Reisbericht nr. 07 Namibië augustus-september 2015
Op de dag van ons vertrek vanaf de Kunene naar het zuiden, zien we iets bijzonders: het is bewolkt. En dat het inderdaad bijzonder is blijkt wel uit de opmerking van de Engelse campingeigenaar: ‘what have you done to our weather’? Zolang hij daar woont [en dat is vele jaren] is er nog nooit bewolking in augustus geweest. We krijgen onderweg zelfs tien druppels regen. Het is daarbij vreselijk stoffig, ’s avonds moeten we alle deuren en ramen van de camper gesloten houden vanwege een dichte stofmist. Het blijft vele dagen zo. Vervelende bijkomstigheid is dat fotograferen van het mooie golvende landschap eigenlijk niet mogelijk is, er hangt een grauwsluier over. Ook de pistes lopen sterk golvend, je duikt steeds weer een gat in en dan weer steil omhoog. In natte tijden loopt water door deze dieptes. Voorts de bekende veterinaire roadblocks. De banden worden zeer intensief bespoten en wij moeten altijd op de met desinfecterende vloeistof doordrenkte matjes gaan staan. Een keer worden én Henk én ik teruggeroepen, we zijn allebei aan de verkeerde kant van de matjes afgegaan en moeten opnieuw de mat op. Een andere ambtenaar staat steevast klaar met een stuk hardboard waarop een papier dat nauwgezet moet worden ingevuld, naam, kenteken camper, datum en handtekening. Dit wordt overigens overal gedaan, voor de slagboom van de camping, bij iedere poort van een natuurpark of bezienswaardigheid, bij binnenkomst en vertrek [en niet alleen hier, maar in heel zuidelijk Afrika]. Er moeten ondertussen zoveel stapels papier overal opgeslagen liggen, daar kan jaren van gestookt worden.
woestijnolifanten
Hartmann bergzebra’s
Rond Palmwag en Sesfontein rijden we wat mooie pistes, zoals een stukje Khowarib Canyon tot er zulke scheve hellingen met grote gaten komen dat het met onze campers niet verantwoord is verder te gaan. In het wat zuidelijker gelegen Palmwag Game Reserve kiezen we ook een rondtocht uit. Het blijkt een behoorlijk pittige, erg stenige piste, maar landschappelijk heel mooi. In een droge rivierbedding zien we zowaar de legendarische ‘woestijnolifanten’. Deze olifanten leven in kleine groepjes verspeid in de woestijnachtige gebieden van noordwest Namibië en worden soms zelfs tot aan de Skeleton Coast gezien. Ook de alleen in het westen van Namibië levende ondersoort van de bergzebra [degene zonder schaduwstrepen zie bericht nr. 2], de Hartmann bergzebra, heb ik op de foto kunnen zetten. Verder giraffes, springbokken en oryxen en bij een waterpunt een grote groep oor- en witruggieren. Bij de rivierbedding met de olifanten zitten twee erg scheve stukken met zeer diepe gaten. Ik vind dat scheve altijd akelig en ga eruit, ondanks de nabijheid van de olifanten!. Ik film het akkefietje, dat weer wel. De campers hangen erg schuin naar links en rechts en zwaaien vervaarlijk heen en weer, maar we komen er goed door. Dan op 2/3 van de tocht vertoont de motor van de één op andere minuut kuren. En bar vervelende ook, het lijkt of de motor niet genoeg diesel krijgt en daardoor heel onregelmatig loopt. Leo kan niet direct de oorzaak vinden en we moeten door, want de piste is lastig en nog lang en we moeten voor donker het park verlaten hebben. Geluk is dat de motor wel blijft lopen, maar de rest van de tocht lijkt op een rit op een bokkig paard. Het ene moment houdt de motor in, het volgende schiet hij vooruit en dat alles op de stenige track met kuilen, waar je eigenlijk heel gedoseerd moet kunnen rijden. We springen als een vlo over het pad. Deze rit vergeten we niet snel meer en we waren zeer opgelucht de camping bereikt te hebben. Leo heeft om te beginnen de dieseltankverdeler eruit gehaald en de aansluiting alleen naar en van de originele tank gemaakt. Mogelijk lost dit het probleem op. We beginnen welgemoed aan de volgende etappe.
