Scholingstraject voorbehouden-en risicovolle handelingen
module
Zuurstof toedienen
Opleidings Centrum Zuidwester November 2010
Inhoudsopgave.
Doel van de module.--------------------------------------------------------------------------- 3 1. Inleiding.--------------------------------------------------------------------------------------- 4 2. Bouw en functie van de ademhalingsorganen.------------------------------ ---- 5 2.1 De ademhaling.-------------------------------------------------------------------------------------------- 6 2.2 De longen.-------------------------------------------------------------------------------------------------- 7
3. Apparatuur en toedieningssystemen.------------------------------------------------- 8 3.1 Zuurstofbronnen.------------------------------------------------------------------------------------------ 8 3.2 Toedieningssystemen.------------------------------------------------------------------------------------- 11
4. Indicaties en complicaties.---------------------------------------------------------------- 13 4.1 Indicaties.--------------------------------------------------------------------------------------------------- 13 4.2 Verschijnselen bij zuurstoftekort.----------------------------------------------------------------------- 13 4.3 Complicaties.---------------------------------------------------------------------------------------------- 14
5.
De zorgverlening.----------------------------------------------------------------------- 16
6.
Zuurstof toedienen in geval van nood.------------------------------------------ 17
7.
Zelftoets.----------------------------------------------------------------------------------- 19
8.
Bronnen.----------------------------------------------------------------------------------- 26
Deze module is tot stand gekomen door medewerking van: L. Wierikx J. Adriaensens S. Verwijs Dagbesteding Zuidwester
Opleidings Centrum Zuidwester
2
November 2010
Zuurstof toedienen
Doel van de module:
De deelnemer kent de anatomie van de luchtwegen. De deelnemer herkent de verschijnselen van het benauwd zijn van de cliënt. De deelnemer kent verschillende soorten apparaten waarmee men zuurstof kan toedienen. De deelnemer kent de verschillende toedieningssystemen en weet de voor en nadelen hiervan te benoemen. De deelnemer kan zuurstof toedienen en handelt volgens het protocol. De deelnemer houdt rekening met de gevoelens van de cliënt tijdens het toedienen. De deelnemer weet de regels en gevaren die omgang met zuurstof met zich meebrengt en andelt hier naar.
Opleidings Centrum Zuidwester
3
November 2010
1. Inleiding.
Er is één ding waar een mens niet lang buiten kan. We beschouwen het als normaal dat het er is, soms ruikt het vies, maar meestal is het er gewoon. Zonder kleur, zonder geur, zonder smaak. Zuurstof. Over het algemeen denk je niet na over je ademhaling, het gaat vanzelf. Een goede ademhaling is zo vanzelfsprekend dat gezonde mensen zich er niet eens van bewust zijn dat ze ademhalen. Als zich echter stoornissen voordoen realiseert men zich dat zuurstof en het goed functioneren van de ademhalingsorganen van vitaal belang zijn. De mate van zuurstofopname in de longen is afhankelijk van: de lichaamhouding, de samenstelling van de lucht in de omgeving en de longfunctie. Voor mensen met longproblemen is ademhalen juist helemaal niet gewoon, soms is het zelfs een hele strijd om een beetje zuurstof binnen te krijgen. Probeer maar eens adem te halen door een rietje. Mensen met longproblemen hebben het vaak benauwd, zijn snel buiten adem en vermoeid. Wanneer het lichaam onvoldoende in staat is zuurstof op te nemen, moet deze kunstmatig worden toegediend.
Opleidings Centrum Zuidwester
4
November 2010
2. Bouw en functie van de ademhalingsorganen.
ademhalingsstelstel
bronchiën
longblaasjes
Opleidings Centrum Zuidwester
Bij ademhaling denkt men snel enkel en alleen aan de longen. Het ademhalingsstelsel bestaat echter uit meer dan alleen de longen. De neus, mond, keelholte, strottenhoofd en luchtpijp behoren tot het bovenste deel van het ademhalingskanaal. De bronchus, longen en middenrif behoren tot het onderste deel van het ademhalingskanaal. Haalt men adem via de neus dan wordt de lucht gefilterd en verwarmd, door de mond gebeurt dit niet. De voorkeur is om via de neus in te ademen. Via de keelholte en luchtpijp gaat de lucht
richting longen. De longen vormen een dicht netwerk van buizen. De grootste daarvan zijn de bronchiën die, bovenaan de longen, zich naar links en rechts van de luchtpijp vertakken. In de long vertakt de bronchus zich in bronchiën en deze weer verder in bronchioli. De bronchioli vertakken zich verder in de longblaasjes. De haarvaten die rond de longblaasjes liggen, nemen de zuurstof op en geven de kooldioxyde af. Hier vindt de uitwisseling plaats.
