Reisbericht nr. 09 Namibië - Zuid-Afrika, Northern Cape september 2015
Keetmanshoop is de laatste redelijk grote plaats waar we inkopen doen voor we de grens met Zuid-Afrika proberen over te steken om het Kgalagadi Transfrontier National Park te bezoeken.
We overnachten in de omgeving bij het ‘Quiver Tree Forest’ een flink bestand van zgn. kokerbomen. Eigenlijk zijn het geen bomen, maar Aloë’s, die groeien in de hete, droge, rotsachtige gebieden van Namibië en de provincie North Cape in ZuidAfrika. Ze kunnen zo’n 7 meter hoog worden en 300 jaar oud. De San gebruikte de uitgeholde takken als pijlkokers, vandaar de naam. Prachtige fotogenieke bomen, vooral bij zonsopgang- en ondergang. ’s Avonds een laatste ‘werkoverleg’ over hoe we zullen handelen bij de douane om onze kansen op het verkrijgen van een visumverlenging zo groot mogelijk te laten zijn. In nog altijd stormachtig weer met opnieuw fikse zandstormen staan we bij de heel kleine grensovergang. De zeer aardige douanedame slaat aan het tellen op een rekenapparaat hoeveel dagen we van ons vorige driemaandenvisum gebruikt hebben, laat ons uitleggen wat de bedoeling is en kijkt werkelijk geïnteresseerd naar ons reisplan dat op papier staat. Uiteindelijk krijgen we een verlenging van 45 dagen met de mededeling dat we als we opnieuw Zuid-Afrika ingaan een verlenging kunnen vragen voor de dagen die we nog nodig denken te hebben. Na de Kgalagadi reizen we nl. via Namibië terug naar het westen van Zuid-Afrika. Wij zijn zeker blij met het resultaat. We hopen natuurlijk toch nog op extra verlenging, maar in ieder geval kunnen we zo wel de geplande reis afmaken. Het scheelt ook erg veel kosten. We zijn erg opgelucht, ik ben er de laatste paar dagen toch wel wat onrustig over geweest.
Ontspannen trekken we voor vijf dagen het Kgalagadi Transfrontier National Park in. Dit grootste nationale park van Zuid-Afrika [2x Kruger] ligt op de grens met Botswana en wordt door beide landen beheerd. Een gigantisch groot woestijngebied, bestaande uit rode zandduinen begroeid met gras en struikjes, savannes en twee altijd droge rivierbeddingen met grote bomen. De honderden kilometers lange pistes lopen door deze beddingen met enkele dwarsverbindingen. Er is al veel groen te zien, de acacia’s staan geel te bloeien, het weer is zonnig en eindelijk helder, allemaal ingrediënten voor een topbestemming, hoewel de hitte [elke dag rond de 40˚, ‘s nachts ietsje minder] vreselijk afzien is.
zwaluwstaartbijeneters
Kgalagadi is vermaard om zijn ‘grote katten’ en roofvogels, we krijgen ze inderdaad voorgeschoteld. Veel oryx en springbokken, veel zadelrugjakhalzen, struisvogels, secretarisvogels en inderdaad veel roofvogels, maar het echte feestje begint met een groepje leeuwinnen vlak langs de piste. Eén van hen vertrouwt de camper niet en maakt aanstalten om aan te vallen. Enkele kilometers daar vandaan ligt een reusachtige leeuw met een enorme bos bruine manen [Kalahari leeuwen hebben vrij donkere manen] te suffen boven op een duinrichel. We zien nog vele leeuwen in de dagen erna. Heel grappig zijn de stokstaartjes die parmantig op hun staart met de voorpootjes op hun buik rond zitten te kijken of de kust nog veilig is. Met zonsondergang zien we een Afrikaanse wilde kat een flinke fluitrat vangen, ook al zo’n tref. ’s Avonds is het of overal om je heen keitjes tegen elkaar geslagen worden, het zijn gekko’s die roepen.
