onbewaakte kopie
Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Zuurstof toedienen
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
onbewaakte kopie Zuurstof toedienen 1
Inhoudsopgave Zuurstofbehandeling .......................................................................................................................................... 1 Zuurstofbehandeling in de thuissituatie ............................................................................................................. 3 Zuurstofapparatuur ............................................................................................................................................ 4 Bijwerkingen, complicaties en aandachtspunten............................................................................................... 7 Toedieningswijzen van zuurstof ........................................................................................................................ 9 Veiligheidsaspecten zuurstof in thuissituatie................................................................................................... 14 Uitzuigen luchtwegen....................................................................................................................................... 16 Uitzuigapparatuur ............................................................................................................................................ 19
© Vilans 20-12-2012
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 1
Zuurstofbehandeling Met zuurstofbehandeling wordt een toename van de hoeveelheid zuurstof in het arteriële bloed beoogd, waardoor een aanwezig zuurstoftekort in het bloed vermindert en de zuurstoflevering aan de weefsels verbetert. Zuurstofbehandeling heeft alleen effect als er sprake is van een goede gasuitwisseling in de longen, als er een goede circulatie aanwezig is en als het hemoglobinegehalte op peil is.
Symptomen van zuurstoftekort Van zuurstoftekort is sprake bij een arteriële zuurstofspanning (PaO2) van 55 mmHg (7.3 kPa) 1 of minder in rust. Bij inspanning neemt dit nog verder af. Een andere aanwijzing voor zuurstoftekort is het zuurstof gehalte in het bloed (= zuurstofsaturatie). Zuurstofsaturatie is het percentage hemoglobine in het bloed dat volledig verzadigd is met zuurstof. De standaardwaarde voor zuurstofsaturatie (SaO2) is bij gezonde mensen meer dan 96%. Bij een zuurstoftekort (= hypoxie) van het lichaam stagneert de stofwisseling en kunnen cellen sterven. De volgende signalen kunnen op een tekort aan zuurstof wijzen: kortademigheid in rust en bij lichte inspanning, sufheid, vergeetachtigheid, verwardheid; een raar gevoel in het hoofd, gevoel van zwakte en krachteloosheid, blauwe huidskleur, hoge pols- en ademhalingsfrequentie.
Oorzaken zuurstoftekort Hypoxie kan ontstaan door een aantal factoren: daling van zuurstofspanning in de omgevingslucht; respiratoire insufficiëntie, onder te verdelen in: – hypoventilatie: het bloed wordt onvoldoende van zuurstof voorzien en er wordt onvoldoende koolzuur uit het bloed verwijderd; – diffusiestoornis: het transport van zuurstof door de alveolaire-capillaire membraan is verstoord; onvoldoende zuurstoftransport door het bloed; niet verwerken van de aangevoerde zuurstof door de cellen. De factoren staan niet los van elkaar; de ene factor kan het andere beïnvloeden.
Behandeling met extra zuurstof Bij zuurstofbehandeling onderscheiden we: langdurige toediening (onderhoudsbehandeling); kortdurende toediening (uren, dagen), meestal in een acute fase van een ziekte.
Indicaties zuurstoftoediening De algemene indicatie voor een behandeling met zuurstof is zuurstoftekort in de weefsels dat leven of welzijn van de cliënt bedreigt. Langdurige toediening (onderhoudsbehandeling) is onder meer geïndiceerd bij: 1
mmHg (milimeterkwik) en kPa (kiloPascal) zijn eenheden waarin de zuurstofspanning/druk wordt aangegeven. PaO2 staat voor de arteriële zuurstofspanning.
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Zuurstofbehandeling: 1 (van 2)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 2
volwassenen met overdag in rust een ernstige chronische hypoxemie (zuurstoftekort in het bloed) bij COPD of andere longaandoeningen; volwassenen met vasculaire aandoeningen, hartfalen, spierziekten of AIDS.
Behandeling met zuurstof is niet zinvol wanneer: er sprake is van een rechts-linksshunt (het bloed in het arteriële vaatstelsel passeert niet die longgebieden waar de uitwisseling van zuurstof en koolzuur plaatsvindt); er een te laag hemoglobinegehalte is (extra toegediend zuurstof wordt in dat geval niet voldoende opgenomen in het bloed).
Contra-indicaties zuurstoftoediening Er zijn geen absolute contra-indicaties voor het instellen van een zuurstoftherapie. In het algemeen is zuurstoftherapie niet zinvol bij mensen: voor wie de behandeling van de onderliggende ziekte nog niet optimaal is; bij wie zuurstoftoediening onvoldoende verbetering geeft van het zuurstofgehalte in het bloed en/of de klachten; die inadequaat omgaan met de apparatuur (na maximale inzet van uitleg en ondersteuning); die onvoldoende gemotiveerd zijn om te stoppen met roken. Deze contra-indicaties gelden niet bij zuurstofbehandeling voor palliatie en zuurstofbehandeling bij clusterhoofdpijn. Clusterhoofdpijn is een zeldzame aan migraine verwante vorm van hoofdpijn met korte en zeer hevige aanvallen aan één zijde van het hoofd. Bron Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000 (ingezien sept 2010).
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Zuurstofbehandeling: 2 (van 2)
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
onbewaakte kopie Zuurstof toedienen 3
Zuurstofbehandeling in thuissituatie Behandeling met zuurstof in de thuissituatie wordt vooral toegepast bij cliënten met chronische hypoxemie als gevolg van een chronisch obstructief longlijden en emfyseem (chronic obstructive pulmonary disease: COPD) 1 .
