Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg ZonMw-programma
1
1
Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg ZonMw-programma
Op 12 januari 2015 goedgekeurd door het ministerie van VWS
Colofon ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. Vooruitgang vraagt om onderzoek en ontwikkeling. ZonMw financiert gezondheidsonderzoek én stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers het ministerie van VWS en NWO. Voor meer informatie over het programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg kunt u op de website kijken (www.zonmw.nl/versterkingjgz) of contact opnemen met het secretariaat via email
[email protected] .
ZonMw Laan van Nieuw Oost-Indië 334 Postbus 93245 2509 AE Den Haag Tel. 070 349 51 11 www.zonmw.nl
Inhoud Samenvatting ........................................................................................................................................... 5 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 7 1.1 Aanleiding ......................................................................................................................... 7 1.2 Opdracht ........................................................................................................................... 7 2 Terreinverkenning ........................................................................................................................... 8 2.1 Actuele ontwikkelingen ............................................................................................................. 8 2.2 Veldraadpleging .............................................................................................................. 10 2.3 Andere ZonMw-programma’s ......................................................................................... 10 3 Inhoud van het programma........................................................................................................... 11 3.1 Focus .............................................................................................................................. 11 3.2 Doelstellingen ................................................................................................................. 11 3.3 Doelgroepen ................................................................................................................... 11 3.4 Programmalijnen ............................................................................................................. 11 3.5 Randvoorwaarden projecten .......................................................................................... 12 4 Communicatie en implementatie .................................................................................................. 14 4.1 Doelgroepen ................................................................................................................... 14 4.2 Instrumentmix ................................................................................................................. 14 4.3 Projectniveau .................................................................................................................. 14 5 Management en organisatie ......................................................................................................... 15 5.1 Programmacommissie .................................................................................................... 15 5.2 Beoordeling projectvoorstellen ....................................................................................... 15 5.3 Voortgangsbewaking ...................................................................................................... 15 5.4 Evaluatie ......................................................................................................................... 15 6 Begroting en planning van het programma .................................................................................. 16 6.1 Begroting ........................................................................................................................ 16 6.2 Planning .......................................................................................................................... 16 Bijlage A Veldraadpleging: uitwerking gemeenschappelijke aandachtspunten .............................. 17 Bijlage B Goedkeuringsbrief d.d. 12 januari 2015 .......................................................................... 20
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
Samenvatting Afgelopen jaren hebben er veel ontwikkelingen plaatsgevonden binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Daarom startte in 2010 het ZonMw-programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg om onderzoek te doen naar vernieuwingen in de JGZ. Met de projectresultaten uit het programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg is een eerste stap gezet om de uitvoering van de JGZ verder te verbeteren. In combinatie met de huidige ontwikkelingen binnen de JGZ en de aanbevelingen van de Commissie Evaluatie Basistakenpakket JGZ en het standpunt van de Staatssecretaris van VWS daarop, geeft dit aanleiding tot het opzetten van een vervolgprogramma waarin vernieuwing overgaat in onderbouwing en doorontwikkeling. Op verzoek van VWS heeft ZonMw een programma opgesteld in vervolg op het programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg. Het programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg heeft tot doel door middel van onderbouwing en doorontwikkeling van innovatieve werkwijzen de JGZ beter toe te rusten op het uitvoeren van het Basispakket JGZ binnen de decentralisatie van de zorg voor jeugd en de veranderingen die dit voor de JGZ met zich meebrengt. Het programma richt zich primair op uitvoeringsaspecten van het Basispakket JGZ zoals dat per 1 januari 2015 van kracht is. Het programma zal zich met name richten op het verder onderbouwen en waar nodig doorontwikkelen van veelbelovende innovaties, daar waar deze innovaties nog onvoldoende onderzocht zijn. Het ontwikkelen van nieuwe innovaties kan een plek krijgen in het programma indien dit invulling geeft aan een (kennis)hiaat in de uitvoeringspraktijk JGZ. Het programma is opgebouwd uit 3 programmalijnen. Een kennisinventarisatie zal een prioritering van onderwerpen opleveren die gebruikt zal worden bij het opstellen van de subsidieoproepen voor deze programmalijnen. Programmalijn 1: Flexibilisering en adolescentencontactmoment Binnen deze programmalijn zal topdown onderzoek worden uitgezet naar verantwoorde flexibiliseringsmodellen in de JGZ. Daarnaast zal binnen deze lijn onderzoek worden gedaan naar vormen van flexibilisering die in de praktijk zijn geïmplementeerd maar waarvan de effectiviteit nog onvoldoende is aangetoond. Als derde pijler binnen deze programmalijn zal onderzoek worden gedaan naar de effecten van het adolescentencontactmoment. Programmalijn 2: Innovatieve werkwijzen Binnen deze programmalijn zullen veelbelovende innovatieve werkwijzen worden doorontwikkeld en onderzocht op effectiviteit. Onderzoek in deze programmalijn moet aantonen wat de meerwaarde is van een nieuwe werkwijze voor de uitvoering van de JGZ. Ook moet worden gekeken naar de kosten en baten van de werkwijze. De te onderzoeken werkwijze dient in eerder (pilot)onderzoek al veelbelovend te zijn gebleken. Programmalijn 3: JGZ in het lokale domein Binnen deze programmalijn zullen innovaties voor de JGZ in het lokale domein worden onderzocht. De komende transitie in de zorg voor jeugd zal ook voor de JGZ veranderingen met zich meebrengen. De (pilot)projecten die onderzocht kunnen worden betreffen vernieuwingen die bijdragen aan de eisen die de transitie aan de JGZ stelt, bijvoorbeeld het versterken van de verbinding tussen de JGZ met onder meer jeugdhulp, welzijn en onderwijs. Het programma zal lopen van 2015 t/m 2018 en heeft een totaal budget van € 4.800.000,-.
