Stadsgewest Haaglanden
Concept‐Routekaart Haaglanden klimaatneutraal
Marinus Stulp 9‐5‐2011
Samenvatting Het Stadsgewest Haaglanden heeft de klimaatdoelstelling vastgelegd in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020. De doelstelling luidt:
“De ambitie is dat Haaglanden een klimaatneutrale regio wordt, uiterlijk in 2050. Op weg naar een klimaatneutrale regio moet de CO2-uitstoot in 2020 met 30 procent zijn afgenomen ten opzichte van 1990, en in 2030 gehalveerd.” Om uitvoering te geven aan deze doelstelling is besloten de Routekaart Haaglanden klimaatneutraal op te stellen. Deze routekaart beschrijft de aanpak voor het Stadsgewest om in samenwerking met de regiogemeenten de doelstelling klimaatneutraal in 2050 te bereiken. De routekaart is totstandgekomen op basis van 59 gesprekken bij de gemeenten en 11 gesprekken met beleidsmedewerkers van de verschillende sectoren van het Stadsgewest. De CO2-uitstoot in Haaglanden is het gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen (olie, kolen, aardgas). Bijna 80% van de CO2uitstoot is afkomstig van de bronnen woningen, vervoer en glastuinbouw. Het klimaatbeleid van het Stadsgewest zal zich met name richten op deze bronnen. Daarnaast zijn een paar kleinere bronnen geïdentificeerd, waar door bestaande regionale afspraken of financiering juist vanuit het Stadsgewest kansen liggen om de CO2uitstoot te verminderen. Dit zijn de kantoren, de bedrijventerreinen en de jeugdzorg.
CO2 uitstoot per sector in Haaglanden 8% 4% 29% Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw
22%
Handel Overig
De belangrijkste CO2-bronnen liggen op enkele beleidsterreinen van het Stadsgewest. In de routekaart worden voorstellen gedaan om het klimaatbeleid te integreren in het beleid van deze sectoren.
7%
30%
Figuur 1: Indicatieve CO2-uitstoot per sector in Haaglanden in 2009. De totale uitstoot is bijna 7.000 kton. De sector Handel bestaat grotendeels uit winkels. Onder de sector Overig valt: overige landbouw, industrie, horeca, onderwijs en zorggebouwen.
Als regionale vervoersautoriteit zal het Stadsgewest de bron verkeer en vervoer op regionale schaal aanpakken.
De samenwerking met gemeenten wordt ingestoken vanuit ondersteuning op maat. Per gemeente wordt besproken bij welke projecten het Stadsgewest een bijdrage kan leveren. In de bestaande woningvoorraad ligt bij alle gemeenten een energiebesparingsopgave. Het Stadsgewest biedt aan bij elke gemeente inbreng te leveren bij één of meerdere projecten voor de bestaande woningvoorraad. Opschaling naar regionaal niveau is daarbij niet het streven. Het doel is in de regio zoveel mogelijk projecten te faciliteren, zodat de projecten gezamenlijk ertoe leiden dat (ook) de regionale doelstellingen worden gerealiseerd. Ervaring en kennis uit de verschillende projecten worden door het Stadsgewest gedeeld met de verschillende gemeenten. Waar mogelijk worden dwarsverbanden gelegd. Voor de andere bronnen wordt afhankelijk van het emissieprofiel per gemeente samenwerking gezocht. Bijvoorbeeld voor kantoren met de gemeente Den Haag en voor de glastuinbouw met de gemeente Westland.
2
Uit berekeningen van scenario’s voor het realiseren van de doelstelling is gebleken, dat vooral ingezet moet worden op energiebesparing. In 2050 zal de energievraag met 75% afgenomen moeten zijn en/of gedeeltelijk in voorzien moet worden met elders geproduceerde duurzame energie. De resterende energievraag moet worden ingevuld door hernieuwbare energiebronnen binnen Haaglanden. Binnen de regio liggen veel kansen voor zonnestroom en duurzame warmte. Ook biomassa zal een bijdrage leveren. Voor windenergie op land is het potentieel beperkt. Figuur 2 toont de invulling van de doelstelling en geeft ook de opgave voor 2020, de eerste stap die gezet met worden. De opgave voor 2020 bedraagt 3.580 kton energiebesparing (of elders geproduceerde duurzame energie) en 510 kton opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen. Dit is een voorlopige opgave, omdat het monitoringssysteem nog in ontwikkeling is. Wel geeft het een goede indruk van de ordegrootte van de regionale opgave. Klimaatdoelstelling Stadsgewest Haaglanden 9000 8000 7000 CO2 (kton)
6000 Energiebesparing/DE elders
5000
DE Haaglanden
4000
Compensatie autonome groei
3000
Werkelijke CO2‐uitstoot
2000 1000 0 1990
1995
2007
2020
2030
2050
Figuur 2: Klimaatdoelstellingen Haaglanden voor 2020, 2030 en 2050 en de verhouding tussen vermindering van CO2-uitstoot door energiebesparing en door opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen (DE = Duurzame energie).
Als de opgave voor 2020 naar rato wordt toegerekend naar de verschillende bronnen, dan komt dat overeen met 200 duizend woningen, 290 duizend personenauto’s en 1.385 hectare glastuinbouw. In 2011 zal de CO2-monitor definitieve cijfers opleveren. Daarna zal in 2012 worden onderzocht of de geplande maatregelen toereikend zullen zijn om aan de doelstelling te voldoen. Voor de verschillende bronnen zijn concrete activiteiten voor de korte termijn (tot en met 2013) en middellange termijn (tot 2020) beschreven. Verder wordt een doorkijk gegeven naar 2050. Tenslotte wordt per bron aangegeven op welke wijze de integrale aanpak van de verschillende sectoren vanuit het Stadsgewest wordt vormgegeven. Binnen het Stadsgewest heeft de sector Milieu voor het klimaatbeleid een coördinerende rol en zal de uitvoering van deze routekaart aanjagen. Hiervoor zijn de acties in 2011 benoemd.
3
Inhoudsopgave Samenvatting Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Klimaatbeleid Stadsgewest Haaglanden 2.1 CO2-uitstoot Stadsgewest Haaglanden 2.2 Regionale CO2-monitor Haaglanden 3 Klimaatbeleid van en met de regiogemeenten 3.1 Inleiding 3.2 Klimaatbeleid van de regiogemeenten 3.3 RSP-opgave 2020 3.4 Samenwerking gemeenten en Stadsgewest 3.5 Bovenregionale samenwerking 4 Aanpak per CO2-bron 4.1 Inleiding 4.2 Eigen organisatie 4.3 Verkeer en vervoer 4.4 Woningen 4.5 Glastuinbouw 4.6 Bedrijventerreinen 4.7 Kantoren 4.8 Jeugdzorg 5 Aanpak hernieuwbare energiebronnen 6 Inzet sector Milieu 2011 7 Communicatie 8 Begroting 2011 tot en met 2013
4
2 4 5 6 6 11 14 14 14 19 22 23 25 25 25 27 31 33 35 37 39 42 46 48 49
1 Inleiding Deze Routekaart Haaglanden klimaatneutraal beschrijft het klimaat- en energiebeleid van het Stadsgewest, waarin wordt gestreefd naar een klimaatneutrale regio in 2050. De routekaart geeft richting en focus aan de activiteiten die worden ontwikkeld. Daarbij wordt zowel ingegaan op de inhoud als de organisatie van de samenwerking met de gemeenten en tussen de verschillende beleidssectoren van het Stadsgewest zelf. De routekaart is in twee fasen totstandgekomen. In fase 1 heeft een uitgebreide consultatieronde langs de gemeenten plaatsgevonden. Verder is een analyse gedaan naar de CO2-uitstoot, en zijn scenario’s doorgerekend voor het realiseren van de klimaatdoelstellingen uit het Regionaal Structuurplan (RSP). In fase 2 zijn gesprekken gevoerd met de beleidssectoren van het Stadsgewest zelf. Voor de uitvoering van de werkzaamheden is het bureau BuildDesk ingehuurd. Zij hebben de gesprekken gevoerd, berekeningen gemaakt en de resultaten beschreven in enkele rapportages. De uitkomsten van fase 1 en 2 zijn samengebracht in het voorliggende rapport:
De Routekaart Haaglanden klimaatneutraal. In oktober 2010 is het kabinet Rutte geformeerd. In het kabinetsakkoord wordt voorgenomen de stadregio’s op te heffen. Ook wordt gesproken over de vorming van een randstadprovincie en een infrastructuurautoriteit. De toekomst voor het Stadsgewest is dus wat onzeker. In zijn brief van 3 februari 2011 over de samenwerking met de Stadregio Rotterdam schrijft het dagelijks bestuur van Haaglanden aan het algemeen bestuur en de gemeenteraden:
De samenwerking in de Metropoolregio moet pragmatisch en concreet zijn en organisch groeien zonder nadruk op institutionele vraagstukken en omvat het gebied van beide stadsregio’s. De samenwerking gaat niet alleen de centrumsteden aan maar is een zaak van alle gemeenten. Wij zien de Metropoolregio nadrukkelijk niet als een nieuwe bestuurslaag maar in eerste instantie als een netwerk waarin effectieve, niet vrijblijvende samenwerking op het juiste schaalniveau gerealiseerd wordt en die leidt tot een vermindering van de bestuurlijke drukte. Gemeentelijke herindeling van bovenaf opgelegd is dan ook niet aan de orde. Een van bovenaf opgelegde structuur zoals een Randstadprovincie of een Randstedelijke Infrastructuurautoriteit zal averechts uitpakken. Dat heeft de geschiedenis van voorstellen voor bestuurlijke hervormingen wel aangetoond. De organische weg betekent dat de samenwerking van onderop gestalte krijgt, uiteraard in nauw overleg met de rijksoverheid en de provincie. In dit perpectief wordt ook de uitvoering van de Routekaart Haaglanden klimaatneutraal geplaatst. De routekaart heeft de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de achtergrond en doelstellingen van het klimaatbeleid van het Stadsgewest beschreven. Verder wordt een scenario beschreven om klimaatneutraal te worden. Hoofdstuk 3 beschrijft het klimaatbeleid van de gemeenten en de wijze van samenwerking met het Stadsgewest. Ook de regionale opgave voor 2020 en de bovenregionale samenwerking komen aan bod. De uitstoot van CO2 is afkomstig van een aantal bronnen, zoals woningen en verkeer. De aanpak van de belangrijkste bronnen in Haaglanden is beschreven in hoofdstuk 4. Daarbij wordt ingegaan op de samenwerking binnen de organisatie van het Stadsgewest tussen de verschillende beleidssectoren. Hoofdstuk 5 gaat in op de productie van energie uit hernieuwbare bronnen. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de aanjagende rol van de sector Milieu bij de uitvoering van de routekaart.
5
2 Klimaa atbeleid Stadsgew S west Haa aglanden n Dit hoofdstu uk beschrijft de achtergrronden van de d klimaatdo oelstelling en n de huidige situatie in Haaglanden. Daarnaast is een toeko omstscenario o geschetst.
2.1 CO2-u uitstoot Stadsgew S west Haaglanden Doelstellin ng RSP
“De ambitie e is dat Haag glanden een klimaatneuttrale regio wordt, wo uiterlijk jk in 2050. Op O weg naarr een klimaatneutr trale regio moet m de CO2-uitstoot in 2020 2 met 30 0 procent zijn n afgenomen n ten opzicht hte van v 1990, en e in 2030 geehalveerd.” Vanaf V 2009 werd de reg gio geconfronteerd met de d gevolgen n van de eco onomische crrisis. Het programma en uitvoerin ngstempo va an het RSP iss daardoor niet n meer rea alistisch, zod dat onder regie van v het Stad dsgewest ee en herijking plaatsvindt. p Overigens zal deze herijjking niet leiiden tot ander beleid en am mbities, maa ar vooral aan npassing van n de planning g. Aandachtsspunt is de doorwerking d g op de d klimaatdo oelstellingen n. CO C 2 en ene ergieverbru uik Als A gevolg van v menselijkk handelen komt k veel CO O2 vrij bij de e verbranding van fossie ele brandstofffen (kolen, olie, aardgas). Het H energieve erbruik in de e regio is daarom in grotte mate bep palend voor de d omvang o van n de CO2-uitsstoot. De uittstoot van ovverige broeikkasgassen (m methaan, lacchgas) in de e regio wordt door het Sta adsgewest verwaarloosb v baar geacht ten opzichte e van de CO2-uitstoot. De D focus f wordt daarom volledig op het terugdringe en van de CO O2-uitstoot g gericht. Terugdring T gen energie evraag Om O klimaatn neutraal te worden w is he et belangrijk vooral te we erken aan het terugdringen van de energievraag e g (elektricite eit, warmte, koeling) aan n de ene kan nt, en aan de opwekking g van energiie uit hernieuwbarre energiebrronnen aan de d andere ka ant. Dit heett Trias energ getica. Resultaat is uiteindelijk dat d de resterrende energ gievraag volle edig wordt ingevuld mett hernieuwbare energiebron e nen en de re egio klimaattneutraal is. Trias T energ getica BuildDesk ga aat uit van de d voorkeurssvolgorde Tr Trias energetica e . Dat beteken nt: o Stap 1: De D energievraag zoveel mogelijk red duceren (isolatie,, oriëntatie op o de zon, co ompact bouw wen, energiezzuinige verlicchting). o Stap 2: De D energievraag zoveel mogelijk dekken uit hernieuw wbare energiebronnen (zzon, wind, b bio-energie, enz.). o Stap 3: De D resterend de energievrraag dekken door efficiënte e opwekking g uit fossiele e energiebron nnen (warmte e/kracht-koppeling, HR-kketel). Hoe verder stap s 1 is doo orgevoerd, des d te minde er hoeft in sttap 2 en stap 3 te gebeu uren. Elke kilowattuur dat niet nod dig is, hoeft ook o niet opg gewekt te wo orden.
6
Modelberekening BuildDesk heeft in samenwerking met het PlanBureau voor de Leefomgeving (PBL) en SenterNovem (in 2010 onderdeel geworden van Agentschap NL) een routekaartmodel ontwikkeld, om het huidige energieverbruik indicatief in beeld te brengen en het effect van een set aan maatregelen te tonen. Dit model is ook toegepast op het Stadsgewest Haaglanden. Gebruikersbenadering versus bronbenadering In de modelberekening van BuildDesk is de energievraag globaal bepaald op basis van de gebruikersbenadering; de energievraag die is toe te rekenen aan de gebruikers binnen het gebied van Haaglanden. De elektriciteit die binnen Haaglanden wordt verbruikt, maar buiten Haaglanden is opgewekt, wordt bij de gebruikersbenadering meegeteld in de energievraag. Tegenover de gebruikersbenadering staat de bronbenadering; de plaats waar feitelijk de CO2uitstoot plaatsvindt, is dan bepalend voor de omvang van de energievraag (en omgerekend de CO2-uitstoot) binnen het gebied van Haaglanden. CO2-nulmeting provincie In 2009 heeft de provincie Zuid-Holland een CO2-nulmeting (over 2007) uit laten voeren. Dit is gebeurd op basis van de bronbenadering. Door het verschil in benadering, verschillen in het onderdeel verkeer en vervoer en andere aannames, wijken de resultaten van de nulmeting van de provincie en de berekening van BuildDesk af van elkaar. Hoewel de berekende energievraag afwijkt door verschil in berekeningswijze, heeft dit geen consequenties voor de te kiezen maatregelen. Dat komt omdat de 'grote klappers' nog steeds in dezelfde sectoren te vinden zijn. In de Energiemonitor van de provincie Zuid-Holland worden regio’s met elkaar vergeleken. In de meting over 2009 zijn door enkele regio’s ook de ambities gerapporteerd. Een overzicht is opgenomen in tabel 1 (voor zover beschikbaar). De ambitie van het Stadsgewest is dus 10% scherper dan van de provincie. De Stadsregio Rotterdam heeft nog weer een hogere doelstelling. In deze regio komt 70% van de provinciale CO2-uitstoot vrij, tegenover 13% in Haaglanden. Tabel 1: Ambities van de provincie Zuid-Holland en enkele regio’s
Regio Provincie Zuid-Holland Stadsregio Rotterdam Regio Holland-Rijnland Stadsgewest Haaglanden 1
Doelstelling 20% reductie in 2020 t.o.v. 1990 40% reductie in 2025 t.o.v. 1990 40% reductie in 2030 t.o.v. de uitstoot bij ongewijzigd beleid 30% reductie in 2020 t.o.v. 1990
Opgave CO2 reductie t.o.v. 20091 13.300 kton 15.000 kton 364 kton 1.403 kton
Hoeveelheden conform de bronbenadering.
