JEUGDGEZONDHEIDSZORG ACTUEEL
JA!
NUMMER 17 NAJAAR 2009
TIJDSCHRIFT VAN DE ARTSEN(VERENIGING) JEUGDGEZONDHEIDSZORG NEDERLAND
Gezinnen met chronisch zieke ouder 'Pardonmeisje' vertelt: “Nederland soms erger dan Irak” 15e EUSUHM-congres boeiend en inspirerend JGZ-praktijk: taken herschikken of verbouwen? Voortgaande ontwikkelingen: het digitaal dossier De oude en nieuwe JA!-hoofdredacteur stellen zich voor
Nieuw!
Het beste uit jarenlange ervaring komt nu samen in een nieuwe flesvoeding met een unieke prebiotische vezelmix (GOS/FOS 9:1) zorgt voor een goede darmwerking1,2 is lichtverteerbaar en wordt goed getolereerd1,3
Eén vertrouwd merk met een goede balans tussen prijs en kwaliteit voor kinderen van 0 t/m 3 jaar. Voor meer informatie bel de Nutricia Voedingskundige informatielijn 0800-0228060 (gratis, 24 uur per dag) 1. Moro G et al. (2002). J Pediatr Gastroenterol Nutr 34, 291-295. 2 .Bakker-Zierikee AM et al. (2005) proefschrift, 70-85. 3. Moro G et al. (2006). Arch Dis Child 91, 814-819.
Deze informatie is bedoeld voor (para-)medici
Bambix Zuigelingenmelk
R E D A C T I O N E E L at was het tobben met het Elektronisch kinddossier. In 2007 zouden alle Nederlandse JGZ-organisaties werken met het landelijk EKD JGZ, maar in 2009 is dat er nog niet en het komt er ook niet. Toch verwachten Lineke Jonkers en Marja Verwoerd dat op 1 januari 2010 de helft van de JGZ-organisaties een werkend digitaal dossier heeft. Sommigen van ons zien huizenhoog op tegen het werken met een digitaal dossier, maar Lucy Arntzenius, die al bijna vier jaar met het digitaal dossier werkt, kan hen geruststellen: na een korte periode van opleiding en aanpassing blijken de voordelen van het digitaal dossier. Het artikel van Corine Scheenstra over taakherschikking begint met het kopje ‘pijn’. Het overdragen van taken doet pijn maar het resultaat is de moeite waard volgens Corine Scheenstra. Michèle Haagmans is dat volledig met haar eens, maar Henk Groeneveld zet vraagtekens bij de triage. Moeten we niet eerst binnen de AJN discussiëren over de voor- en nadelen van triage? Het thema van het congres van de European Union for School and University Health Medicine in september 2009 in Leiden was ‘gelijke toegankelijkheid van de zorg’ voor alle kinderen. Wie denkt dat ‘gelijke toegankelijkheid van de zorg voor alle kinderen’ in Nederland altijd goed geregeld is,
W
C
O
L
O
F
O
N
JA! Jeugdgezondheidszorg Actueel! Ledenbulletin van de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN) Verschijnt 3 keer per jaar Website AJN: http://ajn.artsennet.nl
ment neemt, wordt de abonnementsprijs evenredig met het te ontvangen aantal nummers verrekend. Het abonnement loopt automatisch door tenzij het voor 1 november schriftelijk bij het secretariaat van de AJN wordt opgezegd.
ISSN: 1873-8346
Advertenties Evelien Storchi en Anneke Ligtenstein-Teuns p/a Uitgeverij NIGZ Postbus 500 3440 AM Woerden (0348) 439819 e:
[email protected]
Redactie Theresia Aerts, Lucy Arntzenius, Henk Groeneveld, Michèle Haagmans, Nen Heerdink, Marianne Nijnuis, Margreet Wagenaar, Annemiek van Woudenberg
moet het interview van Michèle Haagmans met een ‘pardonmeisje’ zeker lezen. Een pardonmeisje is een meisje dat na een eerdere weigering toch een verblijfsvergunning krijgt. Tien verhuizingen in acht jaar en dus geen enkele continuïteit in onderwijs of medische zorg. Staan we daar als JGZ bij en kijken we ernaar of kunnen we iets doen? Dit is mijn laatste redactionele stukje voor de JA!. Ik ben zes jaar hoofdredacteur geweest en draag die taak nu over aan Marianne Nijnuis. Ik heb het redactiewerk met erg veel plezier gedaan en ik heb er ook erg veel van geleerd. Het bestuur van de AJN heeft het destijds aangedurfd om een magazine als JA! te beginnen, een blad dat zowel voor mensen binnen als buiten de AJN interessant zou zijn; daar sprak visie uit. We kregen zeer deskundige ondersteuning van John Luteijs van het gezondheidsinsituut NIGZ en gelukkig hadden we altijd teveel kopij, zowel van mensen van binnen als van buiten de JGZ. Ik ben het bestuur van AJN nog altijd dankbaar voor hun vertrouwen in de redactie en ik bedank onze auteurs voor hun inzendingen. Margreet Wagenaar
I
N
H
O
U
D
UIT DE VERENIGING EUSUHM 2009 in Leiden - Een impressie
4
NIEUWE ONTWIKKELINGEN Taakherschikking of verbouwen en herinrichten van de JGZ-praktijk?
6
Taakherschikking: een voorstander
8
Taakherschikking: een tegenstander
10
C O LU M N Uitgever en redactionele ondersteuning Uitgeverij Gezondheidsinstituut NIGZ, Woerden. Redactieadres Uitgeverij NIGZ • Postbus 500 3440 AM Woerden t: (0348) 43 98 19 • f: (0348) 43 76 66 e:
[email protected] Redactionele formule JA! (Jeugdgezondheidszorg Actueel!) is het tijdschrift van de Artsen(vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN). Het besteedt aandacht aan alle aspecten rondom de beroepsuitoefening van de artsen in de Nederlandse jeugdgezondheidszorg, zoals de uitvoering, politiek (op landelijk, regionaal en lokaal niveau), wetenschappelijke ontwikkelingen, nascholing en verenigingsnieuws. JA! wil de vaak solistisch of in kleine teams werkende artsen jeugdgezondheidszorg een forum bieden om ervaringen en ontwikkelingen met elkaar te delen, discussies op gang te brengen en de gevolgen van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen voor het voetlicht te brengen. Abonnementen Secretariaat AJN, dinsdag - donderdag 10.00 12.00 uur, (0252) 42 10 74 of
[email protected] Alle AJN-leden ontvangen JA! Voor niet-leden van de AJN zijn de kosten van een abonnement € 25,per jaar (3 nummers). Een los nummer kost € 10,-. Een verzoek om een abonnement kunt u schriftelijk indienen bij het secretariaat van de AJN, Postbus 24, 2160 AA Lisse. Een abonnement gaat in per 1 januari. Als u in de loop van het jaar een abonne-
Aanleveren advertenties Uitgeverij NIGZ Postbus 500 3440 AM Woerden e:
[email protected] Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Ze kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd. Ontwerp en opmaak Om tekst en vorm, Utrecht Druk Advadi, Westervoort Deze uitgave is mede mogelijk dankzij financiële ondersteuning van Nutricia Nederland B.V.
11
OPINIE Een ‘pardonmeisje’ op bezoek bij de JGZ-arts
12
UIT DE VERENIGING In memoriam Enny Verhagen-Flieringa
15
NIEUWE ONTWIKKELINGEN Een werkend digitaal dossier JGZ, een zaak van lange adem
16
Basisdataset maakt JGZ-dossiers uniform en uitwisselbaar
18
Werken met een digitaal dossier JGZ
20
ONDERZOEK Gezinnen met een chronisch zieke ouder AJN-Ledenvergaderingen 2009: 27 november. AJN-Ledenvergaderingen 2010: 19 maart (thema: Kindermishandeling en verwijsindex); 18 juni (thema: chronisch zieke kinderen); 26 november (thema - onder voorbehoud -: de rechten van het kind) Deadline voor het maartnummer: 14 januari 2010, voor het juninummer: 6 april 2010.
Veel informatie over de AJN kunt u vinden via http://ajn.artsennet.nl
22
S T E LT Z I C H VO O R De oude en de nieuwe hoofdredacteur van JA! stellen zich voor
24
VA N H E T B E S T U U R Verslag ALV 23 september 2009
JA! najaar 2009 ■
26
3
UIT DE VERENIGING
EUSUHM 2009 23-25 september “Ik weet niet wat ik moet zeggen”, riep T. Culina de jonge collega uit Kroatië, “dit is mijn eerste EUSUHM-congres en ik win meteen de prijs voor de beste poster! Ik kom volgende keer weer.” Zij kreeg de prijs voor haar poster over eetgewoonten van adolescenten. Ook voor de mensen die geen prijs wonnen smaakte het 15e EUSUHM-congres naar meer. Het thema was ‘Gelijke toegankelijkheid van de zorg garanderen voor alle jonge mensen’. Een impressie. ■ Nen Heerdink, Marianne Nijnuis, Margreet Wagenaar
Elise Buiting, voorzitter van de AJN, verwelkomt minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin. Links van Elise staat Karel Hoppenbrouwer, de voorzitter van EUSUHM. Het eerste congres van de European Union of University for School and University Health and Medicine (EUSUHM) werd in 1981 in Amsterdam gehouden, het 15e werd weer in Nederland gehouden en wel van 23-25 september 2009 in Leiden. De eerste congressen gingen uitsluitend over schooljeugd en adolescenten. Vooral dank zij prof. dr. Karel Hoppenbrouwers, sinds 1997 voorzitter van EUSUHM, houdt EUSUHM zich nu ook bezig met de voorschoolse jeugd. Op beide congresdagen waren er 400450 bezoekers uit 21 landen. De grootste groepen kwamen uit Nederland, België, Finland en Kroatië. Sommige 4
■ JA! najaar 2009
mensen kwamen maar een dag en dat bracht het totale aantal bezoekers op 500. Er waren zes genodigde sprekers waaronder één Nederlander, 16 parallelle sessies met in totaal 105 presentaties, zes workshops en 59 posterpresentaties. Vier Nederlanders leidden een workshop, 54 hielden een presentatie en zes een posterpresentatie. Alle kinderen in het oog houden De genodigde sprekers behandelden allemaal een facet van het thema ‘gelijke toegang tot de zorg’. Tijdens de een kwartier durende voordracht van minister Rouvoet bij de opening van het
congres op 23 september werden vijf kinderen geboren, want in Nederland wordt elke drie minuten een kind geboren. Die nieuwe kinderen en de andere vier miljoen kinderen en jongeren in Nederland hebben recht op jeugdgezondheidszorg. Alle kinderen in ons land moeten kunnen opgroeien in goede gezondheid in een veilige omgeving; preventie is daarbij het sleutelwoord. De jeugdgezondheidszorg in Nederland is een groot goed, maar het kan nog beter. De centra voor jeugd en gezin moeten de drempels voor ouders en kinderen nog meer verlagen. Door de samenwerking met andere disciplines verbetert de kwaliteit van de zorg. Geen kind mag uit het oog worden verloren. We werken niet alleen voor de huidige generatie, maar ook voor de komende generaties. Ongelijkheid in zorg Uit statistieken over diverse onderwerpen uit de gezondheidszorg blijkt de ongelijkheid tussen de verschillende landen. Ook binnen landen bestaat er ongelijkheid tussen de verschillende ethnische groepen, zei prof. dr. Richard Parish (Royal Society of Public Health, UK). Geen enkele regering doet voldoende voor zijn opgroeiende jeugd. De huidige problemen zijn obesitas, seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en verslaving aan drugs. De opleiding van de zorgverleners loopt altijd achter op de huidige situatie, medici worden opgeleid voor de toestand van tien jaar tevoren. Voorts zijn de juiste mensen op de juiste plaats nodig. Er moet geld worden gestoken in achterstandsituaties. Jonge mensen zijn onze toekomst. Voor de JGZ zijn adolescenten moeilijk bereikbaar. Toch is juist bij deze groep voorlichting erg nodig, bijvoorbeeld om tienerzwangerschappen te voorkomen. De komst van tieners naar een JGZcentrum kan vergroot worden door hen inspraak te geven, bijvoorbeeld door hen het centrum te laten inrichten in
in Leiden – een impressie hun eigen kleuren en met door hen gekozen meubilair, zodat zij het gevoel krijgen dat de spreekkamer een onderdeel van hun eigen wereld is geworden. (dr. C. Dennison, UK). Preventie Preventie van de problemen van onze tijd moet al voor de conceptie beginnen, aldus prof. dr. Simone Buitendijk (Leids Universitair Medisch Centrum). Het verdrag over de Rechten van het kind is door 103 landen ondertekend. Dat wil dus zeggen dat deze landen zich verplichten tot de zorg voor jeugd. Maar Europa faalt in zijn zorg voor kinderen en daarmee ook voor hún kinderen en kleinkinderen. Wij moeten oppassen dat er geen verloren generatie ontstaat. Regeringen moeten aan hun beloften herinnerd worden. Preventie loont: een beetje minder aan defensie (afgelopen jaar 500 euro per hoofd van de bevolking) en wat meer voor de jeugd (13 euro per hoofd van de bevolking). Preventie van ziekte is de hoeksteen van de zorg en is belangrijker dan behandeling van een ziekte (prof. dr. D. Greydanus, Michigan, USA). Er moet een verschuiving plaatsvinden van het medisch model van infectieziektenbestrijding en screening op afwijkingen naar het sociale zorgmodel van de bevordering van gezond gedrag. (dr. V. Baltag. WHO, regional office for Europe). Een goede opleiding loont ook. In België zijn de foetale en de neonatale mortaliteit lager bij hoogopgeleide moeders (Prof. H. Cammu, gynaecoloog, Vrije Universiteit Brussel).