5
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
6
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Afgelopen jaren hebben er veel ontwikkelingen plaatsgevonden binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Daarom startte in 2010 het ZonMw-programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg om onderzoek te doen naar vernieuwingen in de JGZ. Met de projectresultaten uit het programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg is een eerste stap gezet om de uitvoering van de JGZ verder te verbeteren. In combinatie met de huidige ontwikkelingen binnen de JGZ en de aanbevelingen van de Commissie Evaluatie Basistakenpakket JGZ en het standpunt van de Staatssecretaris van VWS daarop, geeft dit aanleiding tot het opzetten van een vervolgprogramma waarin vernieuwing overgaat in onderbouwing en doorontwikkeling. Programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg In 2009 kreeg ZonMw van het toenmalige programmaministerie voor Jeugd en Gezin de opdracht om een programma te ontwikkelen gericht op vernieuwing in de uitvoering van de JGZ. Dit heeft geleid tot het programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg, gestart in 2010 (zie ook: www.zonmw.nl/vernieuwingjgz ). Het programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg beslaat 17 projecten die alle gericht zijn op vernieuwingen in de uitvoeringspraktijk van de JGZ. De volgende onderwerpen zijn aan bod gekomen: triage, taakherschikking, prenatale huisbezoeken, nieuwe media, schoolverzuim, jongeren, JGZ op het MBO, voorlichting en alternatieve contactmomenten. In 2013 zijn de projecten afgerond. Verder kent het programma nog een implementatiefase. In deze fase van het programma worden de eindresultaten van de projecten naar buiten gebracht. Hierbij zijn de verschillende branche- en beroepsorganisaties betrokken. Voor 10 projecten zijn individuele implementatie-activiteiten ondernomen. Deze implementatieprojecten vinden vanaf 2014 tot 2015 plaats. Alle resultaten van het programma zijn gebundeld in een online eindpublicatie die op 25 november 2014 is gepresenteerd: www.zonmw-jeugdmagazines.nl. Kennisinventarisatie In aanloop op het programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg is in 2014 gestart met een kennisinventarisatie. De kennisinventarisatie moet leiden tot een prioriteitenlijst van onderwerpen waar in dit programma nader onderzoek naar kan worden gedaan. De resultaten komen begin 2015 beschikbaar en zullen worden gebruikt bij het opstellen van de subsidieoproepen.
1.2
Opdracht
In de opdrachtbrief van het ministerie van VWS aan ZonMw van 6 september 2013 wordt ZonMw verzocht om een programmavoorstel te schrijven in vervolg op het programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg. Het programma zal lopen van 2015 t/m 2018. De volgende drie aandachtspunten dienen in ieder geval te worden meegenomen:
Onderzoek naar effectiviteit van de scenario’s rond flexibilisering van de contactmomenten in de JGZ Effectiviteit- en implementatieonderzoek op basis van uitkomsten van het huidige programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk JGZ Onderzoek gericht op de werkwijze van de JGZ voortkomend uit het standpunt van de Staatssecretaris ten aanzien van het advies van de commissie De Winter over het Basispakket JGZ.
7
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
2
Terreinverkenning
Het programma sluit aan bij actuele ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg (JGZ). In dit hoofdstuk worden deze actuele ontwikkelingen toegelicht. Ook de resultaten van de veldraadpleging worden samengevat. Dit hoofdstuk is bedoeld om de context in beeld te brengen. Het programma richt zich op de verdere onderbouwing en eventuele doorontwikkeling van vernieuwingen in de uitvoering (zoals organisatie en bedrijfsvoering) van de jeugdgezondheidszorg.
2.1 Actuele ontwikkelingen Jeugdgezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg is de publieke gezondheidszorg voor kinderen en jeugdigen tussen 0 en 19 jaar. De JGZ volgt de fysieke, sociale, psychische en cognitieve ontwikkeling van jeugdigen op individueel en populatieniveau. Om de jeugdigen te volgen, zijn er verschillende contactmomenten, bijvoorbeeld op het consultatiebureau. Hierbij signaleert de JGZ gezondheidsbedreigingen en (dreigende) stoornissen in de ontwikkeling, geeft voorlichting en zorgt ervoor dat zo nodig de juiste ondersteuning en zorg worden ingeschakeld. Nieuw Basispakket JGZ Per 1 januari 2015 is een nieuw preventief gezondheidspakket (het Basispakket JGZ), dat alle kinderen in Nederland aangeboden krijgen, vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Het nieuwe Basispakket JGZ is gebaseerd op het advies van de Commissie Evaluatie Basistakenpakket JGZ en bestaat uit een basisaanbod voor alle kinderen. In de kamerbrief van 25 juni 2013 verwoordt de Staatssecretaris zijn standpunt. Hij sluit aan bij de kernboodschap van het advies dat het basistakenpakket moet worden gemoderniseerd maar dat er geen grote radicale wijzigingen hoeven te worden aangebracht. Het Basispakket JGZ stelt vaccinaties, screeningen, monitoring en signalering actief ter beschikking. Hoewel dergelijke activiteiten er voor alle jeugdigen moeten zijn, kan de uitvoering ervan per kind of jongere variëren. Dit is afhankelijk van de specifieke situatie van kind, gezin en omgeving en de behoefte van ouders en kinderen. Waar nodig wordt voorlichting, begeleiding en toeleiding naar zorg gegeven. Met uitleg en advies kan de JGZ zorg wegnemen en de situatie normaliseren, en zo bijdragen aan het versterken van eigen kracht en onnodige medicalisering helpen tegengaan. Hiermee wordt voorkomen dat alledaagse problemen ten onrechte bij zware, specialistische zorg terechtkomen of problemen ten onrechte niet behandeld worden, waardoor in een later stadium juist een extra beroep op gespecialiseerde zorg nodig is. Gemeenten zullen met de jgz-organisaties moeten overleggen over de uitvoering van het Basispakket JGZ. Specifieke