Scholingstraject “Voorbehouden en risicovolle handelingen”
Module Wet BIG
Opleidings Centrum Zuidwester November 2010
Doel van de module
De deelnemer de doelstellingen van de Wet BIG. De deelnemer weet wat een registerberoep en een niet- registerberoep is. De deelnemer weet wat een voorbehouden handeling is. De deelnemer weet wanneer iemand bekwaam is. De deelnemer weet wat “onbekwaam is onbevoegd”betekend en kan dit op zichzelf toepassen.
Opleidings Centrum Zuidwester
2
November 2010
Inhoudsopgave
1. Inleiding 2. Voorgeschiedenis 2.1 De aanloop tot de Wet BIG 2.2 De vroegere WUG wet 2.3 Afschaffen van de WUG 3. De Wet BIG 3.1 Begrippen 3.2 Doelstellingen 3.3 Wat regelt de Wet BIG 4. Soorten beroepen 4.1 Register beroepen volgens artikel 3 4.1.1 Registratie voor acht beroepen 4.1.2 Registratie eisen 4.1.3 Opleidingseisen 4.1.4 Inhoud en inzage registratiegegevens 4.1.5 Periodieke registratie/herregistratie 4.1.6 Registratie van buitenlandse gediplomeerden 4.1.7 Specialismen 4.1.8 Deskundigheidsgebieden 4.1.9 Omschrijving 4.2 Niet- registerberoepen volgens artikel 34 4.3 Leerlingen, studenten en stagiaires 5. Voorbehouden handelingen 5.1 De dertien categorieën 5.2 Zelfstandige bevoegden 5.3 Niet- zelfstandig bevoegden 5.4 Bekwaamheid 5.5 Delegeren 5.6 Bekwaamheidsverklaringen 6. Risicovolle niet- voorbehouden handelingen 7. Toezicht 8. Aansprakelijkheid 8.1 Tuchtrechtspraak 8.1.1 Wie kunnen er een klacht indienen 8.1.2 Waarover kun je klagen 8.1.3 De Tuchtrechtprocedure 8.1.4 Tuchtrechterlijke maatregelen 8.1.5 Hoger beroep 8.2 Het strafrecht 8.3 Civielrechterlijke aansprakelijkheid 9. Samenvatting 10. Bronnen
4 4 4 5 6 6 6 6 7 7 7 7 8 8 8 9 9 10 10 10 11 11 12 12 13 13 14 14 15 15 15 16 16 16 17 17 18 18 19 19 19 20
Deze module is tot stand gekomen met medewerking van: Jeanne Adriaensens Dagbesteding Opleidings Centrum Zuidwester
3
November 2010
I. Inleiding Als zorgverlener ben je op verschillende manieren betrokken bij de gezondheidstoestand van de zorgvrager. Het is je taak om de gedragingen van een zorgvrager te observeren zodat je zijn gezondheidstoestand kunt beoordelen. Je kunt de gezondheidstoestand van een zorgvrager bevorderen, bijvoorbeeld door hem te helpen bij het mobiliseren. Je bewaakt de gezondheid van de zorgvrager, bijvoorbeeld door de bloeddruk en temperatuur regelmatig te meten en bijzonderheden door te geven aan de behandelend arts. Je beschermt de toestand van de zorgvrager door zorg te dragen voor voldoende rust. Door wondverzorging of medicijntoediening ten slotte werk je mee aan het herstel van iemands gezondheid. Bij al deze activiteiten als zorgverlener heb je veel te maken met de Wet BIG. De Wet BIG staat voor ‘Wet beroepen in de individuele gezondheidzorg’ en regelt de beroepen en de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg.
2. Voorgeschiedenis 2.1 De aanloop tot de Wet BIG De eerste concrete aanzet voor een regeling van beroepen in de gezondheidszorg vond in 1973 plaats. In 1986 is het wetsvoorstel BIG ingediend en zeven jaar daarna was het dan eindelijk zover: het wetsvoorstel ‘Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg’ werd ingevoerd. De Wet BIG is gefaseerd in werking getreden. Vanaf 1 april 1994 traden de eerst artikelen van de Wet BIG in werking, waarna steeds meer onderdelen volgden. Op 1 december 1997 was de inwerkingtreding van het overgrote deel van de wet een feit. Daarmee is een punt achter acht jaar voorbereiding en 16 jaar wetsgeschiedenis gezet. De lange duur is bepaald niet zonder reden. De Wet BIG heeft voorzien in een zeer ingrijpende verandering van de beroepenwetgeving in de gezondheidszorg. Met de Wet BIG zijn vele, vaak lang bestaande wetten en regelingen vervangen. Nog belangrijker is het nieuwe uitgangspunt van de wet. Met de Wet BIG is namelijk het integrale verbod op het uitoefenen van de geneeskunst (met uitzondering van artsen) vervangen door een geclausuleerde vrijheid voor een ieder de individuele gezondheidszorg uit te oefenen. De oude beroepenwetgeving was langzamerhand te oud en te versnipperd. Bovendien voldeden de strakke opzet en systematiek van de wetten die de medische beroepen regelden niet meer aan de eisen van de tijd. Er ontwikkelden zich in de loop der tijd allerlei nieuwe en/of alternatieve beroepen in de gezondheidszorg. Strikt genomen was de beroepsuitoefening gericht op medische doeleinden (behandeling, genezing) door niet-artsen illegaal. Het was immers een overtreding van het verbod de geneeskunst uit te oefenen. Dat werd een onwenselijke situatie gevonden. Er bestond immers al sinds jaar en dag een- in hedendaagse termen- gedoogsituatie: het mocht niet, maar vervolging vond evenmin plaats. Naast de oude, verouderde wetten waren er in de loop der jaren ook andere wetten tot stand gekomen die regels bevatten voor andere beroepen in de Opleidings Centrum Zuidwester
4
November 2010
gezondheidszorg. Bijvoorbeeld voor de verpleegkundigen en de paramedici. Vergelijkbaar waren deze verschillende wetten bepaald niet. Eenheid in systematiek was ver te zoeken. Voorts was het ene beroep wel geregeld en het andere, om onduidelijke redenen, niet. Kortom: de beroepenwetgeving vertoonde het karakter van een oude, rommelige lappendeken, waarvan het overzicht slechts met veel gepuzzel kon worden verkregen. Een ander bezwaar van de oude situatie had betrekking op de Medische Tuchtwet. Daarop bestond kritiek, vooral vanwege het niet-openbare karakter van de tuchtrechtspraak. Onder meer was dit in strijd met de in het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden) neergelegde eisen voor een ‘fair trial’: één van de eisen is dat rechtspraak openbaar (en dus controleerbaar) is. Dit alles leidde tot het inzicht dat het radicaal anders moest in de beroepenwetgeving. Het streven was een wet die één integrale en uniforme regeling voor de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg zou bevatten. Een nieuwe wet gericht op de kwaliteitsbevordering. Meer vrijheid, zodat zorgvragers kunnen kiezen door wie zij zich laten behandelen en hulpverleners niet in een grijs of zelfs illegaal gebied hoeven te werken. Vrijheid, zo beseft de wetgever, kan vanwege de risico’s voor de gezondheid niet onbegrensd zijn. De zorgvrager dient te worden beschermd tegen ondeskundig, risicovol handelen. Voorwaar geen gemakkelijk karwei dat door de wetgever ter hand werd genomen. Dat het tot stand brengen van een wet die, naar Nederlandse maatstaven, bijna revolutionair mag worden genoemd en die de juiste balans moest zien te vinden tussen vrijheid en bescherming, veel tijd heeft gekost, kan dan ook nauwelijks verbazing wekken. 