Op de slotbijeenkomst voerden de leerlingen van de Balletschool Leidschendam allerlei dansen uit, van klassiek ballet tot en met de Cancan.
Veel mensen uit vele landen. Hier presenteren ze hun eigen liedjes. Het was een goed congres door de interessante lezingen, maar ook door de contacten met collega’s uit heel Europa. De congresgangers herkenden elkaar in de stad aan de blauwe congrestassen. Oude bekenden ontmoetten elkaar en kwamen in gesprek met anderen. Dat kon tijdens de opening in de Stadsgehoorzaal op 23 september, maar
ook tijdens het congres en tijdens de stadswandelingen door het zonnige Leiden. En dit kon uiteraard ook tijdens het spetterende slotfeest waar de deelnemers gewoontegetrouw hun nationale liederen zongen en elkaar enthousiast toeriepen: we will go on with the discussion, I am looking forward to meet you at
the next EUSUHM congress in 2011 in Moskou.
JA! najaar 2009 ■
5
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Taakherschikking of verbouwen van de JGZ-praktijk? Taakherschikking is de structurele herverdeling van de taken van de verschillende beroepen in de (jeugd)gezondheidszorg, vanwege inhoudelijke veranderingen in de zorg. Taakherschikking moet beoordeeld worden op de bijdrage aan de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Deskundigheid en competenties van hulpverleners zonder behoudzucht of bezuinigingsdrang dienen de hulp aan ouders en kinderen te bepalen. In dit artikel aandacht voor vragen en knelpunten rondom de taakherschikking in de JGZ. ■ Corien Scheenstra, Charlotte Mettes, Renée van Erven Dorens, Frans Pijpers en Suzanne Boomsma Pijn Als ik (Corien Scheenstra) het woordje taakherschikking noem, verstrakken de gezichten van jeugdartsen om me heen. Ik zie bijna hun tenen krullen in hun schoenen. Ik voel de weerstand… over lichaamstaal gesproken. Als ik dan ook nog vraag wat ze voelen, dan komt de pijn naar boven. Niet onterecht overigens. Waarom is het opeens niet meer goed wat we doen? Waarom is het opeens saai werk (minutenwals)? En hebben we het dan allemaal voor niets gedaan? Waar is de extra tijd gebleven die ons jeugdartsen is beloofd toen we consulten afstonden aan wijkverpleegkundigen? Waar zijn de extra taken gebleven die we mochten doen, toen we, na de overgangsregeling of na de opleiding tot jeugdarts, eindelijk jeugdarts waren? Maar willen we eigenlijk wel andere taken? Ik heb heftige discussies gevoerd met collegae jeugdartsen over taakherschikking. Jeugdartsen hebben dit vak gekozen om ouders en kinderen in de spreekkamer te begeleiden naar een optimale gezondheid (lees: lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden). Het uitvoeren van het Basistakenpakket (2003) en de landelijke richtlijnen en protocollen ondersteunden hen daarin. Veel schoolartsen en consultatiebureauartsen hebben destijds bewust gekozen voor dit 6
■ JA! najaar 2009
nachtdienstloze bestaan in combinatie met een opgroeiend gezin, veelal na een hectische klinische periode. Maar wás dat wel de enige reden? Waarom jeugdarts? Kun je voor jezelf een moment of situatie aangeven, waarom je arts jeugdgezondheidszorg wilde worden? Kun je voor je zelf opschrijven wat nu het specifieke is van ons beroep? Wat onderscheidt artsen JGZ van andere disciplines binnen de jeugdgezondheidszorg? Anders gezegd: wat is de specifieke deskundigheid van artsen JGZ? Houdt dat vast in je achterhoofd bij het lezen van het volgende. Anno 2009 - Wetenschap en JGZ Negen academische werkplaatsen zijn opgericht. Net als bij alle andere specialismen moeten wij jeugdartsen veel meer meedoen aan wetenschappelijk onderzoek en aan andere vormen van systematische reflectie op de praktijk (intervisie, onderlinge visitatie). Het is goed om zo professioneel bezig te zijn. Vermeerdering van wetenschappelijke kennis is investeren in jezelf en in een evidenced based JGZ. Verandering van zorg leidt tot zorgverandering Anno 2009 gaan de ontwikkelingen verder. We kunnen niet om de veranderende maatschappij heen. Richtten wij ons
vroeger voornamelijk op infectieziekten en armoede, nú zijn het opvoeden, kindermishandeling, welvaartsziekten en andere maatschappelijke problemen. Inmiddels kunnen we risicofactoren definiëren, het balansmodel van Bakker en het Model van Lalonde gebruiken. Op grond van deze bevindingen en de daarbij horende beschikbare protocollen en richtlijnen in organisaties kunnen we risicotaxaties bepalen. Dan wordt delegeren en/of overdragen van taken vanzelfsprekender en komt de juiste extra aandacht bij het juiste kind. Visieontwikkeling Toen we trouwden hebben we ons huis degelijk gebouwd en ingericht. In de loop der jaren hebben we wel wat heen en weer geschoven, maar nu we ons huis echt opnieuw hebben ingericht valt letterlijk alles op z’n plek. Ondanks dat de één wat ruimte moest afgeven en de ander iets erbij kreeg is het meer toegesneden op de behoeften van ieder van ons gezin. Samen met onze architect hebben we hier tevoren met z’n allen goed over nagedacht. Dat betrof niet alleen binnenshuis, maar ook buitenshuis. We moesten ook met onze buren praten, met plaatselijke en zelfs met landelijke instanties. Het voelt goed zo. Anno 2009 is ook de JGZ uit zijn jasje gegroeid De JGZ wordt uitgedaagd om te vernieuwen. Niet om te ‘taakherschikken’ in de vorm van even wat taken doorschuiven naar een andere discipline. Wat dan wel? Een algehele ‘verbouwing en herinrichting’ van de JGZ praktijk lijkt nodig om dichter bij onze cliënten te staan, zodat ‘onze doelen’ aantoonbaar bereikt worden. Hierbij moeten we samen met onze ‘architect’ (bijvoorbeeld landelijk: Centrum Jeugdgezondheid RIVM en regionaal: stuurgroepen CJG’s) de volgende vragen beantwoorden: welke zijn die ‘doelen’ (afgeleid van ‘De Doelstelling
en herinrichten JGZ’)? Welke problemen bij de jeugd (op leeftijdscategorie) hebben prioriteit? Op basis waarvan? Moet en kan het individuele face-to-facecontact in bepaalde situaties plaats maken voor groepsgerichte activiteiten over bijvoorbeeld kindermishandeling, alcoholgebruik, relatiebevordering van jonge ouders en vaccineren? Moeten we uitgaan van risicotaxatie? Hoe houden we dan alle kinderen in beeld? Hoe kunnen we de geprioriteerde problemen het beste aanpakken? Hebben we daar goede instrumenten voor? Gebruiken we de communicatiekanalen van de cliënt, bijvoorbeeld Internet, MSN, You Tube, Hyves? Zitten de juiste functionarissen op de juiste plek? Hoe kunnen we de resultaten betrouwbaar meten? Registreren we niet te veel? Of juist te weinig? Moeilijke vragen om te beantwoorden. Een landelijk ‘architectenbureau’ (meesters in het omgaan met beperkte ruimte) kan ons op weg helpen om met de samenwerkingspartners én cliënt ons huis opnieuw in te richten. Dat sommige bewoners dan voor bepaalde activiteiten een andere kamer krijgen is onvermijdelijk, maar het uitzicht zal goed zijn, want er is met visie verbouwd! De jeugdarts van de toekomst Op dit moment veranderen maatschappelijke ontwikkelingen het onderwijs op de hogescholen. Opleidingen van Nurse practitioners en masteropleidingen verpleegkunde schieten als paddenstoelen uit de grond. De nieuwe opgeleiden zijn klaar gestoomd om taken van ons over te nemen. Jeugdartsen anno 2009 moeten samen met de ‘architect van het huis JGZ anno 2009’ meedenken over de verbouwing en herinrichting. Alleen op deze manier kunnen we ons positioneren. We moeten dus niet meer roepen dat we geen taken willen afstaan, maar duidelijk maken wat wij
artsen JGZ wel kunnen betekenen voor de maatschappij en het kind. “2 minuten voor 12” Professor Simone Buitendijk, hoogleraar JGZ, maakte zich zorgen over de toekomst van de JGZ(arts) op de conferentie van de stichting Kind & Maatschappij in januari 2009. Twee dagen lang is gedis-
cussieerd over de visie en de missie van de jeugdarts. “Het is echt 2 minuten voor 12 voor de jeugdarts” meende zij, onder andere omdat de huidige JGZ niet overal deel uitmaakt van een CJG. Het is tijd om een vuist te maken, niet alleen het bestuur, de afdelingen en enkele ‘Aletta Jacobsachtigen’, maar iedereen die zich AJN-er voelt. Wie gaat meedenken over onze kernkwaliteiten anno 2009, onze rol in het CJG of onze rol als Public Healthdokter voor het kind? Een nieuwe rol: niet meer alle kinderen door de handen, maar de jeugd in de hand! Niet meer bedelen om meer tijd en geld bij VWS, maar een gedegen oplossing bieden als moderne jeugdarts in een verbouwde Jeugdgezondheidszorg, zodat we uitstekende zorg kunnen blijven bieden voor kind, gezin & maatschappij.
Corien Scheenstra-van Rijn, opleider adviseur JGZ NSPOH en lid commissie taakherschikking AJN, Charlotte Mettes stafarts JGZ Vivent en voorzitter commissie taakherschikking AJN, Renee van Erven Dorens, beleidsmedewerkers KAMG, Frans Pijpers en Suzanne Boomsma, Kind & maatschappij.
Literatuur • Staat van de Gezondheidszorg 2007 Taakherschikking, Kamerstuk 14 december 2007. • Taakherschikking in de JGZ, een middel en geen doel, december AJN 2008. • Taakherschikking in de gezondheidszorg, advies van de raad van Volksgezondheid en Zorg, 2002. • www.kindenmaatschappij.nl • Gezondheidsraad. Taakherschikking in de gezondheidszorg. Inzet van praktijk assistenten en -ondersteuners, nurse practitioners en physician assistants. Den Haag: Gezondheidsraad, 2008; publicatienr. 2008/25. ISBN 978-90-5549-737-9 Meer informatie:
[email protected]
JA! najaar 2009 ■
7
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Taakherschikking als gevolg van werkwijze: een voorstander Er is een jaar gewerkt volgens de richtlijnen van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (BTP) waarin preventieve gezondheidsonderzoeken (PGO) worden verrichtdoor artsen en verpleegkundigen. Uit de evaluatie van dat jaar bleek dat het gemeenschappelijke budget voor de JGZ voornamelijk werd gebruikt voor het uniforme pakket en dat er te weinig aandacht was voor maatwerk en risicozorg. Er werd een nieuwe werkwijze ontwikkeld gebaseerd op taakherschikking. De eerste resultaten zijn veelbelovend. ■ Michèle Haagmans
Te weinig tijd Hoewel de signalering door de jeugdgezondheidszorg hoog was, was er te weinig ruimte voor het aanbieden van adequate interventies zoals monitoring, advisering, ondersteuning en lichte hulpverlening. De zorg voor risicokinderen en hun gezinnen kwam daarmee in gevaar. Binnen deze werkwijze was er te weinig tijd om kinderen die misschien risico lopen (bijvoorbeeld bij verwaarlozing) te volgen en was de zorg buiten de jaarcohorten van de contactmomenten voor kinderen met problemen onvoldoende gewaarborgd. Er was te weinig tijd om de ouders en kinderen een aantal malen terug te zien om een goede risico-inventarisatie te maken en het probleem te verhelderen. Zo was er minder informa8
■ JA! najaar 2009
tie voor handen als een kind verwezen werd naar de huisarts, Bureau Jeugdzorg (BJZ) of een andere hulpverlener. Ouders en kinderen met lichte problematiek, die ook door een aantal gesprekken door jeugdarts of verpleegkundige geholpen hadden kunnen worden, kregen geen hulp of klopten aan bij ‘zwaardere’ hulpverlening. Ook de scholen liepen tegen een probleem aan. Er waren te weinig spreekuren van de jeugdarts om kinderen waar zij zich zorgen over maakten te kunnen aanmelden. De jeugdarts kon kinderen die in een Zorg- en Advies Team (ZAT) besproken werden, niet altijd op korte termijn oproepen, waardoor de sociaal-medische invalshoek werd gemist. Landelijke ontwikkelingen Ook landelijk waren er ontwikkelingen gaande waar de JGZ binnen haar traditionele werkwijze niet optimaal bij kon aansluiten. Dit heeft geleid tot een herinterpretatie van de richtlijnen van het BTP en het ontwikkelen van een nieuwe methodiek. Dit biedt voldoende ruimte om zorg te leveren aan het kwetsbare kind, in samenhang met alle andere partners binnen het jeugdveld. Het triagemodel stelt het risicokind centraal, doordat er meer budget vrijgemaakt wordt voor risicogerichte zorg door de arts en verpleegkundige. Onder risicokind wordt een kind verstaan dat een risico loopt op een verstoring van zijn ontwikkeling op medisch, psy-
chisch en/of sociaal gebied. Triage is een dynamisch proces van urgentie bepalen en het vervolgtraject indiceren, dus zorgen dat de juiste persoon de juiste zorg krijgt op de juiste plaats en tijd. Dit betekent dat binnen het regulier onderwijs doktersassistenten alle kinderen op vijf-, tien- en veertienjarige leeftijd screenen op lichamelijke afwijkingen omtrent lengte, gewicht, visus en gehoor en de medische geschiedenis bekijken. Ze gebruiken gevalideerde vragenlijsten om psychosociale en opvoedingsproblematiek te signaleren. Vanuit de verzameling van gegevens die op deze manier ontstaat, voeren de doktersassistenten een triage uit. Zij bepalen of een kind gezien moet worden en zo ja, welke discipline de beste deskundigheid in huis heeft om in dit probleem te interveniëren. Zo worden artsen vooral ingezet bij vragen over ontwikkelingsproblemen, chronische ziektes, school- en ziekteverzuim, visus, gehoor, groei en multiproblematiek; de verpleegkundigen bij vragen over opvoeding, psychosociale problemen, overgewicht, voeding en zindelijkheid en de logopedisten over spraak- en taalproblematiek. De jeugdarts en de verpleegkundige ervaren meer werkdruk, maar het werk geeft meer voldoening. Ze besteden meer tijd binnen hun eigen vaardigheden en disciplinaire specialiteiten. Aansluiten binnen de zorgketen Voor medewerkers van scholen is er een cursus ‘signaleren’ ontwikkeld. Zij zien kinderen zeer regelmatig en kunnen kinderen laagdrempelig verwijzen naar het spreekuur. Deze drempel blijft laag, ondanks het stigma dat zou kunnen ontstaan omdat een kind bijzondere zorg krijgt. Sommige kinderen moesten na een Periodiek Gezondheids Onderzoek (PGO) terugkomen en de anderen niet; dat leidde niet tot stigmatisering. De arts en verpleegkundige zijn nu beken-
een nieuwe de mensen op school, bij wie je elke maand voor alle vragen terecht kunt. Door deze regelmaat sluit de verleende zorg beter aan bij de zorgstructuren. Langdurige monitoring en zorgcoördinatie zijn hierdoor mogelijk. Kinderen kunnen nu op elk moment gezien worden, niet alleen op de wettelijk bepaalde contactmomenten. In samenwerking met de jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar wordt in het kader van de integrale JGZ binnen het maatwerk ook gewerkt aan spreekuren in de wijk, in de Centra voor Jeugd en Gezin. Deze zijn met name belangrijk voor de aansluiting bij buurtnetwerken en zorgplatforms en voor de begeleiding van gezinnen met problematiek in meerdere leeftijdscategorieën en op meerdere fronten. De gemeentelijke taak om lichte pedagogische ondersteuning te garanderen is nu mogelijk. De JGZ heeft alle kinderen en hun gezondheidssituatie in beeld door haar toegang tot het bevolkingsregister en elektronisch kind dossier met verwijsindex. De JGZ is tevens de enige voorziening in het jeugdbeleid die somatische, psychosociale en psychiatrische problematiek kan signaleren en verwijzen naar de eerste en tweedelijns zorg. Bovendien is de JGZ in de meeste gemeenten nu al de grootste uitvoerder van opvoed- en gezinsondersteuning. De aansluiting binnen de zorgketen kan met recht integraal genoemd worden en het belang van het kind staat daarin altijd voorop met vraaggerichte zorg als uitgangspunt. TNO is voornemens een effectstudie te doen naar de triagemethodiek, hoewel het moeilijk vergelijken is aangezien de PGO’s nooit op hun effectiviteit onderzocht zijn. Michèle Haagmans is jeugdarts bij Hulpverlening Gelderland Midden, was lid van de werkgroep die de triagemethodiek ontwikkeld heeft en zit in de redactie van de JA!.
