Pedagogisch werkplan IKC de Kubus Kinderdagverblijf november 2013
1
Inhoudsopgave: Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2 : Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 6: Hoofdstuk 7: Hoofdstuk 8: Hoofdstuk 9: Hoofdstuk 10: Hoofdstuk 11: Hoofdstuk 12:
Doel pedagogisch werkplan Totstandkoming en actueel houden a.d.h.v. jaarlijkse analyse Opzet pedagogisch werkplan Beschrijving van kdv de Kubus Plaats van het kdv in het leven van een kind en ouders Beleid Het bieden van veiligheid Het bieden van uitdaging Overdragen van normen en waarden Volgen van kinderen Verzorging van kinderen Samenwerking met ouders
2
1. Doel pedagogisch werkplan Een pedagogisch werkplan gaat over het opvoeden (begeleiden) van kinderen op het kinderdagverblijf. Een pedagogisch werkplan geeft richting aan keuzes die we maken in het omgaan met kinderen. Een pedagogisch plan geeft antwoord op vragen als: “Een kind drinkt zijn melk niet op, wat kan ik doen?” “Twee kinderen willen op hetzelfde fietsje rijden, wat kan ik doen?” In het pedagogisch plan zijn afspraken vastgelegd: pedagogische doelen zijn vertaald naar pedagogisch handelen op het kindercentrum. Het vastleggen van een pedagogisch werkplan vinden we belangrijk, om de volgende redenen: We willen een eenduidige, continue pedagogische kwaliteit ontwikkelen en vasthouden; We willen deze pedagogische kwaliteit kunnen bewaken. We kunnen nagaan of we bereiken wat we willen bereiken en elkaar aanspreken op onze pedagogische afspraken; Een pedagogisch beleid biedt ons steun bij ons werk met de kinderen; We kunnen op deze manier aan ouders en andere buitenstaanders duidelijk maken hoe we werken. We kunnen ons profileren op ons pedagogisch beleid; Het pedagogisch beleid biedt een handvat aan nieuwe medewerkers van ons kinderdagverblijf.
2. Totstandkoming en actueel houden a.d.h.v. de jaarlijkse analyse. Dit pedagogisch werkplan gaat het resultaat worden van discussie binnen het team over het hoe en waarom van ons pedagogisch handelen. Een oudercommissie adviseert hier ook in. Een pedagogisch werkplan is geen vaststaand gegeven, maar ontwikkelt zich in de loop der jaren. Onder invloed van allerlei factoren zal dit steeds in beweging blijven. Ook dit plan is niet (nooit) ‘af’ , maar in ontwikkeling. Sommige onderdelen vragen nadere uitwerking. Ten minste één keer per jaar houden we ons pedagogisch werkplan nadrukkelijk tegen het licht. Dit doen we naar aanleiding van de resultaten die we bekijken in de jaarlijkse analyse. Als het nodig is, wordt het plan op onderdelen aangevuld of gewijzigd. Veranderingen worden ter advies met de oudercommissie besproken en ouders worden hierover geïnformeerd.
3. Opzet pedagogisch werkplan Dit plan begint met een korte omschrijving van het kinderdagverblijf. De volgende hoofdstukken gaan over het pedagogisch handelen. Dit handelen is onderverdeeld in het bieden van veiligheid , het bieden van uitdaging en het overdragen van normen en waarden. Hierna beschrijven we hoe we het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen systematisch volgen. De verzorging van de kinderen en hoe we hun gezondheid en veiligheid waarborgen volgt daarop. Tot slot komt de samenwerking met ouders aan de orde .
4. Beschrijving van het kinderdagverblijf Op het kinderdagverblijf komen maximaal 32 kinderen tegelijkertijd. Er zijn maximaal 2 stamgroepen, “de Ster” en “de Zon" Iedere stamgroep heeft een maximale omvang van 16 kinderen, met maximaal 5 baby’s (tegelijkertijd) onder een jaar. De 2 stamgroepen hebben
3
een verticale leeftijdsopbouw, wat betekent dat er in deze stamgroepen kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar worden opgevangen. In een groep van 16 kinderen werken 3 pedagogisch medewerkers. Alle kinderen zitten in een stamgroep. Tussen de groepen wordt regelmatig samengewerkt, op het moment dat groepen niet vol zijn. Dit is voornamelijk in de vakantieperioden en op de woens en vrijdagen. Deze groep bestaat uit kinderen van de 2 stamgroepen. Op de woens en vrijdagen wordt ook samengewerkt met de bso. Ondanks de diverse leeftijden worden er leeftijdsgebonden activiteiten aangeboden. Op het kinderdagverblijf vinden er ook regelmatig kindercentrumgerichte activiteiten plaats. Zo kunnen de kinderen als ze dat willen op andere groep spelen en krijgen de kinderen gezamenlijke activiteiten aangeboden. Kinderen van 3 jaar en ouder nemen deel aan een 3+ programma. Er is gekeken naar de mogelijkheid die de verschillende ruimtes bieden en naar de uitdagingen die de andere groep en medewerkers aan kinderen kunnen bieden. Volgens het rooster komen op een groep de kinderen van 3 jaar en ouder bij elkaar en doen mee aan het 3 + programma. Ook zijn er gezamenlijke momenten met zingen, voorlezen, buitenspelen enz. De “ stoere activiteiten” zijn voor de kinderen die het nodig hebben om hun energie kwijt te kunnen en extra uitdaging te hebben. Bij de baby-meeting staan de baby’s centraal. Er worden met een aantal baby’s kleine en rustige activiteiten verzorgd zoals het luisteren naar geluidjes, knuffelen, voelen van materialen en motorische spelletjes. Bij muziek, dans en beweging wordt er gezongen, gedanst en allerlei beweegspelletjes gedaan. We bieden kinderen de VVE methode Uk en Puk aan. Deze methodiek wordt ook op de naastgelegen peuterspeelzaal gebruikt. Er kunnen ook bezoekjes plaatsvinden naar de peuterspeelzaal, andere ruimtes in het gebouw zoals de speellokalen, en de diverse werkplekken voor gezamenlijke activiteiten. De kinderen starten en eindigen in de eigen stamgroep
De buitenruimte is bij uitstek een plek waar alle kinderen elkaar kunnen ontmoeten. Deze ruimte is ingericht voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Ook kunnen we gebruik gaan maken van de grotere speeltuin die voor de onderbouwkinderen van de school ingericht is. Bij een volle bezetting van 16 kinderen op de stamgroep zullen 3 pedagogisch medewerkers per groep werkzaam. Het aantal medewerkers dat tegelijkertijd aanwezig is, hangt af van het aantal en de leeftijd van de kinderen die komen. We baseren ons hierbij op de beleidsregel bij de Wet Kinderopvang. Gemiddeld is er één pedagogisch medewerker per 6 kinderen aanwezig. Het eerste en het laatste uur werken er minder medewerkers en kan het zijn dat niet iedere groepsruimte gebruikt wordt. Elke groep heeft in principe ‘eigen’ pedagogische medewerkers die iedere week op dezelfde dagen werken. De kinderen kunnen ook bij elkaar op de groepen gaan spelen of een activiteit aangeboden krijgen. Dit zal nooit langer dan 4 uur zijn. Ons kinderdagverblijf doet dienst als leerbedrijf voor studenten van de opleiding PW (pedagogisch werk) en deze studenten zullen ook deel uitmaken van de groep.