2.2 De vroegere WUG wet Door de komst van de Wet BIG komen er verschillende wetten te vervallen waaronder de Wet Uitoefening Geneeskunst (WUG). De Wet Uitoefening Geneeskunst had tot doel de zorgvrager te beschermen tegen kwakzalvers. Als een zorgvrager hulp wil vragen bij bijvoorbeeld een alternatieve genezer, ook al is dat geen arts, dan moet dat wettelijk toegestaan worden. Hoewel het dus bij de wet verboden was om als niet bevoegde de geneeskunst te beoefenen, was het de gewoonste zaak van de wereld dat het toch gebeurde. Door middel van de zogeheten verlengde arm- constructie werden veel geneeskundige handelingen uitgevoerd door andere personen dan artsen, verloskundige en tandartsen. De verlengde arm- constructie betekent dat bijvoorbeeld verpleegkundigen en verzorgenden in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever bepaalde handelingen uitvoeren. Ontwikkelingen in de gezondheidszorg leiden ertoe dat er steeds meer weerstand kwam tegen de verlengde arm- constructie. Voor veel beroepsbeoefenaars bleef het vaag waar hun verantwoordelijkheid begon en eindigde. Verzorgenden en verpleegkundigen vroegen zich bijvoorbeeld af of ze mochten weigeren een opdracht van de arts uit te voeren, als ze twijfelden aan de juistheid van de opdracht. Het leek bovendien niet eerlijk dat de opdrachtgever de waardering kreeg voor de vaardigheid die door zorgverleners werd uitgevoerd. Zij voelden zich door opleiding en ervaring deskundig genoeg om verantwoordelijk te zijn voor eigen handelen. De Wet BIG bleek dus noodzakelijk om nieuwe inzichten in de gezondheidszorg Opleidings Centrum Zuidwester
5
November 2010
een wettelijk kader te geven. Om de zorgvrager te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig gedrag van zorgverleners werd in de wet een bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen opgenomen. De wet voorziet ook in de strafmaatregelen als de zorgverleners ondeskundig en onzorgvuldig hebben gehandeld. 2.3- Afschaffen van de WUG Een van de belangrijkste doelen van de Wet BIG is het afschaffen van het wettelijke verbod op uitoefening van de geneeskunst door onbevoegden. Met andere woorden: de Wet BIG maakt een einde aan het verbod op uitoefening van de geneeskunst door anderen dan daartoe bij de wet aangewezen beroepsbeoefenaars zoals artsen, verloskundigen, tandartsen en paramedici. In plaats daarvan mag in principe iedereen de geneeskunst uitoefenen. Een uitzondering geldt voor bij wet vastgestelde categorieën handelingen; de voorbehouden handelingen. Voor de zorgverlener heeft de Wet BIG een enorme verandering teweeggebracht. Door het opheffen van het oude stelsel van beroepsbescherming is de oude, soms vertrouwde, hiërarchie binnen de gezondheidszorg zo niet verdwenen, dan toch wezenlijk veranderd. Tegenwoordig mag iedereen zich op het terrein van de individuele gezondheidszorg bewegen, zolang een ieder zich maar houdt aan de regeling van de voorbehouden handelingen en geen schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt. Dit alles betekent dat een veel grotere groep hulpverleners dan voorheen zich op het gebied van de individuele gezondheidszorg is gaan bewegen.
3. De Wet BIG 3.1 Begrippen Het begrip individuele gezondheidszorg bepaalt de reikwijdte van de Wet BIG. Beroepen die zich niet bezighouden met individuele gezondheidszorg worden niet in de Wet BIG geregeld. individuele gezondheidszorg
● De individuele gezondheidszorg betreft de zorg die gericht is op zorg voor de gezondheid van een bepaald individu. Deze omvat dus niet alleen geneeskundige, maar ook activiteiten die gericht zijn op preventie. Ook verpleegkundige en verzorgende handelingen, het onderzoeken van en het geven van raad aan een zorgvrager, voorzover gericht op de gezondheid, vallen onder het begrip “individuele gezondheidszorg”. Activiteiten die niet direct zijn gericht op de gezondheid vallen niet onder het begrip individuele gezondheidszorg. Men moet dan denken aan bijvoorbeeld. huishoudelijke verzorging, sportmassage e.d.
geneeskunst
● Het brede begrip individuele gezondheidszorg omvat ook het begrip geneeskunst. Dit zijn handelingen die rechtstreeks betrekking hebben op een persoon. Ze zijn gericht op genezing van een ziekte, het behoeden voor een ziekte en het beoordelen van de gezondheidstoestand. Tot die handelingen worden ook gerekend het onderzoek en het geven van raad, gericht op een van bovenstaande aspecten. 3.2 Doelstellingen van de Wet BIG De Wet BIG regelt de beroepen en de beroepsuitoefening in de individuele
Opleidings Centrum Zuidwester
6
November 2010
bevorderen beschermen
gezondheidszorg. De wet heeft tot doel: ● Het bevorderen van de kwaliteit van de zorg die beroepsbeoefenaren verlenen. ● De bescherming van de zorgvrager tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van beroepsbeoefenaren. 3.3. Wat regelt de Wet BIG? De inhoud van de Wet BIG komt in de volgende hoofdstukken uitvoerig aan de orde. Hieronder volgt een zeer globale weergave van de onderwerpen die de wet regelt: ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Registratie en titelbescherming voor acht beroepen (arts, tandarts, apotheker, verloskundige, verpleegkundige, fysiotherapeut, psychotherapeut, gezondheidspsycholoog). Regeling van opleidingstitelbescherming voor vijftien beroepsgroepen. Opleidingseisen voor de BIG- geregelde beroepen. Beschrijving van deskundigheidsgebied voor elk van de BIGgeregelde beroepen. Regeling van specialismen. Bepalingen betreffende de toelating van buitenlandse gediplomeerden. Regeling van voorbehouden handelingen. Kwaliteitsartikel (verantwoorde zorg en kwaliteitsverbetering). Procedure ingeval van ongeschiktheid voor de beroepsuitoefening vanwege de gezondheidstoestand of verslaving voor de acht registerberoepen. Toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen door de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Strafbepalingen die overtreding van een aantal verplichtingen bedreigen met een geldboete, hechtenis of gEVANgenisstraf.
kaderwet Hoewel de wet een groot aantal onderwerpen regelt, is hij toch te beschouwen als een kaderwet. Dit betekent dat de wet de hoofdlijnen regelt en de nadere uitwerking in bij de wet behorende besluiten plaatsvindt. De Wet BIG is gericht op de kwaliteit van de zorg. De kwaliteit van het beroepsmatig handelen van individuele beroepsbeoefenaars wordt door de wet gewaarborgd en zo mogelijk verbeterd. De kwaliteit van zorg in instellingen wordt beheerst door de kwaliteitswet zorginstellingen die- hoewel veel beperkter van inhoud- dezelfde doelstelling heeft. Namelijk: waarborgen dat de zorgvrager verantwoorde zorg wordt geleverd.
