nr. 73 september 2015 FISCAAL VOORDEEL BIJ TECHNISCHE INNOVATIE VOLATILITEIT VAN OMZET KLEINE VERANDERINGEN GROTE GEVOLGEN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT OP DE SCHOP
Algemeen
fiscaal
Signaal is een uitgave van Govers Accountants/Adviseurs, bestemd voor relaties en andere belangstellenden.
Gas eraf! Redactie: Wil Geraedts RB drs. Kamiel Lemmens drs. Desirée van der Heijden-Lemmerlijn RA mr. Manfred Maas RB Paul Mencke RA mr. Henk de Ruyter
Redactieadres: Govers Accountants/Adviseurs Beemdstraat 25 Postbus 657 5600 AR Eindhoven Telefoon: (040) 250 45 04 Fax: (040) 250 45 99 E-mail:
[email protected]
Advies, eindredactie en productiebegeleiding: het Hoofdstation, Eindhoven Drukwerk: Van Mierlo, Heeze Illustratie: Sandor Paulus Overname van artikelen is toegestaan mits met schriftelijke toestemming en dan integraal en met bronvermelding. Attentie Signaal wordt met de grootst mogelijke zorg samengesteld en beoogt zo recent mogelijke informatie te verschaffen. Veel zaken zijn echter uitermate complex en aan voortdurende aanpassingen onderhevig. Daardoor kan het voorkomen dat informatie uit deze uitgave niet meer aansluit op de actualiteit. Zo hebben we in deze uitgave geen bekendmakingen van Prinsjesdag kunnen verwerken. Wij kunnen geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor hetgeen u naar aanleiding van de inhoud van deze publicatie zonder deskundig advies onderneemt. Voor nadere informatie kunt u altijd contact met ons opnemen. Voor vragen en/of opmerkingen over Signaal bezoekt u www.govers.nl.
Inhoud pagina pagina pagina pagina pagina
3 Signalering werkkostenregeling in uw administratie 4 Fiscaal voordeel bij technische innovatie 6 Volatiliteit van de omzet 7 Minder controleplichtige bedrijven 8 De bedrijfsopvolgingsregeling bij de exploitatie van vastgoed pagina 9 Buitenlandse BTW terugvragen pagina 10 Het huwelijksvermogensrecht op de schop
‘Het is weer voorbij die mooie zomer’, zong Gerard Cox in 1973. En zo is het. De temperaturen dalen en de dagen worden merkbaar korter. Toch is er volop reden voor vreugde en optimisme, zeker voor ondernemers. De economie lijkt immers weer definitief de weg omhoog te hebben gevonden, al zijn de signalen die ons bereiken soms tegenstrijdig en verwarrend. Een goed voorbeeld was het CBS-bericht half augustus dat het goed gaat met de economie maar dat de economische groei in het tweede kwartaal slechts met 0,1% was gestegen ten opzichte van het eerste kwartaal. Hoezo dan? Alle seinen staan op groen, meldde het CBS. De export groeit, de investeringen nemen toe en – héhé – de consumptieve bestedingen vertonen eindelijk weer een stijgende lijn. Waarom dan zo’n geringe groei? Dat kwam vooral doordat de gasproductie was teruggeschroefd, om het risico op aardbevingen in Oost-Groningen te verkleinen. De productie van het Nederlandse aardgas draagt dus bij aan ’s lands economie. Sterker: ze vormt er een wezenlijk bestanddeel van. Merkwaardig, al was het maar omdat er een tamelijk perverse prikkel van uitgaat. Een kabinet dat er behoefte aan had de zaken wat rooskleuriger te laten lijken, zou kunnen besluiten de aardgaskraan wat verder open te draaien. ‘Kijk, het gaat goed met onze economie. En dat is te danken aan het beleid van dit kabinet!’; zo had men het ook kunnen brengen. Jarenlang hielp aardgas ons land aan een op zich redelijk tevreden stellende begroting. Je kunt het ook omdraaien. Nederland heeft tientallen jaren op te grote voet geleefd. Omdat we aardgas hadden, konden we ons dat permitteren. Maar het aardgas raakt vroeg of laat eens op, in tegenstelling tot zon- en windenergie. Als we met de productie van energie onze economie kunnen aanjagen, waarom investeert de overheid dan niet vol in zonnestroom en windenergie? Dan verlagen we de productie van CO2 en voldoen we sneller aan de eis om meer werk te maken van ons klimaatbeleid; zoals ook de rechter kort geleden nog stelde. Ondertussen stimuleren we de maakindustrie en stimuleren en jagen we de ontwikkeling van nieuwe technologieën aan. Ik zeg dus ook: (rustig aan) het gas eraf! Was u geschrokken van de geringe groei in het tweede kwartaal. Niet nodig. Volgens het persbericht van het CBS leveren export, investeringen en consumptie van gezinnen een positieve bijdrage. ‘De economie is nagenoeg terug op het niveau van voor de crisis die in de tweede helft van 2008 uitbrak.’ En langzaamaan opbouwen dus maar weer. Ik wens u een mooie nazomer.
Signalering werkkostenregeling in uw administratie Thomas Neijzen
Vanaf 1 januari van dit jaar is de werkkostenregeling verplicht. Hiermee is een groot aantal fiscale regels met betrekking tot vergoedingen en/of verstrekkingen in de loonsfeer verdwenen. Zo is er een ‘vrije’ ruimte van 1,2% van de totale fiscale loonsom ingevoerd, waarna het meerdere bij de werkgever belast wordt met een eindheffing van 80%. Daarnaast zijn er onder andere gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen die buiten deze vrije ruimte om lopen. Administratief moet dit alles tot een lastenverlichting leiden, omdat voor voorzieningen in de vrije ruimte geen vastleggingen op werknemersniveau meer vereist zijn. Er is echter ook een aantal problematische onderwerpen.
Maaltijden Niet-zakelijke maaltijden die de werknemer op de werkplek nuttigt, worden (vast) gewaardeerd op €3,20. U mag ze in de vrije ruimte onderbrengen, zodat alleen een overschrijding daarvan tot heffing leidt. De Belastingdienst heeft aangegeven dat een enkele kop soep of snack geen maaltijd vormt en dus op nihil gewaardeerd mag worden. De vrije ruimte blijft dan intact.