programma’s en activiteiten voor individuele hulp of zorg zitten niet in het nieuwe Basispakket, maar worden in de nieuwe Jeugdwet aangemerkt als preventie. De jgz-professionals kunnen deze specifieke programma’s en activiteiten in overleg met de desbetreffende gemeente uit blijven voeren. Aanbevelingen Commissie Evaluatie Basistakenpakket JGZ De Commissie Evaluatie Basistakenpakket JGZ adviseert dat de activiteiten uit het basispakket JGZ bij voorkeur gekoppeld zijn aan contactmomenten, die zowel individueel als per groep of digitaal kunnen plaatsvinden. De commissie gaat er vanuit dat daarin een zekere bandbreedte noodzakelijk is, afhankelijk van de zorgbehoefte van een kind/jongere. Het rapport van de Commissie Evaluatie Basistakenpakket JGZ geeft, naast de aanbeveling voor het nieuwe Basispakket JGZ, een aantal aanbevelingen voor nader onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van de JGZ:
Bij het hanteren van contactmomenten is altijd flexibiliteit nodig. Er moet sprake zijn van een redelijke bandbreedte wegens variatie in de zorgbehoefte van ouders en kinderen. Aanbevolen wordt deze bandbreedte in een later stadium op basis van nader onderzoek vast te stellen. Zorg voor een goede samenhang tussen JGZ op grond van de Wet publieke gezondheid en jeugdhulp op basis van de Jeugdwet zodat goede aansluiting en afstemming in de zorg voor kinderen gewaarborgd is. Samenwerking tussen JGZ en voorschoolse voorzieningen en onderwijs met het oog op signalering, voorlichting en deelname aan zorgstructuren. Versterk ook de samenwerking tussen
8
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
JGZ en gezondheidszorg en welzijnszorg. Hierbij moeten de sectoren zo veel mogelijk op elkaar aansluiten. Ontwikkeling van een gemeenschappelijke taal kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren.
Monitoring flexibilisering Door het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) is het project Monitoring van Flexibilisering uitgevoerd waarbij door het NCJ beschreven scenario’s (AKIB: Alle Kinderen In Beeld en KIEN: Kwaliteit voor Ieder Kind Noodzakelijke jeugdgezondheidszorg) voor het flexibiliseren van contactmomenten werden gemonitord in de praktijk om te beoordelen of het beoogde effect van de flexibilisering: ‘adequate zorg voor kinderen en hun ouders’ wordt behaald. De monitoring heeft tot de volgende resultaten geleid: Werkzaamheid in de praktijk: de twee onderzochte scenario’s zijn uitvoerbaar in de praktijk. Adequate zorg: met de twee scenario’s wordt volgens de geïnterviewde medewerkers van de betrokken jgz-organisaties nog steeds adequate zorg geleverd. Bij AKIB wordt de grotere betrokkenheid van ouders als winst genoemd. Met KIEN wordt volgens de medewerkers nog wel adequate zorg geleverd, maar is het signaleren van risicokinderen juist moeilijker geworden ten opzichte van de oude situatie. Extra tijd voor kinderen/ouders die meer aandacht nodig hebben: De over AKIB aangeleverde registratiegegevens geven een aanwijzing dat er bij bepaalde contactmomenten een verschuiving heeft plaatsgevonden van reguliere contactmomenten naar consulten op indicatie. Het is niet mogelijk geweest te onderzoeken of dit ten goede van kinderen/ouders die meer aandacht nodig hebben, is gekomen. Bij KIEN is het nog niet mogelijk geweest registratiegegevens te gebruiken voor de monitoring. Flexibiliseringsactiviteiten bij jgz-organisaties: Bij ruim driekwart van de jgz-organisaties die aan de inventarisatie mee hebben gedaan, vinden activiteiten op het gebied van flexibilisering plaats. De meeste organisaties zijn in 2012 begonnen met flexibiliseren. De contactmomenten bij 7,5 maanden, 9 maanden, 18 maanden, 5 jaar (groep 2), 10 jaar (groep 7) en 13 jaar/klas 2 VO worden het meest frequent geflexibiliseerd. De resultaten van deze monitoring kunnen, in relatie tot een landelijke inventarisatie van flexibiliseringsprojecten in de JGZ en het nieuwe Basisaanbod JGZ, worden gebruikt voor verder onderzoek om tot verantwoorde alternatieven te komen voor de huidige Richtlijn Contactmomenten en voor het herinrichten van de JGZ. Stelselwijziging Jeugd Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten door de nieuwe Jeugdwet bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp, zodat zij de ondersteuning, hulp en zorg aan jongeren en gezinnen beter, efficiënter en effectiever kunnen gaan regelen. Door deze decentralisatie van de zorg voor jeugd worden gemeenten beter in staat gesteld om – afgestemd op de lokale situatie – maatwerk te leveren en verbinding te leggen met zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid. Gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van de jeugdhulp. Nationaal Programma Preventie 2014-2016 (NPP) Het Nationaal Programma Preventie zal lopen voor een periode van drie jaar, van 2014 tot en met 2016. Zes ministeries, gemeenten, bedrijven en een groot aantal maatschappelijke organisaties werken hier samen aan. Het Nationaal Programma Preventie brengt activiteiten bijeen rond drie terreinen: Gezondheid bevorderen en ziekten voorkomen in de omgeving waarin mensen wonen, werken en leren. Preventie een prominente plek geven in de gezondheidszorg. Gezondheidsbescherming op peil houden. In het NPP wordt voor de JGZ een aantal activiteiten voor de komende jaren genoemd: Verbinding JGZ en onderwijs JGZ en onderwijs kunnen elkaar versterken bij het ondersteunen van jeugdigen en hun ouders
9
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
2.2
door informatie, advies en begeleiding bij het maken van (leefstijl)keuzes en ‘vroegsignalering’ van problemen en verheldering van die problemen. Extra contactmoment JGZ voor adolescenten Jongeren worden tijdens dit contactmoment ondersteund om hun eigen leefstijl onder de loep te nemen en bewuster om te gaan met keuzes hierin. Het extra contactmoment is per 1 januari 2015 wettelijk geborgd in het Basispakket JGZ. Uitbreiding van de risicogeleide zorg bij zwangerschap en geboorte naar de JGZ voor de vermindering van babysterfte.