4. Soorten beroepen 4.1 Register beroepen volgens artikel 3 4.1.1Registratie voor acht beroepen artikel 3
Opleidings Centrum Zuidwester
Nieuw ten opzichte van de situatie voor de Wet BIG is de registratie van een aantal beroepen. Zonder registratie mag de beroepstitel niet gevoerd worden. De acht beroepen zijn: ● Arts 7
November 2010
● Tandarts ● Apotheker ● Gezondheidszorgpsycholoog ● Psychotherapeut ● Fysiotherapeut ● Verloskundige ● Verpleegkundige 4.1.2 Registratie-eisen registratie-eisen
De Wet BIG bepaalt dat de minister bevoegd is over een aanvraag tot registratie te beslissen (artikel. 5). Onder meer is daarin vastgelegd dat bij de registratieaanvraag een bedrag van € 59 dient te worden betaald. Artikel 6 van de Wet BIG bevat de gronden op basis waarvan de registratieaanvraag geweigerd wordt. Dat gebeurt indien de aanvrager: ● Niet aan de opleidingseisen voldoet. ● Onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis. ● Door de strafrechter het recht is ontzegd het betrokken beroep uit te oefenen. ● Een maatregel heeft opgelegd gekregen waardoor het de titel niet mag voeren.
doorgehaald
De registratie wordt op grond van artikel 7 doorgehaald indien de ingeschrevene: ● Overleden is. ● Doorhaling heeft verzocht. ● In één van de in artikel 6 genoemde omstandigheden komt te verkeren. ● Een maatregel heeft opgelegd gekregen waardoor hij de titel niet mag voeren. Vermeld zij dat ieder registratiebesluit (inschrijving, weigering of doorhaling) een besluit is in de zin van de algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat daartegen bezwaar gemaakt kan worden bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Het bestuursorgaan, in dit geval de minister van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), zal op basis van het bezwaar het besluit heroverwegen. Tegen de beslissing op bezwaar staan vervolgens beroep en hoger beroep bij de bestuursrechter open. Registratie vindt niet automatisch plaats, maar uitsluitend op aanvraag van de betrokkene. De minister van VWS beslist over de aanvraag. Indien aan de registratie-eisen wordt voldaan, wordt de betrokkene in het desbetreffende register ingeschreven. 4.1.3 Opleidingseisen
opleiding
Een van de voorwaarden om voor registratie in het BIG- register in aanmerking te komen, is het beschikken over het bewijs dat de vereiste opleiding is gevolgd. Voor de registratie van de acht registerberoepen spelen de krachtens de Wet BIG vastgestelde opleidingseisen daarom een belangrijke rol. Begrijpelijk, nu de gevolgde opleiding een fundament vormt voor goede kwaliteit en deskundigheid van de desbetreffende beroepsbeoefenaars. Voor de verschillende beroepsgroepen zijn afzonderlijke opleidingseisen vastgesteld. 4.1.4 Inhoud en inzage registratiegegevens
registratiegegevens
Opleidings Centrum Zuidwester
Voor elk van de acht beroepen is een register ingesteld, in de praktijk samen het BIG- register genoemd. Het BIG- register is ingesteld en wordt beheerd door de minister van VWS. De wet bepaalt dat bij elke inschrijving in het register worden vermeld: ● Naam en voornamen 8
November 2010
● Geslacht ● Geboortedatum ● Nationaliteit ● Adres. (Als adres kunnen zowel woon- als werkadres worden opgegeven). Iedereen kan nagaan of een zorgverlener BIG- geregistreerd is, door contact op te nemen met het BIG- register (telefoon:0900-8998225 of www.bigregister.nl). 4.1.5 Periodieke registratie/herregistratie herregistratie
Tot dusver is nog voor geen enkel registerberoep periodieke registratie verplicht. Weliswaar kennen de medisch specialisten, verpleeghuisartsen en de huisartsen herregistratievereisten maar deze gelden voor de registratie van het specialisme, niet voor de registratie als arts (het basisberoep). Naar verwachting zal hierin op korte termijn ook geen verandering komen.
verpleegkundigen
Een uitzondering geldt echter voor de verpleegkundigen. Deze beroepsgroep kent (nog) geen wettelijk geregelde specialismen zodat de BIG- registratie van het basisberoep het enige houvast is voor deskundigheid en kwaliteit. De inschrijving in het BIG- register staat open voor een ieder die aan de eisen voldoet en is op dit moment voor onbepaalde tijd geldig. Er worden dus geen eisen gesteld aan praktijk- of werkervaring en het tussentijds op peil houden van de deskundigheid. Dit wordt een onwenselijke situatie geacht. Temeer daar de verpleegkundige beroepsgroep een aanzienlijke omvang heeft en met een zekere zelfstandigheid werkzaam is, is het zaak de deskundigheid en bekwaamheid te waarborgen. Overigens dekt de wettelijke term ‘periodieke registratie’ noch de in de praktijk gehanteerde term ‘herregistratie’ de lading echt goed. De Wet BIG voorziet namelijk niet zozeer in herhaalde registratie, zoals beide begrippen suggereren, maar in periodieke controle of nog wel aan de registratievoorwaarden wordt voldaan.
geen wettelijk geregeld specialisme
peroidieke controle
5 jaar
werkervaring
Voor verpleegkundigen wordt momenteel gedacht aan een periode van vijf jaar waarbinnen ofwel een bepaalde hoeveelheid werkervaring is opgedaan ofwel voldaan is aan bepaalde bijscholingseisen. Wordt daaraan niet of onvoldoende voldaan, dan is het gevolg dat de registratie wordt geschrapt. Dit is overigens niet onherroepelijk. Indien men op een later tijdstip wel weer aan de eisen voor registratie voldoet, kan men zich opnieuw in het BIG- register laten inschrijven. 4.1.6 Registratie van buitenlandse gediplomeerden.
land
Indien iemand met een buitenlands diploma de titel van één van de acht registerberoepen wil voeren zal hij zich in het BIG- register moeten laten inschrijven. Het hangt er dan van af in welk land welke opleiding is gevolgd. De Wet BIG kent op dit punt een nogal gecompliceerde regeling.