5. Plaats van het kinderdagverblijf in het leven van een kind en ouders Als een kind naar een kinderdagverblijf komt, betekent dit een uitbreiding van zijn/haar wereld. Het kind ontmoet andere kinderen en andere volwassenen, het wordt met andere situaties geconfronteerd. De leefomgeving van een kind wordt breder. Het komt in aanraking met een andere situatie dan thuis. Als een kind zich bij ons thuis voelt, biedt deze andere omgeving een kind andere en nieuwe ontplooiingskansen. Het kinderdagverblijf heeft de zorg voor het kind gedurende de periode dat het kind bij ons
4
is. In deze zin delen wij de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van een kind. Het is belangrijk dat medewerkers en ouders op de hoogte zijn van elkaars ideeën en methoden. De situatie thuis en op het kindercentrum hoeven niet tot in detail op elkaar te zijn afgestemd. Wel is het noodzakelijk dat er respect is voor elkaars opvattingen. Daarnaast is het belangrijk dat er wederzijds vertrouwen is. Er zijn diverse gesprekken met de ouders en de medewerkers. Na 3 maanden wordt er een evaluatiegesprek gepland. Er is dan gelegenheid om terug te kijken op de wenperiode en kunnen eventuele vragen op een rustig moment besproken worden. In de 15 minutengesprekken staat het individuele kind centraal en a.d.h.v. observaties van de pedagogisch medewerkers wordt er van gedachten gewisseld over het kind. Ieder jaar is er een groepsouderavond waarbij de pedagogisch medewerkers informatie geven over hoe de groep functioneert. Ook is er een keer per jaar een ouderavond voor alle ouders waarbij een bepaald thema centraal staat. Regelmatig krijgen ouders informatie over het reilen en zeilen van het kinderdagverblijf. Dit gebeurt via de whiteboards, e-mail en web-site. Op de groepen zal aangegeven worden welke pedagogisch medewerkers er werken. 6. pedagogische uitgangspunten en pedagogisch beleid
Ieder kind heeft behoefte aan veiligheid, geborgenheid en genegenheid. Ieder kind wil gehoord en gezien worden Ieder kind is nieuwsgierig en wil graag uitgedaagd worden Ieder kind wil graag ruimte om zelf te ontdekken, zelf het tempo en de wijze van ontwikkelen te bepalen Ieder kind wil zelf, maar ook samen met anderen de wereld ontdekken
Vanuit deze kernwaarden zijn onze pedagogische uitgangspunten tot stand gekomen. Zij vormen de basis van ons handelen. De volgende pedagogische uitgangspunten zijn opgenomen in ons pedagogisch werkplan: 1. We vinden het belangrijk in te spelen op behoeften van kinderen Wil een kind zich bij ons prettig voelen, dan moeten we de behoeften van het kind kennen en hierop inspelen. Om dit te kunnen realiseren, moeten we het kind goed begrijpen. De behoeften van de kinderen zijn van invloed op de manier waarop we met de kinderen omgaan, op ons aanbod en op de inrichting van de ruimte. Kinderen krijgen bij ons de kans om vaardigheden en kennis op te doen die ze nodig hebben om nu en later, op school en de samenleving, goed te kunnen functioneren. We denken aan de ontwikkeling van taal en denken, het vermogen om problemen op te lossen, creativiteit en fantasie, zelfstandigheid en zelfvertrouwen. 2. We vinden het belangrijk dat een kind zich veilig kan voelen We vinden het belangrijk dat een kind vertrouwde gezichten om zich heen heeft. Wil een kind zich geborgen voelen, dan moet het zich gekend weten. Dit kan als het kind opgevangen wordt door medewerkers die met het kind een vertrouwensrelatie aangaat. Het is belangrijk dat kinderen het gevoel hebben onderdeel uit te maken van een groep. Dit kan door de andere kinderen te leren kennen, door relaties met elkaar aan te gaan. We vinden het belangrijk dat een kind een herkenbare structuur geboden krijgt. Wij bieden dit in de vorm van een vaste dagindeling, met voor een kind herkenbare onderdelen. Er zijn duidelijke regels over wat er van een kind verwacht wordt. De structuur die wij bieden is afhankelijk van de behoefte van het kind en van de situatie. We vinden het belangrijk dat een kind in een voor hem/haar herkenbare en vertrouwde ruimte is, waarin het zijn/haar eigen weg kan vinden. 3. We vinden het belangrijk de eigenheid van een kind te accepteren
5
Hoewel kinderen in groepen worden opgevangen, vinden we de aandacht voor het individuele kind heel belangrijk. We respecteren en accepteren de eigenheid van kinderen. We nemen ze serieus en stimuleren de eigen inbreng. We benaderen de kinderen op een positieve wijze. Daar waar de “eigenheid” van een kind anderen schade berokkend of belemmerd wordt deze begrensd. Negatief gedrag wordt indien mogelijk genegeerd en gecorrigeerd, positief gedrag wordt beloond. Dit gebeurd doorgaans verbaal door te zeggen “Dit heb je goed gedaan!” 4. We vinden het belangrijk dat een kind zich in zijn/haar eigen tempo en op zijn/haar eigen manier kan ontwikkelen We gaan er van uit dat ieder kind de drang heeft zich te ontwikkelen. We volgen het kind zoveel mogelijk in zijn/haar eigen ontwikkeling. Signaleren we een opvallende ontwikkeling, dan wordt deze besproken met ouders. Als het nodig is en binnen onze mogelijkheden ligt, bieden we het kind extra ondersteuning of stimulans, ook kunnen we samen met de ouders een zorgcoördinator raadplegen. 5. We vinden het belangrijk dat een kind wordt uitgenodigd en gestimuleerd om zich breed te ontwikkelen Een kind leert doordat het ergens aandacht voor heeft en hiermee ervaring opdoet. Een kind is van nature nieuwsgierig en wil graag zaken uitproberen. Kinderen leren veel van elkaar. We bieden kinderen de ruimte om te ontdekken en ervaringen op te doen. We proberen kinderen te stimuleren en te prikkelen. We sluiten hierbij aan bij de leefwereld van de kinderen. We bieden een kind de mogelijkheid om zich op alle onderdelen van zijn/haar ontwikkeling (emotionele-, creatieve-, sociale-, motorische- en cognitieve ontwikkeling) te ontplooien. Er is veel variatie in ons activiteitenaanbod, spelmateriaal en in onze inrichting zorgt voor veiligheid en uitdaging 6. We vinden het belangrijk dat een kind leert respect te hebben voor anderen en voor de omgeving In onze maatschappij gelden bepaalde normen en waarden. Een kind zal zich deze normen en waarden eigen moeten maken om als volwaardig lid van de maatschappij te kunnen functioneren. Wij vinden het belangrijk dat kinderen met respect omgaan met zichzelf, met andere mensen en met de omgeving. Dit komt tot uiting in onze regels en in onze omgang met de kinderen. Door de groepsopvang krijgen kinderen de kans om sociale vaardigheden te oefenen. De kinderen leren zich in een ander te verplaatsen, met anderen rekening te houden, met anderen relaties aan te gaan, samen plannen op te stellen, samen te werken, andere kinderen te helpen, conflicten te voorkomen en op te lossen. 7. Wij vinden een goed contact met ouders belangrijk We zien onszelf als een (tijdelijke) partner in de opvoeding en verzorging van een kind. In het belang van een goede begeleiding van het kind investeren we in een goed contact met de ouders. Binnen ons kinderdagverblijf wordt een oudercommissie samengesteld die namens alle ouders een adviserende taak hebben. Het hierboven genoemde kindbeeld en de daaruit voortkomende pedagogische uitgangspunten liggen ten grondslag aan ons pedagogisch handelen.