Indicatief Voor de berekeningen van de huidige en toekomstige energievraag van het Stadsgewest zijn verschillende aannames gedaan op basis van de aangeleverde gegevens door de gemeenten en Stadsgewest. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden van opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen binnen de regio. Aannames zijn per definitie indicatief. En naarmate verder in de toekomst gekeken wordt, neemt de onzekerheidsmarge toe. Bijna iedereen gaat ervan uit dat de prijzen van fossiele brandstoffen in de toekomst zullen stijgen. Maar ongewis is wanneer dat precies gebeurt. Evenals de reacties van de regering en de (wereld)economie hierop niet goed te voorspellen zijn.
7
CO2-uitstoot Haaglanden Figuur 3 toont de indicatieve CO2-uitstoot in Haaglanden in 2009, verdeeld naar sectoren. De totale uitstoot bedroeg circa 7.000 kton. De drie belangrijkste bronnen zijn: Woningen, vervoer en glastuinbouw.
CO2 uitstoot per sector in Haaglanden 8% 4% 29% Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
22%
7%
30%
Figuur 3: Indicatieve CO2-uitstoot per sector in Haaglanden in 2009. De sector Handel bestaat grotendeels uit winkels. Onder de sector Overig valt: overige landbouw, industrie, horeca, onderwijs en zorggebouwen. Figuur 4 laat de verdeling naar gemeente zien. De regionale uitstoot wordt duidelijk door twee gemeenten gedomineerd, Den Haag en Westland. In de gemeente Den Haag woont ongeveer de helft van de inwoners van Haaglanden. De emissie van de woningen komt dus ook voor 50% uit de gemeente Den Haag. In de gemeente Westland wordt de uitstoot bepaald door de grote concentratie glastuinbouw.
Indicatieve CO2 uitstoot per gemeente Zoetermeer
Delft
Westland
Den Haag
Wassenaar Rijsw ijk Pijnacker-Nootdorp Midden-Delfland
LeidschendamVoorburg
Figuur 4: Indicatieve verdeling van CO2-uitstoot per regiogemeente in Haaglanden in 2009.
8
Op basis van globale gegevens is een inschatting gemaakt van de CO2-uitstoot in de toekomstige situatie. Hieruit bleek dat klimaatneutraal in 2050 mogelijk is, maar dat het een grote opgave betreft en de inzet van een ieder in Haaglanden vraagt. In figuur 5 is het scenario in beeld gebracht.
Koplopen - Energie verbruik
20 50
20 45
20 40
20 35
20 30
20 25
20 20
Jaar
20 15
8000,00 7000,00 6000,00 5000,00 4000,00 3000,00 2000,00 1000,00 0,00 20 10
Uitstoot (kton)
CO2 uitstoot en vermeden uitstoot
Koplopen -Duurzame energie productie
Figuur 5: Reductie CO2-uitstoot en vermeden CO2 door productie van energie uit hernieuwbare bronnen in Stadsgewest Haaglanden
Economisch belang van energiebesparing Energiebesparing is ook vanuit economisch perspectief van groot belang. De kostprijs van fossiele brandstoffen zullen in de toekomst gaan stijgen. Op basis van de prijsontwikkeling van de afgelopen 15 jaar, wordt in figuur 6 een prognose geschetst voor de prijsontwikkeling naar 2020. 800 700 600 gas (euro/1000 m3) 500 elektra (euro/1000 kWh)
400 300
Lineair (gas (euro/1000 m3))
200
Lineair (elektra (euro/1000 kWh))
100 0
Figuur 6: Prijsontwikkeling van gas en elektra in het verleden en een extrapolatie naar 2020
Op basis van het huidig energiegebruik kan het effect van de prijsstijging worden berekend. In figuur 7 zijn de energiekosten van 2010 weergegeven met daarnaast de kosten in 2020 bij een gelijkblijvend energiegebruik. De kosten nemen met 42% toe, een bedrag van 1,14 miljard euro. 9
Tevens is het effect van energiebesparing bepaald als de doelstelling voor 2020 wordt gehaald. Dit levert een besparing van 1,64 miljard euro op ten opzichte van de situatie zonder energiebesparing. Dit is ongeveer 5% van de bruto toegevoegde waarde van de Haaglandse economie. 4500 4000 3500 3000 2500 2000
miljoen euro
1500 1000 500 0 Kosten 2010
Kosten 2020 zonder Kosten 2020 met 30% energiebesparing CO2 reductie t.o.v. 1990
Figuur 7: Ontwikkeling regionale energiekosten zonder en met energiebesparing
Terugdringing energievraag, versus opwekking duurzame energie Uit figuur 5 blijkt dat binnen Haaglanden de grootste afname van CO2-uitstoot bereikt moet worden door het terugdringen van de energievraag (stap 1 van Trias Energetica) en het gebruik van elders geproduceerde duurzame energie (bijvoorbeeld groene stroom). In figuur 6 is de terugdringing van de energievraag verdeeld over de bronnen: de grootste bijdragen zijn van de glastuinbouw, vervoer en woningen.
Terugdringen energievraag vs. opwekking uit hernieuwbare bronnen
Maximale opwekking Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
Figuur 8: Indicatieve verhouding tussen terugdringing energievraag en opwekking van energie uit hernieuwbare energiebronnen voor realiseren klimaatdoelstelling Haaglanden.
10
Het resterende deel van de klimaatdoelstelling (circa een kwart) moet gerealiseerd worden door opwekking uit hernieuwbare energiebronnen. Daarbij gaat het in 2050 om de volgende energietechnieken: o duurzame warmte: een belangrijke factor, maar de opbrengst hangt sterk af van de mate waarin isolatie plaatsvindt van bestaande woningen (10 PJ); o zonnestroompanelen: opbrengst circa 16 PJ; o biomassa-centrale: opbrengst circa 3 PJ (uit GFT en snoeiafval); o windmolens: opbrengst circa 1 PJ (60 megawatt aan opgesteld vermogen). Het scenario van figuren 5 en 6 richt zich op de beoogde eindsituatie in 2050. In het RSP zijn tussendoelen gesteld voor 2020 en 2030, respectievelijk 30% en 50% reductie van de CO2-uitstoot ten opzichte van 1990. In figuur 7 is de opgave voor deze tussendoelen in beeld gebracht. Dit zijn nog voorlopige cijfers. In 2011 zal de CO2-monitor definitieve cijfers opleveren. De uiteindelijke cijfers zijn mede afhankelijk van de ontwikkelingen, die in de volgende paragraaf beschreven staan. Na vaststelling van de cijfers zal in 2012 worden onderzocht of de geplande maatregelen toereikend zullen zijn om aan de doelstelling te voldoen.
Klimaatdoelstelling Stadsgewest Haaglanden 9000 8000 7000 CO2 (kton)
6000 Energiebesparing/DE elders
5000
DE Haaglanden
4000
Compensatie autonome groei
3000
Werkelijke CO2‐uitstoot
2000 1000 0 1990
1995
2007
2020
2030
2050
Figuur 9: Klimaatdoelstellingen Haaglanden voor 2020, 2030 en 2050 en de verhouding tussen vermindering van CO2-uitstoot door energiebesparing en door opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen (DE = Duurzame energie).
2.2 Regionale CO2-monitor Haaglanden Om te beoordelen of de klimaatdoelstellingen worden gerealiseerd is een monitor nodig. Het Stadsgewest heeft het bureau DWA opdracht gegeven deze monitor te ontwikkelen. Naar verwachting is de monitor in de loop van 2011 operationeel. Voor het vullen van de monitor wordt gebruik gemaakt van de best beschikbare gegevens. Vooralsnog zijn de gegevens afkomstig uit de Nulmeting Energie Zuid-Holland en de inventarisatie en berekeningen, die BuildDesk in het kader van dit project heeft uitgevoerd. Ook zijn gegevens gebruikt van de gemeente Den Haag en de Haaglanden monitor uit 1997.
11
Op basis van bovengenoemde gegevens is in hoofdstuk 3 van deze routekaart de regionale opgave voor 2020 bepaald, uitgesplitst naar de CO2-bronnen en de gemeenten. Deze toedeling van de regionale opgave naar bronnen en gemeenten is richtinggevend voor de inzet van het klimaat- en energiebeleid van het Stadsgewest voor de komende jaren. De toedeling van de regionale opgave naar bronnen en gemeenten is een voorlopige. Op het gebied van monitoring zijn verschillende ontwikkelingen gaande, die invloed zullen hebben op de getallen van de regionale opgave 2020. De volgende ontwikkelingen zijn relevant: • Naar verwachting worden door CBS in 2011 de werkelijke gebruiksgegevens van woningen gepubliceerd per postcodegebied. Het betreft zowel gas als elektriciteit. Van bedrijven komen de werkelijke gebruiksgegevens waarschijnlijk in 2012 beschikbaar. Deze gegevens zijn natuurlijk betrouwbaarder dan de huidige gegevens, die zijn berekend op basis van kengetallen. Door de overgang naar werkelijke gebruikgegevens zullen uiteraard de getallen in de monitor wijzigen. • In opdracht van het Productschap Tuinbouw en het ministerie EL&I stelt het LEI (Landbouwkundig Economisch Instituut) jaarlijks de CO2-monitor voor de Glastuinbouw op. Dit betreft een nationale monitor. Samen met de Greenport gemeenten in Haaglanden is het Stadsgewest in overleg met het LEI over een uitsplitsing naar Haaglanden en de daarin liggende gemeenten. Vanwege verschillende systeemkeuzes kunnen daardoor de getallen voor de glastuinbouw veranderen. • Bij Agentschap NL wordt samen met een klankbordgroep van gemeenten gewerkt aan een landelijk monitoringsprotocol voor het gemeentelijk klimaatbeleid. Wanneer dit protocol gereed is, zullen de systeemkeuzes worden overgenomen in de regionale CO2-monitor van Haaglanden. Dit kan leiden tot verandering van de cijfers. Nadat de ontwikkelingen zijn afgerond en de consequenties voor de cijfers in de regionale monitor van Haaglanden doorgerekend zijn, zal de opgave voor 2020 definitief worden vastgesteld. Daarna (in 2012) zal in overleg met de gemeenten worden besproken of ook het klimaat- en energiebeleid aanpassing behoeft. Naast de CO2-monitor bestaan binnen het Stadsgewest nog andere meetinstrumenten. In dit verband noemen we de RSP-projectenbarometer en de Duurzaamheidsbalans Haaglanden. Hieronder een korte toelichting en de relatie met het klimaatbeleid. RSP-projectenbarometer Om de voortgang van de uitvoering van het RSP te meten is er een RSP-projectenbarometer. Deze wordt door de beleidssector Ruimte jaarlijks geactualiseerd. In de projectenbarometer wordt de stand van zaken van 124 concrete projecten weergegeven. Bij elk project wordt vermeld of sprake is van knelpunten, die de voortgang belemmeren. Voor zover mogelijk zal in het vervolgtraject een inschatting worden gemaakt van de klimaateffecten van deze projecten. In reactie op de economische crisis en aangekondigde bezuinigingen vindt herijking plaats van het RSP. Dit heeft met name gevolgen voor de woningbouw, regionale kantorenstrategie en de herstructurering en uitgifte van bedrijventerreinen. De effecten hiervan op het energiegebruik en de CO2-uitstoot worden meegenomen in de uitwerking van de herijking.
12
Duurzaamheidsbalans Haaglanden Naast de klimaatdoelstelling is er ook een algemene duurzaamheidsdoelstelling geformuleerd in de
Visie op Duurzame Ontwikkeling: 'Haaglanden wil in 2030 de meest duurzame regio van de Randstad worden'. Voor het meten van de voortgang hiervan is de duurzaamheidsbalans
ontwikkeld, volgens de methodiek van Telos. De reductie van CO2 is één van de indicatoren. Iedere 4 jaar wordt deze balans opgemaakt door een intersectorale werkgroep.
13
3 Klimaatbeleid van en met de regiogemeenten 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk begint met korte schetsen van het klimaatbeleid van de gemeenten. De schetsen zijn gebaseerd op 59 gesprekken met ambtenaren en wethouders van de regiogemeenten (december 2009 - februari 2010). Bij elke gemeente wordt een indicatie gegeven van de CO2uitstoot met verdeling over de verschillende bronnen. In de bijlage zijn van de regiogemeenten het inwonertal, de hoogte van de SLoK1-uitkering, de samenwerkingsvormen en de klimaatdoelen opgenomen. Paragraaf 3.3 gaat in op de eerste tussendoelstelling, namelijk 30% minder CO2uitstoot in 2020 ten opzichte van 1990. In deze paragraaf wordt berekend hoe groot de opgave is in kiloton CO2, met uitsplitsing naar bron. In paragraaf 3.4 wordt ingegaan op de wijze waarop de samenwerking tussen de gemeenten en het Stadsgewest vormgegeven kan worden. Tenslotte wordt in paragraaf 3.5 over de grenzen van het Stadsgewest gekeken voor bovenregionale samenwerking. 3.2 Klimaatbeleid van de regiogemeenten Delft Er ligt een raadsbesluit met klimaatdoelstelling (vergelijkbaar met die in het RSP), de nadruk ligt op de korte termijn tussendoelen. Het relatief grote segment Overig in figuur 10 wordt veroorzaakt door de onderwijsgebouwen van de technische universiteit. Overigens zijn deze gebouwen deels vergelijkbaar met kantoorgebouwen, zodat ook dezelfde energiebesparende maatregelen mogelijk zijn. Delft heeft al enkele jaren geleden een Energiefonds ingesteld, waaruit op basis van cofinanciering projecten voor energiebesparing en duurzame energieproductie worden gestimuleerd. Delft ontwikkelt een gemeentelijke CO2-monitor en maakt daarbij gebruik van werkelijke gebruiksgegevens. Bij bedrijven wordt energiebesparing actief gestimuleerd. Handhavers hanteren daarbij de verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer. De wethouder milieu is bestuurlijk trekker van Hartverwarmend Haaglanden, het regionale project ter stimulering van collectieve warmtenetten. Voor samenwerking in Haaglanden-verband moeten projecten een duidelijk regionaal karakter hebben. Over het algemeen heeft Delft voldoende menskracht om zelfstandig uitvoering te geven aan het klimaatbeleid.
1
Stimuleringsregeling Lokale Klimaatinitiatieven 14
CO2 uitstoot per sector in Delft
18%
4%
40%
0%
33% 5%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
Figuur 10: Indicatieve CO2-uitstoot gemeente Delft. De totale uitstoot is circa 475 kton in 2009
Den Haag Er ligt een raadsbesluit met een ambitieuze klimaatdoelstelling (klimaatneutraal in 2040). In 2010 is de gemeentelijke organisatie CO2-neutraal. Gedeeltelijk door het terugdringen van de energievraag en gedeeltelijk door het compenseren van de uitstoot in het Klimaatfonds Den Haag. Dit fonds is een initiatief van de gemeente, OM Den Haag en het bedrijfsleven. Het fonds staat open voor andere bedrijven/gemeenten in de regio. Met het fonds worden projecten in de stad en omstreken gestimuleerd, die aantoonbare CO2-reductie opleveren. Het fonds is bedoeld voor non-profit instellingen. In de 15 belangrijkste gemeentelijke gebouwen worden de maatregelen genomen die zich in 25 jaar terugverdienen. In haar klimaatbeleid zoekt de gemeente actief samenwerking met partners uit de stad en de regio. Hiervoor is de overlegtafel klimaat ingesteld, waaraan ook het Stadsgewest is aangeschoven. Den Haag vaart zijn eigen koers met klimaatbeleid, maar op onderdelen is regionale samenwerking belangrijk. Bijvoorbeeld op het gebied van verkeer en vervoer, en het benutten van biomassa voor energieproductie. Leidschendam-Voorburg Er is klimaatbeleid vastgesteld door de raad. Het Stadsgewest levert waardevolle kennis aan Leidschendam-Voorburg. De samenwerking binnen de regio is het sterkst met Rijswijk. Deze gemeenten lijken qua omvang op elkaar. In het klimaatplan is voor de periode tot 2020 als strategie vastgesteld, om te streven naar drastische afname van fossiel energiegebruik en toename van de toepassing van hernieuwbare energiebronnen. In uitvoeringprojecten wordt nadruk gelegd op samenwerking met partijen, zowel binnen de gemeente als in de regio.
