Samenvatting van het jaarverslag
2011 Stichting Pensioenfonds Cindu International
Uitgave pensioenbureau d.d. augustus 2012 Stichting Pensioenfonds Cindu International Postbus 9 1420 AA Uithoorn
Geachte deelnemers en gepensioneerde deelnemers, Voor u ligt weer het beknopte jaarverslag van uw pensioenfonds. Het zijn spannende tijden voor pensioenfondsen en hun deelnemers. De crisis op de financiële markten duurt nu al zo’n vijf jaar en er is nog geen duidelijk zicht op betere tijden. Veel pensioenfondsen zitten in de problemen en hebben vaak zelfs kortingen op de pensioenrechten moeten aankondigen. Op het moment dat wij dit schrijven is dat bij ons fonds niet het geval. Ons fonds heeft nog een dekkingsgraad van boven 100% en lijkt zich nog tijdig verder te kunnen herstellen. De dekkingsgraad is de vergelijking tussen enerzijds de bezittingen van het fonds en anderzijds de berekening van de pensioenverplichtingen. Als de bezittingen, zoals bij ons fonds, meer zijn dan de verplichtingen, is de dekkingsgraad boven 100%. Met gemengde gevoelens kijken we terug op 2011. Dat jaar begon hoopgevend, met stijgende beurskoersen, een hogere rekenrente en een stijgende dekkingsgraad. Zelfs leek het erop dat het geldende korte termijn herstelplan niet meer van toepassing zou gaan zijn. Dat loopt af na een periode van negen maanden een dekkingsgraad boven de voor ons geldende minimale 104,2%; daarvan hadden we er acht achter de rug. De snelle rentedaling in augustus en de dalingen op de effectenbeurzen drukten de dekkingsgraad weer snel omlaag. Deze kwam toen zelfs even iets onder 100% te liggen. We sloten het jaar af met een dekkingsgraad van 103,1%. Het korte termijn herstelplan is nog steeds van toepassing. Ook geldt nog een lange termijn herstelplan, waarin op termijn de dekkingsgraad naar ongeveer 112% zou moeten. Het fondsbestuur heeft daardoor helaas in december moeten besluiten dat per 1 januari 2012 de pensioenen niet kunnen en niet mogen worden verhoogd; er is dus geen indexatie toegekend. Rekenrente Zoals u misschien al wist, mag een pensioenfonds een bepaald rendement veronderstellen op haar beleggingen. Dat betekent dat als het fonds weet dat het bijvoorbeeld over twintig jaar een uitkering moet doen, dat geld nu niet al in kas hoeft te hebben, maar slechts een gedeelte daarvan. Er mag een rendement over die komende twintig jaar worden verwacht, waarmee het beoogde doel na die twintig jaar wordt bereikt. Het rendement waarmee een fonds mag rekenen, wordt voorgeschreven door De Nederlandsche Bank en heet “rekenrente”. Als deze lager is, moet er nu al meer geld in kas zijn om de toekomstige uitkering zeker te stellen. Hoe lager de rente, des te hoger dus de verplichtingen nu al zijn. Doordat beleggers momenteel, desnoods tegen weinig of geen rendement, graag hun geld beleggen in “veilige oorden”, is de rente op Nederlandse staatsobligaties buitengewoon laag. In het verlengde daarvan is ook de rekenrente voor pensioenfondsen extreem laag. Dus zijn de pensioenverplichtingen erg hoog. In die zin lijden pensioenfondsen zwaar onder de economische- en de Eurocrisis. Voor jonge deelnemers is de periode waarover nog rendement wordt verondersteld, erg lang. Naarmate de deelnemer ouder is, is deze looptijd korter. Voor verschillende looptijden moet met verschillende rente rekening worden gehouden.
Als we dat grafisch weergeven, ontstaat een “rentecurve”. Daarbij is te zien dat het renteniveau, afhankelijk van de looptijd in jaren, varieert. Ook is te zien dat deze voortdurend daalde -de lijnen liggen steeds lager- en na de jaarwisseling nog aanzienlijk is gedaald, met een extreem laag niveau in mei 2012.