5
November 2010
8000 liter
doel
1/5
Of we nu slapen of wakker zijn, we ademen gemiddeld 12 keer per minuut, en in 24 uur ademen we meer dan 8000 liter lucht in en uit. Bij hevige fysieke inspanning kan de ademhaling oplopen tot 80 keer per minuut. Het doel van het in- en uitademen van zoveel lucht is om de longen twee dingen te laten doen: de benodigde zuurstof uit de lucht halen, en het afvalproduct kooldioxyde uit het lichaam verwijderen. Een vijfde van de ingeademde lucht bestaat uit zuurstof. De longen, het hart en de bloedvaten zijn in de eerste plaats betrokken bij het brengen van de zuurstof uit de lucht naar de lichaamsweefsels. Het weefsel heeft zuurstof nodig voor verbranding. 2.1 De ademhaling. Bij het ademen wordt het meeste werk gedaan door het middenrif, een laag spier- en vezelweefsel die de borstholte van de buikholte scheidt. De ribben vormen de bovenkant van de “kooi”, waarin hart en longen liggen, en het middenrif is de bodem.
inademen
uitademen
Opleidings Centrum Zuidwester
Bij inademen trekken deze spiervezels zich samen, waardoor het middenrif platter wordt. Dit vergroot de inhoud van de longen, die via luchtpijp, neus en mond lucht opzuigen. In de longen gaat de lucht naar de longblaasjes, waar de uitwisseling van zuurstof en kooldioxyde plaatsvindt. De hemoglobine in het bloed neemt de zuurstof op en de rode bloedlichaampjes brengen het kooldioxyde terug naar de longblaasjes om door de longen uitgescheiden te worden. Uitademen gebeurt door ontspannen van de spieren, waardoor het middenrif omhoog komt en de lucht uit de longen wordt gedrukt.
6
November 2010
ademhalingsfrequentie kooldioxyde
ademhalingspatroon
bewusteloosheid
werking
pneumothorax
Opleidings Centrum Zuidwester
De snelheid, waarmee we ademhalen, wordt gecontroleerd door het ademhalingscentrum in de hersenen, en is afhankelijk van de hoeveelheid kooldioxyde in het bloed. De hersenen reageren op het verhoogde gehalte kooldioxyde, b.v. bij een fysieke inspanning, en passen de ademhaling daar op aan. De ademhaling wordt dieper en sneller, zodat er meer zuurstof binnen komt. Hierdoor wordt het hart gestimuleerd, het bloed stroomt sneller en het kooldioxyde wordt afgevoerd. Willekeurige veranderingen in de ademhaling treden op tijdens het praten, zingen en eten. Bij geeuwen, zuchten en hoesten verandert de ademhaling ook. Bij lachen en huilen, zien we een lange inademing en een korte uitademing. Dit wordt bepaald door emotionele stimuli. Ook het inhouden van de adem, willekeurig (b.v. bij het onderwater zwemmen) en onwillekeurig (bepaald door de zenuwen), verandert het ademhalingspatroon. Na een aantal diepe inademingen is het kooldioxyde laag, dan wordt de adem ingehouden en worden de hersenen niet gestimuleerd. Dit kan leiden tot bewusteloosheid en uiteindelijk tot de dood. 2.2 De longen. De twee longen vullen het grootste deel van de borstholte. Omdat het hart (meestal) aan de linkerkant ligt, is de linkerlong iets kleiner dan de rechter. De rechterlong bestaat uit drie kwabben en de linker uit twee. Als de longen uit de borst gehaald zouden worden, zouden ze als leeggelopen ballonnen in elkaar schrompelen. Ze worden opengehouden door oppervlaktespanning die ontstaat door vloeistof tussen de longen en de borstwand. Als er lucht tussen de longen en de borstwand zou komen (pneumothorax), zou de oppervlaktespanning verbroken zijn en zouden de longen in elkaar klappen. In de volksmond ook wel een klaplong genoemd.