CO2 uitstoot per sector in Den Haag 9% 4% 2% 37%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
35%
13%
Figuur 11 : Indicatieve CO2-uitstoot in de gemeente Den Haag. De totale CO2 uitstoot is circa 2500 kton in 2009
CO2 uitstoot per sector in Leidschendam-Voorburg 5% 4%
15% 43%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw
25%
Handel Overig
8%
Figuur 12: Indicatieve CO2 uitstoot in de gemeente Leidschendam-Voorburg. De totale CO2-uitstoot is circa 370 kton in 2009.
15
Midden-Delfland Er is klimaatbeleid door de raad vastgesteld. De gemeente ziet voor zichzelf een voorbeeldrol weggelegd. Dit krijgt concreet doorwerking bij de te stellen eisen aan de energieprestaties van de gemeentelijke gebouwen, de openbare verlichting en het wagenpark. Klimaatprojecten dienen zoveel mogelijk ook andere segmenten te ondersteunen. Bijvoorbeeld kwaliteitsverbetering in het kader van Cittaslow en versterken van toerisme en recreatie. Een kans is het potentieel aan biomassa uit het landelijke gebied, dat kan worden benut voor de productie van duurzame energie. Voor de gemeente is regionale samenwerking normaal en wordt veel kennis bij het Stadsgewest gehaald. Daarnaast wordt de milieuhandhaving bij bedrijven uitbesteed aan de gemeente Westland. Pijnacker-Nootdorp Er is klimaatbeleid vastgesteld door de raad. Er ligt veel nadruk op nieuwbouwwoningen en het ‘warmte tenzij…’ principe. Duidelijke speerpunten zijn de innovatie bij duurzaamheid en het versnellen van de energietransitie (hernieuwbare energie). Omdat verreweg de meeste CO2-reductie bij het tuinbouwcluster valt te behalen, ligt het zwaartepunt bij deze sector. Gezamenlijk met de tuinbouwsector worden aardwarmteprojecten gerealiseerd ten behoeve van woningen, tuinbouw, utiliteit en bedrijventerreinen. Hiermee wordt een beduidende bijdrage geleverd aan de klimaatdoelstellingen van het Stadsgewest Haaglanden. Voor de glastuinbouw wordt samengewerkt binnen de Greenport Westland-
Oostland.
Naast de energietransitie levert PijnackerNootdorp ook inspanningen om woningen, bedrijventerreinen, autoverkeer en de eigen organisatie te verduurzamen. Het Stadsgewest Haaglanden wordt als nuttig gezien, al is het soms ook een plek waar de verschillende belangen van de gemeenten spelen.
16
CO2 uitstoot per sector in Midden-Delfland
25%
41%
5% Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
0%
27%
2%
Figuur 13: Indicatieve CO2 uitstoot in de gemeente Midden-Delfland. De totale CO2-uitstoot is circa 80 kton in 2009.
CO2 uitstoot per sector in Pijnacker-Nootdorp 7% 4%
22%
1%
16% 50%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
Figuur 14: Indicatieve CO2 uitstoot in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De totale CO2-uitstoot is circa 350 kton in 2009.
Rijswijk Er is nog geen klimaatdoelstelling vastgesteld door de raad. Er is wel een klimaatcoördinator aangesteld, die ontwikkeling en vaststelling van dit beleid gaat verzorgen. Veel aandacht gaat uit naar energievisies voor bedrijventerreinen en de nieuwbouwlocatie Rijswijk-Zuid. Rijswijk maakt veel gebruik van de kennis van het Stadsgewest. Ook wordt er vaak samengewerkt en kennis ingewonnen bij Leidschendam-Voorburg.
CO2 uitstoot per sector in Rijswijk 11% 5% 30%
17%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
19%
18%
Figuur 15: Indicatieve CO2 uitstoot in de gemeente Rijswijk. De totale CO2-uitstoot is circa 325 kton in 2009.
Wassenaar Het klimaatbeleid is nog erg jong in Wassenaar. Er is een deeltijd duurzaamheidscoördinator (het andere deel van de tijd zit deze coördinator bij de gemeente Voorschoten). De duurzaamheidscoördinator heeft een klimaatbeleidsplan opgesteld, dat door de gemeenteraad is vastgesteld. In het kader van de SLoK-regeling is voor de periode tot 2012 een serie projecten in uitvoering. De gemeente Wassenaar is een koploper met de verduurzaming van de openbare verlichting. Verder wordt extra aandacht besteed aan de bereikbaarheid van de gemeente voor het fietsverkeer. Het Stadsgewest biedt veel kennis voor Wassenaar.
CO2 uitstoot per sector in Wassenaar 7% 5% 0%
28% 55%
5%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
Figuur 16: Indicatieve CO2 uitstoot in de gemeente Wassenaar. De totale CO2-uitstoot is circa 115 kton in 2009.
17
Westland Er is klimaatbeleid vastgesteld door de raad. Er ligt een (tweede) klimaatplan met duidelijke speerpunten en projecten. Deze projecten worden gedurende de periode 2009-2013 uitgevoerd. Op het gebied van duurzaamheid liggen er veel kansen. Veruit de meeste winst is in Westland te behalen bij de glastuinbouwcluster. Hierom ligt het zwaartepunt van het klimaatbeleid ook bij de glastuinbouw. Er wordt zwaar ingezet op innovatie en duurzaamheid in relatie tot de glastuinbouwsector. Er zijn initiatieven in gang gezet met geothermie en koude- warmteopslag en er wordt onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van biomassa en LED-verlichting. Vanuit Westland wordt nauw samengewerkt met de glastuinbouwsector. Gezamenlijk trachten zij de energietransitie (naar duurzame energiebronnen) op snelle en efficiënte wijze te bewerkstelligen. Hiermee kan een substantiële bijdrage worden geleverd aan de doelstellingen van het Stadsgewest Haaglanden. Naast de aandacht die Westland aan de glastuinbouw besteedt worden ook inspanning betracht om woningen, bedrijventerreinen en de eigen organisatie te verduurzamen. Waar mogelijk wordt een koppeling aangebracht tussen diverse doelgroepen, zoals in het project Hoogeland. Hierbij levert de glastuinbouw warmte aan een woonwijk en een zorginstelling. Zoetermeer Er is een raadsbesluit met klimaatdoelstellingen. In de doelstelling van Zoetermeer zijn verkeer en niet-gebouwgebonden energieverbruik niet meegenomen in de doelstelling. De gemeente richt zich dus vooral op de verbetering van energetische kwaliteit van bestaande woningen. Daarnaast heeft Zoetermeer een relatief groot kantorenbestand. In tegenstelling tot de meeste andere gemeenten in Haaglanden zal naar verwachting op korte termijn in Zoetermeer nog grootschalige windenergie worden gerealiseerd. Zoetermeer is bezig met het opzetten van een eigen CO2-monitor op basis van gebruiksgegevens van de netbeheerder. In Haaglanden-verband geeft Zoetermeer de voorkeur aan samenwerking op vrijwillige basis.
18
CO2 uitstoot per sector in Westland 3%
4%
12% 1% 8%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw Handel Overig
72%
Figuur 17: Indicatieve CO2 uitstoot in de gemeente Westland. De totale CO2-uitstoot is circa 1650 kton in 2009.
CO2 uitstoot per sector in Zoetermeer
16%
6% 41% 0%
Woningen Kantoren Vervoer Glastuinbouw
29%
Handel Overig
8%
Figuur 18: Indicatieve CO2 uitstoot in de gemeente Zoetermeer. De totale CO2-uitstoot is circa 540 kton in 2009.
3.3 RSP-opgave 2020 Het Stadsgewest heeft zich ten doel gesteld, dat in 2020 de CO2-uitstoot met 30% is gereduceerd ten opzichte van 1990. In deze paragraaf wordt deze opgave gekwantificeerd naar de hoeveelheid CO2 (in kiloton) waar het om gaat, uitgesplitst naar bron. In 1997 heeft het Stadsgewest de Monitor milieukwaliteit Haaglanden gepubliceerd. Op basis van gegevens van de Emissieregistratie was de CO2-uitstoot 7.181 kton in 1995. De uitstoot van CO2 vertoonde in de jaren negentig van de vorige eeuw dezelfde trend als de economische groei. In de periode 1990 – 1995 bedroeg de economische groei 7%. In 1990 was de emissie dus 6.678 kton. In 2007 was volgens de Nulmeting Energie Provincie Zuid-Holland de CO2-uitstoot in Haaglanden 8.140 kton. Dit is inclusief de emissie, die wordt toegeschreven aan het elektriciteitsverbruik in de regio. Dit wordt de gebruikersbenadering genoemd. Voor zover bekend hanteert ook de Emissieregistratie de gebruikersbenadering (dit wordt nog nagetrokken). In 2020 moet de restemissie 30% lager zijn dan in 1990, dus een restemissie van 4.675 kton. Dit betekent een reductie van 3.465 kton. Tot 2020 moet echter nog rekening worden gehouden met een autonome groei van de CO2-uitstoot. Hiervoor worden dezelfde aannames gehanteerd als in het Klimaatplan van de gemeente Den Haag (versie 18 augustus 2010, blz. 7). De autonome groei is weergegeven in tabel 2. Tabel 2: Autonome groei CO2-uitstoot Haaglanden in 2020
Bron Wonen Werken Mobiliteit
Autonome groei 7% 3% 22%
Nulmeting PZH Gebouwde omgeving Industrie en tuinbouw Verkeer en vervoer Totaal
CO2-uitstoot (kton) 2.930 3.826 1.384 8.140
Autonome groei 2020 (kton) 205 115 304 624
De reductie van CO2-uitstoot moet in Haaglanden vooral met energiebesparing worden gerealiseerd. In de resterende energievraag moet worden voorzien door duurzame energie. In het door BuildDesk berekende scenario kan in 2050 de huidige energievraag voor circa 25% worden voorzien door duurzame energie. Dit komt overeen met 2.035 kton CO2. Over de komende 40 jaar moet dus circa 50 kton CO2-equivalent per jaar meer aan duurzame energie worden opgewekt. Uitgaande van een lineaire ontwikkeling zal in 2020 de opwekking van duurzame energie met 509 kton CO2-equivalent toegenomen moeten zijn. Deze vermeden CO2-uitstoot kan in mindering worden gebracht op vereiste CO2-reductie voor 2020. In tabel 3 is de regionale opgave voor 2020 weergegeven, met als resultaat 3.581 kton. Dit komt overeen met één jaar groei van ruim 70 duizend bomen in de tropen (50 ton/boom per jaar; bron: Milieu Centraal). Tabel 3: Regionale reductieopgave 2020
Reductieopgave 2020 30% reductie 1990 - 2020 Autonome groei Vermeden CO2 door duurzame energie in 2020 Saldo en opgave voor 2020
CO2 (kton) 3.465 624 -/- 509 3.581
19
De opgave voor 2020 kan worden uitgesplitst naar bron van CO2-uitstoot. Het resultaat is weergegeven in figuur 17. Uitgesplitst naar bron ligt 80% van de opgave bij woningen, vervoer en glastuinbouw. CO2‐reductie in 2020 Totale opgave 3.581 kton 286 143
Woningen
1038
Kantoren Vervoer
788
Glastuinbouw Handel
251
Overig 1074 Figuur 19: Regionale reductie per bron
Als regionale vervoersautoriteit ziet het Stadsgewest voor zichzelf een grote verantwoordelijkheid voor de opgave bij de bron vervoer (30% van de totale opgave). De reductie opgave komt overeen met de jaaruitstoot van bijna 290 duizend personenauto’s en bedrijfsvoertuigen (dat is 67% van de voertuigen in Haaglanden). Voor individuele gemeenten is de aanpak van deze bron zeer moeilijk. Invloed op de verkeersuitstoot van een snelweg door het gemeentelijk grondgebied is nauwelijks door een gemeente zelf uit te oefenen. Juist door de regionale samenwerking met de gemeenten kan aan deze opgave worden gewerkt. Ook de samenwerking met de provincie, het Rijk en de vervoersbranche is hiervoor van belang. Het Stadsgewest zet zich hiervoor in door kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer, stimuleren van het fietsgebruik en promoten van schone motorbrandstoffen/aandrijfsystemen. Richting 2020 zullen de effecten van het regionale verkeeren vervoerbeleid op de CO2-uitstoot in Haaglanden inzichtelijk worden gemaakt. Bij de bestaande woningvoorraad in Haaglanden moet ook een substantiële inspanning worden geleverd (29% van de totale opgave). De opgave komt overeen met de uitstoot door het gemiddelde energiegebruik (gas en elektra) van ruim 200 duizend woningen (dat is 44% van het totaal aantal woningen in Haaglanden). Binnen Haaglanden wordt beleid ontwikkeld voor de regionale woningmarkt, zodat het Stadsgewest ook voor deze opgave een verantwoordelijkheid voelt. Hoewel de gemeenten hierin voor hun eigen woningvoorraad leidend zijn, zoekt het Stadsgewest naar impulsen voor schaalvergroting van de effecten van de gemeentelijke inspanningen. Voorbeelden hiervan zijn de regionale prestatieafspraken met de corporaties en de regionale warmtestrategie. Vanwege de aanwezigheid van de regeringszetel en het grote aantal internationale instellingen in de regio zijn de kantoren een te onderscheiden bron van CO2-uitstoot (7% van de totale opgave). Binnen Haaglanden wordt uitvoering gegeven aan de regionale kantorenstrategie. Dit heeft met name betrekking op vraag en aanbod en verdeling van nieuwbouw. Geen inzicht bestaat in de energetische kwaliteit van de bestaande kantoren. Samen met de gemeenten wil het Stadsgewest hier verandering in brengen, te beginnen met het stimuleren van EPA-maatwerkadviezen.
20
De op twee na grootste opgave ligt bij de glastuinbouw (22%). De opgave komt overeen met de gemiddelde CO2-uitstoot van 1.385 hectare glas (dat is 44% van het totale areaal in Haaglanden). De glastuinbouw is een zeer innovatieve sector en heeft zelf de ambitie om in 2040 klimaatneutraal te zijn. In Haaglanden zijn inmiddels tuinders die warmte leveren aan woningen en/of instellingen. Kortom de sector speelt een cruciale rol in de transitie naar een duurzame regionale energiehuishouding en het realiseren van de klimaatdoelen. Het Stadsgewest wil hierin faciliteren met als eerste aanknooppunt de uitvoering van de regionale warmtestrategie door het stimuleren van lokale warmtenetten in glastuinbouwgebieden. Vanuit het Stadsgewest zullen de beschikbare middelen tot 2020 dus vooral worden ingezet voor de reductie van de CO2-uitstoot bij de bronnen vervoer, woningen, kantoren en glastuinbouw. Bij de bronnen handel en overig zal natuurlijk ingespeeld worden op kansen die zich voordoen, maar daar ligt niet de focus. De taartdiagrammen van paragraaf 3.2 laten zien, dat in alle gemeenten een belangrijke opgave ligt bij de bestaande woningvoorraad. Naast de omvang van de emissie verschilt ook het emissieprofiel per gemeente. Het emissieprofiel geeft richting aan de samenwerking met de gemeenten. Tabel 4 geeft een overzicht van de focus voor de samenwerking met de gemeenten. Tabel 4: Focus van samenwerking per gemeente
Gemeente Delft Den Haag Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Westland Zoetermeer
Focus van samenwerking Bestaande woningen Verkeer Bestaande woningen Kantoren Verkeer Bestaande woningen Kantoren Glastuinbouw Bestaande woningen Glastuinbouw Nieuwbouw Bestaande woningen Kantoren Nieuwbouw Bestaande woningen Bestaande woningen Glastuinbouw Bestaande woningen Verkeer Bestaande woningen Kantoren Verkeer
21
3.4 Samenwerking gemeenten en Stadsgewest Ondersteuning op maat Een belangrijk signaal uit de gemeenten was, dat niet alles met iedereen samen hoeft te gebeuren. Niet alle projecten lenen zich voor een samenwerking met alle 9 gemeenten. Toch kan ondersteuning van het Stadsgewest voor een versnelling in de uitvoer van lokale projecten zorgen. Het Stadsgewest kan (en mag) zich dus voor individuele gemeenten inzetten, zolang dat evenwichtig gebeurt en dit bijdraagt aan een klimaatneutrale regio. De diagrammen van paragraaf 3.3 laten zien, dat in elke gemeente een belangrijke opgave ligt bij de energiebesparing in de bestaande woningvoorraad. Het Stadsgewest biedt aan om bij elke gemeente inbreng te leveren bij één of meerdere gemeentelijke projecten gericht op energiebesparing in de bestaande woningvoorraad. Naast de bestaande woningvoorraad zal het Stadsgewest zich ook richten op de andere prioritaire bronnen. In tabel 4 is per gemeente aangegeven om welke bronnen het gaat. Op basis van het klimaatplan en/of de SLoK-aanvraag zal het Stadsgewest bij elke gemeente een voorstel doen aan welke projecten een bijdrage kan worden geleverd. De inbreng kan bestaan uit capaciteit (werk uit handen nemen), kennis en/of medefinanciering van onderzoek of campagnes. Opschaling van gemeentelijke projecten naar regionale schaal is niet het streven. Het doel is zoveel mogelijk projecten in de regio te faciliteren, zodat de projecten gezamenlijk ertoe leiden dat de regionale doelstellingen worden gerealiseerd. Ervaringen en kennis uit de verschillende projecten worden door het Stadsgewest gedeeld met de verschillende gemeenten. Waar mogelijk worden dwarsverbanden gelegd. In de vervolgfase worden een paar concrete locaties in de regio geselecteerd, waarvoor een visie op de transitie naar klimaatneutraal wordt ontwikkeld. Bijvoorbeeld een kantorengebied, een glastuinbouwgebied, een vooroorlogse wijk en een naoorlogse wijk. De resultaten van de visies kunnen ook elders in de regio worden benut. Uiteraard worden regionale samenwerkingsprojecten niet uitgesloten. Het project Hartverwarmend Haaglanden is een goed voorbeeld van een regionaal project waar een breed bestuurlijk en
ambtelijk draagvlak voor is. Waar regionale samenwerking ook voor andere projecten meerwaarde biedt, zal dit worden georganiseerd. Regionale SloK-projecten In het kader van de SLoK-regeling vindt al samenwerking plaats met de gemeenten. Voor de resterende periode tot 2013 lopen nog de volgende projecten: o Netwerkbijeenkomsten openbare verlichting o EPC-monitoring o Stimuleren van collectieve warmte (Hartverwarmend Haaglanden) o Energie en duurzaamheid in regionale prestatieafspraken met woningbouwcorporaties o Energiebesparing in de bestaande woningvoorraad (wijkgerichte aanpak) o Collectieve duurzame energie in bestemmingsplannen o Dagafdekking koel- en vriesmeubelen in supermarkten o Regionale biomassacentrale o Duurzame energie in Haaglanden o Energie in de bodem en ondergrond De voortgang en resultaten van de projecten worden periodiek met de gemeentelijke klimaatcoördinatoren besproken.
