OPLEIDING MAATSCHAPPELIJK WERK EN DIENSTVERLENING (MWD) VOLTIJD PRAKTIJKLEREN 1 2015-2016
Titel Auteurs Periode Doelgroep Datum CROHO-nr
Praktijkleren 1 Praktijkbureau MWD Blok 1 t/m 4 MWD voltijd propedeuse 2015-2016 34616
Dit exemplaar behoort aan: praktijkbegeleider
1
Inhoudsopgave Inleiding ......................................................................................................................................... 3 1.
Doelstelling van het onderwijsprogramma ................................................................................ 4
2.
Kerntaken, competenties en eindkwalificaties. ........................................................................... 4
3.
Competentieniveau ................................................................................................................ 5
3.1
Leerdoelen ........................................................................................................................ 5
4.
Samenhang tussen de opdrachten in het onderwijsprogramma ................................................... 6
5.
Plaats van het onderwijsprogramma in het jaar en de studie ....................................................... 6
6.
Werkwijze en studiebelasting .................................................................................................. 6
7.
Resultaten in het onderwijsprogramma .................................................................................... 6
7.1 De opdrachten. ....................................................................................................................... 6 7.2 Criteria leerwerkplan en eindverslag. ......................................................................................... 8 A: Criteria ten aanzien van de inhoud van het leerwerkplan: ........................................................... 8 B: Technische criteria ten aanzien van het leerwerkplan en het eindverslag. ..................................... 8 8.
Beoordeling van Praktijkleren 1, de stage ................................................................................. 9
8.1
Presentie en beoordeling op de stage.................................................................................... 9
8.2 Schematisch overzicht voorwaarden en producten. .................................................................... 11 9.
Aanbevolen literatuur ........................................................................................................... 12
10. Aansprakelijkheid in praktijksituaties WA-verzekering ................................................................... 12 Bijlage 1
Scoreformulieren .......................................................................................................... 13
Bijlage 2
Competentiematrix ...................................................................................................... 17
2
Inleiding De stage eerste jaar, ook wel Beroeps Praktijkleren (BPV) 1 genoemd, is bedoeld om studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Voltijd (MWD VT) de gelegenheid te geven te leren in de praktijk van het maatschappelijk- en het sociaal-agogisch werk. Het praktijkervaringleren komt terug in alle jaren van de opleiding. De studenten ervaren door het opdoen van praktijkervaring, hoe het is om met cliënten te werken, om samen te werken met collega’s en professionals uit andere instellingen en hoe het is om een organisatie te vertegenwoordigen. Het praktijkervaringleren biedt de student de mogelijkheid zijn competenties in de praktijk van het maatschappelijk- en het sociaal-agogisch werk, te ontwikkelen Het merendeel van de studenten hebben, in het eerste jaar van de opleiding, nog weinig of geen ervaring in de praktijk. Voor BPV 1 is gekozen voor praktijkleerervaringsplaatsen waar het wel gaat om het werken met mensen, maar waar het niet noodzakelijk is om (individuele) hulp te verlenen. Tijdens BPV 1 gaan studenten, in een situatie waarin ze een duidelijk afgebakend takenpakket hebben, praktijkleerervaringen opdoen. NB: Waar “de student”, “hij” of “zijn” staat, ook “de student”, “zij” of “haar” gelezen kan worden. Amsterdam, september 2015
Praktijkbureau Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Ina Schuurman
3
1.
Doelstelling van het onderwijsprogramma
Bij BPV 1 staat de kennismaking van de student met de praktijk van het maatschappelijk- en sociaalagogisch werk centraal. Tevens start de student met het ontwikkelen van vaardigheden op het gebied van werken met mensen, in en vanuit een organisatie en beroepsmatig handelen. De student krijgt hiertoe de volgende methodiekprogramma’s aangeboden: Doelgroepen en werkveld, Identiteit en socialisatie, Intake en Analyse, Analyse cliënt en omgeving en Uitvoering hulpverlening.begeleiding. Tijdens de studieloopbaanlessen wordt er veel aandacht besteed aan het reflecteren op het persoonlijk- en professioneel handelen. De literatuur die voor deze programma’s wordt gebruikt, staat in deze praktijkgids opgenomen als zijnde aanbevolen literatuur ten behoeve van de uitvoering van het praktijkleren. 2.
Kerntaken, competenties en eindkwalificaties.
De kerntaken van een maatschappelijk werker die in dit programma aan de orde komen zijn afkomstig uit het landelijk beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Het betreft:
Kerntaak 1: werken met en namens cliënten: psychosociale hulp- en dienstverlening; Kerntaak 3: werken in de eigen instelling of organisatie; Kerntaak 5: zichzelf ontwikkelen in het beroep.