Veldraadpleging
Voor het opstellen van dit programma hebben gesprekken plaatsgevonden met de relevante beroepsgroepen en brancheorganisaties. Gevraagd is om in het licht van bovengenoemde ontwikkelingen kansrijke vernieuwingen en uitvoeringsaspecten die nadere onderbouwing en/of doorontwikkeling behoeven binnen de jeugdgezondheidszorg aan te dragen. De beroepsorganisaties AJN en Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) zijn hiervoor benaderd. Dezelfde vragen zijn voorgelegd aan de brancheverenigingen GGD/GHOR Nederland en ActiZ en aan het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), de IGZ en de VNG. De ideeën zijn gebruikt om de inhoud van het programma vorm te geven. Deze gesprekken leverden veel visies en ideeën op. Bij alle partijen is draagvlak voor het programma. De partijen zijn verheugd dat er een programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg komt in een tijd waar er veel verandert voor de JGZ. Er wordt meer lokaal geregeld en er vindt meer zorg in de wijken plaats. Er wordt ook meer integraal gewerkt en flexibilisering speelt bij de meeste jgz-organisaties een rol. De benoemde speerpunten uit de opdrachtbrief van VWS aan ZonMw worden gedeeld door de partijen. Het nieuwe Basispakket JGZ vormt het kader van dit programma. Een groot deel van het Basispakket blijft bij het oude, daarnaast zijn er activiteiten die al werden gedaan maar nog niet binnen het Basispakket vielen, activiteiten die versterkt moeten worden en een aantal nieuwe activiteiten. Nieuwe activiteiten uit het Basispakket die volgens de veldraadpleging aandacht verdienen zijn bijvoorbeeld de uitvoeringspraktijk van beleidsadvisering en het adolescentencontactmoment. Er zijn binnen de JGZ veel ontwikkelingen in flexibilisering en het aanbieden van contactmomenten gaande. De veldpartijen benoemen dat een handvat voor de benodigde contactmomenten nodig lijkt. Naast het nieuwe Basispakket JGZ zal de komende transitie en transformatie jeugd van invloed zijn op de uitvoeringspraktijk van de JGZ. Onder andere toeleiding naar zorg en samenwerking met ketenpartners en andere partijen worden als aandachtspunt genoemd. De innovatiekracht van de JGZ speelt hierbij een grote rol, organisaties moeten gestimuleerd worden om innovaties te versterken en te onderbouwen. Een uitgebreidere uitwerking van de veldraadpleging vindt u in bijlage 1.
2.3
Andere ZonMw-programma’s
Dit programma is een aanvulling op een aantal bestaande ZonMw-programma’s zoals Richtlijnen Jeugdgezondheidszorg, Academische Werkplaatsen (Transformatie) Jeugd, Effectief werken in de jeugdsector en Preventie. De projecten binnen deze programma’s zijn met name gericht op inhoudelijke onderwerpen waar het de jeugdgezondheidszorg betreft. Het programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg zal aansluiten bij deze programma’s waar mogelijk en aandachtspunten die uit projecten naar voren zijn gekomen op uitvoeringsgebied zullen meegenomen worden bij de uitvoering van dit programma. ZonMw streeft ernaar dat één of meerdere commissieleden voor dit programma ook zitting hebben in andere ZonMwprogramma’s om zo de afstemming te waarborgen. Verder zal ook op bureauniveau afstemming plaatsvinden bij het opstellen van de subsidieoproepen om overlap met de andere programma’s te voorkomen en aansluiting te bevorderen.
10
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
3
Inhoud van het programma
Het programma richt zich primair op uitvoeringsaspecten van het Basispakket JGZ zoals dat per 1 januari 2015 van kracht is. Het programma kent drie 3 programmalijnen rond de uitvoering van de JGZ die worden beschreven in paragraaf 3.4.
3.1
Focus
De focus van het programma ligt op de verdere onderbouwing en eventuele doorontwikkeling van vernieuwingen in de uitvoering (zoals organisatie en bedrijfsvoering) van de jeugdgezondheidszorg. Het gaat daarbij nadrukkelijk om de uitvoeringspraktijk en niet om de inhoud van de werkzaamheden van de professionals werkzaam in de jeugdgezondheidszorg. Het nieuwe ZonMw-programma zal diepgaander wetenschappelijk onderzoek naar of doorontwikkeling van veelbelovende innovaties mogelijk maken. Er is minder ruimte voor nieuwe innovaties dan in het vorige ZonMw-programma. Het ontwikkelen van nieuwe innovaties kan een plek krijgen in het programma indien dit invulling geeft aan een (kennis)hiaat in de uitvoeringspraktijk JGZ. Daarbij is het belangrijk veel aandacht te besteden aan het gebruik en verder brengen van bestaande kennis.
3.2
Doelstellingen
Het programma heeft tot doel door middel van onderbouwing en doorontwikkeling van innovatieve werkwijzen de JGZ beter toe te rusten op het uitvoeren van het Basispakket JGZ binnen de decentralisatie van de zorg voor jeugd en de veranderingen die dit voor de JGZ met zich meebrengt. Het programma zal zich met name richten op het verder onderbouwen en waar nodig doorontwikkelen van veelbelovende innovaties in de uitvoering (zoals organisatie en bedrijfsvoering) van de jeugdgezondheidszorg, daar waar deze innovaties nog onvoldoende onderzocht zijn. Het ontwikkelen van nieuwe innovaties kan een plek krijgen in het programma indien dit invulling geeft aan een (kennis)hiaat in de uitvoeringspraktijk JGZ.
