Set van Mediacompetenties met beheersingcriteria
Veenendaal, maart 2008
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
1
Overzicht van de competenties I.
leidinggeven (leiden en beslissen)
a. beslissen en activiteiten initiëren b. aansturen c. begeleiden
II.
j. k. l. m.
V.
q. r. s. t.
9 10 11
analyseren (analyseren, interpreteren) formuleren en rapporteren vakdeskundigheid toepassen materialen en middelen inzetten analyseren
12 13 14 15
ontwerpen (creëren en leren)
n. onderzoeken o. creëren en innoveren p. leren
VI.
6 7 8
communiceren (interacteren)
g. relaties bouwen en netwerken h. overtuigen en beïnvloeden i. presenteren
IV.
3 4 5
samenwerken (ondersteunen en samenwerken)
d. aandacht en begrip tonen e. samenwerken en overleggen f. ethisch integer handelen
III.
Pag.
16 17 18
uitvoeren (organiseren en uitvoeren) plannen en organiseren klantgericht handelen kwaliteit leveren instructies en procedures opvolgen
19 20 21 22
VII. aanpassen (aanpassen en aankunnen) u. omgaan met veranderingen en aanpassen v. met druk en tegenslag omgaan
23 24
VIII. ondernemen (ondernemen en presteren) w. gedrevenheid en ambitie tonen x. ondernemend en commercieel handelen y. bedrijfsmatig handelen
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
25 26 27
2
(A) Beslissen en activiteiten initiëren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze beslissingen te nemen en activiteiten te initiëren, zodat het werkproces optimaal verloopt.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Neemt, binnen de gestelde kaders, op tijd de nodige beslissingen. Hakt bij lastige beslissingen tijdig de knoop door. Loopt niet weg voor moeilijke en/of onplezierige beslissingen. Neemt weloverwogen risico’s om verbeteringen te realiseren en/of kansen te grijpen. Maakt een bewuste keuze om, wetend wat de consequenties zijn, een risico aan te gaan. Accepteert de kans om te falen, als het te behalen voordeel maar groot genoeg is. Neemt verantwoordelijkheid voor eigen beslissingen en activiteiten. Laat zien achter genomen beslissingen te staan. Toont verantwoordelijkheid voor het opvolgen van beslissingen. Neemt verantwoordelijkheid voor de consequenties van de genomen beslissingen en activiteiten. Toont vertrouwen in de eigen beslissingen en keuzes. Komt op voor de eigen standpunten en keuzes en blijft ook bij weerstand overeind. Toont vertrouwen dat de eigen standpunten en initiatieven succesvol zijn zonder de realiteit uit het oog te verliezen. Neemt zelf initiatief zonder daarbij aangezet te worden door instructies, opdrachten, richtlijnen en/of procedures. Probeert binnen de eigen bevoegdheden problemen en knelpunten eerst zelf op te lossen voordat anderen (b.v. de leidinggevende) wordt geraadpleegd. Neemt actie bij een kans en trekt anderen daarin mee. Zorgt ervoor dat zaken van de grond komen. Zit er actief achteraan dat plannen worden omgezet in acties.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
3
(B) Aansturen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze het werkproces en de medewerkers aan te sturen, zodat dit optimaal verloopt.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Zorgt ervoor dat medewerkers weten wat doelen en prioriteiten zijn. Bepaalt welke werkzaamheden gedelegeerd kunnen worden. Definieert opdrachten voor medewerkers. Draagt werkzaamheden met verantwoordelijkheden en bevoegdheden over. Houdt bij de verdeling van het werk rekening met de kwaliteiten van de medewerkers en eventueel met hun voorkeuren. Instrueert medewerkers en geeft aanwijzingen. Ziet toe op correcte uitvoering werkzaamheden. Maakt planningen, voortgangs- en eindrapportages. Bewaakt de voortgang van de werkzaamheden en stelt prioriteiten. Voorziet medewerkers van de noodzakelijke informatie. Geeft duidelijk aan wat er van medewerkers verwacht wordt. Spreekt medewerkers aan op hun verantwoordelijkheid. Geeft duidelijk aan medewerkers aan wat wel en niet geaccepteerd wordt en corrigeert hen indien nodig Betrekt de medewerkers bij de organisatie van het werkproces. Stimuleert en motiveert medewerkers. Geeft feedback aan medewerkers m.b.t. hun werk en hun handelen. Stuurt medewerkers indien nodig bij. Signaleert wat onder de medewerkers speelt en handelt ernaar. Signaleert spanningen en handelt ernaar. Maakt problemen bespreekbaar en zoekt naar oplossingen. Onderneemt actie als de situatie daarom vraagt. Creëert werkomstandigheden waarin medewerkers optimaal kunnen functioneren. Houdt bij de omgang rekening met verschillen tussen medewerkers. Reflecteert op de eigen werkzaamheden. Gaat correct om met vertrouwelijke informatie. Administreert zaken m.b.t. personeel (verlof, ziekte)
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
4