Rentecurve respectievelijk per: 31-12-2010
30-06-2011
31-12-2011
31-05-2012
Daarnaast zijn de bezittingen van de pensioenfondsen ook in de afgelopen jaren gedaald doordat de koersen op de effectenbeurzen laag bleven, zij het met enige stijging in de achterliggende maanden van 2012. Onder deze omstandigheden is het wel erg moeilijk om de dekkingsgraad van het fonds op een goed niveau te houden. Gelukkig heeft het fonds zich in 2008 met financiële instrumenten ingedekt tegen de gevolgen van rentedaling en zijn ook de overige risico’s in de beleggingsportefeuille verminderd. Achteraf gezien waren dit zeer waardevolle besluiten. Regelgeving Het bestuur van het fonds moet voortdurend inspelen op wijzigingen in de regelgeving. De AOW leeftijd gaat in de komende jaren in kleine stappen omhoog naar 67 jaar en mogelijk verder. De te hanteren rekenrente zal wijzigen. Er komt een mogelijkheid dat fondsen de pensioenen meer laten meebewegen met het wel en wee van het fonds, een systeem dat door tegenstanders wel wordt aangeduid als “casinopensioen”. Daarvoor is nodig dat ook de al opgebouwde rechten daarin worden betrokken, het zogenaamde “invaren”. Als het fonds niet overgaat tot deze systematiek en min of meer voortgaat met het bestaande beleid, wordt het wel geconfronteerd met zwaardere financieringseisen, zoals hoger aan te houden buffers en mogelijk hogere pensioenpremies. Onder deze omstandigheden is het moeilijk om de pensioenen buiten de gevarenzone te houden en “afstempelen” van rechten te voorkomen. Gelukkig is het fonds daar tot nu toe
wel in geslaagd. Het verhogen van rechten door pensioenen geheel of gedeeltelijk aan inflatie aan te passen, is per 1 januari 2012 helaas niet haalbaar gebleken. Kerncijfers (bedragen in duizenden EUR) 2011
2010
2009
2008
2007
Totaal belegd vermogen 131.094
128.949
124.125
115.900
139.052
Totaal voorzieningen
127.202
118.945
113.742
113.896
102.259
Dekkingsgraad
103,1%
108,4%
109,1%
101,8%
136,0%
8.565
11.348
14.458
-/- 17.039
2.606
Beleggingsopbrengsten
Aantallen (ex-) deelnemers per 31 december 2011 2011 2010 Actieve deelnemers, Arbeidsongeschikten, en Flexioeners 165 170
2009
2008
2007
178
188
201
Nog niet gepensioneerde Ex –deelnemers (slapers)
560
650
779
817
849
Uitkeringsgerechtigden
1124
1123
1134
1151
1117
Beleggingen De beleggingen bestaan uit een pakket beleggingen ondergebracht bij Robeco te Rotterdam,
investeringen in onroerend goed, ondergebracht via Altera Vastgoed N.V. (een onderneming waarvan een aantal pensioenfondsen aandeelhouder is en die werkt zonder vreemd vermogen) en Pimco, waar het fonds een pakket High Yield Obligaties heeft (dat zijn bedrijfsobligaties met hoger risico en hoger rendement). Daarnaast was er voor enkele miljoenen EUR aan liquide middelen. Het Robeco pakket bestond uit deelname in een wereldwijd aandelenfonds, deelname in een pakket aandelen in stabiele sterke ondernemingen, een pakket obligaties met korte looptijd en deelname in een hoog rentegevoelig obligatiefonds. Obligaties zijn uitsluitend in de eurozone belegd. Voor de aandelen heeft Robeco de opdracht alle valutarisico af te dekken. Het rendement in de Robeco portefeuille was na aftrek van kosten 8,11%. Het rendement op onroerend goed was voor woningen 3,4%; winkels 5,7%; kantoren 6,8%; bedrijfsruimten 6,2%. Het rendement op de Pimco portefeuille bedroeg 1,98%. Robeco voert een integraal beleid voor verantwoord beleggen; factoren op gebied van milieu en goed ondernemingsbestuur worden meegewogen bij de beleggingen (zie ook www.robeco.nl/verantwoord beleggen ).