22
Kennis ontsluiten Bij de gemeenten is veel kennis aanwezig. De deskundigen en specialisten passen hun kennis en ervaring toe binnen de eigen gemeente. Vaak is bereidheid aanwezig om de kennis en ervaring ook te delen met andere gemeenten, daar waar dat meerwaarde heeft. In de praktijk gebeurt dat maar zelden, want kennisdelen doe je doorgaans niet op eigen initiatief maar op uitnodiging. Probleem is vaak dat de uitnodiging niet komt, omdat niet bekend is waar specifieke kennis bij een andere gemeenten aanwezig is. Bovendien heeft de kenniseigenaar zelf vaak geen direct belang bij het delen van de kennis en zal dus ook niet in actie komen. Om deze situatie te doorbreken ziet het Stadsgewest voor zichzelf een rol weggelegd. Het Stadsgewest heeft namelijk wel belang bij brede en efficiente toepassing van kennis in de hele regio. Daarvoor zal het Stadsgewest zoveel mogelijk specifieke kennis bij gemeenten traceren. Vervolgens wordt nagegaan of en waar deze kennis elders in de regio van nut zou kunnen zijn. Als belangstelling voor kennisuitwisseling is geconstateerd, kan het Stadsgewest dit organiseren. De kennisuitwisseling kan verschillende vormen krijgen. Bijvoorbeeld in kennisworkshops (de specialist vertelt), netwerkbijeenkomsten (vakgenoten delen kennis met elkaar) of deelname in een project van een andere gemeente. Ook zou beschikbare kennis gebundeld kunnen worden in schriftelijke/digitale naslagwerken. Een aantal ideeën dat geopperd is: Toolkit prestatieafspraken (regionaal SLoK-project), toolkit Duurzaam Bouwen, maatregelen in gemeentelijke gebouwen. Bestuurlijke borging De samenwerking op klimaatgebied wordt gecoördineerd in het Bestuurlijk Milieu Overleg (BMO), het overleg van de portefeuillehouders Milieu van het Stadsgewest en de gemeenten. De uitvoering van deze routekaart komt daar periodiek op de agenda. Afhankelijk van het onderwerp komt de routekaart ook aan de orde in de andere regionale bestuurlijke overleggen. De bestuurlijke overleggen adviseren het dagelijks bestuur voor besluitvorming. 3.5 Bovenregionale samenwerking Stadsregio Rotterdam Met de Stadsregio Rotterdam wordt periodiek overleg gevoerd over het klimaat- en energiebeleid. Tot dusverre is het vooral uitwisseling van ervaringen geweest, maar het voornemen is om op projectbasis te gaan samenwerken. Dit past bovendien bij de wens tot de vorming van de metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Onderwerpen voor samenwerking zijn bijvoorbeeld het opnemen van klimaatdoelstellingen in bestemmingsplannen, de warmtestrategie, de glastuinbouw(monitor) en de CO2-monitoring . Provincie Zuid-Holland Het Stadsgewest heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de provincie Zuid-Holland voor de Kwaliteitsimpuls Ruimte en Milieu (KRM). Beide partijen financieren 50% van de kosten. De KRM bestaat uit een verzameling projecten, waarin door verschillende beleidssectoren van het Stadsgewest wordt samengewerkt. De projecten zelf worden met inbreng van de gemeenten uitgevoerd. De beleidssector Ruimte voert het programmamanagement. Een aantal projecten heeft een sterke relatie met het klimaat- en energiebeleid: o Handreiking Milieunormen in bestemmingsplannen o Nieuwbouw in Rijswijk-Zuid o Duurzame ontwikkeling Haaglanden o Verkenning interferentiegebieden bodemenergie
23
Andere onderwerpen waarop met de provincie wordt samengewerkt zijn: o Warmtestrategie Haaglanden o Benutten van regionale biomassa o Provinciale CO2- en energiemonitor
24
4 Aanpak per CO2-bron 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we per CO2-bron in het kort de huidige- en toekomstige situatie, de rol van het Stadsgewest, de relevante activiteiten, en de consequenties voor de beleidssectoren. Uit de 11 gesprekken met de verschillende medewerkers van het Stadsgewest kwam naar voren dat de beleidssectoren energieaspecten in meer of mindere mate meenemen in hun beleid. De klimaatdoelstelling is dus verder verspreid dan alleen binnen de beleidssector Milieu. Vaak worden de energieaspecten impliciet meegenomen in de projecten en wordt niet expliciet gemaakt wat de klimaateffecten zijn. Voortaan zullen steeds meer ook de klimaateffecten van projecten zichtbaar worden gemaakt. Rol van het Stadsgewest Op het gebied van verkeer en vervoer is het Stadsgewest de regionale autoriteit. Door de beschikbare middelen en bevoegdheden is sprake van verplichte samenwerking tussen de gemeenten. Op de (meeste) andere beleidsterreinen (ruimtelijke ontwikkeling, wonen, economie) liggen de bevoegdheden vooral bij de gemeenten zelf en/of de provincie. De samenwerking vindt op vrijwillige, maar niet vrijblijvende basis plaats. De rol van het Stadsgewest is om afstemming te bewerkstelligen tussen de regiogemeenten, bijvoorbeeld op het gebied van de regionale woningmarkt, de regionale kantorenstrategie of de regionale ruimtelijke ontwikkeling. Projecttrekker en projectduwer De belangrijkste CO2-bronnen in de regio liggen op het vakgebied van de verschillende beleidssectoren van het Stadsgewest. Het ligt daarom voor de hand dat zij verantwoordelijkheid nemen voor de klimaatopgave van hun beleidsterrein. De beleidssectoren zijn daarom de projecttrekkers. Zij hebben immers de contacten en maken het beleid dat relevant is voor het desbetreffende beleidsterrein. De sector Milieu fungeert voornamelijk als project-duwer. Als projectduwer heeft de sector Milieu de taak, om de klimaat- en energieaspecten van beleidsontwikkelingen en projecten zichtbaar te maken en het inbrengen van kennis. Daarbij wordt nadrukkelijk gezocht naar mogelijke dwarsverbanden tussen verschillende projecten, zodat synergievoordelen behaald kunnen worden. De beleidssector Milieu zal dus vaak als aanjager fungeren, zodat andere beleidssectoren de klimaatdoelstelling adopteren in hun beleid en in hun manier van werken. 4.2 Eigen organisatie Het Stadsgewest doet allerlei zaken voor een energiezuiniger bedrijfsvoering. Het is echter nog niet geformuleerd in samenhangend bedrijfsbeleid. Energieaspecten (en in meer brede zin duurzaamheid) worden regelmatig meegenomen in beslissingen. Woon-werkverkeer en dienstreizen Alle medewerkers (op één na wegens specifieke reden) komen met de fiets, het OV of lopend naar het werk. In de parkeergarage zijn geen parkeerplaatsen voor auto’s van medewerkers gereserveerd. Een substantieel deel van de parkeergarage is in gebruik als fietsenstalling voor de medewerkers, die op de fiets komen. Voor dienstreizen moet verplicht met het OV gereisd worden. Voor korte afstanden zijn dienstfietsen beschikbaar. Ook een elektrische scooter behoort tot de mogelijkheden. Sommige bestemmingen zijn alleen met de auto te bereiken binnen acceptabele reistijd. Hiervoor beschikt het Stadsgewest over twee dienstauto’s. In sommige gevallen is gebruik van de eigen auto toegestaan. Als dan meerdere collega’s meerijden wordt de vergoeding hoger.
25
Dit beleid is zeer effectief, want per jaar worden slechts 25.000 kilometer met de auto gereden. De andere kilometers gaan met openbaar vervoer of de fiets. Gerelateerd aan de uitstoot van een auto wordt per jaar 170 ton CO2 vermeden. Dat is net zoveel als de CO2-uitstoot (gas + elektra) van ruim 30 huishoudens. Kantoorgebouw Voor de huisvesting wordt een deel van een kantoorpand gehuurd van een Zwitsers vastgoedbedrijf. Gezien de bouw van het pand is de energetische kwaliteit naar verwachting slecht. Inventariseren en doorvoeren van energiebesparende maatregelen is lastig, omdat het Stadsgewest niet de enige gebruiker is van het pand, en de (fysieke) afstand tot de verhuurder erg groot is. Overwogen kan worden een EPA-maatwerkadvies te laten uitvoeren, om mogelijke maatregelen inzichtelijk te maken. Voor energiebesparing zijn door het Stadsgewest energiezuinige HF-verlichting geïnstalleerd. Ook zijn bewegingssensoren geplaatst, zodat lampen vanzelf uitgaan als niemand in een ruimte aanwezig is. Inkoop energie Aan de inkoop van energie zijn door het Stadsgewest geen eisen gesteld, dus mag worden aangenomen dat grijze stroom wordt gebruikt. In het gebruikersoverleg van het kantoorpand zal het Stadsgewest de inkoop van groene stroom (en eventueel ook groen gas) agenderen. Ter voorbereiding zullen Facilitaire Zaken en de sector Milieu samen een beknopte marktanalyse uitvoeren. Duurzaam inkopen Het Stadsgewest heeft als overheidsorgaan een voorbeeldfunctie wat betreft duurzaam inkopen. In het Klimaatakkoord tussen Gemeenten en Rijk hebben gemeenten zich ten doel gesteld 75% duurzaam in te kopen in 2010 en 100% in 2015. Als samenwerkingsverband van gemeenten voelt het Stadsgewest zich ook gebonden aan deze doelstelling. Bij de inkoop word duurzaamheid als criterium meegewogen, bijvoorbeeld is de koffie voorzien van het UTZ-keurmerk en het kopieer-/printerpapier van het FSC-keurmerk. In 2008 heeft de Stichting Stimular een nulmeting duurzame bedrijfsvoering uitgevoerd. De conclusies waren dat het Stadsgewest bewust bezig is met duurzame bedrijfsvoering. Milieuwinst is nog te behalen door samen met de medehuurders te onderhandelen met de verhuurder over maatregelen en verder doorvoeren van duurzaam inkopen. Voor een meer systematische aanpak is gestart met het opstellen van een nota duurzame bedrijfvoering. Klimaatfonds Het Stadsgewest heeft zich ten doel gesteld een klimaat-/CO2-neutrale regio te worden. Als overheidsorganisatie moet het Stadsgewest natuurlijk het goede voorbeeld geven en ook zorgen, dat de eigen organisatie klimaatneutraal wordt. Dit doet het Stadsgewest door interne energiebesparing, zoals de bewegingssensoren op de kantoorverlichting en de aanschaf van energiezuinige computers e.d. Ook met het stringente beleid voor woon-werkverkeer en dienstreizen wordt al veel CO2-uitstoot vermeden. Met de huidige stand der techniek en huisvesting is het niet mogelijk om al volledig klimaatneutraal te zijn, en blijft er dus een restemissie over. Deze restemissie gaat het Stadsgewest compenseren in de regio middels het klimaatfonds van de gemeente Den Haag. Door het ondertekenen van een convenant zal het Stadsgewest toetreden als partner, en een storting van € 10.000,= doen. Met deze storting zal het klimaatfonds in 2011 zorgen voor 500 ton CO2-reductie in de regio. In 2011 zal het Klimaatfonds overleggen met de gemeenten, om ook toe te treden tot het fonds. Dit zal de slagkracht van het fonds vergroten. Het fonds kan dan uitgroeien naar een regionaal klimaatfonds voor heel Haaglanden. 26
Consequenties voor beleidssectoren Voor de klimaatneutrale bedrijfsvoering zal de beleidssector Milieu samenwerking zoeken met de afdeling Facilitaire Zaken. Vanuit de beleidssector Milieu zal input worden geleverd voor: o Opstellen beleid en criteria voor duurzaam inkopen; o Marktanalyse voor de inkoop van groene stroom; o Afspraken over te verzamelen gegevens voor de monitor van de eigen organisatie; o Zitting nemen in de Raad van Toezicht van het Klimaatfonds en stimuleren van toetreden van de gemeenten. 4.3 Verkeer en vervoer Algemeen Het beleid op het gebied van verkeer en vervoer richt zich op behoud en verbeteren van de bereikbaarheid van Haaglanden. Door maatregelen worden de doorstoming, het gebruik van de fiets, het openbaar vervoer en schone brandstoffen gestimuleerd. Hierdoor wordt in positieve zin bijgedragen aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen van het RSP. In de verdere uitwerking van de regionale CO2-monitor zullen de effecten inzichtelijk worden gemaakt. Zo worden de maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer ook in het teken gezet van het klimaatbeleid, zodat win-win situaties beter benut kunnen worden.
CO2 uitstoot verkeer en vervoer per gemeente
Delft Den Haag Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Westland Zoetermeer
Figuur 20: Indicatieve CO2-uitstoot voor verkeer en vervoer per gemeente in 2009. Het totaal is ca. 1.600
kton. Het dilemma bij het beleid van verkeer en vervoer is het effect, dat als gevolg van verbeteringen aan de infrastructuur (wegennet en/of openbaar vervoer) de verplaatsingsafstanden groter worden. Afname van CO2-uitstoot wordt daardoor (deels) weer teniet gedaan. Het is daarom voortdurend zoeken naar de beste combinatie van maatregelen voor een optimale bereikbaarheid tegen de kleinst mogelijke CO2-uitstoot.
Autoverkeer Het beleid voor het autoverkeer is vooral gericht op verbetering van de doorstroming, waardoor de filedruk wordt verminderd. Door verminderen van de files zal de overall uitstoot als gevolg van het autoverkeer afnemen. Het regionale beleid beoogt dat verplaatsingen met de auto in de spits maximaal 15 minuten langer duren dan buiten de spits. Door het Stadsgewest wordt een scala aan maatregelen ingezet, zowel verbetering van het regionale wegennet, als campagnes gericht op gedragsverandering. De campagnes zijn soms gericht op het verleiden om een ander vervoermiddel dan de auto te kiezen (Tijdreizen en Op de fiets werkt beter). Andere campagnes hebben ander autogebruik ten doel (Spitsmijden en Filevrije dag). Voor de verbetering van de luchtkwaliteit wordt ook ingezet op schonere motorbrandstoffen en motoren. Dit gebeurt concreet door het stimuleren van het rijden op aardgas/groen gas en het instellen van milieuzones.