Dosering zuurstof Bij een dosering van minstens 15 uur zuurstof per dag kan de kwaliteit van leven verbeteren en kan de levensduur worden verlengd. Voor veel cliënten is 15 uur zuurstofbehandeling erg belastend. 30-60% van de cliënten bij wie zuurstofbehandeling thuis is geïndiceerd, gebruikt minder zuurstof dan voorgeschreven. Als zuurstof goed gedoseerd wordt toegediend, blijkt een aantal cliënten na verloop van tijd minder zuurstof nodig te hebben, omdat ze meer energie krijgen en hun ademhaling kunnen trainen. De dosering van de zuurstof wordt vastgesteld op geleide van bloedgaswaarden. De hoeveelheid toe te dienen zuurstof wordt met behulp van een flowmeter ingesteld (in liters per minuut). Bij het bepalen van de zuurstofflow staat het voorkómen van weefselhypoxie centraal. Gestreefd wordt naar een PaO2 tussen 8,0 en 9,3 kPa (60-70 mmHg). De volgende vormen van zuurstofbehandeling zijn te onderscheiden: langdurige behandeling met zuurstof gedurende minimaal 15 uur per etmaal (bij voorkeur meer dan 15 uur); behandeling met zuurstof gedurende 24 uur per dag bij kinderen met bronchopulmonale dysplasie (BPD); behandeling met zuurstof gedurende de nacht; kortdurende zuurstoftoediening in een fase dat er extra klachten zijn met een gemiddelde nachtsaturatie van < 90%; behandeling met zuurstof tijdens inspanning voor onbepaalde tijd bijvoorbeeld na deelname aan een longrevalidatie- of longreactiverings-programma; zuurstofbehandeling als palliatieve maatregel ter verlichting van klachten bij terminale cliënten.
1
Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000 (ingezien sept 2010).
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Zuurstofbehandeling in de thuissituatie: 1 (van 1)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 4
Zuurstofapparatuur Er zijn verschillende apparaten waarin de zuurstof wordt opgeslagen, te weten: cilinders met zuurstof in gasvorm (cilinderzuurstof); zuurstofconcentrators; tanks met zuurstof in vloeibare vorm (vloeibare zuurstof). NB vloeibare zuurstof heeft een temperatuur van -183 °C. Welke vorm ook gekozen wordt, de zuurstof wordt op dezelfde manier toegediend, namelijk in gasvorm via een toedieningslang.
A B C D E
stationaire cilinder met drukregulator en flowmeter; draagset; zuurstofconcentrator; moedervat van het vloeibare-zuurstofsysteem; draagvat van het vloeibare-zuurstofsysteem. 1
Foto: P. Rothengatter, Academisch Ziekenhuis Utrecht .
Zuurstofcilinder Zuurstof in cilinders is samengeperst tot een druk van 200 bar. Via een drukregelaar wordt dit teruggebracht tot 3-5 bar in de zuurstofslang en, afhankelijk van de lengte van de slang, 1-2 bar ter plaatse van het uitstroompunt. Er zijn 2 soorten cilinders: cilinders met een ingebouwde drukregelaar; cilinders waar je zelf de drukregelaar aan moet bevestigen. Er zijn grote cilinders voor stationair gebruik (meestal met een inhoud van 10 liter) en kleine draagbare cilinders voor ambulant gebruik (meestal met een inhoud van 2 liter). Met de inhoud van de 10-liter-cilinder kan men bij een dosering van 1 liter per minuut ongeveer 30 uur toe. De draagbare cilinder bevat bij een dosering van 1 liter per minuut zuurstof voor ongeveer 6 uur en weegt (geheel gevuld) ongeveer 5 kilo. De draagbare cilinder wordt vaak gemonteerd aan een rollator of aan een rolstoel. De actieradius van de cliënt wordt steeds bepaald door de lengte van de zuurstofslang. Reservecilinders dienen in een aparte ruimte te worden opgeslagen. Het verwisselen van een zuurstofcilinder wordt over het algemeen door de gebruiker of door de leverancier uitgevoerd.
1
Uit: Richtlijn Zuurstofbehandeling thuis 2000, NVALT/Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO Utrecht. © Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Zuurstofapparatuur: 1 (van 3)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 5
Berekenen van de inhoud van de cilinder De druk in een cilinder wordt uitgedrukt in bar. De druk, het aantal bar, lees je af op een manometer. Op een zuurstofcilinder is druk aangebracht zodat de zuurstof eruit kan stromen bij opening. Daardoor bevat een cilinder meer zuurstof dan het volume van de cilinder zou doen vermoeden, Heb je een cilinder met een volume van 2 liter met een druk van 200 bar (op de manometer af te lezen), dan bestaat de inhoud van de cilinder 200 bar x 2 liter = 400 liter zuurstof. Wanneer je de hoeveelheid zuurstof die nog in de cilinder zit kent, is ook te bereken hoelang iemand met de zuurstofcilinder toe kan. Rekenvoorbeeld Een cliënt krijgt 1,5 liter zuurstof per minuut uit een 2 liter cilinder met een druk van 200 bar. Op de volgende wijze is te berekenen hoe lang de cliënt nog met de cilinder toe kan: hoeveelheid zuurstof: 2 x 200 = 400 liter zuurstof (dit is de totale hoeveelheid zuurstof die er beschikbaar is); 400 liter gedeeld door 1,5 liter per minuut = 266,67 minuten (de totale hoeveelheid beschikbare zuurstof deel je door de hoeveelheid zuurstof die een cliënt per minuut moet krijgen, je weet dan voor hoeveel minuten er nog zuurstof beschikbaar is); 266,67 minuten gedeeld door 60 = 4,44 uur = 4 uur en 26 minuten (het aantal minuten deel je door 60, zo weet je voor hoeveel uur er nog zuurstof beschikbaar is. In dit voorbeeld heeft de cliënt nog voor 4 uur en 26 minuten zuurstof).
Zuurstofconcentrator Een zuurstofconcentrator is een elektrisch apparaat dat uit de omgevingslucht zuurstof concentreert. Het is ongeveer zo groot als een nachtkastje. Een concentrator heeft lucht nodig om zuurstof te kunnen produceren. De ruimte waarin de concentrator wordt gebruikt moet dus goed geventileerd worden, zodat voldoende verse buitenlucht aangevoerd wordt. Een cilinder voor stationair gebruik (meestal een 10-liter-cilinder) met toebehoren wordt standaard meegeleverd in verband met calamiteiten zoals een stroomstoornis of een defect aan de zuurstofconcentrator. Evenals bij de cilinder is de bewegingsvrijheid van de cliënt sterk beperkt, de slang heeft een lengte van ongeveer 15 meter. Een combinatie van toedieningsapparaten is ook mogelijk, buitenshuis kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een draagbare cilinder 1 .