De verdeling van de bezittingen was als volgt (in duizenden EUR): Direct onroerend goed 10.667 Vastrentende waarden (obligaties) 78.888 Aandelen 35.477 Liquide middelen 5.632 Overig (o.a. vorderingen) 735 + Totaal 131.399 Kosten Het fonds is met een balanstotaal van circa EUR 130 mln. een relatief klein pensioenfonds. Maar ongeacht deze geringe omvang gelden dezelfde eisen die ook voor grotere fondsen gelden. Bij schaalgrootte gelden vaak kostenvoordelen die voor kleinere fondsen moeilijk te realiseren zijn. Daarom moet het bestuur er heel goed op letten dat de kosten binnen de perken blijven. De kosten van administratie en pensioenbeheer waren in 2011 per deelnemer EUR 219, -. De kosten van vermogensbeheer zijn ongeveer 0,39% van het belegd vermogen. Daarmee wijkt ons fonds ondanks de geringe omvang niet af van wat we bij grotere fondsen gemiddeld aantreffen. Verantwoordingsorgaan Het pensioenfonds kent ook een Verantwoordingsorgaan, waarmee het gevoerde beleid wordt besproken. Leden van dit orgaan zijn: - namens werkgevers de heer P.A.W. Santen, voormalig directeur Cindu Chemicals en de heer A. Staalstra, voormalig directeur Neville Chemical Europe - namens gepensioneerden Mevrouw A. Blekkenhorst- Hedlund en de heer J.A.N. van Eijk - namens actieve deelnemers de heer H.L. Siem Verklaring van het Verantwoordingsorgaan van het Pensioenfonds Cindu International over het beleid van het Bestuur in 2011. De leden van het Verantwoordingsorgaan hebben de handelingen van het Bestuur en de gang van zaken bij het Fonds met regelmaat gevolgd via de berichtgeving van het management en uiteindelijk besproken in een bijeenkomst met vertegenwoordiging van Bestuur en Management op 5 juni 2012. Op de datum van de bijeenkomst zijn de jaarstukken van het fonds nog niet gereed en dus ook nog niet door de accountant goedgekeurd. Ook de Actuariële Verklaring moet dan nog komen. Maar er is goed inzicht over de verslagperiode aanwezig en het Verantwoordingsorgaan durft de onderstaande Verklaring dan ook gaarne aan: Het jaar 2011 begon hoopgevend, hogere aandeelkoersen en stijgende rekenrente. Echter halverwege het jaar zette zich een daling in van zowel aandeelkoersen en rekenrente. De gedachte aan het aflopen van het korte termijn herstelplan kon helaas weer worden opgeschort. Aan het einde van het jaar hielp De Nederlandsche Bank pensioenfondsen door af te wijken van hun regels, door toe te staan dat pensioenfondsen i.p.v. de lage rekenrente in december een driemaands gemiddelde okt./dec. mochten hanteren. Doordat het bestuur een terughoudend beleggingsbeleid heeft gevoerd en maatregelen had genomen door het afdekken
van het risico van rentedaling, heeft ons fonds het t.o.v. andere pensioenfondsen redelijk gedaan. Het aankondigen van pensioenkortingen is voor ons fonds gelukkig niet nodig gebleken. Voor het beheersen van risico’s gebruikt het bestuur mede door opmerkingen van De Nederlandsche Bank sinds 2011 een “Risicomonitor”. Vier maal per jaar wordt dit herijkt en het bestuur streeft er naar op niet met voldoende beheerst aangeduide punten verbetering aan te brengen. Het Verantwoordingsorgaan vindt dit een goed hulpmiddel voor het bestuur om geregeld de risico’s van het pensioenfonds te bespreken en verbeteringen aan te brengen.
