Vakantiestress Nog anderhalve week en we gaan op vakantie! Ik zit op m’n werk achter de computer en door m’n hoofd schieten allerlei dingen die ik nog doen moet voor de vakantie. De hond gaat naar het pension dus hij moet nog even naar de dierenarts voor de jaarlijkse prikken. De katten moeten ook maar dat hoeft niet perse nu, want die blijven thuis. Joke die de katten eten geeft, moet nog weten wanneer we precies gaan en Patricia moet nog weten wanneer Joke op vakantie gaat zodat zij het de laatste drie dagen kan doen. Mijn paspoort moet ik verlengen dus ik moet even pasfoto’s laten maken en dan even langs het stadsdeel. De auto moet nog gekeurd en voor zoon moet ik een afspraak maken met de lenzenboer want hij heeft een paar lenzen doorgespoeld. Zoon heeft ook een nieuwe zwembroek nodig evenals een paar korte broeken, (skatebroeken bedoel ik: over de knie, niet te kort, stel je voor!). Ik moet Gonny nog bellen want die zou weer geopereerd worden. We moeten nog even bij oma langs voor de vakantie en nog even die indicatie voor een rollator opzoeken. Ik moet de papieren van de vakantie even klaarleggen en tegen Hans zeggen dat ie de reis- en kredietbrief op moet zoeken. De telefoon gaat en ik neem op. Een vertrouwenspersoon van een instelling vertelt dat vier medewerksters los van elkaar bij haar zijn gekomen met verhalen over dezelfde persoon die hen ernstig seksueel geïntimideerd had. Het betrof een leidinggevende. De medewerksters zijn jonge meiden van 17 en 18 jaar en ze zijn bang voor hem. De man belt hen thuis op en wil een afspraakje maken. Als een meisje zegt: ‘ik hang op, ik ga douchen’ zegt hij: “Zal ik je komen inzepen?’ Als hij met een meisje alleen in de lift staat zoent hij haar op de mond. Hij pakt de medewerksters regelmatig vast. Ze moeten zich echt losrukken. De vertrouwenspersoon heeft met de meisjes afgesproken dat ze de verhalen anoniem met de directie zou bespreken en ook niet de naam van de dader zou noemen. Ze is naar de directie gegaan en heeft gezegd: Stel dat er dit en dit zou gebeuren wat zouden jullie dan doen? De directie was unaniem en glashelder: de man zou onmiddellijk geschorst worden en zo snel mogelijk ontslagen. De medewerksters hebben vervolgens hun verhaal verteld aan de directie. Nu zijn ze bang voor represailles en dat hij thuis contact met ze opneemt. De instelling gaat aangifte doen. De vertrouwenspersoon wil weten of de meiden zelf aangifte moeten doen en of ze moeten getuigen in de rechtszaak. Ik zeg dat ze met deze vragen het beste even kan bellen met de Zedenpolitie. Zij kunnen heel goed meedenken. Ik adviseer haar de meiden goed te ondersteunen en bij te staan. Daar is ze al op alle fronten mee bezig zegt ze. Ik leg de telefoon neer en vertel mijn collega’s over dit geval van machtsmisbruik. De arrogantie! Wat denkt zo’n vent zich allemaal te kunnen permitteren?! Ik maak een kort verslagje van het telefoongesprek en stel me voor hoe zo’n man zich gedraagt op z’n werk. Hoe functioneer je als je in je hoofd met hele andere dingen bezig bent? Mannen schijnen trouwens allemaal elk half uur aan seks te denken. Ik vraag me af hoe geconcentreerd je dan je werk kunt doen. Oeps, ik moet de reispilletjes niet vergeten en de hondenuitlaat laten weten dat de hond er niet is tot 2 augustus. Laat ik vanavond toch maar even een lijstje maken van wat ik nog moet doen voor de vakantie.
5
Impressie AMC congres Op 26 Maart 2009 bezocht ik het drukke praktijkcongres ‘Kindermishandeling aanpakken is weerstanden overwinnen’. De sprekers werden afgewisseld met toneelscènes om met de zaal in gesprek te gaan over dilemma’s bij het signaleren en aanpakken van kindermishandeling. Dit werkte goed en riep veel herkenning en discussievragen op bij de professionals in de zaal: Wie is voor wat verantwoordelijk bij kindermishandeling? De school, Bureau Jeugdzorg, de GGZ-behandelaar? In de ochtend waren er inleidingen door kinderarts Rian Teeuw en kinderpsychiater Peter Adriaenssens. In het middagprogramma heb ik de workshop ‘Mijn kind mijn eer’ gevolgd. De heer Aydogan, daderbehandelaar bij de Waag, gaf aan dat we cultuur niet als excuus moeten gebruiken om terughoudend te zijn met het bespreekbaar maken van (vermoedens van) seksueel misbruik omdat het onze eigen weerstand is om over seksueel misbruik te praten die ons tegenhoudt. In de tweede workshop die ik volgde ‘Geef het kind een stem’ werden duidelijke handvatten geboden om seksueel misbruik en kindermishandeling bespreekbaar te maken met kinderen. De workshop werd verzorgd door het AMK Haaglanden. Gedragsdeskundige Lenneke Winder vertelde over haar ruime ervaring in het spreken met kinderen vanaf 6 jaar over kindermishandeling. Na de workshops was er een levendige plenaire discussie over de juiste aanpak van een casus. Deze dag maakte mij weer duidelijk dat kindermishandeling een onderwerp blijft dat bij een grote verscheidenheid aan professionals leeft en waar nog veel vragen over zijn. Het belangrijkste advies is om (vermoedens van) kindermishandeling in een team te bespreken en gezamenlijk een lijn uit te zetten hoe te handelen. De gehele impressie is te vinden op www. gezond.amsterdam.nl/geestelijke gezondheid. Machteld Kuyper, SSG.
steunpunt seksueel geweld
Wetenswaardigheden Alcohol grote risicofactor voor ongewenste seks Uit een onderzoek in opdracht van het Trimbos Instituut blijkt dat meisjes die regelmatig uitgaan en veel ongewenste seksuele ervaringen in het uitgaanscircuit hebben, beduidend meer alcohol drinken dan meisjes die vaak uitgaan en weinig of geen ervaring hebben met ongewenste seks. Voor het onderzoek vroeg Chella Harreveld (Universiteit Utrecht) meisjes van 16-25 jaar naar hun uitgaansgedrag, alcoholgebruik en ongewenste seksuele ervaringen in het uitgaanscircuit. Bijna 60% van de 464 deelnemende meiden bleek één of meer ongewenste seksuele ervaringen te hebben gehad. Bij de meesten ging het om spijt achteraf, 16% van de respondenten had ook ervaring met dwang. Alcoholgebruik lijkt sterk samen te hangen met het hebben van ongewenste seksuele ervaringen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek past het Trimbos Instituut haar voorlichtingsmateriaal aan.
Publicaties Op basis van de publicatie ‘Niet onverwacht het licht uitdoen’ heeft de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling (VSK) een folder uitgebracht voor mensen die in hun jeugd seksueel misbruikt zijn. In deze folder geeft de VSK tips wat cliënten zelf kunnen doen om een effectieve hulpverleningsrelatie op te bouwen. De folder kan door cliënten en hulpverleners besteld worden via E:
[email protected] of T: 030 789 2250. Meer informatie over de VSK is te vinden op www.vsknederland.nl. Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking. Gianotten, W.L., M.J. Meihuizen-de Regt, N. van Son-Schoones (red.), Uitgeverij Van Gorcum, 2008. ISBN 978 90 2324 405 9. Aantal pagina’s: 668. Kosten: € 95,00. De redactie richt zich op de problemen van mensen met een chronische ziekte of een lichamelijke/zintuiglijke beperking. Het resultaat is een boek met dvd waarin het thema seksualiteit en intimiteit bij ziekte en beperking in al zijn facetten aan de orde komt. Het boek is opgebouwd uit zes modulen: seksualiteit, verstoorde
6
seksualiteit, twintig specifieke ziektebeelden, begeleiding, aspecten van voortplanting, beleid, preventie en zorg. Meer informatie: www.vangorcum.nl.
Agenda In veilige handen Op 26 september 2009 wordt de eerste werkconferentie georganiseerd die vrijwilligersorganisaties en -centrales helpt om een antwoord te vinden op de vraag: Hoe voorkom ik seksueel misbruik van minderjarigen in vrijwilligerswerk? Veel organisaties nemen (te) weinig maatregelen om seksueel misbruik te voorkomen of er adequaat mee om te gaan. Het voorkomen van seksueel misbruik vereist constante aandacht en alertheid. Hierbij kunnen ook gemeenten en ondersteuningsorganisaties voor het vrijwilligerswerk een rol spelen. Om handvatten te bieden bij de agendering, preventie, repressie en communicatie over het onderwerp zijn er stappenplannen, te implementeren materialen en praktijkvoorbeelden voor handen die tijdens de werkconferentie besproken worden. Op www.inveiligehanden.nl vindt u meer informatie en een uitgebreid programma.
Psychotrauma in de context De Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma (NtVP) organiseert in de Meervaart te Amsterdam 18 november 2009 het congres Psychotrauma in de context: individu, gezin en maatschappij. Een actueel wetenschappelijk en maatschappelijk thema waarin belicht wordt dat een trauma niet alleen een individu treft, maar evenzeer degenen, die met hem of haar verbonden zijn. Dit zullen vaak familie, vrienden of kinderen zijn. Maar ook hele groepen - denk bijvoorbeeld aan het leger kunnen de gevolgen daarvan ondervinden. Ingrijpende gebeurtenissen hebben vaak hun weerslag op gemeenschappen en op meerdere generaties. U kunt kiezen uit 16 workshops waaronder De onmisbare rol van ouders in het verwerkingsproces van een verkracht meisjes en Het verwaarloosde brein: de neurobiologische gevolgen van emotionele mishandeling en
InZicht
Column
verwaarlozing. Meer informatie: www. ntvp-congres.nl.
Traumatisering in de kindertijd Op woensdag 3 maart 2010 vindt in De Nieuwe Buitensociëteit te Zwolle een groot landelijk congres plaats onder de titel Traumatisering in de kindertijd: chronisch trauma en de therapeutische relatie. Het congres richt zich op iedereen de professioneel met cliënten te maken heeft die in hun jeugd langdurig getraumatiseerd zijn geraakt. Het is het eerste congres dat het in 2007 opgerichte Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke Chronische Traumatisering (LCVT) organiseert voor behandelaren, onderzoekers, beleidsmakers en bestuurders. Er zijn bijdragen van onder meer: Marcel Smeets, Nel Draijer, Nelleke Nicolaï, Suzette Boon, Arianne Struik, Annemarie Smith, Onno van der Hart en Agnes van Minnen. Voor nader informatie kunt u contact opnemen met Wim D. Visser van organisator Cogis, T: 030 296 8022 of E:
[email protected]. Aanmelden via www.lcvt. nl (inschrijving na de zomervakantie).
Colofon InZicht, juli 2009 verschijnt 2 maal per jaar oplage: 500 uitgave Steunpunt Seksueel Geweld Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam E:
[email protected]. redactie Karin van Erning, Machteld Kuyper, Marianne van Staa, Marjolein Leguijt grafisch ontwerp DTP Yusuf Kho vormgever IA BNO verspreiding gratis onder hulpverleners in Amsterdam e.o.. Gebruik van teksten en artikelen uit de nieuwsbrief met bronvermelding is toegestaan. extra nummers Steunpunt Seksueel Geweld T: 020 555 5227 F: 020 555 5696 E:
[email protected] www.gezond.amsterdam.nl
steunpunt seksueel geweld
EEN UITGAVE VAN DE GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST AMSTERDAM
juli 2009 in dit nummer: • In gesprek met Marianne van Staa en Ton Maijenburg over het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust 2-6 • Vakantiestress 5 • Impressie AMC congres 5 • Wetenswaardigheden 6
Redactioneel Een nieuwe nieuwsbrief! Wat is ie mooi hè?! Heel blij zijn wij met deze nieuwe stijl. Onze vormgever Yusuf Kho mag héél trots zijn op zijn werk. Een nieuwe naam hebben we ook. InZicht vinden wij een goede naam omdat het de twee dingen kan beteken die wij als onze belangrijkste missie zien namelijk: seksueel geweld zichtbaar en bespreekbaar maken èn inzicht geven in het aanwezige hulpaanbod in Amsterdam. In dit nummer aandacht voor het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust. We hebben Marianne van Staa en Ton Maijenburg gevraagd wat het Zedenscenario inhoudt en wat het belang ervan is. Wij wensen u een fijne zomer!
Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust In Amsterdam werkt de gemeente, de politie en de GGD bijna 13 jaar met het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust. Dit is een plan van aanpak bij zedenzaken met risico’s op maatschappelijk onrust. De politie en de GGD willen het scenario voor de hele veiligheidsregio gaan gebruiken. De veiligheidsregio omvat de gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouderamstel en Uithoorn. Marianne van Staa, hoofd van het Steunpunt Seksueel Geweld van de GGD Amsterdam stond aan de wieg van het scenario. Ton Maijenburg, relatiebeheerder bij Bureau Zedenpolitie van het korps Amsterdam-Amstelland heeft nu zeven scenario’s gedraaid. Marianne en Ton zijn in overleg met de regiogemeentes om het ook bestuurlijk mogelijk te maken het scenario in die gemeenten te draaien. We vroegen hen wat het scenario precies is en waarom het zo goed werkt.
steunpunt seksueel geweld
Hoe is het Scenario ontstaan? Marianne: Het is ontstaan rond 1995. Er speelde toen een aantal affaires op scholen die landelijk veel publiciteit trokken en behoorlijk uit de hand liepen. In Amsterdam werden wij geconsulteerd in 2 zaken: een zaak op een kinderdagverblijf en een zaak op een basisschool. De politie constateerde daar, dat zij veel tijd kwijt waren aan het opstarten van de hulpverlening voor ouders en slachtoffers. Toen heeft het Steunpunt gezegd: ‘dat moet beter. Wij gaan proberen een richtlijn te schrijven, hoe wij in Amsterdam willen dat er met zulke zaken omgegaan wordt. Er moet snel hulp beschikbaar zijn, de politie moet zijn onderzoek kunnen doen en er moet niet teveel onrust ontstaan. Een soort crisisplan dus. Hoe is het toen uitgezet in de stad? Nadat we het akkoord van de politie kregen, hebben we het scenario laten drukken met het logo van de politie, de gemeente Amsterdam en de GGD. Dat maakte duidelijk: dit stuk wordt breed gedragen. Toen zijn we bij de instellingen langs gegaan van wie we medewerking wilden: de GGZ, het AMW, en JGZ (Jeugdgezondheidszorg). Met de directies van de toenmalige RIAGG’s en het AMW hebben we overleg gehad over de inzet van hun medewerkers bij een scenario en daarbij gezegd dat daar geen extra geld voor was. Wij zeiden dat het scenario dusdanig preventief werkt dat je er eigenlijk alleen maar geld mee uitspaart. Als je mensen meteen goed opvangt voorkom je dat ze een half jaar later in de kreukels liggen en dan alsnog dure hulp nodig hebben. Op die basis ging iedereen toen akkoord. Hoe gaat het in zijn werk, hoe loopt de besluitvorming een scenario te starten? Ton: Er komt een melding binnen van een zedendelict. Een begeleider of een coach of een leraar wordt verdacht van seksuele handelingen. Als je denkt: daar zou wel eens narigheid van kunnen komen, houden we intern beraad. Ik breng het bij de chef van de Zedenpolitie en ik bel het Steunpunt. We maken een inschatting of het maatschappelijke onrust zou kunnen veroorzaken. Is het antwoord ja, dan gaan we het scenario voorbereiden. We koppelen dat weer terug aan bijvoorbeeld
een schooldirectie en zeggen: wij denken dat er onrust zou kunnen ontstaan en wij kunnen je eventueel een scenario aanbieden. We schetsen dan in het kort wat een scenario kan inhouden en als zo’n verantwoordelijk iemand zegt: ‘nou daar wil ik wel gebruik van maken’ dan volgt er een bijeenkomst in de Zedendriehoek. Dat is het Openbaar Ministerie (de beleidsofficier Zeden), Bureauchef Zedenpolitie en een gemandateerd iemand namens de burgemeester. En die drie besluiten of er een scenario komt. Zo ja, dan zitten we binnen 24 uur met het coördinatieteam bij elkaar en gaan we aan de slag. Wat is voor Bureau Zedenpolitie de toegevoegde waarde van het scenario? Ton: De politie is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. Als er in een buurt wat gebeurt dan wordt de politie daar mee geconfronteerd. Onrust in de buurt is het laatste wat je wilt als stadsdeelvoorzitter/burgemeester. Als handhaver van de openbare orde is het dus van belang dat het rustig blijft. Een ander belang is ook dat je contact krijgt met zo’n school en je op zo’n manier ouders sneller bereikt. Na afloop van een ouderavond waar wij de ouders vertellen wat voor onderzoek er loopt, wat de ernst van de situatie is en wie ze kunnen bereiken, weten de mensen ons eerder te vinden en komen ze naar ons toe met hun verhaal. We kunnen ouders ook vertellen hoe ze met hun kinderen om moeten gaan, zodat we zo min mogelijk gekleurde verhalen krijgen. Zijn directies en besturen meteen bereidwillig als er een scenario wordt aangeboden? Ton: Nee, niet altijd. In het begin staan ze er vaak aarzelend tegenover. Je legt als directeur van een school je lot in handen van het Steunpunt Seksueel Geweld; die gaan zo’n avond voorzitten. Je moet als baas van de school even loslaten. Vaak zijn ze bang dat een scenario juist onrust geeft en willen ze er geen ruchtbaarheid aan geven en het in de doofpot stoppen. Ik snap dat wel, want niemand wil onrust in zijn tent. Marianne: Ik zeg niet: ‘ik neem het over’, want je moet met elkaar doorpraten totdat je het eens bent over de goede aanpak. Ik
2
ken de school, de ouders en de staf niet dus ik heb de informatie van die school hard nodig om met de coördinatiegroep en de betrokken hulpverleners tot een plan van aanpak te komen. In de coördinatiegroep praten we net zo lang door tot we er allemaal van overtuigd zijn dat we de goede aanpak bedacht hebben. Niets is zo onrustverhogend als instanties die elkaar tegenspreken en het niet met elkaar eens zijn. Als je het met elkaar eens bent op een ouderavond, dan voelen ouders zich ook veilig. Waarom denk je dat er in eerste instantie altijd de neiging is om het stil te willen houden? Marianne: Er zit heel veel schaamte om heen. Als een school geconfronteerd wordt met een vermoeden van seksueel misbruik door een medewerker, merk je dat de emoties hoog oplaaien. Het zijn vaak geliefde leerkrachten. Collega’s zijn vaak vreselijk geschokt; die hebben het gevoel dat hun werkplek wordt bezoedeld. Die voelen zich schuldig: Waarom heb ik dat niet gezien? Ze denken dat hun school de enige school is waar dit gebeurt. Ze denken dat ze zelf tekort geschoten zijn in de beveiliging etc. Dus de neiging om het toe te dekken komt vanuit de emoties die er op dat moment spelen en vanuit de angst dat als dit bekend wordt en er publiciteit om heen komt ze leerlingen kwijt raken. Directies zeggen soms ook letterlijk tegen mij: ‘ik ben benieuwd hoeveel leerlingen wij na de vakantie nog hebben.’ En dan zeg ik: ‘als je dit goed aanpakt dan kon je volgend jaar nog wel eens meer leerlingen hebben dan nu.’ Dan zitten ze je echt een beetje verbaasd aan te kijken, want de angst is primair dat de goede naam van de school eraan gaat. Een school moet ook contacten onderhouden met de ouders over wat er op school gebeurt? Marianne: Ja, dat klopt en dat vinden we ook heel belangrijk. Wij vinden dat minimaal de ouders van de kinderen die het betreft, geïnformeerd moeten worden. Als er vermoedens zijn dat er meerdere slachtoffers zouden kunnen zijn moeten in principe alle ouders van de school geïnformeerd worden. Informatieoverdracht is een belangrijk
onderdeel van het scenario. Daar adviseer je de directies ook over? Marianne: Ja, wat en hoe ze het moeten vertellen, schriftelijk of op een ouderavond. Waarom je bepaalde dingen wel en niet naar voren moet brengen. De privacy van de slachtoffers en van de dader, het schaden van het politieonderzoek, dit soort risico’s worden allemaal in de coördinatiegroep met de school besproken. Als ze een brief aan ouders gaan sturen bekijken we de brief op de toonzetting en de terminologie die gebruikt wordt. Is dit een brief waar ouders alleen maar onrustig van worden of is dit een brief die ouders geruststelt waardoor ze kunnen wachten tot de ouderavond. Wat gebeurt er als de politie een onderzoek gaat draaien? Houden jullie dan de communicatie open naar zo’n school? Ton: ja, dat is één van de voorwaarden anders kan je zo’n scenario niet draaien. Waar het om gaat is dat we bereikbaar zijn en dat we alles doorspreken met degene die verantwoordelijk is. De stand van zaken van het onderzoek bespreek je daar ook mee, zonder in detail te treden. Als er zo’n zaak is, dan hebben we dagelijks zo niet meerdere keren per dag contact met een schooldirecteur of bestuur. Ook de buurtregisseur wordt geïnformeerd. Die gebruiken we in het onderzoek voor de contacten met scholen en de ouders. We vragen hem: ‘Je loopt in die wijk, je kent de ouders, de school, kun jij wat voor ons doen?’ Belangrijk onderdeel van het scenario zijn de afspraken die je maakt over het contact met de pers. Is het wel eens gebeurd dat ouders toch met de pers gaan praten? Ton: ja of dat de pers binnenkomt op zo’n avond. Ik heb een keer meegemaakt dat een ouder ook journalist was. Ook een keer dat dingen al meteen op straat lagen. Daar dreigde het mis te gaan. In de pers werd een stemming gecreëerd waarin het functioneren van het bestuur van die instelling erg onder vuur lag. En dat heeft ons in het onderzoek geschaad. Wij doen aan waarheidsvinding. Het gaat 3
“De angst is primair dat de goede naam van de school eraan gaat .“
ons er niet om of een bestuur niet goed functioneert. Dat is op zich geen strafbaar feit. Je krijgt in dit soort zaken altijd polarisatie. Je hebt een schoolteam: je hebt vergaderingen met elkaar, teamuitjes, je zit aan de koffietafel en opeens wordt één van de collega’s ervan verdacht dat hij aan kinderen heeft gezeten. Dat geloof je niet. Je krijgt twee kampen op zo’n school, er zijn voor- en tegenstanders. Ruziënde sfeer, achterklap. Als een ouder in de pers nare stukken gaat schrijven dan is daar niemand bij gebaat. Eigenlijk zou je je met z’n allen moeten verenigen in het belang van het kind. Geeft een zaak ook veel onrust bij de kinderen? Marianne: Niet altijd. Er wordt wel over gesproken. Hoe gaan we met de kinderen om? Kan een school of leerkracht het zelf? Soms voelen ze zich daar onzeker bij en willen ze heel graag dat een jeugdhulpverlener aanwezig is die kan helpen een kringgesprek daarover te voeren. De mensen van de GGZ komen dan op school voor 1 of 2 bijeenkomsten met de leerlingen. Wat wordt er allemaal op een voorlichtingsavond verteld? Marianne: Ik open om 19.30 uur de bijeenkomst, stel iedereen voor en vertel wat er ongeveer gaat gebeuren. In de opening zet ik de toon door mijn woordgebruik als ik vertel over wat er aan de hand is. Ik heb het over ontucht of over seksueel misbruik of over een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag. Er zijn altijd ouders in de zaal die nog geen notie hebben waarom ze daar zitten en het voor het eerst horen. In de opening geef ik ook aan dat de avond vooral bedoeld is om de ouders te informeren en om ervoor te zorgen dat ze hun vragen en hun emoties kwijt kunnen. Ik geef bij voorbaat aan: stel je vragen en zeg wat je kwijt wil, want ik heb liever dat ze het daar ter plekke vragen en uiten, dan de volgende dag weer op het schoolplein. Vervolgens gaat de school als eerste vertellen hoe zij geconfronteerd zijn met de zaak en wat ze gedaan hebben. Ton: Dan vertellen wij dat we onderzoek doen en hoe zo’n onderzoek in zijn algemeenheid eruit ziet. We vertellen hoe we dat aanpakken, hoe we getuigen