Vloeibare zuurstof Vloeibare zuurstof (zoals Ambulox en Helios) is zuurstof in de meest geconcentreerde vorm. Voor vloeibare zuurstof wordt een moedertank bij het huis van de cliënt geplaatst. Er hoort een kleine draagbare tank bij, waaruit de cliënt bij een dosering van 2 liter per minuut ongeveer 8 uur zuurstof kan halen. De draagbare tank weegt vol ongeveer 3,5 kilo en wordt door de cliënt zelf steeds uit de moedertank bijgevuld. Deze tankjes bestaan uit dubbelwandige vacuümgeïsoleerde houders die lijken op een thermosfles. De vloeibare zuurstof verdampt langzaam en continu tot gas en deze gasvormige zuurstof wordt via een buizenstelsel in de tank gereguleerd en op temperatuur gebracht. Via de flowregelaar en een verbindingsslang wordt de (gasvormige) zuurstof aan de cliënt toegediend. De zuurstof in de verbindingsslang is dus van dezelfde aard als zuurstof uit een cilinder of een concentrator. Vloeibare zuurstof is zeer koud (-183 °C).
‘On demand’-systeem
1
Hulpmiddelen Kompas 2004, deel Zuurstof apparatuur, College voor Zorgverzekeringen, Apeldoorn.
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Zuurstofapparatuur: 2 (van 3)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 6
Tegenwoordig is er ook een zogenaamd ‘on demand’-systeem. ‘On demand’ wil zeggen dat de zuurstof alleen afgegeven wordt bij iedere inademing door de neus. Bij de andere vormen van zuurstoftoediening stroomt de zuurstof continu door. Met het ‘on demand’-systeem gebruikt men dus minder zuurstof. Het systeem bestaat zowel voor de draagset van vloeibare zuurstof als voor de draagset van de cilinder. Het ‘on demand’-systeem is echter niet geschikt voor iedere cliënt. Overleg hierover met de behandelende arts is noodzakelijk.
Onderhoud zuurstofapparatuur Voor het onderhoud van de zuurstofapparatuur wordt verwezen naar de leverancier en/of de bijgeleverde gebruikersinformatie.
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Zuurstofapparatuur: 3 (van 3)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 7
Bijwerkingen en complicaties bij zuurstofbehandeling Het gebruik van zuurstof geeft weinig bijwerkingen. De pure zuurstof uit de toedieningsvorm wordt tijdens het inademen zo vermengd met de buitenlucht die men inademt, dat het mengsel dat in de longen terechtkomt, slechts een paar procent meer zuurstof bevat. Door gebruik van grote hoeveelheden zuurstof kan soms het slijmvlies van de luchtwegen geïrriteerd raken. Dit is over het algemeen niet ernstig en gaat meestal weer over. Medicinale zuurstof is erg droog. Door het toedienen van lucht met de droge zuurstof kan het neusslijmvlies en slijm uitdrogen met als gevolg neusbloedingen en moeilijk te verwijderen ingedroogde slijmdeeltjes in de neus. Deze problemen zijn te voorkomen door de zuurstof voor toediening te bevochtigen door middel van een zuurstofbevochtiger. Voor bevochtiging van de zuurstof wordt gebruik gemaakt van steriel water (aquapack). Volgens de richtlijn van het CBO heeft het bevochtigen van zuurstof echter bij een gebruik van 5 liter per minuut of minder geen voordelen en is de effectiviteit beperkt 1 . De Werkgroep Infectie Preventie gaat nog verder en geeft in haar richtlijn aan dat het zeer twijfelachtig is of bevochtiging enig nut heeft bij een zuurstofstroom tot 8 liter per minuut. Een nadeel van een zuurstofbevochtiger is dat het tot zuurstofverlies kan leiden en een bron van infectie kan vormen. Het kan bij COPD-patiënten gebeuren dat de ademhalingsprikkel wegvalt door een te hoge zuurstofsaturatie. Er treedt dan een depressie van het ademcentrum op waardoor de natuurlijke diepte en frequentie van de ademhaling vermindert (hypoventilatie). Daarom wordt bij deze cliënten meestal niet meer dan 2 liter per minuut gegeven.
Aandachtspunten bij zuurstofbehandeling De volgende aspecten zijn van belang: observatie van de cliënt; observatie slijmvliezen en huid; ineffectieve zuurstoftoediening; een te hoge of te lage dosering. Zorg dat er voldoende zuurstof aanwezig is. Zorg voor een reserve opvang (bv een cylinder) voor noodgevallen.
Observatie van de cliënt Let op de volgende aspecten: frequentie, diepte en manier van ademhalen, zoals snelle, oppervlakkige ademhaling, neusvleugelen, gebruik van hulpademhalingsspieren; kleur van huid en weefsels (cyanose); tekenen van angst of onrust. Controleer bij afwijkingen: of zuurstof wordt toegediend volgens voorschrift; of dosering juist is ingesteld; of eventuele medicatie volgens voorschrift is ingenomen; of de neusbril, zuurstofmasker of zuurstofkatheter goed geplaatst is; of de toevoerslang nergens wordt afgekneld en goed doorgankelijk is; evt. O2-saturatie meten.
1
Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000 (ingezien sept 2010).
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Bijwerkingen, complicaties en aandachtspunten: 1 (van 2)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 8
Zo nodig de arts informeren.
Observatie van de slijmvliezen en huid Let op de volgende aspecten. Toegediende zuurstof is extreem droog en kan gemakkelijk aanleiding geven tot uitdroging en irritatie, en dus tot ontsteking van de slijmvliezen van de luchtwegen en indroging van daarin aanwezige secretie. Zorg, bij een zuurstofflow > 5-8 liter per minuut, voor bevochtiging van de toegediende zuurstof en zorg voor een goede verzorging van de mond-, neus-, en keelholte. De druk van zuurstofbril, zuurstofkatheter of zuurstofmasker kan decubitus veroorzaken. Zorg voor een goede huidverzorging en gebruik zo mogelijk de neusgaten afwisselend. Eventueel kan een dunne huidplak gebruikt worden ter bescherming. Bij mensen met een gevoelige huid kan de zuurstofslang plaatselijke irritatie geven. Bij een neusbril zijn speciale manchetten ter bescherming van de oren verkrijgbaar. Bij irritatie van de huid bij de neus kan cetomacrogol crème gebruikt worden. Dit is een vetvrije crème die zonder recept bij de apotheek verkrijgbaar is. Zorg voor een goede neus- en mondverzorging. Reinig de neusgaten dagelijks door te snuiten of met behulp van een wattenstokje. Let op: Bij zuurstoftoediening vanwege brandgevaar geen vaseline of crème op vet- of oliebasis gebruiken voor de neus of mondverzorging. Gebruik crème op waterbasis.
