Projectvoorstel Borging Programma Lokale Versterking GGz Project B: Regionale borgingsactiviteiten
20 april 2009
Landelijk Platform GGz Postbus 13223 3507 LE Utrecht
1
Inleiding
Op 1 januari 2007 trad de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking. Deze wet bracht belangrijke veranderingen voor patiënten, GGz-cliënten, familieleden en naastbetrokkenen met zich mee. Omdat het Landelijk Platform GGZ (LPGGz) en het ministerie van VWS van mening waren dat de cliëntenparticipatie op lokaal niveau nog niet in heel Nederland goed georganiseerd was, stelde het ministerie medio 2006 in totaal 7,5 miljoen euro beschikbaar om in de periode 2006 tot en met 30 juni 2009 de lokale cliëntenparticipatie van mensen met een psychische handicap te versterken. Belangrijkste doel was de totstandbrenging van een lokale infrastructuur voor de behartiging van GGzbelangen. Inmiddels is de genoemde projectperiode vrijwel verstreken en hebben wij binnen het programma ‘Lokale versterking GGz’ veel activiteiten in gang gezet. De activiteiten die de afgelopen drie jaar hebben plaatsgevonden, de resultaten die in een relatief korte tijdsspanne zijn geboekt en de successen die door onze regionale initiatiefgroepen inmiddels zijn behaald, laten zien dat het programma Lokale Versterking GGz aan een grote behoefte heeft voldaan. Het programma eindigt formeel op 30 juni 2009. Staatsecretaris Bussemaker heeft aangegeven in de tweede helft van 2009 aan het LPGGz middelen ter beschikking te willen stellen voor de borging van de resultaten van dit programma. In overleg met het Ministerie van VWS is vastgesteld dat onder borging in dit kader wordt verstaan de overdracht aan gemeenten en andere stakeholders van de kennis en methodieken die in het kader van het stimuleringsprogramma zijn opgedaan. Voor u ligt een projectvoorstel waarmee de resultaten van het programma Lokale Versterking GGz van het Landelijk Platform GGZ in de tweede helft van 2009 geborgd kunnen worden. Het betreft Project B; de regionale borgingsactiviteiten.
2
Activiteiten
De uitvoering van het programma Lokale Versterking GGz heeft regionaal plaatsgevonden, met aandacht voor regionale en lokale verschillen. Dat is natuurlijk ook een van de essenties van de Wmo: lokaal maatwerk. De kern van het programma Lokale Versterking GGz vormde de oprichting van 34 regionale initiatiefgroepen met ervaringsdeskundigen uit de verschillende doelgroepen (GGz, Verslavingszorg, Maatschappelijke opvang). 1 Voor deze aanpak werd gekozen omdat het voor deze sector c.q. doelgroep onmogelijk was om op het niveau van 441 gemeenten de participatie te organiseren, terwijl het provinciale niveau weer te weinig concrete aanknopingsmogelijkheden zou bieden. De regionale initiatiefgroepen werden breed samengesteld. Zo veel mogelijk afgevaardigden van de bij het LPGGz aangesloten lidorganisaties moesten deelnemen. Per gemeente werden ook breed samengestelde klankbordgroepen gevormd voor een gerichte lokale invulling. Elke initiatiefgroep werd ondersteund door een parttime projectmedewerker. 1
Tot onze doelgroep behoren, in willekeurige volgorde en met hantering van de meest gangbare aanduidingen (zowel kinderen, jeugdigen, (jong-)volwassenen als ouderen, autochtoon zowel als allochtoon): mensen met psychische, psychosociale en/of psychiatrische problemen/ problematiek, kwetsbaarheid, beperking(en) of handicaps ( cliënten geestelijke gezondheidszorg’). mensen met verslavingsproblemen/ een verslaving(sachtergrond) ( cliënten verslavingszorg’), mensen die thuis- of dakloos zijn ( gebruikers maatschappelijke opvang’), gebruikers van vrouwenopvang (‘gebruikers vo’), naastbetrokkenen en mantelzorgers (familie, buren, vrienden of andere vrijwilligers), mensen met gedrags-, leer- en/of ontwikkelingsproblemen (denk aan autisme, adhd, pdd-nos etc.).