De volgende dag zeer vroeg réveil, we zijn de eersten die op pad gaan. En met resultaat, weer een groep leeuwen, rollend op hun rug en spelend, hun nagels scherpend aan een boom, zo vroeg nog zeer actief, opnieuw vlak bij de weg. Achter een duinenrij, niet zichtbaar voor ons, horen we het zware, verdragende gebrul van een mannetjesleeuw, je krijgt er kippenvel van, erg indrukwekkend. Later ben ik doende een vogel te fotograferen, als een stel Zuid-Afrikanen roepend van uit hun pick-up achter Henk, die iets schuin op de weg staat, komt staan. Kwaad en hoofdschuddend rijden ze voorbij. Nogal onverdraagzaam en ongebruikelijk gedrag. We zijn het hele voorval allang weer vergeten als we een stel voertuigen stil op het zandpad voor ons zien staan. Vijf cheeta’s [jachtluipaarden] liggen en rollen in het zand op enkele meters afstand! Deze prachtige dieren ‘hadden we nog niet’. Om ze wat beter te kunnen fotograferen gaan Henk en ik ieder uit ons vluchtluik boven het bed foto’s nemen, wat niet mag. Vanwege de veiligheid mag nog wel een fototoestel uit een raam steken, maar geen enkel lichaamsdeel.
Leo ziet dat de mensen uit de pick-up voor ons foto’s van ons nemen, hangend met de fototoestellen uit hun raam. Ik dacht in mijn naïviteit nog dat het om onze campers was, maar ze komen naast ons rijden en de vrouw, een echte superdraak, bijt me toe: “you will be reported!” Ook de man laat zich niet onbetuigd. Het zijn de Zuid-Afrikanen van eerder die dag, die blijkbaar wel een erge hekel aan ons hebben. De muis krijgt inderdaad een fikse staart. Bij terugkomst op de camping, vertelt de pompbediende van het belendende tankstation al dat we ons moeten melden bij de receptie. Daar wacht ons een politieofficier die een proces-verbaal moet uitschrijven, het bewijs , de foto, heeft hij van de Zuid-Afrikanen gekregen. 1000 Rand [70 Euro] ieder vanwege de ‘violence of the law’. Maar frappant is dat iedereen, de baliemedewerkers, een Botswaanse douaneambtenaar die hier kantoor heeft, zelfs de politieofficier het belachelijk vinden. Hij vertelt dat hij wel volgens de wet moet handelen, later zullen ze komen informeren of de zaak in behandeling is genomen. Hij zou graag een foto hebben van deze mensen met hun toestellen en armen uit hun autoraam, om ze ook te kunnen bekeuren. De betreffende Zuid-Afrikanen doen dit al jaren, lappen iedereen zo mogelijk erbij. Een Frans stel dat aan komt lopen is iets soortgelijks overkomen enkele jaren geleden en was er nog behoorlijk nijdig over. Het is het eerste paar Afrikanen waar wij een vieze smaak van hebben gekregen, maar er schijnt een groep Zuid-Afrikanen te zijn die een hekel heeft aan buitenlanders en niet wil dat ze in ‘hun’ parken komen om ‘hun’ dieren te zien, wordt ons hier verteld. Niets echter kan mijn plezier over het zien van de cheeta’s bederven en we hebben veel prachtige foto’s! jonge cheeta
springbok badende bateleurs [links juvenil]
Verreaux’s oehoe fluitrat
In de verdere dagen zien we vaak leeuwen en cheeta’s , veel springbokken die net een jong krijgen, een gevlekte hyena, maar ook een ‘pangolin’, een nachtelijk gordeldier. ‘s Nachts vanuit een schuilhut zie ik een springhaas als een kleine kangoeroe in de droge rivierbedding voorbijspringen . Daarbij nieuwe soorten vogels, waaronder de Verreaux’s oehoe, de grootste uil van zuidelijk Afrika. Tijdens één van de pauzes op een plek waar je ‘eruit’ mag, ontdekt Henk dat zijn vuilwatertank, die aan de buitenkant onder de camper hangt, op één oor hangt, hij heeft hem nog net niet verloren. Twee van de vier bevestigingspunten zijn compleet afgebroken. Met spanbanden wordt het zaakje door de mannen weer zover in orde gemaakt dat Henk hopelijk de rest van de hobbelige pistes er mee door kan komen.
De hitte neemt elke dag verder toe, vandaar dat we wel blij zijn het park te verlaten na de vijf dagen om naar het zuiden te trekken, waar het minder warm zal zijn. Overdag weet je niet waar je blijven moet met die 40 ˚en nog wat daarboven. De enige plek is het zwembad op de campings en daar zit ik ’s middags dus langdurig in. De terugtocht naar de grens met Namibië, richting Keetmanshoop, is een moordende tocht. Het is verschrikkelijk heet, maar wat erger is, de airco’s kunnen we niet gebruiken; de motors lopen dan te warm. In het kleine douanekantoortje is het even bijkomen in hun airco, later blijkt dat ik daar in de gauwigheid nog een vlo heb opgedaan!
loopvlak van de achterbanden
Aan het eind van de middag hoor ik een verkeerd geluid en ja hoor, dat ontbrak nog aan ons geluk: een lekke achterband. We waren daar al bevreesd voor, de banden die nieuw waren bij vertrek uit Nederland, hebben zoveel geleden op de barre pistes, dat vooral de achterbanden voor 80% versleten zijn, hele nokken zijn zelfs verdwenen. Normaal doe je ongeveer 60.000 km. met deze banden, nu dus maar 18.000.