7
November 2010
3. Apparatuur en toedieningssystemen
zuurstofcilinder
rekensom
Opleidings Centrum Zuidwester
3.1 Zuurstofbronnen. In Nederland zijn drie zuurstofbronnen verkrijgbaar: de zuurstofcilinder, de zuurstofconcentrator en het vloeibare zuurstof systeem. In zuurstofcilinders is de zuurstof onder hoge druk samengeperst. Een drukregelaar verlaagt deze druk, waardoor deze op het uitstroompunt in de catheter of zuurstofbril nog één tot twee bar bedraagt. Er bestaan grote cilinders (tien liter) voor gebruik thuis en kleine cilinders (twee liter) die de cliënt buitenshuis kan gebruiken. Deze kleine cilinder weegt altijd nog vijf kilo, wat soms bezwaarlijk is. Een nadeel van de cilinder is dat die regelmatig verwisseld moet worden. Je moet leren berekenen hoe lang je nog met de cilinder kan doen. Hier is een rekensom voor. Een voorbeeld: De druk bedraagt 200 bar. De inhoud van de cilinder is 10 liter. De hoeveelheid zuurstof in de cilinder is 200 x 10 = 2000 liter. Bij een dosering van 2 liter per minuut is de gebruiksduur 2000 : 2 = 1000 minuten : 60 = 16 uur en 36 minuten.
8
November 2010
zuurstofconcentrator
netspanning noodvoorziening
De zuurstofconcentrator is een apparaat ter grootte van b.v. een nachtkastje. De concentrator haalt zuurstof uit de omgevingslucht. Via een systeem van filters en zeven scheidt het de zuurstof van de andere gassen, waarna het aan de cliënt kan worden toegediend. Er is onbeperkte zuurstoftoevoer, mits er stroom is! Deze zuurstofbron werkt alleen als hij is aangesloten op de netspanning, wat meteen het nadeel aangeeft van dit apparaat. Als noodvoorziening moet er altijd een volle cilinder aanwezig zijn. Valt de stroom de hele nacht uit dan kan men met de cilinder een gehele nacht slapen met zuurstof. Verder is de geluidsoverlast een groot nadeel. Let erop dat de concentrator: - in een stofvrije ruimte staat met voldoende toevoer van verse lucht; - dat de onderkant vrijstaat, zodat de ventilatie-openingen vrij blijven (niet op vloerbedekking); - niet te dicht bij een kachel of radiator staat; - zich minimaal 15 cm van muren, gordijnen en meubelen bevindt.
Vloeibare zuurstof heeft als belangrijk voordeel dat de cliënt mobieler is. De set voor ambulant gebruik weegt namelijk maar 3 kilo. Het grote moedervat heeft een inhoud van 31 of 41 liter. De vloeibare zuurstof is extreem koud (- 183 °C). De zorgverlener moet daarom bij het vullen van de draagbare tank goed opletten met de vulaansluiting. Deze zijn direct na het vullen erg koud en kunnen bij aanraking bevriezingsverschijnselen geven. Mocht tijdens het vullen veel zuurstof ontsnapt zijn, dan is het raadzaam even je kleding wat af te kloppen. De extra zuurstof kruipt in de kleding waardoor het sneller vlam kan vatten.
vloeibare zuurstof
extreem koud -183°C
bevriezing
brandbevorderend
Opleidings Centrum Zuidwester
Zuurstof, als het ware een bron voor alle leven op aarde, is op zichzelf niet brandbaar. Het werkt echter wel brandbevorderend, zodat er zorgvuldig mee omgesprongen moet worden. Wanneer een cilinder te heet wordt zet de zuurstof uit waardoor de cilinder explodeert.