(C) Begeleiden Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze medewerkers te begeleiden zodat dezen hun werkzaamheden optimaal uitvoeren.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Geeft medewerkers heldere, eerlijke en constructieve feedback over hun functioneren en prestaties. Stimuleert en motiveert medewerkers om kritisch op hun handelen te reflecteren. Daagt medewerkers uit om problemen te analyseren en met oplossingen en alternatieven te komen. Creëert bij medewerkers een sterke wil om te slagen. Geeft medewerkers overtuigende adviezen over hoe ze iets het beste kunnen aanpakken. Verdedigt het eigen advies bij weerstand en/of tegenwerpingen. Zorgt ervoor dat medewerkers met enthousiasme en een positieve instelling hun taken en opdrachten uitvoeren. Benadrukt hoe belangrijk medewerkers en hun inbreng zijn bij het realiseren van resultaten. Stemt de begeleiding af op de wensen en behoeften van de medewerkers in relatie tot de doelen van het bedrijf. Herkent en erkent ontwikkelingsmogelijkheden bij medewerkers. Schept kansen en mogelijkheden voor medewerkers om zichzelf te ontwikkelen. Kiest een begeleidingsstijl afgestemd op de leerstijl en de situatie van de individuele medewerker. Hanteert communicatietechnieken bij de begeleiding van deelnemers. Past methodische en didactische kennis toe. Evalueert het verloop van de begeleiding.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
5
(D) Aandacht en begrip tonen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze aandacht en begrip te tonen voor medewerkers/anderen, waardoor zij tot betere prestaties komen.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Toont belangstelling voor de ideeën, opvattingen en standpunten van medewerkers/anderen. Toont betrokkenheid bij problemen en vragen van medewerkers/anderen. Laat nonverbale signalen zien die aandacht en interesse tonen. Vraagt medewerkers/anderen naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens. Luistert aandachtig als medewerkers/anderen iets naar voren brengen. Neemt de tijd om na te denken over wat medewerkers/anderen te zeggen hebben. Laat zien naar de medewerkers/anderen te luisteren door door te vragen. Toont herkenning hoe medewerkers/anderen zich voelen. Geeft aandacht aan de zorgen die door medewerkers/anderen worden geuit. Doet moeite de gevoelens van medewerkers/anderen te begrijpen. Krijgt inzicht in de gevoelens van medewerkers/anderen door moeite te doen zich in hen te verplaatsen. Toont begrip voor de houding en standpunten van medewerkers/anderen. Bekijkt zaken ook vanuit het perspectief van de medewerkers/anderen. Begrijpt waarom medewerkers/anderen zich op een bepaalde manier gedragen. Herkent wanneer medewerkers/anderen het moeilijk hebben en biedt ondersteuning. Komt op voor de belangen van medewerkers/anderen. Let goed op het welzijn van medewerkers/anderen. Stimuleert medewerkers/anderen over hun problemen en klachten te praten. Beseft dat het eigen gedrag van invloed kan zijn op het gedrag van medewerkers/anderen. Toont en bespreekt de eigen gevoelens, meningen en opvattingen. Kent de eigen sterktes en zwaktes en komt hier openlijk voor uit.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
6
(E) Samenwerken en overleggen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze samen te werken, zodat het werk zo goed mogelijk kan worden uitgevoerd.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Past zich aan de bedrijfscultuur aan. Maakt werkafspraken met collega’s. Komt gemaakte werkafspraken na of informeert tijdig dat dit niet lukt. Stelt gerichte vragen aan collega’s om alle relevante informatie boven water te krijgen. Raadpleegt collega’s en houdt rekening met wat door hen gezegd wordt. Houdt rekening met verschillen tussen mensen en hun manier van werken. Geeft feedback aan collega’s. Vraagt om feedback van collega’s. Wijzigt werkwijze indien nodig naar aanleiding van gekregen feedback. Verstrekt relevante informatie aan alle belanghebbenden. Vraagt collega’s om hulp als hij er zelf niet uitkomt. Deelt kennis, ervaringen en inzichten met collega’s. Geeft aan wanneer de werkdruk te hoog is. Zoekt, als eigen taken afgerond zijn, naar een andere klus/project of vraagt hiernaar bij zijn collega’s of leidinggevende. Neemt actief deel aan werkbesprekingen. Benoemt problemen duidelijk en maakt zaken bespreekbaar. Stelt het gemeenschappelijke resultaat van het team centraal. Communiceert in begrijpelijke taal met anderen. Stemt werkzaamheden af op die van collega’s. Gaat flexibel om met wisselende taken. Gaat in goede harmonie om met collega’s en leidinggevende. Draagt bij aan een positieve werksfeer en toont interesse in het werk van anderen. Levert op positieve wijze kritiek en staat zelf open voor kritiek. Gaat respectvol om met mensen van andere disciplines, houdt rekening met de werkzaamheden van derden en overlegt bij eventuele problemen. Draagt bij aan een duidelijke werkoverdracht naar collega’s. Zorgt voor een duidelijke werkoverdracht naar collega’s.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
7