Feestjes Personeelsfeesten kunnen een verschillende uitwerking hebben. Voor feestjes op de werkplek geldt een nihilwaardering. Feestjes op een externe locatie vallen binnen de werkkostenregeling in principe in de vrije ruimte. In geval van een meer dan bijkomstig zakelijk karakter van een (personeels) feest kan echter gebruik worden gemaakt van gerichte vrijstellingen met betrekking tot de hapjes, drankjes, reiskosten en eventuele kosten voor verblijf (overnachting). Hierbij kan worden gedacht aan een feest aansluitend op een studiedag. Vaste onkostenvergoedingen Een vaste onkostenvergoeding kunt u onder de WKR nog steeds onbelast verstrekken, afhankelijk van waar die onkostenvergoeding voor bedoeld is. Nieuw is dat de werkgever onderzoek moet hebben gedaan naar de aard en omvang van de kosten waarvoor die vergoeding bedoeld is. Er zijn geen voorschriften hoe diepgravend het onderzoek moet zijn, maar denk aan een periode van drie maanden waarin u bonnen bewaart met de werkelijk gemaakte kosten. Een vernieuwde onderbouwing van een vaste onkostenvergoeding is niet verplicht als de betreffende onkostenvergoeding reeds is afgestemd met de Belastingdienst. Houd uw administratie op orde Fiscaal is niet voorgeschreven hoe uw administratie ingericht moet worden, maar op het moment dat u zaken buiten de heffing laat, moet u kunnen aantonen dat u dit terecht doet. Daarom moet uit uw administratie blijken waar en waarom u een nihilwaardering of gerichte vrijstelling toepast en of u voor bepaalde kosten gebruik maakt van de vrije ruimte.
Drs. Paul van Vroonhoven Voorzitter van de maatschap Govers
Van belang is dat u dit voor het einde van het jaar goed op de rit hebt want het verlonen van een eventuele overschrijding van de vrije ruimte met toepassing van de eindheffing van 80% moet al begin volgend jaar plaatsvinden.
Hapjs, drankjes, reis- en evt. verblijffskosten van een personeelsfeest kunnen onder de vrijstelling vallen, als het feest aansluit op een studiedag.
Volg ons via http://twitter.com/#!/GoversAdviseurs
Fietsen Denk ook aan de fietsenregeling. Een fiets kan nog steeds onder de werkkostenregeling vallen. De werkgever kan de waarde van de fiets aanwijzen als eindheffingsbestanddeel en onderbrengen in de vrije ruimte. Daarbij moet u zich wel realiseren dat de vrije ruimte dan al snel volledig is benut en u over het meerdere een eindheffing van 80% moet betalen.
P agina 2
P agina 3
Voor verdere informatie kunt u uiteraard altijd contact opnemen met uw relatiebeheerder. Thomas Neijzen MSc LLM
Signaal NR 73 september 2015
fiscaal
De praktijk en recente ontwikkelingen
Fiscaal voordeel bij technische innovatie De Nederlandse overheid stimuleert technische innovatie met fiscale regelingen als WBSO, RDA en de innovatiebox. Deze drie regelingen kunnen uw bedrijf een substantieel belastingvoordeel opleveren. Bijvoorbeeld als u doet aan technisch onderzoek en ontwikkeling - zoals bij de ontwikkeling van nieuwe software of programmatuur, een ICT-platform, of een nieuwe technologische machine, product, dienst of technisch nieuw proces. De belangstelling voor deze fiscale incentives is enorm en neemt nog steeds toe. De hoogste tijd dus om onze ervaringen en de meest recente ontwikkelingen op dit gebied met u te delen.
WBSO De WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) geeft een korting op de afdracht van loonbelasting bij het doen van technisch onderzoek en technische ontwikkelingen. De hoogte van de afdrachtvermindering voor de loonheffingen is onder meer afhankelijk van het aantal uren dat het eigen personeel aan R&D-activiteiten besteedt. Onze ervaring is dat bedrijven nog steeds niet optimaal profiteren van de WBSO. Technisch onderzoek en ontwikkeling wordt vaak niet of niet tijdig herkend. Dit zie je met name in branches die niet direct gelinkt worden aan techniek, zoals in handelsbedrijven of zakelijke dienstverlening. Ook een zelf ontwikkeld backoffice (ICT) systeem of een website kan in aanmerking komen voor WBSO. Veel bedrijven zien de urenadministratie bovendien als een te grote last. Hierdoor laten bedrijven veel geld liggen, omdat de WBSO tevens het toegangsticket vormt voor RDA en de nog veel interessantere innovatiebox. RDA Research & Development Aftrek (RDA) betreft een extra kostenaftrek van 60% (2015) in de inkomstenbelasting en
vennootschapsbelasting. Ze geldt voor alle uitgaven die worden gedaan in verband met de uitvoering van een S&O-project, met uitzondering van de loonkosten. Bij de uitvoering van de RDA regeling zien wij regelmatig discussies ontstaan met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over de vraag of de materiaalkosten en -uitgaven direct en uitsluitend dienstbaar zijn aan het S&O-werk. Een ander discussiethema kan de vraag zijn of sprake is van uitbesteed werk dat kwalificeert voor toepassing van de RDA versus uitbesteed onderzoek (ingekochte uren) dat niet kwalificeert. De huidige RDA-regeling kent een aantal nadelen die de effectiviteit van de regeling niet ten goede komen. RDA leidt in een verliessituatie bijvoorbeeld tot een extra verlies. Dat verlies kan in toekomstige jaren worden verrekend, maar er wordt geen direct liquiditeitsvoordeel behaald. Vanwege deze nadelen speelt de overheid met de gedachte om de huidige WBSO- en RDA-regelingen per 2016 samen te voegen. Hierdoor ontstaat een vernieuwde fiscale stimuleringsregeling die betrekking heeft op alle Research & Developmentkosten. Naar verwachting zal deze regeling een afdrachtvermindering van loonbelasting in gaan houden voor zowel S&O loon- als de materiaalkosten. Het is nog wachten op nadere details van deze vernieuwde regeling. Wij houden u op de hoogte. Innovatiebox De innovatiebox is een stimuleringsmaatregel die innovatieve winsten voor 80% vrijstelt van de heffing van vennootschapsbelasting. De innovatieve winst van BV’s wordt
De innovatiebox is een stimuleringsmaatregel die innovatieve winsten voor 80% vrijstelt van de heffing van vennootschapsbelasting.