Europese Unie
Een aantal gezondheidszorgopleidingen is binnen de Europese Unie wederzijds erkend, wat betekent dat de inhoud en het niveau van de opleiding vergelijkbaar zijn. Dit geldt voor het beroep van arts, tandarts, apotheker, verloskundige en verpleegkundige. Indien een EU- onderdaan kan aantonen een bepaalde, in de toepasselijke EG- Richtlijnen aangewezen, opleiding te hebben gevolgd, wordt hij ingeschreven in het BIG- register. Soms worden er ook aanvullende eisen gesteld . In dit geval kan een inschrijving in het BIG- register onder voorwaarden plaatsvinden.
aanvullende eisen
Opleidings Centrum Zuidwester
9
November 2010
niveau
getuigschrift
Indien een beroepsbeoefenaar buiten de EU is opgeleid, zal gekeken worden naar het land waarin de opleiding is gevolgd en het niveau van de gevolgde opleiding, in vergelijking met de Nederlandse opleiding voor hetzelfde beroep. De minister van VWS heeft een lijst vastgesteld van getuigschriften die gelden als bewijs van vakbekwaamheid die gelijkwaardig wordt geacht met de Nederlandse eisen. Indien iemand een zodanig getuigschrift heeft, kan dit leiden tot inschrijving in het BIG- register. In andere gevallen, dus wanneer het diploma of getuigschrift niet als vergelijkbaar is aangewezen, vindt een individuele beoordeling plaats van het niveau van de genoten opleiding en een vergelijking met de in Nederland geldende eisen voor het desbetreffende beroep. Ook kan men worden verplicht tot een aanvullende stage, of tot het werken onder supervisie. 4.1.7 Specialismen De Wet BIG legt de primaire verantwoordelijkheid voor het aanwijzen en regelen van specialismen bij de beroepsgroepen zelf. 4.1.8 Deskundigheidsgebieden
Deskundigheidsgebied
Voor elk van de acht registerberoepen kent de Wet BIG een artikel dat het deskundigheidsgebied van het desbetreffende beroep omschrijft. De omschrijving van het deskundigheidsgebied van de arts, tandarts, apotheker en verpleegkundige is uitsluitend in de wet opgenomen, omdat de wetgever voor die beroepen van oordeel was dat met een algemene omschrijving kon worden volstaan. De overige vier beroepen kennen een minder scherp afgebakend gebied en daarom zijn deze deskundigheidsgebieden nader gedetailleerd in de opleidingsbesluiten. 4.1.9 Omschrijving Van elk registerberoep is er een omschrijving, hieronder enkele voorbeelden:
arts
Tot het gebied van deskundigheid van de arts wordt gerekend het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst. Daaronder wordt volgens artikel 2 verstaan: ● Alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks betrekking hebben op een persoon en ertoe strekkend hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel verloskundige bijstand te verlenen. ● Het bij een persoon afnemen van bloed of wegnemen van weefsel voor andere doeleinden dan bedoeld onder het voorgaande. ● Het wegnemen van weefsel bij een overledene en het verrichten van sectie.
verpleegkundige
Tot het gebied van deskundigheid van de verpleegkundige wordt gereken het verrichten van handelingen op het gebied van observatie, begeleiding, verpleging en verzorging; het als gevolg van opdracht van een beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg verrichten van handelingen in aansluiting op diens diagnostische en therapeutische werkzaamheden.
tandarts
Tot het gebied van deskundigheid van de tandarts wordt gerekend het verrichten van handelingen op het gebied van de tandheelkunst.
Opleidings Centrum Zuidwester
10
November 2010
4.2 Niet- registerberoepen volgens artikel 34 beschermde opleidingstitel
Als een beroep een zekere eenheid en identiteit bezit, de kwaliteit en de opleiding van het desbetreffende beroep zich verder ontwikkelt en aldus sprake is van een bepaalde professionele zelfstandigheid, kan het beroep in aanmerking komen voor een beschermde opleidingstitel.
artikel 34
Wanneer besloten wordt dat een beroep onder de werking van artikel 34 wordt gebracht, wordt de opleiding en het deskundigheidsgebied voor het desbetreffende beroep bij algemene maatregel van bestuur geregeld. Tevens is het gevolg dat de bij besluit genoemde titel beschermd is. Uitsluitend de personen die voor dat beroep aangewezen of geregelde opleiding hebben gevolgd, mogen de toepasselijke titel voeren. Zij vallen niet onder het tuchtrecht. Beroepen
15 beroepen
Nadat de regeling bekend werd en in werking trad hebben talloze beroepen geprobeerd een beschermde opleidingstitel te verwerven. De wetgever heeft echter strikte criteria geformuleerd die in de praktijk strikt worden toegepast. Tot dusver zijn 15 beroepen als artikel 34-beroep aangemerkt: ● Apothekersassistent ● Diëtist ● Ergotherapeut ● Huidtherapeut ● Logopedist ● Mondhygiëniste ● Oefentherapeut Cesar ● Tandprotheticus ● Oefentherapeut Mensendieck ● Orthoptist ● Optometrist ● Podotherapeut ● Radiotherapeutisch laborant ● Radiodiagnostisch laborant ● Verzorgende individuele gezondheidszorg. Bovengenoemde titels zijn dus beschermde opleidingstitels en voor elk van de beroepen is een besluit gemaakt waarin de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied zijn omschreven. 4.3 Leerlingen, studenten en stagiaires
positie
Niet altijd is duidelijk wat de positie van leerlingen en stagiaires in de Wet BIG is. Stagiaires en leerlingen zijn niet als afzonderlijke categorie in de wet opgenomen. Omdat studenten en stagiaires nog in opleiding zijn, vallen zij niet onder de categorieën waarvoor een beroeps- of opleidingstitelbescherming geldt. Ook al is de stagiaire in opleiding, de regels voor die beroepen zijn pas van toepassing zodra het diploma op zak is en de beroepsbeoefenaar, voor zover het om een artikel 3beroep gaat, geregistreerd is.
zelf verantwoordelijk
Toch is de Wet BIG niet zonder betekenis voor leerlingen en stagiaires. Voorop staat het uitgangspunt dat, ongeacht beroep of titel, iedereen die beroepsmatig in
Opleidings Centrum Zuidwester
11
November 2010
ervaring verworven deskundigheid bekwaamheid gering aangeleerd
opleidinsinstellingen
de gezondheidszorg werkzaam is, zelf verantwoordelijk is voor zijn handelen. Dit geldt ook voor studenten, leerlingen en stagiaires. Als het goed is zullen de eisen en verantwoordelijkheden van een leerling of stagiaire zijn afgestemd op hoever iemand met de opleiding is gevorderd en de inmiddels opgedane ervaring en verworven deskundigheid. Studenten, stagiaires, en leerlingen mogen ook voorbehouden handelingen verrichten, mits aan de daarbij behorende voorwaarden is voldaan. Omdat in een leersituatie de bekwaamheid nog gering is en de bekwaamheid juist moet worden aangeleerd, mag verwacht worden dat op dat punt van de kant van de opleiding of praktijkbegeleider de nodige begeleiding en supervisie wordt geboden. Vooral de voorwaarde van toezicht en tussenkomst zal in de leersituaties een zwaarder accent krijgen. De verantwoordelijkheid van opleidingsinstellingen, opleiders en begeleiders voor een verantwoord opleidingsklimaat ontslaat de stagiaire en leerling echter nooit van de verantwoordelijkheid voor het eigen handelen.