Ineffectieve zuurstoftoediening Bij toediening van zuurstof kan het gebeuren dat de aangeleverde zuurstof niet in de longen terecht komt, maar ongebruikt naar buiten weglekt. Oorzaken kunnen zijn: verstopping door ingedroogd slijm of secreet; zwelling van het neusslijmvlies; onjuiste plaatsing van bril, katheter of masker; door de mond in plaats van door de neus ademhalen.
Een te hoge of lage dosering Een te hoge of te lage dosering zuurstof geeft klachten. Deze klachten zijn bijvoorbeeld hoofdpijn, sufheid, snelle pols, hoge bloeddruk, zweten, speekselvloed en bewustzijnsstoornissen. Bij optreden van deze klachten moet de behandelende arts worden gewaarschuwd. Aan de hand van een bloedgasanalyse wordt de dosering toe te dienen zuurstof opnieuw bepaald. Bron Module verzorgen van de luchtwegen (maart 2004), Werkgroep Infectie Preventie: Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg; www.wip.nl (ingezien sept 2010).
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Bijwerkingen, complicaties en aandachtspunten: 2 (van 2)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 9
Toedieningswijzen van zuurstof Via de neus en/of mond Zuurstof kan worden toegediend via een zuurstofneusbril, een (nasofaryngeale) zuurstofkatheter met of zonder schuimrubber manchet of een zuurstofmasker. De eerste keuze in de thuissituatie een neusbril en in het ziekenhuis een neuskatheter (zonder schuimrubber manchet). Een neusbril, zuurstofkatheter of zuurstofmasker verschillen niet wat betreft effectiviteit. Ze zijn geschikt voor zuurstoftoediening tot een flow van 8 liter per minuut. Een zuurstofmasker is geschikt voor toediening van 4-14 liter per minuut 1 . Gebruik bij voorkeur een neusbril of zuurstofmasker. Bij onrustige cliënten bij wie de neusbril of het masker niet op hun plaats blijven en bij cliënten met verwondingen, chirurgie of misvormingen aan het gezicht heeft een zuurstofkatheter de voorkeur.
Via de trachea (luchtpijp) Zuurstof kan ook direct in de trachea worden toegediend: via een (tracheacanule in) een eindstandige tracheotomie (een tracheostomie), de trachea eindigt in de hals en er is geen verbinding meer met de bovenste luchtwegen; via een tracheacanule waarbij er nog wel een verbinding is met de bovenste luchtwegen (tracheotomie waarbij de trachea intact is gebleven). Gebruik een tracheotomiemasker met een of meerdere openingen voor de uitademing. Voor het toedienen van zuurstof via een kunststof tracheacanule, worden speciale connectoren gebruikt. Overleg met de arts over de juiste materialen. Bij cliënten die last hebben van zuurstoftoediening via de neus of hiervan onvoldoende effect hebben, kan een transtracheale microkatheter (een dun slangetje dat direct in de luchtpijp wordt ingebracht) uitkomst bieden.
Zuurstofkatheter De zuurstofkatheter is een dunne slang van PVC, die wordt aangesloten op de toevoerslang. Soms is hiervoor een connector nodig. Het voordeel van de zuurstofkatheter in vergelijking met de zuurstofbril is dat meer zuurstof naar de longen wordt getransporteerd. Dit komt doordat de punt van de zuurstofkatheter in de neus- of keelholte (de nasofarynx) ligt. Een nadeel is het verminderde comfort voor de cliënt, omdat de zuurstofkatheter enige centimeters door de neusholte wordt opgeschoven. Een ander nadeel is dat de cliënten (of verzorgers) het inbrengen van de zuurstofkatheter lastiger vinden dan het plaatsen van zuurstofbril. Soorten zuurstofkatheters Zuurstofkatheters zijn in een aantal uitvoeringen verkrijgbaar. De keuze voor een bepaalde soort is meestal afhankelijk van de zuurstofflow en draagcomfort voor de cliënt. De volgende katheters zijn beschikbaar.
Zuurstofkatheter met open uiteinde De zuurstofkatheter heeft gaatjes aan de zijkant en het uiteinde. Deze zuurstofkatheter wordt gebruikt bij een zuurstofflow van 1,5 liter per minuut of meer.
1
Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000 (ingezien sept 2010).
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 1 (van 5)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 10
Zuurstofkatheter met gesloten uiteinde De zuurstofkatheter heeft uitsluitend aan de zijkant gaatjes en heeft een afgerond uiteinde. Deze zuurstofkatheter wordt gebruikt bij een zuurstofflow tot maximaal 1,5 liter per minuut. Zuurstofkatheter met schuimrubber manchet (‘sponsje of kompres’) Voor cliënten die last hebben van neusbloedingen en/of irritatie van de neusslijmvliezen wordt een zuurstofkatheter met schuimrubber manchet gebruikt. De zuurstofkatheter wordt een klein stukje opgeschoven in de neus waarbij ook het schuimrubber manchet in het neusgat wordt ingebracht. De schuimrubber zorgt ervoor dat de zuurstof niet kan ‘wegstromen’ en zorgt tevens voor enige fixatie. Overige katheters Bij kleine kinderen wordt vaak gebruik gemaakt van andere katheters zoals uitzuigkatheters of urinekatheters in plaats van zuurstofkatheters, omdat de uitstroomopeningen van zuurstofkatheters voor kleine kinderen niet goed geplaatst zijn. Er dient op gelet te worden dat zich geen uitstroomopening buiten de neus bevindt. Het afplakken van uitstroomopeningen die zich meer dan 1 cm verwijderd van de tip bevinden, om te voorkomen dat zuurstof verloren gaat, is af te raden in verband met het feit dat de pleisters snel los laten. Ook het afknippen van het laatste stuk van de katheters wordt afgeraden. De rand van de katheter wordt daardoor te scherp en kan bij het inbrengen het neusslijmvlies van het kind beschadigen.