27
Met de campagne Rijden op Groengas geeft het Stadsgewest een impuls voor de transitie naar schonere motorbrandstoffen. In 2011 wordt een convenant gesloten met de marktpartijen over het stimuleren van het rijden op groengas. Het Stadsgewest heeft subsidies beschikbaar voor auto’s, die rijden op groengas (en aardgas). Ook voor het inrichten van vulpunten is subsidie beschikbaar. Middels certificaten wordt geregeld, dat uit de vulpunten in Haaglanden groengas wordt getankt. In Haaglanden rijden al 270 auto’s, 95 bussen (HTM) en 6 huisvuilwagens op groengas. Bij de transitie naar het gebruik van schonere motorbrandstoffen dient gelijktijdig ook te worden gezorgd voor de productie van deze motorbrandstoffen. Het groengas kan worden geproduceerd in een regionale biovergister, die wordt gevoed met regionale biomassastromen, zoals GFT uit het stedelijk gebied, organische afvalstromen van de veilingen en de glastuinbouw en groen afval uit het beheer van het landelijk gebied en de watergangen. Conform het RSP zal het Stadsgewest zich inzetten voor de realisatie van een regionale biovergister of biomassacentrale. Momenteel zet het Stadsgewest vooral in op rijden op groengas. Over enkele jaren wordt verwacht dat ook elektrisch rijden zal opkomen. Indien het Stadsgewest dit gaat stimuleren ontstaat ook een verantwoordelijkheid om te zorgen voor duurzaam geproduceerde elektriciteit. Anders moeten elders (extra) kolencentrales gebouwd worden, om in de elektriciteitsvraag van het autoverkeer te kunnen voorzien. Uiteindelijk zal ook het autoverkeer CO2-neutraal moeten worden in 2050. Dat betekent dat het rijden op fossiele brandstoffen (benzine, diesel, LPG, aardgas) uitgefaseerd moet worden. Wat daarvoor in 2050 in de plaats is gekomen valt nog moeilijk te zeggen. Waarschijnlijk zullen verschillende systemen naast elkaar bestaan, zoals biobrandstoffen (groengas, biodiesel) en elektrisch rijden (met duurzaam opgewekte elektriciteit). Bij het gebruik van biobrandstoffen mag de productie niet ten koste gaan van het areaal aan landbouwgrond of natuurgebied. Het realiseren van de beleidsdoelen kan het Stadsgewest uiteraard niet op zichzelf. Inspanningen van andere partijen zijn ook noodzakelijk. Het Rijk kan invloed uitoefenen met wettelijke maatregelen en financiële prikkels, bijvoorbeeld de invoering van de kilometerheffing en de hoogte van de wegenbelasting. Ook van de provincie en gemeenten zijn bijdragen nodig om de transitie in het autoverkeer te bewerkstellingen. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld het stadscentrum autoluw maken, milieuzones instellen, parkeerplaatsen inrichten voor deelauto’s, (mede)zorgen voor oplaadpunten voor elektrische voertuigen en vulpunten voor groengas. Naast de overheden ligt ook een verantwoordelijkheid bij de autobranche (promoten schone voertuigen) en het bedrijfsleven (mobiliteitsbeleid). Rijden op Groengas versus Elektrisch rijden Tijdens de behandeling van deze Routekaart is de vraag gesteld of Haaglanden met de keuze voor Rijden op Groengas nog wel op de goede weg is. In hoeverre hebben elektrische voertuigen niet veel meer de toekomst? Voor dit moment is Groengas de meest milieuvriendelijke motorbrandstof. Het is goed voor de luchtkwaliteit en vrijwel klimaatneutraal. Elektrisch vervoer is voor de toekomst een kansrijk alternatief. Op dit moment zijn er vanuit milieu-oogpunt nog de nodige knelpunten. Voor de opwekking van elektriciteit wordt in energiecentrales nog veel CO2 de lucht ingestoten, waarbij de centrales bovendien een laag rendement hebben. Elektrisch rijden is dus niet erg energie-efficient en niet klimaatneutraal. Bovendien is de productie van accu’s en batterijen ook niet zonder milieugevolgen.
28
Het Stadsgewest volgt de ontwikkelingen rond elektrisch rijden op de voet, en doet mee aan pilots. Zo wordt onderzoek gedaan naar beleidsmatige kansen voor de elektrische fiets. Met name voor de langere afstanden lijkt dit een serieus alternatief in het woon-werkverkeer voor de auto. Voor de toekomst wordt een mix van aandrijfsystemen voor voertuigen verwacht, waaronder elektrisch en Groengas. Hoe de verdeling eruit zal zien kan nog niet worden voorspeld, daarvoor zijn er nog teveel verschillende ontwikkelingen gaande. Uiteindelijk zullen de fossiele motorbrandstoffen uitgefaseerd moeten worden. In dit rapport wordt voorgesteld hiervoor beleid te formuleren. Dit beleid moet ervoor zorgen dat Haaglanden goed kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen en dus niet op een zijspoor geraakt. Met het Rijden op Groengas is Haaglanden voor dit moment koploper op het gebied van milieuvriendelijk vervoer.
Openbaar vervoer Het Stadsgewest is concessieverlener voor het regionale openbaar vervoer. Bij aanbestedingen worden energie en andere milieuaspecten meegewogen. In de recente concessies voor het busvervoer is het rijden op aardgas als eis opgenomen. Dit maakt de overstap naar groengas mogelijk, waarmee het busvervoer CO2-neutraal wordt. Deze stap is door HTM voor de stadsbussen in Den Haag al gezet, waarmee de uitstoot van 9 kton CO2 wordt vermeden. Het rijden op groengas door de stadsbussen is een project van het eerder genoemde klimaatfonds. De streekbussen (130) rijden nog op aardgas, want Veolia heeft eigen vulpunten die niet onder het bovengenoemde convenant rijden op groengas vallen. Vanaf 2011 gaat het Stadsgewest de trams vervangen. Bij het opstellen van het pakket van eisen zijn milieucriteria meegenomen, waaronder energiegebruik. In de huidige concessies voor de tram en RandstadRail zijn geen eisen gesteld aan de inkoop en/of opwekking van elektriciteit. Op dit moment wordt aangenomen, dat de trams en RandstadRail rijden op grijze stroom. Bij de nieuwe concessieverlening zal verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening op de agenda worden gezet. Als na het groengas van het busvervoer de trams en RandstadRail rijden op groene stroom is het hele regionale openbaar vervoer (vrijwel) CO2-neutraal. Er is locatiebeleid rondom nieuwbouw-ontwikkelingen. Kantoren worden bij voorkeur geplaatst nabij een openbaar vervoer knooppunt. Bij woningbouw wordt het aspect openbaar vervoer al vroeg in het ontwerpproces meegenomen. Praktisch is het soms lastig op tijd openbaar vervoer te realiseren, omdat de vervoerder pas wil gaan rijden als er voldoende vraag is. Terwijl het voor het creëren van de vraag juist belangrijk is, dat openbaar vervoer beschikbaar is zodra mensen in de nieuwe wijk gaan wonen. Als de gewoonte om met de auto te gaan eenmaal ingesleten is, is het moeilijk deze te veranderen. Fietsverkeer In Haaglanden wordt al jarenlang een actief fietsbeleid gevoerd, dat heeft geleid tot 6% meer fietsverplaatsingen in de periode 2008 - 2009. Dit is onder andere gerealiseerd door de ontwikkeling van een goed regionaal fietsroutenet. Ter stimulering van met name het recreatief fietsen is in 2010 het fietsknooppuntensysteem met routebewijzering ingevoerd. Eind 2010 is de nieuwe Fietsnota vastgesteld voor de periode tot 2017 met als doelstelling het aantal fietsverplaatsingen in 2030 met 50% te laten toenemen ten opzichte van 2005. De Fietsnota richt zich hierbij op drie hoofdlijnen: infrastructurele maatregelen, niet-infrastructurele maatregelen en doelgroepgerichte maatregelen. Bij de uitvoering van de Fietsnota wordt de komende jaren meer samenwerking gezocht met de sector Milieu, onder andere op het gebied van monitoring.
29
De afgelopen jaren is in Nederland sprake van een grote toename van het fietsgebruik. Dit uit zich ondermeer in overvolle fietsenstallingen rondom openbaar vervoer knooppunten. Hernieuwde belangstelling voor een gezonde levensstijl en de opkomst van de fiets met trapondersteuning, zijn oorzaken voor de toename van het fietsgebruik. Het Stadsgewest verwacht dat deze trends zich zullen doorzetten. Activiteiten tot en met 2013 o Doorgaan met de campagne rijden op aardgas en de transitie naar groengas; o Stimuleren dat de streekbussen gaan rijden op groengas; o Stimuleren dat RandstadRail en de trams op groene stroom gaan rijden; o Beleid ontwikkelen voor de uitfasering van het verkeer op fossiele brandstoffen en productie van schone motorbrandstoffen; o Bepalen van vermeden CO2-uitstoot door gerealiseerde- en huidige projecten en opzetten monitoring; o Kwantificeren opgave CO2-reductie voor 2020 en doorvertalen naar maatregelen in de Regionale Nota Mobiliteit en de Fietsnota. Activiteiten 2014 - 2020 o Uitbreiden aantal vulpunten voor voertuigen op biobrandstoffen en oplaadpunten voor elektrische voertuigen; o In de energiebehoefte voor voertuigen wordt deels in Haaglanden zelf voorzien, door de productie van groengas uit de vergisting van biomassa en opwekking van duurzame elektriciteit met zonnepanelen en (in mindere mate) windturbines. o Klimaateffecten meenemen bij de uitvoering van projecten en maatregelen uit de Regionale Nota Mobiliteit (RNM) en de Fietsnota; o De planperiode van de RNM loopt tot 2020. Bij actualiseren van regionaal verkeer en vervoersbeleid de klimaatdoelstellingen integraal, maar expliciet meenemen. Doorkijk 2050 In het autoverkeer zijn de fossiele motorbrandstoffen vervangen door klimaatneutrale brandstoffen en/of andere duurzame aandrijfsystemen. In de transitie heeft het Stadsgewest een stimulerende rol gespeeld bij het doorvoeren van aanpassingen in de infrastructuur van onder andere vul- en oplaadpunten. Het openbaar vervoer is klimaatneutraal door het rijden op groengas en groene stroom. Als concessieverlener stelt het Stadsgewest dit als eis bij de aanbesteding. Het fietsverkeer heeft een grote vlucht genomen, en levert daarmee een substantiële bijdrage aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen. Consequenties voor beleidssectoren De beleidssector Milieu kan de beleidssector Verkeer en vervoer ondersteunen bij: o het helpen vertalen van de klimaatdoelstellingen in verkeers- en vervoersbeleid; o stimuleren van de introductie van schonere motorbrandstoffen, motoren en aandrijfsystemen; o opnemen van eisen in de concessieverlening voor het openbaar vervoer als gevolg van klimaatdoelstellingen; o het ontwikkelen van een monitoringsmodel.
30
4.4 Woningen Algemeen In het onderzoek is gebleken dat de woningen tot de drie belangrijkste bronnen van CO2-uitstoot behoren. De klimaatproblematiek zal daarom meegenomen worden in het regionale woonbeleid. Het Stadsgewest initieert en faciliteert de totstandkoming van het regionale woonbeleid. Dit heeft betrekking op afstemming in de regio over bouwplannen, afspraken over woningtoewijzing, en ondersteuning bij het maken van prestatieafspraken.
CO2 uitstoot Woningen per gemeente
Delft Den Haag Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Westland Zoetermeer
De klimaatdoelstelling moet met name gerealiseerd worden binnen de bestaande woningbouw. Deze Figuur 21: indicatieve CO2-uitstoot voor woningen per sector is groot, met vele eigenaren gemeente in 2009. Het totaal is ca. 2.000 kton (woningcorporaties, particulieren, vastgoedbezitters) en daardoor is het halen van de klimaatdoelstelling een complexe opgave. In 2010 staan in Haaglanden ruim 470 duizend woningen. Woningbouwcorporaties In Haaglanden is bijna 35% van de bestaande woningvoorraad in bezit van de woningbouwcorporaties. Zij zijn dus een belangrijke doelgroep voor de aanpak van de klimaatproblematiek bij woningen. In 2010 zijn nieuwe regionale prestatieafspraken vastgelegd. De aspecten duurzaamheid en energie zijn hierin opgenomen, waarbij de landelijke afspraken en doelstellingen en het Aedes-akkoord zijn overgenomen. Gemeenten zorgen voor een doorvertaling naar de lokale afspraken met de corporaties. Een aantal gemeenten heeft dit al gedaan. Op basis van de samenstelling van de sociale woningvoorraad is berekend, dat de CO2-uitstoot in 2009 ongeveer 530 kton is, en in 1990 was de uitstoot 455 kton. Voor de RSP-doelstelling moet 30% reductie worden gehaald in 2020 ten opzichte van 1990, oftewel 212 kton. De doelstelling van Aedes voor de bestaande voorraad is gesteld op 20% reductie op het gebouwgebonden gasgebruik in de periode 2008 – 2018. Doorgetrokken naar 2020 levert dit 125 kton CO2 reductie op. Door sloop en nieuwbouw worden geleidelijk aan woningen van slechte energetische kwaliteit uit de voorraad gehaald. Uitgaande van de bouwopgave in het RSP levert dit in 2020 voor de sociale woningvoorraad een reductie van 70 kton CO2. In totaal wordt dus een reductie van 195 kton gehaald, waarmee wordt voldaan aan de RSP-opgave voor 2020 (het verschil valt binnen de foutenmarge). Nieuwbouw Op basis van de verwachte ontwikkeling van huishoudens wordt in het RSP rekening gehouden met een substantiële nieuwbouw opgave. Tot 2020 moeten nog circa 60.000 nieuwe woningen worden gebouwd (dit is inclusief de vervangingsbehoefte van 20.000 woningen). Vanuit klimaaten energiebeleid is het natuurlijk van groot belang, dat deze nieuwbouw van goede energetische kwaliteit is. In het Bouwbesluit worden eisen gesteld aan de energetische kwaliteit van nieuwbouw. De komende jaren worden deze eisen stapsgewijs aangescherpt, uiteindelijk is het streven om energieneutraal te bouwen vanaf 2020 (Lente-akkoord Energiebesparing in de nieuwbouw). Dit landelijk beleid brengt dus een autonome ontwikkeling opgang naar steeds energiezuinigere nieuwbouw.
