Standpunt Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland
De positie van de jeugdarts in het Zorg-‐ en Adviesteam (ZAT) 0-‐12 jaar en 12-‐23 jaar
Inleiding Vanaf 2004 zijn er Zorg-‐ en Adviesteams ingesteld in het Voortgezet onderwijs. Het kabinet streeft naar een landelijk netwerk óók in het Primair onderwijs, het Middelbaar Beroepsonderwijs en het Speciaal onderwijs. De afgelopen jaren zijn inmiddels overal in Nederland Zorg-‐ en Adviesteams (ZAT’s) ontstaan vanuit een behoefte van onderwijs, gemeenten, provincies en hulpverleningsinstanties. ZAT’s zijn teams waarin professionals die zorg en ondersteuning bieden aan jeugdigen en hun ouders, samenwerken met scholen om problemen van kinderen en jongeren op te lossen. In het primair onderwijs bestaan ZAT’s veelal op het niveau van de samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS), in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs functioneren ZAT’s per school of per vestiging van de school. Meerwaarde ZAT Om aan alle kinderen en jeugdigen in Nederland het juiste onderwijs en daarbij de juiste zorg te verlenen is samenwerking noodzakelijk tussen het onderwijs en diverse hulpverlenende instanties binnen het Zorg-‐ en adviesteam. Een ZAT schept de mogelijkheid om te komen tot 1 kind, 1 gezin, 1 plan voor kinderen en jeugdigen die dreigen vast te lopen (in het onderwijs) waarbij de oorzaak multi factorieel is. Het bieden van een goede zorgstructuur is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het onderwijs. Echter het feit dat sociaal-‐medische en/of psychosociale problemen, ( al of niet behandelbare) oorzaken in het kind of de jeugdige zelf, de gezinssituatie en/ of de leersituatie elkaar wederzijds beïnvloeden verplicht tot multidisciplinaire samenwerken binnen het ZAT in het belang van het kind of de jeugdige. Tevens biedt deze samenwerking extra m ogelijkheden tot vroegsignalering en preventie van ernstige problematiek. Signalen van diverse partners worden bijeen gebracht, zodat vroegtijdig ingrijpen mogelijk wordt gemaakt, hulp ingezet kan worden en erger wordt voorkomen. Gezien de grote participatie van de huidige generatie kinderen van 0-‐4 jaar in kinderdagverblijf en peuterspeelzaal dient het ZAT 4-‐12 jaar uitgebreid te worden met ( een vertegenwoordiging van) de interne begeleiders van kinderdagverblijf en peuterspeelzaal (voorscholen) en de jeugdarts 0-‐4 jaar en (om)gevormd te worden tot een ZAT 0-‐12 jaar. Dit biedt ook de mogelijkheid om kinderen waarbij zich in de voorschoolse periode al problemen voordoen te bespreken. Hierbij kan de overdracht 0-‐4 jaar naar 4-‐19 jaar al voor het vierde jaar plaatsvinden en wordt een tweedeling in de overdracht voorkomen. In de huidige situatie draagt de Jeugdgezondheidszorg 0-‐4 jaar over aan de Jeugdgezondheidszorg 4-‐19 jaar en de voorschool naar het b asisonderwijs. Het ZAT is bij uitstek de gelegenheid om dit m et alle partners tegelijk te doen en zo nodig direct een zorgplan voor het kind te formuleren en ketencoördinatie te starten.