2
Het programma kreeg vanuit zijn aard en de kenmerken van de doelgroep een sterk bottomup karakter. De landelijke sturing richtte zich in eerste instantie vooral op het tot stand brengen van deze decentrale aanpak. Wel werd onderlinge bovenregionale coördinatie georganiseerd om een uitwisseling van aanpak en ervaringen te stimuleren. Ter ondersteuning van de regionale initiatiefgroepen werd in het voorjaar van 2007 een landelijk servicecentrum opgericht. Dit centrum zorgde er voor dat de regionale activiteiten doelgericht en effectief konden worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat de behaalde resultaten rond de lokale cliëntenparticipatie verloren gaan, worden onze regionale initiatiefgroepen medio 2009 ondergebracht bij lokale of regionale organisaties. Afgesproken is dat daarbij primair te voorkeur uit gaat naar regionale cliëntenorganisaties (RCO). Deze RCO’s hebben de voorkeur aangezien deze organisaties zich specifiek bezighouden met de (O)GGz-doelgroep en dus reeds over de benodigde expertise beschikken. Waar dit niet mogelijk is, moet onderzocht worden of inbedding plaats kan vinden bij een Zorgbelangorganisatie. Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat in een aantal provincies de RCO onderdeel uitmaakt van een Zorgbelangorganisatie. Onze borging, te weten de overdracht aan gemeenten en andere stakeholders van de kennis en methodieken die wij in het kader van ons programma hebben opgedaan, willen wij primair regionaal en in nauwe samenwerking met de bovengenoemde regionale borgingspartners vorm geven. Nu individuele gemeenten nog meer dan gedurende de looptijd van het programma zelfstandig verantwoordelijk zijn voor de invulling en ondersteuning van cliëntenparticipatie, zullen onze regionale initiatiefgroepen hun kennis van de lokale omgeving moeten overbrengen op de gemeenten en andere lokale instituties, die het stokje in principe moeten overnemen. Opstellen overdrachtsdossiers De 34 regionale initiatiefgroepen, ondersteund door de regionale borgingspartner, stellen in het derde kwartaal van 2009 per regio een overdrachtsdossier op. Dit dossier bestaat uit twee delen, een regionaal deel en een gemeentelijk deel, waarin per gemeente wordt ingegaan op de specifieke lokale situatie. De overdrachtsdossiers, opgesteld per peildatum 1 juli 2009, worden uiterlijk 15 november 2009 aan de gemeente (wethouder, gemeenteraad, ambtelijk projectleider Wmo en voorzitter Wmo-raad) verzonden. Het regionaal overdrachtsdossier bevat allereerst een aantal basisgegevens cliënt- en burgerparticipatie van de betreffende regio. Het gaat daarbij globaal om de volgende gegevens: • Aantal gemeenten, aantal inwoners; • Wmo-scan stand van zaken Wmo-raden per 1/1/2009 (aantallen, onafhankelijk ondersteuning, juridische erkenning);2 • Overzicht van in het programma ingezette/inzetbare methoden; • Overzicht producten en activiteiten; • Ervaringsregels goede cliëntenparticipatie; • Inzet regionale initiatiefgroepen (waar actief, welke samenwerkingsrelaties, etc.); • Onderlinge relaties gemeenten inzake GGz en OGGz; • Afrondende rapportage Lokale Versterking GGz. Op basis van onze inschatting kost het opstellen van een regionaal dossier gemiddeld 24 uren. De dossiers worden in tweede helft van 2009 opgesteld. 2
In aansluiting op informatie Zorgbelang Nederland.
3
Bij de activiteiten van de 34 regionale initiatiefgroepen en hun borgingspartners behoort ook een aantal vaste componenten. • bijwonen landelijke vergaderingen door medewerkers van regionale borgingspartners (12 uren); • voortgangsbewaking, rapportage en verantwoording (12 uren). Daarnaast wordt per individuele gemeente een overdrachtsdossier opgesteld dat toegespitst is op de specifieke, lokale situatie. Dit dossier heeft globaal de volgende elementen: • Activiteiten (afgerond en lopend) van de desbetreffende regionale initiatiefgroep in de gemeente; • Geplande activiteiten in 2010 en verder; • Lokaal beschikbare en relevante gegevens; • Waargenomen knelpunten; • Aanbevelingen. Het gemeentelijk dossier betreft maatwerk. Op basis van onze inschatting kost het opstellen van deze dossiers voor alle gemeenten gemiddeld 2 uren per gemeente. Deze activiteiten worden eveneens in tweede helft van 2009 uitgevoerd. Overdrachtsgesprekken per gemeente Het overdrachtsdossier wordt aan het gemeentebestuur, aan de gemeenteraad en aan de Wmo-raad ter beschikking gesteld en wordt eveneens gepubliceerd op de websites van de betrokken regionale borgingspartners. Teneinde de aandacht van de gemeenten nader op dit onderwerp te vestigen wordt per gemeente (een of meer) overdrachtsgesprekken gearrangeerd. Dit gebeurt waar mogelijk en wenselijk met zowel de gemeentelijke organisatie als de Wmo-raad. Dit is afhankelijk van lokale omstandigheden. Dit behelst de volgende activiteiten per gemeente: • het arrangeren van de afspraken; • de reistijd; • betrokkenheid van medewerker van de regionale borgingspartner in de eerste gesprekken; • tijd van de gesprekken. Hiervoor hanteren wij een gemiddelde van 2,5 uren per gemeente. Daarnaast begroten wij een bedrag per gemeente van € 50 voor out of pocketkosten (druk- en kopieerkosten, reiskosten, portikosten). De overdrachtsgesprekken zullen naar verwachting in het najaar van 2009 worden uitgevoerd, maar dat is ook afhankelijk van bereidheid en beschikbaarheid van gemeenten.
3 Nr. 01
Begroting Activiteiten Opstellen overdrachtsdossier (regionaal gedeelte) 34 x 24 uren à € 100 per uur Bijwonen landelijke vergaderingen door medewerkers van regionale borgingspartners 34 x 12 uren à € 100 per uur Voortgangsbewaking, rapportage en verantwoording 34 x 12
4
Bedrag €
81.600
€
40.800
uren à € 100 per uur Opstellen overdrachtsdossier (gemeentelijk gedeelte) 441 x 2 uren à € 100 per uur Sub-totaal 02
Overdrachtsgesprekken per gemeente 441 x 2,5 uren à € 100 per uur Out of pocketkosten, druk- en kopieerkosten, reiskosten, portikosten € 50 per gemeente) 441 x € 50 Sub-totaal TOTAAL
€
40.800
€ 88.200 € 251.400 € 110.250 € 22.050 € 132.300 € 383.700
5
Bijlage 1
BORGINGSPARTNERS REGIONALE INITIATIEFGROEPEN
6