Gebruik zuurstofkatheter De zuurstofkatheter wordt via een neusgat ingebracht. De maximale lengte bij volwassenen komt overeen met de afstand van de punt van het neusgat tot de oorlel. Bij kinderen wordt de zuurstofkatheter ongeveer 1 cm in het neusgat ingebracht. De zuurstofkatheter wordt bij voorkeur vastgeplakt op de neus met een (neus)pleister. Eventueel kan de katheter ook gefixeerd worden op de wang of het voorhoofd met hypoallergeen pleister. Doordat de zuurstofkatheter het neusslijmvlies irriteert, kunnen neusbloedingen ontstaan. Ook kan het slijm onder invloed van de zuurstof uitdrogen. Hierom moet de zuurstofkatheter dagelijks uit de neus worden gehaald en moet de neus goed gesnoten worden. Tevens moet de neus geïnspecteerd worden op bloedingen en poliepen. De zuurstofkatheter kan in de thuissituatie, mits niet te vuil, na afspoelen onder de kraan met lauw water in het andere neusgat worden ingebracht. In het ziekenhuis wordt de zuurstofkatheter dagelijks vervangen. Verstopping van de zuurstofkatheter is te controleren door de tip van de zuurstofkatheter in een bakje water te houden terwijl de zuurstofflow nog aan staat. Als het water borrelt, is de zuurstofkatheter doorgankelijk. Bij een toediening 4 liter/minuut of meer is de zuurstofflow ook gewoon te voelen op de wang of hand.
Zuurstofbril De zuurstofbril, ook wel neusvorkje genoemd, is een slang met twee uitstekende stukjes, bestemd voor beide neusgaten. Deze stukjes gaan niet zo diep in de neus als een zuurstofkatheter. De zuurstofbril is gemaakt van PVC. Het voordeel van de zuurstofbril boven de zuurstofkatheter is het comfort voor de cliënt. Het nadeel is dat veel van de via de zuurstofbril toegediende zuurstof weer uit de neusgaten stroomt.
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 2 (van 5)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 11
Plaatje: neusbril.
Soorten zuurstofbrillen Zuurstofbrillen zijn in een aantal uitvoeringen te verkrijgen. Het verschil tussen de uitvoeringen is de dikte van de slang en de dikte en de lengte van de uitstekende stukjes. De keuze voor een bepaalde soort is afhankelijk van de leeftijd van de cliënt en de zuurstofflow. De volgende zuurstofbrillen zijn beschikbaar: zuurstofbril voor kleine kinderen; zuurstofbril voor kinderen; zuurstofbril voor een maximale zuurstofflow van 3 liter per minuut; zuurstofbril voor een maximale zuurstofflow van 4 liter per minuut; zuurstofbril voor alle zuurstofflows. Gebruik zuurstofbril De zuurstofbril wordt bij de korte uitstekende stukjes vastgepakt en in beide neusgaten gestopt. De slang wordt vervolgens over beide oren naar achteren geleid waarna het stropje omhoog wordt geschoven. Voordeel hiervan is dat de cliënt geen last heeft van een vóór hem/haar hangende zuurstofslang. Een andere mogelijkheid is de slang achter beide oren langs naar de borst te leiden. Het stropje wordt omhoog geschoven tot de zuurstofbril comfortabel zit. Een keuze voor een van beide methodes wordt bepaald door het draagcomfort voor de cliënt. Bij kinderen wordt de zuurstofbril vaak nog gefixeerd met pleister en huidplak. Vervangen zuurstofbril Een vochtige, warme omgeving met veel ziektekiemen verhoogt het risico op infectie. Het advies is om in het ziekenhuis en/ of bij bevochtiging van de zuurstof de zuurstofbril één keer per week te vervangen 1 . Leveranciers doen verschillende aanbevelingen voor vervanging van de zuurstofbril buiten het ziekenhuis, het verschilt van één keer per 3 tot één keer per 5 weken. Het materiaal van de zuurstofbril wordt hard als het langer gebruikt wordt. Het kan beschadigingen van het slijmvlies veroorzaken. In dat geval wordt de bril eerder vervangen.
Zuurstofmaskers Soorten zuurstofmaskers zuurstofmasker venturimasker – instelbaar venturi masker – venturimasker met een vaste concentratie (24-28-31-35-40- 60%) tracheotomiemasker
Plaatje: zuurstofmasker
Plaatje: tracheotomiemasker tracheotomie
2
Gebruik zuurstofmasker
1 2 © Vilans 17-09-2012
Belaen et al, 2004; De Bent et al, 2008. Website intersurgical (ingezien augustus2012). Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 3 (van 5)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 12
Een zuurstofmasker bedekt de neus en de mond van de cliënt. Bij gebruik van een zuurstofmasker wordt het anatomische zuurstofreservoir uitgebreid met de inhoud van het masker zelf (100 à 200 ml). Om rebreathing (het opnieuw inademen van de uitademinglucht) te voorkomen is een minimum flow van 5 L/min. noodzakelijk. Een masker biedt ten opzichte van de neusbril of de katheters nauwelijks voordelen. Een nadeel kan zijn dat sommige mensen last hebben van een beklemmend gevoel bij het dragen van een masker. Gebruik venturimasker Met behulp van een venturimasker kan een cliënt zuurstof in een constante zuurstofconcentratie toegediend krijgen, onafhankelijk van het ademhalingspatroon. De zuurstofconcentratie wordt geregeld door de grootte van de jetvernauwing te wijzigen. Hierdoor wordt meer of minder omgevingslucht aangezogen. Het teveel aan kamerlucht verlaat samen met de uitgeademde lucht het masker door de geperforeerde openingen. Er zijn maskers met een vaste en maskers met een instelbare concentratie. De maskers met een vaste concentratie hebben kleurgecodeerde dopjes die aangeven welke hoeveelheid zuurstof je dient in te stellen en welk percentage zuurstof dan aan de cliënt geleverd wordt. Gebruik tracheotomiemasker Een tracheotomiemasker bedekt de tracheotomie, de plaats waar de trachea in de hals is gehecht of, als de client een canule heeft, de plaats waar de canule in de hals zit. Het masker wordt met een elastisch koortje om de hals van de cliënt bevestigd. Op het tracheostomiemasker past een zuurstofconnector waar de toevoerslang van het zuurstofapparaat op wordt aangesloten. De connector kan ook geïntegreerd zijn in het masker.
Plaatje: voorbeeld van een zuurstofconnector voor tracheotomiemasker
Aandachtspunten. Het masker dient goed aan te sluiten op de hals van de client; Zorg dat de cliënt kan uitademen via de opening(en) in het tracheotomiemasker. Cliënten met een eindstandige tracheotomie kunnen immers niet ademen via de mond en/ of neus! Dit geldt ook wanneer de trachea nog wel intact is bij een client met een tracheacanule. Vaak hebben clienten met een tracheacanule een obstructie van de bovenste luchtwegen.