Over de toegangscriteria tot de innovatiebox zie je weinig discussies ontstaan met de belastingdienst. Toegang tot de innovatiebox wordt relatief makkelijk verleend als het bedrijf een product of dienst heeft ontwikkeld waaraan WBSO en/of een octrooi ten grondslag ligt en waarmee winsten worden behaald. Technologische toeleveranciers, die ruim vertegenwoordigd zijn in de regio Eindhoven, hebben daarentegen wel felle discussies met de belastingdienst gevoerd. De vraag is wie de eigenaar is van het immaterieel vast actief: de toeleverancier of de opdrachtgever? Veel technisch georiënteerde toeleveranciers die gebruik maken van WBSO, hebben uiteindelijk vaak terecht toegang gekregen tot de innovatiebox. Bij ingenieursbureaus speelde eenzelfde issue. Als bedrijf moet je de juridisch én economisch eigenaar zijn van het zelf ontwikkelde immaterieel vast actief om voor de innovatiebox in aanmerking te komen. Vanuit juridisch oogpunt (risicobeperking) wordt het octrooi soms in een separate entiteit afgezonderd. Let erop dat dit onder omstandigheden toepassing van de innovatiebox kan blokkeren! Discussies De meeste discussies gaan over de vraag welk gedeelte van het bedrijfsresultaat als innovatieve winst kan worden aangemerkt. U zult begrijpen dat niet alle winst innovatief is. Een bedrijf verricht naast R&Dactiviteiten, ook verkoop-, marketing-, inkoop-, eventueel productie- en andere activiteiten. Door het resultaat als ware ‘af te pellen’, resulteert uiteindelijk de innovatieve winst. Afhankelijk van de vraag in welke sector het bedrijf actief is, hoe het is ingericht, welke activiteiten/functies aanwezig zijn en het aantal WBSO-uren, zal doorgaans circa 25 % tot 50% van het bedrijfsresultaat als innovatief kunnen worden aangemerkt. Vanaf 2013 kan daarnaast worden gekozen voor een forfaitaire regeling die inhoudt dat 25% van de totale winst tot een maximum van €25.000,als innovatieve winst kan worden bestempeld. Dit maakt de innovatiebox aantrekkelijker voor bedrijven met een beperkte winst tot circa €100.000,-. Voorwaarde is uiteraard wel dat het bedrijf een immaterieel vast actief heeft ontwikkeld waaraan WBSO-activiteiten of een octrooi ten grondslag liggen in het betreffende jaar of in één van de twee voorafgaande jaren.
hierdoor belast tegen een effectief tarief van 5% waarmee de innovatiebox tot een enorme besparing van vennootschapsbelasting kan leiden. Om voor toepassing van de innovatiebox in aanmerking te komen moet u als bedrijf zelf een immaterieel vast actief hebben ontwikkeld waarvoor u een octrooi(-en) heeft gekregen of waaraan WBSO (S&O) verklaringen ten grondslag hebben gelegen. U moet er zelf om verzoeken. De praktijk Wat zien wij als Govers zoal in de praktijk? Na de wetswijziging en verruiming van de innovatieboxregeling in 2010 zien wij een toenemende belangstelling voor en gebruik van de regeling. Bij nieuw op te starten innovatieboxtrajecten ervaren wij in (voor)overleg met de belastingdienst een steeds kritischere houding van de belastingdienst. Door samen op te trekken met de ondernemer en een goede voorbereiding kan nog steeds een goed resultaat worden bereikt. Onze ervaringen, benchmark gegevens van vergelijkbare en andere bedrijven én de goede contacten met de belastingdienst blijken van toegevoegde waarde in het overleg met de fiscus.
P agina 4
Harm Kolen
Nadat het (voor)overleg met de belastingdienst over toepassing van de innovatiebox is afgerond, worden de gemaakte afspraken met de belastingdienst in een vaststellingsovereenkomst neergelegd. Vastgelegd wordt bijvoorbeeld welk gedeelte van het bedrijfsresultaat als innovatieve winst kan worden aangemerkt. Vaststellingsovereenkomsten gelden veelal voor een periode van 4 jaar, op voorwaarde dat de feitelijke situatie en de wettelijke regeling van de innovatiebox niet wijzigt. Thans is voor bepaalde reeds gesloten vaststellingsovereenkomsten de 4 jaarstermijn verstreken. Deze overeenkomsten dienen alweer te worden geëvalueerd en te worden verlengd en eventueel gewijzigd. Onze ervaringen met evaluatie- en verlengingstrajecten zijn ronduit positief. De evaluatie en verlenging van bestaande afspraken verloopt relatief soepel. De toekomst Wat brengt de toekomst? Uiteraard kunnen wij niet in een glazen bol kijken, maar er is een aantal ontwikkelingen op het gebied van de innovatiebox. De huidige innovatiebox-regeling zal door de Nederlandse overheid worden geëvalueerd. De uitkomsten hiervan zijn nog niet bekend. Vanwege de enorme populariteit kan enige versobering van de regeling op termijn niet worden uitgesloten. Verder zijn er nog Europese ontwikkelingen te melden. In de ons omringende landen (België, Luxemburg en UK) kent men ook een octrooibox. Het ruime toepassingsbereik van de Nederlandse innovatiebox, waarin ook S&O-activa kunnen worden ondergebracht, ligt helaas onder vuur. Duitsland en het Verenigd Koninkrijk willen de box beperken tot (inkomsten uit) octrooien. Dit zou betekenen dat WBSO-activa te zijner tijd niet langer in de box kunnen worden ondergebracht. Dit zou desastreus voor het MKB kunnen zijn, omdat die juist geen of minder patenten aanvragen. De Nederlandse regering maakt zich in Europees verband sterk om S&O-activa ook onder de toekomstige innovatiebox te kunnen laten vallen. Deze Europese ontwikkelingen zouden reden kunnen zijn om - indien mogelijk - voor 1 juli 2016 nog een innovatieboxafspraak op basis van de huidige wetgeving te sluiten of wellicht te verlengen. Hierdoor kan welllicht op basis van overgangsrecht nog 5 jaar (tot medio 2021) geprofiteerd worden van de innovatiebox voor S&O-activa, indien Nederland onder druk van Europa haar wetgeving zou moeten aanpassen. Ons advies in dezen blijft: maak tijdig en optimaal gebruik van WBSO, RDA en innovatiebox bij technische innovatie. Harm Kolen
P agina 5
Signaal NR 73 september 2015
A ccountancy
Accountancy
Groottecriteria veranderen
Volatiliteit van omzet
Kleine veranderingen kunnen grote gevolgen hebben Een interessant fenomeen binnen ondernemingen is de volatiliteit van hun omzet. Volatiliteit is de maatstaf voor de beweeglijkheid, ofwel de mate waarin er schommelingen zijn tussen hogere en lagere bedragen. Grote volatiliteit vraagt meer van de ondernemer.
