Passend onderwijs: gaat het allemaal passen? Als er één onderwijsthema is dat de gemoederen in het onderwijs al een poos bezig houdt dan is het wel passend onderwijs. Met name de aangekondigde bezuinigingen hebben veel onrust veroorzaakt in het onderwijs. De bezuiniging van 300 miljoen euro is nu 1 jaar uitgesteld, en gaat in 2013 in.1 Doordat veel (media)aandacht naar de bezuinigingen is gegaan, sneeuwt de aandacht voor de beoogde stelselwijziging onder. Terwijl er grote veranderingen op komst zijn voor zowel het regulier als het (voortgezet) speciaal onderwijs. In dit artikel willen we daarom de schijnwerper vooral zetten op deze stelselwijziging.
17 juni 20114 aan de Tweede Kamer wordt aangekondigd dat in 2012 wel een begin wordt gemaakt met de omvorming naar het nieuwe stelsel maar dat de verandering van bevoegdheden en taken voor schoolbesturen en samenwerkingsverbanden per 1 augustus 2013 in werking gaat.
2. Budgettering De grootste verandering is wellicht dat het speciaal onderwijs gebudgetteerd gaat worden en dat de samenwerkingsverbanden een grote rol krijgen in het toedelen van wat straks de lichte en de zware zorg gaat heten. De huidige Regionale Expertise Centra (REC’s) met hun regionale indeling houden op te bestaan. De schoolbesturen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in cluster 3 (onderwijs aan leerlingen met lichamelijke en/of verstandelijk beperking) en cluster 4 (onderwijs aan leerlingen met gedragsmatige beperking) treden vanaf 1 augustus 2013 toe tot de samenwerkingsverbanden. De clusters 1 en 2 blijven vanwege hun landelijke functie buiten beeld en ontvangen een aparte lumpsum-bekostiging. Er komen samenwerkingsverbanden voor het primair onderwijs (PO) en het voortgezet onderwijs (VO). De huidige regio-indeling voor de VO-samenwerkingsverbanden is uitgangspunt, ook voor de vorming van de PO-samenwerkingsverbanden. Dit resulteert in een sterke vermindering van het aantal samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs: een daling van 234 naar straks 75 samenwerkingsverbanden!5 In het voortgezet onderwijs kunnen meestal de huidige verbanden wel intact blijven en zal vaak sprake zijn van een wijziging hiervan (in elk geval zullen de schoolbesturen van cluster 3 en 4 in het gebied toetreden tot het samenwerkingsverband). Er zullen 73 samenwerkingsverbanden VO worden gevormd (nu nog 75).
Mr.drs. H. Nijkamp*
1. Wetsvoorstel Er wordt al jaren gesproken over een nieuwe aanpak voor passend onderwijs. Het lijkt er nu eindelijk op dat de huidige kabinetsplannen een grote kans van slagen hebben nu een Kamermeerderheid2 zich erachter heeft geschaard. Op 31 januari 20113 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een beleidsbrief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin een nieuw stelsel wordt aangekondigd. Bij deze brief zat een bijlage waarin het wettelijk kader is omschreven. Vervolgens is dit voorjaar een concept wetsvoorstel passend onderwijs gepubliceerd op internet voor consultatie. Het wetsvoorstel ligt op het moment van dit schrijven voor advies bij de Raad van State en zal naar verwachting eind september 2011 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Aanvankelijk was het de bedoeling dat het wetsvoorstel op 1 augustus 2012 in werking zou treden en dat vanaf dat moment er ook nieuwe samenwerkingsverbanden actief zouden zijn. Inmiddels heeft de minister ingezien dat dit geen goed begaanbaar tijdpad is voor het onderwijs, en is de invoering een jaar opgeschoven. In de brief van
3. Het nieuwe tijdpad Uitgaande van voorspoedige behandeling van het wetsvoorstel door het parlement, moeten de samenwerkingsverbanden op 1 november 2012 bestuurlijk zijn gevormd en ingericht. Het schooljaar 2012/2013 dient vervolgens benut te worden om te komen tot het opstellen van een zorgplan per 1 maart 2013. De wettelijke zorgplicht voor schoolbesturen en de uitvoering van de wettelijke taken voor het nieuwe samenwerkingsverband gaat naar verwachting per 1 augustus 2013 in. Op dat moment gaan overigens ook de bezuinigingen van 300 miljoen euro in: in 2 schooljaren (2013/2014 en 2014/2105) wordt een forse bezuiniging gerealiseerd op de ambulante begeleiding; per 1 augustus 2014 worden de klassen in het (voortgezet) speciaal onderwijs met 10% vergroot.