JA! najaar 2009 ■
9
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Taakherschikking - een tegenstander De AJN definieert taakherschikking als volgt: “Als we spreken over taakherschikking bedoelen we het op een andere manier organiseren van jeugdgezondheidszorg, waarbij jeugdartsentaken vervallen, verschuiven en/of gedelegeerd worden naar doktersassistenten, jeugdverpleegkundigen e.a.”. In de praktijk wordt taakherschikking ook gebruikt voor het uitbreiden van de taken, bijvoorbeeld de begeleiding van hoogrisicogezinnen. Het begrip taakherschikking lijkt binnen de jeugdgezondheidszorg niet eenduidig te worden gebruikt. De bedoeling is een discussie te entameren. ■ Henk Groeneveld
De tendens binnen de gezondheidszorg is dat delegatie van bepaalde taken van artsen aan verpleegkundigen en van verpleegkundigen aan doktersassistenten bespreekbaar is door de betere opleidingen van verpleegkundigen en
bijvoorbeeld medicijnen mogen uitschrijven. Dit is een tendens die is ingezet en zal doorzetten. Binnen de jeugdgezondheidszorg kan het proces van taakherschikking door
Het door GGD Nederland ontwikkelde ‘model van taakherschikking door middel van triage in de jeugdgezondheidszorg’ moet op de agenda komen. doktersassistenten De ontwikkelingen in de wet BIG zijn hier een voorbeeld van. Zij betreffen uitbreiding van bevoegdheden bij verpleegkundigen die 10 ■ JA! najaar 2009
middel van triage hieraan worden gekoppeld. Het biedt gezondheidswerkers, assistenten, verpleegkundigen en artsen veel mogelijkheden zich verder te scho-
len en ontwikkelen, hetgeen de praktijk ten goede komt. Het triagemodel kan goed werken bij gezinnen met evident hoge risicofactoren, niet bij gezinnen met een laag risicoprofiel die wel aandacht en begeleiding nodig hebben. Gezinnen met evidente hoge risicofactoren kunnen binnen het triagemodel op een professionele wijze worden begeleid; de zorg kan met de daarvoor juiste deskundigheid worden geboden; niet meer middelen worden ingezet dan daarvoor noodzakelijk. Gezinnen met bijvoorbeeld een geringe sociale weerbaarheid krijgen bij hantering van het triagemodel de noodzakelijke zorg niet, omdat het triagemodel een laag risicoprofiel niet signaleert. Daarnaast vormt de continue piekbelasting een knelpunt. Dit hebben enkele GGD'en gesignaleerd na de invoering van het triagemodel. Niet alleen de arts, ook de verpleegkundige en assistent ervaren een continue piekbelasting en daardoor een hogere werkdruk; of deze situatie op den duur meer voldoening geeft is de vraag. Op elk niveau vindt verzwaring plaats van de problematiek die men ziet. Voor ieder niveau geldt dat het voornamelijk bezig zijn met zwaardere problematiek de balans van werkzaamheden doet veranderen en een grotere werkbelasting tot gevolg heeft. Om een reëel beeld te houden van wat gezond is, moet je zien wat gezond is. De werkzaamheden dienen dan ook een bredere scope te omvatten dan alleen de zwaardere problematiek. Al met al is het goed het triagemodel binnen de jeugdgezondheidszorg op de agenda te plaatsen. Henk Groeneveld is arts M&G te Amersfoort en lid van de redactie van JA!
C O L U M N Daar was laatst een meisje loos Een vijftienjarig meisje heeft in augustus 2009 anderhalf uur lang vastgezeten in een zwembad. Had ze wat misdaan? Nee, haar navelpiercing kwam vast te zitten in een rooster van de reling toen ze zichzelf uit het zwembad wilde hijsen. Alle pogingen om los te komen mislukten. De brandweer kon haar in eerste instantie niet bevrijden. Het waterpeil werd verlaagd en het rooster met het eraan vastzittende meisje werd er uitgewrikt en op een brancard gelegd. Met een pincet hebben de broeders van de ambulance het meisje toen kunnen lospeuteren. Dit voorval is te horen geweest op de radio en het heeft in een aantal kranten gestaan. Alleen de feiten werden vermeld. Niemand voelde zich geroepen om commentaar te geven op het gevaar van piercings en op de onzin van deze mode. Hebben jeugdartsen commentaar gegeven op dit voorval? Een vijftienjarig meisje kiest waarschijnlijk bewust voor piercings, maar hoe zit dat met baby’s? Achter in een juwelierszaak klinkt erbarmelijk gehuil. Even later verschijnt een moeder met een baby op de arm en betaalt voor de gaatjes die ze net in de oortjes van haar baby heeft laten schieten en voor de bijbehorende ringetjes. Het kindje draagt de ringetjes al want anders groeien de gaatjes weer dicht. Dat zou zonde zijn van het geld dat de moeder net betaald heeft. Op welke leeftijd mogen babyoortjes gepierced worden? Volgens Medic Info (gaatjes in de oren, www.medicinfo.nl) zijn de meningen daarover verdeeld. Veel ouders herinneren zich zelf de pijn van het krijgen van gaatjes in hun oren en laten hun kinderen dus jong helpen zodat ze de pijn vergeten. Want ringetjes in je oren moet je toch wel hebben. Gelukkig zijn er speciale baby-oorringetjes om te voorkomen dat de baby een beschadigd hoofd krijgt door de ringetjes. Jeugdartsen, zijn we allemaal gek geworden dat we dit goed vinden? Moeten we niet eens iets doen tegen deze vorm van kindermishandeling? Een meisje van dertien jaar wil in haar
eentje een zeereis om de wereld maken. Volgens de vader gaat het hier om een bijzonder kind dat uitstekend kan zeilen. Zij wil de reis absoluut maken om in het Guinness Book of Records te komen. De overheid heeft een rechtzaak aangespannen, omdat het kind leerplichtig is. De rechter velt een typisch Nederlands vonnis: er komt een onderzoekscommissie! Over een paar maanden zal de commissie rapporteren of het meisje volwassen genoeg is om in haar eentje om de wereld te zeilen. De NRC zegt in het redactioneel hoofdartikel van 26 augustus 2009 dat ouders en school hun gezag moeten laten gelden als een kind zich zelf in gevaar wil brengen. Daar zijn jeugdartsen het vast heel erg mee eens. Maar zouden wij ook niet ons gezag moeten laten gelden? Over meisjesbesnijdenis hebben wij een ferm standpunt en in navolging van de WHO noemen we het tegenwoordig zelfs meisjesverminking. Kindermishandeling mag niet. Wij hebben een richtlijn hoe we dan moeten handelen. Piercings bij minderjarigen en ouderlijke onmacht zoals bij de kleine zeezeilster vallen onder onze definitie van kindermishandeling. Hebben wij nog een interne discussie nodig of bij piercings van minderjarigen en bij ouderlijke onmacht waardoor een kind gevaar loopt, sprake is van kindermishandeling? De artsen en de verpleegkundigen JGZ willen steun van hun vakverenigingen bij de preventie van kindermishandeling. Kunnen wij er van uitgaan dat de besturen van de AJN en de V&VN duidelijk zullen formuleren dat het hier om kindermishandeling gaat en dat zij dat standpunt luid en duidelijk in de media laten horen? Of is het probleem ingewikkelder? Gaat het om het verschil tussen bescherming en bemoeizucht? En waar kiezen wij voor in twijfelgevallen? Anja
JA! najaar 2009 ■ 11
OPINIE
Een ‘pardonmeisje’ op bezoek bij de JGZ-arts
“We hebben in Nederland meer dan in Irak.” Bij een Periodiek Gezondheids Onderzoek (PGO) kreeg Michèle Haagmans een zogenoemd 'pardonkind' voor zich. "Ik besef dat ik eigenlijk niet veel weet over kinderen in een asielzoekerscentrum (AZC), ook al ben ik als forensisch arts regelmatig in een aanmeldcentrum geweest voor sociaal-medisch advies en heb ik op mijn scholen de nodige kinderen gezien met een verleden in een AZC." Michèle interviewt het meisje en haar moeder. ■ Michèle Haagmans ‘Pardongezin’ Op mijn spreekuur op het voortgezet onderwijs stond op een dag Newa1), een meisje door de gemeente aangemeld voor Periodiek Gezondheids Onderzoek (PGO) als ‘meisje uit een pardongezin’. Het bleek om de oudste dochter (veertien jaar) te gaan uit een gezin dat viel onder het generaal pardon van 20072). Het gezin woonde toen al bijna acht jaar in Nederland.