Om deze kerntaken te kunnen uitvoeren moet men over bepaalde competenties (combinaties van kennis, vaardigheid en houding) beschikken. Binnen de opleiding zijn 9 competenties geformuleerd (zie bijlage 4 voor de gehele matrix). In dit programma komen er drie aan de orde. Aan kerntaak 1 is competentie 1 van de opleiding gekoppeld. Competentie 1 luidt: “Verleent adequaat multi methodische hulp en diensten aan individuen, systemen en groepen met problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige (maatschappelijke) contexten en bevordert daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief.” Uit deze competentie zijn een aantal eindkwalificaties afgeleid die voor de praktijk in het eerste jaar belangrijk zijn. Het gaat om: De maatschappelijk werker legt contact met de cliënt c.q. het cliëntsysteem en streeft naar een samenwerkingsrelatie met de cliënt, ook in situaties gekarakteriseerd door drang of dwang (1). De maatschappelijk werker vormt zich samen met de cliënt een beeld van de aard van de vraag van de cliënt - of problemen in de situatie waarin de cliënt verkeert (2). De maatschappelijk werker verleent op resultaatgerichte wijze hulp- en diensten volgens een breed spectrum van methodische benaderingen (eclectisch integratief, methodisch niet eenkennig en evidence based als dat mogelijk, en gezien de situatie geëigend is) en verantwoordt de inzet ervan. Ontwikkeling van het zelfregulerend vermogen, en empowerment van de cliënt, binnen de reële mogelijkheden vormen daarbij uitgangspunten. Tenminste de methodische benaderingswijzen, beschreven in de body of knowledge and skills maken onderdeel uit van zijn of haar methodische handelingsvermogen (5). Aan kerntaak 3 is competentie 4 van de opleiding gekoppeld. Competentie 4 luidt: “Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken, leiding geven en ontvangen, en kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten (instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie.” Uit deze competentie komen de volgende eindkwalificaties in de praktijk aan de orde:
4
De maatschappelijk werker maakt deel uit van een organisatie, is als professional loyaal aan die organisatie, maakt zich de missie, beleid, doelstellingen en cultuur van de organisatie eigen en levert vanuit ‘maatschappelijk werk perspectief’ een bijdrage aan de uitvoering en ontwikkeling van missie, beleid, doelstellingen en cultuur (12). De maatschappelijk werker initieert intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in teamverband. Hij neemt deel aan voortgang- en beleidsoverleg, projectgroepen, intervisiegroepen, signaleringsgroepen en werkbegeleiding (13).
Aan kerntaak 5 is competentie 7 van de opleiding gekoppeld. Competentie 7 luidt: “Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar persoonlijke kwaliteiten en beroepskwaliteiten.” Uit deze competentie komen de volgende eindkwalificaties in de praktijk aan de orde:
3.
De maatschappelijk werker reflecteert op het eigen handelen en stuurt de eigen competentieontwikkeling (23). Competentieniveau
Binnen BPV 1 staan competenties 1, 4 en 7 centraal op niveau 1. Dit betekent dat de student werkt aan gestructureerde en eenvoudige taken met begeleiding en ondersteuning, waarin de student zich kan oriënteren op het beroep en de sector. 3.1
Leerdoelen
Leerdoelen die uit de competenties en eindkwalificaties voortvloeien zijn: Voor het leren in de praktijk: De student kan: contact leggen en onderhouden met de doelgroep; doelgericht en planmatig werken; leiding geven aan een groep of individu; samen werken met collega’s, mede stagiaires en vrijwilligers. Voor het maken van verslagen: De student kan: passende casuïstiek verwerken in de evaluatie; ambities tot leren in de praktijk specifiek en haalbaar maken. Voor het deelnemen aan de praktijkbegeleiding binnenschools en op de praktijk: De student kan: geschikte casuïstiek inbrengen en dit conform een voorgeschreven intervisiemodel bewerken; mondeling en schriftelijk terugblikken op handelen, voelen en denken; adequaat feedback en adviezen geven aan andere studenten over ingebrachte casuïstiek; concreet de eigen ingebrachte casuïstiek hanteren in de evaluatie van de praktijk; beschrijven en aangeven wat eigen leerpunten zijn.
5
4.