31
Voor energieneutraal bouwen zijn al methoden en technieken beschikbaar, die zich in de praktijk hebben bewezen. Deze methode staat bekend als passief bouwen. Het Stadsgewest zal de beginselen van dit passief bouwen actief promoten. Dit doet zij bij nieuwbouwlocaties zoals Rijswijk-Zuid. Om de kennis te verbreden en de toepassing van de methoden te vergroten, is het Stadsgewest voornemens een meerjarig stimuleringsprogramma op te zetten. Het programma zal zich op termijn ook gaan richten op de bestaande woningvoorraad, om de beginselen ook toegepast te krijgen bij herstructurering en renovatie projecten. Activiteiten tot en met 2013 o Aandacht vragen voor klimaatdoelstelling bij RSP-projecten die gekoppeld zijn aan woningbouw; o Onderzoeken en zo mogelijk herdefiniëren van de omvang van betaalbare woningvoorraad op basis van woonlasten-benadering, en dit vertalen in het regionale woonbeleid; o Actief ondersteunen van regiogemeenten en woningcorporaties bij het maken van energieprestatieafspraken (kennis, onderhandelingsvaardigheden) ter uitwerking van de Regionale Prestatieafspraken op het gebied van energie en warmte; o Actief ondersteunen van regiogemeenten om klimaatneutrale herstructureringsprojecten te bereiken; o Visie op energietransitie opstellen voor twee concrete locaties, een vooroorlogse en een naoorlogse wijk; o Continueren van energie(besparing) als beoordelingscriterium bij de prijsvragen WoonAward en Casa Nova; o Organiseren inspiratiemiddag voor regiogemeenten over energieaanpak van bestaande woningbouw; o Uitwerken bewonerscampagne met regiogemeenten, waarin gebruikgemaakt wordt van kennis uit gedragswetenschappen. Uitwerking van de aanpak in een stimuleringsprogramma wijkgerichte aanpak in de bestaande bouw; o Uitwerken stimuleringsprogramma energiezuinige nieuwbouw volgens de beginselen van het passief bouwen concept. o Uitvoeren lobby richting ontwikkelaars voor klimaatneutrale nieuwbouwprojecten; o Bepalen van vermeden CO2-uitstoot door gerealiseerde- en huidige projecten en opzetten monitoring. Activiteiten 2014 - 2020 o Actualiseren regionaal woonbeleid (klimaatdoelstelling integraal overnemen). o Woningen naar energieneutraal renoveren als standaard presenteren. Het is technisch mogelijk en kost - zeker op de lange termijn bekeken - niets extra. o Ontwikkelaars stimuleren om uitsluitend nog klimaatneutrale woningen te bouwen en hierop goed toezien op de bouwplaats. Doorkijk 2050 Ook voor de lange termijn blijft de nadruk liggen op de aanpak van bestaande woningbouw. Tot 2050 zullen per jaar gemiddeld ruim 10.000 woningen energieneutraal gemaakt moeten worden. In de periode tot 2020 heeft de markt zich zodanig weten te ontwikkelen, dat dit volume gehaald kan worden. De belangrijkste maatregelen zijn het verbeteren van de isolatie en het aansluiten op duurzame warmtenetten. In elektriciteit wordt grotendeels zelf voorzien door grootschalige toepassing van zonnepanelen. In de periode 2020 - 2030 bedraagt de nieuwbouwbehoefte volgens het RSP nogeens circa 60.000 woningen (inclusief 20.000 herstructurering). Naar verwachting is in de voorgaande periode
32
voldoende ervaring ontwikkeld met energiezuinig bouwen, zodat de wetgeving zal zijn aangepast en alle nieuwbouw energieneutraal moet zijn. Consequenties voor beleidssectoren De beleidssector Milieu kan de beleidssector Wonen ondersteunen bij: o het helpen vertalen van de klimaatdoelstelling in het regionale woonbeleid; o het begeleiden van gemeenten en woningcorporaties op het gebied van prestatieafspraken energie; o gezamenlijk invulling geven aan het stimuleringsprogramma voor energiebesparing in de bestaande woningvoorraad met een wijkgerichte aanpak; o gezamenlijk invulling geven aan het stimuleringsprogramma voor passief bouwen en renoveren; o het ontwikkelen van een monitoringsmodel. 4.5 Glastuinbouw Algemeen De glastuinbouw is één van de belangrijke pijlers van de Haaglandse economie. De ontwikkelingen in de glastuinbouw overstijgen de schaal van de individuele gemeenten. Om goed in te kunnen spelen op veranderingen en innovatie te stimuleren hebben gemeenten en bedrijfsleven zich verenigd in de Greenport Westland-Oostland. In 2008 hebben de gemeenten de Integrale visie greenport Westland-Oostland 2020 vastgesteld. De greenport beslaat het grondgebied van zeven gemeenten (Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, MiddenDelfland, Pijnacker-Nootdorp, Waddinxveen, Westland en Zuidplas) en ligt deels buiten de regio Haaglanden. Het zwaartepunt van de greenport ligt echter in Haaglanden.
CO2 uitstoot glastuinbouw per gemeente
Delft Den Haag Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Westland Zoetermeer
Figuur 22: indicatieve CO2-uitstoot voor glastuinbouw per gemeente. Het totaal is ruim 1.500 kton.
CO2-balans Monitoring laat zien dat de sector in de top drie staat van de grootste CO2-bronnen in de regio. De CO2-balans van de glastuinbouw is complex, omdat vanaf 1995 een transitie heeft plaatsgevonden door grootschalige introductie van WKK-installaties. Met deze WKK’s wordt niet alleen in de eigen energievraag voorzien, een deel van de opgewekte elektriciteit wordt geleverd aan het elektriciteitsnet. Inmiddels zorgt de glastuinbouw voor circa 10% van de nationale elektriciteitsopwekking. Verder wordt CO2 gebruikt als meststof voor de teelt. Deze CO2 wordt deels geproduceerd uit de verbrandingsgassen van de WKK-installaties, maar wordt ook aangevoerd uit het havengebied van Rotterdam via de zogenaamde OCAP-leiding. Van energieconsument naar energieproducent Voor de klimaatdoelstellingen van het Stadsgewest is het van groot belang, dat in de sector een transitie plaatsvindt naar CO2-neutrale productie. De bereidheid daartoe in de sector is groot, want in de eigen visie van Greenport Westland-Oostland is CO2-neutrale en energieneutrale teelt één van de geformuleerde ambities. Landelijk heeft de sector de doelstelling in 2040 klimaatneutraal te zijn. In de toekomst wil de glastuinbouw van energieconsument veranderen in een energieproducent. Het Stadsgewest kan hierbij een rol vervullen in het samenbrengen van vraag en aanbod. In de gemeenten Westland en Pijnacker-Nootdorp zijn al mooie voorbeelden aanwezig, 33
waarbij tuinders hun overtollige warmte leveren aan woningen en instellingen. Het Stadsgewest kan in kaart brengen waar soortgelijke kansen zich ook elders in de regio voordoen. Activiteiten tot en met 2013 o Het stimuleren van warmtenetten in glastuinbouwgebieden via de Warmtestrategie Haaglanden, waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke toepassing van restwarmte uit de Rotterdamse havens. o Benutten van organische afvalstromen uit de glastuinbouw voor productie van biogas/groengas. o Visie op energietransitie opstellen voor concrete locatie. o Gezamenlijk ontwikkelen van een CO2-monitor (zie ook paragraaf 2.2). o Voor de coördinatie van de transitie in de glastuinbouw is de Greenport Westland-Oostland opgericht. Het Stadsgewest zal samen met de greenport inventariseren hoe ieders activiteiten elkaar kunnen versterken. Activiteiten 2014 - 2020 o Onderzoeken hoe de glastuinbouw een bijdrage kan leveren aan de regionale warmtestrategie Hartverwarmend Haaglanden. o Inventariseren kansrijke situaties waar glastuinders warmte kunnen leveren aan woningen of utiliteit. Vervolgens gemeenten ondersteunen bij de realisatie van dit soort lokale projecten. Doorkijk 2050 Al vanaf 2040 wil de glastuinbouw klimaatneutraal zijn. Waar mogelijk wordt zelfs warmte geleverd aan woningen en utiliteit in de omgeving van de tuinders. De warmte wordt uit verschillende bronnen gewonnen. Uiteraard is het invangen van zonnewarmte een belangrijke bron en worden WKO-systemen veelvuldig toegepast. Verder zijn clusters/coöperaties van tuinders ontstaan, die gezamenlijk gebruik maken van een geothermiebron. Mogelijk is toepassing van industriële restwarmte uit het Rijnmondgebied interessant geworden, als gevolg van strengere wetgeving voor de lozing van restwarmte. Enkele van de eerste lokale warmtenetten zijn inmiddels met elkaar verbonden, waardoor het systeem efficiënter en bedrijfszekerder is. Bovendien is daardoor concurrentie van tarieven op de gekoppelde warmtenetten ontstaan tussen de verschillende warmteaanbieders. Elektriciteitsverbruik is sterk verlaagd door toepassing van LED-verlichting. Voor elektriciteitsproductie wordt gebruik gemaakt van bio-WKK’s, selectief licht doorlatende zonnepanelen en hoog temperatuur (> 100 ˚C) geothermie. Verder heeft zich een trend voorgedaan, dat de productie zich meer is gaan richten op de behoefte aan voedsel en andere producten in de directe stedelijke omgeving. Hierdoor is de markt voor een deel van de productie letterlijk dichterbij gekomen. Dit heeft de druk op de regionale infrastructuur voor transport verminderd en is het energieverbruik en CO2-uitstoot voor verkeer gedaald. Consequenties voor beleidssectoren Met de Haaglanden gemeenten uit de greenport heeft de beleidssector Milieu op het gebied van klimaat- en energiebeleid al intensieve contacten. Gezocht zal worden naar versterking van de inspanningen door samenwerking met de beleidssector Economie.
34
4.6 Bedrijventerreinen Algemeen Bedrijven vormen in Haaglanden niet de grootste bron van CO2. Volgens de nulmeting van de provincie Zuid-Holland is slechts 7% van de CO2-uitstoot afkomstig van bedrijven. Toch zal het Stadsgewest in het klimaatbeleid zich ook richten op de bedrijventerreinen, omdat daar specifieke kansen liggen. Deze kansen vloeien voort uit de regionale bedrijventerreinenstrategie en de daaronder vallende aanpak voor herstructurering van bedrijventerreinen. Regionale bedrijvenstrategie Het Stadsgewest hanteert een regionale bedrijventerreinenstrategie. Het beleid is erop gericht vraag en aanbod van ruimte op bedrijventerreinen de komende decennia in evenwicht te houden. Het gaat daarbij om terreinen met verschillende kwaliteitsniveaus: van bedrijvenparken en R&Dlocaties tot werkterreinen en logistieke centra. In 2007 was ruim 1.400 ha bedrijventerrein uitgegeven. Tot 2020 zal het areaal bedrijventerrein toenemen met met 370 ha. In de strategie is een afsprakenkader opgenomen, dat betrekking heeft op de kwantiteit, fasering en kwaliteit van het ontwikkelingsprogramma en de te volgen procedures en uit te werken vervolgacties. In de strategie zijn de klimaatdoelstellingen van het Stadsgewest opgenomen. Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen moet een energievisie worden gemaakt, waarin diverse (collectieve) energiesystemen met elkaar vergeleken worden en wordt geadviseerd over het beste energiesysteem. Daarnaast moeten de mogelijkheden worden onderzocht om in het woonwerkverkeer te voorzien door middel van het openbaar vervoer, bij voorkeur binnen het kader van een meer omvattend vervoermanagement. Door de vermeden autokilometers wordt een bijdrage geleverd aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen. Herstructurering van bedrijventerreinen Het Stadsgewest zet de komende jaren fors in op herontwikkeling van bedrijventerreinen. Dat sluit aan bij het Haaglanden-brede streven naar zorgvuldig ruimtegebruik en duurzame ontwikkeling. Een regionaal herstuctureringsprogramma voor de periode tot 2013 is ingediend bij de provincie Zuid-Holland. Het programma is ingediend overeenkomstig het convenant ‘Op weg naar duurzame bedrijventerreinen Zuid-Holland 2010 – 2020’, ten behoeve van het toekennen van rijks- en provinciale middelen. Het programma richt zich op acht terreinen en voorziet in 68 ha revitalisering en 17 ha herprofilering. De geraamde kosten zijn ruim € 90 miljoen. Voor de investering kan 50% subsidie worden verkregen bij de provincie en het Rijk. De co-financiering moet komen uit verevening met grondopbrengsten van nieuwe terreinen en private investeringen. Om de ondernemers te betrekken bij de investering wordt de mogelijkheid onderzocht om Bedrijven Investeringszones (BIZ) in te voeren. Herstructurering van bedrijventerreinen biedt kansen voor het klimaatbeleid. Als subsidievoorwaarde moet bij de herstructureringsplannen aandacht worden besteed aan mogelijkheden voor energiebesparing en de opwekking van duurzame energie. Regionale samenwerking Aan de regionale samenwerking wordt op diverse manieren vorm gegeven, zowel bij uitgifte van nieuwe gronden als bij herstructurering van bestaande. Het Stadsgewest dient als platform voor overleg en afstemming. In het herstructureringsprogramma worden voor de periode tot 2013 de volgende vormen van samenwerking genoemd, die zullen worden verkend: o Het oprichten van een ‘herstructureringsfonds’, vergelijkbaar met de opzet van het groenfonds. o Vormgeven van regionale verevening tussen gemeenten. o Opzetten van een kenniscentrum op het gebied van subsidies, financiering, parkmanagement, BIZ, energiebesparing, duurzame energie, etc. 35
Activiteiten tot en met 2013 o Uitvoering geven aan de hierboven genoemde samenwerking voor herstructurering van bedrijventerreinen en regionale bedrijventerreinenstrategie; o In de monitoring van de herstructurering en de strategie ook klimaateffecten in termen van energiebesparing en opwekking van duurzame energie meenemen; o Gemeenten stimuleren gebruik te maken van de verruimde reikwijdte in de Wet milieubeheer (gezamenlijk handhavingsbeleid, instellen van een stimuleringsregeling). Activiteiten 2014 - 2020 o In de bedrijventerreinenstrategie zijn enkele onderzoeksvragen geformuleerd. In een aantal vragen zijn ook de klimaataspecten van belang. Bijvoorbeeld bij het onderzoek naar waardecreatie en het toerekenen van kosten en baten aan betrokken partijen kan de methode van duurzaam rendement van het GIDO (Gemeenschappelijk Initiatief realisatie Duurzame Ontwikkeling) worden betrokken. In het onderzoek naar de haalbaarheid van een regionale ontwikkelingsmaatschappij kan ook het aanbieden van duurzame energiediensten worden betrokken. o In het kader van de Warmtestrategie Haaglanden past een inventarisatie naar kansen voor collectieve warmtenetten op bedrijventerreinen. o Onderzoek naar kansen bij bedrijventerreinen voor de opwekking van duurzame elektriciteit in combinatie met zogenaamde smart grids (Een smart grid is een energienet waaraan een meeten regelsysteem is toegevoegd. De toegevoegde waarde van een dergelijk systeem is dat hiermee vraag en aanbod optimaal op elkaar worden afgestemd. Het doel is uiteindelijk om een robuuster, milieuvriendelijker en goedkoper energienet te creëren). Doorkijk 2050 Op basis van de resultaten van de onderzoeken in de periode tot 2020 is effectief instrumentarium ontwikkeld. Met het toepassen van deze instrumenten is de verduurzaming van de bedrijventerreinen succesvol verlopen. Voor de energiebehoefte zijn de bedrijventerreinen volledig onafhankelijk geworden van fossiele brandstoffen. Gezien de verwachte prijsstijging van de fossiele brandstoffen en de onzekere beschikbaarheid in de toekomst, is deze onafhankelijkheid een zeer sterke kracht voor de concurrentiepositie van het Haaglandse bedrijfsleven. Consequenties voor beleidssectoren Het beleid voor bedrijventerreinen ligt vooral bij de beleidssector Economie. Voor klimaat zoekt de de beleidssector Milieu samenwerking met de beleidssector Economie. De beleidssector Milieu zet daarbij in op: o De energievisies voor de acht bedrijventerreinen uit het herstructureringsprogramma. Wellicht afhankelijk van de agenda deelnemen aan bijeenkomsten van de werkgroep, die uitvoering geeft aan de bedrijventerreinenstrategie; o Samen met de beleidssector Verkeer en vervoer een inventarisatie maken van het woonwerkverkeer op de acht bedrijventerreinen uit het herstructureringsprogramma; o In het kader van de Warmtestrategie Haaglanden een inventarisatie naar mogelijkheden voor collectieve energiesystemen op bedrijventerreinen; o Analyse van specifieke kansen voor de opwekking van duurzame energie en toepassing van smart grids op bedrijventerreinen; o Afspraken om de klimaateffecten van de uitvoering van de bedrijventerreinenstrategie in beeld te brengen en de resultaten op te nemen in de regionale CO2-monitor.
36
4.7 Kantoren Algemeen Als onderdeel van de gebouwde omgeving behoren kantoren tot één van de belangrijkste bronnen van CO2-uitstoot in de regio. Het segment kantoren veroorzaakt 7% van de CO2-uitstoot volgens de berekeningen van BuildDesk. Als regio van bestuur, recht en dienstverlening heeft Haaglanden een relatief hoge concentratie kantoren. Ter vergelijking, in het gebied de Kempen (ten westen van Eindhoven) is de CO2-uitstoot van kantoren slechts 1%.
CO2 uitstoot kantoren per gemeente
Delft Den Haag Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Westland Zoetermeer
In Haaglanden zijn kantoren dus een Figuur 23: indicatieve CO2-uitstoot voor kantoren per gemeente in relatief belangrijke bron van CO2. 2009. Het totaal is ca. 500 kton. Bovendien heeft het Stadsgewest tot taak om beleid vast te stellen voor kantorenlocaties. Het ligt daarom voor de hand in dit beleid ook de klimaatambities van het Stadsgewest mee te nemen. Doel van de vigerende regionale kantorenstrategie is het ontwikkelen van nieuwe en behouden en versterken van bestaande locaties voor kantoren en zorg voor een goede bereikbaarheid daarvan. De strategie onderscheidt een aantal kantorenmilieus, zoals grootstedelijk centrum, spoorweglocaties en snelweglocaties. De strategie bevat een afsprakenkader, die ervoor moet zorgen dat de vraag in de verschillende segmenten goed wordt bediend, zonder dat er teveel aanbod ontstaat. Meer en meer is de strategie gericht op duurzame ontwikkeling, met eisen aan nieuwbouw, renovatie en locatiekeuze. Zo moet 75% van de nieuwbouw zich concentreren rond spoorwegstations. Voor evaluatie en bijstelling wordt jaarlijks door het Stadsgewest de Monitor Kantorenmarkt Haaglanden uitgebracht. Transparatie energetische kwaliteit kantorenmarkt In de Haaglandse kantorenmarkt speelt de energetische kwaliteit van de panden vrijwel geen rol. Eén van de oorzaken is het ontbreken van transparantie van de kantorenmarkt, doordat niet bekend is welk energielabel de kantoren hebben. Om het inzicht te verbeteren worden bij enkele kantoorpanden in de regio EPA-maatwerkadviezen opgesteld. In zo’n advies wordt aangegeven welk energielabel het pand heeft en welke energiebesparende maatregelen mogelijk zijn. Voor deze actie wordt aangehaakt bij een project van de gemeente Den Haag. Tevens wordt gezocht naar een methode om het energielabel invloed te geven op de werking van de kantorenmarkt. Wellicht kan hierin het Bedrijfspanden Informatiesysteem (BIS) van Steenworp (Vestigingadviseurs Haaglanden) een rol spelen.