7. Het bieden van veiligheid Veiligheid en geborgenheid liggen aan de basis van de ontwikkeling van een kind. Vanuit een gevoel van geborgenheid kan een kind aandacht besteden aan zijn omgeving en deze onderzoeken. Hierdoor doet een kind ervaringen op waarvan het leert en waardoor het zich
6
ontwikkelt. We vinden het belangrijk dat de kinderen geborgenheid krijgen Geborgenheid betekent voor ons dat we steeds blijven streven naar een vertrouwde, veilige en gezellige sfeer in ruimtes die uitnodigen tot activiteit. Dit betekent dat kinderen te maken krijgen met vertrouwde personen (medewerkers en kinderen) in vertrouwde rustige ruimtes. We letten op rustige kleurschakeringen, gebruiken geen felle kleuren en zorgen dus voor een neutrale ruimte. De kinderen en speelgoed zorgen immers als voor voldoende kleur! Wij informeren de ouders in welke stamgroep kinderen zitten en welke pedagogisch medewerkers op welke dag bij de groep horen. Deze medewerkers zijn aanspreekpunt voor de ouders en de kinderen. Ieder kind komt maximaal 3 pedagogisch medewerkers tegen. Als er met 3 medewerkers tegelijkertijd gewerkt wordt komt een kind maximaal 4 pedagogisch medewerkers tegen. Dagelijks is er minimaal een vaste medewerker werkzaam op de stamgroep van het kind. Op de rustige dagen en in de vakanties kan het zijn dat het kind van een tweede stamgroep gebruik maakt. Een uitstapje naar de peuterspeelzaal of naar andere ruimten in het gebouw behoort tot de mogelijkheden.. We vinden het belangrijk dat de kinderen vertrouwen hebben. Vertrouwen ontstaat door kinderen individuele aandacht te geven, door grenzen aan te geven (wat kan wel en wat kan niet), door kinderen te accepteren zoals ze zijn en door afspraken, die je met kinderen maakt, na te komen. Wat betreft de ruimtes letten we op de inrichting: de ruimtes zijn kindvriendelijk ingericht. Het interieur en het spelmateriaal zijn veilig voor kinderen, er is voldoende variatie in speelgoed en het speelgoed is op de leeftijd afgestemd. De ruimtes zijn overzichtelijk en ingedeeld in hoekjes. Er zijn ook ‘eigen plekjes’ voor een kind in de groep. Op iedere stamgroep is een babyhoek waar de baby’s veilig en ontspannen kunnen spelen. Zo heeft ieder kind een eigen slaapplaats en een eigen plekje waar kleding, speen, knuffel e.d. worden bewaard. Geborgenheid zit ook in het dagritme: het dagritme betekent voor kinderen herkenning, het geeft ze houvast (bijvoorbeeld ‘na het fruit word ik opgehaald’). Het dagritme geeft regelmaat en een terugkeer van activiteiten; iets dat vertrouwd is voor de kinderen. Het maakt de dag overzichtelijk, het geeft de dag structuur.We maken gebruik van dagritmekaarten. Een gezellige sfeer creëren we door het gevarieerd aanbieden van activiteiten. We benaderen de kinderen op een open en vrolijke manier: kinderen worden positief benaderd (door middel van prijzen, belonen, ze complimentjes geven) en mogen ons helpen. We zorgen ervoor dat kinderen gehoord en begrepen worden. Dit betekent luisteren naar kinderen, er moeite voor doen om ze te begrijpen (denk aan lichaamstaal, communiceren met kinderen op hun eigen niveau, dingen aanwijzen in plaats van benoemen etc.), inspelen op zijn/haar belevingswereld, kinderen op hun gemak stellen (troosten, belonen). We laten onze waardering voor elk kind blijken. We geven ieder kind de aandacht waarom het vraagt, maar ook stimuleren we kinderen, nodigen we kinderen uit tot spel. Er is sprake van respect voor kinderen. Kinderen krijgen de ruimte om hun verhaal kwijt te kunnen (bijvoorbeeld met een tafelmoment), om hun mening kenbaar te maken, om te zijn zoals ze zijn met al hun emoties. Het kinderdagverblijf moet een warme plek zijn voor kinderen waar ze worden geknuffeld, waar ze op schoot worden genomen, waar ze ‘een aai over de bol krijgen’. Er worden met kinderen spelletjes gedaan, er worden grapjes gemaakt. Er ontstaat een positieve relatie tussen medewerkers en kinderen en vriendschappen tussen de kinderen onderling. Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich geaccepteerd en gewaardeerd voelen Hoewel de kinderen in groepen opgevangen worden vinden we aandacht voor het individuele kind heel belangrijk. Ieder kind is anders. We respecteren en accepteren de eigenheid van kinderen. We nemen kinderen serieus en stimuleren de eigen inbreng van
7
kinderen. Daar waar de eigenheid van een kind anderen schade berokkent of belemmert, wordt deze begrensd.
Hoe gaan we hiermee om: Bij binnenkomst worden de kinderen begroet. We informeren hoe bv. het weekend is geweest en hebben oog voor veranderingen. Bijvoorbeeld naar de kapper geweest, nieuwe schoenen enz. Het geeft het gevoel dat kinderen welkom zijn. Soms is het brengmoment erg druk omdat veel kinderen tegelijkertijd gebracht worden. Dan zal tijdens het tafelmoment rond 9.30 uur hiervoor tijd en rust zijn. Een nieuw kind is zowel voor de ouders, het kind als de medewerkers wennen. In overleg met de ouders spreken we een wenperiode af. De wenperiode kan verschillend zijn met het welbevinden van het kind als uitgangspunt. De kinderen krijgen de ruimte om zichzelf te zijn. Zo kunnen we inspelen op de behoefte van de kinderen. Dit kan door spelletjes aan te bieden, te luisteren of alleen een knuffel te geven. De kinderen krijgen de ruimte om emotie van verdriet, blijheid, verlegenheid en boosheid te uiten. Een kind mag zijn emoties van huilen, mopperen, bang zijn, boosheid tonen zolang het daarbij andere kinderen geen pijn doet. Baby’s bereiden we voor op wat er gaat gebeuren. We benoemen ons handelen. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga je uit de stoel tillen omdat ik je ga verschonen’. We nemen kinderen serieus door naar ze te luisteren, vragen te stellen en uit te nodigen om hun verhaal te vertellen. We zijn daarbij alert op onze houding. We gaan op kindhoogte zitten en kijken het kind aan. We houden rekening met de verschillen in karakter en temperament. Een teruggetrokken kind wordt gestimuleerd om zich te uiten, maar dit wordt niet geforceerd. Het wordt door ons uitgenodigd om mee te doen aan een spelletje of betrokken bij het voorlezen van een boekje. Een druk kind wordt afgeremd, maar niet ingeperkt. Dit doen wij door het kind uit de situatie te halen en iets anders aan te bieden. Bijvoorbeeld aan tafel een puzzel te maken, kleuren of een boek te lezen. De verzorgingsmomenten zoals de fles geven, verschonen, naar bed brengen, zijn situaties die we uit buiten voor de individuele aandacht. Door bijvoorbeeld kriebel/kietelspelletjes, liedjes zingen en een gesprekje aan te gaan. Oudere kinderen mogen helpen bij huishoudelijke klusjes zoals wasgoed wegbrengen, was vouwen, afwassen, boodschappen halen, zelf de boterham smeren enz. We geven kinderen positieve aandacht en waardering. Dit doen we door een complimentje te geven als het een knutselwerkje heeft gemaakt of als na lang oefenen ineens iets lukt. We hebben respect voor wat de kinderen maken. Het proces van het knutselwerkje is belangrijker dan het eindresultaat. We vinden het belangrijk dat kinderen hun eigen werkstukje herkennen. Bij het afscheid nemen hebben we respect voor de autonomie van het kind. De ouders geven aan of de pedagogisch medewerkers wel dan niet een kus op de wang geven. Vaak is aan de lichaamstaal van het kind te zien van wat het gewend is. We vinden het belangrijk in te spelen op behoeften van kinderen Wil een kind zich bij ons prettig voelen, dan moeten wij zijn behoefte kennen en hierop inspelen. Om dit maatwerk te kunnen realiseren, moeten wij het kind goed begrijpen. De behoefte van de kinderen zijn van invloed op de manier waarop we met de kinderen omgaan, op ons aanbod en op de manier waarop we de groep aansturen. We stimuleren de eigen inbreng, aangepast aan de behoefte van het kind Hoe gaan we hierop in:
8
We kijken en luisteren naar wat een kind ons vertelt. Dit doen we de hele dag door. Bijvoorbeeld een kind van 2 jaar die veel ruzie maakt wil graag met andere kinderen meespelen maar weet niet precies hoe dit aan te pakken. We helpen hierbij door te vragen wat het kind wil en samen aan de andere kinderen te vragen of te stimuleren om het zelf te vragen. Bij het huilen van een baby proberen we er achter te komen wat de baby nodig heeft. Is het moe, heeft het een vieze luier, heeft het honger, of wil het aandacht. We nemen samen met het kind bewust afscheid van de ouders. Dit doen we door bij de deur of het raam te staan en de ouder samen uit te zwaaien. Het kind weet dan dat zijn ouders weg zijn en op het einde van de dag weer opgehaald wordt. Als een kind moeilijk in slaap komt blijven we er, voor zover haalbaar, bij tot het slaapt. Een baby vindt het prettig als wij dicht in de buurt zijn of ons direct kan zien. We zorgen ervoor dat de stamgroep voor hen overzichtelijk is. Dit doen wij door de baby in de box te leggen of in de babyhoek te laten spelen. Als een kind met anderen kinderen van een andere stamgroep wil spelen dan bieden we deze mogelijkheid. We stimuleren het kind als het “iets’ zelf wil doen. Wij bieden hulp als het daarom vraagt. Als we zien dat iets niet lukt, dan vragen we of het kind hulp wil. Bijvoorbeeld met het aankleden. Een kind kan gefrustreerd raken als na diverse pogingen iets niet lukt. We benoemen dan de frustratie en helpen het kind. We stimuleren het kind om mee te doen aan een activiteit , maar heeft het geen zin dan hoeft het niet. We proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de behoefte van het kind, maar dit is niet altijd mogelijk. Als een kind bijvoorbeeld zijn melk niet wil drinken proberen we het te stimuleren om een paar slokjes te nemen. Of als een kind zijn korstjes niet wil opeten proberen we toch of dit lukt.