9
November 2010
vet en olie spontaan ontbranden
Opleidings Centrum Zuidwester
Wanneer iemand zuurstof krijgt toegediend, wordt een deel daarvan niet gebruikt. Deze zuurstof verspreidt zich in de omgeving van de cliënt en maakt dat brandbaar materiaal makkelijk kan ontbranden. Zorg daarom dat er geen vuur in de buurt van zuurstofapparatuur kan komen en rook nooit in de directe nabijheid van de cliënt. Vermijd al het contact met olie en vetachtige stoffen. Vet en olie branden in combinatie met zuurstof zeer snel en hevig. Gebruik geen vet op het apparaat maar smeer ook niet de neus van de cliënt in met vet. Ook dit kan spontaan ontbranden, wanneer dit in contact komt met zuivere zuurstof.
10
November 2010
flowmeter
3.2 Toedingssystemen. Naast zuurstofbronnen zijn nog andere materialen nodig die ervoor zorgen dat de zuurstof op de juiste manier bij de cliënt terecht komt. De flowmeter: deze regelt het aantal liters zuurstof dat de cliënt per minuut krijgt toegediend.
zuurstofbevochtiger
De zuurstofbevochtiger: omdat zuurstof droog is en de keel kan irriteren, wordt de zuurstof bij langdurig gebruik bevochtigd voordat deze de cliënt bereikt. Daartoe “borrelt” de zuurstof eerst door water, waarna het via de toevoerslang en zuurstofbril de cliënt bereikt.
zuurstofcatheter
De zuurstofcatheter: deze brengt de zuurstof naar de luchtwegen. De punt van de catheter ligt in de neus- of keelholte van de cliënt. Een nadeel van de catheter is dat er vrij veel zuurstof verloren gaat.
zuurstofbril
De zuurstofbril: dit is een slang met twee uitstekende stukjes die in de neusgaten vallen. De bril komt niet zover in de neus als de catheter, wat het comfort voor de cliënt verhoogt. Een nadeel is dat er vrij veel zuurstof verloren gaat.
Opleidings Centrum Zuidwester
11
November 2010
zuurstofkapje
Het zuurstofkapje: het kapje beslaat de neus en mond van de cliënt. Hierdoor gaat er weinig zuurstof verloren. Helaas vinden veel cliënten het erg vervelend een kapje te dragen. Een nadeel van het kapje is dat braaksel niet weg kan.
tracheacanule
De tracheacanule: via een kleine stoma in de hals komt de zuurstof rechtstreeks in de luchtpijp (trachea). Er gaat geen zuurstof verloren en is bijna voor de buitenwereld onzichtbaar. Een nadeel van een tracheastoma is dat het voor de cliënt erg moeilijk wordt om te praten.
hygiëne
Hygiëne is erg belangrijk voor cliënten die zuurstof gebruiken. Let hierbij vooral op neusbrilletjes. Het spreekt voor zich dat die voor 1 cliënt gebruikt worden. Het is handig op het brilletje een sticker te plakken met de naam en de datum van in gebruikname. De neusbrilletjes en de bevochtigers (aqua-pak) zijn een bron van infecties en moeten regelmatig gereinigd en vervangen worden.
Opleidings Centrum Zuidwester
12
November 2010
4. Indicaties en complicaties.
zuurstofopname
Het proces van opname van zuurstof in het lichaam verloopt als volgt: 1. door de ademhalingsbeweging wordt afwisselend lucht in de longen gebracht en weer verwijderd; 2. vervolgens wordt de zuurstof verbonden aan de hemoglobine in het bloed opgenomen; 3. daarna volgt het transport door het lichaam; 4. tenslotte wordt de zuurstof toegeleverd aan de cellen.
indicatie
4.1 Indicaties. Zuurstof wordt toegediend aan mensen met een te laag zuurstofgehalte van het bloed (hypoxemie) ongeacht of dit een gevolg is van: * inadequate ventilatie van de longen (hypoventilatie), waarbij de PaO2 (partiële zuurstofspanning) in de longblaasjes te laag is; * aandoeningen die de gasuitwisseling via de bloedvaatjes in de longblaasjes belemmeren; * aandoeningen die leiden tot een ongewenste verhouding tussen de ventilatie en de doorstroming; * een te laag hemoglobinegehalte (anemie) om alle nodige zuurstof te binden. Een te laag zuurstofgehalte kan acuut ontstaan door belemmering of uitschakeling van afzonderlijke longdelen. Dit uit zich in plotselinge ademnood. Een te laag zuurstofgehalte kan ook tijdelijk ontstaan door ziekte of operatie. Maar zuurstofgebrek kan ook langdurig zijn; sommige cliënten met chronische longaandoeningen hebben een tekort aan zuurstof in hun bloed. Een aantal van deze cliënten reageert gunstig op langdurige toediening van zuurstof, d.w.z. maanden tot jaren, gedurende vele uren per etmaal. Het lichamelijk lijden wordt verzacht, de kwaliteit van het leven verbeterd en/of de duur van het leven wordt verlengd. De indicatiestelling gebeurt als regel door een longarts of internist.