flessenboom en bloem
Het zuiden van Kaokoland is landschappelijk echt prachtig: bergachtig, met eindeloze vergezichten, verstopte rivieren in met palmen begroeide canyons, onafzienbare vlaktes met stenen en nog meer stenen en vooral veel, heel fijn stof. Overal groeien de mopanebomen, bomen met vlinderachtige blaadjes, die zich op het heetst van de dag samenvouwen, zodat ze niet uitdrogen. Af en toe een eenzame flessenboom, die met verrukkelijk geurende witrose bloemen de woestijn opfleurt. Het giftige melksap van deze boom werd gebruikt door de inheemse bevolking als pijlgif voor de jacht. De motor loopt prima en we zijn het gedoe al bijna vergeten als plotseling, als een donderslag bij heldere hemel de motor er helemaal mee stopt. Het is inmiddels 39˚ C. en we zijn net de auto met verlossende airco weer ingevlucht na een slopend wandelingetje in een kloof met basaltzuilen, de ‘Organ Pipes’. Hier moet gesleept worden door Henk naar de camping die, een geluk bij een ongeluk, op nog maar enkele kilometers afstand is. Behalve de motor is ook verder alles uitgevallen, de stuur- en rembekrachtiging, de ventilator en airco. De hitte is niet uit te houden en er moet echt een raam open; dit betekent dat enorm veel stof dat Henk vlak voor ons opstuift, bij ons binnenwaait. Kortom, een ramptocht. Alweer blij dat we op een camping, inmiddels in Damaraland, aangekomen zijn. Daar doen we een feestelijke ontdekking: de zekering voor het motorgedeelte blijkt kapot. Een nieuwe en de motor loopt weer! Er moet uiteraard direct een flink glas bier op gedronken worden aan de campingbar. Of dit het hele probleem geëlimineerd heeft, moet nog blijken. Het blijft alweer spannend. We gaan gewoon verder. Hopelijk blijven we voortaan van dit soort praktijken verschoond!
agame sp. vrouwtje
mannetje
De beurt is nu aan de vermaarde rotsgravures van Twyfelfontein. We zijn nog geen 500 meter van de camping op weg daarheen, als we plotseling een schroeilucht ruiken en er rook de cabine inkomt! Leo zet onmiddellijk het contact uit en voorkomt zo erger. Dit is wel even echt schrikken. Opnieuw komt sleper Henk in actie. Enkele kilometers verder is alweer heel toevallig een werkplaats die het wagenpark van een naburige luxe lodge beheert, voor ons alweer een geluk. De jongens gaan direct aan de slag, er wordt op zondag gewoon gewerkt, en na ruim een uur is het hele probleem geklaard. De manteling van een [originele Toyota]kabel onder de motorkap was over een lengte van 50 cm. volledig weggeschroeid, ik zou zeggen een ‘narrow escape’ dus! Door de vele wasborden en stenige pistes is deze kabel kennelijk gaan schuren en heeft op enig moment kortsluiting veroorzaakt met bovenstaand gevolg. We kunnen, grappig genoeg, heel aardig in het Nederlands communiceren met de Namibiërs, er wordt door hen vaak ZuidAfrikaans gesproken. We doen opnieuw een poging de rotsgravures te bereiken. En ze zijn de moeite waard. Het is tot op heden niet duidelijk of het de San of de Damara, of beide waren die hier met harde kwartsstenen in het zachtere zandsteen allerlei Afrikaanse dieren hebben gekerfd. Olifanten, giraffen, neushoorns, struisvogels, diverse antilopensoorten en de wereldberoemde leeuw zijn te zien. Ook rondjes, die waterplaatsen aangaven en voetzolen. De laatste dienden als wegwijzers. Een paar duizend voorstellingen zijn in de loop van 25.000 jaar gemaakt. Omdat in het verleden diefstal en vernieling [hoe is het mogelijk] hebben plaatsgevonden, gaat altijd een gids mee, wat hoewel we er niet voor kiezen nog interessante informatie oplevert ook. In de omgeving pakken we meteen het ‘versteende woud’ het zgn. Petrified Forest mee. De her en der liggende stukken versteende naaldbomen stammen uit het Carboon. De bomen komen oorspronkelijk uit noord Angola en zijn tijdens en na de IJstijd hierheen gekomen, vertelt de ook hier verplichte gids.
Er tussen groeien de zeer aparte, verfomfaaid uitziende Welwitschia’s, met altijd twee lange bladeren die onder weersinvloeden scheuren en krullen. Welwitschia’s behoren tot de oudste planten op aarde, ze kunnen 1000 tot 2000 jaar oud worden en tijdens al die jaren maken ze hooguit drie keer twee bladeren, die elk max. 8 m. lang en 1,5 m. breed kunnen worden. Het is tevens de nationale plant van het land.