Meer of minder volatiel Twee praktische voorbeelden van volatiliteit. Een strandtent (café/restaurant op het strand) is voor zijn verkoop afhankelijk van zonnige dagen. De volatiliteit zal relatief hoog zijn: in een jaar met veel zonnige dagen zal de omzet beduidend hoger zijn dan in een jaar met veel regenachtige dagen. De omzet kan van jaar tot jaar sterk variëren. Bij een uitvaartverzekeraar zal de volatiliteit relatief laag zijn. De langjarige verzekeringspolissen brengen met zich mee dat jaar-in jaar-uit dezelfde premiebedragen gefactureerd kunnen worden. Het verschil in omzet tussen verschillende jaren zal vrij beperkt zijn. Omgaan met capaciteit Een hoge volatiliteit van de omzet roept in eerste plaats capaciteitsvraagstukken op. De strandtent zal op zonnige dagen meer klanten moeten bedienen en meer keuken- en bedienend personeel moeten inplannen, op regenachtige dagen heeft de eigenaar van de strandtent genoeg aan een minimale bezetting. Bij het plannen en oproepen van personeel loopt de ondernemer in principe twee risico’s. Enerzijds dat hij te weinig personeel oproept op een dag die zonniger wordt dan in eerste instantie verwacht werd. Anderzijds het risico dat hij teveel personeel inplant op een dag die onverwacht regenachtig wordt. ‘Meeademen’ met ASML Het vraagstuk van volatiliteit speelt bij ondernemers die aan consumenten verkopen maar ook, en soms nog sterker, bij ondernemingen die aan andere ondernemingen leveren (business-to-business ofwel B2B). Een B2B voorbeeld in onze regio is dat van hightech toeleverende ondernemingen die producten/modules maken en leveren aan ASML. De omzet van ASML hangt sterk af van de vraag van fabrikanten van geheugenchips (zoals Intel, Samsung, TSMC) naar de machines van ASML. Omdat de vraag naar de machines van ASML een sterke volatiliteit heeft, is de vraag van ASML naar producten van haar toeleveranciers ook zeer beweeglijk. Rustige periodes waarin ASML weinig verkoopt en produceert worden afgewisseld met periodes waarin het bedrijf veel verkoopt en produceert. Van de hightech toeleveranciers wordt verwacht dat ze om kunnen gaan met omzetten die enerzijds kunnen verdubbelen, maar anderzijds ook kunnen halveren. Die sterke volatiliteit zorgt ervoor dat de hightech toeleveranciers op een slimme manier hun capaciteit moeten laten ‘meeademen’ met de omzetschommelingen van ASML.
Paul Mencke
Mogelijke oplossingen Sommige toeleveranciers zoeken de oplossing in een aanpak met flexibele arbeidskrachten. Hoewel dat in theorie een aantrekkelijke aanpak is, blijkt het in de praktijk moeilijk om daar de voordelen van te plukken. Bij een afnemende vraag is men druk om het bestand met flexibele arbeidskrachten af te bouwen, bij toenemende vraag is men druk om nieuwe medewerkers te werven en in te leren. Dat kan leiden tot minder flexibiliteit dan gewenst, en tot een naar binnen gericht beleid. Andere toeleveranciers zoeken de oplossing in een aanpak die op productieautomatisering en robotisering is gericht. Dit vraagt weer om hoge investeringen, en om slimme inzet en onderlinge afstemming van de productiemachines. Bullwhip effect: meer afstand, meer schommeling De volatiliteit in omzet van B2B ondernemingen wordt nog verder versterkt door het zogeheten bullwhip effect. Dit houdt in dat naarmate een onderneming verder van de eindklant afstaat, de schommelingen in de omzet groter worden. Kleine veranderingen in de vraag van consumenten naar producten kunnen leiden tot iets grotere veranderingen in de orders van
Hoge volatiliteit drukt verkoopwaarde van de onderneming, lage volatiliteit verhoogt waarde. winkeliers bij de groothandel, wat weer leidt tot nog grotere veranderingen in de orders van de groothandel bij de fabriek. De fabriek vervolgens zal deze veranderingen vertalen naar nog grotere veranderingen in de orders naar haar toeleveranciers. Zonder hier in detail op in te gaan, kan gesteld worden dat vooral voorraadvorming en voorraadafbouw bij elk van de schakels in de toeleverketen leiden tot het bullwhip effect. Vandaar dat in de maandelijkse industriële inkoopmanagersindex aandacht besteed wordt aan voorraadontwikkelingen. Lage volatiliteit beter voor verkoopprijs De volatiliteit van de omzet komt ook nadrukkelijk naar voren op een wel heel bijzonder moment in de levenscyclus van een onderneming. Dat is als de eigenaar zijn onderneming verkoopt. De potentiële koper zal voor het onderhandelingsproces
een waardering van de onderneming (laten) maken. Tegenwoordig gebeurt dat bijna altijd op basis van de discounted cash flow ofwel DCF-methode. Daarbij wordt een inschatting gemaakt van de toekomstige geldstromen (cash flows) die de onderneming redelijkerwijs kan genereren, en die toekomstige geldstromen worden contant gemaakt (discounted) naar het moment van nu tegen een bepaalde rendementseis. Bij het bepalen van de rendementseis speelt de volatiliteit van de omzet een belangrijke rol. Daarbij kan gesteld worden dat een hoge volatiliteit van de omzet een waardedrukkend effect heeft, en dat een lage volatiliteit een waardeverhogend effect heeft. In het voorbeeld van hierboven: de eigenaar van een uitvaartverzekeraar zal zijn onderneming tegen een gunstiger rendementseis (tegen een naar verhouding betere prijs) kunnen verkopen dan de eigenaar van een strandtent.