3.3
Doelgroepen
Het programma is specifiek bedoeld voor de praktijk van de jeugdgezondheidszorg. Een projectgroep dient altijd een combinatie te zijn van praktijk en onderzoek. Bij ‘praktijk’ denken we onder meer aan instellingen, professionals, beroepsgroepen/verenigingen. Bij ‘onderzoek’ denken we niet alleen aan universiteiten, maar ook zeker aan hogescholen. Indien het nodig blijkt om deze ‘werelden’ met elkaar in contact te brengen kan ZonMw hierin faciliteren. Daarnaast acht ZonMw het ook van belang dat indien relevant het gemeentelijk beleid wordt vertegenwoordigd in de projectgroep.
3.4
Programmalijnen
Kennisinventarisatie De genoemde kennisinventarisatie die begin 2015 beschikbaar komt zal een prioritering van onderwerpen opleveren welke binnen de genoemde kaders meegenomen zal worden bij het opstellen van subsidieoproepen en het beoordelen van projectvoorstellen. Door nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen kunnen tussentijds nieuwe aandachtspunten naar voren komen. Programmalijn 1: Flexibilisering en adolescentencontactmoment Binnen deze programmalijn zal een topdown onderzoek worden uitgezet naar verantwoorde flexibiliseringsmodellen in de JGZ. Dit onderzoek wordt gericht uitgezet in overleg met een aantal betrokken partijen, waaronder het NCJ. Hierbij zal worden aangesloten bij lopende projecten op dit onderwerp zoals het project Monitoring Flexibilisering dat recent is afgerond door het NCJ (zie paragraaf 2.1). Daarnaast zal binnen deze lijn onderzoek worden gedaan naar vormen van flexibilisering die in de praktijk zijn geïmplementeerd maar waarvan de effectiviteit nog onvoldoende is aangetoond. De onderwerpen worden bepaald op basis van de prioritering vanuit de kennisinventarisatie en de definitieve invulling van het topdown onderzoek.
11
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
Als derde pijler binnen deze programmalijn zal onderzoek worden gedaan naar de effecten van het adolescentencontactmoment. Op basis van de monitoring van GGD/GHOR Nederland naar de invoering van het adolescentencontactmoment, onderzoeksresultaten van Trails en overleg met GGD/GHOR Nederland en een aantal praktijkorganisaties is bekeken hoe het contactmoment geëvalueerd zou kunnen worden. Naar aanleiding hiervan zal begin 2015 een oproep worden opgesteld voor onderzoek naar de verschillende varianten van dit contactmoment.
Programmalijn 2: Innovatieve werkwijzen Binnen deze programmalijn zullen veelbelovende innovatieve werkwijzen worden doorontwikkeld en onderzocht op effectiviteit. Onderzoek in deze programmalijn moet aantonen wat de meerwaarde is van een nieuwe werkwijze voor de uitvoering van de JGZ. Ook moet worden gekeken naar de kosten en baten van de werkwijze. De te onderzoeken werkwijze dient in eerder (pilot)onderzoek al veelbelovend te zijn gebleken.
Programmalijn 3: JGZ in het lokale domein Binnen deze programmalijn zullen innovaties voor de JGZ in het lokale domein worden onderzocht. De komende transitie in de zorg voor jeugd zal ook voor de JGZ veranderingen met zich meebrengen. De (pilot)projecten die onderzocht kunnen worden betreffen vernieuwingen die bijdragen aan de eisen die de komende transities aan de JGZ stellen. Het gaat bijvoorbeeld om onderwerpen als de rol van de JGZ in het sociale domein, het vormgeven van de verbinding tussen de JGZ en het onderwijs, het toeleiden naar jeugdhulp, de positionering van de jeugdarts/jeugdverpleegkundige bij (lokale) beleidsadvisering of signalen vertalen naar collectieve preventie.
3.5
Randvoorwaarden projecten
Projecten die binnen dit programma zullen worden uitgevoerd moeten aan een aantal randvoorwaarden voldoen om te zorgen dat de resultaten uiteindelijk toepasbaar zijn in de jgz-praktijk. In de subsidieoproepen zullen deze randvoorwaarden worden benoemd. In ieder geval de volgende aspecten dienen te worden meegenomen:
Klanttevredenheid Kennisverspreiding Perspectief ouders en jongeren Gemeentelijk perspectief De meerwaarde van en voor de JGZ
ZonMw heeft daarnaast een aantal algemene prioriteiten die in projecten een rol kunnen spelen. Dit zijn diversiteit, participatie en ICT/eHealth. Binnen de projecten dient rekening gehouden te worden met sociaal-culturele en maatschappelijke verschillen tussen of binnen specifieke populaties. Ook moeten resultaten ten goede komen aan de diverse subgroepen in de samenleving. In de subsidieaanvragen en implementatieactiviteiten dient helder te worden gemaakt in hoeverre er gedifferentieerd moet worden naar verschillende groepen, waarom met bepaalde verschillen wel/geen rekening wordt gehouden en welke verschillen én overeenkomsten er zijn in de doelgroep. Onder eHealth verstaat ZonMw het gebruik van ICT ter ondersteuning of verbetering van de gezondheid en de (preventieve) gezondheidszorg. Er wordt van indieners gevraagd om daar waar relevant gericht aandacht te besteden aan ICT en eHealth tenzij er redenen zijn waarom dit niet van toepassing is.
12
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
Onder participatie verstaat ZonMw het betrekken van belanghebbenden, einddoelgroepen en/of ervaringsdeskundigen bij het bereiken en stimuleren van kennisvermeerdering, vernieuwing van de gezondheidszorg en het gezondheidsonderzoek. Binnen dit programma wordt actieve participatie van ouders en kinderen en/of hun vertegenwoordigers noodzakelijk geacht indien dit relevant is binnen een project. De criteria in de subsidieoproepen zijn leidend voor de beoordeling van de ingediende aanvragen.