Het Pensioenakkoord (tussen Kabinet en Sociale Partners) is besproken, evenals de recente brief van de minister met de plannen voor het nieuwe Financieel Toetsingskader. Dit zal voor ons fonds ingrijpende wijzigingen geven. Met name het voorgenomen besluit om de pensioenrichtleeftijd in 2014 één keer naar 67 jaar te brengen, de invoering van nieuwe rekenrente, strengere vereisten voor aan te houden buffers, nieuwe wijzen van berekenen van premie en dekkingsgraad. Daarnaast zou het ook mogelijk moeten worden de pensioenen, inclusief de ingegane directer te laten meebewegen met het wel en wee van pensioenfondsen. Voor het zo ver is, moet nog een aantal juridische vraagstukken worden opgelost Aan de orde is ook uitbestedingsrisico gekomen. Er zijn vrijwel geen activiteiten uitbesteed; het fonds heeft een eigen pensioenadministratie-systeem (CIPIER). Dit is in volledig eigendom inclusief de broncodes. Het fonds heeft eigen IT hardware en heeft een contract voor ondersteuning door een gespecialiseerde derde partij. Er wordt dagelijks een back-up gemaakt en extern veilig gesteld. Dit is één keer nodig geweest en werkte prima. Training en scholing zijn voor het Verantwoordingsorgaan een belangrijk onderdeel van de jaarlijkse bespreking. Het bestuur heeft in het afgelopen jaar diverse deskundigen uitgenodigd voor toelichting. Daarnaast werden door bestuursleden voorlichtingsdagen bezocht. Twee leden van het verantwoordingsorgaan hebben een op hun taak gerichte cursus gevolgd. 2012 zal voor het pensioenfonds zeker niet rustig worden. Voor wat betreft aandeelkoersen en rentedalingen ziet het er nog steeds zorgelijk uit. Het bestuur zal goed moeten nadenken voor dat er iets wordt besloten. Ook de uitwerking van het Pensioenakkoord zal de nodige inspanning en aandacht van het bestuur vragen. Het verantwoordingsorgaan is, door de bespreking met de voorzitter en manager van het pensioenbureau, gesterkt in haar vertrouwen dat ons fonds bekwaam wordt bestuurd. Wij spreken opnieuw ons vertrouwen uit in het gevoerde beleid en danken alle betrokkenen voor hun inzet in de afgelopen periode. Voorzitter P.A.W. Santen
Secretaris A. Blekkenhorst-Hedlund
Risicomanagement Zoals de omvang van de huidige economische en monetaire crisis niet was voorzien, zo waren de gevolgen voor pensioenfondsen ook niet in de volle omvang voorzien. We hebben gezien dat pensioenfondsen die erg grote beleggingsrisico’s namen of die zich niet wapenden tegen mogelijke rentedalingen, het meest zijn getroffen. De toezichthouder, De Nederlandsche Bank, eist daarom dat pensioenfondsen veel meer stelselmatig alle mogelijke risico’s in kaart brengen en zich afvragen of ze voldoende schokbestendig zijn. Het gaat niet alleen om financiële risico’s, maar ook om bijvoorbeeld risico’s op gebied van automatisering, reputatieschade, etc. Ook ons fonds brengt haar risico’s stelselmatig in beeld met een instrument genaamd “risicomonitor”, goed bevonden door de toezichthouder. Begin 2012 heeft het bestuur ook nog een crisisplan opgesteld, opdat niet nog lange besluitvorming moet plaatsvinden onder druk van een onverhoopt zich voordoende acute crisissituatie. Deskundigheid De regelgeving voor pensioenfondsen is voortdurend omvangrijker geworden; de economische omgeving voor pensioenfondsen steeds ingewikkelder. Dat vraagt aanzienlijke deskundigheid en besluitvaardigheid van een pensioenfondsbestuur. Ons fonds heeft in de afgelopen jaren een erg stabiele bestuurssamenstelling gehad, waardoor het bestuur veel kennis heeft kunnen opbouwen en weinig kennis is weggevloeid. Daarnaast laat het bestuur zich regelmatig door deskundigen bijpraten, worden voorlichtings- en studiebijeenkomsten gevolgd. De eisen om bestuurslid te mogen worden zijn aangescherpt. In het recente verleden moest een bestuurslid binnen een jaar na benoeming aan deskundigheidseisen voldoen. Deze eisen waren toen ook niet scherp geformuleerd. Nu moet een bestuurslid al voor het aantreden beschikken over uitgebreide pensioenkennis op een niveau zoals door de overkoepelende organisatie van pensioenfondsen, de Pensioenfederatie, is geformuleerd. Wie bestuurslid wil worden, moet