(F) Ethisch integer handelen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze om ethisch en integer te handelen om zichzelf en/of het bedrijf niet in diskrediet te brengen.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Handelt consequent in lijn met de binnen het bedrijf en beroepsgroep geldende ethische maatstaven, normen en waarden. Doet geen concessies aan de ethische maatstaven, normen en waarden. Houdt ook in moeilijke situaties vast aan principes en waarden. Toont zich bereid een impopulair standpunt in te nemen als aan belangrijke principes wordt getornd. Toont zich eerlijk en betrouwbaar tegenover medewerkers/anderen. Communiceert open en duidelijk over de eigen bedoelingen en acties. Respecteert vertrouwelijkheid. Gaat discreet om met persoonlijke en gevoelige zaken. Vermijdt het opzettelijk misleiden en manipuleren van medewerkers/anderen. Behandelt alle medewerkers rechtvaardig en gelijkwaardig. Handelt onbevooroordeeld. Houdt bij het nemen van beslissingen rekening met de consequenties voor de omgeving. Benadrukt de verantwoordelijkheid van het bedrijf voor de omgeving en brengt dit zelf ook in praktijk. Signaleert dat de omgeving door het bedrijf afbreuk wordt gedaan en onderneemt actie.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
8
(G) Relaties bouwen en netwerken Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze relaties met mensen op te bouwen en te beheren om beter in het beroep te kunnen functioneren.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Legt actief contacten met mensen binnen en buiten de organisatie. Investeert in het opbouwen van een goede werkrelatie met anderen. Gaat gemakkelijk om met mensen van verschillende niveaus. Onderhoudt een netwerk van formele en informele contacten. Legt op het juiste moment contact met zijn relaties om zijn werkdoelen te bereiken. Luistert actief naar de wensen/behoeftes van zijn relaties. Past zich aan aan het verwachtingspatroon van de relaties. Onderneemt acties om ergernis of frustratie bij relaties te voorkomen en/of te verminderen. Stelt gerichte vragen over de wensen/behoeftes. Pakt onenigheid tactvol en diplomatiek op. Zet actief mogelijkheden in om, na problemen, de goede relatie weer te herstellen. Stelt zich op als benmiddelaar bij problemen, onenigheid of conflicten. Onderneemt de juiste acties op basis van de contacten met zijn relaties. Maakt gebruik van relevante communicatiemiddelen. Opereert op eigen initiatief. Gaat proactief te werk bij het uitbreiden en onderhouden van zijn netwerk. Bezoekt bijeenkomsten waar hij contacten legt met bestaande en nieuwe relaties. Volgt de ontwikkelingen in de branche/vakgebied. Past zijn kennis van de markt toe in het verkoopproces, zijn acquisitie en zijn relatiebeheer.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
9
(H) Overtuigen en beïnvloeden Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze overtuigend over te komen om anderen te beïnvloeden om de werkdoelen te bereiken.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Presenteert zichzelf zo dat het een positieve indruk op medewerkers/anderen maakt. Maakt een krachtige, positieve indruk op medewerkers/anderen. Zorgt dat gesprekken, discussies en overleggen een duidelijk doel en verloop hebben. Agendeert de noodzakelijke zaken voor een gesprek/overleg. Benoemt duidelijk waar het over gaat en wat het te bereiken doel/resultaat is. Leidt het gesprek/overleg in goede banen en oefent actief invloed uit op het verloop. Zorgt dat het gesprek/overleg leidt tot duidelijke conclusies en afspraken. Beïnvloedt medewerkers/anderen door emoties te gebruiken. Speelt in op de gevoelens van medewerkers/anderen. Komt actief met ideeën, voorstellen en standpunten naar voren om medewerkers/anderen te beïnvloeden en/of te overtuigen. Checkt tijdens het gesprek/overleg of medewerkers/anderen de argumenten en de discussie volgen en het ermee eens zijn. Weet de belangen van medewerkers/anderen goed te behartigen. Probeert er bij een onderhandeling uit te halen wat realistisch gezien mogelijk is. Hanteert verschillende onderhandelingstechnieken om tot een goed resultaat te komen. Streeft overeenstemming na door naar een win-win situatie te zoeken. Neemt bezwaren van medewerkers/anderen serieus en zoekt daarvoor actief naar oplossingen. Zorgt ervoor dat het duidelijk is dat het voor alle partijen duidelijk is wat de afspraken zijn. Zorgt voor instemming van medewerkers/anderen. Creëert draagvlak en betrokkenheid bij de uitkomst van het gesprek/overleg of onderhandeling.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
10