13
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
4
Communicatie en implementatie
De communicatie- en implementatieactiviteiten uit het eerdere programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg worden doorgezet naar het nieuwe programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg. Onderstaand worden de communicatie- en implementatieactiviteiten uit het eerdere programma benoemd. Na evaluatie worden ze indien nodig aangepast.
4.1
Doelgroepen
De volgende doelgroepen hebben we voor ogen: jgz-instellingen, beroepsorganisaties, beleidsmakers, managers en professionals in de JGZ, gemeenteambtenaren met jeugd en/of onderwijs in de portefeuille, en opleidingen.
4.2
Instrumentmix
Voor de communicatie over programmaresultaten wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande communicatiekanalen. De beroeps- en brancheorganisaties, het NCJ en de VNG zullen worden betrokken bij de communicatie over het programma en de resultaten. Waar mogelijk zal bij hun communicatiekanalen aangesloten worden voor het verspreiden van de resultaten. Voor de communicatie over het programma en de projectresultaten zal een mix van instrumenten worden ingezet. Via de ZonMw-website zal informatie over het programma en de projecten beschikbaar komen. Daarnaast wordt regelmatig via de ZonMw-nieuwsbrief jeugd nieuws omtrent het programma verspreid. Relevante congressen zoals het JGZ jaarcongres en het congres Jeugd in Onderzoek zullen worden benut om het programma onder de aandacht te brengen bij professionals en wetenschappers. Ook zullen er vanuit het programma bijeenkomsten worden georganiseerd, rondom thema’s of specifieke doelgroepen. Ter afsluiting van het programma zal een eindpublicatie worden opgesteld. Voor het programma Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg zijn de resultaten gebundeld in een online magazine (www.zonmw-jeugdmagazines.nl). Na evaluatie van het gebruik en bereik hiervan zal worden bezien of dit middel ook zal worden ingezet voor de resultaten van het programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg.
4.3
Projectniveau
Elk project dient ook zelf een communicatie- en implementatieplan te ontwikkelen. Deelname aan diverse uitwisselingsbijeenkomsten maakt onderdeel uit van de voorwaarden verbonden aan de subsidieverlening.
14
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
5
Management en organisatie
5.1
Programmacommissie
Voor de uitvoering van het programma stelt het bestuur van ZonMw een onafhankelijke commissie in. De commissie zal bestaan uit een onafhankelijke voorzitter en ten minste 5 onafhankelijke commissieleden. De commissie zal vanuit het ZonMw-bureau vanuit het programmakader Zorg en Welzijn, cluster jeugd, worden ondersteund. De commissie moet gezamenlijk kennis en ervaring hebben in de volgende competentiegebieden: Bedrijfsvoering in de (jeugd)gezondheidszorg Uitvoering van de JGZ, zowel 0-4 als 4-19 jaar Ervaring met lokaal bestuur Wetenschappelijk onderzoek Beleidsmatig onderzoek in de gezondheidszorg Ervaringsdeskundigheid Beleidsadvisering ZonMw streeft ernaar dat één of meerdere commissieleden ook zitting hebben in andere programma’s.
5.2
Beoordeling projectvoorstellen
Projectideeën zullen door de commissie worden beoordeeld op relevantie voor het programma en globaal op kwaliteit. De commissie zal de aandachtspunten van het ministerie en die uit de veldraadpleging en kennisinventarisatie mee laten wegen bij de beoordeling(scriteria). Projectideeën die minimaal voldoende relevant en van voldoende kwaliteit (marginale toets) zijn zullen positief geadviseerd worden om het voorstel nader uit te werken. Uitgewerkte aanvragen zullen worden voorgelegd aan onafhankelijke referenten. Op basis van de oordelen van de referenten en het daarop geformuleerde wederhoor door de aanvragers zal de programmacommissie bepalen of voorstellen voor honorering in aanmerking komen. Alleen voorstellen die minimaal de score relevant en voldoende van kwaliteit hebben komen voor honorering in aanmerking. Gestreefd wordt naar voorstellen met een score goed voor kwaliteit.
5.3
Voortgangsbewaking
De gehonoreerde projecten leveren halverwege de looptijd van het project een voortgangsrapportage aan. Tussentijds vinden projectleidersbijeenkomsten of andere bijeenkomsten plaats. Projectbezoeken zijn een optie. ZonMw informeert de opdrachtgever via tussentijdse en jaarverslagen en het jaarplan. Een waarnemer van het ministerie wordt uitgenodigd voor de commissievergaderingen.
5.4
Evaluatie
Het programma wordt afgesloten met een evaluatie.
15
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
6
Begroting en planning van het programma
6.1
Begroting
Het programma heeft een totaalbudget van € 4,8 miljoen. Het programma loopt van 2015 tot en met 2018. Het programma wordt in 2019 afgerond met een evaluatie. De meerjarenbegroting is weergegeven in onderstaande tabel: Bedrag in € 1.500.000 1.500.000 1.000.000 270.000 50.000 480.000 4.800.000
Begroting Programmalijn 1 Programmalijn 2 Programmalijn 3 Communicatie en implementatie Eindevaluatie Programmakosten Totaal
Een gedetailleerde begroting met verplichtingen, liquiditeiten en bevoorschotting is beschikbaar voor de opdrachtgever.
