. Artikel 8
Nieuwe infrastructuur
1. In het geval dat de ingebruikname van de nieuwe infrastructuur of de ontsluiting van nieuwe locaties gepaard gaat met de inzet van extra Dienstregelinguren die niet bekostigd kan worden uit het door het ROA aangegeven maximale budget, dan treden het ROA en het GVB in overleg over het volgende:
-
De verwachte opbrengst uit kaartverkoop die voortkomt uit de ingebruikname van de nieuwe infrastructuur of de ontsluiting van nieuwe locaties en die rechtstreeks toekomt aan het GVB.
-
De aanspraken die het GVB kan maken op de Voorziening Aanloop- en Timelagverliezen ter dekking van de kosten die gepaard gaan met de ingebruikname van nieuwe infrastructuur of de ontsluiting van nieuwe locaties. Uitgangpunt hierbij is dat alle aanloopkosten na aftrek van de verwachte opbrengst uit kaartverkoop als bedoeld in het eerste lid door de voorziening worden gecompenseerd, en de time-lagverliezen, die voortkomen uit de wijze waarop de Rijksbijdrage wordt berekend en uitgekeerd door de voorziening worden gecompenseerd.
-
Het aantal aan te bieden Dienstregelinguren dat boven op het in artikel 2, lid 2 van deze overeenkomst genoemde minimumvolume jaarlijks moet worden aangeboden door het GVB.
2. De in het eerste lid genoemde afspraken worden niet meer gemaakt, respectievelijk bestaande afspraken worden beëindigd op het moment dat voor de subsidiëring van het Openbaar Vervoer het vraagmodel zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van de subsidieverleningsbeschikking volledig van toepassing is.
3. Indien de ingebruikname van nieuwe infrastructuur of de ontsluiting van nieuwe locaties een uitwerking is van een eerder genomen raadsbesluit van de gemeente
paraaf ROA
15
paraaf Amsterdam
Amsterdam, vormen de inhoud van de besluiten en de inhoud van de subsidieaanvraag aan het Rijk de uitgangspunten voor de te maken afspraken zoals bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9
Verplaatsing haltes
1. Haltes mogen worden verplaatst zolang wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de maximale afstanden tussen adres en halte en de continuïteitseisen ten aanzien van de lijnvoering, zoals vastgelegd in het Programma van Eisen.
2. Wanneer het GVB een halte wil verplaatsen, of een nieuwe halte wil aanleggen, kan zij hiervoor een met de verantwoordelijke wegbeheerder afgestemd voorstel indienen bij het ROA, die dit voorstel toetst aan het Programma van Eisen, de Concessie en de Concessieovereenkomst.
3. De gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door de dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, draagt daar waar het haltes op Amsterdams grondgebied betreft, zorg voor de bestuurlijke besluitvorming, inclusief een toetsing door de (Centrale) Verkeerscommissie. In andere gevallen ligt deze taak bij de betreffende wegbeheerder.
4. Wanneer een door GVB gewenste tussentijdse verplaatsing van een halte leidt tot meer Dienstregelinguren, kunnen de kosten daarvan niet worden verhaald op het ROA. Indien de verplaatsing leidt tot minder Dienstregelinguren zal dit worden verrekend met het ROA. Wanneer een door de wegbeheerder of andere partij gewenste verplaatsing leidt tot meer dan wel minder Dienstregelinguren, dan wordt dit verrekend met het ROA.
5. Verplaatsingen van haltes kunnen gedurende een Dienstregelingjaar plaatsvinden. Opheffing van een halte, zonder dat dit gepaard gaat met de ingebruikname van een vervangende halte, kan slechts plaatsvinden per ingangsdatum van een nieuw Dienstregelingjaar.
6. Bovengenoemde bepalingen hebben betrekking op permanente wijzigingen en niet op tijdelijke wijzigingen als gevolg van bijvoorbeeld infrastructurele werkzaamheden.
paraaf ROA
16
paraaf Amsterdam
Indien het GVB conform het Programma van Eisen haltes moet toevoegen dan wel verplaatsen, maar de wegbeheerder en/of anderen dit niet mogelijk maken, kan dit niet aan het GVB worden toegerekend.
Artikel 10
Informatiesystemen
1. Ten aanzien van de informatie die door het GVB geleverd dient te worden ten behoeve van de berekening van een eventuele bonus of malus en ten behoeve van de naleving van financiële afspraken zoals beschreven in het jaarcontract geldt dat de systemen die gebruikt worden om deze informatie te leveren door een accountant zijn goedgekeurd. Na een systeemaanpassing dient het systeem door een accountant gekeurd en goed bevonden te worden. Informatie die jaarlijks in een totaaloverzicht wordt aangeboden is voorzien van een accountantsverklaring. Indien het ROA dit verlangt kan op systemen en geleverde totaaloverzichten een externe audit plaatsvinden.