(I) Presenteren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze informatie mondeling en schriftelijk te presenteren, zodat alle belanghebbenden doelmatig worden geïnformeerd.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Selecteert te verstrekken informatie. Hanteert informatie uit diverse bronnen. Bepaalt aan wie gepresenteerd wordt. Bepaalt het doel van de presentatie. Kiest het meest geschikte presentatiehulpmiddel. Bepaalt welke informatie voor dat doel belangrijk is. Legt zaken duidelijk en in een juist tempo uit. Licht zaken begrijpelijk en correct toe. Formuleert kort en bondig en komt snel tot de kern. Richt zich op de hoofdpunten en brengt deze krachtig naar voren. Spreekt en schrijft in goed Nederlands (evt. in een moderne vreemde taal). Past de presentatie qua vorm en inhoud aan aan de toehoorders. Presenteert op enthousiaste en gestructureerde wijze. Betrekt de aanwezigen bij de inhoud van de presentatie. Speelt op reacties van de toehoorders. Maakt effectief gebruik van humor om de relatie te verbeteren of om spanning te verminderen. Geeft op juiste wijze antwoord op vragen. Gaat constructief om met feedback. Controleert of de boodschap goed is overgekomen. Communiceert op een onderhoudende wijze die de aandacht vasthoudt. Weet zich tijdens het spreken in het openbaar ongedwongen en zelfbewust te presenteren.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
11
(J) Formuleren en rapporteren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze mondeling en schriftelijk te rapporteren, zodat alle belanghebbenden doelmatig worden geïnformeerd.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Hanteert correcte spelling en grammatica. Gebruikt de juiste woorden, vaktermen en uitdrukkingen. Bepaalt welke informatie wel en niet van belang is om vast te leggen. Bepaalt welke informatie relevant is voor degene aan wie hij rapporteert. Geeft duidelijke en complete informatie. Controleert gegevens op juistheid en controleert indien nodig. Vult alle vereiste formulieren, werkbonnen en checklists volledig en duidelijk in. Zorgt voor volledige en nauwkeurige rapportages, verslagen en documentatie. Verwerkt en registreert alle benodigde gegevens accuraat. Formuleert op een logisch gestructureerde wijze en houdt de lijn van het betoog vast. Formuleert begrijpelijk, scherp en kernachtig, waarbij hoofd- en bijzaken van elkaar gescheiden worden. Vermijdt het onnodig gebruik van vakjargon. Presenteert de informatie op een aantrekkelijke manier die de belangstelling van de ontvangers trekt en vasthoudt. Legt verbetervoorstellen duidelijk vast. Richt zich in de informatie op de wensen/verwachtingen van de ontvanger(s). Stemt de informatie af op het niveau van de ontvanger(s). Houdt een compleet en overzichtelijk archief bij Rapporteert over de voortgang van het project . Ziet toe op de registratie van gegevens.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
12
(K) Vakdeskundigheid toepassen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze zijn vakdeskundigheid toe te passen om de vereiste werkdoelen te realiseren.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Toont de voor het vak essentiële specifieke mentale vermogens, zoals: - snel en/of veel informatie opnemen - zaken gemakkelijk onthouden - vlot associëren - vlot en accuraat rekenen - gegevens nauwkeurig,lezen en begrijpen - technisch inzicht tonen - constructies en vormen begrijpen - abstractievermogen Toont de voor het vak essentiële specifieke manuele vermogens, zoals: - snel werken - bedreven en accuraat werken met handen, vingers en/of armen - een goede oog-hand coördinatie Toont de voor het vak essentiële fysieke kwaliteiten, zoals: - fysieke kracht - snelheid - uithoudingsvermogen - coördinatie - een snelle reactietijd Heeft een goed richtingsgevoel. Schat afstand en tijd goed in. Weet vlot zijn positie in een ruimte te bepalen. Interpreteert representaties van de werkelijkheid vertaalt deze naar de realiteit. Visualiseert zaken. Is bereid de eigen expertise over te dragen aan anderen. Draagt de eigen expertise op begrijpelijke wijze over aan anderen. Legt goed uit hoe iets werkt. Legt goed uit hoe iets het beste gedaan kan worden. Toont in de praktijk hoe zaken aangepakt moeten worden. Beantwoordt vragen t.a.v. het eigen vakspecialisme adequaat en begrijpelijke wijze.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
13
(L) Materialen en middelen inzetten Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze materialen en middelen in te zetten om het werkproces optimaal te laten verlopen.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Zorgt ervoor goed op de hoogte te zijn van de materialen en middelen en hun gebruiksmogelijkheden. Maakt op basis van de vraag een juiste keus voor de te gebruiken materialen en middelen. Houdt bij de keuze van de materialen en middelen rekening met de mogelijkheden, beperkingen, neveneffecten, beschikbaarheid en kosten. Gebruikt de materialen en middelen waarvoor ze bedoeld zijn. Zorgt ervoor goed op de hoogte te zijn van de werking van de materialen en middelen. Gebruikt de ingezette materialen en middelen effectief. Maakt verantwoord gebruik van materialen en middelen. Weet bij problemen vindingrijk om te gaan met materialen en middelen. Gaat efficiënt om met de beschikbare materialen en middelen. Zorgt ervoor geen materialen en middelen te verspillen. Recyclet materialen, indien mogelijk. Gaat zorgvuldig en netjes om met de beschikbare materialen en middelen. Zorgt ervoor dat materialen en middelen goed onderhouden zijn. Laat materialen en middelen niet slingeren, maar ruimt ze zorgvuldig en veilig op. Zorgt dat er geen oneigenlijk gebruik van materialen en middelen kan plaatsvinden.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