Van AZC naar AZC De familie is van Koerdische afkomst en vlucht in 2000 uit Irak. Ze melden zich in Nederland in een aanmeldcentrum3). De vader van het gezin is dan al drie jaar in Nederland. Hij werkte als politiecommissaris en is gevlucht voor aanhangers van Saddam Hussein. Tijdens deze vlucht per auto is de oudste zoon (toen tien jaar) verongelukt. Na het aanmeldcentrum komen ze te-
COA en politie zeggen dat ze terug kunnen, Irak is veilig, anderen zijn ook al terug gegaan. Het hele gezin is overstuur. Tijdens het PGO vertelt ze me haar aangrijpende verhaal. Hoe vaak ze verhuisd zijn en dus van school gewisseld. Dat ze zich eigenlijk niets kan herinneren van Irak. Haar moeder heeft nog maar één foto. Zij en haar broers en zusje praten beter Nederlands dan Koerdisch. Ze zegt: “We hebben in Nederland meer nare dingen meegemaakt dan in Irak.”. Ik vraag Newa en haar moeder of ik hen mag interviewen voor de JA!, omdat ik het belangrijk vind dat alle jeugdartsen weten hoe het in een AZC is voor kinderen en wat de invloed op hun ontwikkeling kan zijn. 12 ■ JA! najaar 2009
recht in een AZC te A., waar het gezin herenigd wordt met de vader, die daar al woont. Newa herkent haar vader niet, maar wil meteen dat hij bij hen blijft. Newa straalt als ze het over dit AZC heeft. Er worden voor de kinderen leuke activiteiten georganiseerd. Ze mogen veel buitenspelen en ze gaan wel eens naar een pretpark. Ook voor de volwassenen worden dingen georganiseerd, bijvoorbeeld koken met vrouwen uit allerlei landen en dan samen eten. “Het was er klein, één kamer voor vijf personen. Maar dit is niet belangrijk, omdat de mensen van het COA (Centraal Or-
gaan opvang asielzoekers) en de politie er aardig waren. Een groot huis is dan niet belangrijk”, zegt de moeder. Verschil tussen de mensen die in AZC’s werken hebben ze aan den lijve kunnen ervaren. Na vijf jaar A. worden ze overgeplaatst naar het AZC in B., waar ze een maand in een caravan wonen. Daarna komen ze in C. terecht, ook een AZC met fijne mensen, zeggen moeder en dochter. Een jaar later wordt dit AZC verwoest door een brand, waarbij de weinige spullen die ze hadden zijn verbrand. Alleen de foto uit Irak, die in een doos met medicijnen zat, wordt gered. Daarna volgt een verdrietige tijd in een tijdelijke opvang in D. Overplaatsen naar een ander AZC is moeilijk, omdat ze zo’n groot gezin zijn. Terug naar Irak? Ze worden uiteindelijk overgeplaatst naar E. Daar maken ze volgens Newa het ergste mee. Op een dag worden ze met het hele gezin bij elkaar geroepen door allerlei mensen van COA en politie. Er wordt gezegd dat ze terug kunnen, Irak is veilig, anderen zijn ook al terug gegaan. Het hele gezin is overstuur. Om 9.00 uur de volgende ochtend moeten ze vertrekken, maar om 7.00 uur komt de politie binnen met een sleutel en begint spullen uit kasten te pakken. De kinderen zijn bang en huilen, en daarom vraagt Newa’s moeder of ze wat rustiger kunnen doen. Er wordt tegen haar gezegd dat ze niet mag praten. De moeder wordt erg boos, omdat ze niet naar haar willen luisteren terwijl ze toch een normale vraag stelt en geeft de agent een klap. Onder de ogen van haar kinderen wordt ze in de boeien geslagen en op blote voeten naar een politieauto geleid. De andere gezinsleden wor-
r nare dingen meegemaakt
Asielzoekerscentrum Dongen ( foto: Karin Kloosterboer) den allemaal in een aparte politie-auto afgevoerd naar Schiphol. Uiteindelijk komen ze niet op Schiphol terecht maar in het AZC te F., voor drie maanden. Daarna verblijven ze nog twee maanden in G. Daar hebben ze veel steun aan gesprekken met mensen van de kerk, die ook wel eens cadeautjes meenemen voor de kinderen. De laatste 2,5 jaar van hun tijd in een AZC wonen ze in H. Uiteindelijk vraagt een vriend van haar vader waarom ze geen pardon aanvragen. De eerste keer wordt het afgewezen, de tweede keer toegewezen. De moeder vertelt dat ze eigenlijk niet eens meer blij kon zijn door alles wat er was gebeurd. In Irak had ze het moeilijk, maar in Nederland ook. Ze kan het niet vergeten, huilt er nog vaak om. Wat haar vooral steekt, is waarom er niet na bijvoorbeeld zes maanden gezegd wordt
dat je terug moet, maar dat dat soms wel tien jaar kan duren. Omdat ze het in A. zo fijn hadden en omdat er een aantal vrienden wonen, willen ze graag daar in de buurt gaan wonen. In de computer kunnen ze op zoek naar beschikbare huizen en kiezen daaruit een gezellig rijtjeshuis in een dorp dichtbij A. Dagelijkse gang van zaken in een AZC Er zat veel verschil tussen de AZC’s. Volgens Newa heeft dat vooral te maken met de mensen die er werken, de manier waarop ze behandeld worden. Maar er waren ook verschillen in ruimte. Soms hebben ze twee kamers voor vijf personen, soms een soort appartement. Op één AZC is er één wasmachine, twee douches en vier toiletten voor zestig personen, wat soms zorgt voor
een rij. De kinderen gaan overdag naar school en spelen veel buiten. De ouders kunnen niet veel anders doen dan televisie kijken. School Newa vertelt dat ze een paar dagen na aankomst in Nederland naar school gaat, een internationale school. Nederlands heeft ze ‘gewoon vanzelf ’ geleerd. Na twee jaar gaat ze naar een school dichter bij het AZC. In totaal bezoekt ze acht scholen in tien jaar tijd. Tussendoor gaat ze soms ook maanden niet naar school. Als ze moeten verhuizen, krijgen ze dat steeds heel kort van tevoren te horen, zodat er meestal geen tijd is om afscheid te nemen van school en vriendinnetjes. Gelukkig legt ze vrij makkelijk nieuwe contacten. Ze is wel verlegen, maar kinderen komen altijd wel op haar af en dan gaat het vanzelf. JA! najaar 2009 ■ 13
Het Nederlands ogende tuintje als symbool van het verlangen om te mogen inburgeren Nu zit ze op het VMBO. Zelf denkt ze dat ze misschien wel een hoger niveau had kunnen halen als ze niet zo vaak van school gewisseld was. Haar moeder is erg trots op haar. Zelf heeft ze haar school niet mogen afmaken van haar vader, omdat ze uitgehuwelijkt was aan een vriend van haar oom toen
Haar broer wordt een keer onwel. In het AZC mag je niet zelf een ambulance bellen, dat moet via de receptie. Er gaat veel tijd verloren, omdat er eerst gecontroleerd moet worden of ze wel in het AZC wonen et cetera. Ook als je een afspraak wil maken bij de huisarts, moet je een hele procedure doorlopen, maar
Eén meester slaat de kinderen zelfs, vernedert ze en is erg streng volgens de moeder. ze drie maanden oud was. Een opleiding vindt ze voor haar eigen kinderen heel belangrijk. Ze vindt sommige scholen op AZC’s niet goed. Het lijkt alsof ze niet goed les geven omdat de kinderen toch weer verhuizen. Je leert er niet goed Nederlands, omdat er zoveel kinderen uit zoveel verschillende landen zitten. Eén meester slaat de kinderen zelfs, vernedert ze en is erg streng volgens de moeder. Medische zorg Bij aankomst in Nederland wordt er van alle gezinsleden en thoraxfoto gemaakt. In het eerste AZC worden ze medisch onderzocht en worden de vaccinaties geregeld. De kinderen zijn in de AZC’s regelmatig opgeroepen voor onderzoek. 14 ■ JA! najaar 2009
het lukt altijd op korte termijn. Haar moeder heeft in Nederland twee zwangerschappen en bevallingen meegemaakt. De verloskundige controles en de bevallingen verlopen prima, in het ziekenhuis. Haar moeder is wel bang dat er in de AZC’s goedkopere zorg wordt geleverd. Een kennis uit het AZC had van een huisarts ‘buiten’ een bepaalde zalf voorgeschreven tegen eczeem. In het AZC zeiden ze dat die veel te duur was en schreven ze een andere zalf voor. Deze hielp echter niet. Gevolgen Volgens Newa gaat het wel goed met haar. Ze zit lekker in haar vel. Ze heeft in de AZC’s toch ook veel leuke dingen meegemaakt. Er waren altijd veel kinderen. Eén oudere broer heeft door alle verhuizingen ook niet de school af
kunnen maken die hij wilde en moest vervroegd naar het MBO gaan. Nu is hij wel tevreden met zijn opleiding. De twee kleintjes hebben niet zoveel last gehad van alle verhuizingen. Ze doen het allebei goed op school, gaan over naar groep drie en groep twee. Haar moeder maakt zich soms een beetje zorgen over Newa’s zusje. Ze maakt weinig contact en is verlegen. Misschien is ze toch bang geworden door de politie. Ze grijpt haar moeder vast als er een politie-auto langs rijdt. Newa’s broertje doet het goed, is niet verlegen en praat veel. Met haar moeder gaat het niet zo goed als met de kinderen. Ze huilt nog regelmatig om alles wat ze heeft meegemaakt en gaat dan vaak even naar buiten zodat de kinderen haar niet zien. Soms vegen de kleintjes de tranen van haar wangen.
Noten 1)
Deze naam is in verband met de privacy niet haar echte naam. Het is een Koerdische meisjesnaam en betekent ‘bloemknop, nieuw leven’. 2) Een generaal pardon is een regeling waarbij migranten die al geruime tijd in het land verblijven alsnog een eerder geweigerde verblijfsvergunning toegekend krijgen. Deze groep wordt dan vooraf gedefinieerd aan de hand van bepaalde criteria (het aantal jaren dat iemand in het land verblijft, de mate van integratie, of iemand betaald werk heeft en daar belasting over betaalt, of iemand geen strafblad heeft of geassocieerd kan worden met oorlogsmisdaden). Bron: Wikipedia. 3) Een aanmeldcentrum is de plaats waar asielzoekers in Nederland hun asielaanvraag moeten indienen. Hier vindt ook de eerste beoordeling van de aanvraag plaats. Bron: www.ind.nl. - Meer informatie: Zie ook het rapport ‘Kind in het centrum. Kinderrechten in asielzoekerscentra’ van Karin Kloosterboer en www.kind-in-azc.nl. - Zie www.ind.nl voor de actuele asielprocedure. - Zie www.coa.nl
UIT DE VERENIGING
In memoriam
Enny Verhagen-Flieringa 1925-2009 Enny Verhagen–Flieringa is overleden. Zij heeft veel betekend voor de jeugdgezondheidszorg. Ter gelegenheid van de viering van honderd jaar schoolarts in 2004 werden enkele kopstukken uit de schoolgezondheidszorg geïnterviewd. Stimuleren van contact met het buitenland en Ik organiseer zo graag stond als kopje boven het interview met Enny Verhagen. Enny was eigenlijk oogarts, maar door problemen met haar ziekenhuis richtte zij zich vanaf 1971 op de jeugdgezondheidszorg. In 1981 werd zij hoofd van de afdeling JGZ van de Districts Geneeskundige Dienst (DGD) NW Overijssel en vanaf 1982 tot 1988 was zij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (NVJG). Zij was tegelijkertijd vice-voorzitter van de Landelijke Vereniging van Sociaal-geneeskundigen (LVSG) en daarom was zij ook hoofdbestuurslid van de KNMG en lid van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid. Door de combinatie van bestuursfuncties kende zij alle problemen van de sociale geneeskunde en was zij in staat om de JGZ zichtbaar te maken binnen de KNMG en de politiek. Tijdens haar
bestuursperiode werd het Documentatie JGZ opgericht, een gezamenlijk project van NVJG en TNO Preventie en Gezondheid. Afgesloten en lopend onderzoek werden geregistreerd en gepubliceerd. Met deze publicaties wilde het bestuur van de NVJG onderzoek stimuleren en onderling contact tussen de onderzoekers stimuleren. Vanaf 1981 tot 1997 was Enny Verhagen lid van het EUSUHM-bestuur. Het contact met het buitenland, de blik over de grens, vond zij van groot belang voor de JGZ. Voor haar waren de persoonlijke contacten binnen EUSUHM leerzaam en gezellig. Kenmerkend voor haar manier van besturen was het incident bij de voorbereidingen voor het 80-jarig bestaan van de NVJG in 1984. Het bestuur wilde daar een vrolijk feest van maken, maar enkele leden verzetten zich daar heftig tegen, omdat de JGZ in die tijd sterk onder vuur lag. De tijden waren er niet naar om feest te vieren vonden deze leden, zij wilden een congres waarin de moeilijkheden zouden worden besproken. Enny nam hun argumenten serieus en na een
Enny Verhagen (rechts) in 1999 op het 10e EUSUHM-congres in Trondheim (Noorwegen) aantal bijeenkomsten met de dissidente leden in Enny’s mooie boerderij aan de Overijsselse Vecht besloot het bestuur van de NVJG om een tweedaags congres in Noordwijkerhout te houden. Daar kwam het beleidsplan van de NVJG tot stand dat pas in 2000 aangepast moest worden. Ik was een van de dissidente leden en ik denk nog steeds met bewondering en dankbaarheid terug aan Enny’s bereidheid om naar ons te luisteren en met ons te discussiëren. Zij organiseerde niet alleen graag, zij was een uitzonderlijk begaafde bestuurder. Margreet Wagenaar