Zuurstof toedienen via kunststof canule Voor het toedienen van zuurstof bij cliënten met een kunstof tracheacanule zijn speciale connectoren in de handel. Kunststof canules steken wat verder uit in de hals waardoor zuurstof toedienen via een tracheotomiemasker minder effectief kan zijn. Een voorbeeld is de connector met het ‘elleboogje’ op onderstaand plaatje. Op het ‘elleboogje’ wordt de toevoerslang van het zuurstofapparaat aangesloten. Van de ‘groene’ openingen wordt de ene opening aangesloten op de tracheacanule, de cliënt ademt uit via de andere opening.
Plaatje: connector met elleboogje
Van belang is dat de cliënt kan uitademen via de opening(en) in de connector. Cliënten met een eindstandige tracheotomie kunnen immers niet ademen via de mond en/ of neus! Dit geldt ook © Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 4 (van 5)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 13
wanneer de trachea nog wel intact is. Vaak hebben clienten met een tracheacanule een obstructie van de bovenste luchtwegen.
De toevoerslang De toevoerslang van het zuurstofapparaat naar de zuurstofkatheter, mag maximaal 12 meter lang zijn, maar dient bij voorkeur niet meer dan 5 meter lang te zijn. Hoe lang de slang mag zijn is afhankelijk van de uitlaatdruk van de zuurstofbron en de diameter van de toevoerslang. De toevoerslang is disposable en wordt alleen vervangen bij zichtbare verontreiniging en/of bij mechanische problemen 1 . Bron Johan De Bent, Van zuurstofbril tot BiPAP, Belgische Vereniging voor Pneumologie Verpleegkundigen, UZ Leuven, België, 2006.
1
Werkgroep Infectie Preventie: Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. Module verzorgen van de luchtwegen (maart 2004); www.wip.nl (ingezien sept 2010).
© Vilans 17-09-2012
Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 5 (van 5)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 14
Veiligheidsaspecten Zuurstof in thuissituatie Er moet rekening gehouden worden met verschillende factoren om risico’s in het gebruik van zuurstof thuis te verkleinen.
Brand-, bevriezings- en explosiegevaar Bij gebruik van zuurstof wordt ook zuurstof uitgeademd. Daardoor is de concentratie zuurstof in de lucht verhoogd bij een cliënt die extra zuurstof krijgt toegediend. Het grootste risico van zuurstof thuis is brand. Zuurstof zelf is onbrandbaar maar werkt sterk brandbevorderend. Zuurstof is op zich niet explosief. Ernstige brandwonden worden vooral gezien bij cliënten die nog roken. Uit veiligheidsoverwegingen dienen deze cliënten een concentrator te ontvangen. Vloeibare zuurstof is zeer koud (-183 °C). Bij deze temperatuur kan de huid bij direct contact gemakkelijk bevriezen en daardoor verbranden. Vermijd in verband daarmee aanraking van bevroren oppervlakken bij het vullen van de draagset. De zuurstof die tijdens het vullen vrijkomt, kan heftig met brandbare stoffen reageren. Vooral vetten zijn in dit opzicht berucht.
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom open vuur, vonken en roken in de ruimte waar de apparatuur staat. Plaats de zuurstofapparatuur niet in de buurt van stopcontacten in verband met het gevaar voor vonken. Let erop dat de zuurstofapparatuur niet te warm wordt. Dus niet in de zon of vlakbij een kachel zetten. Smeer geen piepende onderdelen van de zuurstofapparatuur: vet, olie en zelfs boter ontbranden vanzelf bij contact met zuurstof uit de zuurstofbron. Zorg voor een goede ventilatie. Dit voorkomt een verhoging van de concentratie van zuurstof in de lucht. Laat altijd een raam of ventilatierooster open staan. Laat kleding en beddengoed die langdurig in contact zijn geweest met (vloeibare) zuurstof goed luchten. Zorg ervoor dat de zuurstofapparatuur niet om kan vallen.
Aangeraden wordt om de plaatselijke brandweer in kennis te stellen van de plaatsing van zuurstof in een pand. Het verdient ook aanbeveling om de verzekeringsmaatschappij waarbij een inboedel- en/of diefstalverzekering is afgesloten per aangetekende brief ervan in kennis te stellen dat er zuurstofcilinders voor medicinaal gebruik in huis zijn.
Opslag De totale hoeveelheid zuurstof die een cliënt thuis mag hebben, is uit oogpunt van brandgevaar aan grenzen gebonden. Verschillende richtlijnen spreken elkaar hierin tegen, de toegestane hoeveelheid opslag varieert van 20 liter tot 12 cilinders. De zuurstofapparatuur dient goed toegankelijk geplaatst te worden. Een zuurstofcilinder dient te worden vastgezet, bij voorkeur aan de muur of op de bijbehorende cilinderwagen. Indien de cilinder niet op een cilinderwagen is geplaatst, wordt aanbevolen deze op een elektrisch geleidende mat te plaatsen wegens het gevaar van elektrostatische ontladingen. De zuurstofconcentrator dient te worden geplaatst in een goed geventileerde en liefst stofarme ruimte.
Gebruiksplaats © Vilans 18-09-2012
Achtergrondinformatie Veiligheidsaspecten zuurstof in thuissituatie: 1 (van 2)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 15
Er wordt bepaald waar de cliënt het beste zuurstof kan gebruiken. Er moet voldoende afstand zijn tot mogelijke ontstekingsbronnen en brandbare materialen. Als indicatie worden hiervoor de volgende afstanden gegeven: open vuur: 3 meter; elektrische apparatuur en voor een wandcontactdoos: 1 meter; gordijnen, vitrages en dergelijke: 1 meter.