* mr.drs. H. Nijkamp is werkzaam als managing consultant bij CPS Onderwijsontwikkeling en advies
School en Wet
5
4. Wat gaat er veranderen?
lichte zorg in het primair onderwijs gaan wel naar de samenwerkingsverbanden; de middelen voor lwoo en pro worden wel gebudgetteerd maar de landelijke indicatiecommissies rvc blijven voorlopig in tact.
Wat gaat er inhoudelijk nu veranderen door passend onderwijs? Hierboven is al aangegeven dat de grootste verandering de budgettering is. Op dit moment heeft het (voortgezet) speciaal onderwijs en het lwoo (leerwegondersteunend onderwijs) en het Praktijkonderwijs (pro) nog een open eind bekostiging. Er gelden weliswaar landelijke indicatiecriteria en ook verplicht ingestelde indicatiecommissies (de commissie voor indicatiestelling (cvi) voor het (voortgezet) speciaal onderwijs en de regionale verwijzingscommissie (rvc) voor lwoo/pro, maar er is bekostiging beschikbaar voor elke leerling die op basis van de indicatiebeschikking wordt toegelaten. In de nieuwe situatie ontvangen de samenwerkingsverbanden de meerkosten van het (voortgezet) speciaal onderwijs en bepaalt het samenwerkingsverband welke leerling voor dit onderwijs in aanmerking komt (in wettelijke termen: de toelaatbaarheid van de leerling). De bekostiging wordt vastgezet op het aantal leerlingen per 1 augustus 2011 in het gebied van het samenwerkingsverband. Een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs mag een leerling pas toelaten nadat die leerling door het samenwerkingsverband toelaatbaar is verklaard. Pas daarna wordt het zorgbedrag voor deze leerling (de zware zorg) overgemaakt naar de school; dit gebeurt trouwens automatisch door DUO zodra DUO het bericht van toelating heeft ontvangen. Het samenwerkingsverband ontvangt daardoor in theorie een groot bedrag voor zorgbekostiging maar is dit bedrag ook meteen weer kwijt doordat de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs voor cluster 3 en 4 dit bedrag ontvangen. Het is evident dat de schoolbesturen in cluster 3 en 4 een groot belang hebben bij de besluitvorming over de toelaatbaarheid. Dat is een belangrijke reden geweest om deze schoolbesturen straks te laten toetreden tot het nieuwe samenwerkingsverband. De REC’s hebben straks geen zelfstandige indicatiefunctie meer en gaan per 1 augustus 2013 vervallen.
5. Einde van de huidige rugzak De huidige rugzakregeling gaat in 2015 ook definitief verdwijnen doordat deze middelen via de verevening, samen met de dan nog overgebleven middelen voor ambulante begeleiding, worden toegevoegd aan het zorgbudget van de samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden ontvangen als nieuwe taak het toedelen van deze zorgmiddelen aan de deelnemende scholen. De verwachting is dat daardoor meer maatwerk tot stand kan komen en dat de middelen flexibeler kunnen worden ingezet dan nu. Op dit moment worden leerlingen vooral ‘gelabeld’ doordat op basis van hun beperkingen er een rugzak beschikbaar komt in de vorm van een vast bedrag. In de nieuwe situatie hoeft niet meer sec naar de handicap worden gekeken maar is leidend hoe groot de onderwijsbeperking is die daaruit voorvloeit en welke ondersteuning leerkracht en leerling nodig hebben om het onderwijsproces weer vlot te trekken (oftewel meer handelingsgerichte indicatiestelling). Het samenwerkingsverband moet daar zelf beleid op maken; de landelijk verplichte indicatiecommissies komen allemaal te vervallen per 1 augustus 2013, dus geen verplichte pcl of cvi meer.