Werken aan het CJG De vorming van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) is een hot issue, op vele plaatsen bestaan verschillende vormen van het CJG of zijn zij in de maak. Het boek van Annemiek van Woudenberg ‘Werken aan het CJG, komt dan ook op het juiste moment. Annemiek van Woudenberg beschrijft alle factoren die een rol spelen bij de vorming van een functionerend CJG. ‘Werken aan het CJG’ ziet er uitnodigend uit en is vlot geschreven. Het is niet alleen inte-
ressant voor de mensen die bij de opzet van een CJG betrokken zijn, maar feitelijk voor alle medewerkers in de JGZ. Lees de volledige recensie op www. Ajn.nl of lees direct het boek zelf! Inge Steinbuch Annemiek van Woudenberg ‘Werken
aan het CJG, Visie, inhoud en organisatie’ ( Van Gorcum 2009) SBN 9789023244554, € 29,90
JA! najaar 2009 ■ 15
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Basisdataset maakt JGZ-dossie en uitwisselbaar De Basisdataset Jeugdgezondheidszorg (BDS JGZ) zorgt dat een digitaal dossier van een JGZ-organisatie met een bepaalde dossierapplicatie feilloos kan worden overgedragen aan een andere JGZ-organisatie met dezelfde dan wel een andere applicatie. Hoe werkt dat? ■ Bettie Carmiggelt
Alle JGZ-organisaties hebben de vrijheid om hun Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) naar eigen inzicht in te richten, binnen de grenzen van landelijk gemaakte afspraken. Op dit moment gaat het om circa tachtig organisaties die zelfstandig of in regionaal verband applicaties van verschillende leveranciers selecteren en inrichten. Landelijke applicatie eisen De BDS JGZ is een landelijke afspraak die eenduidige ontwikkeling van het DD JGZ in applicaties van verschillende leveranciers mogelijk maakt. Daarnaast worden er eisen gesteld aan de applicatie zelf en de technische infrastructuur van de JGZ-organisaties (specifieke JGZeisen zijn vastgelegd in de eisen voor een Goed Beheerd Zorgsysteem voor de JGZ, zie www.nictiz.nl). Deze set van afspraken maakt veilige elektronische uitwisseling van dossiers mogelijk tus16 ■ JA! najaar 2009
sen professionals in alle JGZ-organisaties. Op de achtergrond De BDS is in de kern een verzameling van aspecten van gezondheid (‘elementen’) met antwoordmogelijkheden (‘waarden’), gestructureerd in ‘rubrieken’. Deze verzameling is vastgesteld door artsen, verpleegkundigen en wetenschappers onder regie van het Centrum Jeugdgezondheid en wordt jaarlijks geactualiseerd. Hoewel de schermen van een DD JGZ per applicatie en per JGZ-organisatie kunnen verschillen, zorgt de BDS op de achtergrond voor uniformiteit. Elementen en waarden Alle rubrieken, elementen en waarden van de BDS hebben een eigen nummer. Zo kunnen ze op een eenduidige wijze in de applicaties worden verwerkt. Ook de mogelijkheden of eisen bij het invul-
len van het dossier zijn vertaald in coderingen. Bijvoorbeeld als bij een bepaalde vraag meerdere antwoordmogelijkheden kunnen worden aangekruist of als een veld verplicht moet worden ingevuld om verder te kunnen met de volgende vraag. De namen van de elementen en waarden van de BDS liggen vast en komen in alle applicaties dus ook letterlijk identiek op het scherm. Het element ‘Bijzonderheden indruk school’ kan bij de toepassing van de BDS in een DD JGZapplicatie dus niet worden gewijzigd in ‘Bijzonderheden indruk leerkracht’, want dat maakt de ingevulde waarden bij dat element onvergelijkbaar bij overdracht naar een andere organisatie die het BDS-element wél correct gebruikt. De BDS moet exact worden toegepast om dossiers overdraagbaar te maken en te houden. Hetzelfde geldt voor de waarden die bij een element horen. Als de waarde ‘Drugs’ bij het element ‘Verslavingsrisico’ zou worden gesplitst in ‘Softdrugs’ en ‘Harddrugs’, voldoet het element niet meer aan de BDS en zijn de gegevens bij dat element niet overdraagbaar aan de volgende JGZ-professional die het kind in zorg krijgt. Organisaties kunnen bij de inrichting van hun DD JGZ wel extra elementen met eigen waarden toevoegen. Die worden bij overdracht van het dossier naar een andere JGZ-organisatie overgedragen als ‘Niet gespecificeerde gegevens’. Ook die gegevens blijven bij overdracht van het dossier behouden, maar minder gestructureerd dan de gegevens die bij BDS-elementen staan vermeld. Wijze van invullen Een andere manier waarop de BDS uniformiteit ondersteunt, is de vaste volgorde van registratie per activiteit. Elke registratie kan worden gekoppeld aan een
Opleiding jeugdarts ook in deeltijd
ers uniform activiteit (bijvoorbeeld contactmoment, huisbezoek). De registratie begint met gegevens over de activiteit, bijvoorbeeld de datum. Pas daarna wordt inhoudelijke informatie uit de activiteit ingevuld. De registratie van de activiteit sluit af met het invullen van de rubriek ‘Conclusies en vervolgstappen’. Eenmalig vastleggen Elementen worden op één plek in de BDS vastgelegd, al horen ze soms bij meerdere rubrieken. Door deze eenmalige vastlegging in de BDS is het mogelijk om de elementen in een applicatie op meerdere plaatsen te vertonen (bijvoorbeeld ‘Lever’ bij de rubrieken ‘Romp’ en ‘Hartonderzoek’). Snelfuncties In publieke discussies over de BDS wordt regelmatig gesuggereerd dat van elk kind alle 1.200 BDS-elementen moeten worden ingevuld. Dat is geheel niet juist. Sterker nog: er is in Nederland niet één kind waarvan de arts en verpleegkundige alle BDS-elementen invullen. Dat zou namelijk betekenen dat bij dat ene kind alle bijzonderheden die kunnen optreden bij gezondheid en ontwikkeling ook daadwerkelijk aan de orde zijn. Voor JGZ-professionals is het vanzelfsprekend dat de meeste bijzonderheden bij de meeste kinderen niet aan de orde zijn. De BDS voorziet daarom in snelfuncties die de JGZ-professional in staat stellen om hele rubrieken aan te vinken als ‘Nagevraagd’ zonder verder bijzonderheden in te vullen. Dat is de dagelijkse praktijk van het gebruik van de BDS JGZ. Meer informatie U kunt de BDS raadplegen via de website van het Centrum Jeugdgezondheid, www.rivm.nl/jeugdgezondheid. Op deze website is ook een toelichting op het gebruik van de BDS te downloaden. Daarnaast worden op verschillende plaatsen in het land intervisiebijeenkomsten georganiseerd waar men met vragen over de BDS terecht kan en waar gezamenlijk cases besproken worden hoe bepaalde informatie in de BDS geregistreerd kan worden. Heeft u interesse in deelname of heeft u een specifieke vraag over de BDS, dan kunt u terecht bij Bettie Carmiggelt van het Centrum Jeugdgezondheid,
[email protected]. Bettie Carmiggelt is adviseur en beheerder BDS bij het Centrum Jeugdgezondheid
Bent u arts in de jeugdgezondheidszorg? Actualiseer nu uw inhoudelijke kennis én scherp uw handelen in de praktijk aan! Profielopleiding jeugdgezondheidszorg Dit is dé opleiding voor artsen die zich willen specialiseren in de zorg voor de gezondheid van de jeugd in brede zin. Eigentijds, gericht op samenwerking en een eigen rol in de keten.
Praktijkgericht modulair onderwijs • Start leergangen: januari 2010 in Utrecht, september 2010 in Zwolle • Speciaal programma voor parttimers • Praktijkscholing parallel aan cursorisch onderwijs • Competentiegericht programma • Gebaseerd op door de beroepsvereniging vastgestelde kritische beroepsactiviteiten • Ook modulair te volgen als geaccrediteerde bij- en nascholing.
(Deel)registratie Jeugdgezondheidszorg is de profielopleiding in de 1e fase van de beroepsopleiding Arts Maatschappij & Gezondheid die leidt tot registratie ‘jeugdarts’ door de Sociaal Geneeskundige Registratiecommissie (SGRC). Na afronding van de 1e fase kunt u verder met de 2e fase, gericht op beleid, wetenschappelijk onderzoek en management, om deze af te sluiten met de specialistenregistratie Arts M&G.
Interesse? U kunt zich nu inschrijven. Zie www.nspoh.nl/mg voor toelatingseisen en informatie. Of vraag de brochure aan. U kunt ook contact opnemen met de NSPOH, telefoon 020 - 409 70 00 of e-mail
[email protected].
De NSPOH is hét opleidingsinstituut op het snijvlak van maatschappij, arbeid en gezondheid. Onze onderwijsprogramma’s slaan een brug tussen beleid, onderzoek en praktijk. De NSPOH werkt samen met AMC – UvA in de Academische Opleidingswerkplaats AMC/NSPOH. Andere samenwerkingspartners zijn o.a. Erasmus MC, VU MC, UMCG, TNO en RIVM.
JA! najaar 2009 ■ 17
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Een werkend digitaal dossier J Een tiental jaren is de jeugdgezondheidszorg al bezig met digitalisering van het dossier. JGZ-organisaties in enkele regio’s hebben het voortouw genomen om een digitaal dossier te ontwikkelen. Na jaren leek een centrale aanpak meer succesvol tot onder meer aanbestedingsperikelen ook hier weer een einde aan maakten. Sinds anderhalf jaar wordt de digitalisering weer decentraal aangepakt. Dat lijkt te gaan lukken. Een werkend digitaal dossier zal eind 2010 overal beschikbaar zijn. Dat betekent ook dat dan de Basisdataset (BDS) in de pakketten is ingebouwd en dat alle organisaties kunnen aansluiten aan het landelijk schakelpunt (LSP). ■ Lineke Jonkers en Marja Verwoerd
Van centraal naar decentraal Vanaf begin 2008 is duidelijk dat een landelijk digitaal dossier JGZ (toen bekend als EKD) geen kans van slagen meer maakt. De Stichting EKD is opgeheven en de gemeenten hebben de regie gekregen om te zorgen dat JGZorganisaties een eigen pakket aanschaffen en daarmee gaan werken. De gemeenten hebben vanaf 2007 middelen ontvangen van het Rijk voor de aanschaf en invoering van een digitaal dossier JGZ (DD JGZ). Via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn gemeenten begin 2008 gemotiveerd en gestimuleerd om met deze middelen de door de JGZ-organisaties opgestelde begrotingen te accorderen zodat de organisaties, al dan niet in regionaal ver18 ■ JA! najaar 2009
band, aan de slag kunnen. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van alle kennis en handreikingen die de Stichting EKD heeft ontwikkeld. Naast de decentrale uitrol van het digitale dossier is landelijk door het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid en Nictiz gezorgd voor de ontwikkeling van de BDS en een landelijke infrastructuur om uniform registreren en veilige overdracht mogelijk te maken. De financiële middelen die ter beschikking stonden van de Stichting EKD zijn voor het grootste deel besteed aan de ontwikkeling van een landelijke infrastructuur, inbouwen van de BDS in alle beschikbare pakketten en ondersteunen van lokale besluitvorming en implementatie. Slechts een deel van de middelen is extra ter beschikking ge-
steld van de gemeenten voor de invoering van het EKD. Het gesternte waaronder de decentrale aanpak van start gaat begin 2008 is niet gunstig. Het veld en vooral de professionals zijn teleurgesteld en geloven nauwelijks dat het nog wat zal worden met het dossier. Met name de voortrekkersorganisaties die al jarenlang geïnvesteerd hebben in een digitaal dossier JGZ raken gedemotiveerd voor een nieuwe decentrale aanpak. Het begrip EKD verwordt bovendien in de politieke discussie tot een begrip dat geen recht doet aan de oorspronkelijke bedoeling. Het publieke en politieke debat over de totale zorg voor de jeugd, over noodzakelijke gemeentelijke bemoeienis met ernstige probleemsituaties en over de digitaliseringplicht stelt niet alleen een digitaal dossier maar ook de JGZ in een ongunstig daglicht. Het blijkt in die periode vooral van belang om voortdurend aan te tonen dat signalering en registreren door de JGZ een fundament is voor een goede zorg voor de jeugd en onder meer de basis vormt voor een Centrum voor Jeugd en Gezin. Situatie midden 2009 Inmiddels is halverwege 2009 in vrijwel alle regio’s de begroting voor aanschaf en invoering van digitale dossiers goedgekeurd, zijn alle JGZ-organisaties bezig met aanbesteding en aanschaf van een pakket en maken de JGZ-organisaties zich op voor implementatie van het digitale dossier. Implementatie is meer dan alleen het aanschaffen van een pakket, het is een proces om ervoor te zorgen dat het digitaal dossier daadwerkelijk werkt! Een derde van de JGZ-organisaties heeft al ruime ervaring met digitalisering en hoeft nu slechts met een aangepaste versie van het gekozen pakket verder aan de slag. Aanpassing in de pakketten betreft het werken met de BDS en anticiperen op aansluiting op het landelijk schakelpunt (LSP) voor de dossieroverdracht.