Gebruikersinformatie Bij de drie vormen van zuurstofapparaten dienen zowel een instructiekaart als een gebruikershandleiding aanwezig te zijn. De instructiekaart dient aan de bron bevestigd te worden en bevat aanwijzingen voor de veiligheid zoals de ‘niet-roken’- en ‘geen-vuur’-pictogrammen en de ‘geenvetten/smeermiddelen’-aanduiding bij het reduceerventiel. Verder dient het servicetelefoonnummer van de leverancier erop vermeld te worden. De gebruikershandleiding dient beschikbaar te zijn voor betrokkenen. De zorgleverancier dient voor acute (technische) problemen doorlopend telefonisch bereikbaar te zijn, iedere dag gedurende 24 uur. De zorgleverancier is verantwoordelijk voor de levering van zuurstof en de benodigde apparatuur en hulpmiddelen, afhankelijk van de gebruikte bron. Hij is verder verantwoordelijk voor installatie, onderhoud en verwijdering van de apparatuur. Ten slotte is een belangrijke verantwoordelijkheid de instructie van cliënt en verzorger voor het gebruik van de apparatuur en het geven van instructies op het gebied van veiligheid. Bron Put et al., Pas op voor overdosis, vuur en bevriezing, Nursing, oktober 2009. Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000 (ingezien sept 2010).
© Vilans 18-09-2012
Achtergrondinformatie Veiligheidsaspecten zuurstof in thuissituatie: 2 (van 2)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 16
Uitzuigen luchtwegen Met een uitzuigkatheter die via de neus of mond wordt ingebracht, kan slijm (sputum) worden verwijderd. De uitzuigkatheter wordt aangesloten op een zuigpomp met opvangfles of op een centraal uitzuigsysteem. Door het uitzuigen wordt voorkomen dat slijm zich ophoopt in de luchtwegen, wat de gasuitwisseling in de longen belemmert. Daarnaast kan met uitzuigen sputum worden verkregen voor onderzoek.
Oppervlakkkig of diep uitzuigen, uitzuigen van de bovenste of onderste luchtwegen Het slijm kan worden verwijderd uit de bovenste luchtwegen: de neus-, mond-, en keelholte of uit de onderste luchtwegen: de luchtpijp (de trachea) die zich splitst in twee hoofdtakken (bronchi): een voor de rechter- en een voor de linkerlong. De hoofdtakken splitsen zich in steeds verdergaande luchtpijptakjes (bronchioli) en eindigen in trechtervormige gesloten zakjes waarvan de wand uit halfbolvormige uitstulpingen bestaat: de longblaasjes (alveoli). Tekening anatomie luchtwegen: http://www.delangsteadem.nl/afbeeldingen/Figuur%201.JPG (externe link).
Functie van de luchtwegen De functie van de bovenste luchtwegen is allereerst geleiding van de lucht tussen de buitenwereld en de onderste luchtwegen. Daarnaast zorgen de bovenste luchtwegen voor de airconditioning van de longen: de ingeademde lucht wordt hier gezuiverd en de lucht wordt in de bovenste luchtwegen op lichaamstemperatuur gebracht en verzadigd met waterdamp. De voornaamste taak van de onderste luchtwegen bestaat uit een efficiënte geleiding van de ingeademde lucht naar het gedeelte waar zuurstof en kooldioxide tussen lucht en bloed worden uitgewisseld, namelijk de wand van de longblaasjes (alveoli) 1 .
Indicaties voor uitzuigen
Cliënten zijn zelf niet in staat sputum op te hoesten, door onvoldoende hoestprikkel of hoestkracht. Bijvoorbeeld comateuze of ernstig verzwakte cliënten. Hierdoor dreigt sputum zich op te hopen en is er een grotere kans op longontsteking (pneumonie). Door het uitzuigen kan een hoestprikkel worden opgewekt, zodat sputum uit de onderste luchtwegen omhoog wordt gewerkt.
Aan reutelgeluiden (rhonchi) is te horen dat zich sputum heeft verzameld in de luchtwegvertakkingen. De aanwezigheid van sputum kan ook voelbaar zijn door je hand op de borstkas (thorax) van de cliënt te leggen.
Contra-indicaties bij diep uitzuigen
1 © Vilans 04-10-2012
Cliënten met spataderen in de slokarm (oesophagus varices); cliënten met stollingsstoornissen; misselijkheid; kramp van de spieren van de luchtwegen (laryngospasmen). http://www.pathofysiologie.nl (ingezien januari 2012) (externe link). Achtergrondinformatie Uitzuigen luchtwegen: 1 (van 3)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 17
Werkwijze Uitzuigen vindt plaats via de neus of de mond. De neus heeft de voorkeur, omdat dit minder braakneigingen teweeg brengt bij de cliënt. De maximale druk waarmee wordt uitgezogen is 150 mm Hg. Uitzuigkatheters worden geleverd in verschillende maten. Dootgaans wordt er een Ch 12 of 14 gebruikt voor het uitzuigen. Voor het uitzuigen van de mond zijn er speciale korte katheters in de handel. In de praktijk blijkt dat de patiënt zijn/haar eigen voorkeur heeft voor de manier van uitzuigen. De ervaring heeft hem/haar geleerd wat het meest effectief is. Oppervlakkig uitzuigen via de neus De uitzuigkatheter wordt zover ingebracht als de gemeten lengte tussen het neusgat en de ooringang. Het inbrengen wordt vergemakkelijkt door de katheter iets naar beneden te richten en de cliënt te vragen langzaam en diep door de mond adem te halen. De katheter wordt nietzuigend in de keelholte ingebracht om weefselbeschadigingen te voorkomen. Als de cliënt nooit klachten met de neus heeft gehad, verdient het aanbeveling afwisselend het linker- en rechterneusgat te gebruiken om de kans op beschadiging aan een van beide neusgaten te beperken. Oppervlakkig uitzuigen via de mond De uitzuigkatheter wordt tot het strottenklepje ingebracht. Het inbrengen wordt vergemakkelijkt door de tong met een spatel naar beneden te drukken. Hierdoor is de keel beter zichtbaar en wordt voorkomen dat de cliënt op de katheter bijt. Diep uitzuigen Diep uitzuigen kan snel tot complicaties leiden en vraagt, naast een deskundige zorgverlener (gespecialiseerde verpleegkundige), extra voorzorgsmaatregelen: de aanwezigheid van benodigheden om zo nodig snel zuurstof toe te kunnen dienen; de aanwezigheid van een bloeddrukmeter en een saturatiemeter om de toestand van de cliënt te observeren en monitoren; er moeten afspraken zijn vastgelegd in het zorgleefplan wanneer en hoe de arts ingeschakeld wordt. De uitzuigkatheter wordt niet- zuigend via de neus, tijdens de inademing, ingebracht. Wanneer het via de neus niet lukt wordt soms een Mayo-tube gebruikt om via de mond uit te zuigen. De mayo-tube wordt ‘als een lepel’ ingebracht en vervolgens in de mond gedraaid. De uitzuigkatheter wordt dan via de mayo-tube ingebracht. Zodra er luchtverplaatsing is in de katheter of de client krijgt een hoestprikkel, wordt de uitzuigkatheter zuigend met een draaiende beweging teruggetrokken.