hypoxemie
PaO2
anemie
zuurstoftekort
Opleidings Centrum Zuidwester
4.2 Verschijnselen bij zuurstoftekort. 1. hartkloppingen en snelle polsslag (in een later stadium langzame polsslag/ritmestoornissen); 2. snelle oppervlakkige ademhaling (in een later stadium zeer langzame ademhaling); 3. gebruik van hulpademhalingsspieren (o.a. neusvleugels en spieren in de hals) en geeuwen in een zittende iets voorovergebogen houding; 4. cyanose, koude klamme huid en transpiratie;
13
November 2010
5. mentale verandering als onrust, verwardheid, agressie, daling van het bewustzijnsniveau; 6. het overlijden van de cliënt. 4.3 Complicaties. arts
zuurstofsaturatie
overdosering
ademhalingsdepressie
teveel zuurstof
verzuring hypoventilatie
tekort aan zuurstof
Opleidings Centrum Zuidwester
De dosering van de zuurstof wordt door de arts aangegeven in liters per minuut en het aantal uren per etmaal en kan eventueel nader aan de behoefte van de cliënt aangepast worden, uitsluitend na overleg met de arts. Ook ’s nachts kan het van groot belang zijn dat de cliënt zuurstof gebruikt. Tijdens de slaap kan hij immers niet bewust zijn ademhaling regelen. Vooral ’s nachts kan de cliënt te weinig zuurstof binnen krijgen. Daardoor houdt hij teveel koolzuur vast en treedt er een daling van de zuurstofsaturatie op. Hierdoor voelt de cliënt zich ’s morgens moe en komt tot weinig activiteit. Ook een teveel aan zuurstof kan ernstige klachten geven. Overdosering van zuurstof kan zeer schadelijke gevolgen hebben voor de cliënt. De cliënt kan hierdoor juist minder goed gaan ademen (depressie van de ademhaling) of de slijmvliezen van de luchtwegen en de longen kunnen beschadigd worden. De ademhalingsdepressie is een algemene bijwerking, die bij iedere dosering mogelijk is. Symptomen bij een teveel aan zuurstof: • hoofdpijn • prikkelbaarheid • slaperigheid • bewustzijnsstoornissen (bij roze huidskleur) Ook onderdosering kan schadelijk zijn, hoewel de cliënt de gevolgen vaak niet aangeeft. Onderdosering werkt verzuring van het bloed in de hand en depressie van de ademhaling. Meestal blijkt deze hypoventilatie van korte duur te zijn. Sommige cliënten klagen over duizeligheid en een licht gevoel in het hoofd. Symptomen bij een tekort aan zuurstof: • kortademigheid in rust en bij lichte inspanning • snelle oppervlakkige ademhaling (in een later stadium zeer langzame ademhaling) • gebruik van hulpademhalingsspieren en geeuwen • koude klamme huid en transpiratie • sufheid, vergeetachtigheid, verwardheid, onrust en daling van het bewustzijn • een raar gevoel in het hoofd, geval van zwakte en krachteloosheid • hoge polsfrequentie, hartkloppingen (in een later stadium langzame polsslag / ritmestoornissen) • blauwe verkleuring van huid en nagels • het overlijden van de cliënt.
14
November 2010
specifieke zorg
angst
Opleidings Centrum Zuidwester
Zuurstoftoediening brengt specifieke zorg met zich mee. De materialen behoeven de nodige zorg en aandacht. Maar op de eerste plaats komt de cliënt! Benauwdheid maakt de mens angstig. Angst maakt de cliënt benauwd waardoor de angst groter wordt en de benauwdheid verergert. Een vicieuze cirkel. Als zorgverlener moet je hier alert op zijn.