Minder bedrijven
Wat kunnen ondernemers hier aan doen? Allereerst is het van belang dat de ondernemer buffers aanbrengt om het effect van volatiliteit op te vangen. Enerzijds financiële buffers om periodes van lagere omzetbedragen op te vangen, anderzijds (tot op zekere hoogte) voorraadbuffers om periodes van toenemende vraag op te vangen. Deze voorraadbuffers moeten overigens wel bewust en terughoudend bepaald worden. Verder is het belangrijk dat ondernemers zicht hebben op de ontwikkelingen bij hun klanten, en op de ontwikkeling bij de (eind)klant van hun klant. Hoe beter dat inzicht van ondernemers is, hoe beter ze hun capaciteitsplanningen kunnen bepalen.
De Tweede Kamer zal dit najaar een voorstel tot wetswijziging in behandeling nemen om deze wijzigingen in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek te verankeren. Er is verzocht om het wetsvoorstel voor 1 oktober in de Tweede én in de Eerste Kamer te behandelen. Dan kan de wet op 1 oktober 2015 in werking treden. De wet geldt dan voor alle verslagjaren die eindigen na deze datum.
Nog belangrijker is het aanbrengen van spreiding onder klanten, en dan bij voorkeur in verschillende sectoren. Als de hightech toeleverancier bijvoorbeeld niet alleen levert aan klanten in de markt voor geheugenchips, maar ook aan klanten in de automobielsector, en ook aan klanten in de sector voor medische apparaten, dan kan deze spreiding (ook wel diversificatie genoemd) tot afvlakking van omzetpieken leiden. Bij ondernemers die een eigen product verkopen, is het de moeite waard om te kijken of er een (meer) vaste inkomensstroom gegenereerd kan worden uit nalevering van diensten, onderdelen of materialen. Producenten van printers bijvoorbeeld verschuiven in hun verdienmodel de aandacht van de verkoop van printers naar die van toners. Bij Nespresso is het verdienmodel meer gericht op koffiecups dan op het espressoapparaat. Als de ondernemer erin slaagt om de volatiliteit van zijn omzet te verminderen leidt dat tot minder capaciteitsvraagstukken, en kan dat in de (verre) toekomst ook tot een betere verkoopprijs leiden. Paul Mencke RA
controleplichtig Het ziet ernaar uit dat na 1 oktober 2015 meer bedrijven een vrijstelling kunnen vragen van de verplichte accountantscontrole. Dat heeft te maken met veranderingen in de Europese regelgeving. Doel ervan is om de administratieve lasten van ondernemers te verminderen. Een ander doel is het inzicht in jaarrekeningen te verbeteren en internationale vergelijkbaarheid te bevorderen door betere aansluiting bij internationale standaarden (IFRS-standaarden). ‘Europa’ heeft de veranderingen vastgelegd in de nieuwe Europese Uitvoeringswet Richtlijn Jaarrekening.
Wijziging groottecriterium Een belangrijk onderdeel van de wijzigingen betreft het groottecriteria binnen het jaarrekeningregime. Hierdoor vallen meer bedrijven onder de kritische grenswaarden van middelgrote ondernemingen waardoor een accountantscontrole voor deze bedrijven niet langer verplicht is. Een tweede belangrijk onderdeel is de invoering van de nieuwe, zogenaamde ‘micro-onderneming’. De ‘micro-onderneming’ heeft ten opzichte van de ondernemingen die onder het kleine regime vallen meer vrijstellingen voor het opmaken van de jaarrekening en de te deponeren stukken, zoals het opnemen van toelichtingen in deze stukken. De gewijzigde criteria zijn in tabel 1 opgenomen. Hierbij dient de onderneming voor minimaal twee van de drie criteria voor twee achtereenvolgende jaren onder deze maximale grenswaarden te blijven.
Micro-ondernemingen meteen grootste groep Op basis van gegevens van de Kamer van Koophandel hebben we een inschatting gemaakt van het effect van deze verruiming. In onderstaande tabel zijn de ondernemingen ingedeeld naar de oude en de nieuwe criteria. Duidelijk is dat de micro-onderneming voor een zeer grote groep ondernemers toegepast kan worden. Daarnaast vervalt voor ruim 30% van de middelgrote ondernemingen de verplichte accountantscontrole wat, gezien de huidige ontwikkelingen binnen de controlepraktijk, een welkome verlichting is.
Rudi van den Heuvel RA Volatiliteit op het strand: bij zon meer personeel nodig, bij regen minder.
P agina 6
P agina 7
Signaal NR 73 september 2015
algemeen Fiscaal
Fiscaal fiscaal
De bedrijfsopvolgingsregeling bij de exploitatie van vastgoed Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten maken de bedrijfsopvolging door schenking Drs. Kamiel Lemmens en ir. Laurent Degrootte Msc
of vererving eenvoudiger. Zowel de Wet inkomstenbelasting 2001 als de
Innovatie: de Belastingdienst betaalt mee!
Successiewet 1956 (hierna: SW) beschrijven enkele fiscaal zeer aantrekkelijke bepalingen. In dit artikel belichten we hoe de bedrijfsopvolgingsregeling uitpakt in het kader van de SW. De casus is: de exploitatie van een vastgoedportefeuille.