Juli 2012
AJN Standpunt
Standpunt AJN betreffende deelname jeugdarts aan ZAT
De AJN staat op het standpunt dat de jeugdarts KNMG een vaste partner vanuit de
Jeugdgezondheidszorg in elk ZAT b ehoort te zijn in voorschool (0-‐4 jaar), primair (4-‐12
jaar), voortgezet ( 12-‐19 jaar), middelbaar beroeps én speciaal onderwijs
De jeugdarts KNMG heeft een tweejarige postacademische opleiding gevolgd en is in staat noodzakelijke sociaal-‐medisch specialistische kennis en kunde in te brengen in het ZAT. De jeugdarts is specialist in de longitudinale vervolging van groei en ontwikkeling van kinderen, kent de determinanten van gezondheid en ziekte en heeft een professioneel opgebouwd referentiekader van normale ontwikkeling en de afwijkende en niet-‐afwijkende variaties daarbinnen. De jeugdarts verricht taken in het ZAT in het kader van individuele preventie (vroegdiagnostiek ontwikkelingsachterstanden, taalachterstanden, autismespectrumstoornissen, ADHD etc.), en collectieve preventie (pesten, middelengebruik, seksueel gedrag, overgewicht, leefstijl etc.). In het standpunt Jeugdgezondheidszorg in het Zorg-‐en Adviesteam van het RIVM worden de meerwaarde van de jeugdgezondheidszorg (zie: bijlage 1) en de taken en competenties van de jeugdarts (zie: b ijlage 2) weergegeven. Ook het NJi heeft het taakprofiel van de jeugdarts in het ZAT in het primair en voorgezet onderwijs beschreven. (zie: bijlage 3 en 4). Kort samengevat komt het er op neer dat de jeugdarts de somatische en psychische situatie van het kind vanaf de geboorte in beeld heeft, de gezondheidsbedreigingen in het eerste en tweede milieu in samenwerking met de jeugdverpleegkundige in kaart brengt en kennis heeft van de determinanten die gezondheid van het kind of de jeugdige beïnvloeden en van de aanwezige zorgsystemen. De jeugdarts brengt alle signalen samen, weegt en beoordeelt deze in hun context, stelt een differentiaal diagnose op en stuurt het diagnostisch proces. Hierbij kan aanvullende informatie worden verzameld bij huisarts of medisch specialisten. De jeugdarts kan zelf aanvullend diagnostisch onderzoek verrichten of bij andere specialisten aanvragen. Uitkomsten van dit aanvullende onderzoek verwerkt de jeugdarts in het diagnostisch proces. Hierbij brengt de jeugdarts b ehandelbare oorzaken van de problematiek in kaart en verwijst direct naar de juiste (medische) discipline. De jeugdarts stelt een individueel zorgplan op in samenwerking met ouders, jeugdverpleegkundige en ketenpartners, legt dit vast in het DD-‐JGZ en vervolgt de uitvoering van de afgesproken acties en de resultaten hiervan. Ook adviseert de jeugdarts over collectieve preventietaken op de (voor) school en brengt hierbij wetenschappelijke kennis in. Het verdient aanbeveling dat de jeugdarts deelneemt aan het ZAT in eigen wijk of regio. De jeugdarts beheerst vergader-‐ en onderhandeltechnieken en kan, indien gewenst, vergaderingen van het ZAT op efficiënte wijze voorzitten en deelnemers en ouders aanspreken op de uitvoering van de gemaakte afspraken. De jeugdarts werkt vraaggericht, streeft naar empowerment van ouders, maar gaat indien dit noodzakelijk is een stap verder. De jeugdarts voert in samenwerking met de jeugdverpleegkundige bemoeizorg uit bij gesignaleerde gezondheidsbedreigingen voor het kind of de jeugdige wanneer de ouder geen hulpvraag heeft of zorg weigert. De jeugdarts is aanspreekpunt voor (para)medici en niet medici bij de beoordeling of vervolgstappen voor een kind of jeugdige noodzakelijk zijn. De jeugdarts kan b ij de transitie van de jeugdzorg, de directe schakel zijn tussen ZAT en (indicatiestelling) hulpverlening en tussen ZAT en CJG casusoverleg.
Jeugdarts in het ZAT
Consequenties
Dit standpunt van de AJN heeft consequenties voor de opleiding tot jeugdarts. De kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) behorend bij het b ehalen van bovengenoemde competenties moeten een verplicht onderdeel van de opleiding zijn. Jeugdartsen die deze KBA’s niet in hun persoonlijk opleidingsplan hebben opgenomen, moeten zich hierin alsnog scholen. Daarnaast moet de jeugdarts het arsenaal van binnen de jeugdgezondheidszorg breed toepasbare screenings-‐en signaleringsinstrumenten uitbreiden om richting te kunnen geven aan vroegdiagnostiek. Wetenschappelijk onderzoek kan bijdragen om deze screeningsinstrumenten te vereenvoudigen en de efficiëntie hiervan te verhogen. (ESAT-‐screening, verkorte Connors, CARE-‐NL etc.)