15
November 2010
5. De verzorgverlening.
zorgplan
observeren
controleren
dagelijks
afknikken vocht
aqua-pak
Opleidings Centrum Zuidwester
Ga na waarom de cliënt zuurstof toegediend krijgt. Dit hoort vermeld te staan in zijn zorgplan. Zo niet, dan moet dit z.s.m. gebeuren. Krijgt de cliënt continu zuurstof of gebeurt dit incidenteel ? Welke dosering en op welke wijze moet de zuurstof worden toegediend? Observeer de cliënt goed! Ademnood en afhankelijk zijn van zuurstof kan de cliënt angstig maken. Geef als het kan goede uitleg. Controleer de mond en keelholte op irritaties en zorg voor een goede mond- neus- en keel- verzorging. Controleer of de dosering juist is, ook tijdens het toedienen. Controleer of de fixatie van de catheter op de huid geen irritaties oplevert, of dat het neusbrilletje niet te strak zit, zodat de huid kapot gaat. Zorg voor een regelmatige verwisseling van toedieningssystemen, 1 x per week (dagelijks huishoudelijk schoonmaken). Noteer dit zodat het voor je collega duidelijk is of dit nog moet gebeuren of niet. Controleer regelmatig de verlengslang en neusbril op doorgankelijkheid (afknikken). De verlengslang hoeft alleen zonodig verschoond te worden. Soms is vocht aanwezig in de verlengslang. Dit kan geen kwaad. Als dit stoort, dan de verlengslang loskoppelen en even doorblazen met zuurstof. Er mag niet zoveel vocht inzitten dat er vocht in de neus van de cliënt komt. Zorg ervoor dat er voldoende water in het aqua-pak zit. Vervang dit tijdig. Ook de aqua-pak is persoonsgebonden. Heeft de cliënt geen zuurstof meer nodig, gooi dan het aangebroken aqua-pak weg. Zorg ervoor dat een cilinder niet kan omvallen. Zet hem vast op een cilinderwagen of aan de muur. Bij gebruik van een cilinder dient op tijd een nieuwe klaar gezet te worden. Vervang de cilinder wanneer deze in het rode veld komt op de manometer.
16
November 2010
6. Zuurstof toedienen in geval van nood.
verslikking
Heimlichgreep
Opleidings Centrum Zuidwester
Vaak ben je er niet op berekend. Je bent lekker bezig met de maaltijd tot er ineens iemand begint te kuchen en naar de keel grijpt. De cliënt verslikt zich in een stukje brood. De situatie wordt ernstig, de cliënt loopt blauw aan. Voordat je nu de cliënt zuurstof toe kan dienen, moet de luchtweg vrij gemaakt worden. Het stukje brood moet er eerst uit. Klop zacht, maar met druk, tussen de schouderbladen. Soms krijgt de cliënt hierdoor net genoeg kracht om de brok op te hoesten.
De Heimlichgreep kan helpen het stukje brood uit de luchtpijp te
17
November 2010
stabiele zijligging
1 á 2 liter
flauwte, epilepsie verkramping
protocol noodkoffer
poli
Opleidings Centrum Zuidwester
krijgen. Voor de EHBO-er is dit een bekende greep. Maar als je deze niet kent, kun je iemand letsel toebrengen. Bij de Heimlichgreep leg je beide vuisten op de navel van de cliënt, terwijl je achter hem staat. Met een korte opwaardse krachtige ruk stuw je de lucht uit de longen en hopelijk daarbij ook de brok. Lukt dit niet, leg dan de cliënt in een stabiele zijligging terwijl je je collega om hulp laat roepen. Je kan de cliënt al zuurstof toedienen in de hoop dat de zuurstof langs de brok heen kan. Laat het verwijderen van de brok over aan de arts, poli, EHBO-er of ambulancepersoneel. Omdat dit een kortdurende toediening is, hoeft er geen luchtbevochtiger aangesloten te worden. Het neusbrilletje gaat direct op de cilinder. Begin met 1 á 2 liter zuurstof. Tenzij de arts je de opdracht geeft om meer toe te dienen, ga je niet hoger dan 2 liter per minuut. Zodra de cliënt weer een mooie gelaatskleur heeft en weer helder is, kan je de zuurstof afzetten. Bij sommige cliënten is het bekend dat zij ineens een tekort aan zuurstof krijgen. B.v. door een heftige flauwte, epilepsie of een verkramping in de luchtwegen. Zorg dat je voorbereid bent. Kijk regelmatig of je nog goed met het materiaal overweg kan. Je kan beter even oefenen op een rustig tijdstip, dan wanneer je heel snel moet handelen omdat iemand dreigt te stikken. Zorg dat er een protocol is, dat je weet wanneer je zuurstof mag geven en hoeveel liter per minuut. Als er een noodkoffer aanwezig is, open deze dan regelmatig. Hoe gaat hij ook alweer open, is alles nog aanwezig, hoe ging die fles ook alweer open? Zorg er voor dat je de fles wel goed afsluit. Er is niets zo vervelend dan wanneer je de noodkoffer hard nodig hebt en de fles is leeg, omdat je hem open hebt laten staan. Kom je er niet meer uit, neem dan contact op met de poli. Een kleine opfriscursus is zo gegeven. Ook wanneer je denkt dat de cilinder leeg is of niet goed meer is. De spullen moeten in orde zijn en direct klaar voor gebruik. Zeker wanneer elke minuut telt!