14
(M) Analyseren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze te analyseren zodat vraagstukken en problemen worden opgelost.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Analyseert de beschikbare (cijfermatige en/of verbale) gegevens grondig. Zoekt uit wat de betekenis is van de gegevens. Legt relaties tussengegevens, patronen, mogelijke oorzaken en effecten. Combineert verschillende soorten gegevens en gegevens uit verschillende bronnen tot relevante informatie. Toetst gegevens en aannames kritisch op juistheid, betrouwbaarheid, volledigheid en relevantie. Stelt kritische vragen t.a.v. de verkregen gegevens. Vraagt om onderbouwing van de gegevens. Constateert dat bepaalde informatie ontbreekt en onderneemt actie. Brengt structuur aan in de hoeveelheid informatie en gegevens. Scheidt hoofd- en bijzaken. Weet uit een hoeveelheid gegevens de relevante informatie te halen. Trekt logische conclusies uit de beschikbare informatie en gegevens. Maakt rationele inschattingen die gebaseerd zijn op beschikbare feiten. Weegt voor- en nadelen goed tegen elkaar af. Onderzoekt de verschillende alternatieven en consequenties alvorens tot conclusies te komen. Komt door een analyse met een haalbare oplossing die tegemoet komt aan de eisen van de situatie. Splitst complexe problemen op in hanteerbare (deel)problemen. Ziet de onderlinge samenhang tussen zaken en problemen.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
15
(N) Onderzoeken Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om onderzoek te doen ten behoeve van informatievoorziening, communicatieprocessen, trends en (markt)ontwikkelingen.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Verzamelt uitgebreid informatie (kwalitatief en/of kwantitatief). Gebruikt verschillende bronnen om informatie te verzamelen. Zoekt naar informatie. Stelt de juiste vragen om informatie te verkrijgen. Zoekt naar mogelijke oorzaken bij afwijkingen, verschillen of klachten. Analyseert onderzoeksgegevens. Brengt de juiste en voldoende gegevens boven tafel. Is alert op nieuwe informatie. Heeft snel door wanneer iets niet klopt. Pikt signalen op en weet deze juist te interpreteren. Kijkt naar zaken vanuit meerdere invalshoeken. Bestudeert trends, gebeurtenissen. Gebruikt (digitale) onderzoeksinstrumenten en beschrijvingsmethoden. Bestudeert trends, kansen en onvoorziene gebeurtenissen. Neemt factoren buiten de directe werkomgeving mee bij het onderzoek. Formuleert conclusies en aanbevelingen.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
16
(O) Creëren en innoveren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op basis van een opdracht een concept, product of proces te ontwerpen dat past binnen de kaders van kwaliteit, doorlooptijd en budget.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Analyseert de vraag van de klant/opdrachtgever. Zoekt relevante informatie. Introduceert nieuwe ideeën, benaderingen en inzichten. Inventariseert mogelijkheden en beperkingen. Komt met creatieve ideeën bij het ontwerpen van nieuwe producten, diensten of werkwijzen. Komt met veel verschillende alternatieven. Is constant op zoek naar mogelijkheden ter verbetering. Onderneemt initiatieven tot verandering. Verandert en verbetert werkmethoden door het introduceren van nieuwe ideeën. Schetst toekomstige mogelijkheden die verwezenlijkt zouden kunnen worden. Stimuleert medewerkers door het eigen gedrag om na te denken over nieuwe en toekomstige mogelijkheden Maakt (voorlopig) ontwerp met onderbouwing voor een concept (advertentie, merk, imago). Maakt (voorlopig) ontwerp met onderbouwing voor een product (website, krant, folder e.d.). Maakt (voorlopig) ontwerp met onderbouwing voor een proces/systeem (ict, crm, cms, workflow). Hanteert een werkwijze om ervaringen met gekozen materialen of media in te zetten om tot een beter ontwerp te komen. Hanteert een werkwijze waarbij op meerdere momenten het ontwerp ter discussie te stellen en gebruikt de bevindingen om tot een beter ontwerp te komen. Laat medewerkers/anderen zien een duidelijke visie op de toekomst te hebben. Houdt rekening met de lange termijn doelen van het bedrijf/afdeling en met de trends en ontwikkelingen bij het formuleren van strategische plannen. Formuleert en ontwikkelt een strategie in lijn met de visie van het bedrijf. Herziet de strategie van het bedrijf als veranderende omstandigheden hier om vragen.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
17