De bedrijfsopvolgingsregeling in de SW Wie een onderneming erft of geschonken krijgt, moet over de waarde van die onderneming in principe erf- of schenkbelasting betalen. Als die onderneming vervolgens voor minstens vijf jaren wordt voortgezet, is een beroep mogelijk op de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR). De BOR wil helpen voorkomen dat de heffing van de genoemde belastingen bij bedrijfsopvolging leidt tot liquiditeitsproblemen. Daardoor zou de continuïteit van de onderneming immers in gevaar kunnen komen. Voortzetting gedurende vijf jaren is één eis. Andere eisen zijn dat het gaat om een ‘materiële’ onderneming en dat de onderneming bij de overdracht reeds vijf jaren werd gedreven door de schenker of in geval van vererving reeds ten minste een jaar door de erflater. (Partiële) vrijstelling Bij toepassing van de BOR geldt dus een (partiële) vrijstelling voor de personen die, geheel of gedeeltelijk om niet, de onderneming verkrijgen en voortzetten. Deze vrijstelling bedraagt 100% van het ondernemingsvermogen tot E 1.055.022 en
83% van het ondernemingsvermogen boven dat bedrag. Daarnaast kan de verkrijger een beroep doen op uitstel van betaling van de eventueel verschuldigde erf- of schenkbelasting. Deze (voorwaardelijke) vrijstelling en het mogelijke uitstel van betaling maken toepassing van de BOR een zeer interessante optie. De BOR is ook van toepassing bij schenking of vererving van een deel van een materiële onderneming of bij verkoop tegen een te lage prijs (materiële schenking). Het begrip ondernemingsvermogen De BOR is dus alleen van toepassing op de overdracht van een vastgoedportefeuille als deze te zien is als ondernemingsvermogen. De vraag is feitelijk: kun je de wijze van exploitatie van de vastgoedportefeuille benoemen als het drijven van een materiële onderneming of is er (nog) sprake van normaal vermogensbeheer? Als de overdrager een materiële onderneming drijft dan is de BOR van toepassing op het vermogen van die onderneming. Vooraf dient dus te worden getoetst of sprake is van een materiële onderneming. Het is hierbij niet van belang of de overdrager deze materiële onderneming rechtstreeks drijft dan wel middels een aanmerkelijk belang.
Bedrijfsopvolgingsregeling kan enorm veel erfbelasting besparen De exploitatie van een vastgoedportefeuille als materiële onderneming Er is sprake van een onderneming als de belastingplichtige bij het beheer van een vastgoedportefeuille activiteiten verricht die zogenoemd ‘normaal vermogensbeheer’ te boven gaan. De activiteiten moeten onmiskenbaar ten doel hebben om een hoger rendement te behalen dan bij normaal vermogensbeheer het geval zou zijn. De focus op het scheppen van een (extra) meerwaarde speelt dus een doorslaggevende rol. Het lopen van risico is in dit kader nauwelijks een criterium om een ondernemer te onderscheiden van een ‘gewone’ belegger. Sinds de aanvang van de crisis hebben we immers gezien Met PAL-V and Land Vehicle)zaken en een hoge autogirobrevet dat de ook het(Personal beheer Air van onroerende risico’sworden kan dromen waargemaakt. Nederlandse uitvindingniet rijdt/vliegt 2016. meebrengen. AlleenDeze risico lopen betekent dat ervanaf sprake is van een materiële onderneming. Waar ligt dan de grens tussen het normaal vermogensbeheer en het drijven van een materiële onderneming? In de parlementaire geschiedenis en (recente) jurisprudentie vinden we enkele aanknopingspunten voor de beantwoording van deze vraag.
Zelf het onderhoud van vastgoed doen betekent niet automatisch dat er sprake is van een onderneming.
P agina 8
Thomas Neijzen MSc LLM en Mr. Henk de Ruyter
Normaal vermogensbeheer vs. materiële onderneming Het standpunt van de staatssecretaris komt erop neer dat in het geval van verhuur van een onroerende zaak niet snel sprake zal zijn van een onderneming. Ook zelf de onroerende zaken onderhouden leidt niet tot het drijven van een onderneming. Tenminste niet als dat onderhoud primair is gericht op het in stand houden van de beleggingen. Dit is alleen anders als aan een aantal eisen voldaan wordt: 1. de verrichte arbeid heeft een duurzaam karakter; 2. de arbeid is gericht op het behalen van een voordeel dat groter is dan bij normaal vermogensbeheer; 3. de arbeid is door de onderneming verricht, via haar werknemers. De specifieke feiten en omstandigheden van de situatie spelen hierbij een doorslaggevende rol. Op basis van (recente) jurisprudentie spelen de volgende omstandigheden in ieder geval een rol bij de beoordeling of bij de exploitatie van een vastgoedportefeuille sprake is van een materiële onderneming: - de omvang en diversiteit van de vastgoedportefeuille; - de aanwezigheid van een commerciële, juridische en administratieve afdeling en een eigen technische dienst; - het houden van toezicht bij aan- en verkoop van vastgoed; - het houden van toezicht bij bouwprojecten; - het doen van marktonderzoek naar goede huurmarkten; - het onderhandelen met huurders over huurprijzen en andere condities; - het regelen van verbouwingen en onderhoud; - het verzorgen van huurcontracten; - het innen van de huur.
De recente jurisprudentie en meer in het bijzonder het intrekken van het cassatieberoep tegen een positieve uitspraak van Hof Den Haag geven hoop. Het blijkt dat de Belastingdienst zich weliswaar star opstelt, maar dat men bij een beroep op de BOR in het geval van (brede) vastgoedexploitatie niet op voorhand kansloos is. Voorwaarde is wel dat men aan (nagenoeg) alle bovenstaande voorwaarden voldoet. Een zorgvuldige analyse van de feiten en omstandigheden is uiteraard van groot belang. De materiële onderneming en de bezitstermijn De overdrager moet bij bedrijfsopvolging door schenking de vastgoedportefeuille al minstens vijf jaren als ‘materiële’ onderneming hebben geëxploiteerd. Voor een bedrijfsopvolging als gevolg van overlijden is deze periode ingekort tot een jaar. Met deze bezitseis wil de wetgever voorkomen dat men in het zicht van een belastbaar feit (schenking of vererving) het aanwezige beleggingsvermogen nog snel even omzet in ondernemingsvermogen. Slechts reële bedrijfsopvolgingen (van ‘echte’ ondernemingen) worden dan in de faciliteiten betrokken. De criteria om als materiële onderneming beoordeeld te worden gelden uiteraard voor de gehele bezitstermijn. Conclusie De bezitstermijn bij de overdrager, de termijn van voortzetting bij de verkrijger en de scherpe voorwaarden waaronder kan worden gesproken van een materiële onderneming maken een tijdige en zorgvuldige analyse en planning van de overdracht noodzakelijk. De te behalen voordelen zijn echter aanzienlijk. Thomas Neijzen MSc LLM Mr. Henk de Ruyter
Vraag vóór 1 oktober buitenlandse btw over 2014 terug Heeft u in 2014 in een andere EU-lidstaat btw betaald, dan kunt u deze btw terugvragen door een verzoek in te dienen via de portaalsite van de (Nederlandse) Belastingdienst. Wees er op tijd bij, want dit kan maar tot 1 oktober 2015. Voor uw teruggaafverzoek heeft u wel inloggegevens nodig. U kunt de in het buitenland betaalde btw alleen terugvragen als u: • ondernemer bent voor de omzetbelasting; • met uw bedrijf btw-belaste activiteiten verricht en; • geen btw-aangifte doet in het andere EU-land. P agina 9
De Belastingdienst stuurt het verzoek vervolgens naar het betreffende EU-land. Zorg er voor dat het verzoek op 30 september 2015 elektronisch is ingediend bij de Belastingdienst. Na deze datum loopt u het risico dat uw verzoek om teruggaaf van buitenlandse BTW over 2014 door het betreffende EU-land niet meer in behandeling wordt genomen.