Samenhang tussen de opdrachten in het onderwijsprogramma
Het programma BPV 1 is opgedeeld in 2 onderdelen: een theoriedeel en een praktijkdeel. In het theoriedeel leert de student welke stappen in het methodisch werken met mensen belangrijk zijn. Het programma start in blok 2 en wordt getoetst eind blok 3. Dit programma heeft een eigen handleiding en verplichte literatuur. In het praktijkdeel staat het opdoen van praktijkervaringen centraal. De student loopt wekelijks tenminste 4 uur stage in de praktijk van het maatschappelijk- of sociaal-agogisch werk. 5.
Plaats van het onderwijsprogramma in het jaar en de studie
BPV 1 beslaat 4 blokken (een jaarprogramma) in het propedeuse (eerste) studiejaar. Het theoriegedeelte omvat blok 2 en 3. 6.
Werkwijze en studiebelasting
De student loopt één dagdeel (ongeveer 4 uur) per week stage op de praktijkplek en krijgt van de praktijkbegeleider praktijkbegeleiding. De stageperiode loopt van oktober 2015 tot en met juni 2016. De opleiding roostert alleen de donderdag vrij voor het kunnen opdoen van praktijkervaringen. De praktijkbegeleiding die de student op de praktijkplaats krijgt, stimuleert tot het benoemen van ervaringen, het analyseren van situaties en het zoeken naar alternatieven. Tevens staat praktijkbegeleiding in het teken van werkbegeleiding. De student wordt hierin bevraagd op zijn handelen in de praktijk. Het persoonlijk functioneren van de student komt eveneens aan de orde. De taken van de praktijkbegeleider zijn: Hij beoordeelt het beroepsmatig handelen van de student middels het invullen van de scoreformulieren. Hij fiatteert het leerwerkplan en de evaluatieverslagen. Hij fiatteert de urenregistratie van de student. Tijdens BPV 1, praktijkdeel krijgt de student gedurende 2 studieblokken (blok 2 en 3) ook binnenschoolse praktijkbegeleiding. De begeleiding is groepsgewijs, 6 bijeenkomsten in totaal. Tijdens de bijeenkomsten staat het welbevinden van de student op de stage centraal, evenals themagerichte oefeningen en onderwijs, gericht op het ontwikkelen van observatie en analyse-vaardigheden op eigen handelen. 7.
Resultaten in het onderwijsprogramma
In dit gedeelte van de gids staat wanneer en wat de student moet aanleveren op de opleiding en / of de praktijk en wanneer hij dit moet doen. Zie hiervoor ook het schematisch overzicht bij 8.3 7.1 De opdrachten. Opdracht 1: Het leerwerkplan De student schrijft direct na de start op zijn praktijkplek een leerwerkplan. De punten die overzichtelijk terug moeten komen in dit verslag zijn: de visie van de organisatie beschreven in eigen woorden: max. ½ A4; de doelgroep waar de student mee werkt met een beschrijving van hun achtergrond; max. 1 A4; zijn takenpakket: max. ½ A4; zijn begeleiding van de praktijkbegeleider (frequentie, doel, functie, tijd): max. ½ A4; maximaal drie leerdoelen die de student samen met zijn praktijkbegeleider opstelt. De leerdoelen worden SMART uitgewerkt; max. 2 A4. Inleverdatum: uiterlijk 27 november 2015
6
Opdracht 2: een tussenevaluatiemoment De student spreekt met de praktijkbegeleider een evaluatiemoment af: dit moment kan schriftelijk of telefonisch of in persoon zijn. Voorafgaand aan dit gesprek bereidt de student zich zorgvuldig voor door voorbeelden te bedenken bij zijn leerdoelen en hoe hij aan dit leerdoel heeft gewerkt. De praktijkbegeleider en hij gaan hierover in gesprek. De praktijkbegeleider gebruikt als meetmiddel de scoreformulieren om de voorbeelden van de student te toetsen. Zonodig past de student de leerdoelen aan of bij. Uitvoeringsdatum: uiterlijk 1 februari 2016 Opdracht 3: Een eindverslag De student schrijft een eindverslag met daarin drie hoofdstukken: 1. Een eindevaluatie op de leerdoelen. Welk leerdoel wordt er meegenomen naar het volgend jaar, welk leerdoel is afgerond? Max. 1 A4. 2. Een terugblik op het stagejaar, max. 2 A4. De volgende punten komen aan bod: Wat waren voor jou de belangrijkste praktijkleerervaringen uit het stagejaar? Beschrijf het contact tussen jou en je collega´s en jouw proces daarin. Beschrijf het contact leggen met de doelgroep en jouw proces daarin. Beschrijf het moeilijkste punt uit je praktijk het afgelopen jaar. Beschrijf je grootste succes uit je praktijkjaar. 