JGZ, een zaak van lange adem Hoewel het de oorspronkelijke doelstelling is dat alle JGZ-organisaties gedigitaliseerd zijn per 01-01-2010, is de verwachting dat vijftig procent van de JGZ-organisaties op 01-01-2010 een werkend digitaal dossier heeft. Ruim negentig procent van de organisaties zou dan in meer of mindere mate bezig moeten zijn met het implementeren van een digitaal dossier. Dat wil zeggen dat de JGZ-organisaties bezig zijn om waar nodig hun professionele medewerkers te leren hoe om te gaan met een digitaal dossier, hoe uniform te werken en te registreren volgens de BDS en hoe zij op een verantwoorde en eenduidige manier daarover kunnen communiceren met ouders en kinderen. Om de implementatie waar nodig te bevorderen hebben ActiZ en GGD Nederland met een financiële bijdrage van het ministerie in 2009 en 2010 landelijke ondersteuning voor de implementatie georganiseerd. Met intervisiebijeenkomsten, handreikingen, scholing, nieuwsbrieven en websites ondersteunt het team projectleiders die vervolgens op hun beurt de JGZ-organisaties helpen bij het proces van digitalisering. BDS en landelijk schakelpunt Om uniform werken en dossieroverdracht mogelijk te maken en een veilige overdracht te waarborgen zijn landelijke voorzieningen getroffen. De nieuwste BDS-versie is dit najaar gepubliceerd. De BDS zorgt voor structuur en eenheid van taal in het Digitaal Dossier, vormt dus de inhoudelijke basis voor het digitaal dossier: een overzicht van aspecten van de gezondheid en ontwikkeling van kinderen van 0 tot 19 jaar. Goede en uniforme registratie draagt bij aan de continuïteit van zorg die door verschillende JGZ-organisaties, disciplines en medewerkers wordt verleend en maakt dossieruitwisseling effectief. Niet alleen voor de leveranciers vergt de BDS een aanpassing van het pakket, ook voor de JGZ-organisatie en haar professionals
brengt dit een verandering van registratie met zich mee die een zorgvuldige implementatie vereist. In 2010 zal landelijke uitwisseling via het LSP mogelijk zijn. Bij het LSP worden de kinderen en jeugdigen aangemeld bij een landelijk register zodat JGZorganisaties kunnen opzoeken waar een kind in zorg is. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat kinderen in beeld blijven. Het LSP faciliteert daarnaast de veilige en betrouwbare overdracht van de dossiers binnen de JGZ door daarvoor specifieke eisen te stellen aan de diverse DD JGZ-pakketten. Samenhang met overige trajecten in de jeugdzorg Digitalisering van de JGZ is geen doel op zichzelf. Door digitalisering is het voor de jeugdgezondheidszorg steeds
beter mogelijk om de cruciale rol te vervullen in de bescherming, bewaking en bevordering van een gezonde ontwikkeling van de jeugd. Digitalisering vergt in eerste instantie een inspanning van de JGZ-professional. Het vraagt immers om het professionele handelen zorgvuldig en op een uniforme wijze te registreren en tegelijkertijd om permanent goed te kijken en te observeren en te signaleren. Uiteindelijk is het de bedoeling dat digitalisering van het JGZdossier de professionals beter kan toerusten voor de rol die zij moeten spelen in de zorg voor de jeugd. Lineke Jonkers en Marja Verwoerd, projectleiders implementatie en ontwikkeling digitaal dossier JGZ
JA! zomer 2009 19
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
Ervaringen uit de praktijk
Werken met een digitaal dossie Het EKD heet geen EKD meer. Enkele organisaties werken met het digitale dossier, maar ieder doet dat op zijn manier. Lucy Arntzenius vertelt over haar persoonlijke ervaringen met haar digitaal dossier. ■ Lucy Arntzenius-Smit In maart 2006 verscheen een themanummer van de JA! over het toen nog Elektronisch KindDossier (EKD). Jeroen de Wilde en Mariet Monné-van Wirdum schreven in hun artikel dat JGZ-organisaties een EKD moesten hebben voor alle nieuw geboren kinderen vanaf 1 januari 2007. Inmiddels zijn we bijna drie jaar verder en is de deadline verschoven naar 1 januari 2010. Het EKD heet geen EKD meer, maar digitaal dossier JGZ (DD JGZ) en er zijn nog organisaties die geen DD JGZ gekozen hebben. Op 1 januari 2006 ben ik zelf met een EKD gaan werken. De organisatie waarin ik werk, JGZ Kennemerland, heeft in 2005 een dossier gekozen en vanaf 1 januari 2006 registreerden alle medewerkers tijdens elk consult de gegevens digitaal. Mijn collega’s en ik waren allemaal geschoold in het doen van een consult met een computer en in het werken met het gekozen programma. Mijn organisatie was en is een van de koplopers (het toenmalige ‘koplopersproject’ voor het EKD is eind 2005 afgeblazen). Landelijk werd besloten om één EKD voor heel Nederland te ontwikkelen. Binnen mijn organisatie zijn we doorgegaan met het gekozen DD JGZ en hebben dit verder ontwikkeld. Dit betekent dat wij per 1 januari 2010 geen papieren dossiers meer hebben. In dit artikel vertel ik over mijn eigen ervaringen hiermee. Nieuw dossier Werken met een nieuw dossier is altijdwennen, zowel digitaal als met papieren dossiers. Ook bij een digitaal dossier kan een item op een andere plaats staan, zijn sommige items of mogelijk20 ■ JA! najaar 2009
heden verdwenen en zijn er andere voor in de plaats gekomen. Dit is voor iedereen daardoor weer zoeken naar een nieuwe werkwijze, en dat kan bij de een langer duren dan bij de ander. Bij de introductie van dit digitale dossier kwam er nog een extra aspect bij: het werken met een computer. Wat voor de ene collega iets van alledag is, is voor de ander ronduit een beangstigend gebeuren. Het gekozen programma is echter makkelijk toegankelijk: zowel de assistente, wijkverpleegkundige en arts als manager en staf werken met hetzelfde programma, uiteraard met verschillende autorisaties. De computer Sinds ik met een digitaal dossier werk heb ik natuurlijk een computer op mijn tafel. Deze staat zo dat de ouders alles kunnen meelezen. Samen bladeren we het dossier door: de terugkerende anamnese, de groei, ontwikkeling, lichamelijk onderzoek, screeningen, vaccinaties, conclusie en vervolg. Voor iedere wijkverpleegkundige en arts en bij ieder kind dezelfde volgorde, passend bij de afspraken die we binnen de organisatie gemaakt hebben over de inhoud van de verschillende consulten. Met het papieren dossier ging dat anders: iedereen volgde een eigen route en je moest maar zien of je het handschrift van je collega kon lezen en door welke rondjes een streep stond. De ouder keek al helemaal niet mee met wat je noteerde. Bekende voordelen De mogelijkheid om je werk vanaf iedere locatie voor te bereiden en af te ronden is een groot voordeel. Ook de veel genoemde voordelen zoals: geen dos-
siers meer zoek, op verschillende trefwoorden een kind kunnen vinden in de database, leesbaarheid, alle gegevens van een kind bij elkaar in een scherm, het niet over straat hoeven met een stapel dossiers en dergelijke: ze kloppen inderdaad allemaal! Anders leren registreren De grote moeilijkheid leek mij en mijn collega’s het verliezen van het (oog)contact tijdens het registreren. Ik kan namelijk niet blind typen, ik heb het nooit geleerd en kan het nog steeds niet echt goed. Tijdens het voorbereidingstraject leerden we allemaal daarom een nieuwe manier aan: samenvattend registreren. Per onderdeel van het consult vat ik alles wat besproken is samen en dat registreer ik tegelijkertijd in het DD JGZ. De ouders kunnen alles wat ik opschrijf meelezen en meteen aangeven of zij het ermee (on)eens zijn. Een tweede grote verandering is ook dat er weinig ruimte is voor vrije tekst: zelfs geschreven woorden liever niet! De meeste antwoorden zijn voorgeprogrammeerd in de basisdataset (BDS) en met één letter te bereiken en op te slaan. Gebruik de Tab-toets en je bent bij de volgende vraag. Weer een letter enzovoort… Mijn consultduur is niet veranderd door het DD JGZ. Andere veranderingen Een onverwachte verandering is dat we meer met elkaar over de inhoud van het werk praten: niet zozeer ‘waar noteer je wat?’ maar ‘waarom wil je dat noteren?’; ‘wat markeer je als aandachtspunt/risico en waarom?’. Werkwijzen worden zo regelmatig onder de loep genomen, iets wat de kwaliteit ten goede komt. Privacy Als laatst punt nog even de privacy. Wat in de Eerste Kamer en Tweede Kamer een belangrijk punt is, is dat niet in de
er JGZ
derde kamer: de spreekkamer. De ouders vinden het digitale dossier over het algemeen niet meer dan normaal! Programma Het digitaal dossier is in eerste instantie de vervanging van het papieren dossier. Het moet daarom ontworpen zijn om het primaire proces, het volgen van de groei, gezondheid en ontwikkeling van (individuele) kinderen te ondersteunen. Daarbij biedt het programma nog vele extra mogelijkheden, onder andere: • automatische signalering om het inhoudelijke werk te ondersteunen, bijvoorbeeld een herinnering als een kind in stuitligging heeft gelegen, zodat je alert bent op het verwijzen voor een echo-onderzoek van de heupen; • planning van werk op kindniveau, bijvoorbeeld huisbezoeken; • archiveren van gescande brieven en foto’s, zodat alle gegevens van het kind in het DD JGZ zitten;
• bijhouden en volgen van interventies; • en natuurlijk het anoniem verwerken van gegevens op groeps-, wijk-, gemeente- of ander niveau. Groepsgegevens Voor het eerst is het in de JGZ mogelijk om gegevens op een relatief makkelijke manier te verzamelen en te verwerken. Vragen die de gemeente of inspectie stelt, maar die ik ook als professional heb, kunnen onderbouwd worden beantwoord door de verzamelde gegevens te verwerken op ieder gewenst groepsniveau. Vragen zoals: ‘Hoe vaak komt iets voor?’ en ‘Worden alle kinderen binnen de bandbreedte geprikt?’ kunnen worden beantwoord. Als de uitslag niet naar tevredenheid is kan er een ‘plan do check act cirkel’ oftewel een verbetercyclus op worden losgelaten: ook hiermee neemt de kwaliteit van de geboden zorg toe. Deze gegevensverzameling was voorheen theoretisch gezien wel mogelijk, maar gebeurde weinig, omdat het veel extra tijd in beslag nam,
bijvoorbeeld door er een tweede registratiesysteem naast het papieren dossier op na te houden. Die gegevens werden vervolgens handmatig in een computer ingevoerd en vervolgens aan de gemeente gepresenteerd. Dubbel, nee drievoudig meerwerk was dat! Hetzelfde artikel in maart 2006 schreef in het slot: “Er gaan jaren overheen voordat het EKD landelijk gerealiseerd is, maar daarna kan het best bewaarde geheim van de JGZ, alle vastgelegde gegevens, geoogst gaan worden”. Het oogsten van een investering van bijna vier jaar geleden is bij ons begonnen. Op naar de volgende stap: digitale overdracht van gegevens via het landelijk schakelpunt. Lucy Arntzenius is jeugdarts KNMG, praktijkbegeleider en locaal coördinator van de academische werkplaats JGZ VU bij JGZ Kennemerland.
JA! najaar 2009 ■ 21
ONDERZOEK
Hoe functioneren deze gezinnen? Een onderzoek.
Gezinnen met een chronisch zie De Universiteit van Amsterdam verricht sinds mei 2008 samen met revalidatiecentrum De Hoogstraat te Utrecht een onderzoek naar het functioneren van jongeren in gezinnen met een ouder die een chronische medische ziekte heeft. Het project wil tot een vragenlijst komen waarmee vroegtijdig kan worden ontdekt of sommige jongeren ondersteuning nodig hebben. ■ Dominik Sieh Omschrijving van het onderzoek In het onderzoek wordt nagegaan hoe jongeren met een chronisch zieke ouder functioneren; hoe zij de ziekte ervaren; hoe zij zorgen voor de ouders en omgaan met de ouder die ziek is en of zij ondersteuning nodig hebben. Ook wordt bij de ouders onderzocht hoe zij omgaan met de ziekte en welke behoefte aan hulp er is. Tevens wordt onderzocht welke factoren samenhangen met internaliserende en externaliserende problemen bij deze jongeren. Een belangrijk doel van het project is de ontwikkeling van een vragenlijst waarmee vroegtijdig kan worden ontdekt of sommige jongeren ondersteuning nodig hebben. Voor dit onderzoek zijn gezinnen gezocht waarvan een van de ouders een van de volgende chronische ziektes heeft: beroerte, dwarslaesie, hersenletsel door trauma (contusio cerebri), multiple sclerose, Parkinson, spierziekte of reuma. Het onderzoek bestaat uit de eenmalige afname van vragenlijsten bij alle gezinsleden. Hiervoor komt een onderzoeksassistent bij het deelnemende gezin thuis. Verschillende patiëntenverenigingen, revalidatiecentra en jeugdinstellingen zijn geïnteresseerd in de uitkomsten van ons onderzoek en willen hier graag aan meewerken. De werving van deelnemers geschiedt dan ook vooral via deze organisaties, bijvoorbeeld door een oproep tot deelname op een website. Actuele stand van zaken Het onderzoek naar het functioneren van gezinnen met een chronisch zieke 22 ■ JA! najaar 2009
ouder loopt inmiddels een jaar. Vanaf september 2008 zijn landelijk gezinnen met een chronisch zieke ouder benaderd via persberichten. Een maand later zijn de onderzoeksassistenten begonnen om deelnemende gezinnen thuis te bezoeken voor het afnemen van vragenlijsten. Op dit moment hebben 54 gezinnen meegedaan met in totaal 83 adolescenten (gemiddeld 14.8 jaar), waarvan 47 meisjes (57%) en 36 jongens (43%). Van deze gezinnen hebben 44 ouders uit twee-oudergezinnen en tien alleenstaande ouders met een chronische ziekte meegedaan (18%). In het eindrapport over de resultaten zal
aan deze laatste groep extra aandacht worden besteed. Inventarisatie van ziekten Er nemen tot nu toe 54 zieke ouders deel aan het onderzoek. De groep deelnemers met reuma (15) is de grootste groep, gevolgd door de deelnemers met multiple sclerose (14). Samen maken zij meer dan de helft van de onderzochte deelnemers uit. Met ongeveer 10% per groep volgen deelnemers met contusio cerebri (7), spierziekte (7), beroerte (5) en dwarslaesie (5). Eén deelnemer heeft de ziekte van Parkinson. Eerste resultaten De eerste resultaten zijn gebaseerd op de huidige groep deelnemers (83 adolescenten). Er kunnen door de geringe aantallen alleen voorlopige conclusies worden getrokken. We hebben een grotere groep deelnemers nodig om definitieve conclusies te kunnen trekken. De definitieve resultaten zullen pas be-