De huidige rugzakregeling gaat in 2015 ook definitief verdwijnen doordat deze middelen via de verevening, samen met de dan nog overgebleven middelen voor ambulante begeleiding, worden toegevoegd aan het zorgbudget van de samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden ontvangen als nieuwe taak het toedelen van deze zorgmiddelen aan de deelnemende scholen. De verwachting is dat daardoor meer maatwerk tot stand kan komen en dat de middelen flexibeler kunnen worden ingezet dan nu.
De samenwerkingsverbanden worden gevormd langs de gemeentegrenzen. Alle schoolbesturen met scholen in het gebied van het samenwerkingsverband zijn verplicht deel te nemen aan het samenwerkingsverband.6 De schoolbesturen in cluster 3 en 4 zijn dus verplicht om veelal aan 2 samenwerkingsverbanden deel te nemen, voor de so-school zijn ze gekoppeld aan het verband PO en voor de vso-school aan het verband VO. Een leerling uit het gebied van samenwerkingsverband A die naar een cluster 3 of 4 voorziening wil gelegen búiten het gebied van dat samenwerkingsverband, moet toch worden bekostigd door het samenwerkingsverband A die deze leerling dus eerst toelaatbaar moet verklaren.
6. Zorgplicht De schoolbesturen krijgen in het wetsvoorstel de wettelijke plicht om zorg te dragen voor passend onderwijs en te voorzien in een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen. Dit wordt juridisch geëffectueerd door schoolbesturen te verplichten te zoeken naar ander passend onderwijs indien dit onderwijs niet mogelijk is binnen de eigen scholen of de school van voorkeur van de ouders. Een leerling mag pas worden geweigerd of worden verwijderd nadat het schoolbestuur ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Die andere school kan in het primair onderwijs een andere bao-school zijn maar ook een sbo-school of een so-school zijn en in het voortgezet onderwijs een andere voschool, lwoo, pro of een vso-school. De wettelijke zorgplicht wordt geïntroduceerd om te voorkomen dat ouders moeten ‘shoppen’ om hun kind ergens geplaatst te krijgen. Het is straks de school die in het samenwerkingsverband aan de slag moet om voor de aangemelde leerling een passende plek te vinden, als die plek niet binnen de eigen muren gevonden kan worden. Indien de ouders zich niet kunnen verenigen met het aanbod van het schoolbestuur kunnen zij in bezwaar en beroep gaan tegen de
Deze herverdeling van middelen (de vereveningsoperatie genoemd) zal leiden tot een situatie waarin samenwerkingsverbanden erop vooruit of achteruit gaan. Om de herverdeeleffecten goed te kunnen opvangen wordt deze operatie in de tijd uitgesmeerd tussen 2015 en 2018. De samenwerkingsverbanden ontvangen tussen 2013 en 2015 nog de middelen gebaseerd op het huidige bekostigingskader voor de ambulante begeleiding (waarop dan wel een bezuiniging van toepassing is) en de rugzakmiddelen, echter gebaseerd op het aantal rugzak en (v)so-leerlingen per 1 oktober 2011. Opvallend is dat de zorgbekostiging voor lwoo en pro niet naar de samenwerkingsverbanden VO gaan. De zogenaamde middelen voor
School en Wet
6
weigering om toelating of het besluit tot verwijdering. In het wetsvoorstel wordt hiervoor geen aparte geschillenregeling in het leven geroepen; de ouders dienen dus de huidige rechtsgang voor het openbaar en het bijzonder onderwijs te volgen bij weigering toelating of verwijdering. Verder meldt het wetsvoorstel dat ouders toegang hebben tot de onderwijsconsulenten voor bemiddeling en dat ze naar de Commissie gelijke behandeling kunnen omdat die toetsen of sprake is van een verboden onderscheid op basis van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ).