horen en hoe we jonge kinderen horen. Het studioverhoor wordt besproken en we vertellen dat we die meneer die net genoemd is ook als verdachte gaan horen. Maar je vertelt geen bijzonderheden, je vertelt niet waaruit de verdenking bestaat of welke handelingen verricht zijn. Marianne: Soms ga ik wel eens vragen stellen wanneer ik merk dat ouders onrustig worden omdat ze niet begrijpen waarover het nu eigenlijk gaat. Ik ga dan vragen: ‘bedoel je eigenlijk te zeggen dat…’ zodat de politie iets meer openheid geeft over hun onderzoek. De politie is soms wat terughoudend met informatie. Dat is begrijpelijk: het gaat om privacy, het gaat over een lopend politieonderzoek. Ton: Ook uit bescherming van het kind ga je niet vertellen wat er gebeurd is. Of je nu een jong mensje bent of een oud mens, je wilt niet dat op straat komt dat meester Jansen aan je billen heeft gezeten. Dat er seksuele handelingen zijn verricht dat is zo. Ouders willen natuurlijk weten welke precies. De ouders van een slachtoffer krijgen uiteraard te horen nadat hun kind hier gehoord is wat hun kind verteld heeft. Daar hebben ouders recht op. Maar ouders hebben er geen recht op om te horen wat meester Jansen met een ander kindje heeft gedaan. Dat gaat niemand wat aan. Marianne: Ik heb ook wel eens meegemaakt dat ouders er volstrekt van overtuigd zijn dat er niets aan de hand is. ‘Dat kan die man nooit gedaan hebben. Iedereen, maar niet hij’. Dat je bij wijze van spreken het verwijt krijgt: ‘komen jullie hier met z’n allen een hoop stennis maken terwijl dat absoluut niet waar is en nooit gebeurd kan zijn’, terwijl wij achter de tafel weten, de politie en ik, dat de verdachte al bekend heeft, maar in het kader van het politieonderzoek mag die informatie niet gegeven worden op dat moment. Dat is wel lastig. Het enige wat je dan kan doen, is je termen zorgvuldig kiezen. ‘Mevrouw als wij niet dachten dat dit een serieuze zaak was dan zaten wij hier inderdaad niet’. Je probeert aan te geven heel voorzichtig, dat er wel degelijk iets aan de hand is. Maar soms willen ouders dat niet geloven, want je wereld stort in. Op het moment dat je kind niet meer veilig is op school,
of op de scouting, is dat verschrikkelijk. Dus ouders willen het liever ontkennen, want dan kun je dat beeld, dat de wereld veilig is voor je kinderen, vasthouden. Bij de eerste scenario’s begreep ik ouders absoluut niet. Het voelde alsof ze eerder partij kozen voor de verdachte dan dat ze zich bezig hielden met de veiligheid van hun kind. Pas later realiseerde ik mij, dat je zoiets niet meteen accepteert omdat het je gevoel van veiligheid aantast. Die ontkenning is eigenlijk heel begrijpelijk. Dat zien we ook bij collega’s van een verdachte. Als een leerkracht verdacht wordt, ontkennen zijn collega’s ook bijna altijd in eerste instantie dat diegene tot zoiets in staat zou zijn. Marianne: Als iedereen zijn verhaal verteld heeft, dan is er even pauze waarin we allemaal rondlopen en een beetje met mensen praten. Ook het maatschappelijk werk loopt dan door de zaal en maakt hier en daar een praatje. Na de pauze komt naar mijn idee het belangrijkste deel, namelijk het verhaal van de GGZmedewerker over hoe je het beste met je kinderen kunt omgaan. Hoe zit het met kinderen en seksueel misbruik? Waarom vertellen kinderen dat soms niet thuis? Dat is niet omdat ze hun ouders niet vertrouwen maar omdat ze zich schamen. Waar moet ik op letten bij mijn kinderen? Waardoor zou ik een vermoeden kunnen krijgen? Hoe moet ik met mijn kinderen praten als ik thuis kom? Wat moet ik wel vertellen? Wat voor woorden moet ik gebruiken? Deze punten komen allemaal aan bod. De GGZ-medewerker houdt een uitgebreide inleiding met tips en informatie. Ouders kunnen al hun vragen stellen. Ik denk dat ouders daar heel veel aan hebben. Dan ronden we af en is er nog ruimte om wat rond te lopen, te drinken, nog vragen te stellen. Soms willen ouders nog even met de politie praten of met mij of met hulpverleners. Ouders krijgen altijd een briefje met diverse telefoonnummers: het nummer van de politie als ze bang zijn dat er iets met hun kind gebeurd is, het nummer van iemand waarbij ze 24 uur per dag een luisterend oor kunnen vinden als ze zelf met hun emoties in de knoop komen, het nummer van het maatschappelijk werk als
Marianne van Staa en Ton Maijenburg
ze behoefte hebben aan een persoonlijk gesprek en het nummer van de GGZ als ze denken dat hun kind hulp nodig heeft. Meestal zijn we dan rond 23.00 uur klaar. Zijn er medewerkers bij van school op zo’n ouderavond? Marianne: Soms. In principe is de ouderavond voor de ouders. Medewerkers zijn vaak al in een aparte bijeenkomst geïnformeerd. Mijn voorkeur heeft het niet omdat ik vind dat de ouders zich zo vrij mogelijk moeten kunnen voelen om zich te uiten. Ik ben bang dat het belemmerend werkt. We overleggen dat altijd in de coördinatiegroep. Geen scenario is hetzelfde. Het is geen standaardpakket, je past het altijd aan. De basisprincipes zijn: goede informatieverstrekking, adequate hulpverlening, openheid, respect voor de emoties van ouders en collega’s, ruimte geven aan die emoties en klaarstaan. Dat zijn de basisprincipes maar hoe dat uiteindelijk vorm krijgt is per keer verschillend. De waardering is altijd groot? Marianne: Ja, uiteindelijk zijn scholen en
instellingen altijd wel blij na afloop, als alles goed gegaan is. Ze zijn vaak heel verbaasd dat een hele groep mensen van de zaak afweet, het hele team en alle ouders en dat het niet in de krant komt. Dat kunnen ze zich niet voorstellen. Wij denken dan: alles is goed gegaan. Als mensen tevreden zijn over hoe school het aangepakt heeft, hoe wij het hebben aangepakt, dan hebben ze geen reden om naar de pers te stappen. Soms zijn ouders ook echt heel erg dankbaar. Na de ouderavond komen ouders naar je toe om te zeggen hoe fijn ze het vinden dat ze zo uitgebreid geïnformeerd zijn, dat ze hulp aangeboden krijgen en dat ze weer vertrouwen in de school hebben. Dat vind ik geweldig. Soms hoor je dan ook dat ouders zeggen: ‘ik ben zelf als kind vroeger misbruikt en als er toen zo mee omgegaan was dan had ik niet zo lang met allerlei problemen rond gelopen.’ Daar kun je dan best eens een avond hard voor werken.
steunpunt seksueel geweld
4
“Soms willen ouders het niet geloven want je wereld stort in.”
Hoe is het Scenario ontstaan? Marianne: Het is ontstaan rond 1995. Er speelde toen een aantal affaires op scholen die landelijk veel publiciteit trokken en behoorlijk uit de hand liepen. In Amsterdam werden wij geconsulteerd in 2 zaken: een zaak op een kinderdagverblijf en een zaak op een basisschool. De politie constateerde daar, dat zij veel tijd kwijt waren aan het opstarten van de hulpverlening voor ouders en slachtoffers. Toen heeft het Steunpunt gezegd: ‘dat moet beter. Wij gaan proberen een richtlijn te schrijven, hoe wij in Amsterdam willen dat er met zulke zaken omgegaan wordt. Er moet snel hulp beschikbaar zijn, de politie moet zijn onderzoek kunnen doen en er moet niet teveel onrust ontstaan. Een soort crisisplan dus. Hoe is het toen uitgezet in de stad? Nadat we het akkoord van de politie kregen, hebben we het scenario laten drukken met het logo van de politie, de gemeente Amsterdam en de GGD. Dat maakte duidelijk: dit stuk wordt breed gedragen. Toen zijn we bij de instellingen langs gegaan van wie we medewerking wilden: de GGZ, het AMW, en JGZ (Jeugdgezondheidszorg). Met de directies van de toenmalige RIAGG’s en het AMW hebben we overleg gehad over de inzet van hun medewerkers bij een scenario en daarbij gezegd dat daar geen extra geld voor was. Wij zeiden dat het scenario dusdanig preventief werkt dat je er eigenlijk alleen maar geld mee uitspaart. Als je mensen meteen goed opvangt voorkom je dat ze een half jaar later in de kreukels liggen en dan alsnog dure hulp nodig hebben. Op die basis ging iedereen toen akkoord. Hoe gaat het in zijn werk, hoe loopt de besluitvorming een scenario te starten? Ton: Er komt een melding binnen van een zedendelict. Een begeleider of een coach of een leraar wordt verdacht van seksuele handelingen. Als je denkt: daar zou wel eens narigheid van kunnen komen, houden we intern beraad. Ik breng het bij de chef van de Zedenpolitie en ik bel het Steunpunt. We maken een inschatting of het maatschappelijke onrust zou kunnen veroorzaken. Is het antwoord ja, dan gaan we het scenario voorbereiden. We koppelen dat weer terug aan bijvoorbeeld
een schooldirectie en zeggen: wij denken dat er onrust zou kunnen ontstaan en wij kunnen je eventueel een scenario aanbieden. We schetsen dan in het kort wat een scenario kan inhouden en als zo’n verantwoordelijk iemand zegt: ‘nou daar wil ik wel gebruik van maken’ dan volgt er een bijeenkomst in de Zedendriehoek. Dat is het Openbaar Ministerie (de beleidsofficier Zeden), Bureauchef Zedenpolitie en een gemandateerd iemand namens de burgemeester. En die drie besluiten of er een scenario komt. Zo ja, dan zitten we binnen 24 uur met het coördinatieteam bij elkaar en gaan we aan de slag. Wat is voor Bureau Zedenpolitie de toegevoegde waarde van het scenario? Ton: De politie is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. Als er in een buurt wat gebeurt dan wordt de politie daar mee geconfronteerd. Onrust in de buurt is het laatste wat je wilt als stadsdeelvoorzitter/burgemeester. Als handhaver van de openbare orde is het dus van belang dat het rustig blijft. Een ander belang is ook dat je contact krijgt met zo’n school en je op zo’n manier ouders sneller bereikt. Na afloop van een ouderavond waar wij de ouders vertellen wat voor onderzoek er loopt, wat de ernst van de situatie is en wie ze kunnen bereiken, weten de mensen ons eerder te vinden en komen ze naar ons toe met hun verhaal. We kunnen ouders ook vertellen hoe ze met hun kinderen om moeten gaan, zodat we zo min mogelijk gekleurde verhalen krijgen. Zijn directies en besturen meteen bereidwillig als er een scenario wordt aangeboden? Ton: Nee, niet altijd. In het begin staan ze er vaak aarzelend tegenover. Je legt als directeur van een school je lot in handen van het Steunpunt Seksueel Geweld; die gaan zo’n avond voorzitten. Je moet als baas van de school even loslaten. Vaak zijn ze bang dat een scenario juist onrust geeft en willen ze er geen ruchtbaarheid aan geven en het in de doofpot stoppen. Ik snap dat wel, want niemand wil onrust in zijn tent. Marianne: Ik zeg niet: ‘ik neem het over’, want je moet met elkaar doorpraten totdat je het eens bent over de goede aanpak. Ik
2