Hoe vaak/ hoe lang uitzuigen? Uitzuigen kan voor een cliënt een benauwde en soms angstige ervaring zijn. Spreek met de liënt een stopteken af. Afhankelijk van de toestand van de cliënt, de hoeveelheid en de aard van het sputum (waterig, kleverig of taai) kan de frequentie waarmee de luchtwegen uitgezogen worden, variëren van om de acht uur tot om het kwartier. Bij diep uitzuigen mag het uitzuigen niet langer dan 10-15 deconden duren. Bij onvoldoende resultaat wordt de procedure nog eens hernaald. Bij taai of kleverig sputum kan de arts evt. een slijmoplossend middel voorschrijven of besluiten te spoelen met NaCl 0.9%. Spoelen wordt niet gedaan wanneer een cliënt geen goestprikkel heeft. © Vilans 04-10-2012
Achtergrondinformatie Uitzuigen luchtwegen: 2 (van 3)
onbewaakte kopie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Zuurstof toedienen 18
Mogelijke complicaties
Benauwdheid door ademtekort en angst; hypoxie doordat tegelijk met het slijm ook zuurstof uit de luchtwegen wordt gezogen; beschadiging slijmvliezen door langdurig of onvoorzichtig zuigen; lage pols (bradycardie, pols lager dan 60/ min) door prikkeling van de nervus vagus; bloedingen.
Aandachtspunten
Overleg bij clienten met aan aandoening aan het mond-/neus-/keelgebied, bijvoorbeeld een tumor, eerst met de arts. Zuig nooit uit vlak nadat de cliënt gegeten heeft en stop sondevoeding bij risico op misselijkheid en aspiratie (pneumonie). Let tijdens het uitzuigen op reacties van de cliënt: klinisch beeld, hartritme, saturatie, bloeddruk, het mogelijke optreden van bronchospamen of braakneigingen. Laat de cliënt zoveel mogelijk een horizontale lichaamshouding aannemen wanneer er tekenen zijn van een te lage posslag, de cliënt gaat wit wegtrekken of plotseling gaan transpireren. Voorkom vastzuigen van de uitzuigkatheter tegen het slijmvlies van de luchtwegen, breng de kathter rustig niet- zuigend in. Zorg voor de mogelijkheid tot zuurstoftoediening (bij diep uitzuigen). Wees alert op verschijnselen van pneumonie: verandering van kleur en consistentie van het sputum, koorts en toename kortademigheid.
Sputumopvang voor onderzoek Voor het opvangen van sputum voor onderzoek wordt een steriel opvangsysteem gebruikt. Bron G. Bloo et al., Endotracheaal uitzuigen op de I.C. afdeling, Kritiek februari 2004. Handelingsschema uitzuigen bovenste luchtwegen, UMC Utrecht, 2010. Externe link: www.umcutrecht.nl: Uitzuigen (externe link) (ingezien janauari 2012).
© Vilans 04-10-2012
Achtergrondinformatie Uitzuigen luchtwegen: 3 (van 3)
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
onbewaakte kopie Zuurstof toedienen 19
Uitzuigapparatuur Zuigpomp of centraal uitzuigsysteem Het uitzuigen van slijm (sputum) gebeurt met een al of niet ambulante pomp 1 of via een centraal uitzuigsysteem. Er zijn diverse soorten pompen; het principe is echter hetzelfde. Het uitzuigen geschiedt door middel van een motor die door een slang verbonden is met een opvangfles of zak waarin het sputum wordt opgevangen. Vanuit deze opvangfles of zak loopt een tweede slang waarop de uitzuigkatheter wordt bevestigd. Door middel van het afsluiten en openen van deze slang wordt de zuigkracht geregeld. Een opvangfles dient altijd een laagje water te bevatten. Dit vergemakkelijkt het schoonmaken. Een opvangzak is disposable deze bevat geen laagje water en wordt in zijn geheel verwisseld. Er zijn ook gesloten systemen voor afzuiging, hierbij hoeft de beademing niet hoeft te worden onderbroken voor het uitzuigen. Het heeft zowel voor- als nadelen en wordt daarom niet speciaal aanbevolen.
Reiniging uitzuigapparatuur Systemen waarin sputum wordt opgevangen, kunnen geheel disposable zijn of bestaan uit een opvangpot die weer voorzien kan zijn van een disposable plastic binnenzak. Het systeem wordt met een slang gekoppeld aan de steriele uitzuigkatheter. De systemen dienen wanneer ze worden vervoerd altijd goed afgesloten te zijn.
Disposable opvangpotten of opvangzakken worden vervangen wanneer ze vol zijn. (NB voor verpleeghuis-, woon- en thuiszorg geldt dat ze in ieder geval na uiterlijk 48 uur vervangen dienen te worden). Niet-disposable opvangpotten (gebruikt zonder zak) worden elke 24 uur geleegd. (NB in het ziekenhuis worden de niet-disposable opvangpotten thermisch gedesinfecteerd in de pospoeler of wanneer mogelijk gesteriliseerd). De slang tussen de opvangpot en de cliënt (waaraan de steriele uitzuigkatheter wordt gekoppeld) wordt elke 24 uur vervangen. De slang tussen het zuigsysteem en de opvangzak is disposable en wordt vervangen als deze zichtbaar vuil is en na elke cliënt. Gebruikte disposable zakken worden gesloten. Daarbij dient lekkage te worden voorkomen. De disposable zakken worden in het ziekenhuis als specifiek ziekenhuisafval vervoerd. In verpleeghuis-, woon- en thuiszorg mogen de disposable zakken als huishoudelijk afval worden afgevoerd.
Het is aan te raden zoveel mogelijk disposable materialen te gebruiken. Bron Module verzorgen van de luchtwegen, maart 2004, Werkgroep Infectie Preventie: Verpleeghuis, woon- en thuiszorg. (ingezien jan 2012).
1 © Vilans 04-10-2012
Soorten zuigpompen: http://www.umcutrecht.nl/Uitzuigapparatuur/ (externe link) Materiaalbeschrijving Uitzuigapparatuur: 1 (van 1)