37
Uitwisseling van kennis en ervaring In Haaglanden is de Rijksgebouwendienst (RGD) als eigenaar en huurder een belangrijke speler op de regionale kantorenmarkt. Bij het inkoopbeleid stelt de RGD als eis, dat een kantoorpand minimaal energielabel C moet hebben. Als grote huurder geeft de RGD hiermee een stimulans aan de kantorenmarkt om energiebesparende maatregelen door te voeren. Als gebouweigenaar voert de RGD zelf ook maatregelen uit, en beschikt daardoor over veel kennis en ervaring. Uit een pilot is gebleken dat een combinatie van functioneel inregelen van klimaatinstallaties en monitoring een energiebesparing wordt gerealiseerd van minimaal 10% op gebouwniveau. Samen met een bewustwordingscampagne voor de gebruikers loopt de besparing zelfs op tot 25% à 30%. Alle gemeenten hebben (deels in het kader van SLoK) een programma om energie te besparen in de gemeentelijke gebouwen. Bij de gemeenten is dus ook veel kennis en ervaring aanwezig, maar die verschilt wellicht per gemeente. Organisatie van de uitwisseling van kennis en ervaring is daarom zinvol. In eerste instantie met de gemeenten en de RGD onderling. Dat levert overzicht van het aanbod van kennis en ervaringen, dat vervolgens kan worden gedeeld met de markt. Leegstand kantoren De kantorenstrategie ging in 2007 nog uit van een toename van de behoefte van 100.000 m2/jaar. Inmiddels is duidelijk dat de vraag deze groei niet heeft gekend, en momenteel zelfs sprake is van een forse daling in de opname van kantoorruimte. Inmiddels is de leegstand opgelopen tot 1 miljoen m2 (14%). Het Stadsgewest zal de kantorenstrategie actualiseren, waarin de aanpak van de leegstand de grootste opgave is. De aanpak van de leegstand biedt kansen voor het klimaatbeleid. Oude, leegstaande kantoorpanden zijn doorgaans van slechte energetische kwaliteit. Uit de markt halen (sloop) van deze panden leidt uiteindelijk tot een voorraad van energetisch betere kwaliteit. Een andere optie is leegstaande kantoren een andere functie te geven, bijvoorbeeld wonen, zorg of horeca. De renovatie voor zo’n transitie is een geschikt moment, om energiebesparende maatregelen door te voeren. Activiteiten tot en met 2013 o Verbeteren transparantie kantorenmarkt door uitvoeren van EPA-maatwerkadviezen en onderzoek naar een methode om energielabels invloed te geven in de marktwerking; o Organiseren overdracht van kennis en ervaring tussen gemeentelijke gebouwbeheerders in samenwerking met RGD. Vervolgens de gebundelde kennis delen met marktpartijen; o Samen met de beleidssector Economie en Wonen zoeken naar geschikte pilots voor de transitie van leegstaande kantoorpanden naar ander functies; o Een visie op de energietransitie van een specifieke kantorenlocatie ontwikkelen; o Integreren van de klimaatdoelstelling bij de actualisatie van de regionale kantorenstrategie; o Ontwikkelen van een CO2-monitor voor kantoren bij voorkeur in samenhang met de reguliere kantorenmonitor, zodanig dat de resultaten ook in de regionale CO2-monitor verwerkt kunnen worden. Activiteiten 2014 - 2020 o Ontwikkelen van een aanpak voor grootschalige energiebesparing bij bestaande kantoorpanden. De inmiddels gerealiseerde transparantie van de markt is hierbij behulpzaam. o Naast een warmtevraag hebben veel kantoren ook koeling nodig. Een WKO-systeem is een zeer geschikte oplossing om in beide behoeften te voorzien. In het kader van de Warmtestrategie Haaglanden wordt geïnventariseerd waar toepassing van WKO de energievraag in kantoren kan verduurzamen. In kantorenparken wordt daarbij het risico op interferentie van verschillende systemen meegenomen. o Onderzoek naar kansen bij kantoren voor de opwekking van duurzame elektriciteit in combinatie met zogenaamde smart grids; 38
o
Stimuleren omzetting van oude leegstaande kantoorpanden naar woningen of andere functies.
Doorkijk 2050 Door de regionale kantorenstrategie is de leegstand van kantoren weggewerkt. Dit heeft in positieve zin bijgedragen aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen, omdat oude energetisch slechte panden uit de markt zijn gehaald. Nieuwbouw van kantoren vindt vrijwel alleen nog maar plaats ter vervanging van bestaande panden en is klimaatneutraal. De energievraag van de bestaande kantorenvoorraad is drastisch verminderd door energiebesparende maatregelen, zoals isolatie en inregeling van de klimaatinstallaties. In de resterende vraag wordt volledig voorzien door duurzame warmte en koeling, waarin (collectieve) WKO-systemen een grote bijdrage leveren. Verder zullen kantoren in hoge mate voorzien in het eigen elektriciteitsgebruik door grootschalige toepassing van zonnepanelen. Een beperkte bijdrage wordt verwacht van (kleine) windturbines op hoge panden. Consequenties voor beleidssectoren Voor het klimaatbeleid voor kantoren zullen de beleidssectoren Economie en Milieu gaan samenwerken. De beleidssector Milieu zal daarbij inbreng leveren bij: o Integratie klimaatbeleid in de actualisatie van de regionale kantorenstrategie; o Transparant maken van de energetische kwaliteit van de kantorenmarkt door het laten uitvoeren van EPA-maatwerkadviezen. Hierbij wordt ook samenwerking met Steenworp aangegaan; o Het proces van functieverandering van leegstaande kantoren. Hierbij moet worden gezorgd, dat bij de transitie gelijktijdig de energetische kwaliteit van het pand wordt verbeterd; o Analyse van specifieke kansen voor de opwekking van duurzame energie en toepassing van smart grids bij kantoren(parken); o Afspraken om de klimaateffecten van de uitvoering van de kantorenstrategie in beeld te brengen en de resultaten op te nemen in de regionale CO2-monitor. 4.8 Jeugdzorg Algemeen Jeugdzorg gaat om zorg en hulp aan kinderen, jongeren en gezinnen, die zoveel problemen hebben dat ze het niet meer op eigen kracht redden. De Wet op de jeugdzorg regelt dat de provincies het beleid bepalen voor de jeugdzorg en zorgen voor de financiering van de uitvoering. Het Stadsgewest en de stadsregio’s Rotterdam en Amsterdam zijn in de wet voor wat betreft de jeugdzorg gelijkgesteld aan een provincie. Deze regio’s financieren instellingen voor de uitvoering van de jeugdzorg. In Haaglanden zijn dat: Jeugdformaat, Horizon, het Leger des Heils en Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Het budget voor de jeugdzorg komt van het Rijk en bedraagt voor de jeugdzorg in Haaglanden ongeveer € 90 miljoen per jaar. Duurzaamheid bij de instellingen Naar aanleiding van een gesprek tussen de portefeuillehouder milieu en de portefeuillehouder jeugdzorg is de instellingen gevraagd eens op papier te zetten, wat zij binnen de eigen organisatie aan duurzaamheid doen. Relevante aspecten zijn voedsel, kleding, vervoer, energiegebruik en afval. De instellingen hebben aan het Stadsgewest informatie verstrekt. Sindsdien heeft dit nog geen vervolg gekregen. Als financier van de instellingen zou het Stadsgewest duurzaamheidscriteria kunnen stellen voor de inkoop van producten door de instellingen. In deze Routekaart voor klimaatbeleid spitsen we dat toe op het energiegebruik in de gebouwen van de instellingen.
39
Gebouwbeheer De instellingen hebben samen ongeveer 40 panden in gebruik. Hiervan worden door Jeugdformaat 8 panden afgestoten. In Leidschendam-Voorburg wordt een nieuw gebouw gerealiseerd. Samen met de instellingen zal een energiebesparingsprogramma worden opgezet. Allereerst zal voor de gebouwen een EPA-maatwerkadvies worden opgesteld. Dit voorziet de gebouwen van een energielabel en geeft een overzicht van mogelijke energiebesparende maatregelen. Door kostenbesparing verdienen energiebesparende maatregelen zichzelf terug. Uiteindelijk komt daardoor meer geld beschikbaar voor de feitelijke zorg, omdat de kosten van huisvesting zijn gedaald door energiebesparing. Voor de inkoop van energie zal worden nagegaan of inkoop van groene stroom en groengas mogelijk is. Wellicht is kwantumkorting te halen door de inkoop van alle panden in één contract te regelen. Voorbeeldfunctie De panden van de jeugdzorg zijn natuurlijk vergelijkbaar met andere panden, zoals woningen en kantoren. De uitvoering van de energiebesparende maatregelen leveren kennis en ervaring op, en kunnen dus als voorbeeld dienen voor energiebesparing in vergelijkbare panden elders in de regio. Het Stadsgewest zal actief de verzamelde kennis en ervaring uitventen naar de gemeenten, de vastgoedsector, de woningbouwcorporaties en de bouwkolom. De aanpak van het Stadsgewest, met het stellen van duurzaamheidscriteria bij de financiering van de instellingen, kan ook als voorbeeld dienen voor aanbestedingen van gemeenten. Bijvoorbeeld voor andere delen van de zorg, culturele instellingen of kinderdagverblijven. Tevens kan de aanpak worden gepresenteerd aan de andere uitvoerende instanties van de Wet op de jeugdzorg. De 40 panden van de jeugdzorg instellingen hebben natuurlijk slechts een kleine invloed op de totale CO2-uitstoot van de regio. Door de gerealiseerde energiebesparing als voorbeeld te stellen zal naar verwachting een sneeuwbaleffect ontstaan en de energiebesparing in de gebouwde omgeving versnellen. De gerichte actie van het Stadsgewest bij de jeugdzorg instellingen heeft daardoor een veel groter effect, dan alleen de gerealiseerde energiebesparing in de panden van de instellingen. Activiteiten tot en met 2013 o Uitvoeren EPA-maatwerkadviezen voor de panden van de instellingen; o Uitwerken van een energiebesparingsprogramma op basis van de EPA-maatwerkadviezen; o Doorvertalen van het energiebesparingprogramma in voorwaarden op het gebied van energiebesparing bij subsidieverstrekking; o Stimuleren dat nieuwbouw van de jeugdzorginstelling in Leidschendam-Voorburg energiezuinig (klimaatneutraal) wordt; o Afspraken maken met de instellingen over voortgangsbewaking en monitoring van de resultaten. Activiteiten 2014 - 2020 o De resultaten worden breed bekend gemaakt, zodat de inzet op de jeugdzorg grote invloed heeft op de energiebesparing in de gebouwde omgeving. Doorkijk 2050 De jeugdzorg in Haaglanden is klimaatneutraal geworden. In de panden zijn energiebesparende maatregelen doorgevoerd. Door de instellingen worden geen fossiele brandstoffen meer gebruikt. Gezien de verwachte forse prijsstijging van fossiele brandstoffen is deze onafhankelijkheid van groot belang, om de capaciteit en kwaliteit van de zorg te behouden. 40
Consequenties voor beleidssectoren De beleidssector Jeugdzorg is enthousiast over het idee, om verder met de instellingen aan de slag te gaan voor verduurzaming van de zorg. Voor behoud van het aantal zorgplaatsen is besparing op het energiegebruik belangrijk. De beleidssector Jeugdzorg heeft echter niet de menskracht en kennis, om hiervoor een project op te zetten en uit te voeren. Hierin zal de beleidssector Milieu ondersteuning bieden.
41
5 Aanpak hernieuwbare energiebronnen Algemeen In dit hoofdstuk beschrijven we de situatie rondom hernieuwbare energiebronnen en concrete handvatten en adviezen om deze optimaal in te zetten. Van de huidige energievraag zal in 2050 voor 25% moeten worden voorzien uit hernieuwbare energiebronnen. Dit correspondeert met ruim 2000 kton vermeden CO2-uitstoot. Uitgaande van een lineaire ontwikkeling van de productie van duurzame energie zou in 2020 de productie toegenomen moeten zijn met 509 kton vermeden CO2uitstoot. Bij de scenarioberekening heeft BuildDesk gekeken naar de mogelijkheden voor duurzame energie in Haaglanden. Dat heeft geleid tot een inschatting van de bijdrage per hernieuwbare energiebron. In figuur 22 is deze bijdrage vertaald naar een opgave voor 2020. Vermeden CO2 in 2020 door duurzame energie Totale opgave 509 kton
51
10
Zonnestroom/‐warmte Warmte 168
Biomassa
280
Wind
Figuur 24: Vermeden CO2 door duurzame energie
Regionaal Duurzame Energiediensten Bedrijf Een manier om de benutting van hernieuwbare energiebronnen een impuls te geven is het oprichten van een regionaal duurzaam energiediensten bedrijf (RDEB). Een energiedienstenbedrijf kan zowel energie uit hernieuwbare bronnen leveren, als energiebesparingsopties. De diensten kunnen zich richten op woningen, bedrijven(terreinen), kantoren en glastuinbouw. Bijvoorbeeld kan een RDEB gespecialiseerd zijn in het oprichten van corporaties in woonwijken of op bedrijventerreinen voor de ontwikkeling en exploitatie van collectieve systemen voor de energievoorziening van de wijk of het bedrijventerrein. In de energievoorziening speelt eigen opwekking een belangrijke rol. Het Stadsgewest kan (laten) onderzoeken welke vorm het meest geschikt is en welke rol het Stadsgewest hierin kan spelen. Voor bedrijventerreinen wordt aanhaking bij een eventuele regionaal ontwikkelingsbedrijf meegenomen in het onderzoek. Zon Uit figuur 22 wordt duidelijk, dat de komende jaren ingezet moet worden op het stimuleren van de productie van zonnestroom en/of zonnewarmte. Daken van huizen en gebouwen zijn geschikte locaties voor het plaatsen van zonnepanelen en zonneboilers. Niet elk dak is echter even geschikt, door verschil in oriëntatie of beschaduwing. Door gebouweigenaren informatie te geven in de mate van geschiktheid van hun dak voor zonnepanelen kan de opwekking van zonnestroom worden gestimuleerd. Het Stadsgewest overweegt daarom een zogenaamde digitale zonnekaart te laten ontwikkelen. Deze kaart geeft de kansen weer voor zonne-energie per dak. Met zo’n kaart kunnen 42
gemeenten, ontwikkelaars en particulieren aan de slag om sneller te bepalen of zonne-energie een optie is op hun dak. Momenteel wordt een marktanalyse uitgevoerd naar mogelijke aanbieders van een dergelijk product. Andere kansen op het gebied van zon zouden kunnen liggen in het grootschalig inkopen van zonnepanelen, waarmee kwantumkorting kan worden verkregen. De relatief goedkope panelen worden uitgezet in de regio, eventueel via het regionale duurzame energiediensten bedrijf. Bij plaatsing van de zonnepanelen op daken van panden van non-profit instellingen kan wellicht een bijdrage uit het klimaatfonds worden verkregen. Het is de verwachting dat het elektriciteitsgebruik de komende jaren nog zal toenemen. Bijvoorbeeld door de groei van het elektrisch rijden. Zonnestroom kan een belangrijke bijdrage leveren, om in dit toenemende elektriciteitsgebruik te voorzien. Dit kan vormgegeven worden door plaatsing van zonnepanelen te combineren met parkeervoorzieningen met oplaadpunten voor elektrische auto’s. Warmte/koude-opslag / geothermie / restwarmte / koeling Op het gebied van hernieuwbare warmte is Haaglanden al goed op weg. Het programma Hartverwarmend Haaglanden zorgt voor veel enthousiasme binnen de gemeenten, zowel onder bestuurders als ambtenaren. Het Stadsgewest heeft rondom hernieuwbare warmte de rol van makelaar/schakelaar. Het platform Hartverwarmend Haaglanden zorgt voor informatie en motivatie van de verschillende gemeenten om samen te werken en projecten te starten. Voor het stimuleren van bodemenergie is al een samenwerkingsproject van start gegaan. In het kader van de Kwaliteitsimpuls Ruimte en Milieu wordt een verkenning uitgevoerd naar interferentiegebieden voor bodemenergie. De resultaten van de verkenning zijn input voor de regionale beleidsvisie op de ondergrond, die in opdracht van de stuurgroep Hartverwarmend Haaglanden wordt ontwikkeld. De regio Haaglanden is erg geschikt voor het gebruik van warmte: er is een hoge woningdichtheid, er zijn veel kantoorlocaties en een groot aaneengesloten glastuinbouwgebied. Daarnaast is de bodem zeer geschikt voor warmte/koude-opslag en geothermie. Ook de nabijheid van de zee voor de onttrekking van warmte of koude uit het zeewater behoort tot de mogelijkheden. De glastuinbouw is momenteel nog een grote energieconsument, maar zou in de toekomst een bijdrage kunnen leveren in de warmtevoorziening van de gebouwde omgeving. De hoeveelheid industriële restwarmte is beperkt, omdat in Haaglanden vrijwel geen industrie is. Figuur 22 laat zien dat de levering van duurzame warmte belangrijk is, om in de toekomst te voorzien in de resterende warmtevraag. Deze warmtevraag zal zich vooral voordoen in de bestaande woningvoorraad, kantoorpanden en de glastuinbouw. Biomassa In het RSP is de doelstelling opgenomen om een biomassa-centrale op te richten in de regio. Hiervoor heeft het Stadsgewest de afgelopen periode de regionale biomassastromen in kaart gebracht. Ook de gemeenten Den Haag en Westland, het Hoogheemraadschap Delfland en de provincie Zuid-Holland hebben inventarisaties uitgevoerd. De inventarisaties hebben duidelijk gemaakt dat in de regio voldoende biomassa(afval)stromen aanwezig zijn voor een regionale biomassa-centrale of biovergister.