We vinden het belangrijk dat het kind ritme en structuur ervaart Naast een gevoel van geborgenheid, hebben kinderen behoefte aan ritme en structuur. Dit biedt houvast, herkenbaarheid, voorspelbaarheid; kinderen weten waar ze aan toe zijn. In deze zin is duidelijkheid heel belangrijk voor het gevoel van veiligheid van kinderen. Op het kinderdagverblijf worden ritme en structuur op verschillende manieren geboden. Dit doen we door: Kinderen ritme en structuur in de vorm van een vaste dagindeling aan te bieden. -Om 7.30/8.00 uur komt het kind naar het dagverblijf en bestaat er de mogelijkheid om met de pedagogisch medewerker informatie uit te wisselen en kan er ruim afscheid genomen worden. De kinderen kunnen vrij spelen tot 9.15 uur. Om 9.15 uur begint ons dagprogramma met een gezamenlijk rustig moment. Dit kan bestaan uit voorlezen, kringgesprek, rijmpjes enz. Daarom vinden we het ook fijn dat de kinderen op tijd komen zodat we de dag op een ontspannen manier kunnen beginnen. Om 9 uur gaan de deuren van elke groep dicht – 9.15 tot 9.30 uur gebruiken we dit kwartiertje om rustig de dag te openen door een verhaaltje te vertellen of een kringgesprekje te houden. -9.30 uur-10.00 uur wordt er aan tafel liedjes gezongen, eten we (rijst)crackers, of ontbijtkoek en drinken we roosvicee of diksap. Daarna is het tijd voor het verschonen van de luier, het potje of de wc. -Van 10.30 uur tot 11.30 uur als de allerkleinste op bed liggen, doen we met de andere kinderen een activiteit, spelen we buiten of kunnen de kinderen vrij spelen. -Om 11.30-13.00 uur dekken we de tafel zingen we liedjes en nuttigen de broodmaaltijd. Daarna weer verschonen, potje of wc, eventueel nog een verhaaltje en is het tijd voor het middagslaapje.
9
-De oudere kinderen, die hier behoefte aan hebben, geven we de gelegenheid te rusten. Daarna doen we met hen een activiteit of is het tijd voor vrij spel. De jongere kinderen worden wakker uit hun middagslaap. -van 15.00-15.30 uur gaan we aan tafel voor sap en fruit. We zingen, lezen wat voor of kletsen wat. 15.30-16.30 uur is het weer tijd voor een activiteit, buitenspel of vrij spelen. -Vanaf 15.30 uur kunnen de kinderen opgehaald worden. Dit kan natuurlijk ook eerder maar dan graag in overleg met de ouders. -Rond 16.30 uur krijgen de kinderen nog een cracker, soepstengel en eventueel wat sap. -Om 18.00/18.30 uur sluit het kinderdagverblijf.
Gebeurtenissen zoals verjaardagen en het afscheid nemen van een kind, worden op een speciale manier gevierd. Het jarige kind mag bijvoorbeeld op een ‘verjaardagstoel’ zitten en krijgt een speciale feestmuts. Deze handeling hoort uitsluitend bij een bepaalde gebeurtenis en komt hierbij telkens terug. Dit zijn ‘rituelen’ van de groep. Rituelen kunnen voor kinderen heel belangrijk zijn. Vaak ontstaan rituelen mede door de inbreng van de kinderen. Grenzen en regels kunnen kinderen houvast en duidelijkheid bieden. Zonder regels, als alles mag en alles kan, voelen kinderen zich verloren. Kinderen moeten weten welke grenzen voor hen gelden. Een medewerker die onverwacht boos wordt, geeft een kind juist een onveilig gevoel. We proberen het aantal regels te beperken. Een kind dat rekening moet houden met een grote hoeveelheid regels, krijgt onvoldoende ruimte om dingen te ontdekken, moet zich inhouden en kan zich niet voluit ontwikkelen. Een kind dat zich niet aanpast aan de regels, overschrijdt grenzen, waardoor conflicten met de pedagogisch medewerkers ontstaan. Als er heel veel regels zijn, gebeurt dit vaak. Dit heeft negatieve gevolgen voor het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van het kind en voor de relatie van het kind met de pedagogische medewerker. Het kinderdagverblijf biedt structuur in de zin van bekende medewerkers die het kind kennen. Ieder kind heeft een eigen mentor. Hij/zij is verantwoordelijk voor de voortgang van het welbevinden van het kind. Daarnaast hoort ook een bekende groep kinderen tot de min of meer vaste structuur binnen de opvang. De ruimte speelt een belangrijke rol bij de duidelijkheid die we willen bieden. We proberen de ruimtes van ons kinderdagverblijf zo in te richten dat de indeling voor kinderen herkenbaar en helder (logisch) is. Dit is een voorwaarde om in een ruimte de eigen weg te kunnen vinden. Natuurlijk ziet de structuur zoals wij die bieden, er niet voor elke groep kinderen, elk kind of in iedere situatie hetzelfde uit. Kinderen die nieuw zijn op het kinderdagverblijf en nog moeten wennen, maken we stap voor stap bekend met het kinderdagverblijf, de andere kinderen en de medewerkers. Daarna leren we kinderen spelenderwijs onze regels. Andere kinderen helpen ons hierbij. Een nieuw kind ziet bijvoorbeeld dat andere kinderen voor het eten hun handen wassen. De meeste nieuwe kinderen ‘voegen’ zich min of meer vanzelf in deze structuur en vinden het al snel heel gewoon om voor het eten de handen te wassen. Het ene kind heeft meer behoefte aan duidelijkheid dan het andere kind. We proberen hier rekening mee te houden. Ook de situatie speelt een rol bij de structuur die we bieden. Met een groepje peuters naar de winkel lopen vraagt om meer duidelijkheid dan het spelen in de buitenspeelruimte.
De grenzen die we op het kinderdagverblijf gaan stellen hebben te maken met hygiëne en veiligheid (zowel fysiek als emotioneel), met normen en waarden en met de ontwikkeling van kinderen. Bijvoorbeeld: Tijdens het eten zitten we met alle kinderen gezamenlijk aan tafel, dus er wordt tussendoor niet gespeeld of gelopen. Dit ook vanwege de hygiëne. De kinderen wachten op elkaar, dat wil zeggen ze blijven net zolang aan tafel zitten totdat iedereen klaar is
10
met eten. Deze regel is van belang voor het kind en heeft te maken met normen en waarden: rekening houden met elkaar, respect hebben voor elkaar. Ook voor medewerkers is het prettig dat op deze wijze een rustige, overzichtelijke sfeer wordt gecreëerd. Er wordt natuurlijk gekeken naar de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen. De aller jongste kunnen nog niet al te lang aan tafel zitten. Medewerkers eten met de kinderen mee. Zien eten doet eten. Op het kinderdagverblijf wordt zoveel mogelijk gewerkt met een vaste dagindeling. Dit is van belang voor het kind; het geeft een kind houvast (veiligheid). Zo weten kinderen dat ze na het fruit of boterham nog kunnen spelen voordat ze worden opgehaald. Een vaste dagindeling biedt ook aan medewerkers structuur. Ze weten wat er van hen verwacht wordt en welke momenten geschikt zijn voor bijvoorbeeld het doen van activiteiten. De kinderen mogen in de groepsruimtes spelen. Ze mogen niet in ruimtes als de wasruimte en de voorraadruimte spelen, omdat het daar niet veilig is voor kinderen (in verband met de veiligheid van het kind zijn bepaalde ruimtes voor kinderen niet toegankelijk). Kinderen mogen, onder begeleiding, spelen in de buitenruimte. De kinderen moeten helpen bij het opruimen van het speelgoed. Als wordt overgegaan van de ene activiteit naar de andere (bijvoorbeeld van een knutselactiviteit naar het gezamenlijk eten), dan wordt het gebruikte materiaal en speelgoed eerst opgeruimd. Kinderen en pedagogisch medewerkers zingen samen een opruimliedje, waardoor het duidelijk wordt wat we gaan doen. Het stimuleert hen tot opruimen en het maakt het leuker. Medewerkers en kinderen zijn op deze wijze verantwoordelijk voor het netjes houden van de groepsruimte. Kinderen mogen als ze dat kunnen en als de situatie het toelaat, zoveel mogelijk zelfstandig dingen doen (bijvoorbeeld zelf een boterham smeren). Na het brood eten krijgen de kinderen de kans om zelfstandig de tanden te poetsen. Het zelfstandig kunnen functioneren is in het belang van de ontwikkeling van het kind. Op het kinderdagverblijf komen regels tot stand in overleg. In teamvergaderingen en met de oudercommissie worden praktijksituaties besproken aan de hand van de vragen: welke afspraken maken we hierover, waarom maken we deze afspraken en wat is het belang van het kind? Soms komen we op afspraken terug omdat ze in de praktijk niet altijd te handhaven zijn (onnodige, moeilijke of te onduidelijke afspraken). Het wennen Om goede opvang te kunnen bieden, moeten kinderen en ouders zich thuis voelen op het kinderdagverblijf. Dit gebeurt niet van de ene op de andere dag. Het is belangrijk dat zowel de medewerkers als de ouders voldoende tijd uittrekken voor het wennen. Doelen van de wenperiode: Het kind raakt vertrouwd met de nieuwe omgeving: het gebouw, de medewerkers, de andere kinderen en het dagritme. Pedagogisch medewerkers leren de aard en de gewoonten van het kind kennen. Pedagogisch medewerkers bouwen een band op met het kind. Ouders raken gewend aan de nieuwe situatie, aan de medewerkers en aan de gang van zaken op het kinderdagverblijf. Er ontstaat een vertrouwensrelatie tussen medewerkers en ouders. Voeding- en slaapritme en de pedagogische aanpak thuis wordt zoveel mogelijk afgestemd op het handelen op het kinderdagverblijf.