gezet) speciaal onderwijs niet geheel kan worden geregeld in de WPO of de WVO. Op brancheniveau is een dergelijke integratie ook al zichtbaar geworden: de WEC-Raad is onderdeel geworden van de PO-raad.
9. Zorgplicht Dat schoolbesturen voortaan een wettelijke zorgplicht krijgen en dienen te zorgen voor passend onderwijsaanbod wordt breed omarmd. Wel curieus is dat die term zorgplicht in het wetsvoorstel geen enkele invulling krijgt. In de Memorie van toelichting van het wetsvoorstel dat voor internetconsultatie open stond wordt de term zorgplicht wel gebruikt, maar in de tekst van het wetsvoorstel komt dit niet terug. Feitelijk wordt de zorgplicht juridisch alleen maar geregeld met de eis dat een leerling pas mag worden geweigerd of verwijderd nadat een andere school heeft verklaard bereid te zijn om de leerling toe te laten. Het lijkt erop dat de zorgplicht vooral betekent dat er wat bordjes worden verhangen: voortaan is het niet de ouder die zoekt maar de school die op zoek gaat. Hiermee is echter nog niet gewaarborgd dat het alternatief ook inderdaad passend is. Enige wettelijke normering ligt hier wel voor de hand, bijvoorbeeld een bepaling die formuleert dat het moet gaan om onderwijs dat aansluit bij de onderwijsbehoeften van de leerling en bij de mogelijkheden van de school al dan niet met behulp van toegekende zorgmiddelen uit het samenwerkingsverband. Zo’n wettelijke norm geeft veel meer rechtszekerheid aan ouders, dan de huidige procedurele aanpassing. Ook teleurstellend in dit opzicht is dat de ouders geen laagdrempelige geschillenregeling wordt geboden. Indien ouders zich niet kunnen verenigen met het alternatieve onderwijsaanbod dienen zij de bezwaar/beroep route te volgen waardoor het nog lang kan duren voor ouders rechtszekerheid hebben. Bovendien is sprake van verschil in rechtsroute waardoor de kans bestaat op jurisprudentie bij de bestuursrechter (openbaar onderwijs) en de burgerlijke rechter (bijzonder onderwijs) die onvoldoende de rechtseenheid garanderen vanwege het verschil in toetsing door de verschillende van toepassing zijnde rechtsinstanties.
7. Kanttekeningen bij het wetsvoorstel De voorgenomen budgettering van het speciaal onderwijs lijkt onomkoombaar. Met de introductie van de leerlinggebonden financiering (lgf, de rugzakregeling) had de overheid nog de hoop dat dit dempend zou werken op een verdere groei van het speciaal onderwijs, omdat ouders konden kiezen voor het regulier onderwijs met een rugzak. Echter zowel de rugzakregeling is stevig gegroeid als ook het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs. Dat de overheid streeft naar beheersbare Rijksuitgaven is begrijpelijk. De maatregel die nu wordt voorzien legt de verantwoordelijkheid daar neer waar die ook hoort, namelijk bij de gezamenlijke schoolbesturen in de regio. In het primair onderwijs is al sprake van budgetfinanciering voor de zogenaamde lichte zorg (de sbo) die al gedeeltelijk wordt bekostigd door het regulier onderwijs (boven de 2%). Dat de verplichte indicatiestelling straks gaat vervallen is dan ook logisch omdat de overheid geen behoefte meer heeft aan dit instrument uit beheersingsoogpunt. Elk samenwerkingsverband is vrij in het bepalen van passende zorgarrangementen en kan dit op eigen wijze invullen, uiteraard binnen de wettelijke kaders van deugdelijkheid waaraan schoolbesturen zich dienen te houden.