5. Voorbehouden handelingen
risico’s
criteria
Met de inwerkingtreding van de Wet BIG is weliswaar het algemene verbod op uitoefening van de geneeskunst opgeheven, maar de wetgever heeft in de Wet BIG wel een aantal handelingen aangewezen waarvoor het verbod gehandhaafd blijft. Het gaat om handelingen die onverantwoorde risico’s voor het leven en gezondheid van de zorgvrager zouden opleveren wanneer zij door anderen dan daartoe deugdelijk opgeleide personen zouden worden verricht. Deze handelingen zijn voorbehouden handelingen. De criteria om een handeling als voorbehouden handeling aan te wijzen zijn de volgende: ● Er moet sprake zijn van een aanmerkelijk gevaar voor leven en gezondheid van de zorgvrager bij het verrichten van deze handeling door ondeskundigen. ● De handeling moet duidelijk af te grenzen zijn. Wat iemand voorbehouden wil moet uit de omschrijving duidelijk blijken. ● In de praktijk moet het gebied ook door onbevoegden worden betreden. Het heeft geen zin gebieden voor te behouden waarop ondeskundigen nimmer zullen, en door gebrek aan faciliteiten, kunnen komen. 5.1 De dertien categorieën
artikel 36
Opleidings Centrum Zuidwester
De volgende dertien categorieën van voorbehouden handelingen zijn in de Wet BIG opgesomd in artikel 36. ● Heelkundige handelingen ● Verloskundige handelingen ● Endoscopieën ● Catheterisaties ● Injecties ● Puncties ● Het onder narcose brengen ● Het verrichten van handelingen met gebruikmaking van radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden ● Electieve cardioversie ● Defibrilatie ● Electroconvulsieve therapie 12
November 2010
● Steenvergruizing voor geneeskundige doeleinden ● Handelingen ten aanzien van menselijke geslachtscellen en embryo’s gericht op het nders dan op natuurlijke wijze tot stand brengen van zwangerschap. Uitvoering voorbehouden handelingen 5.2 Zelfstandige bevoegden zelfstandig bevoegd
De zelfstandige uitvoering van de voorbehouden handelingen is voorbehouden aan bepaalde beroepsgroepen; de zelfstandig bevoegden. Zelfstandig bevoegd voor alle voorbehouden handelingen zijn de artsen. Dit geldt echter alleen voorzover de betreffende arts ook bekwaam is voor het verrichten van de voorbehouden handeling. Ook voor zelfstandig bevoegde geldt onbekwaam maakt onbevoegd. Zelfstandig bevoegd voor bepaalde voorbehouden handelingen zijn de tandartsen en de verloskundigen. Hun bevoegdheid is beperkt tot de voorbehouden handelingen die tot hun gebied van deskundigheid worden gerekend. Een internist zal bijvoorbeeld doorgaans niet bekwaam zijn voor het uitvoeren van een operatie. 5.3 Niet- zelfstandig bevoegden
artikel 35 opdracht bekwaam aanwijzingen
gezinslid
verzorgende stagiaires leerlingen
noodsituatie
Opleidings Centrum Zuidwester
Het is volgens artikel 35 een ander dan de zelfstandig bevoegden verboden buiten noodzaak beroepsmatig voorbehouden handelingen te verrichten tenzij: ● Een zelfstandige bevoegde daartoe aan hem/haar opdracht heeft gegeven. ● Hij/zij redelijkerwijze mag aannemen dat hij bekwaam is tot het uitvoeren van die opdracht. ● Hij/zij handelt conform de door de opdrachtgever eventueel gegeven aanwijzingen. Van belang is het begrip ‘beroepsmatig’. Wanneer dit niet zou zijn opgenomen zou incidentele hulpverlening zoals het toedienen van insuline of sondevoeding geven door een gezinslid van de zorgvrager onder het verbod vallen. Zij vallen dus niet onder de Wet BIG. Of er sprake is van beroepsmatig handelen, kan worden vastgesteld aan de hand van de concrete omstandigheden. Het min of meer regelmatig verrichten van deze handelingen; het zich kenbaar maken als beroepsbeoefenaar of het bedingen van een honorarium kunnen daartoe aanwijzingen zijn. Van belang is het begrip ‘een ander’. Dat hoeft dus geen beroepsbeoefenaar te zijn die in de Wet BIG is geregeld. Het kan bijvoorbeeld ook een doktersassistente zijn of een verzorgende of een ander die beroepsmatig op het gebied van de gezondheidszorg werkzaam is. Stagiaires en leerlingen vallen ook onder het begrip ‘een ander’. Vanzelfsprekend dienen bij stagiaires en leerlingen, zeker in den beginne, de voorwaarden van toezicht en tussenkomst nadrukkelijk gewaarborgd te zijn, terwijl ook nauwkeurige aanwijzingen voor de uitvoering dienen te worden gegeven. Van belang is het begrip ’buiten noodzaak’. Het is goed denkbaar dat in een noodsituatie handelingen moeten worden verricht door degene die het eerste ter plaatse is zonder dat kan worden voldaan aan de hiervoor genoemde criteria. In dat geval is de noodzaak belangrijker dan het verbod en kan de onbevoegde gevrijwaard worden van strafrechterlijke veroordeling en overigens ook van 13
November 2010
tuchtrechterlijke veroordeling.