Hoe de wenperiode eruit ziet is afhankelijk van de leeftijd en de aard van het kind. Tijdens het plaatsingsgesprek maken medewerkers afspraken met ouders over het verloop van de wenperiode. Soms zijn er mogelijkheden om het kind al voor de plaatsingsdatum te laten wennen. Bijvoorbeeld als een ouder aangeeft dat het kind direct een hele dag komt omdat hij/zij moet werken. In het belang van het kind en de groep kan het goed zijn om te kijken
11
naar mogelijkheden om eerder te starten met het wennen. Ouders hebben recht om op 2 momenten te wennen. Het meegeven van een knuffel en/of speen kan bijdragen aan de veiligheid en vertrouwdheid van het kind. In het begin mag het kind dit naar behoefte bij zich houden. Zodra het kind zich vertrouwder voelt gaat de speen/knuffel in het bakje van het kind, zodat het kind kan ervaren dat het zich ook zonder vertrouwd kan voelen. Als een kind erg moe is of getroost moet worden, wordt knuffel en/of speen aangeboden. 8. Het bieden van uitdaging Ieder kind heeft een eigen karakter, eigen mogelijkheden. Ieder kind ontwikkelt zich in een eigen tempo, op een eigen manier. Ieder kind heeft de drang om zich te ontwikkelen. Sneller is niet beter; het belangrijkste is het plezier van het kind wanneer het iets nieuws kan. We zijn er van overtuigd dat wanneer een kind ergens aandacht voor heeft, het spelenderwijs en met veel plezier leert. Dit betekent voor ons dat wij goed moeten kijken naar waar een kind behoefte aan heeft, waar het mee bezig is en wat het wil doen. Het initiatief van de kinderen, de keuzes die zij maken, vinden wij erg belangrijk. Wij proberen hier waar mogelijk op in te spelen. Op ons kinderdagverblijf gaan we uit van een ontwikkelingsgerichte visie in de benadering van de kinderen. Dit betekent dat we: Ingaan op de ervaringen van kinderen; Zorgen voor een gevarieerd spelaanbod; Materiaal ‘uit de werkelijkheid’ aanbieden; Kijken naar kinderen en daar op inspelen. We vinden het belangrijk dat een kind wordt uitgedaagd om de eigen mogelijkheden te leren kennen en zich te ontwikkelen Pedagogisch medewerkers hebben een heel belangrijke rol als het gaat om het stimuleren van de persoonlijke competentie van kinderen. Om goed te kunnen functioneren zijn kennis en vaardigheden nodig. We stimuleren de persoonlijke competentie van een kind waarbij aandacht is voor de verschillende ontwikkelingsgebieden. Dit doen we als volgt: Een groot deel van de tijd gaan kinderen hun eigen gang op het kinderdagverblijf. Een medewerker ‘stuurt’ hierin door o.a. het aanbieden van materialen, inrichting van de ruimte en het stimuleren van samenspel. Deze onderwerpen worden verderop in dit hoofdstuk uitgewerkt. Ook wat betreft het stimuleren en uitdagen van kinderen sluiten we aan bij de leeftijd, de ontwikkeling en interesse van een kind. Een baby laten we voelen aan de speeltjes waar hij of zij naar kijkt. Een peuter mag bijvoorbeeld kiezen welk boekje de medewerker gaat voorlezen. De medewerker kan tijdens het voorlezen die aspecten benadrukken die het kind leuk vindt. Voor baby’s proberen we zoveel mogelijk een plek te creëren waardoor ze zich vrij en veilig kunnen bewegen en speelgoed kunnen ontdekken. Het ontdekken van speelgoed van baby’s gaat voornamelijk via de mond. Hier is spelmateriaal voor aanwezig en dit is ook goed schoon te maken. We hebben op iedere groep heel bewust een babyhoek gecreëerd We houden rekening met het vertraagde reactievermogen van een baby, door rustig te praten ,benoemen wat je ziet en zeggen wat je doet. We buiten de verzorgingsmomenten uit en maken daar contactmomenten van waarbij we volledige individuele aandacht geven. We gebruiken de wipstoel alleen voor de baby om na de voeding te kunnen “uitbuiken”. Anders gaat het in de babyhoek of box spelen wat belangrijk is voor de motoriek en het ontdekken van materialen Door de ervaringen van een kind te benoemen (“je vindt dit leuk hè?”) en de
12
pogingen van het kind aan te moedigen (“wat kun jij dat goed!”) stimuleren we het kind om zijn ervaringen uit te breiden en nieuwe dingen te blijven proberen. Activiteiten en materialen We letten er op dat de materialen en activiteiten die we aanbieden, aangepast zijn aan de leeftijd van de kinderen en betrekking hebben op de verschillende ontwikkelingsgebieden: lichamelijke-, verstandelijke-, taal-, creatieve-, emotionele- en sociale ontwikkeling. De ontwikkelingsgebieden zijn in de praktijk nauw met elkaar verbonden. Om toch een indruk te geven van de materialen die we gebruiken en de activiteiten die we met de kinderen doen, volgen hieronder een aantal voorbeelden, ingedeeld per ontwikkelingsgebied. Voorbeelden van materialen en activiteiten die de lichamelijke ontwikkeling stimuleren: activity-centre, stapelbakjes, speeltjes die verschillend aanvoelen of die rammelen, duwkar, poppenwagens, klimhuis, glijbaan, bal over rollen, liedje met de bewegingen ‘klap eens in je handjes’, dansen, bewegingsspelletjes, op grote vellen vingerverven, tekenen met dikke potloden, insteekmozaïek, duplo, buitenactiviteiten als fietsen, rennen, klimmen etc., muziek, dans en beweging, stoere activiteiten. Voorbeelden van materialen en activiteiten die de verstandelijke ontwikkeling stimuleren: boekjes lezen, puzzelen, verkleedkleren, poppen, garage met autootjes, memory, sorteerspelletjes, spelletjes met kleuren, blokkenstoof. Voorbeelden van materialen en activiteiten die de taalontwikkeling stimuleren: boekjes, liedjes, praten over wat de pedagogische medewerker of het kind doet, voeren van gesprekjes met elkaar. Voorbeelden van materialen en activiteiten die de creatieve ontwikkeling stimuleren: werken met klei, (vinger-)verf, verkleedkleren, muziekinstrumentjes, dansen, poppenkast. De manier waarop we de emotionele ontwikkeling ondersteunen is beschreven in het hoofdstuk over veiligheid. De sociale ontwikkeling wordt apart beschreven (zie verderop in dit hoofdstuk). Er worden gezamenlijke activiteiten aangeboden aan kinderen. In de stamgroepen loopt het leeftijd- en ontwikkelingsniveau door elkaar heen. Het 3+programma, baby-meeting, de “stoere activiteiten” en muziek, dans en beweging, proberen we zo leeftijdsgericht in te delen. Dit betekent dat de kinderen van de Zon en de Ster elkaar tijdens deze activiteiten treffen. Kinderen van beide stamgroepen gaan geregeld bij elkaar spelen, een activiteit ondernemen maar nooit langer dan 4 uur. Daarna gaan de kinderen terug naar de eigen groep. Ouders zijn hiervan op de hoogte. Omdat het kinderdagverblijf maar uit 2 groepen bestaat zijn de kinderen met elkaar en de pedagogisch medewerkers bekend. Door geregeld samen te spelen en elkaar te ontmoeten is het samen activiteiten ondernemen vertrouwd en is de emotionele veiligheid gewaarborgd. Door