43
De meest duurzame verwerking van biomassa hoeft niet altijd opwekking van energie te zijn. Sommige biomassastromen kennen een andere meer hoogwaardige verwerking. Afvalhout wordt bijvoorbeeld hergebruikt in de meubelindustrie. Het is niet zinvol hierin verandering te brengen. In het kader van het Europese programma ENGINE wordt onderzocht op welke wijze biomassa door agrarisch ondernemers tot nieuwe producten kan worden omgezet. Hierdoor wordt de economische positie van de agrariërs versterkt, en kunnen zij een rol blijven spelen bij het beheer en behoud van het landschap. Op basis van het regionale groenbeleidsplan worden de komende jaren meerdere groenprojecten uitgevoerd, waarvoor medefinanciering is geregeld in het regionale groenfonds. Bij de honorering van de projecten zouden beheerafspraken gemaakt kunnen worden, om waar mogelijk biomassa uit het landelijk gebied beschikbaar te krijgen voor nuttige toepassingen, zoals de productie van groengas. Tot dusverre heeft het Stadsgewest verschillende contacten met andere partijen in de regio, om te komen tot benutting van de regionale (vooral natte) biomassastromen. Dit zijn met name gemeente Den Haag, Hoogheemraadschap Delfland, provincie Zuid-Holland en Avalex. Het streven is om samen met deze en andere partijen te komen tot een regionaal initiatief voor een haalbaarheidsonderzoek naar een regionale biomassavergister. Ook andere toepassingen van biomassastromen krijgen aandacht. Wind Binnen enkele jaren zal 13 MW aan windvermogen zijn gerealiseerd in Haaglanden. In het RSP is het streven gericht op 30 MW in 2020. Het zal niet eenvoudig zijn deze doelstelling te realiseren, want voor grootschalige windmolens zijn niet zoveel kansen binnen Haaglanden. Kleine windturbines in stedelijk gebied hebben nog onvoldoende rendement, om een grote bijdrage te leveren. Vanuit het Stadsgewest worden ontwikkelingen op het gebied van het windenergie gevolgd. Actief stimuleren van windenergie is op de korte termijn geen kansrijke optie. Wellicht zal over enkele jaren het draagvlak voor windenergie op land weer toenemen. Het scenario voor 2050 houdt rekening met een toename van het vermogen tot 60 MW. Overigens is dit niet beperkt tot windenergie op land. Activiteiten tot en met 2013 o Haalbaarheidsonderzoek Regionale Duurzame Energiediensten Bedrijf; o Ontwikkelen aanpak voor het stimuleren van zonnestroom; o Doorgaan met warmtestrategie Hartverwarmend Haaglanden; o Verkenning interferentiegebieden bodemenergie; o Ontwikkelen regionale beleidsvisie ondergrond; o Starten haalbaarheidsonderzoek regionale biomassavergister; o Onderzoek naar de inzet van biomassa bij agrariërs voor nieuwe producten; o Inventariseren van kansen voor verwerven van biomassa uit het landelijk gebied in combinatie met financiering van groenprojecten uit het groenfonds. Activiteiten 2014-2020 o Realiseren grootschalige productie van zonnestroom; o Realiseren collectieve warmtenetten gevoed met duurzame warmtebronnen, voortkomend uit de warmtestrategie; o Realiseren regionale biomassa-verwerkingsinstallatie.
44
Doorkijk 2050 In 2050 zal de energievraag gedekt zijn uit hernieuwbare energiebronnen. Voor het dichtbebouwde Haaglanden betekent dat een forse bijdrage vanuit geothermie, biomassa, warmte/koude-opslag, glastuinbouw en wellicht restwarmte. In de elektriciteitsvraag wordt grotendeels voorzien met lokaal geproduceerde zonnestroom. De bijdrage van windmolens op land zal relatief gering zijn. Consequenties voor beleidssectoren Het stimuleren van duurzame energie ligt vooral op het terrein van de beleidssector Milieu. De toepassing vindt echter plaats binnen het beleidsveld van de andere beleidssectoren, zoals vervoer, woningen, bedrijventerreinen en kantoren. Voor toepassing en verwerving van biomassa wordt nadrukkelijk samengewerkt met de afdeling Groen van de sector Ruimte. Afhankelijk van het toepassingsgebied zal de beleidssector Milieu samenwerking zoeken met de andere sectoren.
45
6 Inzet sector Milieu 2011 Inleiding De routekaart moet zorgen voor een integrale aanpak van het klimaatbeleid. Deze integratie gaat niet vanzelf, daar ligt een rol voor de beleidssector Milieu. In dit hoofdstuk worden de acties van de sector Milieu in 2011 beschreven, om de uitvoering van de routekaart op gang te brengen en voor de toekomst aan te jagen. Algemeen In 2011 wordt de regionale CO2-monitor geïmplementeerd. Afstemming zal worden gezocht met het landelijke project waarin een monitoringsprotocol voor gemeenten in ontwikkeling is. De monitoring van de glastuinbouw is voor Haaglanden een bijzonder aandachtspunt. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen klimaateffecten hebben. De ontwikkelingen zijn beschreven in het RSP. De meest concrete projecten zijn opgenomen in de RSP-projectenbarometer. De sector Milieu zal trachten de klimaateffecten van deze projecten te kwantificeren. Gemeenten Met de gemeenten wordt gezocht naar samenwerking op maat. De sector Milieu zal bilateraal met elke gemeente overleg voeren, waarin het klimaatprogramma en/of de SLoK-projecten worden besproken. In het overleg per gemeente worden afspraken gemaakt over de inbreng van het Stadsgewest bij concrete projecten. De rol en inbreng van het Stadsgewest zal dus per project verschillend zijn. Voor zover de projecten betrekking hebben op de verschillende beleidsterreinen van het Stadsgewest worden waar mogelijk dwarsverbanden gelegd. Dit betekent niet per definitie regionale opschaling van projecten, maar zorgen dat daar waar relevant van elkaars ervaringen wordt geleerd, en geen dubbele werkzaamheden worden uitgevoerd. Eigen organisatie Voor de eigen bedrijfsvoering wordt gestreefd naar een energiezuinige en CO2-neutrale organisatie. Samen met de afdeling Facilitaire Zaken zal de sector Milieu een marktanalyse uitvoeren naar de inkoop van groene stroom en groengas. Tevens zal een voorstel worden opgesteld voor het laten uitvoeren van een EPA-maatwerkadvies. De uitkomsten worden ingebracht in het huurdersoverleg. Het Stadsgewest is als partner toegetreden tot het Klimaatfonds Den Haag. De storting in het fonds is gebaseerd op de CO2-uitstoot van de organisatie. Met de afdeling Facilitaire Zaken worden afspraken gemaakt over verzamelen en rapporteren van gegevens, die maatgevend zijn voor de CO2-uitstoot van de organisatie. Dit heeft ook betrekking op de evenementen, zoals de regiodag. Verkeer en vervoer In het verkeer- en vervoerbeleid zijn de beleidseffecten op de CO2-uitstoot nog niet expliciet gemaakt. De sectoren Verkeer en vervoer en Milieu zullen samen trachten dit inzicht tot stand te brengen. Hierbij zal rekening worden gehouden met de landelijke ontwikkelingen voor het monitoringsprotocol voor gemeenten. Specifieke aandacht gaat uit naar het elektriciteitsgebruik van de trams en RandstadRail. Nagegaan zal worden hoeveel stroom wordt gebruikt, en of groene stroom wordt ingekocht.
46
Woningen Samen met de beleidssector Wonen wordt het overleg gestart met de woningbouwcorporaties over de uitvoering van het artikel Duurzaamheid en energie uit de Regionale Prestatieafspraken Haaglanden 2010 – 2014. Eind 2010 is opdracht gegeven voor de uitwerking van een regionaal stimuleringsprogramma voor passief bouwen en renoveren. Daarnaast wordt een stimuleringsprogramma energiebesparing in de bestaande woningvoorraad ontwikkeld. Glastuinbouw De sector Milieu zal samen met de greenportgemeenten bezien of aan het LEI opdracht kan worden gegeven voor de uitwerking van de monitor voor de glastuinbouw op regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt ook samenwerking met de Stadsregio Rotterdam onderzocht. Bedrijventerreinen De sectoren Economie en Milieu gaan samen de acht prioritaire bedrijventerreinen uit het herstructeringsprogramma onder de loep nemen. Waar mogelijk worden energievisies beoordeeld of wordt meegedacht bij het opstellen daarvan. Mede in samenwerking met de sector Verkeer en vervoer zal onderzoek worden gestart naar het woon-werkverkeer op deze acht prioritaire bedrijventerreinen. Kantoren Voor de energiebesparing in bestaande kantoorpanden wordt aangesloten bij een project van de gemeente Den Haag, waarin voor 60 kantoorpanden EPA-maatwerkadviezen worden afgegeven. In opdracht van het Stadsgewest worden nogeens 8 kantoorpanden onderzocht, elders in de regio. Bij de herziening van de regionale kantorenstrategie zal de sector Milieu inbreng leveren, zodat de klimaatdoelstellingen worden meegenomen. Jeugdzorg De sectoren Jeugdzorg en Milieu zullen een projectplan opstellen voor energiebesparing bij de jeugdzorginstellingen. Als eerste stap zal worden voorgesteld, om door middel van het laten uitvoeren van EPA-maatwerkadviezen de energiebesparende maatregelen te inventariseren. Hernieuwbare energiebronnen Voor het stimuleren van hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing zal de sector Milieu een haalbaarheidsonderzoek laten uitvoeren naar een regionaal duurzame energiediensten bedrijf. De uitvoering van de warmtestrategie wordt voortgezet. Onderzocht zal worden of een stimuleringsprogramma voor zonnestroom kan worden ontwikkeld. Voor een regionale biomassavergister zal samen met andere partijen een business case worden uitgewerkt.
47
7 Communicatie Communicatie speelt een belangrijke rol in het proces om tot een klimaatneutraal Haaglanden in 2050 te komen. Het doel van communicatie over de routekaart is het bewust maken van de interne en externe doelgroepen van de klimaatneutrale doelstelling en de noodzaak daartoe. De doelgroepen moeten dit belangrijk gaan vinden en willen meewerken aan het bereiken van een klimaatneutrale regio. Zij moeten weten hoe zij kunnen bijdragen en waar zij terecht kunnen voor advies en begeleiding. Om dit doel te bereiken zorgen we voor een consistente en eenduidige communicatie vanuit regionale en lokale afzenders. We zetten actief in op het informeren en activeren van onze doelgroepen en een stevige positionering van alternatieve energiebronnen en de daarmee samenhangende voordelen. We laten zien wat de urgentie is en tonen aansprekende voorbeelden. We maken zoveel mogelijk gebruik van bestaande contacten, projecten en situaties. De medewerkers van het Stadsgewest staan in contact met externe doelgroepen en hebben daardoor bij uitstek de positie om te signaleren waar klimaatwinst te behalen is. Bijvoorbeeld: het Rijden op Groengas is niet alleen goed voor de luchtkwaliteit, maar vermindert ook de uitstoot van CO2. Hetzelfde geldt voor campagnes als Spitsmijden, die niet alleen de bereikbaarheid verbeteren, maar door minder files ook meewerken aan de reductie van CO2-uitstoot. In de communicatieboodschappen van deze projecten zal ook het effect voor de klimaatdoelstellingen integraal en expliciet worden meegenomen. De Routekaart Haaglanden klimaatneutraal is de kapstok voor de communicatie. Onder deze kapstok hangen verschillende thema’s met eigen projecten. Door het prioriteren van deze projecten selecteren we enkele speerpuntprojecten om focus aan te brengen in de communicatie. Voor de routekaart wordt een overkoepelende communicatiestrategie opgesteld met een centrale boodschap. Elementen die in de boodschap terugkomen zijn: ambitie tot een klimaatneutraal Haaglanden in 2050, samenwerking met partners, de noodzaak van een klimaatneutrale regio voor leven, welzijn en toekomst van de inwoners. Per speerpuntproject wordt een deelplan communicatie opgesteld, passend in de kapstokstrategie. Hierdoor ontstaat samenhang tussen de projecten wat de communicatiekracht versterkt.
48
8 Begroting 2011 tot en met 2013 In de begroting van het Stadsgewest Haaglanden is expliciet klimaatbudget opgenomen. Voor de acties op de korte termijn tot en met 2013 is in tabel 5 een indicatie van de voorgenomen uitgaven weergegeven. Voor de cursief vermelde bedragen in 2011 zijn al verplichtingen aangegaan. Tabel 5: Uitgaven klimaatbudget 2011 – 2013
Activiteit Routekaart fase 2 Duurzaamheidslab Rijswijk-Zuid Passief bouwen Haaglanden Energiebesparing bestaande woningbouw EPA maatwerkadvies kantoren Energiebesparing kantoren/bedrijven(terreinen) Transitie glastuinbouw Biomassa Zonne-energie Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Klimaatfonds Regionale Duurzame Energiediensten Bedrijf CO2-monitor Onvoorzien Totaal
2011
€ 3.500 € 1.250 € 1.350 € 3.500 € 10.000
€ 11.850 € 10.000
2012
2013
€ 5.000 € 20.000
€ 5.000 € 15.000
€ 10.000 € 20.000
€ 10.000 € 5.000 € 10.000 € 10.000
€ 10.000
€ 10.000
€ 4.000 € 1.000 € 70.000
€ 3.000 € 2.000 € 70.000
€ 15.000
€ 12.800
€ 750 € 70.000
Naast het specifieke klimaatbudget zijn ook andere middelen beschikbaar voor de uitvoering van de acties, die in deze routekaart zijn beschreven. Zo worden de Warmtestrategie Haaglanden en de campagne Rijden op groengas gefinancierd uit NSL/BOR. Ook bij de uitvoering van de Kwaliteitsimpuls Ruimte en Milieu (KRM) wordt in de verschillende projecten aandacht besteed aan de klimaatdoelstellingen en energiebesparing, bijvoorbeeld planregels over energiezuinige bouw in bestemmingsplannen. In tabel 6 is een overzicht opgenomen. Tabel 6: Middelen uit NSL, BOR en KRM
Activiteit Rijden op Groengas Warmteweb Groene daken E-scooters en E-bikes Regionale zonnekaart Actualisatie rapport Milieunormen in bestemmingsplannen Totaal
49
NSL € 200.000 € 1.100.000 € 200.000
BOR € 150.000
KRM
€ 100.000 € 40.000 € 1.500.000
€ 290.000
€ 25.000 € 25.000