5.4 Bekwaamheid
opdracht gegeven duidelijk
kennis protocol bekwaam onverwachte reacties
stabiliteit
De criteria waaraan een zorgverlener kan toetsen of hij redelijkerwijze mag aannemen dat hij bekwaam is staan niet in de Wet BIG. Wel is er een advies gegeven aan welke vragen iemand zich moet stellen alvorens hij/zij een opdracht gaat uitvoeren: ● Is er sprake van een opdracht die gegeven is door een door de wet bevoegd aangegeven beroepsbeoefenaar. ● Is de opdracht duidelijk en bevat: - de naam van de zorgvrager. - de aard van de voorbehouden handeling. - frequentie en tijdstip van de handeling(en). - datum en tijd van de opdracht. - naam en paraaf van de opdrachtgever. ● bezit ik de kennis en vaardigheden voor het uitvoeren van deze voorbehouden handeling? ● ben ik op de hoogte van het geldende protocol of de toepasselijke richtlijnen voor deze handeling? ● ben ik bekwaam in deze specifieke (afwijkende) situatie? ● is het mij duidelijk wat ik moet doen als er onverwachte reacties optreden? Als de opdrachtnemer deze vragen positief kan beantwoorden dan mag hij/zij zichzelf redelijkerwijze bekwaam achten. Als de opdrachtnemer niet (meer) bekwaam is dan moet hij/zij de opdracht weigeren. Ook hier geldt: onbekwaam is onbevoegd. Het spreekt vanzelf dat de opdrachtnemer de opdracht ook moet weigeren als hij/zij van mening is dat de opdracht niet correct of volledig is. In dat geval moet hij/zij contact opnemen met de opdrachtgever. De bekwaamheid tot het uitvoeren van voorbehouden handelingen heeft een zekere stabiliteit. Het kan niet zo zijn dat een opdrachtnemer de ene dag zich wel bekwaam acht en de volgende dag niet (bijvoorbeeld na een nachtje stevig stappen). Ook kan het niet zo zijn dat de opdrachtnemer bij de ene opdrachtgever zich wel bekwaam kan achten en bij de andere niet. Conflicten hierover zullen doorgaans arbeidsrechterlijk worden opgelost, maar kunnen onder omstandigheden ook leiden tot een tuchtrechterlijke klacht. 5.5 Delegeren
artikel 38
opdracht schriftelijk
telefonisch paraaf Opleidings Centrum Zuidwester
Het voorgaande houdt in dat het voor zelfstandige bevoegden mogelijk is het verrichten van een voorbehouden handeling te delegeren. Deze mogelijkheid is in artikel 38 geformuleerd als een voorwaardelijk verbod. Het mag niet tenzij voldaan is aan de volgende voorwaarden: ● Het geven van een opdracht. De opdracht moet altijd gegeven worden aan een bekwame beroepsbeoefenaar, niet aan bijvoorbeeld een telefoniste. Hoewel de Wet BIG dit niet vereist verdient een schriftelijke vastlegging van de opdracht sterk de voorkeur. Dit komt de duidelijkheid van de opdracht en daarmee de kwaliteit van de zorg ten goede. Bovendien kan bij eventuele problemen de opdracht worden geverifieerd. Een telefonische opdracht zal door de opdrachtnemer worden opgeschreven en herhaald en kan op een later tijdstip door de opdrachtgever worden bevestigd middels een paraaf. Een opdracht kan ook voorwaardelijk zijn. De opdracht wordt dan pas van kracht als een bepaalde 14
November 2010
voorwaarde intreedt. Bijvoorbeeld: bij pijn 10mg morfine geven.
bekwaam
● De redelijke aanname dat degene aan wie de opdracht wordt gegeven bekwaam is. In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn dat de opdrachtgever zich vergewist van de bekwaamheid van de opdrachtnemer. Doorgaans kan de opdrachtgever echter veilig aannemen dat de opdrachtnemer bekwaam is, zeker als de opdrachtnemer in dienst is van een zorginstelling. De zorginstelling is immers op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen verplicht verantwoorde zorg te bieden onder meer door de inzet van voldoende gekwalificeerd personeel.
aanwijzingen
● Het zo nodig geven van aanwijzingen. De aanwijzingen kunnen de uitvoering van de voorbehouden handeling betreffen maar ook meer algemene aandachtspunten voor observatie voor en na de uitvoering van de voorbehouden handeling en/of instructies wanneer de opdrachtgever moet worden gewaarschuwd. In zorginstellingen worden de aanwijzingen vooral in de vorm van richtlijnen of protocollen gegeven. De opdrachtgever (doorgaans de arts) moet zich dan wel akkoord hebben verklaard met deze richtlijnen. Zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer kan beslissen of in een bepaalde situatie van een richtlijn of protocol moet worden afgeweken of dat aanvullende aanwijzingen noodzakelijk zijn. De opdrachtgever blijft immers altijd verantwoordelijk voor correcte aanwijzingen, en de opdrachtnemer blijft altijd verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de voorbehouden handelingen.
richtlijnen protocollen
toezicht tussenkomst
● het zonodig houden van toezicht en de verzekering van de mogelijkheid tot tussenkomst. De noodzaak is afhankelijk van de situatie en omstandigheden van het geval. Factoren die een rol kunnen spelen zijn de moeilijkheidsgraad van de voorbehouden handeling, het gevaar daarvan en de gezondheidstoestand van de zorgvrager. Doorgaans is het voldoende dat de opdrachtgever bereikbaar is voor overleg en beschikbaar is voor daadwerkelijk toezicht en tussenkomst. 5.7 Bekwaamheidsverklaringen
bekwaamheidsverkla ring
Er zijn zorginstellingen die ervoor hebben gekozen beroepsbeoefenaren individueel bekwaam te verklaren voor bepaalde handelingen om daarmee duidelijk te maken welke beroepsbeoefenaars bekwaam zijn voor welke handelingen.
6. Risicovolle niet- voorbehouden handelingen Buiten de voorbehouden handelingen zijn er nog veel meer handelingen die risico’s opleveren voor de gezondheid van de zorgvrager. De redenen waarom deze niet tot de voorbehouden handelingen zijn bestempeld kunnen divers zijn. in ieder geval heeft de wetgever bij de beoordeling daarvan gemeend dat niet voldaan werd aan de daarvoor gestelde criteria. Risicovolle handelingen zijn: ● Medicijnen geven ● Sondevoeding toedienen ● Blaasspoelen ● Toepassen van middelen en maatregelen ● Gebruik van til- apparatuur.
7. Toezicht Opleidings Centrum Zuidwester
15
November 2010
inspectie toezicht houden
De inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is wettelijk een toezichthoudende taak op naleving van de Wet BIG opgedragen. De IGZ maakt onderdeel uit van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, waar ook de Keuringsdienst van Waren en de Inspectie Milieuhygiëne zijn ondergebracht. Het staatstoezicht vindt zijn wettelijke basis in artikel 36 van de Gezondheidswet. Vanzelfsprekend kan de inspectie niet de feitelijke zorgverlening toetsen: Zij toetst dan ook in hoofdzaak de voorwaarden om tot kwalitatief goede zorg te komen. De inspectie houdt ook toezicht op de naleving van de strafbepalingen. Constateert de inspectie een overtreding van de wettelijke bepalingen dan meldt zij dit aan het Openbaar Ministerie.