dus voorafgaand al op cursus. De toezichthouder De Nederlandsche Bank, zal een kandidaat-voorzitter voorafgaand aan diens benoeming, zelfs in een persoonlijk onderhoud beoordelen. Het bestuur bestond per 31 december 2011 uit: - namens werkgevers de heer R.A. van Pernis (voorzitter); de heer R.S. Koene, plaatsvervangend voorzitter; de heer L.T. de Vries - namens deelnemers de heer W.B. Meijer en de heer J.W.F. Schroers - namens gepensioneerden de heer H.J.M. de Jong Met het oog op de zittingsduur van drie jaar zal de heer de Jong per 1 oktober aftredend zijn. Het bestuur waardeert het zeer, gezien zijn pensioenkennis en –ervaring, dat hij bereid is zich namens de gepensioneerden kandidaat te stellen voor een nieuwe zittingsduur. ALM studie Begin 2011 werden de resultaten van een nieuwe ALM studie gepresenteerd aan het bestuur. Een Asset Liability management studie maakt een verkenning van enerzijds verschillende beleggingsscenario’s in combinatie met verschillende economische ontwikkelingen, anderzijds de ontwikkeling van de verplichtingen, mede afhankelijk van renteontwikkelingen. In grote lijnen was de uitkomst dat de bestaande beleggingsmix goed was; dat mogelijk nog een iets beter resultaat zou zijn te behalen met toevoeging van obligaties in opkomende markten, mogelijk uit te breiden naar aandelen in opkomende markten. Na een
marktverkenning leek een obligatiefonds met veel belangen in Brazilië en Rusland de voorkeur te moeten hebben, maar de eenzijdigheid leek tegelijk ook kwetsbaar en de economische groei van met name Brazilië kreeg minder goede vooruitzichten. Daarom is voorlopig afgezien van deze wijziging in beleggingen. Wel werd het belang in de High Yield obligaties met EUR 6,5 mln. verminderd. Bestuursvergaderingen Het bestuur had in 2011 vijf maal een bestuursvergadering. Daarbij werd een breed scala aan onderwerpen besproken. Vrij vast agendapunten zijn beleggingsbeleid, risicomanagement, ontwikkeling dekkingsgraad en oriëntatie op de regelgeving die voortdurend in beweging lijkt te zijn. Speciale onderwerpen waren de bespreking van de ALM studie, het vaststellen van de jaarstukken en het indexatiebeleid. Verdere vooruitzichten Er is geen sprake van een normale golfbeweging in de economie, waarbij perioden van minder groei worden gevolgd door opwaartse trends. Het bestuur durft dan ook geen andere uitspraak te doen over de vooruitzichten dan dat wordt gehoopt op een geleidelijk herstel en een eind aan neerwaartse bewegingen. Een wat toenemend vertrouwen in het behoud van de euro zou de extreem lage rente in de Noordelijke Eurolanden wat verhogen en daarmee de verplichtingen van pensioenfondsen wat verlagen. Voornaamste wens van het bestuur op dit moment is dat ons fonds uit de directe gevarenzone van “afstempelen” weet te blijven. Helaas kan het bestuur niet de verwachting uitspreken dat hervatting van indexatie in zicht komt.
Een kijkje in het verleden…. In de statuten van ruim 63 jaar geleden, 1 januari 1949 van het pensioenfonds voor het personeel van de Utrechtse Asphaltfabriek, een van de voorgangers van ons pensioenfonds, lazen we dat ook toen al rekening werd gehouden met een eventueel noodzakelijke “afstempeling”: “in dien de Stichting …. niet in staat is aan de verplichtingen volgens de bestaande reglementen te voldoen, zal het bestuur gerechtigd zijn de reglementen te wijzigen en de reeds toegekende pensioenrechten zowel reeds lopende als uitgestelde pensioenen, evenredig te verminderen.” In het pensioenreglement van 1951 lazen we dat toen al het fonds ook een partnerpensioen kende voor ongehuwd samenwonenden. Het naar huidige begrippen ouderwetse is daarbij wel dat de deelnemer man en nog wel de kostwinner moest zijn: “Wanneer een deelnemer die ongehuwd of weduwnaar is en geen kinderen beneden de 16jarige leeftijd heeft, ten genoege van het bestuur aantoont, dat hij kostwinner is van een derde, kan het bestuur hem toestaan, deze laatste als pensioengerechtigde aan te wijzen. Voor de toepassing staat het aanwijzen van een pensioengerechtigde gelijk met het aangaan van een huwelijk en wordt de pensioengerechtigde op één lijn gesteld met de echtgenote.”