Mr. Manfred Maas RB Signaal NR 73 september 2015
fiscaal
Wetsvoorstel ligt in 2e Kamer
Het huwelijksvermogensrecht op de schop Er staan ingrijpende wijzigingen in het huwelijksvermogensrecht op de rol. Het wetsvoorstel daartoe is op 11 juli 2014 ingediend; de behandeling in de Tweede Kamer staat voor de tweede helft van 2015 gepland. Het nieuwe systeem gaat gelden vanaf de ingangsdatum van de wet voor alle huwelijken en geregistreerde partnerschappen waarbij geen nadere afspraken (huwelijkse voorwaarden) worden gemaakt. Het belang voor de praktijk van het huwelijksgoederen- en erfrecht is groot. Daarom geven we u hieronder alvast een korte schets van het nieuwe systeem. De hoofdlijnen Eerst het begrip gemeenschap van goederen. Dit is het gezamenlijk vermogen van de echtgenoten/ partners. Volgens de nieuwe wet blijft dit in principe beperkt tot wat men staande huwelijk en door inspanning van een van beiden verwerft. Het huwelijk is dus als het ware een nieuw begin, er is een ‘knip’. Dit beperkt de ruime positie die privéschuldeisers nu hebben omdat niet meer alles zonder meer gemeenschappelijk is. Daarnaast wordt een bijzondere vergoedingsregeling toegevoegd in het kader van winst en verlies van een onderneming die buiten de gemeenschap valt.
Omvang nieuwe gemeenschap van goederen In de huidige situatie is zonder huwelijkse voorwaarden vanaf het huwelijk alles gemeenschappelijk. Straks niet meer! Dan is alleen nog maar gemeenschappelijk wat tijdens het huwelijk (om baat) wordt verkregen. Buiten de gemeenschap vallen dus met name: - goederen die vóór het huwelijk door een echtgenoot/partner zijn verkregen (‘de knip’); - goederen die door erfrecht of door schenking zijn verkregen voor zover daarbij niet anders bepaald; - al wat wordt verkregen op grond van de andere wettelijke rechten zoals opgenomen in Boek 4 (erfrecht) en de legitieme portie;
P agina 1 0
- pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is; - rechten op het vestigen van een verzorgingsvruchtgebruik als bedoeld in art. 4:29 en 30 BW; - goederen die op bijzondere wijze aan een echtgenoot verknocht (persoonlijk) zijn (zoals nu ook al); - al wat door ‘zaaksvervanging’ voor privégoederen van een echtgenoot in de plaats komt; - schulden van een echtgenoot die zijn ontstaan vóór het huwelijk; - schulden betreffende van de gemeenschap uitgezonderde goederen; - schulden uit door één van de echtgenoten gedane giften, gemaakte bedingen en aangegane omzettingen ex. art. 4:126 BW. Bijvoorbeeld: schuldigerkenning, verblijvensbedingen e.d. met werking bij overlijden (zonder redelijke tegenprestatie) en omzetting van een natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare bij overlijden. Echtscheiding en overlijden Na de systeemwijziging zullen bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap vaker drie verschillende vermogens ontstaan. Twee privévermogens en het gemeenschapsvermogen. Bij echtscheiding of overlijden zal dit vaak een bron van conflicten vormen. Want in de praktijk kijkt men meestal niet zo nauw en handelt men alsof alles gemeenschappelijk is. De problemen worden groter als men voor het huwelijk heeft samengewoond en er toen gezamenlijke aankopen zijn gedaan (woning, inboedel, auto). Wat is er bij de boedelscheiding dan uiteindelijk van wie? Om de zaken hanteerbaar te houden bevat het voorstel het bewijsvermoeden dat alles gemeenschappelijk is tot op tegenbewijs! Het wordt dus nog belangrijker om bij aanvang van het huwelijk/partnerschap een goede staat van aanbrengsten op te stellen. Deze moet de door ieder van de echtgenoten aangebrachte bezittingen en schulden vermelden. Daarnaast moet men privégelden niet vermengen met gelden die tot de gemeenschap van goederen behoren. Houd u alles zo goed mogelijk bij! Met name voor dure zaken zoals de woning is het wenselijk dat de echtgenoten vastleggen op welke wijze het goed is gefinancierd, of het goed tot de gemeenschap behoort en wie wat heeft betaald. Ook bij overlijden is een goede administratie van belang. Men kan in een ‘ruzieboedel’ terecht komen of er kan sprake zijn van een ‘samengesteld’ gezin (kinderen uit twee huwelijken). Ook de hoogte van de erfbelasting is afhankelijk van de hoogte van de nalatenschap en daarmee van de hoogte van het gemeenschappelijk en privévermogen. Ondernemingsvermogen Ondernemingsvermogen dat gedurende het huwelijk anders dan krachtens erfrecht of door schenking is verworven, valt volgens de hoofdregel (uitgezonderd huwelijkse voorwaarden) in de gemeenschap. Men kan de hoofdregel dus niet omzeilen door resultaten in de onderneming te laten zitten. Ondernemingsvermogen dat al voor aanvang van het huwelijk eigendom was van één van de echtgenoten of dat is geërfd