1500 jaar oude Welwitschia mirabilis met rechts kevers die voor de bevruchting zorgen, boven mannetje, onder vrouwtje
Iets verder zuidelijk ligt een granieten bergplateau, waarvan de hoogste top ook de hoogste berg van Namibië, 2473 m. is. Aan de oostkant ligt een dal waarin wereldberoemde rotstekeningen van ca. 6000 jaar oud, met de grootste attractie Diana, de ‘White Lady’ te vinden zijn. Inmiddels wordt aangenomen dat de White Lady helemaal geen vrouw is, maar een witbeschilderde man die met pijl en boog op jacht gaat. In de nabije omgeving zijn wel 50.000 tekeningen gevonden.
white lady
jager met baviaanmasker en zebra
Om bij de lady te komen, moet je een uur heen en ook weer terug lopen en klauteren door een prachtig dal met enorme afgeronde keien [weer met de verplichte gids]. Gelukkig is de temperatuur juist op deze dag naar een comfortabele 25˚ C. gedaald. Hier groeien de Brandbergacacia, tamarisken, verschillende soorten Euphorbias, een wilde vijgensoort en een welriekende hars afgevende myrresoort. Het wemelt er van de ‘rockdassies’, een op een marmot lijkende klipdassensoort. Ze zitten naar je te kijken vanaf hun holletjes onder rotsrichels of vanaf een boomtak, ze kunnen uitstekend klimmen. Ik ben zo gelukkig hier de perzikkopagapornis [een kleine papegaai], die bijna alleen in Namibië voorkomt, te zien. Via een 150 km. lange piste willen we naar de Skeleton Coast, niet de meest gangbare route die hoek in. En wat een ellendeling is deze piste. Nooit eerder hebben we zo’n ontzettende zware wasbordpiste gereden. Alles, maar dan ook alles trilt en maakt lawaai, er liggen later allerlei losse schroefjes en knopjes door de camper. We driften regelmatig over de weg heen, de camper is bij vlagen moeilijk te besturen. In plaats van leuk rijden ‘normale’ piste in Palmwag Game Reserve en een beetje uitvogelen hoe je over lastige stukken komt, is dit puur overleven. Je moet stevig doorrijden ook, anders is dit wasbord helemaal niet te doen. Wat zijn we blij als na drie uur rijden [exclusief de rustperiodes] de zuidelijke Atlantische Oceaan in zicht komt! Het landschap was wel ontzettend mooi, eerst bergachtig, later met onafzienbare vlaktes in rode, gele, zwarte en allerlei aardtinten, soms velden met hoekige stenen, dan weer grote ronde. Geen enkele bewoning, slechts twee tegenliggers en een handjevol springbokken kruisen ons pad.
De beruchte Skeleton Coast is een nagenoeg onberoerde en zeer eenzame streek. Zomers [onze winter] komen er wel vissers, maar in deze tijd is de kust in het noordwesten van Namibië erg verlaten. Honderden kilometers niets, alleen een ‘salt road’ die heerlijk glad rijdt, af en toe een entrance gate Skeleton Coast Nat. Park scheepswrak op de kust, wat walvisbeenderen en soms een zoutlagune, waarin o.a. grote en kleine flamingo’s. De kleine is een soort die bijna uitgestorven is, ik ben dus behoorlijk verrukt ze te zien. In de verraderlijke wateren voor de kust zijn vooral in het verleden flink wat schepen vergaan en al had je het ‘geluk’ hier aan land te komen, je had geen enkele overlevingskans. Er is totaal geen water, laat staan eten te vinden.
Het weer is er ook al niet aangenaam, op één van de drie dagen is het mistig of hangt er lage bewolking, waaien doet het bijna altijd. Wij moeten het doen met de lage bewolking en af toe een waterig zonnetje, niet slecht, want zo kunnen we in ieder geval de grote pelsrobbenkolonie bij Cape Cross bekijken. Duizenden dieren liggen hier op de rotsen te ruziën en te stinken, je ruikt en hoort ze al van verre. Er liggen ook lijkjes van jonge robben tussen, platgedrukt of moeder kwijtgeraakt. De rangers lopen ze op te ruimen, ’s nachts komen [wrs. bruine] hyena’s dit doen, we zien hun sporen op een naburig strand.
In het zuidelijker liggende Swakopmund is het tijd voor een paar dagen onderhoudswerk. Laundry, garage en tandarts staan op het programma. Swakopmund is door Duitsers gesticht om ten tijde van het onder Duits protectoraat staande zuidwestelijk Afrika, hier een aan- en uitvoerhaven te bezitten. De oude aanlandingspier is er nog. Het stadje doet zeer Duits aan, straat-, hotel- en winkelnamen zijn veelal in het Duits en van veel oudere gebouwen is de architectuur onmiskenbaar Duits/Europees. het voormalige hotel Hohenzollernhaus
Na Swakopmund volgt als laatste plaats aan de kust [voorlopig] Walvis Bay, daarna gaan we weer het binnenland in. Walvis Bay is een weinig attractieve havenplaats, maar heeft een schitterende lagune met in deze tijd duizenden flamingo’s, een heel indrukwekkend gezicht.
links: kleine flamingo rechts: [grote] flamingo
roethoningzuiger
rotsklipdas
ons uitzicht vanaf één van de campings in Damaraland