8. Lwoo en pro apart In dat opzicht is het vreemd dat deze lijn niet wordt doorgetrokken naar lwoo en pro; deze middelen voor lichte zorg worden wel gebudgetteerd maar gaan vooralsnog niet naar de samenwerkingsverbanden maar naar de schoolbesturen, waarbij zelfs de rvc’s nog in tact dienen te blijven. Ook de Evaluatie- en adviescommissie passsend onderwijs (ECPO) heeft in haar advies7 aangegeven om de afwijkende bekostigingssystematiek voor lwoo en pro zo snel mogelijk in overeenstemming te brengen met de systematiek voor de overige zorg. In het kader van meer rechtseenheid is het ook de vraag of er nog voldoende reden is om een aparte Wet op de expertisecentra in het leven te houden. Met dit wetsvoorstel is duidelijk een beweging ingezet naar meer gezamenlijke verantwoordelijkheid voor onderwijszorg door de gezamenlijke schoolbesturen in de regio voor regulier en (voortgezet) speciaal onderwijs. Dit wordt het meest zichtbaar door het toetreden van de schoolbesturen in cluster 3 en 4 tot de samenwerkingsverbanden. Deze schoolbesturen ontvangen van het Rijk alleen nog maar de basisbekostiging (zoals elke reguliere school die ontvangt) en via het samenwerkingsverband ontvangen zij het zorgbedrag voor elke toegelaten leerling. De WEC wordt al gedeeltelijk ontmanteld doordat de REC’s komen te vervallen. Het zou goed zijn om op termijn na te gaan of het (voort-
School en Wet
Gaan ouders er met dit wetsvoorstel op voor- of achteruit? In het voordeel van ouders is zonder meer dat de school voortaan op zoek moet naar een passend onderwijszorgaanbod; de ouder die overal de neus stoot en moet leuren om een onderwijsplaats voor zijn of haar kind behoort als het goed is straks tot het verleden. Maar hier tegenover staat dat de ouder straks geen rugzak meer heeft en minder een gelijkwaardige partner is geworden van de school. 10. Rechtsbescherming voor ouders Gaan ouders er met dit wetsvoorstel op voor- of achteruit? In het voordeel van ouders is zonder meer dat de school voortaan op zoek moet naar een passend onderwijszorgaanbod; de ouder die overal de neus stoot en moet leuren om een onderwijsplaats voor zijn of haar kind behoort als het goed is straks tot het verleden. Maar hier tegenover staat dat de ouder straks geen rugzak meer heeft en minder een gelijkwaardige partner is geworden van de school. Ook het han-
7
delingsplan voor rugzak-leerlingen wordt afgeschaft. De school moet wel voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief schetsen (door het uitstroomniveau in te schatten). Dit heeft echter een minder dwingend karakter dan een plan met de onderwijsdoelen voor elk jaar waarbij instemming van de ouders verplicht is. De ouders zijn vooral afhankelijk van de bereidwilligheid en de inzet van de school om bij het samenwerkingsverband indien nodig een beroep te doen op extra zorgvoorzieningen. Indien het samenwerkingsverband naar het oordeel van de school te weinig extra zorg kan bieden zal dit er alsnog toe leiden dat de ouder de eerste voorkeur niet kan realiseren. De school zal dan verwijzen naar het besluit van het samenwerkingsverband. De vraag is in hoeverre de ouder zo’n besluit dan kan aanvechten. Het samenwerkingsverband oordeelt immers over de toedeling van de zorgmiddelen en over de toelaatbaarheid van de leerling tot speciaal onderwijs. Het wetsvoorstel opent geen rechtsgang voor ouders die het met deze besluitvorming niet eens zijn (terwijl een ouder nu wel tegen een negatieve beschikking van de pcl of de cvi in bezwaar/beroep kan gaan). De ouder kan alleen tegen de afwijzing op het verzoek om toelating in bezwaar. Het schoolbestuur zal volstaan met de verwijzing naar het oordeel van het samenwerkingsverband en dat als motivering gebruiken voor de afwijzing. De vraag is hoe rechterlijke instanties dit straks gaan toetsen; zal het oordeel van het samenwerkingsverband zelf ook worden meegenomen of toetst een rechter alleen marginaal en procedureel? Gezien de rechtsgevolgen die optreden door het besluit van het samenwerkingsverband voor ouders (geen toelating zonder toelaatbaarheid) is een aparte rechtsgang voor ouders tegen in elk geval het besluit ten aanzien van toelaatbaarheid zeker te prefereren.