2. Ten aanzien van de informatie die door het GVB geleverd dient te worden ten behoeve van de berekening van een eventuele bonus of malus en ten behoeve van de naleving van financiële afspraken zoals beschreven in het jaarcontract geldt dat het ROA de beschikking kan krijgen over de brongegevens achter deze informatie. 3. Ten aanzien van de informatie die door het GVB geleverd dient te worden ten behoeve van de berekening van een eventuele bonus of malus en ten behoeve van de naleving van financiële afspraken zoals beschreven in het jaarcontract geldt dat levering conform binnen bijlage 5 van deze overeenkomst gestelde termijnen geschiedt. Na overschrijding van 45 dagen van de in bijlage 5 gestelde termijnen geldt een boete van € 227 per dag dat informatie te laat geleverd wordt. Deze regeling is wederkerig en ook geldig indien het ROA haar verplichtingen conform artikel 5 lid 2 en 3 van de concessie-overeenkomst en artikel 12, eerste en derde lid van de concessieovereenkomst niet nakomt.
Artikel 11
Evaluatieverplichting
1. Partijen zullen in januari 2003 het Programma van Eisen evalueren. Onderwerp van de evaluatie is de mate van gedetailleerdheid en de werkbaarheid van het Programma van Eisen in relatie tot het Vraagmodel. In het geval dat de grondslag van subsidiëring zoals beschreven in artikel 3 van deze overeenkomst in enige mate
paraaf ROA
17
paraaf Amsterdam
is veranderd van het lumpsummodel in het vraagmodel zullen de effecten hiervan een jaar na invoering worden geëvalueerd.
2. Partijen zullen in maart 2003 de in de artikelen 5, 6 en 7 opgenomen bonus/malusregelingen inzake uitval, punctualiteit en kwaliteitsborging evalueren. Daarbij zal tevens het wensbeeld van het ROA zoals beschreven in bijlage 3 worden meegenomen. Op basis van de evaluatieresultaten kan de inhoud van deze overeenkomst worden aangepast.
3. Partijen zullen in 2002 gezamenlijk de informatiesystemen die benodigd zijn voor de in
de artikelen 5, 6 en 7 opgenomen bonus/malusregelingen evalueren. Indien
gewenst
kunnen
genoemde
informatiesystemen
worden
geoptimaliseerd
of
vervangen. Partijen ontwikkelen daarnaast een systematiek die de kwaliteit op een objectieve manier meetbaar maakt.
Artikel 12 Wijziging omstandigheden
1. ROA verdeelt de Rijksbijdrage over de concessiedeelgebieden aan de hand van de in bijlage 6 beschreven verdeelmethodiek. 2. Indien
door
wijziging
van
Rijksbekostigingssystematiek,
omstandigheden, een
herziening
zoals van
de
bijvoorbeeld
van
de
ROA-verdeelmethodiek
onvermijdelijk blijkt, treden het ROA en de gemeente Amsterdam in overleg.
Artikel 13
1.
Bezwaar / beroep tegen subsidieverleningsbeschikking
Voorzover derden tegen de subsidieverleningsbeschikking een rechtsmiddel aanwenden en zulks leidt tot schorsing van het besluit, worden alle rechten en verplichtingen van partijen dienovereenkomstig opgeschort. Indien een door derden ingesteld rechtsmiddel ertoe leidt dat door de bevoegde rechter een voorlopige voorziening wordt getroffen, dan wel indien de subsidieverleningsbeschikking bij onherroepelijke uitspraak van de bevoegde rechter wordt gewijzigd of vernietigd, zullen de het ROA en het GVB handelen overeenkomstig de inhoud van die rechtelijke beslissingen en met elkaar in overleg treden over de gevolgen daarvan voor onderhavige overeenkomst.
Artikel 14
1.
Geschillen / toepasselijk recht
Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
paraaf ROA
18
paraaf Amsterdam
2.
Bij een geschil kunnen partijen met elkaar in overleg treden omtrent mogelijke oplossingen van het geschil. Met instemming van beide partijen kan ten behoeve van het oplossen van het geschil een onafhankelijke deskundige worden ingeschakeld.
3.
Partijen stellen een procedure vast om tot het oplossen van geschillen te komen.
4. Indien de in het tweede lid genoemde stappen niet worden gevolgd of niet leiden tot een oplossing, dan zal elk geschil, betreffende de uitleg of uitvoering van de overeenkomst, alsmede elk ander geschil terzake van of in verband met
deze
overeenkomst, hetzij juridisch, hetzij feitelijk, geen uitgezonderd, ter beslechting aan de bevoegde rechter worden voorgelegd te Amsterdam, tenzij alsdan besloten wordt tot arbitrage.