ken de school, de ouders en de staf niet dus ik heb de informatie van die school hard nodig om met de coördinatiegroep en de betrokken hulpverleners tot een plan van aanpak te komen. In de coördinatiegroep praten we net zo lang door tot we er allemaal van overtuigd zijn dat we de goede aanpak bedacht hebben. Niets is zo onrustverhogend als instanties die elkaar tegenspreken en het niet met elkaar eens zijn. Als je het met elkaar eens bent op een ouderavond, dan voelen ouders zich ook veilig. Waarom denk je dat er in eerste instantie altijd de neiging is om het stil te willen houden? Marianne: Er zit heel veel schaamte om heen. Als een school geconfronteerd wordt met een vermoeden van seksueel misbruik door een medewerker, merk je dat de emoties hoog oplaaien. Het zijn vaak geliefde leerkrachten. Collega’s zijn vaak vreselijk geschokt; die hebben het gevoel dat hun werkplek wordt bezoedeld. Die voelen zich schuldig: Waarom heb ik dat niet gezien? Ze denken dat hun school de enige school is waar dit gebeurt. Ze denken dat ze zelf tekort geschoten zijn in de beveiliging etc. Dus de neiging om het toe te dekken komt vanuit de emoties die er op dat moment spelen en vanuit de angst dat als dit bekend wordt en er publiciteit om heen komt ze leerlingen kwijt raken. Directies zeggen soms ook letterlijk tegen mij: ‘ik ben benieuwd hoeveel leerlingen wij na de vakantie nog hebben.’ En dan zeg ik: ‘als je dit goed aanpakt dan kon je volgend jaar nog wel eens meer leerlingen hebben dan nu.’ Dan zitten ze je echt een beetje verbaasd aan te kijken, want de angst is primair dat de goede naam van de school eraan gaat. Een school moet ook contacten onderhouden met de ouders over wat er op school gebeurt? Marianne: Ja, dat klopt en dat vinden we ook heel belangrijk. Wij vinden dat minimaal de ouders van de kinderen die het betreft, geïnformeerd moeten worden. Als er vermoedens zijn dat er meerdere slachtoffers zouden kunnen zijn moeten in principe alle ouders van de school geïnformeerd worden. Informatieoverdracht is een belangrijk
onderdeel van het scenario. Daar adviseer je de directies ook over? Marianne: Ja, wat en hoe ze het moeten vertellen, schriftelijk of op een ouderavond. Waarom je bepaalde dingen wel en niet naar voren moet brengen. De privacy van de slachtoffers en van de dader, het schaden van het politieonderzoek, dit soort risico’s worden allemaal in de coördinatiegroep met de school besproken. Als ze een brief aan ouders gaan sturen bekijken we de brief op de toonzetting en de terminologie die gebruikt wordt. Is dit een brief waar ouders alleen maar onrustig van worden of is dit een brief die ouders geruststelt waardoor ze kunnen wachten tot de ouderavond. Wat gebeurt er als de politie een onderzoek gaat draaien? Houden jullie dan de communicatie open naar zo’n school? Ton: ja, dat is één van de voorwaarden anders kan je zo’n scenario niet draaien. Waar het om gaat is dat we bereikbaar zijn en dat we alles doorspreken met degene die verantwoordelijk is. De stand van zaken van het onderzoek bespreek je daar ook mee, zonder in detail te treden. Als er zo’n zaak is, dan hebben we dagelijks zo niet meerdere keren per dag contact met een schooldirecteur of bestuur. Ook de buurtregisseur wordt geïnformeerd. Die gebruiken we in het onderzoek voor de contacten met scholen en de ouders. We vragen hem: ‘Je loopt in die wijk, je kent de ouders, de school, kun jij wat voor ons doen?’ Belangrijk onderdeel van het scenario zijn de afspraken die je maakt over het contact met de pers. Is het wel eens gebeurd dat ouders toch met de pers gaan praten? Ton: ja of dat de pers binnenkomt op zo’n avond. Ik heb een keer meegemaakt dat een ouder ook journalist was. Ook een keer dat dingen al meteen op straat lagen. Daar dreigde het mis te gaan. In de pers werd een stemming gecreëerd waarin het functioneren van het bestuur van die instelling erg onder vuur lag. En dat heeft ons in het onderzoek geschaad. Wij doen aan waarheidsvinding. Het gaat 3
“De angst is primair dat de goede naam van de school eraan gaat .“
ons er niet om of een bestuur niet goed functioneert. Dat is op zich geen strafbaar feit. Je krijgt in dit soort zaken altijd polarisatie. Je hebt een schoolteam: je hebt vergaderingen met elkaar, teamuitjes, je zit aan de koffietafel en opeens wordt één van de collega’s ervan verdacht dat hij aan kinderen heeft gezeten. Dat geloof je niet. Je krijgt twee kampen op zo’n school, er zijn voor- en tegenstanders. Ruziënde sfeer, achterklap. Als een ouder in de pers nare stukken gaat schrijven dan is daar niemand bij gebaat. Eigenlijk zou je je met z’n allen moeten verenigen in het belang van het kind. Geeft een zaak ook veel onrust bij de kinderen? Marianne: Niet altijd. Er wordt wel over gesproken. Hoe gaan we met de kinderen om? Kan een school of leerkracht het zelf? Soms voelen ze zich daar onzeker bij en willen ze heel graag dat een jeugdhulpverlener aanwezig is die kan helpen een kringgesprek daarover te voeren. De mensen van de GGZ komen dan op school voor 1 of 2 bijeenkomsten met de leerlingen. Wat wordt er allemaal op een voorlichtingsavond verteld? Marianne: Ik open om 19.30 uur de bijeenkomst, stel iedereen voor en vertel wat er ongeveer gaat gebeuren. In de opening zet ik de toon door mijn woordgebruik als ik vertel over wat er aan de hand is. Ik heb het over ontucht of over seksueel misbruik of over een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag. Er zijn altijd ouders in de zaal die nog geen notie hebben waarom ze daar zitten en het voor het eerst horen. In de opening geef ik ook aan dat de avond vooral bedoeld is om de ouders te informeren en om ervoor te zorgen dat ze hun vragen en hun emoties kwijt kunnen. Ik geef bij voorbaat aan: stel je vragen en zeg wat je kwijt wil, want ik heb liever dat ze het daar ter plekke vragen en uiten, dan de volgende dag weer op het schoolplein. Vervolgens gaat de school als eerste vertellen hoe zij geconfronteerd zijn met de zaak en wat ze gedaan hebben. Ton: Dan vertellen wij dat we onderzoek doen en hoe zo’n onderzoek in zijn algemeenheid eruit ziet. We vertellen hoe we dat aanpakken, hoe we getuigen
horen en hoe we jonge kinderen horen. Het studioverhoor wordt besproken en we vertellen dat we die meneer die net genoemd is ook als verdachte gaan horen. Maar je vertelt geen bijzonderheden, je vertelt niet waaruit de verdenking bestaat of welke handelingen verricht zijn. Marianne: Soms ga ik wel eens vragen stellen wanneer ik merk dat ouders onrustig worden omdat ze niet begrijpen waarover het nu eigenlijk gaat. Ik ga dan vragen: ‘bedoel je eigenlijk te zeggen dat…’ zodat de politie iets meer openheid geeft over hun onderzoek. De politie is soms wat terughoudend met informatie. Dat is begrijpelijk: het gaat om privacy, het gaat over een lopend politieonderzoek. Ton: Ook uit bescherming van het kind ga je niet vertellen wat er gebeurd is. Of je nu een jong mensje bent of een oud mens, je wilt niet dat op straat komt dat meester Jansen aan je billen heeft gezeten. Dat er seksuele handelingen zijn verricht dat is zo. Ouders willen natuurlijk weten welke precies. De ouders van een slachtoffer krijgen uiteraard te horen nadat hun kind hier gehoord is wat hun kind verteld heeft. Daar hebben ouders recht op. Maar ouders hebben er geen recht op om te horen wat meester Jansen met een ander kindje heeft gedaan. Dat gaat niemand wat aan. Marianne: Ik heb ook wel eens meegemaakt dat ouders er volstrekt van overtuigd zijn dat er niets aan de hand is. ‘Dat kan die man nooit gedaan hebben. Iedereen, maar niet hij’. Dat je bij wijze van spreken het verwijt krijgt: ‘komen jullie hier met z’n allen een hoop stennis maken terwijl dat absoluut niet waar is en nooit gebeurd kan zijn’, terwijl wij achter de tafel weten, de politie en ik, dat de verdachte al bekend heeft, maar in het kader van het politieonderzoek mag die informatie niet gegeven worden op dat moment. Dat is wel lastig. Het enige wat je dan kan doen, is je termen zorgvuldig kiezen. ‘Mevrouw als wij niet dachten dat dit een serieuze zaak was dan zaten wij hier inderdaad niet’. Je probeert aan te geven heel voorzichtig, dat er wel degelijk iets aan de hand is. Maar soms willen ouders dat niet geloven, want je wereld stort in. Op het moment dat je kind niet meer veilig is op school,
of op de scouting, is dat verschrikkelijk. Dus ouders willen het liever ontkennen, want dan kun je dat beeld, dat de wereld veilig is voor je kinderen, vasthouden. Bij de eerste scenario’s begreep ik ouders absoluut niet. Het voelde alsof ze eerder partij kozen voor de verdachte dan dat ze zich bezig hielden met de veiligheid van hun kind. Pas later realiseerde ik mij, dat je zoiets niet meteen accepteert omdat het je gevoel van veiligheid aantast. Die ontkenning is eigenlijk heel begrijpelijk. Dat zien we ook bij collega’s van een verdachte. Als een leerkracht verdacht wordt, ontkennen zijn collega’s ook bijna altijd in eerste instantie dat diegene tot zoiets in staat zou zijn. Marianne: Als iedereen zijn verhaal verteld heeft, dan is er even pauze waarin we allemaal rondlopen en een beetje met mensen praten. Ook het maatschappelijk werk loopt dan door de zaal en maakt hier en daar een praatje. Na de pauze komt naar mijn idee het belangrijkste deel, namelijk het verhaal van de GGZmedewerker over hoe je het beste met je kinderen kunt omgaan. Hoe zit het met kinderen en seksueel misbruik? Waarom vertellen kinderen dat soms niet thuis? Dat is niet omdat ze hun ouders niet vertrouwen maar omdat ze zich schamen. Waar moet ik op letten bij mijn kinderen? Waardoor zou ik een vermoeden kunnen krijgen? Hoe moet ik met mijn kinderen praten als ik thuis kom? Wat moet ik wel vertellen? Wat voor woorden moet ik gebruiken? Deze punten komen allemaal aan bod. De GGZ-medewerker houdt een uitgebreide inleiding met tips en informatie. Ouders kunnen al hun vragen stellen. Ik denk dat ouders daar heel veel aan hebben. Dan ronden we af en is er nog ruimte om wat rond te lopen, te drinken, nog vragen te stellen. Soms willen ouders nog even met de politie praten of met mij of met hulpverleners. Ouders krijgen altijd een briefje met diverse telefoonnummers: het nummer van de politie als ze bang zijn dat er iets met hun kind gebeurd is, het nummer van iemand waarbij ze 24 uur per dag een luisterend oor kunnen vinden als ze zelf met hun emoties in de knoop komen, het nummer van het maatschappelijk werk als
Marianne van Staa en Ton Maijenburg
ze behoefte hebben aan een persoonlijk gesprek en het nummer van de GGZ als ze denken dat hun kind hulp nodig heeft. Meestal zijn we dan rond 23.00 uur klaar. Zijn er medewerkers bij van school op zo’n ouderavond? Marianne: Soms. In principe is de ouderavond voor de ouders. Medewerkers zijn vaak al in een aparte bijeenkomst geïnformeerd. Mijn voorkeur heeft het niet omdat ik vind dat de ouders zich zo vrij mogelijk moeten kunnen voelen om zich te uiten. Ik ben bang dat het belemmerend werkt. We overleggen dat altijd in de coördinatiegroep. Geen scenario is hetzelfde. Het is geen standaardpakket, je past het altijd aan. De basisprincipes zijn: goede informatieverstrekking, adequate hulpverlening, openheid, respect voor de emoties van ouders en collega’s, ruimte geven aan die emoties en klaarstaan. Dat zijn de basisprincipes maar hoe dat uiteindelijk vorm krijgt is per keer verschillend. De waardering is altijd groot? Marianne: Ja, uiteindelijk zijn scholen en
instellingen altijd wel blij na afloop, als alles goed gegaan is. Ze zijn vaak heel verbaasd dat een hele groep mensen van de zaak afweet, het hele team en alle ouders en dat het niet in de krant komt. Dat kunnen ze zich niet voorstellen. Wij denken dan: alles is goed gegaan. Als mensen tevreden zijn over hoe school het aangepakt heeft, hoe wij het hebben aangepakt, dan hebben ze geen reden om naar de pers te stappen. Soms zijn ouders ook echt heel erg dankbaar. Na de ouderavond komen ouders naar je toe om te zeggen hoe fijn ze het vinden dat ze zo uitgebreid geïnformeerd zijn, dat ze hulp aangeboden krijgen en dat ze weer vertrouwen in de school hebben. Dat vind ik geweldig. Soms hoor je dan ook dat ouders zeggen: ‘ik ben zelf als kind vroeger misbruikt en als er toen zo mee omgegaan was dan had ik niet zo lang met allerlei problemen rond gelopen.’ Daar kun je dan best eens een avond hard voor werken.