om passend onderwijs dan is duidelijk dat die zich ook uitstrekt tot extra zorgvragen van leerlingen die geen handicap hebben. Bovendien zal in de toekomst niet zozeer indicatiestelling plaatsvinden op grond van handicap (het ‘labelen’ van leerlingen) maar op grond van handelingsgerichte indicatiestelling; leidraad is dan vooral waar de onderwijsbehoefte van leerling en leerkracht ligt. Dit vergt een ander toetsingskader dan die van de Commissie gelijke behandeling.
Naar verluidt overweegt de minister om in het wetsvoorstel dat straks bij de Tweede Kamer wordt ingediend alsnog een nieuw orgaan verplicht te staan: de zorgplanraad. De zorgplanraad is de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband dat bestaat uit een vertegenwoordiging van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden van de aangesloten schoolbesturen. De zorgplanraad heeft instemmingsrecht op het zorgplan van het samenwerkingsverband en bestaat voor de helft uit ouders en voor de helft uit personeelsleden. 12. Medezeggenschap Een ander heet hangijzer is de medezeggenschap bij passend onderwijs. In het concept wetsvoorstel dat voor internetconsultatie is aangeboden wordt alleen bepaald dat het samenwerkingsverband het zorgplan pas kan vaststellen nadat overleg heeft plaatsgevonden met de medezeggenschapsraden van de deelnemende scholen. Naar verluidt overweegt de minister om in het wetsvoorstel dat straks bij de Tweede Kamer wordt ingediend alsnog een nieuw orgaan verplicht te staan: de zorgplanraad. De zorgplanraad is de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband dat bestaat uit een vertegenwoordiging van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden van de aangesloten schoolbesturen. De zorgplanraad heeft instemmingsrecht op het zorgplan van het samenwerkingsverband en bestaat voor de helft uit ouders en voor de helft uit personeelsleden. De sectorraden hebben tot nu toe aangegeven niet voor zo’n verplichte instelling te zijn. De ouderorganisaties zijn hier wel voorstander van. Overigens geeft de Wet Medezeggenschap Scholen (Wms) nu ook al de mogelijkheid van een aparte themaraad of een bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad in artikel 20 Wms. Een bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad kan echter alleen worden ingesteld indien van elk bevoegd gezag de GMR hiermee instemt.
11. Wet gelijke behandeling handicap (WGBH/CZ) De minister verwijst in de Memorie van toelichting naar de mogelijkheid om bij een geschil waarbij sprake is van discriminatie op grond van een handicap of chronische ziekte een oordeel te vragen van de Commissie Gelijke Behandeling. Inmiddels is er een aantal uitspraken bekend van deze commissie; de wet is per 1 augustus 2009 ingegaan voor het onderwijs. Het is opvallend hoe vaak de Commissie tot het oordeel komt dat sprake is van een verboden onderscheid omdat de school onvoldoende heeft gezocht naar doeltreffende aanpassingen om de belemmeringen die door de handicap ontstaan op te heffen of te verminderen. Bij verschillende toelatingsverzoeken van leerlingen met o.a een Down-syndroom, ADHD, Asperger-syndroom, PDD-NOS etc. wordt door de commissie8 vastgesteld dat de school te snel op basis van het aanmeldingsdossier de conclusie trekt dat de school de vereiste zorg niet kan bieden. De commissie lijkt de ouders behoorlijk in bescherming te nemen door relatief vaak te concluderen dat de school geen of onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het realiseren van doeltreffende aanpassingen om het onderwijs alsnog mogelijk te maken. Hoe dit onderzoek er dan uit moet zien, of moet worden ingericht blijft daarbij in het vage.