8. Aansprakelijkheid
strafrecht iedereen tuchtrecht artikel 3
Het handelen van de beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg kan op veel manieren worden getoetst en gecorrigeerd. Op grond van de Wet BIG en andere wetgeving. In de Wet BIG is voor acht beroepen tuchtrecht vastgelegd. Tevens zijn strafbepalingen in de Wet BIG opgenomen. We kennen ook nog twee andere vormen van aansprakelijkheid. Namelijk de strafrechtelijke- en civielrechtelijke aansprakelijkheid. Hoewel op het oog verwant, is het tuchtrecht zo verschillend van het strafrecht dat het wel voorkomt dat iemand voor hetzelfde feit zowel voor de tuchtrechter als de strafrechter ter verantwoording wordt geroepen. Gezien de verschillen tussen beide rechtsgangen wordt dat geoorloofd geacht. Verschillend ook is dat terwijl het strafrecht zich richt op iedereen die zich op het Nederlandse grondgebied bevindt, het tuchtrecht slechts een beperkte groep mensen bindt, (Namelijk de acht beroepen volgens artikel 3). Een ander belangrijk verschil is dat het tuchtrecht werkt met open normen, terwijl het strafrecht een gesloten normen stelsel kent. In het tuchtrecht beoordeelt een tuchtcollege met daarin collega’s of het doen of laten van de betrokken beroepsbeoefenaar door de beugel kan. Is dit niet het geval, dan wordt een zogeheten maatregel opgelegd. In het strafrecht komt men voor de strafrechter. 8.1. Tuchtrechtspraak Iedereen die het recht heeft de titel verpleegkundige te voeren is gebonden aan het tuchtrecht. Voor verpleegkundigen is dat een nieuwe vorm van aansprakelijkheid. In tegenstelling tot bijvoorbeeld artsen, tandartsen, apothekers en verloskundigen kenden verpleegkundigen in de oude situatie geen tuchtrecht. Het primaire doel van het tuchtrecht is het handhaven of verbeteren van de kwaliteit van zorg en niet zozeer bestraffing van een individu of genoegdoening verschaffen aan een klager. 8.1.1 Wie kunnen er een klacht indienen De rechtstreeks belanghebbende. Dit is de zorgvrager of een van diens nabestaande. Ook een beroepsbeoefenaar heeft in sommige gevallen het recht om als rechtstreeks belanghebbende een klacht in te dienen. Bijvoorbeeld als hij vindt dat door onzorgvuldig handelen van een collega het resultaat van zijn eigen werk in gevaar is gekomen. Er zijn vier partijen die niet rechtstreeks belanghebbend zijn, maar wel een klacht bij het tuchtcollege mogen indienen: ● De inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die namens de
Opleidings Centrum Zuidwester
16
November 2010
overheid de kwaliteit van de gezondheidszorg bewaken, kunnen bij het tuchtcollege een klacht indienen. ● Als beroepsbeoefenaar, bijvoorbeeld een verpleegkundige, een opdracht onjuist heeft uitgevoerd, heeft ook de opdrachtgever (vaak een arts) de mogelijkheid daarover te klagen bij het tuchtcollege. ● De zorginstelling waar de beroepsbeoefenaar werkt, kan een klacht indienen bij het tuchtcollege. ● Ten slotte kan ook de ziektekostenverzekeraar waarbij de beroepsbeoefenaar staat ingeschreven, een klacht indienen bij het tuchtcollege. Over wie kun je klagen 8.1.2 Waarover kun je klagen handelen of nalaten van handelen
● Handelen of nalaten van handelen in strijd met de zorg die de geregistreerde zorgverlener behoort te betrachten ten opzichten van de zorgvrager en de naaste betrekkingen van de zorgvrager. In de praktijk betekent deze eerste belangrijkste tuchtnorm dat u bij het tuchtcollege over zeer uitlopende zaken kunt klagen. Enkele voorbeelden: - Een verkeerde of te late diagnose - Voorschrijven of verstrekken van verkeerde medicijnen. - Schenden van beroepsgeheim. - Seksuele intimidatie ● De tweede tuchtnorm luidt: enig ander handelen of nalaten als geregistreerde zorgverlener in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Deze tuchtnorm waarborgt de zorgvuldigheid van de beroepsbeoefenaar 8.1.3 De tuchtrechtprocedure
klaagschrift
onderzoek
Het vooronderzoek Een tuchtprocedure begint met het indienen van een klaagschrift. Het klaagschrift moet aan het bevoegde regionaal tuchtcollege worden gestuurd. In een klaagschrift staat het volgende: ● Naam, voornamen en adres. ● De naam, werkadres en eventueel het woonadres van degene waarover je klaagt ● Formulering van de klacht, voorzien van de data, feiten en argumenten waarop de klacht berust. ● Ondertekening door jezelf of de door jou gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting doet een lid van het tuchtcollege of de secretaris een uitgebreid vooronderzoek. Tijdens het vooronderzoek wordt je altijd in de gelegenheid gesteld om je visie op de zaak te geven. Onderzoek ter zitting De zittingen van het college zijn openbaar en dus voor publiek en pers toegankelijk. Als daarvoor belangrijke redenen zijn, kan het tuchtcollege besluiten de zitting achter gesloten deuren te houden Het tuchtcollege bestaat normaal gesproken uit vijf leden. De voorzitter is een jurist, verder zitten in het college een tweede jurist en drie leden met hetzelfde beroep als de aangeklaagde zorgverlener. Bij eenvoudige zaken kan het college bestaan uit drie personen: een jurist (voorzitter) en twee beroepsbeoefenaren.
Opleidings Centrum Zuidwester
17
November 2010
Uitspraak en publicatie 2 maanden
Uiterlijk twee maanden na de zitting doet het tuchtcollege uitspraak. In bijna alle gevallen vindt die in het openbaar plaats. De uitspraak wordt op schrift gesteld en binnen een week verzonden naar de klager, de aangeklaagde beroepsbeoefenaar, de inspecteur voor de gezondheidszorg en het centrale tuchtcollege. Om redenen van het algemeen belang kan het tuchtcollege tevens bepalen dat de uitspraak wordt gepubliceerd in de staatcourant en wordt aangeboden aan nader aan te wijzen tijdschriften of nieuwsbladen. 8.1.4 Tuchtrechterlijke maatregelen
waarschuwing
berisping
geldboete
schorsing
gedeeltelijke ontzegging
schrappen
Als een klacht gegrond wordt verklaard, moet een maatregel worden opgelegd. Gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel, analoog aan het strafrecht, is niet mogelijk. Het tuchtcollege kan de volgende tuchtrechterlijke maatregelen opleggen: ● Waarschuwing Een waarschuwing is de lichtste maatregel en wordt opgelegd als er sprake is van een vrij onschuldige, nauwelijks laakbare tekortkoming. Een waarschuwing hoeft geen verwijt in te houden maar zal wel steeds een corrigerende en voorlichtende strekking hebben. ● Berisping Een berisping heeft een zwaarder karakter dan een waarschuwing en heeft steeds een verwijtende en veroordelende strekking. ● Geldboete De beroepsbeoefenaar moet een boete van maximaal € 4500 betalen aan de Staat der Nederlanden. ● Schorsing De registratie van de beroepsbeoefenaar wordt voor maximaal één jaar geschorst. Gedurende die periode mag hij zijn titel niet gebruiken en verliest hij/zij dus ook de daaraan verbonden rechten. Deze maatregel kan ook in combinatie met een geldboete worden opgelegd. ● Gedeeltelijke ontzegging het beroep uit te oefenen De beroepsbeoefenaar blijft wel geregistreerd staan, maar mag bepaalde handelingen niet meer verrichten. Welke dat zijn wordt in het register aangetekend. ● Schrappen uit het register Hij/ zij raakt zijn titel kwijt en mag het beroep niet langer onder die titel uitoefenen. Gebruikt hij de titel of de daaraan verbonden rechten toch, dan is hij strafbaar. 8.1.5 Hoger beroep Zowel de betrokken inspecteur als de betrokken beroepsbeoefenaar kan hoger beroep instellen tegen de eindbeslissing van medisch toezicht. Hoger beroep moet worden ingesteld bij het centrale tuchtcollege te Den Haag. Het centrale tuchtcollege is voor deze gelegenheid altijd samengesteld uit drie juristen, waarvan er een de voorzitter is en drie beroepsbeoefenaars. De procedure in hoger beroep is vrijwel gelijk aan de behandeling bij een regionaal tuchtcollege.