6.2
Planning
2014 Verspreidings- en implementatiefase Vernieuwing Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg 2015 Goedkeuring programmavoorstel Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg Openstellen subsidieronde programmalijn 1 en 2 Openstellen topdown subsidie programmalijn 1 Openstellen subsidieronde programmalijn 3 Start projecten programmalijn 1 en 2 2016 Start projecten programmalijn 3 Uitvoeringsfase projecten programmalijn 1, 2 en 3 2017 Uitvoeringsfase projecten programmalijn 1, 2 en 3 Eerste projecten ronden af. 2018 Afronding projecten programmalijn 1, 2 en 3 Communicatie en implementatie resultaten programmalijn 1, 2 en 3 2014-2018: Doorlopende communicatielijn 2019 Publicatie eindevaluatie
16
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
Bijlage A Veldraadpleging: uitwerking gemeenschappelijke aandachtspunten Voor het opstellen van dit programma hebben gesprekken plaatsgevonden met de relevante beroepsgroepen en brancheorganisaties. Gevraagd is om, in het licht van actuele ontwikkelingen in de JGZ, kansrijke vernieuwingen en uitvoeringsaspecten die nadere onderbouwing en/of doorontwikkeling behoeven aan te dragen. De beroepsorganisaties: AJN en Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) zijn hiervoor benaderd. Dezelfde vragen zijn voorgelegd aan de brancheverenigingen GGD/GHOR Nederland en ActiZ en aan het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), de IGZ en de VNG. Algemeen De JGZ is zich volop aan het ontwikkelen en er komen nieuwe uitdagingen aan. Bij al deze ontwikkelingen rondom het nieuwe Basispakket en flexibilisering moet het bestaansrecht en de meerwaarde van de JGZ in het oog worden gehouden. Output en het laten zien wat de JGZ doet is daarbij een belangrijk onderdeel. Uitgangspunt hiervoor kunnen de ‘unique selling points’ van de JGZ zijn, zoals laagdrempeligheid en hoog bereik, integrale dossieropbouw en uitgaan van het gezonde kind. Deze kan de JGZ onder andere gebruiken in de onderhandelingen met de gemeente. Projecten in het ZonMw-programma zouden moeten bijdragen aan het versterken van deze unique selling points. Bij vernieuwingen moet wel gekeken worden wat ze opleveren. De gewone manier van werken kan waardevol zijn en moet niet zomaar vergeten worden. En waar de meerwaarde van de JGZ niet zit, moet ook worden losgelaten. Het nieuwe ZonMw-programma zal steviger onderzoek mogelijk moeten kunnen maken dan het vorige ZonMw-programma. Daarbij is het ook belangrijk veel aandacht te besteden aan het gebruik en verder brengen van bestaande kennis. Na kennisontwikkeling houdt het op dit moment vaak op, terwijl kennisverspreiding en implementatie net zo belangrijk zijn. Er zijn veel ontwikkelingen binnen de JGZ, maar deze worden nog te weinig verspreid naar andere organisaties. Het is belangrijk te kijken hoe dit soort werkwijzen een stap verder kunnen komen. Flexibilisering Het nieuwe Basispakket JGZ bestaat uit verschillende onderdelen. Een groot deel van het Basispakket blijft bij het oude, daarnaast zijn er activiteiten die al werden gedaan maar nog niet binnen het Basispakket vielen, activiteiten die versterkt moeten worden en hele nieuwe activiteiten. De uitvoeringpraktijk van de nieuwe activiteiten komt naar voren als prioriteit voor het nieuwe programma. Het NCJ heeft een werkgroep opgezet die nadenkt over de invulling en uitvoering van het Basispakket. Een van de mogelijkheden is het Basispakket te definiëren op basis van uitkomstmaten in plaats van het proces. Ook kan gedacht worden aan een Basispakket met extra modules per probleemgebied per gemeente. Er zijn binnen de JGZ veel ontwikkelingen in flexibilisering en het aanbieden van contactmomenten gaande. De veldpartijen benoemen dat een handvat over de minimaal benodigde contactmomenten nodig lijkt. Daarbij wordt de dialoog met ouders bij het bepalen van contactmomenten ook genoemd als aandachtspunt. Hierbij wordt gedacht aan een overkoepelend project waarin onderbouwing wordt gegeven voor wanneer welk contactmoment plaats moet vinden. Een mogelijkheid is uit te gaan van verschillende ijkmomenten. Contact met het kind kan wenselijk zijn op momenten dat ouders veel vragen hebben, zoals bij het overgaan van borstvoeding naar vaste voeding, wanneer het kind gaat lopen en rondom de zindelijkheid. Naast deze ijkmomenten, kunnen er eventueel nog contactmomenten toegevoegd worden op basis van de vaccinaties, de monitoring van de groei en de momenten voorgeschreven door richtlijnen. Er is onderbouwing nodig voor een nieuw schema, dat inhoudelijk gedreven is en gebaseerd is op ijkmomenten. Hierbij blijft belangrijk dat de JGZ alle kinderen in beeld moet houden. Bij de invulling van contactmomenten kan aan een bandbreedte gedacht worden. Ook mogelijk is om vast te stellen dat de JGZ het kind tussen de 0 en 3 jaar bijvoorbeeld 5 keer wil zien, de inhoud en wijze van de daadwerkelijke contactmomenten kan dan per kind verschillen. Ouders moet gevraagd worden waar zij behoefte aan hebben, zij hebben misschien
17
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