Gezien de toegenomen bestuurlijke verantwoordelijkheid van samenwerkingsverbanden is het wenselijk dat er een adequate medezeggenschap plaatsvindt. Medezeggenschap op het niveau waarop ook de besluitvorming plaatsvindt lijkt ons dan ook meer passend; indien een verplichte zorgplanraad op veel verzet blijft stuiten in het onderwijsveld zou een alternatieve regeling kunnen zijn dat het bestuur van het samenwerkingsverband de verplichting krijgt om zo’n MR in te stellen indien een meerderheid van de GMR-en hierom vraagt.
13. Slot Naar ons oordeel kan deze rechtsgang voor ouders wel een belangrijk hulmiddel zijn in de rechtsbescherming maar toch niet een geschillenregeling voor ouders vervangen. Allereerst is de focus van de Commissie gelijke behandeling beperkt; er wordt alleen gekeken naar een verboden onderscheid op grond van een handicap. Als het gaat
School en Wet
Het wetsvoorstel lijkt op verschillende onderdelen nog te gemakkelijk over wezenlijke zaken heen te stappen. Met name de zorgplicht voor schoolbesturen is onvoldoende geregeld alsook de rechtsbescherming voor ouders.
8
Een geschillenregeling voor ouders zal zeker in de parlementaire behandeling veel aandacht krijgen. Een belangrijke twistappel blijft de regeling van de medezeggenschap waarbij de verschillende landelijke onderwijsorganisaties tegenover elkaar staan; het laatste woord is hierover nog niet gezegd. In het parlement zal naar verwachting ook aandacht uitgaan naar de vraag hoe wordt voorkomen dat straks de samenwerkingsverbanden onnodige bureaucratie gaan vormen waardoor een nieuwe tussenlaag ontstaat tussen het Rijk en de schoolbesturen: de r egio.
de aandacht niet alleen uitgaat naar de bestuurlijke inrichting maar dat er vooral veel en goed gesproken wordt over het gezamenlijk verbeteren van de zorg aan leerlingen die dat nodig hebben!
Noten 1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 32618, nr 32 2. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 31497, nr 80. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 31497, nr 31.
Op landelijk niveau werken de onderwijsorganisaties aan een Referentiekader; onderdeel hiervan is ook dat op verschillende onderdelen modellen en handreikingen tot stand komen die het onderwijsveld moeten helpen om passend onderwijs goed in te voeren. Wat hierbij ook helpt is dat het aanvankelijke tijdpad is verschoven en dat samenwerkingsverbanden meer tijd hebben gekregen voor de inrichting en voor het transitieproces om de omvorming van oude naar nieuwe samenwerkingsverbanden (met name in het primair onderwijs) gestalte te geven. Te hopen is dat
School en Wet
4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 31497, nr 66. 5. Het Ministerie heeft in dit voorjaar in 80 regio’s gesprekken gehouden en hiervan een rapportage met een indeling gemaakt die als bijlage bij de brief van 17 juni 2011 is gevoegd, getiteld: Rapportage regiogesprekken passend onderwijs. 6. Voor het reformatorisch onderwijs wordt een uitzondering gemaakt; zij mogen een samenwerkingsverband naar richting blijven vormen en krijgen daardoor een eigen landelijk werkend samenwerkingsverband PO en VO. 7. Aanbevelingen bij het wetsvoorstel passend onderwijs, ECPO, Den Haag, 2011. 8. Zie oordelen CGB 2010-60, 2010-124, 2010-167, 2010-190, 2011-28, 2011-72.
9