(P) Leren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze te leren om daarmee zijn beroepscompetenties te ontwikkelen om gedurende de loopbaan goed te blijven functioneren.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Toont voortdurend interesse in de nieuw ontwikkelingen op het eigen vakgebied. Onderneemt stappen om vakkennis, vaardigheden en beroepshouding steeds goed bij te houden en te ontwikkelen. Reflecteert zelf op het beroepsmatig handelen. Reflecteert met de leidinggevende op het beroepsmatig handelen. Brengt zelf in kaart wat goed en nog niet goed gaat. Brengt met de leidinggevende in kaart wat goed en nog niet goed gaat. Ziet fouten als een kans om te leren en te verbeteren. Bepaalt welke beroepscompetenties hij verder moet ontwikkelen. Bepaalt met de leidinggevende welke beroepscompetenties hij verder moet ontwikkelen. Bepaalt welke activiteiten hij daartoe moet ondernemen. Bepaalt met de leidinggevende welke activiteiten hij daartoe moet ondernemen. Onderneemt de met de leidinggevende afgesproken activiteiten. Overziet trends en ontwikkelingen in de branche in relatie tot de eigen vakbekwaamheid. Past in overleg nieuwe werkwijzen toe. Informeert regelmatig in- en extern naar nieuwe ontwikkelingen. Leest regelmatig vakliteratuur. Bezoekt vakbeurzen, trainingen, cursussen en seminars. Stimuleert medewerkers zichzelf te verbeteren door zelf het goede voorbeeld te geven.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
18
(Q) Plannen en organiseren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze te plannen en te organiseren teneinde het werkproces zo optimaal mogelijk te laten verlopen.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Formuleert duidelijke en concrete doelen. Formuleert uitdagende doelen die realistisch zijn. Bepaalt prioriteiten in het bereiken van doelen. Verzamelt alle relevante informatie. Bepaalt de uitvoering van de werkzaamheden. Overlegt om tot een optimale capaciteitsbezetting te komen. Berekent nauwkeurig de benodigde uren, materialen en middelen. Houdt rekening met capaciteit en omstandigheden van medewerkers. Houdt bij de verdeling van het werk rekening met de kwaliteiten van de medewerkers en eventueel met de voorkeur voor bepaald werk. Verdeelt de werkzaamheden onder de medewerkers. Maakt realistische prognoses voor de uitvoering. Bewaakt de voortgang van de werkzaamheden. Bouwt controles in om te zien of alles volgens planning verloopt. Stelt processen vast om de voortgang van werkzaamheden en processen te bewaken. Is zich voortdurend bewust van welke zaken een positief of negatief effect op de voortgang hebben. Denkt vooruit, houdt bij het plannen van de werkzaamheden o.a. rekening met interne- en externe factoren. Plant vrije dagen en verlof van werknemers zodanig in, dat de bedrijfsvoering niet wordt verstoord en probeert daarbij zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de werknemer. Toont stressbestendigheid en verricht ook onder hoge druk goed werk. Laat zich direct informeren door medewerkers als de planning rond een opdracht in gevaar is. Interpreteert aan de hand van de informatie de gevolgen voor de afloop van de opdracht. Zoekt bij problemen samen met betrokkenen naar een oplossing die de planning niet in gevaar brengt. Stelt zich op de hoogte van veranderingen binnen de planning vanwege uitval (zoals ziekte, einde dienstverband, ontslag etc.) en zorgt ervoor dat de planning wordt bijgesteld.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
19
(R) Klantgericht handelen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze klantgericht te handelen, zodat de werkzaamheden naar tevredenheid van de klant/opdrachtgever* worden uitgevoerd.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Is representatief, afgestemd op de klant. Inventariseert de wensen en behoeften van de klant. Toont een geïnteresseerde houding en luistert actief. Herkent (on-)uitgesproken wensen en behoeften van de klant. Vertaalt de wens(en) van de klant in relatie tot de mogelijkheden. Geeft duidelijk aan wat kan en wat niet kan. Informeert de klant over de werkzaamheden. Speelt in op de veranderde situatie en past werkwijze hierop aan. Is de klant van dienst, ook bij ongeplande werkzaamheden, maar houdt het bedrijfsbelang in de gaten. Verwijst zo nodig door naar (gespecialiseerde) collega’s. Geeft advies als daarom gevraagd wordt. Denkt mee, geeft ook ongevraagd advies. Beperkt hinder tengevolge van de werkzaamheden tot een minimum. Zorgt na afloop van de werkzaamheden voor een opgeruimde werkplek. Vraagt aan de klant of alles naar wens (verlopen) is. Stelt de tevredenheid van de klant zo objectief mogelijk vast. Voorkomt aanleidingen voor klachten zoveel mogelijk. Neemt elke klacht serieus en zorgt dat de klacht wordt afgehandeld. Stemt zijn manier van communiceren af op de klant. Past verschillende gesprekstechnieken en gedragsstijlen toe, afgestemd op de situatie en de klant. Komt afspraken na of informeert de klant tijdig als dit niet lukt.