steunpunt seksueel geweld
4
“Soms willen ouders het niet geloven want je wereld stort in.”
Hoe is het Scenario ontstaan? Marianne: Het is ontstaan rond 1995. Er speelde toen een aantal affaires op scholen die landelijk veel publiciteit trokken en behoorlijk uit de hand liepen. In Amsterdam werden wij geconsulteerd in 2 zaken: een zaak op een kinderdagverblijf en een zaak op een basisschool. De politie constateerde daar, dat zij veel tijd kwijt waren aan het opstarten van de hulpverlening voor ouders en slachtoffers. Toen heeft het Steunpunt gezegd: ‘dat moet beter. Wij gaan proberen een richtlijn te schrijven, hoe wij in Amsterdam willen dat er met zulke zaken omgegaan wordt. Er moet snel hulp beschikbaar zijn, de politie moet zijn onderzoek kunnen doen en er moet niet teveel onrust ontstaan. Een soort crisisplan dus. Hoe is het toen uitgezet in de stad? Nadat we het akkoord van de politie kregen, hebben we het scenario laten drukken met het logo van de politie, de gemeente Amsterdam en de GGD. Dat maakte duidelijk: dit stuk wordt breed gedragen. Toen zijn we bij de instellingen langs gegaan van wie we medewerking wilden: de GGZ, het AMW, en JGZ (Jeugdgezondheidszorg). Met de directies van de toenmalige RIAGG’s en het AMW hebben we overleg gehad over de inzet van hun medewerkers bij een scenario en daarbij gezegd dat daar geen extra geld voor was. Wij zeiden dat het scenario dusdanig preventief werkt dat je er eigenlijk alleen maar geld mee uitspaart. Als je mensen meteen goed opvangt voorkom je dat ze een half jaar later in de kreukels liggen en dan alsnog dure hulp nodig hebben. Op die basis ging iedereen toen akkoord. Hoe gaat het in zijn werk, hoe loopt de besluitvorming een scenario te starten? Ton: Er komt een melding binnen van een zedendelict. Een begeleider of een coach of een leraar wordt verdacht van seksuele handelingen. Als je denkt: daar zou wel eens narigheid van kunnen komen, houden we intern beraad. Ik breng het bij de chef van de Zedenpolitie en ik bel het Steunpunt. We maken een inschatting of het maatschappelijke onrust zou kunnen veroorzaken. Is het antwoord ja, dan gaan we het scenario voorbereiden. We koppelen dat weer terug aan bijvoorbeeld
een schooldirectie en zeggen: wij denken dat er onrust zou kunnen ontstaan en wij kunnen je eventueel een scenario aanbieden. We schetsen dan in het kort wat een scenario kan inhouden en als zo’n verantwoordelijk iemand zegt: ‘nou daar wil ik wel gebruik van maken’ dan volgt er een bijeenkomst in de Zedendriehoek. Dat is het Openbaar Ministerie (de beleidsofficier Zeden), Bureauchef Zedenpolitie en een gemandateerd iemand namens de burgemeester. En die drie besluiten of er een scenario komt. Zo ja, dan zitten we binnen 24 uur met het coördinatieteam bij elkaar en gaan we aan de slag. Wat is voor Bureau Zedenpolitie de toegevoegde waarde van het scenario? Ton: De politie is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. Als er in een buurt wat gebeurt dan wordt de politie daar mee geconfronteerd. Onrust in de buurt is het laatste wat je wilt als stadsdeelvoorzitter/burgemeester. Als handhaver van de openbare orde is het dus van belang dat het rustig blijft. Een ander belang is ook dat je contact krijgt met zo’n school en je op zo’n manier ouders sneller bereikt. Na afloop van een ouderavond waar wij de ouders vertellen wat voor onderzoek er loopt, wat de ernst van de situatie is en wie ze kunnen bereiken, weten de mensen ons eerder te vinden en komen ze naar ons toe met hun verhaal. We kunnen ouders ook vertellen hoe ze met hun kinderen om moeten gaan, zodat we zo min mogelijk gekleurde verhalen krijgen. Zijn directies en besturen meteen bereidwillig als er een scenario wordt aangeboden? Ton: Nee, niet altijd. In het begin staan ze er vaak aarzelend tegenover. Je legt als directeur van een school je lot in handen van het Steunpunt Seksueel Geweld; die gaan zo’n avond voorzitten. Je moet als baas van de school even loslaten. Vaak zijn ze bang dat een scenario juist onrust geeft en willen ze er geen ruchtbaarheid aan geven en het in de doofpot stoppen. Ik snap dat wel, want niemand wil onrust in zijn tent. Marianne: Ik zeg niet: ‘ik neem het over’, want je moet met elkaar doorpraten totdat je het eens bent over de goede aanpak. Ik
2
ken de school, de ouders en de staf niet dus ik heb de informatie van die school hard nodig om met de coördinatiegroep en de betrokken hulpverleners tot een plan van aanpak te komen. In de coördinatiegroep praten we net zo lang door tot we er allemaal van overtuigd zijn dat we de goede aanpak bedacht hebben. Niets is zo onrustverhogend als instanties die elkaar tegenspreken en het niet met elkaar eens zijn. Als je het met elkaar eens bent op een ouderavond, dan voelen ouders zich ook veilig. Waarom denk je dat er in eerste instantie altijd de neiging is om het stil te willen houden? Marianne: Er zit heel veel schaamte om heen. Als een school geconfronteerd wordt met een vermoeden van seksueel misbruik door een medewerker, merk je dat de emoties hoog oplaaien. Het zijn vaak geliefde leerkrachten. Collega’s zijn vaak vreselijk geschokt; die hebben het gevoel dat hun werkplek wordt bezoedeld. Die voelen zich schuldig: Waarom heb ik dat niet gezien? Ze denken dat hun school de enige school is waar dit gebeurt. Ze denken dat ze zelf tekort geschoten zijn in de beveiliging etc. Dus de neiging om het toe te dekken komt vanuit de emoties die er op dat moment spelen en vanuit de angst dat als dit bekend wordt en er publiciteit om heen komt ze leerlingen kwijt raken. Directies zeggen soms ook letterlijk tegen mij: ‘ik ben benieuwd hoeveel leerlingen wij na de vakantie nog hebben.’ En dan zeg ik: ‘als je dit goed aanpakt dan kon je volgend jaar nog wel eens meer leerlingen hebben dan nu.’ Dan zitten ze je echt een beetje verbaasd aan te kijken, want de angst is primair dat de goede naam van de school eraan gaat. Een school moet ook contacten onderhouden met de ouders over wat er op school gebeurt? Marianne: Ja, dat klopt en dat vinden we ook heel belangrijk. Wij vinden dat minimaal de ouders van de kinderen die het betreft, geïnformeerd moeten worden. Als er vermoedens zijn dat er meerdere slachtoffers zouden kunnen zijn moeten in principe alle ouders van de school geïnformeerd worden. Informatieoverdracht is een belangrijk
onderdeel van het scenario. Daar adviseer je de directies ook over? Marianne: Ja, wat en hoe ze het moeten vertellen, schriftelijk of op een ouderavond. Waarom je bepaalde dingen wel en niet naar voren moet brengen. De privacy van de slachtoffers en van de dader, het schaden van het politieonderzoek, dit soort risico’s worden allemaal in de coördinatiegroep met de school besproken. Als ze een brief aan ouders gaan sturen bekijken we de brief op de toonzetting en de terminologie die gebruikt wordt. Is dit een brief waar ouders alleen maar onrustig van worden of is dit een brief die ouders geruststelt waardoor ze kunnen wachten tot de ouderavond. Wat gebeurt er als de politie een onderzoek gaat draaien? Houden jullie dan de communicatie open naar zo’n school? Ton: ja, dat is één van de voorwaarden anders kan je zo’n scenario niet draaien. Waar het om gaat is dat we bereikbaar zijn en dat we alles doorspreken met degene die verantwoordelijk is. De stand van zaken van het onderzoek bespreek je daar ook mee, zonder in detail te treden. Als er zo’n zaak is, dan hebben we dagelijks zo niet meerdere keren per dag contact met een schooldirecteur of bestuur. Ook de buurtregisseur wordt geïnformeerd. Die gebruiken we in het onderzoek voor de contacten met scholen en de ouders. We vragen hem: ‘Je loopt in die wijk, je kent de ouders, de school, kun jij wat voor ons doen?’ Belangrijk onderdeel van het scenario zijn de afspraken die je maakt over het contact met de pers. Is het wel eens gebeurd dat ouders toch met de pers gaan praten? Ton: ja of dat de pers binnenkomt op zo’n avond. Ik heb een keer meegemaakt dat een ouder ook journalist was. Ook een keer dat dingen al meteen op straat lagen. Daar dreigde het mis te gaan. In de pers werd een stemming gecreëerd waarin het functioneren van het bestuur van die instelling erg onder vuur lag. En dat heeft ons in het onderzoek geschaad. Wij doen aan waarheidsvinding. Het gaat 3
“De angst is primair dat de goede naam van de school eraan gaat .“
ons er niet om of een bestuur niet goed functioneert. Dat is op zich geen strafbaar feit. Je krijgt in dit soort zaken altijd polarisatie. Je hebt een schoolteam: je hebt vergaderingen met elkaar, teamuitjes, je zit aan de koffietafel en opeens wordt één van de collega’s ervan verdacht dat hij aan kinderen heeft gezeten. Dat geloof je niet. Je krijgt twee kampen op zo’n school, er zijn voor- en tegenstanders. Ruziënde sfeer, achterklap. Als een ouder in de pers nare stukken gaat schrijven dan is daar niemand bij gebaat. Eigenlijk zou je je met z’n allen moeten verenigen in het belang van het kind. Geeft een zaak ook veel onrust bij de kinderen? Marianne: Niet altijd. Er wordt wel over gesproken. Hoe gaan we met de kinderen om? Kan een school of leerkracht het zelf? Soms voelen ze zich daar onzeker bij en willen ze heel graag dat een jeugdhulpverlener aanwezig is die kan helpen een kringgesprek daarover te voeren. De mensen van de GGZ komen dan op school voor 1 of 2 bijeenkomsten met de leerlingen. Wat wordt er allemaal op een voorlichtingsavond verteld? Marianne: Ik open om 19.30 uur de bijeenkomst, stel iedereen voor en vertel wat er ongeveer gaat gebeuren. In de opening zet ik de toon door mijn woordgebruik als ik vertel over wat er aan de hand is. Ik heb het over ontucht of over seksueel misbruik of over een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag. Er zijn altijd ouders in de zaal die nog geen notie hebben waarom ze daar zitten en het voor het eerst horen. In de opening geef ik ook aan dat de avond vooral bedoeld is om de ouders te informeren en om ervoor te zorgen dat ze hun vragen en hun emoties kwijt kunnen. Ik geef bij voorbaat aan: stel je vragen en zeg wat je kwijt wil, want ik heb liever dat ze het daar ter plekke vragen en uiten, dan de volgende dag weer op het schoolplein. Vervolgens gaat de school als eerste vertellen hoe zij geconfronteerd zijn met de zaak en wat ze gedaan hebben. Ton: Dan vertellen wij dat we onderzoek doen en hoe zo’n onderzoek in zijn algemeenheid eruit ziet. We vertellen hoe we dat aanpakken, hoe we getuigen