Opleidings Centrum Zuidwester
18
November 2010
8.2. Strafrecht
schade aan de gezondheid
Net als iedere andere burger vallen hulpverleners onder het strafrecht. In het voorgaande heb je gelezen dat het tuchtrecht een ander doel heeft dan het strafrecht. De wetgever wilde het mogelijk maken de niet-gekwalificeerde zorgverlener strafrechterlijk te vervolgen indien deze schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakte, of een aanmerkelijke kans daarop. Strafrechtelijke aansprakelijkheid komt minder voor dan civielrechtelijke aansprakelijkheid, er moet echt sprake zijn van ernstig verwijtbaar gedrag. Dit in tegenstelling tot civielrechtelijke aansprakelijkheid, deze kan al optreden bij 'onzorgvuldig handelen'. Binnen het strafrecht gaat het om genoegdoening van de maatschappij, het herstel van de orde in de samenleving. De partijen waarmee men binnen het strafrecht te maken heeft, zijn: ● de rechter; ● de officier van justitie; ● de verdachte hulpverlener. Er is bij veroordeling meestal sprake van geldboete of gevangenisstraf. 8.3. Civielrechtelijke aansprakelijkheid
onrechtmatige daad wanprestatie
Civielrechtelijke aansprakelijkheid is niet in de Wet BIG geregeld maar in het Burgerlijk Wetboek. Civielrechtelijke aansprakelijkheid betekent dat de ene persoon de ander aansprakelijk stelt voor door hem geleden schade. De twee belangrijkste en meest voorkomende gronden van het verhalen van schade zijn: ● aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. ● aansprakelijkheid op grond van het toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een overeenkomst (wanprestatie). Onrechtmatig handelen is het handelen in strijd met de zorgvuldigheid die in dit geval van de zorgverlener verwacht wordt. Bijvoorbeeld als er sprake is van nonchalance, slordigheid of ondeskundigheid; dit komt regelmatig voor. Aansprakelijkheidstelling op grond van wanprestatie komt maar zeer weinig voor. De zorgvrager heeft een overeenkomst met de zorginstelling en niet met de individuele zorgverlener. De partijen waarmee men binnen het civielrecht te maken heeft, zijn: ● de rechter; ● de patiënt (of familie of wettelijk vertegenwoordiger); ● de hulpverlener. Er is bij veroordeling meestal sprake van schadevergoeding. Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid en civielrechtelijke aansprakelijkheid zijn dus niet hetzelfde maar liggen wel in elkaars verlengde. Overigens kan ook een civielrechtelijke actie samenlopen met een tuchtrechtelijke en een strafrechtelijke procedure. Zij sluiten elkaar niet.
9. Samenvatting bekwaam comlicaties
Opleidings Centrum Zuidwester
Bekwaam betekent bevoegd, ook als het gaat om handelingen die niet als voorbehouden handeling opgenomen zijn in de lijst van dertien. Echter onder bekwaam wordt meer verstaan dan het technisch kunnen uitvoeren van een bepaalde handeling. Ook het op de hoogte zijn van het doel van de handeling, de mogelijke complicaties kunnen in schatten en hoe bij complicaties te handelen 19
November 2010
werkverhouding
vallen onder het begrip bekwaam. Als zorgverlener moet je van de in de wet genoemde categorieën voorbehouden handelingen op de hoogte zijn. Ook moet je weten wat de afspraken binnen de eigen instelling zijn. Het gaat dan voornamelijk om afspraken met betrekking tot het uitvoeren van bepaalde handelingen. Wat zorgverleners wel of niet doen, kan per instelling verschillen en soms zelfs binnen eenzelfde instelling per afdeling. Bij het uitvoeren van een opdracht tot het verrichten van een voorbehouden handeling zal de opdrachtgever zelfstandig bevoegd moeten zijn. Daarnaast zal de opdrachtgever een werkverhouding moeten hebben met de zorgverlener die de opdracht krijgt en uit gaat voeren. De opdracht zal in principe volledig op schrift gesteld moeten worden en voorzien van naam en paraaf van de opdrachtgever. Eventuele aanwijzingen zullen duidelijk moeten zijn. Als de zorgverlener niet functioneel zelfstandig is, zullen het vereiste toezicht en de tussenkomst van de opdrachtgever goed geregeld moeten zijn, hetzij via het instellingenbeleid, hetzij door de zorgverlener als opdrachtnemer. Een verpleegkundige kan worden aangeklaagd via het strafrecht, civielrecht of het tuchtrecht. Het is ook mogelijk dat bij een klacht de drie genoemde procedures naast elkaar lopen. Voor de niet- registerberoepen (volgens artikel 34) leerlingen en stagiaires is het tuchtrecht niet van toepassing. Wel van toepassing is het strafrecht en het civielrecht. Meer informatie kun je vinden op het internet: www.bigregister.nl
wettekst
Opleidings Centrum Zuidwester
Wil je de Wettekst bekijken kan dit als volgt: www.overheid.nl→officiële publicaties→ Staatsblad aankruisen→jaartal en nummer invullen→zoek aanklikken. → Tuchtrechtbesluit BIG, staatsblad 1997, 238 → Registratiebesluit BIG, staatsblad 1995, 558 → Besluit buitenlands gediplomeerden, staatsblad 1996, 69 → Besluit opleidingseisen verpleegkundigen, staatsblad 1995, 339 → Besluit verzorgende in de individuele gezondheidszorg, staatsblad 1999, 463
20
November 2010
10. Bronnen Voor het schrijven van deze module is gebruik gemaakt van de volgende bronnen
De Wet BIG Mr,A.C. de Die & Mr. Drs. E.M. Hoorenman Koninklijke Vermande 2003 BIG inzichtelijk Mr.I.P.C. Sindram &Derks, Star Busman, Hanotiau, Advocaten te Arnhem. Nieuwe Unie 1991 De Wet BIG onder voorbehoud Drs. I.J.H.C. van den Boomen & mr. A.A.C. Vlaskamp Ministerie van Volksgezondheid
Opleidings Centrum Zuidwester
21
November 2010