eke ouder kend worden gemaakt in 2010. De voorlopige resultaten zijn van beschrijvende aard en gaan alleen in op adolescenten en niet op de ouders. Er volgt een keuze uit de data van de adolescenten. Het eindrapport zal ook ingaan op het verband tussen ouder- en kindkenmerken. De jongens en meisjes zijn onderzocht op internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Internaliserend probleemgedrag uit zich in angstklachten, depressieve klachten, teruggetrokken gedrag en lichamelijke klachten. Vooral meisjes lijken hierop risico te lopen. Externaliserend probleemgedrag houdt delinquent en agressief gedrag in en komt relatief zelden voor bij zowel meisjes als jongens. Van 33 van de 36 jongens in de huidige groep kon de score op internaliserend probleemgedrag worden berekend. Vijf jongens (15%) hadden een score in het klinische gebied conform de norm van de Youth Self Report (YSR). Van 34 jongens van de totale groep jongens kon de score op externaliserend probleemgedrag worden berekend. Uit de frequentieanalyse bleek dat twee jongens een score hadden in het klinisch gebied (6%). Op de somscore probleemgedrag, de som van de schalen externaliserend en internaliserend probleemgedrag, bleek geen enkele jongen in het klinische gebied te scoren. Bij de meisjes scoorden 12 van de 47 deelneemsters op internaliserend probleemgedrag in het klinische gebied conform de norm van de YSR (26%). Van 46 meisjes (1 uitvaller) scoorden 3 meisjes in het klinische gebied op externaliserend probleemgedrag (7%). Drie van 45 meisjes hadden een klinische score op de somscore probleemgedrag (7%). Deze resultaten geven aan dat zowel meisjes en jongens eerder internaliserend probleemgedrag vertonen dan externaliserend probleemgedrag. Uit de analyse van de hulpbehoefte bij kinderen komt naar voren dat 29 van de
totale groep jongens en meisjes (35%) aangaven graag te willen praten met iemand over hoe het is om een zieke ouder te hebben. De adolescenten zouden dit het liefst willen door te chatten of in groepsverband te praten met lotgenoten. Jongeren suggereren dat ook huishoudelijke hulp zou helpen in hun situatie. Vierentwintig van de 83 jongeren (29%) geven aan graag te praten over wat de ziekte precies inhoudt. Twintig van de 83 jongeren (24%) zouden het prettig vinden als er iemand langs komt om met het gezin te praten over de situatie, vooral via een gezinsgesprek over hoe het met iedereen gaat. Een deelnemer suggereerde specifiek dat er meer aandacht moet gaan naar de kinderen van de zieke ouder en niet alleen naar de zieke ouder of de ziekte. Oproep tot deelname en inclusiecriteria We zijn blij met elke deelname en danken alle betrokkenen bij de wervingen en elk gezin dat heeft meegedaan. Tot nu toe zijn er genoeg data om een aantal analyses uit te voeren, maar we willen geen voorbarige conclusies trekken. Om stellige conclusies te kunnen trekken over de twee groepen (eenoudergezinnen en twee-oudergezinnen met een chronisch zieke ouder) hebben we in totaal 130 gezinnen nodig die meedoen aan het onderzoek. We willen daarom de deadline voor de aanmelding voor dit onderzoek verschuiven naar januari 2010. Mocht u gezinnen met een chronisch zieke ouder met thuiswonende jongeren tussen 11 en 19 jaar oud kennen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn, wilt u hen s.v.p. attent maken op dit onderzoek? Voor dit onderzoek zoeken wij ouders met de volgende ziekten: beroerte, dwarslaesie, hersenletsel door trauma (contusio cerebri), multiple sclerose, Parkinson, spierziekte of reuma. Op het moment van het onderzoek (af-
name van vragenlijsten) moet de ziekte langer dan een half jaar bestaan. We verzoeken met klem allochtone gezinnen om mee te doen om een afspiegeling van de maatschappij te kunnen geven. Tot nu toe heeft zich maar één allochtoon gezin aangemeld. Hetzelfde geldt voor potentiële deelnemers die de ziekte van Parkinson hebben. Nieuwe website Er is een nieuwe link op internet naar de persoonlijke pagina van de projectleider, drs. D.S. Sieh: http://home. medewerker.uva.nl/d.s.sieh/ Op deze site kunt u informatie vinden over het onderzoek, inclusief de aanmeldingsprocedure. Ook treft u in een verdere link de eerste nieuwsbrief aan waarin de onderzoekers zich voorstellen. De digitale link ‘Oproep Folder’ brengt u naar de wervingsfolder waarin geïnteresseerden worden opgeroepen tot deelname en waar u benodigde informatie over dit project kunt lezen. Papieren folders voor de werving kunt u telefonisch of per e-mail bestellen bij Dominik Sieh. Contact Dominik Sieh Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Afdeling Pedagogiek en Onderwijskunde Postbus 94208 1090 GE Amsterdam Tel..: (020) 525 13 75 Fax.: (020) 525 12 00 E-mail.:
[email protected]
JA! najaar 2009 ■ 23
S T E LT Z I C H V O O R
De oude en de nieuwe hoofdred stellen zich voor Marianne: Ik ben Marianne Nijnuis, sinds ik getrouwd ben ook wel HeijmerikxNijnuis. Die naam gebruik ik vooral privé. Ik woon met mijn man en zoontje in een nieuwbouwwijk in Soest. Margreet: Ik ben Margreet Wagenaar. Ik ben jarenlang jeugdarts bij de 4-19 jarigen geweest en hoofd van een afdeling JGZ. Van 1996-2000 was ik voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (NVJG). Ik werk nu nog parttime mee bij TNO KvL aan het maken van richtlijnen JGZ. Van 2003 tot nu was ik hoofdredacteur van JA! Zijn jullie meteen na jullie artsexamen in de JGZ gaan werken? Marianne: Ik heb eerst een jaar gewerkt als arts-assistent, een half jaar als ‘zaalslaaf’ op de neurologie in een volksbuurt in Rotterdam en een half jaar in de revalidatie, op het Militair Revalidatiecentrum in Doorn. Daarna ben ik gestart in Utrecht in de kinderrevalidatie met als aandachtsgebied cerebrale parese. Door het maken van lange dagen zocht ik vervolgens een parttime functie waarbij ik met (kleine) kinderen kon blijven werken. Het werk als cb-arts was hier bij uitstek geschikt voor. Margreet: Ik wilde na mijn artsexamen internist worden, maar de werktijden in die opleiding waren in die tijd meer dan tachtig uur per week. Dat leek me niet te combineren met een gezin. Zelfs als de opleiding halftime gevolgd mocht worden – en dat mocht in die tijd eigenlijk niet – dan was er nog sprake van een werkweek van 40 tot 45 uur. Halftime curatief werk was schaars en eigenlijk alleen mogelijk als ‘huisarts in dienst van een huisarts’ (HIDHA) . Ik vond een plaats als HIDHA en werkte als studentenarts en verpleeghuisarts. Toen de huisarts waar ik in dienst was ander werk ging doen, verviel mijn functie ook. Ik heb toen een paar jaar vliegers en ballonvaarders ge24 ■ JA! najaar 2009
keurd bij het Nederlands Lucht en Ruimtevaart Geneeskundig Centrum. Waar houden jullie je mee bezig in de JGZ? Marianne: Allereerst werk ik als consultatiebureau-arts, daarnaast ben ik twee jaar geleden in de redactie van JA! begonnen. Ik vind schrijven van stukken en columns heel erg leuk om te doen, daarnaast ben ik iemand die het leuk vind om mee te denken over nieuwe onderwerpen. Anderhalf jaar geleden ben ik ook begonnen in de nieuwsbriefcommissie. Persoonlijk vind ik dat de JA! en de AJNieuwsbrief een mooie aanvulling zijn op elkaar. In een digitaal medium kun je vlug de nieuwste berichten plaatsen of mensen vertellen over zaken die op internet te vinden zijn. Een ‘analoog’ medium daarentegen, een tijdschrift dus, is veel geschikter om langere artikelen te plaatsen die ook na een half jaar niets van hun nieuwswaarde hebben verloren. Daarnaast is er niets prettigers dan met een dergelijk ‘analoog’ medium plaats te nemen op de bank! Margreet: Ik vond het keurend werk niet interessant en er kwam een baan in de JGZ 4-19 jaar vrij, toevallig juist in die tijd in mijn woonplaats. Ik had een gezin met vier kleine kinderen en de JGZ leek op dat moment dus een ideale werkplek voor mij. Ik moet tot mijn schande zeggen dat ik van plan was om zo kort mogelijk in de JGZ te blijven, omdat ik weer terug wilde naar het werk in de curatie. Langzamerhand ontdekte ik het belang van preventie en de centrale rol van de JGZ daarin. Bovendien vond ik het werken met kinderen, ouders en scholen heel boeiend. Als je nu leest dat kinderen op het VO minder gaan roken, dan denk ik daar hebben we ons als JGZ allemaal voor ingespannen en het lijkt te gaan werken. Het gebrek aan deeltijdwerk en opleidingen voor artsen bleef mij bezig houden en toen de Vereniging van Vrouwelijke Art-
sen over dat thema een bijeenkomst hield, ging ik daar graag naar toe. Toen de VNVA mensen vroeg die mee wilden denken, zette ik mijn naam nietsvermoedend op een lijst. Zelden heeft een handtekening mij zoveel werk gegeven. De volgende dag al werd ik gebeld door Corrie Hermann, de voorzitter van de VNVA, met de vraag of mijn schoonvader soms een poppenkast had. Toen ik ‘ja’ zei, riep ze gedecideerd dat ik dan dus precies de goede persoon was om in een delegatie van de VNVA met de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) de mogelijkheden van werk in deeltijd te bespreken en dat gebeurde toen. Vanaf die tijd rolde ik van het ene bestuur in het volgende. Waarom stelden jullie je beschikbaar voor de functie van hoofdredacteur voor de JA!? Marianne: Ik heb Margreet altijd bewonderd om haar inzet voor de JA!. Het leek me heel erg leuk om te doen wat zij deed. Ik vind het leuk om stukken te redigeren, mensen te helpen bij het voltooien van een artikel. Zoals eerder gezegd schrijf ik zelf ook graag. Ik heb ook al een aantal columns geschreven voor de JA! Daarnaast ben ik echte ‘regelneef’, zodoende leek me dit het leukste vrijwilligerswerk dat er is! Margreet: De NVJG en de LFC hadden een verenigingsblad en daarin stonden verslagen van de vergaderingen en af en toe stond er een interessant artikel in. Meestal werden die bladen door de hoofdredacteur volgeschreven. Het waren wel aardige bladen maar nogal intern gericht. Ik zat in de redactie van het blad van de NVJG. Toen de AJN werd opgericht was het moment gekomen voor een professioneel blad. Ons voorbeeld was Medisch Contact. In Medisch Contact worden de maatschappelijke problemen en de rol van de artsen besproken. De informatie is zowel geschikt voor artsen als voor geïn-
dacteur van JA! Op dit moment maakt de hoofdredacteur een keuze uit beeldmateriaal van de uitgever. Ik vond dat altijd spannend werk.
teresseerde buitenstaanders. Zo een blad moest de AJN ook hebben. Maar heb je in 2003 nog wel een blad nodig? Hebben we niet veel meer behoefte aan een website en een actueel digitaal blad? Dat waren de vragen waar het bestuur van de AJN in 2003 een uitspraak over moest doen. Volgens de redactie was digitale informatie erg belangrijk, maar daarnaast kon een tijdschrift met inhoudelijke artikelen niet gemist worden. Het bestuur van de AJN besloot dat het blad dan ook professioneel moest zijn en vroeg de redactie om een aantal uitgeverijen langs te gaan en een voorstel te doen. Dat heeft de redactie enthousiast gedaan en de keuze viel op het gezondheidsinstituut NIGZ. Met uitgever John Luteijs kreeg de redactie de best denkbare ondersteuning. We besloten al op de eerste redactieverga-
dering om elk nummer gedeeltelijk te wijden aan een thema en daarbij auteurs te zoeken. Het bleek helemaal niet moeilijk te zijn om thema’s te bedenken, want de JGZ bestrijkt een breed terrein. Tot onze verrassing was het ook niet moeilijk om auteurs te vinden. Ook mensen buiten de JGZ waren bereid om artikelen voor JA! te schrijven. We boffen met onze auteurs, ze schrijven goede artikelen en over het algemeen houden ze zich voorbeeldig aan de deadline. De redactie heeft nog nooit te weinig kopij gehad. We krijgen gelukkig ook spontane inzendingen. Soms is zo een inzending aanleiding voor een thema. De volledige redactie bedenkt thema’s en dan worden de taken verdeeld. Wie vraagt welke auteur? De verantwoordelijke redacteur heeft de contacten met de auteur.
Wat willen jullie in ieder geval bereiken als redactie? Margreet: We hebben hoge ambities, willen een professioneel blad maken, inhoudelijk goed en actueel, goed leesbaar voor medewerkers van de JGZ en voor geïnteresseerden buiten de JGZ en aantrekkelijk om te zien. Toen twee oud-hoofdredacteuren complimenten maakten over JA! en tegelijk zeiden dat ze haast jaloers waren op de kansen die we kregen van het AJN-bestuur, dacht ik: wat heerlijk, het gaat goed. Toch moet je niet te lang tevreden zijn. Wat nu goed genoeg is, is dat morgen misschien niet meer. Je moet nu al weten wat je abonnees straks willen lezen. We werken met de rubrieken ‘nieuwe ontwikkelingen, opinie, onderzoek, recensies enzovoort’. Moeten er rubrieken bij, kan er iets af ? Je moet je dat constant afvragen. Die voordurende alertheid is nodig en dat maakt het redacteurschap zo boeiend. Je krijgt er wel een beroepsdeformatie van. Als iemand een voordracht houdt of als iemand een interessante vraag stelt, vragen we ons meteen af of dat een onderwerp voor de JA! kan zijn. Een van ons zoekt dan contact en overlegt over een bijdrage voor de JA! Wij vormen een enthousiast team van redacteuren. Marianne: Ik wil in eerste instantie Margreets werk voortzetten en ik herken ‘de beroepsdeformatie’. Daarnaast ben ik iemand die graag kijkt naar mogelijke verbeteringen. Is iedereen tevreden met de JA! zoals die nu is of moeten er bijvoorbeeld meer wetenschappelijke artikelen komen of juist minder? Wordt vervolgd…..