AJN Standpunt
Bijlage 1
Meerwaarde van de jeugdgezondheidszorg in het Zorg-‐ en A dviesteam (Uit: Standpunt Jeugdgezondheidszorg in het Zorg-‐ en Adviesteam van het RIVM, 2010) De JGZ-‐professional: • •
• • • • • •
draagt bij aan een realistische inschatting met betrekking tot ziekteverzuim; beoordeelt of het uitsluitend om somatische klachten gaat of dat er meer aan de hand is (zoals chronische ziekten, KOPP-‐problematiek – dit betreft kinderen van ouders met psychiatrische problemen-‐ en problemen ten gevolge van armoede); heeft de deskundigheid voor het bespreekbaar maken van vragen en problemen op het gebied van seksualiteit; kan een nader onderzoek doen, een huisbezoek afleggen en adviseren over verwijzing naar een andere zorgverlener; is de schakel tussen het Zorg-‐ en Adviesteam, de huisarts, medisch specialisten, paramedici en de Jeugd-‐GGZ; verschaft, als dat noodzakelijk is, aan d e school algemene informatie over ziektebeelden en achterliggende lichamelijke en psychische problemen; kan, na toestemming van ouders of de jongere zelf, informatie verstrekken over de thuissituatie, de gezondheid nu en in het verleden; levert in het ZAT, vanuit specifieke kennis van de publieke gezondheidszorg, een bijdrage aan collectieve preventie door adviezen uit te brengen naar aanleiding van de onderwerpen die aan bod komen in het ZAT en de resultaten van monitoronderzoeken van de GGD (zoals de jeugdmonitor, EMOVO, schoolprofielen). Onderwerpen als voeding, overgewicht, diabetes, seksueel gedrag, hygiëne, depressie, pesten en middelengebruik kunnen w orden aangepakt.
De expertise van de jeugdarts is inzetbaar in het geval van vragen rond de groei en ontwikkeling of kinderpsychiatrie bij ‘rugzakleerlingen’ (leerlinggebonden financiering) of passend onderwijs.
Bijlage 2
Jeugdarts in het ZAT
Taken van de jeugdarts in een ZAT gerangschikt v olgens het CanMEDS-‐model competenties jeugdarts. (Uit: Standpunt Jeugdgezondheidszorg in het Zorg-‐ en Adviesteam van het RIVM, 2010) Medisch handelen • Levert, vanuit specifieke expertise, bijdragen aan vroegtijdige signalering van risicofactoren en • van problemen in de ontwikkeling van de leerling en in de thuissituatie van de leerling. • Verricht onderzoek op indicatie van het ZAT (‘zorgoproep’). • Realiseert zo nodig verwijzingen op sociaal-‐medisch terrein. • Vraagt eventueel medische gegevens op bij huisartsen en/of specialisten, een en ander met toestemming van (afhankelijk van d e leeftijd) de ouders en/of de leerling. • Geeft zo nodig consultatie aan leerkrachten en andere hulpverleners in de school ten aanzien van sociaal-‐ medische zaken. Maakt daarbij een inschatting van d e gezondheid van de leerling. • Bewaakt gedurende het traject de gezonde en veilige ontwikkeling van het kind. Communicatie • Brengt actief informatie in over risicoleerlingen vanuit d e diverse contactmomenten van de JGZ en vanuit andere disciplines bij de JGZ (zoals logopedist e.a.). • Koppelt zo nodig (en afhankelijk van verkregen toestemming) informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school, ouders, leerling, andere zorgverleners. Samenwerken • Draagt bij aan gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen. • Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming vanuit de specifieke expertise van de jeugdgezondheidszorg. • Stemt in geval van ernstig (ziekte)verzuim van een leerling de aanpak/het beleid af met de aanpak van de leerplichtambtenaar. • Treedt, in overleg met de andere deelnemers, zo nodig op als casemanager. • Beheerst vergader-‐ en onderhandeltechnieken. Kennis en wetenschap • Brengt zo nodig wetenschappelijke kennis in. • Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-‐leden. Maatschappelijk h andelen • Geeft adviezen, op basis van het casusoverleg, voor collectieve preventietaken op d e school. • Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van d e meldende scholen of van het samenwerkingsverband WSNS of de meldende opleiding. Organisatie • Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school. • Koppelt relevante informatie vanuit het casusoverleg terug naar d e eigen organisatie en legt die vast in het dossier. • Implementeert (op basis van door evaluatie noodzakelijk gebleken) verbeteringen in de eigen organisatie Professionaliteit • Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij d e betreffende leerling. • Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van d e meldende scholen of van het samenwerkingsverband WSNS (PO). • Levert actief informatie over de casus vanuit contactmomenten uit het betreffende JGZ-‐dossier in het ZAT. • Koppelt zo nodig relevante informatie terug naar ouders en/of leerling.