meer voorkeur voor een digitaal of een groepscontactmoment. Een contactmoment hoeft niet altijd nodig te zijn. Zo kan gebruik gemaakt worden van de kennis van andere professionals zoals de leerkracht. De leerkracht heeft veel kennis die kan aansluiten bij de kennis die een verpleegkundige nodig heeft om de gezondheid van het kind te kunnen beoordelen. Ook de rol van de huisarts is belangrijk. Deze is de spil van de gezondheidszorg voor het gezin en beschikt over veel informatie van verschillende partijen. Vanaf 2013 moet de JGZ een aanbod hebben voor adolescenten boven de 14. Dit contactmoment wordt op verschillende manieren ingevuld. Driekwart van de organisaties vindt dat ze het contactmoment 15/16 jaar innovatief hebben ingevuld. Er is echter weinig bekend over waar behoefte aan is en wat de jongeren eigenlijk zelf willen. Willen ze wel digitale contactmomenten? Er wordt voor dit contactmoment veel gebruik gemaakt van de EMOVO. Verschillende partijen zijn van mening dat vernieuwing van deze vragenlijst nodig is, de vragenlijst is verouderd en de gezondheidsboodschappen die volgen op de vragenlijst zijn niet meer actueel. Innovatie Innovatieve werkwijzen kunnen de JGZ helpen om de uitvoeringspraktijk beter of efficiënter te maken. Bijvoorbeeld technologische innovaties of de manier van aansluiten bij ouders. Er zijn al veel nieuwe werkwijzen uitgetest bij verschillende jgz-instellingen. Doorontwikkeling of onderzoek is nodig als een werkwijze veelbelovend is. Lokale domein Met de transitie jeugd naar de gemeenten gaat ook een transformatie gepaard. Deze behelst een omslag in denken en in werkwijze voor de zorg voor jeugd inclusief de JGZ. Hierbij valt te denken aan modernisering, meer dialoog met ouders en uitgaan van het biopsychosociaal model. Dit vraagt ook een transformatie van de werkwijze van professionals naar meer vraaggericht en integraal werken. Ondanks deze andere manieren van werken is het belangrijk voor de JGZ om wel altijd alle kinderen in beeld te blijven houden. De innovatiekracht van de JGZ speelt hierbij een grote rol, organisaties moeten gestimuleerd worden om innovaties te borgen en tegelijkertijd hun doel niet uit het oog te verliezen. Doordat de regie over het sociale domein grotendeels bij gemeenten komt te liggen door de verschillende decentralisaties willen veel gemeenten sociale wijkteams gaan inzetten om de eerste lijn te versterken. De invulling van deze sociale wijkteams gebeurt nog op verschillende manieren. De JGZ is gericht op drie taken: preventie, vroegsignalering en ondersteuning. De meerwaarde van signaleren door de JGZ en het binnenhalen in de jeugdhulp is een vraag die speelt maar ook de vraag of de JGZ het juiste instrumentarium heeft om goed door te verwijzen. Samenwerking is hierbij een relevant thema. De Commissie Evaluatie Basistakenpakket JGZ beveelt aan om de samenwerking tussen JGZ en ketenpartners als onderwijs, voorschoolse voorzieningen en jeugdhulpverlening te versterken. Hiermee kunnen problemen beter en sneller gesignaleerd worden en kunnen voorlichting, advisering en afstemming van de zorg worden verbeterd. Ook samenwerking tussen jeugdarts, jeugdverpleegkundigen en verschillende partners in de gezondheidszorg zoals huisarts, kinderarts en psychologen moet geïntensiveerd worden. De komst van sociale wijkteams is ook voor de JGZ belangrijk. Niet in alle sociale wijkteams is de JGZ vertegenwoordigd. De toegevoegde waarde van de JGZ voor sociale wijkteams is nog niet onderzocht. Een van de nieuwe activiteiten van het Basispakket JGZ is beleidsadvisering. Het vormgeven van beleidsadvisering als onderdeel van het Basispakket JGZ is een thema dat bij verschillende partijen wordt genoemd. Enige harmonisatie / uniformiteit is hierin belangrijk om vergelijkingen mogelijk te maken. Er ligt veel informatie bij de JGZ en de GGD’en en deze moeten op basis hiervan een brede advisering over jeugd aan gemeenten gaan opzetten. Er wordt nu al algemenere informatie teruggekoppeld aan de gemeente op het niveau van de GGD regio. Uiteindelijk moet er meer specifieke informatie op maat komen per gemeente. De JGZ kan deze kennis en informatie gebruiken om zichzelf te verbeteren en de gemeente kan gebruik maken van de kennis voor het vormgeven van het beleid op het gebied van jeugd. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is wel dat de verschillende digitale dossiers van de JGZ beter op elkaar aan zouden moeten sluiten. Voor de vergelijkbaarheid van gegevens is standaardisatie tot op zekere hoogte nodig. De beschikbaarheid en transparantie van informatie blijft een belangrijk punt. De juiste informatie moet op tijd op de juiste plek komen. Naast de verschillende digitale dossiers is ook privacywetgeving vaak nog een belemmerende voorwaarde. De
18
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
rechten van het kind kunnen wel helpen bij het omgaan met sommige onderdelen van de privacywetgeving. Vanaf 1 januari 2014 mogen jeugdartsen kinderen rechtstreeks verwijzen naar de medisch specialist. De jeugdarts wordt door alle verzekeraars erkend als verwijzer, wat inhoudt dat een verwijzing niet meer eerst via de huisarts hoeft te gaan. De verwijzing en toeleiding naar, samenwerking met en de terugkoppeling van de medisch specialist en van andere samenwerkingspartners, zoals jeugdhulpaanbieders, wordt als een aandachtspunt voor het programma gezien. Een van de taken in de JGZ is het toeleiden naar zorg en het monitoren of de kinderen/ jongeren op de goede plek terecht komen en de goed zorg ontvangen. De JGZ signaleert de hulpvraag, organiseert dan hulp, moet vervolgens het effect van deze hulp monitoren en indien er nog steeds of opnieuw een hulpvraag is moet deze weer door de JGZ gesignaleerd worden. Er is na de toeleiding vaak onvoldoende terugkoppeling over wat er met het kind gebeurt. Dit moet een integraal onderdeel worden van de jeugdhulp en de JGZ. Vraag hierbij kan zijn of het vroegtijdig signaleren en verwijzen in de JGZ meerwaarde heeft en ervoor zorgt dat er minder zwaardere hulp nodig is.
19
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
Bijlage B Goedkeuringsbrief d.d. 12 januari 2015
20
ZonMw – Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg
21