horen en hoe we jonge kinderen horen. Het studioverhoor wordt besproken en we vertellen dat we die meneer die net genoemd is ook als verdachte gaan horen. Maar je vertelt geen bijzonderheden, je vertelt niet waaruit de verdenking bestaat of welke handelingen verricht zijn. Marianne: Soms ga ik wel eens vragen stellen wanneer ik merk dat ouders onrustig worden omdat ze niet begrijpen waarover het nu eigenlijk gaat. Ik ga dan vragen: ‘bedoel je eigenlijk te zeggen dat…’ zodat de politie iets meer openheid geeft over hun onderzoek. De politie is soms wat terughoudend met informatie. Dat is begrijpelijk: het gaat om privacy, het gaat over een lopend politieonderzoek. Ton: Ook uit bescherming van het kind ga je niet vertellen wat er gebeurd is. Of je nu een jong mensje bent of een oud mens, je wilt niet dat op straat komt dat meester Jansen aan je billen heeft gezeten. Dat er seksuele handelingen zijn verricht dat is zo. Ouders willen natuurlijk weten welke precies. De ouders van een slachtoffer krijgen uiteraard te horen nadat hun kind hier gehoord is wat hun kind verteld heeft. Daar hebben ouders recht op. Maar ouders hebben er geen recht op om te horen wat meester Jansen met een ander kindje heeft gedaan. Dat gaat niemand wat aan. Marianne: Ik heb ook wel eens meegemaakt dat ouders er volstrekt van overtuigd zijn dat er niets aan de hand is. ‘Dat kan die man nooit gedaan hebben. Iedereen, maar niet hij’. Dat je bij wijze van spreken het verwijt krijgt: ‘komen jullie hier met z’n allen een hoop stennis maken terwijl dat absoluut niet waar is en nooit gebeurd kan zijn’, terwijl wij achter de tafel weten, de politie en ik, dat de verdachte al bekend heeft, maar in het kader van het politieonderzoek mag die informatie niet gegeven worden op dat moment. Dat is wel lastig. Het enige wat je dan kan doen, is je termen zorgvuldig kiezen. ‘Mevrouw als wij niet dachten dat dit een serieuze zaak was dan zaten wij hier inderdaad niet’. Je probeert aan te geven heel voorzichtig, dat er wel degelijk iets aan de hand is. Maar soms willen ouders dat niet geloven, want je wereld stort in. Op het moment dat je kind niet meer veilig is op school,
of op de scouting, is dat verschrikkelijk. Dus ouders willen het liever ontkennen, want dan kun je dat beeld, dat de wereld veilig is voor je kinderen, vasthouden. Bij de eerste scenario’s begreep ik ouders absoluut niet. Het voelde alsof ze eerder partij kozen voor de verdachte dan dat ze zich bezig hielden met de veiligheid van hun kind. Pas later realiseerde ik mij, dat je zoiets niet meteen accepteert omdat het je gevoel van veiligheid aantast. Die ontkenning is eigenlijk heel begrijpelijk. Dat zien we ook bij collega’s van een verdachte. Als een leerkracht verdacht wordt, ontkennen zijn collega’s ook bijna altijd in eerste instantie dat diegene tot zoiets in staat zou zijn. Marianne: Als iedereen zijn verhaal verteld heeft, dan is er even pauze waarin we allemaal rondlopen en een beetje met mensen praten. Ook het maatschappelijk werk loopt dan door de zaal en maakt hier en daar een praatje. Na de pauze komt naar mijn idee het belangrijkste deel, namelijk het verhaal van de GGZmedewerker over hoe je het beste met je kinderen kunt omgaan. Hoe zit het met kinderen en seksueel misbruik? Waarom vertellen kinderen dat soms niet thuis? Dat is niet omdat ze hun ouders niet vertrouwen maar omdat ze zich schamen. Waar moet ik op letten bij mijn kinderen? Waardoor zou ik een vermoeden kunnen krijgen? Hoe moet ik met mijn kinderen praten als ik thuis kom? Wat moet ik wel vertellen? Wat voor woorden moet ik gebruiken? Deze punten komen allemaal aan bod. De GGZ-medewerker houdt een uitgebreide inleiding met tips en informatie. Ouders kunnen al hun vragen stellen. Ik denk dat ouders daar heel veel aan hebben. Dan ronden we af en is er nog ruimte om wat rond te lopen, te drinken, nog vragen te stellen. Soms willen ouders nog even met de politie praten of met mij of met hulpverleners. Ouders krijgen altijd een briefje met diverse telefoonnummers: het nummer van de politie als ze bang zijn dat er iets met hun kind gebeurd is, het nummer van iemand waarbij ze 24 uur per dag een luisterend oor kunnen vinden als ze zelf met hun emoties in de knoop komen, het nummer van het maatschappelijk werk als
Marianne van Staa en Ton Maijenburg
ze behoefte hebben aan een persoonlijk gesprek en het nummer van de GGZ als ze denken dat hun kind hulp nodig heeft. Meestal zijn we dan rond 23.00 uur klaar. Zijn er medewerkers bij van school op zo’n ouderavond? Marianne: Soms. In principe is de ouderavond voor de ouders. Medewerkers zijn vaak al in een aparte bijeenkomst geïnformeerd. Mijn voorkeur heeft het niet omdat ik vind dat de ouders zich zo vrij mogelijk moeten kunnen voelen om zich te uiten. Ik ben bang dat het belemmerend werkt. We overleggen dat altijd in de coördinatiegroep. Geen scenario is hetzelfde. Het is geen standaardpakket, je past het altijd aan. De basisprincipes zijn: goede informatieverstrekking, adequate hulpverlening, openheid, respect voor de emoties van ouders en collega’s, ruimte geven aan die emoties en klaarstaan. Dat zijn de basisprincipes maar hoe dat uiteindelijk vorm krijgt is per keer verschillend. De waardering is altijd groot? Marianne: Ja, uiteindelijk zijn scholen en
instellingen altijd wel blij na afloop, als alles goed gegaan is. Ze zijn vaak heel verbaasd dat een hele groep mensen van de zaak afweet, het hele team en alle ouders en dat het niet in de krant komt. Dat kunnen ze zich niet voorstellen. Wij denken dan: alles is goed gegaan. Als mensen tevreden zijn over hoe school het aangepakt heeft, hoe wij het hebben aangepakt, dan hebben ze geen reden om naar de pers te stappen. Soms zijn ouders ook echt heel erg dankbaar. Na de ouderavond komen ouders naar je toe om te zeggen hoe fijn ze het vinden dat ze zo uitgebreid geïnformeerd zijn, dat ze hulp aangeboden krijgen en dat ze weer vertrouwen in de school hebben. Dat vind ik geweldig. Soms hoor je dan ook dat ouders zeggen: ‘ik ben zelf als kind vroeger misbruikt en als er toen zo mee omgegaan was dan had ik niet zo lang met allerlei problemen rond gelopen.’ Daar kun je dan best eens een avond hard voor werken.
steunpunt seksueel geweld
4
“Soms willen ouders het niet geloven want je wereld stort in.”
Vakantiestress Nog anderhalve week en we gaan op vakantie! Ik zit op m’n werk achter de computer en door m’n hoofd schieten allerlei dingen die ik nog doen moet voor de vakantie. De hond gaat naar het pension dus hij moet nog even naar de dierenarts voor de jaarlijkse prikken. De katten moeten ook maar dat hoeft niet perse nu, want die blijven thuis. Joke die de katten eten geeft, moet nog weten wanneer we precies gaan en Patricia moet nog weten wanneer Joke op vakantie gaat zodat zij het de laatste drie dagen kan doen. Mijn paspoort moet ik verlengen dus ik moet even pasfoto’s laten maken en dan even langs het stadsdeel. De auto moet nog gekeurd en voor zoon moet ik een afspraak maken met de lenzenboer want hij heeft een paar lenzen doorgespoeld. Zoon heeft ook een nieuwe zwembroek nodig evenals een paar korte broeken, (skatebroeken bedoel ik: over de knie, niet te kort, stel je voor!). Ik moet Gonny nog bellen want die zou weer geopereerd worden. We moeten nog even bij oma langs voor de vakantie en nog even die indicatie voor een rollator opzoeken. Ik moet de papieren van de vakantie even klaarleggen en tegen Hans zeggen dat ie de reis- en kredietbrief op moet zoeken. De telefoon gaat en ik neem op. Een vertrouwenspersoon van een instelling vertelt dat vier medewerksters los van elkaar bij haar zijn gekomen met verhalen over dezelfde persoon die hen ernstig seksueel geïntimideerd had. Het betrof een leidinggevende. De medewerksters zijn jonge meiden van 17 en 18 jaar en ze zijn bang voor hem. De man belt hen thuis op en wil een afspraakje maken. Als een meisje zegt: ‘ik hang op, ik ga douchen’ zegt hij: “Zal ik je komen inzepen?’ Als hij met een meisje alleen in de lift staat zoent hij haar op de mond. Hij pakt de medewerksters regelmatig vast. Ze moeten zich echt losrukken. De vertrouwenspersoon heeft met de meisjes afgesproken dat ze de verhalen anoniem met de directie zou bespreken en ook niet de naam van de dader zou noemen. Ze is naar de directie gegaan en heeft gezegd: Stel dat er dit en dit zou gebeuren wat zouden jullie dan doen? De directie was unaniem en glashelder: de man zou onmiddellijk geschorst worden en zo snel mogelijk ontslagen. De medewerksters hebben vervolgens hun verhaal verteld aan de directie. Nu zijn ze bang voor represailles en dat hij thuis contact met ze opneemt. De instelling gaat aangifte doen. De vertrouwenspersoon wil weten of de meiden zelf aangifte moeten doen en of ze moeten getuigen in de rechtszaak. Ik zeg dat ze met deze vragen het beste even kan bellen met de Zedenpolitie. Zij kunnen heel goed meedenken. Ik adviseer haar de meiden goed te ondersteunen en bij te staan. Daar is ze al op alle fronten mee bezig zegt ze. Ik leg de telefoon neer en vertel mijn collega’s over dit geval van machtsmisbruik. De arrogantie! Wat denkt zo’n vent zich allemaal te kunnen permitteren?! Ik maak een kort verslagje van het telefoongesprek en stel me voor hoe zo’n man zich gedraagt op z’n werk. Hoe functioneer je als je in je hoofd met hele andere dingen bezig bent? Mannen schijnen trouwens allemaal elk half uur aan seks te denken. Ik vraag me af hoe geconcentreerd je dan je werk kunt doen. Oeps, ik moet de reispilletjes niet vergeten en de hondenuitlaat laten weten dat de hond er niet is tot 2 augustus. Laat ik vanavond toch maar even een lijstje maken van wat ik nog moet doen voor de vakantie.