AJN Standpunt
Bijlage 3
Taakprofiel jeugdarts in het ZAT in het Primair onderwijs (uit Landelijk standpunt ZAT van het NJi op www.zat.nl) Jeugdarts van de jeugdgezondheidszorg/GGD Algemene typering en specifieke expertise: De jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor 0-‐ tot 1 9-‐jarigen wordt uitgevoerd door zorgorganisaties en/of GGD’en. De jeugdgezondheidszorg heeft de opdracht om 100% van de kinderen van 0 – 19 jaar te bereiken via vastgestelde contactmomenten en hun ontwikkeling vast te leggen in het JGZ-‐dossier. De JGZ heeft toegang tot het elektronisch kinddossier. De jeugdarts vanuit d e jeugdgezondheidszorg in het ZAT bevordert, beschermt en bewaakt de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van leerlingen, een en ander vanuit door de overheid gestelde prioriteiten en thema’s, zoals met betrekking tot voeding en overgewicht, diabetes, seksueel gedrag, hygiëne, depressie, pesten, middelengebruik Hij/zij beschikt over expertise inzake het signaleren, beoordelen en verwijzen in geval van sociaal-‐ medische problemen en stoornissen in de fysieke en psychosociale ontwikkeling. Indien in het kader van het ZAT onderzoek bij een leerling moet plaatsvinden is dat gericht op het in kaart brengen en zo nodig toegankelijk maken van de diagnose zoals die is gesteld d oor de huisarts of specialist, van de klachten o f stoornissen die de leerling heeft, de beperkingen die de leerling daarbij heeft in de relatie tot de schoolomgeving w aarin de leerling verkeert, en de belemmeringen die de leerling als gevolg van de beperkingen in die omgeving ondervindt. Taken 1.
Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming vanuit de specifieke expertise van de jeugdgezondheidszorg. 2. Verricht onderzoek op indicatie van het ZAT (‘zorg-‐oproep’). 3. Realiseert zo nodig verwijzingen op sociaal-‐medisch terrein. 4. Draagt bij aan gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen 5. Levert actief informatie in over de casus vanuit contactmomenten zoals het betreffende JGZ-‐ dossier in het ZAT. 6. Vraagt eventueel medische gegevens op bij huisartsen en/of specialisten, een en ander met toestemming van de ouders en eventueel de leerling. 7. Levert, vanuit de specifieke expertise, bijdragen aan vroegtijdige signalering van risicofactoren en van problemen in de ontwikkeling van de leerling, en in de thuissituatie van de leerling. 8. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij d e betreffende leerling. 9. Koppelt de relevante informatie vanuit het casusoverleg terug naar de eigen organisatie en legt die vast in het dossier. 10. Brengt actief informatie in over risicoleerlingen vanuit d e diverse contactmomenten van de JGZ en vanuit andere disciplines bij de JGZ (zoals logopedist e.a.). 11. Geeft adviezen, o p basis van het casusoverleg, voor collectieve preventietaken o p de school. 12. Geeft zo nodig consultatie aan leerkrachten en andere hulpverleners in de school ten aanzien van sociaal-‐medische zaken. 13. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-‐leden. 14. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school. 15. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van d e meldende scholen of van het samenwerkingsverband W SNS. 16. Implementeert -‐ op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken -‐ verbeteringen in de eigen organisatie. 17. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij d e betreffende leerling. 18. Treedt (zo nodig) op als casemanager.