Nog net voor zonsondergang wordt de bandenwisselklus geklaard. Met donker staan we op een gemeentecamping in Keetmanshoop, totaal gesloopt na 450 km piste, waarvan 120 flinke wasbord. De lekke band is onherstelbaar beschadigd, we laten ook de andere versleten band eraf halen en twee nieuwe banden zetten, voelt weer safe. De volgende dag is een slechte voor Henk. Op weg in het gebied van de Fish River Canyon blijkt ten eerste een spanband om de kapotte watertank gebroken te zijn en rijdt Henk ook nog eens zijn trapje, dat om één of andere duistere reden uit is blijven staan, krom. Ook die wordt weer tijdelijk met spanbanden vast gesjord. Helaas is dit niet het einde, alle goede dingen in drieën, maar ook de slechte blijkbaar, want Henk rijdt eveneens één van zijn achterbanden lek, binnen 24 uur na de onze. Heel solidair. Met een enigszins aangepast programma gaan we verder.
De Fish River Canyon is de op één na grootste kloof ter wereld [de grootste is de Grand Canyon]. De Fish River kronkelt hier 160 km. doorheen. Het is de enige rivier in Namibië waar altijd water in staat, hoewel maar weinig in de droge tijd. Er loopt een piste langs een klein deel van de canyon voorzien van een paar uitzichtpunten met fraai zicht op de Fish River in de tot 500 m. diepe kloof. Het lijkt in de diepte een smal zilverblauw stroompje; dit soort landschappen doet je altijd heel nietig voelen. Op enkele plekken zijn er hete bronnen o.a. bij Ai-Ais. We liggen er een hele poos in te genieten. Het 65˚ hete water wordt natuurlijk bijgemengd tot een aangename temperatuur.
Daarna koersen we naar het zuiden om voor de laatste maal de grens naar Zuid-Afrika te nemen. Via een minder gebruikte, uitermate mooie route met eindeloze gruisvlaktes aan de ene kant en aan de andere bergen in schitterende tinten. Ik moet steeds stoppen om ervan te genieten, dit is werkelijk één van de mooiere wegen in Namibië. We bereiken de Oranjerivier die de grens met Zuid-Afrika vormt en zitten plotseling in een enorm groen, uitgestrekt druiventeeltgebied, groter kan het contrast niet zijn. De grens is alweer spannend, krijgen we nog die extra dagen? Nee dus! Het is zelfs zo dat de dienstdoende douanier kwaad wordt als ze hoort dat we die 45 dagen verlenging zomaar kregen. Niet op ons, maar op haar collega die ze ons gaf. Dit had helemaal niet gemogen, slechts 7 dagen en inderdaad is dit wat we al eerder en vaker hoorden van deze en gene. We kunnen alleen maar extra blij zijn dat we ze toen toch gekregen hebben.
Meteen over de grens, heel merkwaardig, zijn overal langs de weg bloeiende struikjes en planten te zien. Na al die maanden kale, droge vlaktes met dorre bomen en planten, is het frisse groen een ongelooflijk gezicht. Het is duidelijk voorjaar hier en met temperaturen die 15-20 graden lager liggen, heerlijk.
hutten langs de Oranjerivier in Namibië met zicht op de Zuid-Afrikaanse bergen
In de eerste plaats van enige betekenis in Zuid-Afrika, Springbok, laat Henk zijn trapje eraf zagen, hij klimt en springt de camper nu in en uit. Ook hij moet twee nieuwe banden laten monteren en ontdekt daarbij dat zijn Webastokachel onder de camper ook al los hangt en nog net niet verloren is. In een werkplaats worden beide dingen nu zo stevig vastgezet dat het gedoe wel over zal zijn. Intussen gaan Leo en ik achter het wijzigen van de vliegtickets aan nu ons visum definitief afloopt op 4 november. Op die dag vliegen we terug om op 5 november in Nederland aan te komen. Ook de verscheping van de campers terug zijn we aan het regelen. Maar tot begin november gaan we nog heerlijk genieten van alle mooie dingen hier in Zuid-Afrika, graag met wat minder voertuigproblemen. zwarte trap