* klant/opdrachtgever kan zowel extern zijn als intern
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
20
(S) Kwaliteit leveren Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze kwaliteit te leveren, zodat de werkzaamheden naar de gewenste eisen worden uitgevoerd.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Werkt volgens het kwaliteitssysteem van de werkgever. Formuleert kwaliteitsnormen waarmee het eigen werk en het werk van anderen te toetsen en te vergelijken is. Komt gemaakte afspraken na. Gaat efficiënt en kostenbewust om met materialen, gereedschappen, materieel, tijd en energie. Daagt zichzelf en medewerkers/anderen uit om de gewenste kwaliteit te leveren. Werkt volgens de kwaliteitsvoorschriften van de werkgever/fabrikant/leverancier. Doet voorstellen voor verbetering van de kwaliteit van het werk. Stelt richtlijnen op voor verbetering van de kwaliteit van het werk. Werkt (gedurende een lange periode) nauwkeurig, geconcentreerd en met oog voor detail. Werkt volgens bedrijfsvoorschriften. Bouwt systematische werkprocessen in bij het uitvoeren van werkzaamheden Werkt zoveel mogelijk volgens beproefde methoden. Registreert werkzaamheden. Signaleert fouten, verstoringen en afwijkingen in het eigen werk- of productieproces en dat van anderen en onderneemt actie binnen het eigen werkof productieproces en dat van anderen. Anticipeert op mogelijke verstoringen van de voortgang van het werk door tijdig in te grijpen of voorzorgsmaatregelen te treffen. Controleert tijdens de uitvoer van het werk of productieproces de juistheid van de door hem en anderen gehanteerde werkwijze. Controleert na afloop het resultaat van het eigen werk en dat van anderen. Evalueert het eigen werk-/productieproces en dat van anderen. Werkt volgens vastgestelde procedures in checklists, werkorders en bedrijfsregels. Oriënteert zich op de externe markt om de eigen producten en diensten te kunnen verbeteren en onderneemt hierop actie. Evalueert klantenwensen met de afdeling kwaliteitszorg.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
21
(T) Instructies en procedures opvolgen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze instructies en procedures op te volgen zodat het werkproces optimaal verloopt.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Volgt instructies en aanwijzingen (mondeling en schriftelijk) op. Werkt mee aan verzoeken van leidinggevenden. Toont de bereidheid om adviezen op te volgen. Werkt mee zonder het gezag van anderen onnodig uit te dagen. Houdt zich aan de voorgeschreven procedures. Neemt de tijd om procedures en regels van het bedrijf te leren kennen. Gebruikt door het bedrijf goedgekeurde methoden en procedures. Komt altijd stipt op tijd of laat weten als dat niet lukt. Houdt zich aan de afgesproken planning. Toont zich punctueel en werkt ordelijk. Voltooit het werk binnen de afgesproken tijd of laat tijdig weten dat dit niet gaat lukken. Waarschuwt anderen vooraf over ongeplande veranderingen. Werkt conform de veiligheidsvoorschriften van het bedrijf. Gebruikt materialen op een veilige manier. Ziet toe op de veiligheid op het werk door risico’s te minimaliseren. Past de wettelijke richtlijnen toe die gelden voor de persoonlijke veiligheid en de veiligheid van medewerkers/anderen. Informeert medewerkers/anderen over de wettelijke richtlijnen die invloed hebben op de uitvoering van de werkzaamheden.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
22
(U) Omgaan met veranderingen en aanpassen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze om te gaan veranderingen en zich aan te passen zodat problemen binnen de functie-uitoefening worden voorkomen.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Aanvaardt veranderingen en reageert hier goed op. Past zich op een positieve manier aan veranderingen op het werk aan. Past eigen gedrag snel en gemakkelijk aan aan veranderende omstandigheden. Staat open voor nieuwe ideeën en plannen aanvaardt deze. Steunt nieuwe plannen en initiatieven van de leiding of medewerkers. Komt zelf met nieuwe ideeën en plannen om het werkproces te verbeteren. Blijft goed functioneren ook als zich onzekere of onduidelijke situaties voordoen. Werkt zelfverzekerd door ook als bepaalde informatie niet beschikbaar is. Gaat goed om met medewerkers/anderen die verschillen wat betreft achtergrond (cultuur, sexe, gezindte) Communiceert goed met medewerkers/anderen die verschillen wat betreft achtergrond. Toont respect voor culturele en religieuze verschillen. Spant zich in andere gebruiken en gewoonten te leren kennen. Past gedrag en stijl van omgaan aan op mensen die wat betreft achtergrond verschillen.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
23