Bijlage 4
Jeugdarts in het ZAT
Taakprofiel jeugdarts in het ZAT in het Voortgezet onderwijs (uit Landelijk standpunt ZAT van het NJi op www.zat.nl) Vertegenwoordiger van de JGZ-‐organisatie Algemene typering en specifieke expertise De jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor 0-‐ tot 1 9-‐jarigen wordt uitgevoerd door zorgorganisaties en/of GGD’en. De JGZ heeft de opdracht om 100% van de kinderen van 0 – 19 jaar te bereiken via vastgestelde contactmomenten en hun ontwikkeling vast te leggen in het JGZ-‐dossier. De JGZ heeft toegang tot het elektronisch kinddossier. De jeugdarts bij het ZAT bevordert, beschermt en bewaakt de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van kinderen, jeugdigen en jongeren van 0-‐19 jaar, een en ander vanuit d oor de overheid gestelde prioriteiten en thema’s, zoals met betrekking tot voeding en overgewicht, diabetes, seksueel gedrag, hygiëne, depressie, pesten, middelengebruik. De jeugdarts in het ZAT beschikt over expertise inzake het signaleren, beoordelen en verwijzen in geval van sociaal-‐ medische problemen en stoornissen in d e fysieke en psychosociale ontwikkeling. Indien in het kader van het ZAT onderzoek bij een leerling moet plaatsvinden is dat gericht op de klachten of stoornissen die de leerling heeft, de beperkingen die de leerling daarbij heeft in de relatie tot de schoolomgeving waarin de leerling verkeert, en de belemmeringen die de leerling als gevolg van de beperkingen in die omgeving ondervindt. Taken 1.
Levert binnen het ZAT bijdragen aan de multidisciplinaire oordeelsvorming vanuit kennis van (psycho)somatische en psychosociale aspecten van de vraagstelling rond de leerling 2. Verricht onderzoek op indicatie van het ZAT (‘zorg-‐oproep’), een en ander naast het reguliere onderzoek op school van de JGZ-‐medewerker 3. Realiseert zo nodig verwijzingen op sociaal-‐medisch terrein 4. Draagt bij aan gerichte handelingsadviezen aan de school met betrekking tot de besproken casussen 5. Levert actief informatie in over de casus vanuit contactmomenten zoals het betreffende JGZ dossier in het ZAT, een en ander met inachtneming van de privacywetgeving 6. Stemt in geval van ernstig (ziekte-‐) verzuim van een leerling de aanpak/het beleid af met de aanpak van de leerplichtambtenaar 7. Vraagt eventueel medische gegevens op bij huisartsen en/of specialisten, een en ander met toestemming van de ouders en eventueel de leerling 8. Levert, vanuit de specifieke expertise, bijdragen aan vroegtijdige signalering van risicofactoren en van problemen in d e ontwikkeling van de leerling, en in de thuissituatie van de leerling 9. Signaleert problemen of lacunes in de hulpverleningsketen bij d e betreffende leerling en levert een bijdrage aan een oplossing van dit probleem 10. Koppelt de relevante informatie vanuit het casusoverleg terug naar de eigen organisatie en legt d ie vast in het dossier 11. Brengt actief informatie in over risicoleerlingen vanuit de diverse contactmomenten van de JGZ en vanuit andere disciplines bij de JGZ (zoals logopedist e.a.) 12. Geeft adviezen, op basis van het casusoverleg, voor collectieve preventietaken op de school 13. Geeft zo nodig consultatie aan leerkrachten en andere hulpverleners in de school ten aanzien van sociaal-‐ medische zaken 14. Neemt deel aan relevante activiteiten voor deskundigheidsbevordering van ZAT-‐leden 15. Koppelt zo nodig informatie naar aanleiding van het casusoverleg terug naar de school 16. Brengt relevante signalen of adviezen in met betrekking tot de zorgstructuur van d e school 17. Implementeert -‐ op basis van de evaluatie noodzakelijk gebleken -‐ verbeteringen in de eigen organisatie 18. Treedt, in overleg met de andere deelnemers, zo nodig op als casemanager.