goede communicatie van de pedagogisch medewerkers onderling is er altijd een goede overdracht. Kinderen leren van elkaar en kijken naar elkaar. Bijvoorbeeld: we gaan met kinderen appelflappen bakken. Kinderen krijgen deeg, appels, rozijntjes en echte (kinder)mesjes. Kinderen kijken naar elkaar en naar de medewerkers: hoe moet je snijden, hoe vouw je de appelflap. We stimuleren de kinderen ook bij hun activiteiten. We gaan in op wat de kinderen aandragen. Bijvoorbeeld: een groep kinderen is druk bezig met het maken van pepernoten. Een aantal kinderen gaat zelf direct aan de slag nadat het deeg is uitgedeeld. Andere kinderen wachten af, medewerkers, maar ook de kinderen in de groep, nodigen de kinderen uit om mee te doen. Sommige pepernoten vallen wat groot uit of krijgen een wel heel aparte vorm. Alles is goed, zolang het maar gebakken kan worden. De kinderen zijn zichtbaar trots op het resultaat. Er zijn verschillende activiteiten te bedenken bij een thema. Bijvoorbeeld liedjes zingen, knutselen, kring en toneelspelletjes, buiten. Liedjes: Er zijn verschillende redenen om met kinderen te zingen. Binnen een bepaald thema zingen we liedjes met de kinderen. Als we kinderen bepaalde begrippen of onderwerpen willen
13
leren, dan zingen we liedjes hierover. Ook laten we kinderen zelf kiezen welk liedje er gezongen wordt. Verder zingen we voor het eten of slapen gaan een liedje voor de structuur en taalontwikkeling. Knutselen: Bij een bepaald thema kunnen diverse knutselactiviteiten aangeboden worden. We kunnen verven, plakken, stempelen enz. Omdat we ontwikkelingsgericht werken is het proces belangrijker dan het product. Heeft het knutselen een specifiek doel om iets aan te leren bijvoorbeeld de begrippen neus, ogen, mond, oren dan kan dit themagericht aangeboden worden. Stimuleren van samenspel We vinden het belangrijk dat kinderen leren om te gaan met anderen. Het samenspelen wordt gestimuleerd. Baby’s en peuters spelen nog niet samen met een vooropgezet plan en spelen naast elkaar. De kinderen krijgen plannen en associaties tijdens het spel. Het gelijktijdig met iets spelen, kan leiden tot samenspel. We stimuleren kinderen om samen te spelen: met z’n tweeën of in kleine groepjes. Dit gebeurd doorgaans v.a. 3 jaar. We realiseren ons dat kinderen soms ook behoefte hebben om alleen te spelen, of een beetje te dromen. Dit gedrag wordt geaccepteerd. We houden het kind in de gaten en proberen het na een tijdje weer te betrekken bij het groepsgebeuren. Kinderen die echt moeite hebben met samenspelen worden door de pedagogische medewerker geholpen, bijvoorbeeld door samen met het kind een spelletje te doen en andere kinderen uit te nodigen om mee te spelen. Kinderen kunnen zelf met materiaal gaan spelen en het spel op gang houden. We moeten er wel voor waken dat er niet teveel aan speelgoed gepakt wordt, waardoor kinderen zich niet meer kunnen concentreren. Soms bieden we dan ook heel gericht spelmateriaal aan om een ontstane situatie (ruzie, druk gedrag) te veranderen. Kinderen worden dan gestimuleerd tot samenspel. Als het samenspel uitmondt in een conflict dan kijken de medewerkers of de kinderen het conflict zelf kunnen oplossen. Zo niet, dan grijpen de medewerkers in. Kinderen worden uit elkaar gehaald en bijvoorbeeld met een spelletje aan tafel gezet. Maar over het algemeen geldt: als kinderen zelf hun spel kiezen en dit verder uitbouwen dan vindt er zo min mogelijk bemoeienis plaats van medewerkers. De aanwezigheid van verkleedkleren stimuleert veel (fantasie)samenspel. Met name meisjes zijn samen veel bezig met fantasiespel (“vadertje en moedertje spelen”). Jongens houden zich veel meer bezig met bijvoorbeeld samen rennen. Een activiteit die relatief nieuw is voor kinderen, zorgt voor veel plezier en samenspel gedurende een lange tijd. Ook vindt er nauwelijks bemoeienis van volwassenen plaats. Voorbeeld: een groepje kinderen is buiten een grote doos aan het schilderen. De doos wordt een huis. De kinderen zijn in de leeftijd van 2 tot bijna 4 jaar. Oudere kinderen helpen de jongere (geven uitleg over hoe je bijvoorbeeld moet schilderen). Soms worden we door kinderen uitgenodigd om mee te spelen. Bijvoorbeeld als ze zelf vastlopen in het spel: kinderen zijn met poppen aan het spelen, maar hebben moeite met het aankleden van de poppen. Aan de medewerker wordt om hulp gevraagd. Wanneer we zelf kinderen uitnodigen om mee te spelen, dan lijkt het alsof kinderen meer durven. Kinderen spelen veel met elkaar. Als kinderen langere tijd bij elkaar in de groep zitten en dus een band op kunnen bouwen, vindt er meer samenspel tussen de kinderen plaats. Grote kinderen zijn daarin het voorbeeld voor de kleinere kinderen. Kinderen van dezelfde groep helpen elkaar en nemen het voor elkaar op. Omgaan met conflicten tussen kinderen Jonge kinderen begrijpen pas emoties van anderen(dus ook in staat tot oplossen van conflicten vanaf 3,5 jaar). Dit is dus moeilijk voor kinderen. Voor de ontwikkeling van hun
14
eigenheid is het hebben van conflicten erg belangrijk, ze ervaren waar ze tegenaan lopen en ervaren dat het niet altijd kan gaan zoals ze zelf willen. Toch proberen we al van jongs af aan de kinderen te leren hoe ze met elkaar moeten omgaan. We leren kinderen materialen te delen, samen te werken en ruzies op te lossen. In een groep kinderen ontstaan soms conflicten. We laten kinderen zoveel mogelijk zelf het conflict oplossen. Maar als kinderen elkaar bijten of slaan, grijpen we in. We roepen de twee ‘vechters’ bij elkaar en vragen wat er aan de hand is. Soms hebben kinderen ruzie om speelgoed: ze willen allebei dezelfde pop. We helpen kinderen met het zoeken naar een oplossing en geven ze allebei een op elkaar lijkende pop. Als er binnen een groep steeds conflicten ontstaan, kan het een oplossing zijn om de samenstelling van de groep te veranderen. Dit doen we door kinderen in een andere groep te laten spelen. Grote kinderen hebben veel invloed op het al dan niet ontstaan van conflicten. We grijpen in als grote kinderen ruzie maken met kleine kinderen (ze zijn niet aan elkaar gewaagd). Voor elke situatie zoek je een oplossing om het conflict te beëindigen. Soms onderneem je acties om ruzies te voorkomen: de grote groep kinderen uit elkaar halen en in kleine groepjes activiteiten gaan doen. Vriendschappen tussen kinderen Tussen kinderen op het dagverblijf ontstaan er ook vriendschappen. Ze ontstaan als kinderen langere tijd in de groep met elkaar doorbrengen, waardoor ze elkaar goed leren kennen. De kinderen zijn dan meestal ongeveer even oud. Soms willen kinderen uit verschillende groepen met elkaar spelen. Dit is vaak geen probleem. Kinderen spelen veel met elkaar en laten zien dat ze elkaar leuk en lief vinden.