18
November 2010
7. Zelftoets. Iedereen kan een voorbehouden en risico volle handeling leren. Sommige handelingen zoals zuurstof toedienen lijken zo simpel dat je al gauw voorbij gaat aan het feit dat hier toch risico’s aan verbonden zijn. De zelftoets is bedoeld als een hulpmiddel om jezelf te toetsen op je kennis en inzichten wat betreft het toedienen van zuurstof. De vragen zijn bedoeld om je verder aan het nadenken te zetten en je hier zelf nieuwe vragen bij te stellen. Maak daarom eerst de zelftoets, voor je de reader gaat bestuderen. Op die manier kun je je antwoorden controleren. Het antwoord is alleen juist wanneer het antwoord compleet is. Juist
Onjuist
De mate van zuurstofopname in de longen is afhankelijk van: de lichaamhouding, de samenstelling van de lucht in de omgeving en de longfunctie.
Een pneumothorax, in de volksmond ook wel een klaplong genoemd, houdt in dat er lucht tussen de borstwand en de long zit.
Als de druk 100 bar bedraagt en de cilinder 10 liter inhoud heeft heb je ruim 16 uur zuurstof bij 2 liter per minuut.
Wanneer de cliënt een schrale pijnlijke neus heeft door het dragen van een neusbrilletje mag je deze tijdens het zuurstof toedienen insmeren met vaseline.
6.
Zuurstof is een zeer brandbaar gas.
7.
Anemie ofwel bloedarmoede kan een oorzaak zijn van een te hoog zuurstofgehalte in het bloed.
Blauwe nagels en blauwe lippen duiden op een zuurstoftekort.
Je moet snel zuurstof toedienen wanneer je ziet dat de cliënt het benauwd heeft.
De Heimlichgreep is een goede manier om een brok uit de luchtpijp te krijgen. Je moet deze greep echter goed beheersen wil je de cliënt er geen schade mee toebrengen.
1.
2.
3.
4.
5.
8.
9.
10.
Wanneer de cliënt lijdt aan hypoxemie wil dit zeggen dat er te weinig zuurstof in het arteriële bloed zit.
Opleidings Centrum Zuidwester
19
November 2010
8. Bronnen.
Voor het schrijven van deze module is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
Weston 2000 T. Weston, Atlas van de anatomie, Lisse: Rebo Productions 2000. Zadkine contract activiteiten B.V. 1999 Zadkine contract activiteiten B.V., Zorg in uitvoering. Geprotocolleerde verpleegtechnische vaardigheden, Rotterdam 1999. Ormel & De Wit 2000 A. Ormel & M. de Wit, Verplegende elementen I, Houten: Educatieve Partners Nederland BV 2000.
Ormel & De Wit 2002 A. Ormel & M. de Wit, Verplegende elementen II, Hoofddorp: Noordhoff Wolters BV 2002.
Van Gend – Riethorst 2002 M.J. van Gend – Riethorst, EHBO bij mensen met een verstandelijke handicap, Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg 2002.
Opleidings Centrum Zuidwester
20
November 2010