5
Impressie AMC congres Op 26 Maart 2009 bezocht ik het drukke praktijkcongres ‘Kindermishandeling aanpakken is weerstanden overwinnen’. De sprekers werden afgewisseld met toneelscènes om met de zaal in gesprek te gaan over dilemma’s bij het signaleren en aanpakken van kindermishandeling. Dit werkte goed en riep veel herkenning en discussievragen op bij de professionals in de zaal: Wie is voor wat verantwoordelijk bij kindermishandeling? De school, Bureau Jeugdzorg, de GGZ-behandelaar? In de ochtend waren er inleidingen door kinderarts Rian Teeuw en kinderpsychiater Peter Adriaenssens. In het middagprogramma heb ik de workshop ‘Mijn kind mijn eer’ gevolgd. De heer Aydogan, daderbehandelaar bij de Waag, gaf aan dat we cultuur niet als excuus moeten gebruiken om terughoudend te zijn met het bespreekbaar maken van (vermoedens van) seksueel misbruik omdat het onze eigen weerstand is om over seksueel misbruik te praten die ons tegenhoudt. In de tweede workshop die ik volgde ‘Geef het kind een stem’ werden duidelijke handvatten geboden om seksueel misbruik en kindermishandeling bespreekbaar te maken met kinderen. De workshop werd verzorgd door het AMK Haaglanden. Gedragsdeskundige Lenneke Winder vertelde over haar ruime ervaring in het spreken met kinderen vanaf 6 jaar over kindermishandeling. Na de workshops was er een levendige plenaire discussie over de juiste aanpak van een casus. Deze dag maakte mij weer duidelijk dat kindermishandeling een onderwerp blijft dat bij een grote verscheidenheid aan professionals leeft en waar nog veel vragen over zijn. Het belangrijkste advies is om (vermoedens van) kindermishandeling in een team te bespreken en gezamenlijk een lijn uit te zetten hoe te handelen. De gehele impressie is te vinden op www. gezond.amsterdam.nl/geestelijke gezondheid. Machteld Kuyper, SSG.
steunpunt seksueel geweld
Wetenswaardigheden Alcohol grote risicofactor voor ongewenste seks Uit een onderzoek in opdracht van het Trimbos Instituut blijkt dat meisjes die regelmatig uitgaan en veel ongewenste seksuele ervaringen in het uitgaanscircuit hebben, beduidend meer alcohol drinken dan meisjes die vaak uitgaan en weinig of geen ervaring hebben met ongewenste seks. Voor het onderzoek vroeg Chella Harreveld (Universiteit Utrecht) meisjes van 16-25 jaar naar hun uitgaansgedrag, alcoholgebruik en ongewenste seksuele ervaringen in het uitgaanscircuit. Bijna 60% van de 464 deelnemende meiden bleek één of meer ongewenste seksuele ervaringen te hebben gehad. Bij de meesten ging het om spijt achteraf, 16% van de respondenten had ook ervaring met dwang. Alcoholgebruik lijkt sterk samen te hangen met het hebben van ongewenste seksuele ervaringen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek past het Trimbos Instituut haar voorlichtingsmateriaal aan.
Publicaties Op basis van de publicatie ‘Niet onverwacht het licht uitdoen’ heeft de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling (VSK) een folder uitgebracht voor mensen die in hun jeugd seksueel misbruikt zijn. In deze folder geeft de VSK tips wat cliënten zelf kunnen doen om een effectieve hulpverleningsrelatie op te bouwen. De folder kan door cliënten en hulpverleners besteld worden via E:
[email protected] of T: 030 789 2250. Meer informatie over de VSK is te vinden op www.vsknederland.nl. Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking. Gianotten, W.L., M.J. Meihuizen-de Regt, N. van Son-Schoones (red.), Uitgeverij Van Gorcum, 2008. ISBN 978 90 2324 405 9. Aantal pagina’s: 668. Kosten: € 95,00. De redactie richt zich op de problemen van mensen met een chronische ziekte of een lichamelijke/zintuiglijke beperking. Het resultaat is een boek met dvd waarin het thema seksualiteit en intimiteit bij ziekte en beperking in al zijn facetten aan de orde komt. Het boek is opgebouwd uit zes modulen: seksualiteit, verstoorde
6
seksualiteit, twintig specifieke ziektebeelden, begeleiding, aspecten van voortplanting, beleid, preventie en zorg. Meer informatie: www.vangorcum.nl.
Agenda In veilige handen Op 26 september 2009 wordt de eerste werkconferentie georganiseerd die vrijwilligersorganisaties en -centrales helpt om een antwoord te vinden op de vraag: Hoe voorkom ik seksueel misbruik van minderjarigen in vrijwilligerswerk? Veel organisaties nemen (te) weinig maatregelen om seksueel misbruik te voorkomen of er adequaat mee om te gaan. Het voorkomen van seksueel misbruik vereist constante aandacht en alertheid. Hierbij kunnen ook gemeenten en ondersteuningsorganisaties voor het vrijwilligerswerk een rol spelen. Om handvatten te bieden bij de agendering, preventie, repressie en communicatie over het onderwerp zijn er stappenplannen, te implementeren materialen en praktijkvoorbeelden voor handen die tijdens de werkconferentie besproken worden. Op www.inveiligehanden.nl vindt u meer informatie en een uitgebreid programma.
Psychotrauma in de context De Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma (NtVP) organiseert in de Meervaart te Amsterdam 18 november 2009 het congres Psychotrauma in de context: individu, gezin en maatschappij. Een actueel wetenschappelijk en maatschappelijk thema waarin belicht wordt dat een trauma niet alleen een individu treft, maar evenzeer degenen, die met hem of haar verbonden zijn. Dit zullen vaak familie, vrienden of kinderen zijn. Maar ook hele groepen - denk bijvoorbeeld aan het leger kunnen de gevolgen daarvan ondervinden. Ingrijpende gebeurtenissen hebben vaak hun weerslag op gemeenschappen en op meerdere generaties. U kunt kiezen uit 16 workshops waaronder De onmisbare rol van ouders in het verwerkingsproces van een verkracht meisjes en Het verwaarloosde brein: de neurobiologische gevolgen van emotionele mishandeling en
InZicht
Column
verwaarlozing. Meer informatie: www. ntvp-congres.nl.
Traumatisering in de kindertijd Op woensdag 3 maart 2010 vindt in De Nieuwe Buitensociëteit te Zwolle een groot landelijk congres plaats onder de titel Traumatisering in de kindertijd: chronisch trauma en de therapeutische relatie. Het congres richt zich op iedereen de professioneel met cliënten te maken heeft die in hun jeugd langdurig getraumatiseerd zijn geraakt. Het is het eerste congres dat het in 2007 opgerichte Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke Chronische Traumatisering (LCVT) organiseert voor behandelaren, onderzoekers, beleidsmakers en bestuurders. Er zijn bijdragen van onder meer: Marcel Smeets, Nel Draijer, Nelleke Nicolaï, Suzette Boon, Arianne Struik, Annemarie Smith, Onno van der Hart en Agnes van Minnen. Voor nader informatie kunt u contact opnemen met Wim D. Visser van organisator Cogis, T: 030 296 8022 of E:
[email protected]. Aanmelden via www.lcvt. nl (inschrijving na de zomervakantie).
Colofon InZicht, juli 2009 verschijnt 2 maal per jaar oplage: 500 uitgave Steunpunt Seksueel Geweld Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam E:
[email protected]. redactie Karin van Erning, Machteld Kuyper, Marianne van Staa, Marjolein Leguijt grafisch ontwerp DTP Yusuf Kho vormgever IA BNO verspreiding gratis onder hulpverleners in Amsterdam e.o.. Gebruik van teksten en artikelen uit de nieuwsbrief met bronvermelding is toegestaan. extra nummers Steunpunt Seksueel Geweld T: 020 555 5227 F: 020 555 5696 E:
[email protected] www.gezond.amsterdam.nl
steunpunt seksueel geweld
EEN UITGAVE VAN DE GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST AMSTERDAM
juli 2009 in dit nummer: • In gesprek met Marianne van Staa en Ton Maijenburg over het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust 2-6 • Vakantiestress 5 • Impressie AMC congres 5 • Wetenswaardigheden 6
Redactioneel Een nieuwe nieuwsbrief! Wat is ie mooi hè?! Heel blij zijn wij met deze nieuwe stijl. Onze vormgever Yusuf Kho mag héél trots zijn op zijn werk. Een nieuwe naam hebben we ook. InZicht vinden wij een goede naam omdat het de twee dingen kan beteken die wij als onze belangrijkste missie zien namelijk: seksueel geweld zichtbaar en bespreekbaar maken èn inzicht geven in het aanwezige hulpaanbod in Amsterdam. In dit nummer aandacht voor het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust. We hebben Marianne van Staa en Ton Maijenburg gevraagd wat het Zedenscenario inhoudt en wat het belang ervan is. Wij wensen u een fijne zomer!
Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust In Amsterdam werkt de gemeente, de politie en de GGD bijna 13 jaar met het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust. Dit is een plan van aanpak bij zedenzaken met risico’s op maatschappelijk onrust. De politie en de GGD willen het scenario voor de hele veiligheidsregio gaan gebruiken. De veiligheidsregio omvat de gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouderamstel en Uithoorn. Marianne van Staa, hoofd van het Steunpunt Seksueel Geweld van de GGD Amsterdam stond aan de wieg van het scenario. Ton Maijenburg, relatiebeheerder bij Bureau Zedenpolitie van het korps Amsterdam-Amstelland heeft nu zeven scenario’s gedraaid. Marianne en Ton zijn in overleg met de regiogemeentes om het ook bestuurlijk mogelijk te maken het scenario in die gemeenten te draaien. We vroegen hen wat het scenario precies is en waarom het zo goed werkt.