Inrichting en sociale contacten De inrichting bepaalt voor een deel op welke manier kinderen kunnen samenspelen. De inrichting kan kinderen uitnodigen tot samenspelen of juist bron van conflicten zijn. Er wordt gespeeld bij speciaal daarvoor bedoelde speelobjecten of speelhoeken: Kinderen vinden het prettig om af en toe buiten het zicht van medewerkers te kunnen spelen. Dit is spannend en uitdagend. Daarom is een speelhoek (achter de box) of de speelhal ook zo populair. Kinderen kunnen gebruik maken van het hele kinderdagverblijf. Nadat een kind vertrouwd is geraakt met de groepsruimte, kan een kind het kinderdagverblijf verder onderzoeken, andere kinderen ontmoeten en nieuwe speelplekjes ontdekken. Zelfstandigheid bij kinderen We vinden het belangrijk dat kinderen leren hun eigen keuzes te maken en zelfstandig te zijn. We leren kinderen zelf oplossingen te bedenken voor ‘problemen’ als: waar hoort dit puzzelstukje; ik wil met die auto spelen, hoe kom ik erbij; hoe krijg ik dit balletje door dat gaatje? Etc. In plaats van het probleem op te lossen, stimuleren we kinderen een eigen oplossing te zoeken. We leren kinderen keuzes te maken. Een groot deel van de dag mogen kinderen kiezen wat ze willen doen en met wie ze willen spelen. Ze kunnen kiezen of ze mee gaan naar een andere groep (op termijn), of liever in de eigen groepsruimte blijven spelen; ze kunnen kiezen om mee te doen met de gezamenlijke activiteit. Ze kunnen kiezen welke liedjes we zingen (vaak mogen kinderen dit om de beurt zeggen); ze kunnen kiezen wat ze op hun brood willen. Voor kinderen die het lastig vinden om te kiezen, maken we de keuze gemakkelijker door ze uit twee of drie mogelijkheden te laten kiezen. Ook zelf de boterham klaar maken is van belang of het zelf aan en uit kleden. Kinderen mogen helpen bij ‘klusjes’. In een kinderdagverblijf moeten bepaalde taken worden uitgevoerd. Veel klussen worden door medewerkers gedaan, maar sommige taakjes zijn geschikt om door kinderen te laten doen. De taken die we kinderen laten uitvoeren zijn
15
bijvoorbeeld: opruimen van de bekers na het drinken; was in de wasmand doen; boodschappen ophalen uit de speelhal; zelf insmeren met zonnebrandcrème; een washandje pakken; spullen naar een andere groep brengen. Kinderen zijn ook in staat om (een beetje) voor elkaar te zorgen. Ze kunnen elkaar helpen, elkaar troosten etc. Dit blijkt uit de volgende voorbeelden: grote kinderen geven kleine kinderen eten; bijvoorbeeld stukjes brood aangeven. kinderen ‘lezen’ boekjes voor aan andere kinderen; kinderen wiegen baby’s in slaap (de baby ligt in de wandelwagen en een kind schommelt zachtjes met de wagen); grote kinderen trekken een kar waarop kleine kinderen zitten; grote kinderen troosten kleine kinderen die huilen en geven het kind een speentje. elkaar helpen bij het aan en uit kleden. Kinderen kunnen al veel taakjes zelf doen, maar we gaan de taakjes niet bewust uitbreiden. Alleen als kinderen het leuk vinden kunnen ze medewerkers meehelpen. Zo gebeurt het dat kinderen spontaan meehelpen (bijvoorbeeld de stoep buiten vegen). We betrekken kinderen bij taken omdat we zien dat kinderen al veel zelf kunnen en dit ook leuk vinden. Er zijn taken die pedagogisch medewerkers en kinderen gezamenlijk uitvoeren: speelgoed opruimen, tandenborstels uitdelen enz. Door bepaald materiaal te gebruiken worden kinderen gestimuleerd om dingen zelf te doen. Bijvoorbeeld: kleine mandjes, waar kinderen hun kleren indoen, stimuleert het zelf aan- en uitkleden (kinderen kunnen makkelijker hun kleren vinden). Een makkelijk te gebruiken wasmand op de groep stimuleert kinderen om de was er zelf in te doen. Zelfredzaamheid We vinden het belangrijk dat kinderen leren zelfredzaam te zijn: We leren kinderen van jongs af aan en spelenderwijs zichzelf te verzorgen, bijvoorbeeld zelf aan- en uitkleden. De baby’s beginnen bijvoorbeeld met het uittrekken van de sokjes (iets dat je de meeste baby’s niet hoeft te leren). De meeste peuters kunnen zichzelf uitkleden, maar met aankleden hebben de meesten nog hulp nodig. Een kind dat niet zelf wil eten, stimuleren we door het brood in kleine stukjes aan te bieden en ze gedeeltelijk te helpen. Deze hulp wordt vervolgens steeds verder afgebouwd. Oudere kinderen smeren zelf hun brood of mogen zelfs in de poppenhoek hun boterham eten met wat vriendjes. Hoe ouder de kinderen, hoe meer we verwachten dat ze helpen met opruimen. De ruimtes zijn aangepast op zoveel mogelijk zelfstandig gebruik door kinderen. Zo hebben we bijvoorbeeld kleine wc-tjes en lage wasbakken zodat kinderen zelf hun handen kunnen wassen. 9. Overdragen van normen en waarden We willen de kinderen een aantal normen en waarden meegeven en daarom gaan we op een bepaalde manier met de kinderen om. We vinden het belangrijk dat kinderen elkaar respecteren. Pedagogische medewerkers hebben daarin een voorbeeldfunctie :uit onze houding en handelswijze wordt duidelijk dat alle kinderen er mogen zijn. We begroeten kinderen allemaal als ze binnenkomen, de kinderen zijn welkom. Daarnaast zijn er omgangsvormen die we belangrijk vinden zoals niet met volle mond praten. Hand voor je mond terwijl je hoest.
16
We hebben aandacht voor de individuele mogelijkheden tot ontplooiing van kinderen, we begeleiden kinderen in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en hebben aandacht voor de emoties van kinderen. Als een kind iets heeft gemaakt of heeft gedaan waar het zichtbaar trots op is, dan ondersteunen we dat gevoel, we geven het kind complimentjes. Kinderen hebben de mogelijkheid om keuzes te maken: ze kunnen zelf speelgoed kiezen of met activiteiten meedoen, ze kunnen kiezen om alleen te spelen of om met andere kinderen mee te doen. De morele ontwikkeling begint met het aangaan van een band met de opvoeders. Het gevoel van gezamenlijkheid en het zich prettig voelen in relaties met anderen is de eerste aanzet. Het goed hebben met elkaar in de vorm van rituelen, troosten en aanvoelen, is de basis van normen en waarden. Ook een belangrijke voorwaarde voor de morele ontwikkeling is het leren dat je iets teweeg kan brengen bij de ander. Op een kinderdagverblijf maken kinderen deel uit van een groep. De groepsopvang biedt mogelijkheden om kinderen te leren met andere kinderen rekening te houden, met andere kinderen samen te spelen, andere kinderen te helpen, conflictjes op te lossen. Kinderen krijgen de kans om zich sociale vaardigheden eigen te maken en daar zijn regels voor nodig. Bijvoorbeeld: Kinderen mogen elkaar niet pesten of slaan (boos worden mag, maar geen lichamelijk of verbaal geweld); Kinderen moeten op elkaar wachten (bijvoorbeeld tijdens het eten) en elkaar uit laten praten. Regels zijn er ook om kinderen, naast respect voor elkaar, respect voor hun omgeving te leren bijvoorbeeld: Kinderen moeten met respect met spullen omgaan. Kinderen moeten met respect met voedsel omgaan. Kinderen ontdekken dat op het kinderdagverblijf zaken anders kunnen gaan dan dat ze misschien thuis gewend zijn. Ze leren om te gaan met deze verschillen doordat we er met de kinderen over praten en aangeven dat deze verschillen naast elkaar mogen bestaan. Aan tafel ontstaan er gesprekjes met kinderen: “hoe doen jullie dat thuis?” Tijdens het voorlezen van boekjes over andere culturen, ontdekken kinderen dat mensen er heel verschillend uit kunnen zien, andere gebruiken hebben, in andere huizen wonen etc. We zingen liedjes uit andere landen: niet overal gebruiken we dezelfde woorden. De volgende waarden vinden we van belang: We vinden het belangrijk dat een kind leert om respect te hebben voor zichzelf Voor het omgaan met respect voor jezelf bestaan geen gedragsregels. We vinden het belangrijk dat een kind leert eigen behoeftes en emoties te herkennen en te verwoorden, eigen keuzes te maken, zelfvertrouwen te ontwikkelen en op een positieve manier voor zichzelf op leert te komen. We vinden het belangrijk dat een kind leert om respect te hebben voor anderen Voorbeelden van gedragsregels die hierop betrekking hebben: Wat je niet wilt dat jou overkomt, moet je ook niet doen bij de ander. Luister naar elkaar, je mag om de beurt iets vertellen. Heb respect voor elkaars mening. Je mag boos worden en voor jezelf opkomen, maar geen lichamelijk of verbaal geweld gebruiken. Help als een ander hulp nodig heeft. Heb een open houding naar anderen. Mensen verschillen van elkaar. De diversiteit is
17
vanzelfsprekend. Kinderen ontdekken dat de dingen anders gaan dan ze thuis gewend zijn. Dat er tussen gewoonten, uiterlijk, kleding en of taal van mensen verschillen bestaan. 10. Volgen van kinderen Pedagogische medewerkers houden iedere dag in de gaten hoe het met de kinderen gaat. Als het nodig is passen ze daar hun manier van omgang met een kind of een groep kinderen op aan. Ieder kind heeft een mentor-medewerker. De mentor let op hoe het kind in zijn of haar vel zit en hoe de ontwikkeling verloopt. De kinderen worden gevolgd middels een kindvolgsysteem. Dit wordt o.a. besproken in groepsoverleggen die 1 keer in de 2 maanden gehouden worden. Gaat alles naar wens, dan worden de ouders uitgenodigd voor een oudergesprek waarin het welbevinden van het kind wordt besproken. Dit gebeurt één keer per jaar en zijn gekoppeld aan de verjaardag van het kind. Het kan dan niet betekenen dat ouders voor “verrassingen” komen te staan. Het is bij ouders bekend hoe het met hun kind gaat alleen is het prettig om even de tijd te nemen om dit rustig te kunnen bespreken. Het komt soms voor dat we ons zorgen maken over de ontwikkeling of het gedrag van een kind. In dit geval bespreken we onze zorgen zo snel mogelijk met ouders. We handelen aan de hand van een stappenplan. Relevante protocollen zijn: het signaleringsprotocol, protocol kindermishandeling en protocol sexueel misbruik, 11. Verzorging van kinderen Bij de opvang van jonge kinderen speelt de verzorging van de kinderen een grote rol. We doen ons best deze momenten ook te benutten als zinvolle contactmomenten. Veel verzorgingsmomenten zijn bij uitstek geschikt om met een individueel kind contact te maken. Zo is het verschonen niet alleen een moment waarop een kind een schone luier krijgt, het is ook een goede gelegenheid om met een kind te knuffelen, te praten, lachen etc. Voeding We vinden het belangrijk dat kinderen gezonde voeding krijgen. Daarom is het eten en drinken dat de kinderen op het kinderdagverblijf krijgen, gebaseerd op richtlijnen van het consultatiebureau. Baby’s Bij baby’s (onder 1 jaar) volgen we zoveel mogelijk de aanwijzingen van de ouders over voeding van het kind. Baby’s krijgen flesvoeding of afgekolfde moedermelk. Ook is het mogelijk dat moeders zelf hun kindje komen voeden. Is dit niet het geval dan wordt de afgekolfde melk ’s morgens gekoeld meegegeven en door ons opgewarmd (zie ook werkinstructie voedselhygiëne). Als ouders aangeven dat hun kind hieraan toe is, geven we ook een fruithapje en brood. De wat oudere kinderen krijgen ’s morgens peperkoek, crackers, rijstwafels en appelsap of diksap en tussen de middag bruin brood met hartig en zoet beleg. Bij de boterham drinken kinderen in principe melk. ’s Middags krijgen de kinderen fruit en daarna appelsap of diksap. Als een kind vanwege zijn gezondheid andere voeding moet krijgen dan op het kinderdagverblijf beschikbaar is, wordt in overleg naar een oplossing gezocht. We houden zoveel mogelijk rekening met voedingsgewoonten die samenhangen met geloof- of principiële overtuigingen van ouders.