Artikel 15
Ontbinding bij wanprestatie en opzegging
1. Indien het GVB tekort schiet in de nakoming van uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen danwel geheel of gedeeltelijk niet aan wettelijke voorschriften voldoet waardoor een voortzetting van deze overeenkomst niet kan worden verlangd, zal het ROA haar per aangetekende brief en onder opgave van redenen in gebreke stellen waarbij het ROA een redelijke termijn voor de nakoming stelt. Indien het GVB niet binnen die termijn nakomt, heeft het ROA het recht deze overeenkomst
geheel
of
gedeeltelijk
zonder
rechtelijke
tussenkomst
per
aangetekende brief te ontbinden.
2. Het ROA kan dit contract zonder rechterlijke tussenkomst per aangetekende brief opzeggen, indien: •
het GVB faillissement aanvraagt, dan wel het faillissement van het GVB is uitgesproken en geen verzet of hoger beroep is ingesteld tegen deze uitspraak;
•
het GVB surseance van betaling aanvraagt, dan wel aan het GVB voorlopig of definitief surseance van betaling is verleend;
•
de wettelijk vereiste vergunningen tot het verrichten van openbaar vervoer van het GVB wordt ingetrokken;
•
de Concessie wordt ingetrokken
•
de subsidieverlenings en/of vaststellingsbeschikking wordt ingetrokken.
paraaf ROA
19
paraaf Amsterdam
Artikel 16
1.
Ontbinding en wijziging bij onvoorziene omstandigheden
De bevoegde rechter te Amsterdam kan, op verlangen van een der partijen, de gevolgen van deze overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij
naar
maatstaven
van
redelijkheid
en
billijkheid
ongewijzigde
instandhouding van deze overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.
2.
Een wijziging of ontbinding wordt niet uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.
3.
Alvorens zich tot de rechter te wenden treden partijen in overleg om te komen tot een aanvaardbare oplossing van de problemen. Het bepaalde in het derde lid van artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17
Kennisgevingen
1. Kennisgevingen van partijen aan elkaar onder deze overeenkomst vinden schriftelijk plaats.
2. Als correspondentieadres gelden de navolgende adressen, totdat de betrokken partij aan de andere partijen per aangetekend schrijven met bericht van ontvangst een ander correspondentieadres heeft meegedeeld:
GVB Prins Hendrikkade 108-114 1011 AK AMSTERDAM contactpersoon : ir. J.G Kroon, algemeen directeur telefoon:
020 – 460 60 01
telefax:
020 – 460 59 73
e-mail:
[email protected]
paraaf ROA
20
paraaf Amsterdam
Het ROA T.a.v. de Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer Nieuwevaart 5-9 1090 HB AMSTERDAM contactpersoon : F. Strik, directeur telefoon:
020 – 556 51 04
telefax:
020 – 556 57 03
e-mail:
[email protected]
Artikel 18
Contractoverneming
Indien de rechtspersoonlijke structuur van het GVB, dat thans tak van dienst is van de gemeente Amterdam, zal veranderen, dan treedt de alsdan bestaande vennootschap, die dan vervoerder en subsidie-ontvanger is, in alle rechten en verplichtingen van het GVB zonder dat daartoe een nadere handeling nodig is.
Artikel 19
Samenhang
De subsidieovereenkomst is ter uitvoering van de verleende subsidie. De concessieovereenkomst is ter uitvoering van de verleende concessie. Gelet op het feit dat ook de verleende subsidie en de te verlenen subsidie en de te verrichten openbaar vervoersprestatie samenhangen, hangen ook de subsidie-overeenkomst en de concessie-overeenkomst met elkaar samen. Wijziging van de ene overeenkomst kan derhalve ook strekken tot wijziging van de andere. Partijen treden hierover in overleg.
Artikel 20
Looptijd overeenkomst en beëindiging
1. Deze overeenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2002 en wordt aangegaan voor een periode van vier jaar, derhalve tot 1 januari 2006.
2. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege na ommekomst van de looptijd van deze overeenkomst, tenzij in de periode tussen 1 januari 2002 tot en met 1 januari 2006 door het DB van het ROA geen subsidieverleningsbeschikking voor het openbaar vervoer aan het GVB wordt verleend.
Partijen geven door ondertekening van deze overeenkomst hiervoor toestemming.
paraaf ROA
21
paraaf Amsterdam
Aldus opgemaakt in tweevoud en ondertekend
te Amsterdam op 27 maart 2003 het Regionaal Orgaan Amsterdam
gemeente Amsterdam
Mark van der Horst,
ir. J.G. Kroon,
portefeuillehouder Openbaar Vervoer
algemeen directeur GVB
paraaf ROA
22
paraaf Amsterdam