of geschonken valt buiten de gemeenschap van goederen. Hiervoor ontstaan tussen de echtgenoten/partners speciale vergoedingsrechten voor zover de resultaten tijdens het huwelijk/partnerschap zijn ontstaan en ´voor zover deze in het maatschappelijk verkeer als redelijk worden beschouwd’. Dit geldt zowel voor eenmanszaken als voor ondernemingen die worden gedreven voor rekening van een rechtspersoon of personenvennootschap. Eenzelfde soort knip zien we als er sprake is van staande huwelijk opgenomen of uitgekeerde winsten. Daarvoor ontstaat een vergoedingsvordering (of – schuld) voor (of van) de gemeenschap ‘voor zover deze in het maatschappelijk verkeer als redelijk worden beschouwd.’ Extra voorwaarde is wel dat de echtgenoot in overwegende mate bij machte moet zijn om te bepalen dat de winsten van die onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten goede komen. Welke winsten Gemeenschappelijk is wat staande huwelijk door (arbeids) inspanningen van de echtgenoten (om baat) wordt verkregen. Voor ‘normale’ bedrijfsresultaten ontstaat dus, voor zover in het maatschappelijk verkeer als redelijk wordt beschouwd, zeker een vergoedingsvordering voor de gemeenschap op de onderneming. Het lijkt er dan wel op dat dit niet zal gelden voor bijvoorbeeld boekwinsten op bedrijfspanden (voor zover daarop niet bovenmatig is afgeschreven). Een andere vraag is of er ook jaarlijks vergoedingen ontstaan want in de meeste gevallen wordt geen jaarlijkse verrekening opgemaakt. En zo zullen er nog meer vragen komen. Deze onzekerheden zouden voor ondernemers al genoeg reden moeten om maar voor ‘eigen’ huwelijkse voorwaarden te kiezen
Goede administratie tijdens het huwelijk kan veel problemen voorkomen Schuldeisers Elke echtgenoot blijft als hoofdregel aansprakelijk voor de schulden die hij is aangegaan. Het voorstel beperkt wel de verhaalsmogelijkheid van de privécrediteuren van een echtgenoot op goederen die tot de gemeenschap behoren en wel tot de helft van de opbrengst van het uitgewonnen goed. Uitwinning van gemeenschapsgoederen is dus wel mogelijk maar de helft van de opbrengst van het verkochte goed wordt dan privévermogen van de andere echtgenoot en valt verder buiten de gemeenschap. De andere echtgenoot hoeft dus niet op zijn/haar geld te wachten. Bovendien kan de andere echtgenoot als hij/zij dat wil het goed behouden door het tegen betaling van de helft van de waarde van dat goed met privémiddelen te kopen (overnemingsrecht). Het wordt dan zijn privé-eigendom. Dit betekent dat het van belang wordt hoe snel een schuldeiser zich op een gemeenschapsgoed verhaalt. NB: Op dit moment ontstaat bij verkoop van gemeenschapsgoederen voor verrekening van privéschulden van een echtgenoot nog een vergoedingsvordering van de gemeenschap op de echtgenoot/schuldenaar. Kan deze de vergoeding niet betalen dan draait de gemeenschap daar in de praktijk voor op.
P agina 1 1
Mr. Henk de Ruyter
Aanbevelingen voor de praktijk - stel (ook) na ingang van het nieuwe wettelijke stelsel bij aanvang van het huwelijk een ondertekende staat van aanbrengsten op; eventueel als bijlage bij een akte van huwelijkse voorwaarden. Uw bewijspositie wordt hierdoor een stuk sterker en het kan latere problemen voorkomen; - houd gedurende het huwelijk een goede administratie bij. Met name in het kader van de aankoop van onroerend goed is het verstandig om de herkomst van de gelden en de status (al dan niet gemeenschappelijk) schriftelijk vast te leggen; - voor ondernemers blijft het verstandig om huwelijkse voorwaarden ‘op maat’ overeen te komen; - bij de afwikkeling van nalatenschappen wordt het nog belangrijker om schriftelijk (bij voorkeur notarieel) vast te leggen wat ieder van de verkrijgers heeft geërfd en of de verkrijging al dan niet tot de huwelijksgemeenschap van de verkrijger behoort. Dit laatste geldt overigens ook voor bij schenking verkregen vermogen. Tot slot Het wetsvoorstel zou beter inspelen op de veranderende sociale werkelijkheid, aansluiten bij wat de meerderheid van de bevolking als wenselijk beschouwt en internationaal gezien meer gangbaar zijn. Nieuwe huwelijken zullen vaak drie verschillende vermogens beslaan. Het wettelijk bewijsvermoeden dat alles wordt geacht gemeenschappelijk te zijn (tot op tegenbewijs), zorgt ervoor dat het aan te raden is om een goede administratie bij te houden en bewijzen van eigendom te bewaren. Bovenstaande aanbevelingen kunnen het geheel beheersbaar houden. Mr. Henk de Ruyter
agenda
• Dinsdag 29 september 2015 ontbijtlezing Prinsjesdag • Maandag 19 oktober 2015 paardenlezing • Woensdag 25 november 2015 eindejaarslezing
U kunt zich aanmelden via onze website www.govers.nl
Signaal NR 73 september 2015
Govers’ team van financieel specialisten heeft tientallen jaren ervaring met de dagelijkse praktijk van bedrijven, beoefenaren van vrije beroepen, non-profitorganisaties en (semi-)overheidsinstellingen. Door Govers’ brede dienstenpakket en de persoonlijke benadering op het totale belastingtechnische en financieel-administratieve vlak, haalt de cliënt het maximale rendement uit zijn organisatie. • • • • • •
Accountancy Administratieve dienstverlening Belastingadvies Bedrijfskundige advisering Corporate finance Mediation
Govers Accountants/Adviseurs is lid van UHY. UHY is een wereldwijd netwerk van zelfstandige accountantsen advieskantoren, met teams in 242 kantoren in 76 landen. Voor meer informatie bezoekt u: www.uhy.com.
Govers Accountants/Adviseurs Beemdstraat 25 5653 MA Eindhoven Telefoon: (040) 2 504 504 Fax: (040) 2 504 599 E-mail:
[email protected] Twitter: http://twitter.com/#!/GoversAdviseurs