Trakteren
18
Als een kind jarig is, afscheid neemt of iets anders te vieren heeft, dan besteden we daar uitgebreid aandacht aan. Ouders mogen bij deze gelegenheid aanwezig zijn. We vragen ouders om voor gezonde traktatie van fruit, zuivel of groente te zorgen. Verschonen en zindelijk worden Kinderen die een luier dragen worden minimaal drie keer per dag verschoond. Meestal gebeurt dit op vaste momenten van de dag (na het fruit eten, na de boterham en als de kinderen uit bed komen). Is het nodig om een kind tussendoor te verschonen, dan gebeurt dit uiteraard. Op het kinderdagverblijf bieden we kinderen de gelegenheid op het potje of wc’tje te leren plassen of poepen. Een kind geeft zelf aan of het toe is aan het zindelijk worden. Het ene kind zal daarmee rond zijn tweede levensjaar zover zijn, maar er zijn ook veel kinderen die rond hun derde levensjaar of later zindelijk worden. We proberen de zindelijkheidstraining op het kinderdagverblijf af te stemmen op hoe ouders hier thuis mee om gaan. Slapen Bij jonge kinderen wordt het slaapritme van het kind gevolgd. Kinderen vanaf ongeveer anderhalf jaar slapen over het algemeen nog maar één keer per dag. Zij gaan na de maaltijd naar bed. De oudere kinderen rusten op een strecher in de groepsruimte of blijven op. Bij het bepalen of een kind al dan niet gaat slapen of rusten op een stretcher, gaan we uit van de behoefte van het kind. We overleggen hierover met de ouders. Buiten spelen We vinden het belangrijk dat kinderen regelmatig buiten zijn. We streven ernaar om één keer per dag met de kinderen naar buiten te gaan. Als de kinderen in de zomer naar buiten gaan en de zon schijnt, worden zij met zonnebrandcrème ingesmeerd. Op het kinderdagverblijf is zonnebrandmiddel aanwezig, factor 40. Baby’s mogen niet in de volle zon liggen, zitten of spelen. Indien nodig zetten we hen een zonnehoedje op (we vragen aan ouders dit mee te geven).We laten baby’s op de schaduwrijke plaatsen in de tuin kruipen. Het kan gebeuren dat kleding die een kind aanheeft, nat- of erg vies wordt. In dit geval krijgt een kind schone kleren aan. We vragen aan ouders om passende reservekleding mee te brengen. Fysieke veiligheid en gezondheid Uiteraard moet ons kinderdagverblijf veilig en hygiënisch zijn. Om hiervoor te zorgen volgen we de richtlijnen uit de volgende werkinstructies: Veiligheidseisen materiaal in de kinderopvang; Giftige planten; Inkoop en onderhoud speeltoestellen; Protocol hygiëne en gezondheid; Voedselhygiëne. De manier waarop we omgaan met zieke kinderen en kinderen die een ongeluk overkomt, staat beschreven in het protocol ‘Ziekte en ongevallen’. Andere werkinstructies over zieke kinderen zijn het protocol ‘Toedienen van medicijnen’ en het protocol ‘Medisch handelen’. Alle groepsleiding volgt de cursus Eerste hulp bij ongelukken van kinderen. Deze cursus wordt ieder jaar herhaald. Uiteraard vinden we het voorkomen van ernstige ongevallen heel belangrijk. Om zicht te krijgen op risico’s en het voorkomen van risico’s, worden (bijna)ongevallen geregistreerd. Ons kinderdagverblijf heeft een calamiteitenplan, dat minimaal één keer per jaar met de kinderen wordt geoefend. Er zijn BHV-ers aanwezig, waarvan 1 hoofd BHV-er per dag.
19
Wanneer we buiten gaan spelen, lopen de pedagogisch medewerkers en kinderen met de samen op stap lijn naar buiten. In geval van een calamiteit is de samen op stap lijn voor kinderen niet onbekend. De samen op stap lijn is een lijn met ringen waar de kinderen zich aan vast houden. Eén keer per jaar checken we nadrukkelijk onze accommodatie en ons handelen op veiligheid en gezondheid. We doen dit met behulp van landelijk gebruikte vragenlijsten. Als het nodig is, leidt deze risico-inventarisatie tot actie. Onze bevindingen en acties op het gebied van veiligheid en gezondheid komen in een verslag waarover ook ouders worden geïnformeerd.
12. Samenwerking met ouders Ouder en kinderdagverblijf delen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van een kind. Om een kind goed op te kunnen vangen, te kunnen opvoeden en verzorgen, moeten wij op de hoogte zijn van de thuissituatie van het kind. Uiteraard voor zover dit van betekenis is voor de opvang op het kinderdagverblijf. Andersom moet een ouder ook weten hoe de dag op het kinderdagverblijf voor het kind is verlopen, hoe een kind zich daar voelt, gedraagt etc. Regelmatige uitwisseling tussen ouders en medewerkers over het welbevinden, de ontwikkeling en gezondheid van het kind vinden wij daarom belangrijk. Er is tijdens de breng- en haalcontacten gelegenheid om relevante informatie met medewerkers uit te wisselen. Voor ouders van baby’s wordt deze mondelinge uitwisseling ondersteund door een communicatieschriftje. Dit doen we tot ongeveer 1 jaar. Er wordt ongeveer één keer per jaar een ouderavond georganiseerd, meestal in overleg met de oudercommissie. Deze avonden hebben tot doel het informeren van de ouders over zaken die spelen op het kinderdagverblijf, over hoe we werken, of over opvoedkundige thema’s. Als ouders niet tevreden zijn over bepaalde zaken in het kinderdagverblijf dan kan dit gemeld worden bij de pedagogische medewerkers en/of teamleider. Kan er samen met hen de problemen niet opgelost worden dan kan er beroep gedaan worden op de interne klachtenregeling. Babybeleid: Omgaan met baby’s op de groep is erg belangrijk. Het is vooral belangrijkom baby’s zoveel mogelijk rust aan te bieden. Hier volgen de belangrijkste punten om hieraan te voldoen.: De baby krijgt per dag zoveel mogelijk een vaste verzorger. Op een rustige plek voeden. De inrichting zo neutraal mogelijk maken en zoveel mogelijk opbergen in kasten en lades. Verschoon momenten gebruiken als echte contact momenten en volledig op de baby concentreren. We storen elkaar zo min mogelijk, dus we komen niet zomaar bij elkaar op de groepen. Baby alleen in wipstoeltje na de voeding om “uit te buiken”. Baby de tijd geven om te reageren. Niet teveel speelgoed tegelijk geven. Alles benoemen wat je doet en doen wat je zegt.
20
21