(V) Met druk en tegenslag omgaan Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze met druk en tegenslag om te gaan zodat de uitvoering van het werk niet verstoord wordt.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Blijft productief werken in een stressvolle omgeving. Blijft onder druk of spanning objectief in het beoordelen van zaken en problemen. Houdt gevoelens onder controle zodat deze geen effect hebben op de relaties met medewerkers/anderen of op de prestaties. Houdt gevoelens onder controle in moeilijke situaties en bij het ondervinden van weerstand of tegenslag. Bewaart het evenwicht tussen het voor zich houden van en uiting geven aan gevoelens en emoties. Voorkomt conflicten tussen privé en werk. Lost problemen tussen privé en werk voor beide partijen goed op. Uit zich positief als zich knelpunten en problemen voordoen. Relativeert problemen en tegenslag. Laat zich niet beïnvloeden door tegenslagen en mislukkingen bij de verdere uitvoering van het werk. Ontvangt kritiek zonder onvriendelijk of defensief te worden. Aanvaardt het krijgen van kritiek. Gebruikt kritiek als suggestie voor verbetering dan als persoonlijke aanval. Blijft zich constructief opstellen na het krijgen van kritiek. Kent de eigen grenzen en handelt ernaar. Geeft duidelijk aan wanneer een grens wordt overschreden. Komt bij het stellen van grenzen met mogelijke alternatieven.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
24
(W) Gedrevenheid en ambitie tonen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze gedrevenheid en ambitie te tonen om goed te blijven functioneren in het beroep.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Aanvaardt veeleisende doelen en pakt deze actief aan. Toont zich gemotiveerd om uitdagingen aan te gaan. Behaalt successen door uitdagingen aan te gaan. Trekt taken en verantwoordelijkheden naar zich toe. Pakt taken aan die niet standaard tot het eigen takenpakket behoren. Stelt zichzelf beschikbaar voor taken, ook voor minder populaire. Biedt uit zichzelf aan om collega’s te helpen. Pakt doelen met volharding aan. Toont doorzettingsvermogen tot iets met succes is afgerond. Geeft niet gemakkelijk op, ook niet bij tegenslagen. Investeert uit zichzelf meer tijd en energie in het werk dan strikt noodzakelijk. Pakt taken met enthousiasme op. Toont betrokkenheid bij het werk en het bedrijf. Werkt als het nodig is om een taak af te krijgen zonder problemen meer uren. Toont de wil om verder te komen in het bedrijf. Toont de wil om door te groeien naar een functie met meer verantwoordelijkheid. Streeft naar een loopbaanpad voor langere tijd.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
25
(X) Ondernemend en commercieel handelen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze ondernemend en commercieel te handelen om de marktpositie van het bedrijf te behouden/verbeteren.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Volgt de markt actief waarin het bedrijf zaken doet. Weet wat er speelt in de markt en bij de concurrenten. Besteedt tijd aan trends en marktontwikkelingen die invloed hebben op het bedrijf. Zoekt actief naar kansen om nieuwe zakelijke initiatieven te starten. Creëert actief nieuwe kansen in de markt. Maakt medewerkers/anderen attent op zakelijke mogelijkheden, kansen en bedreigingen. Grijpt zakelijke kansen aan. Presenteert het bedrijf en de producten/diensten aan potentiële afnemers. Vertaalt kansen naar initiatieven en acties. Anticipeert tijdig op bedreigingen en buigt deze om in het voordeel van het bedrijf. Grijpt kansen aan om de commerciële positie van het bedrijf te behouden/uit te breiden. Hanteert uitdagende doelstellingen om de marktpositie van het bedrijf verder uit te bouwen. Past verschillende verkooptechnieken toe, afhankelijk van de situatie. Wijzigt het assortiment, op basis van klantwensen en nee-verkoop. Past zich aan de belevingswereld van de klant aan (in o.a. woordkeus, voorkomen en gedrag). Koopt materialen in op basis van materiaalkennis en kennis van prijzen. Onderzoekt welke leveranciers hem het meest scherpe aanbod kunnen doen. Maakt voorcalculaties waarin een juiste verhouding tot uitdrukking komt tussen de tijdsinvestering, te gebruiken materialen en een reële vraagprijs. Stelt prijzen van producten vast. Stelt offertes op en brengt deze uit. Onderzoekt en vergelijkt prijzen die de concurrentie hanteert. Gaat efficiënt om met tijd en materialen en weegt per situatie af of de planning moet worden aangepast. Maakt nacalculaties op basis van o.a. bestede uren en gebruikte materialen.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
26
(Y) Bedrijfsmatig handelen Beroepscompetentie
De medewerker is in staat om op adequate wijze bedrijfsmatig te handelen om het bedrijf geen schade te berokkenen.
Beheersingscriteria gericht op het werkproces
Handelt kostenbewust bij de uitvoering van de werkzaamheden. Komt met voorstellen voor kostenreductie. Streeft naar kostenbeheersing zonder de service te beperken. Is alert op verspilling en treedt op waar nodig. Weet wat de financiële consequenties zijn van de uitvoering van het eigen werk. Maakt gebruik van de financiële informatie om de prestaties van het bedrijf te volgen. Is zich bewust hoe het bedrijf functioneert. Heeft zicht op veranderingen die van invloed zijn op het bedrijf. Neemt deel aan besluitvorming en beleidsbeïnvloeding. Onderbouwt keuze tot deelname. Respecteert de regels en procedures van het bedrijf en handelt ernaar. Behartigt eigen belangen en die van medewerkers. Maakt gebruik van rechten en plichten.
Set mediacompetenties met beheersingscriteria (versie 2, 27.02.2008)
27