steunpunt seksueel geweld
Vakantiestress Nog anderhalve week en we gaan op vakantie! Ik zit op m’n werk achter de computer en door m’n hoofd schieten allerlei dingen die ik nog doen moet voor de vakantie. De hond gaat naar het pension dus hij moet nog even naar de dierenarts voor de jaarlijkse prikken. De katten moeten ook maar dat hoeft niet perse nu, want die blijven thuis. Joke die de katten eten geeft, moet nog weten wanneer we precies gaan en Patricia moet nog weten wanneer Joke op vakantie gaat zodat zij het de laatste drie dagen kan doen. Mijn paspoort moet ik verlengen dus ik moet even pasfoto’s laten maken en dan even langs het stadsdeel. De auto moet nog gekeurd en voor zoon moet ik een afspraak maken met de lenzenboer want hij heeft een paar lenzen doorgespoeld. Zoon heeft ook een nieuwe zwembroek nodig evenals een paar korte broeken, (skatebroeken bedoel ik: over de knie, niet te kort, stel je voor!). Ik moet Gonny nog bellen want die zou weer geopereerd worden. We moeten nog even bij oma langs voor de vakantie en nog even die indicatie voor een rollator opzoeken. Ik moet de papieren van de vakantie even klaarleggen en tegen Hans zeggen dat ie de reis- en kredietbrief op moet zoeken. De telefoon gaat en ik neem op. Een vertrouwenspersoon van een instelling vertelt dat vier medewerksters los van elkaar bij haar zijn gekomen met verhalen over dezelfde persoon die hen ernstig seksueel geïntimideerd had. Het betrof een leidinggevende. De medewerksters zijn jonge meiden van 17 en 18 jaar en ze zijn bang voor hem. De man belt hen thuis op en wil een afspraakje maken. Als een meisje zegt: ‘ik hang op, ik ga douchen’ zegt hij: “Zal ik je komen inzepen?’ Als hij met een meisje alleen in de lift staat zoent hij haar op de mond. Hij pakt de medewerksters regelmatig vast. Ze moeten zich echt losrukken. De vertrouwenspersoon heeft met de meisjes afgesproken dat ze de verhalen anoniem met de directie zou bespreken en ook niet de naam van de dader zou noemen. Ze is naar de directie gegaan en heeft gezegd: Stel dat er dit en dit zou gebeuren wat zouden jullie dan doen? De directie was unaniem en glashelder: de man zou onmiddellijk geschorst worden en zo snel mogelijk ontslagen. De medewerksters hebben vervolgens hun verhaal verteld aan de directie. Nu zijn ze bang voor represailles en dat hij thuis contact met ze opneemt. De instelling gaat aangifte doen. De vertrouwenspersoon wil weten of de meiden zelf aangifte moeten doen en of ze moeten getuigen in de rechtszaak. Ik zeg dat ze met deze vragen het beste even kan bellen met de Zedenpolitie. Zij kunnen heel goed meedenken. Ik adviseer haar de meiden goed te ondersteunen en bij te staan. Daar is ze al op alle fronten mee bezig zegt ze. Ik leg de telefoon neer en vertel mijn collega’s over dit geval van machtsmisbruik. De arrogantie! Wat denkt zo’n vent zich allemaal te kunnen permitteren?! Ik maak een kort verslagje van het telefoongesprek en stel me voor hoe zo’n man zich gedraagt op z’n werk. Hoe functioneer je als je in je hoofd met hele andere dingen bezig bent? Mannen schijnen trouwens allemaal elk half uur aan seks te denken. Ik vraag me af hoe geconcentreerd je dan je werk kunt doen. Oeps, ik moet de reispilletjes niet vergeten en de hondenuitlaat laten weten dat de hond er niet is tot 2 augustus. Laat ik vanavond toch maar even een lijstje maken van wat ik nog moet doen voor de vakantie.
5
Impressie AMC congres Op 26 Maart 2009 bezocht ik het drukke praktijkcongres ‘Kindermishandeling aanpakken is weerstanden overwinnen’. De sprekers werden afgewisseld met toneelscènes om met de zaal in gesprek te gaan over dilemma’s bij het signaleren en aanpakken van kindermishandeling. Dit werkte goed en riep veel herkenning en discussievragen op bij de professionals in de zaal: Wie is voor wat verantwoordelijk bij kindermishandeling? De school, Bureau Jeugdzorg, de GGZ-behandelaar? In de ochtend waren er inleidingen door kinderarts Rian Teeuw en kinderpsychiater Peter Adriaenssens. In het middagprogramma heb ik de workshop ‘Mijn kind mijn eer’ gevolgd. De heer Aydogan, daderbehandelaar bij de Waag, gaf aan dat we cultuur niet als excuus moeten gebruiken om terughoudend te zijn met het bespreekbaar maken van (vermoedens van) seksueel misbruik omdat het onze eigen weerstand is om over seksueel misbruik te praten die ons tegenhoudt. In de tweede workshop die ik volgde ‘Geef het kind een stem’ werden duidelijke handvatten geboden om seksueel misbruik en kindermishandeling bespreekbaar te maken met kinderen. De workshop werd verzorgd door het AMK Haaglanden. Gedragsdeskundige Lenneke Winder vertelde over haar ruime ervaring in het spreken met kinderen vanaf 6 jaar over kindermishandeling. Na de workshops was er een levendige plenaire discussie over de juiste aanpak van een casus. Deze dag maakte mij weer duidelijk dat kindermishandeling een onderwerp blijft dat bij een grote verscheidenheid aan professionals leeft en waar nog veel vragen over zijn. Het belangrijkste advies is om (vermoedens van) kindermishandeling in een team te bespreken en gezamenlijk een lijn uit te zetten hoe te handelen. De gehele impressie is te vinden op www. gezond.amsterdam.nl/geestelijke gezondheid. Machteld Kuyper, SSG.
steunpunt seksueel geweld
Wetenswaardigheden Alcohol grote risicofactor voor ongewenste seks Uit een onderzoek in opdracht van het Trimbos Instituut blijkt dat meisjes die regelmatig uitgaan en veel ongewenste seksuele ervaringen in het uitgaanscircuit hebben, beduidend meer alcohol drinken dan meisjes die vaak uitgaan en weinig of geen ervaring hebben met ongewenste seks. Voor het onderzoek vroeg Chella Harreveld (Universiteit Utrecht) meisjes van 16-25 jaar naar hun uitgaansgedrag, alcoholgebruik en ongewenste seksuele ervaringen in het uitgaanscircuit. Bijna 60% van de 464 deelnemende meiden bleek één of meer ongewenste seksuele ervaringen te hebben gehad. Bij de meesten ging het om spijt achteraf, 16% van de respondenten had ook ervaring met dwang. Alcoholgebruik lijkt sterk samen te hangen met het hebben van ongewenste seksuele ervaringen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek past het Trimbos Instituut haar voorlichtingsmateriaal aan.
Publicaties Op basis van de publicatie ‘Niet onverwacht het licht uitdoen’ heeft de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling (VSK) een folder uitgebracht voor mensen die in hun jeugd seksueel misbruikt zijn. In deze folder geeft de VSK tips wat cliënten zelf kunnen doen om een effectieve hulpverleningsrelatie op te bouwen. De folder kan door cliënten en hulpverleners besteld worden via E:
[email protected] of T: 030 789 2250. Meer informatie over de VSK is te vinden op www.vsknederland.nl. Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking. Gianotten, W.L., M.J. Meihuizen-de Regt, N. van Son-Schoones (red.), Uitgeverij Van Gorcum, 2008. ISBN 978 90 2324 405 9. Aantal pagina’s: 668. Kosten: € 95,00. De redactie richt zich op de problemen van mensen met een chronische ziekte of een lichamelijke/zintuiglijke beperking. Het resultaat is een boek met dvd waarin het thema seksualiteit en intimiteit bij ziekte en beperking in al zijn facetten aan de orde komt. Het boek is opgebouwd uit zes modulen: seksualiteit, verstoorde
6
seksualiteit, twintig specifieke ziektebeelden, begeleiding, aspecten van voortplanting, beleid, preventie en zorg. Meer informatie: www.vangorcum.nl.
Agenda In veilige handen Op 26 september 2009 wordt de eerste werkconferentie georganiseerd die vrijwilligersorganisaties en -centrales helpt om een antwoord te vinden op de vraag: Hoe voorkom ik seksueel misbruik van minderjarigen in vrijwilligerswerk? Veel organisaties nemen (te) weinig maatregelen om seksueel misbruik te voorkomen of er adequaat mee om te gaan. Het voorkomen van seksueel misbruik vereist constante aandacht en alertheid. Hierbij kunnen ook gemeenten en ondersteuningsorganisaties voor het vrijwilligerswerk een rol spelen. Om handvatten te bieden bij de agendering, preventie, repressie en communicatie over het onderwerp zijn er stappenplannen, te implementeren materialen en praktijkvoorbeelden voor handen die tijdens de werkconferentie besproken worden. Op www.inveiligehanden.nl vindt u meer informatie en een uitgebreid programma.
Psychotrauma in de context De Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma (NtVP) organiseert in de Meervaart te Amsterdam 18 november 2009 het congres Psychotrauma in de context: individu, gezin en maatschappij. Een actueel wetenschappelijk en maatschappelijk thema waarin belicht wordt dat een trauma niet alleen een individu treft, maar evenzeer degenen, die met hem of haar verbonden zijn. Dit zullen vaak familie, vrienden of kinderen zijn. Maar ook hele groepen - denk bijvoorbeeld aan het leger kunnen de gevolgen daarvan ondervinden. Ingrijpende gebeurtenissen hebben vaak hun weerslag op gemeenschappen en op meerdere generaties. U kunt kiezen uit 16 workshops waaronder De onmisbare rol van ouders in het verwerkingsproces van een verkracht meisjes en Het verwaarloosde brein: de neurobiologische gevolgen van emotionele mishandeling en
InZicht
Column
verwaarlozing. Meer informatie: www. ntvp-congres.nl.
Traumatisering in de kindertijd Op woensdag 3 maart 2010 vindt in De Nieuwe Buitensociëteit te Zwolle een groot landelijk congres plaats onder de titel Traumatisering in de kindertijd: chronisch trauma en de therapeutische relatie. Het congres richt zich op iedereen de professioneel met cliënten te maken heeft die in hun jeugd langdurig getraumatiseerd zijn geraakt. Het is het eerste congres dat het in 2007 opgerichte Landelijk Centrum voor Vroegkinderlijke Chronische Traumatisering (LCVT) organiseert voor behandelaren, onderzoekers, beleidsmakers en bestuurders. Er zijn bijdragen van onder meer: Marcel Smeets, Nel Draijer, Nelleke Nicolaï, Suzette Boon, Arianne Struik, Annemarie Smith, Onno van der Hart en Agnes van Minnen. Voor nader informatie kunt u contact opnemen met Wim D. Visser van organisator Cogis, T: 030 296 8022 of E:
[email protected]. Aanmelden via www.lcvt. nl (inschrijving na de zomervakantie).
Colofon InZicht, juli 2009 verschijnt 2 maal per jaar oplage: 500 uitgave Steunpunt Seksueel Geweld Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam E:
[email protected]. redactie Karin van Erning, Machteld Kuyper, Marianne van Staa, Marjolein Leguijt grafisch ontwerp DTP Yusuf Kho vormgever IA BNO verspreiding gratis onder hulpverleners in Amsterdam e.o.. Gebruik van teksten en artikelen uit de nieuwsbrief met bronvermelding is toegestaan. extra nummers Steunpunt Seksueel Geweld T: 020 555 5227 F: 020 555 5696 E:
[email protected] www.gezond.amsterdam.nl
steunpunt seksueel geweld
EEN UITGAVE VAN DE GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST AMSTERDAM
juli 2009 in dit nummer: • In gesprek met Marianne van Staa en Ton Maijenburg over het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust 2-6 • Vakantiestress 5 • Impressie AMC congres 5 • Wetenswaardigheden 6
Redactioneel Een nieuwe nieuwsbrief! Wat is ie mooi hè?! Heel blij zijn wij met deze nieuwe stijl. Onze vormgever Yusuf Kho mag héél trots zijn op zijn werk. Een nieuwe naam hebben we ook. InZicht vinden wij een goede naam omdat het de twee dingen kan beteken die wij als onze belangrijkste missie zien namelijk: seksueel geweld zichtbaar en bespreekbaar maken èn inzicht geven in het aanwezige hulpaanbod in Amsterdam. In dit nummer aandacht voor het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust. We hebben Marianne van Staa en Ton Maijenburg gevraagd wat het Zedenscenario inhoudt en wat het belang ervan is. Wij wensen u een fijne zomer!
Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust In Amsterdam werkt de gemeente, de politie en de GGD bijna 13 jaar met het Scenario zedenzaken en maatschappelijke onrust. Dit is een plan van aanpak bij zedenzaken met risico’s op maatschappelijk onrust. De politie en de GGD willen het scenario voor de hele veiligheidsregio gaan gebruiken. De veiligheidsregio omvat de gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouderamstel en Uithoorn. Marianne van Staa, hoofd van het Steunpunt Seksueel Geweld van de GGD Amsterdam stond aan de wieg van het scenario. Ton Maijenburg, relatiebeheerder bij Bureau Zedenpolitie van het korps Amsterdam-Amstelland heeft nu zeven scenario’s gedraaid. Marianne en Ton zijn in overleg met de regiogemeentes om het ook bestuurlijk mogelijk te maken het scenario in die gemeenten te draaien. We vroegen hen wat het scenario precies is en waarom het zo goed werkt.
steunpunt seksueel geweld