JA! najaar 2009 ■ 25
VAN HET BESTUUR
Verslag van de Algemene ledenvergadering van de Artsen(-vereniging) Jeugdgezondheidszorg Nederland van 23 september 2009 Aanwezige bestuursleden op de ALV: Elise Buiting (voorzitter), Henrique Sachse (vice voorzitter), Lucy Arntzenius (secretaris), Evelien Storchi (penningmeester), Els Anten, Anneke Kesler, Marijke van Keulen, Nathalie Leeuwenburgh en circa 180 leden van de vereniging. Afwezig: Anneke Ligtenstein (tweede penningmeester) 1 Opening en vaststellen agenda Elise Buiting opent de vergadering. De agenda wordt zonder wijzigingen vastgesteld. 2 Verslag ALV van 13 maart 2009 Naar aanleiding van en tekstueel: geen opmerkingen. Het verslag wordt goedgekeurd, met dank aan de notulist. Het verslag van de ALV staat in de JA!16. 3 Bestuurszaken Bestuurslid Marianne Brackel moet helaas vanwege gezondheidsreden aftreden. Marianne is twee jaar lid geweest van het bestuur. Als secretaris heeft zij zich gericht op de interne structuur en het beleid binnen het bestuur. Met veel enthousiasme heeft zij samen met de SP de enquête werkdruk 0-4 jaar uitgevoerd. In zeer kort tijdsbestek is de enquête gemaakt, uitgevoerd en in een verslag verwerkt. Het bestuur bedankt Marianne Brackel voor haar enorme inzet. Het bestuur stelt de volgende nieuwe bestuursleden voor: Ellen van Hoorn, Juliette Heetman en Ellen Peerbolte. De nieuwe bestuursleden brengen bijzondere capaciteiten mee, zoals uithoudingsvermogen, doorzettingsvermogen en strategisch inzicht. Het bestuur is blij met de versterking. 4 Verenigingsnieuws Marianne Nijnuis neemt de eindredactie van de JA! over van Margreet Wagenaar. Elly de Leeuw heeft namens de AJN meegewerkt aan de meldcriteria voor de VIR. De adolescentencommissie heeft twee nieuwe leden, te weten Wia Nagelsmit en Reinet Bouma. Mevrouw Gijsman-Kruidenier is gestopt met de bezwarencommissie van de ASBG. Nelleke Wensink heeft afscheid genomen van de commissie O&O. 5 Uw aandacht waard … Publicaties AJN • De AJN heeft via Marijke van Keulen veel invloed gehad op het Addendum depressie jeugd. Het addendum is inmiddels 26 ■ JA! najaar 2009
uitgebracht. • De enquête 4-19 jaar is in samenwerking met de SP, Ineke Palm en de AJN (Nathalie Leeuwenburgh) uitgevoerd. De resultaten zijn in een verslag verwerkt. Dit verslag wordt nog verder verspreid. • Factsheet JGZ. Op aanraden van de mediacommissie heeft de AJN feiten, gegevens en informatie verzameld over het werkterrein van de Jeugdgezondheidszorg. Marijke van Keulen heeft de informatie opgezocht en gebundeld in een document: ‘Een gigantisch effect voor een prikkie’. De factsheet staat op de website. Het is een ‘levend’ document, een document dat steeds wordt aangepast. Het is aan te bevelen het stuk regelmatig te raadplegen. Centrum Jeugdgezondheid (ex RIVM) Helaas is het Centrum Jeugdgezondheid uit het RIVM geplaatst. VWS heeft opdracht gegeven aan GGD-NL en Actiz om deze uithuisplaatsing te realiseren. De beroepsgroepen AJN, V&VN en NVDA zijn niet direct positief over het onderbrengen van het kenniscentrum bij de werkgeversorganisaties. In een gezamenlijke brief hebben ze daarom de volgende eisen gesteld: • onafhankelijkheid van het kenniscentrum is een voorwaarde. Die is alleen mogelijk als het Centrum Jeugdgezondheid ondergebracht wordt in een stichting, gehuisvest buiten Actiz of GGD Nederland; • de beroepsgroepen hebben zitting in het bestuur; • de beroepsgroepen zijn actief betrokken bij het vaststellen van het jaarplan; • de beroepsgroepen zijn betrokken bij het bedrijfsplan en bij het samenstellen van het profiel van de directeur. De beroepsgroepen zijn serieus genomen en aan de eisen zal worden voldaan. KAMG De Koepelorganisatie Artsen Maatschappij en Gezondheid komt onvoldoende uit de verf. De KAMG heeft besloten een onderzoek te doen onder haar leden om helder te krijgen wat de verwachtingen zijn bij de leden om haar functioneren te kunnen verbeteren. 6 Stand van zaken met betrekking tot het Meerjaren beleidsplan AJN 2009 - 2013 Het bestuur heeft een meerjarenbeleidsplan opgesteld, 2009 – 2013. Het plan is ambitieus en geeft richting. De doelstellingen ko-
men binnenkort voor iedereen op papier ter beschikking. Doelstelling 1 Positionering JGZ en imago jeugdarts • De promotiefilm is in voorbereiding, waarin duidelijk wordt dat de Jeugdarts dé medische specialist is voor de ontwikkeling van kinderen. De film is bedoeld voor onder andere beleidsmakers, collega’s en artsen in opleiding. • De eerder genoemde factsheet ‘Een gigantisch effect voor een prikkie’ is inmiddels uitgebracht. Portefeuillehouders: Anneke Kesler en Marijke van Keulen Doelstelling 2 Opleiding en positionering jeugdarts en arts M&G • De KAMG wordt gevraagd de belangenbehartiging van de artsen werkzaam in de sector Maatschappij en Gezondheid beter uit te voeren. • De AJN brengt in oktober het standpunt naar buiten omtrent de opleidingseisen jeugdarts, arts M&G (o.a. opleider, staf en beleid). De beroepsbelangencommissie van de AJN heeft in 2008 een onderzoek gedaan. Daaruit kwam naar voren dat er in het veld verschillende eisen worden gesteld met betrekking tot opleiding. Er zijn ook verschillen tussen de opleidingsmogelijkheden en faciliteiten per organisatie. Dat is een onwenselijke situatie. • De werkgevers ontvangen een brief waarin bovenstaande wordt geformuleerd. De AJN neemt deel aan de werkgroep GGD Nederland waar het gaat om het verbeteren van de positie. Portefeuillehouders: Nathalie Leeuwenburgh en Henrique Sachse Doelstelling 3 Duidelijkheid over aansluiting bij de KNMG De komende periode worden de voor- en nadelen van aansluiting verder uitgezocht. Gezien de ontwikkelingen bij de KNMG heeft deze doelstelling geen prioriteit gehad. Portefeuillehouders: Evelien Storchi en Elise Buiting Doelstelling 4 Versterken samenwerking JGZ en 1e en 2e lijn Na het uitbrengen van de handreiking ‘Samenwerking huisarts en jeugdarts’ volgt nu het verder vormgeven van deze samenwerking. Naast de landelijke en regionale acties
rond het samenwerken is het zaak om als individuele jeugdarts deze samenwerking actief op te zoeken. Daarnaast zijn er LESA’s in ontwikkeling. Er worden op dit moment vijf onderwerpen uitgewerkt. De verwachting is dat deze LESA’s in 2010 geïmplementeerd worden. Naast het verbeteren van de samenwerking tussen huisarts en jeugdarts, is de samenwerking met de 2e lijn, waaronder de kinderartsen, belangrijk. De notitie ‘Overdracht en samenwerking bij pre-en dysmatuur geboren kinderen en andere kinderen met een gezondheidsrisico’ is een voorbeeld van samenwerking, net als een gezamenlijke presentatie bij dit EUSUHM-congres. Het ontwikkelen van gezamenlijke opleidingsmodulen kan bijdragen aan meer kennis en begrip van en voor elkaar. Zowel de AJN als de NVK zien hiervan de voordelen. Het traject zal veel inspanning en tijd vragen. De realisatie verwachten wij in 20122013. Portefeuillehouders: Ellen van Hoorn en Anneke Kesler Doelstelling 5 Versterken samenwerking werkgeversorganisaties ActiZ en GGD Nederland: Er is twee keer per jaar overleg. Belangrijke onderwerpen zijn: de mogelijkheden in de CAO beter benutten; meer ruimte voor opleidingsmogelijkheden in tijd en geld; en minimale opleidingseisen. Portefeuillehouders: Anneke Kesler en Elise Buiting (ActiZ), Henrique Sachse en Nathalie Leeuwenburgh (GGD Nederland) Doelstelling 6 Intensivering samenwerking NVDA – V&VN In de dagelijkse praktijk zijn we een team en dat willen we ook zijn op beroepsgroepenniveau. Nadruk op samenwerken, als team naar buiten treden. Taakverschuiving biedt kansen. Voorbeeld is het afwisselend schrijven van een column: V&VN – AJN. Er is regelmatig overleg op beroepsgroepenniveau en tussen de verenigingen. Portefeuillehouders: Anneke Kesler, Elise Buiting en Lucy Arntzenius Doelstelling 7 Academisering van de JGZ De AJN heeft structureel contact met: opleidingsinstituten JGZ, ZonMw, alle universiteiten inclusief de academische werkplaatsen waar onderzoek plaatsvindt op gebied van JGZ, jeugd- of sociale geneeskunde.
De AJN heeft twee maal per jaar overleg met de hoogleraren JGZ. De richtlijnen JGZ zijn steeds meer evidence based. De jeugdarts wordt betrokken bij het ontwikkelen en het overleg over richtlijnen. Het is belangrijk om wetenschappelijk onderzoek te stimuleren. De invloed van de AJN is toegenomen. Leden van de AJN doen onderzoek en promoveren in de JGZ. We willen meer aandacht vragen voor de wetenschap. Portefeuillehouders: Els Anten, Nathalie Leeuwenburgh, Elise Buiting en Lucy Arntzenius Doelstelling 8 Jeugdarts als ‘bedrijfsarts’ voor scholieren Dit thema wordt steeds actueler en staat op de agenda. De aanpak in organisaties om ziekteverzuim te verlagen is een kapstok om het schoolverzuim aan te pakken. De aankondiging van deze aanpak heeft in Zwolle het verzuim al doen dalen! Er is subsidie aangevraagd (én bijna verkregen) voor de handreiking ‘Van ziek-zijn wordt je niet beter’: de JGZ-arts als schoolarts, naar het voorbeeld van de bedrijfsarts. De AJN werkt samen met de NVBA (Nederlandse vereniging bedrijfsartsen). Voor dit project wordt een projectleider gezocht die tevens de handreiking (mee) gaat schrijven. Dit is een betaalde functie: informatie bij Henrique Sachse. Portefeuillehouders: Henrique Sachse, Marijke van Keulen en Juliette Heetman Doelstelling 9 Sterke positie van de jeugdarts in de netwerken, zoals CJG en de ZAT’s. Deelnemen aan overleg in een vroeg stadium begint vruchten af te werpen. De AJN wil betrokken zijn bij nieuwe ontwikkelingen. In het voorjaar is er de Invitational conference over de rol van de jeugdarts in CJG. In 2010 verschijnt er een notitie. Portefeuillehouders: Anneke Ligtenstein, Marijke van Keulen en Ellen Peerbolte
ke van Keulen en Ellen van Hoorn Doelstelling 11 Kinderen met zorg Doel is om alle inspanningen rond dit thema beter te borgen en te coördineren, op landelijk niveau. De AJN heeft toegezegd samen te werken met Mezzo om dit te bevorderen. Steekwoorden zijn Planmatig – Preventief – Samen. Zie op de website de oproep mee te werken aan onderzoek. In het najaar komt er een eindnotitie. Portefeuillehouders: Henrique Sachse en Marijke van Keulen Doelstelling 12 Verbetering van de interne structuur Er wordt veel gevraagd aan en van de AJN, de draagkracht en draaglast van bestuursleden, afdelingen en commissies en dat behoeft aandacht. We zullen niet alleen naar buiten kijken, maar ook naar binnen. Het secretariaat en de ledenadministratie worden verbeterd. Onderzocht wordt of een beleidsmedewerker op freelance basis kan meewerken en of de interne vacaturebank nog beter kan worden benut. De ABC-constructie blijft bestaan en wordt verder verbeterd. De contacten onderling worden versterkt, zoals bijvoorbeeld tussen het bestuur en de afdelingen. Portefeuillehouders: Evelien Storchi en Lucy Arntzenius
7 Rondvraag Er zijn geen vragen voor de rondvraag. Wel een bericht: Enny Verhagen, oogarts en jeugdarts, is overleden. Zij was voorzitter van de NVJG in de jaren tachtig. Velen hebben haar gekend. 8 Sluiten van de vergadering De voorzitter bedankt de aanwezige leden voor hun komst en inbreng. De vergadering wordt gesloten.
Doelstelling 10 Jeugdarts en speciaal onderwijs De notitie ‘Speciale zorg voor speciale kinderen’ is in november 2008 verspreid onder de leden en instellingen. De notitie is nog niet overal erkend. Een eerste inventarisatie geeft een wisselend succes te zien, er zijn verschillen in het zorgaanbod tussen regio’s en tussen de aanpak van jeugdartsen. De AJN wil een inventarisatie maken van de stand van zaken. Portefuillehouders: Anneke Ligtenstein, MarijJA! najaar 2009 ■ 27
Goede vetzuren DHA en AA? Kom maar op met flesvoeding van Friso Kindervoeding!
Borstvoeding is de beste voeding voor baby’s. Friso Kindervoeding vindt het belangrijk dat baby’s goed groeien en zich optimaal ontwikkelen, daarom doen wij al ruim 75 jaar onderzoek naar de samenstelling van borstvoeding. Onze kennis en ervaring ziet u terug in alle flesvoedingen van Friso Kindervoeding. Zo bevatten alle varianten* de goede vetzuren DHA en AA die van nature in borstvoeding voorkomen. Deze vetzuren zijn essentieel voor een goede hersenontwikkeling. Dus kom maar op met die goede vetten. * Met uitzondering van Friso Intensief H.A. en Friso Allergy Care.
Vragen? Bel gratis 0800-0227434 of kijk op www.frisokindervoeding.nl