3. Persoonlijke urenverantwoording en registratie gefiatteerd door de praktijkbegeleider. Inleverdatum: 25 mei 2016 Opdracht 4: Deelname aan het bureau. De studentoefent de rol van maatschappelijk werker in een praktijksimulatie op de opleiding en reflecteert op ervaringen en leerdoelen in een verslag (zie bijlage 6) De docent geeft de beoordeling AVV/NVV in SIS. Inleverdatum: wordt toegevoegd aan het eindverslag, uiterlijk 25 mei 2016 Beoordelingsmoment eindgesprek NB: de opleiding begroot één gesprek binnen 30 minuten reistijd vanaf de opleiding. Afsluitend aan Praktijkleren 2 vindt er een eindgesprek plaats. Dit gesprek is op basis van het ingeleverde materiaal door de student, opdracht 3 en 4 en gebeurd aan de hand van de scoreformats die in de bijlage bij deze programmahandleiding zijn toegevoegd
7
7.2 Criteria leerwerkplan en eindverslag. A: Criteria ten aanzien van de inhoud van het leerwerkplan: Feedbackformulier leerwerkplan 1 2 Zwaar Onvoldoende onvoldoende Student levert verslag volgens afspraak in Verslag is foutloos geschreven, voldoet aan APA norm Visie organisatie is in eigen woorden correct omschreven De doelgroep en de achtergronden zijn correct omschreven Contacturen staan genoteerd Leerdoelen zijn kloppend en SMART uitgewerkt Theorie is passend bij leerdoelen Beoordeling Feedback: Score toetsindicator
3 voldoende
4 goed
5 Zeer goed
B: Technische criteria ten aanzien van het leerwerkplan en het eindverslag. Personalia op voorpagina: Naam, opleiding, groep Praktijkinstelling (adres en telefoonnummer) Naam praktijkbegeleider Naam praktijkdocent Datum Voorwoord: Hoe is het verslag tot stand gekomen? Wat leverde het schrijven van dit verslag op? Inhoudsopgave: Vermeld de inleiding, de hoofdstukken, bijlagen en maak een pagina indeling Typografische vormgeving: Getypt A4 formaat Regelafstand standaard Lettertype op maximaal 12 pt, minimaal 10 pt Kantlijn max. 4 cm Privacy: Vermeld de namen van deelnemers alleen met initialen of verander de naam. In het laatste geval, vermeld dit in de inleiding. Ga op de praktijkplek na wat de richtlijnen zijn met betrekking tot privacy van doelgroep, collegastagiaires of medewerkers en leef deze richtlijnen na. Bronvermelding: Vermeld waar de informatie vandaan komt als je een stuk overneemt vanuit literatuur, officiële stukken van de praktijkplek of teksten van internet. Gebruik hiervoor de APA norm. Oplage: Alles in drievoud: o één exemplaar voor praktijkbegeleider; o één exemplaar voor stagedocent; o één exemplaar voor student zelf, toegevoegd aan portfolio.
8
Taal: De stukken zijn in correct Nederlands geschreven. Docenten kijken de stukken niet na als er meer dan twee schrijffouten op één pagina staan. Het scoreformulier zoals dit opgenomen is in bijlage 3 wordt als definitef beoordelingsmodel gebruikt. De indicatoren genoemd in het scorefomulier zijn de criteria voor praktijkleren 1, het praktijkgedeelte 8.
Beoordeling van Praktijkleren 1, de stage
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wanneer de student een beoordeling ontvangt. Dit hangt af van de presentie van de student op de stage en de opleiding. Ook de verslaglegging wat betreft niveau en volledigheid worden hierin meegenomen 8.1
Presentie en beoordeling op de stage
De student loopt, exclusief de opleidingsvakanties, gedurende het gehele studiejaar stage. In totaal moeten 150 uren verantwoord worden door middel van een door de praktijkbegeleider gefiatteerde urenregistratie bij het eindevaluatieverslag. Deze uren betreffen de prakijk (150 uur). Als deze uren vanwege persoonlijke omstandigheden niet gehaald worden of de beoogde competenties niet voldoende op niveau zijn, moet er een inhaalregeling worden getroffen. Tevens levert de student gedurende het jaar een aantal schriftelijke producten in die (in)direct van invloed zijn op de beoordeling van dit vak. De praktijkbegeleider beoordeelt de schriftelijke producten in overleg met de praktijkdocent. Het presteren van de student op de stage wordt door de praktijkbegeleider beoordeeld. Als instrument hiervoor hanteren we de scorelijsten met als beoordeling de vijfpuntsschaal. De praktijkbegeleider gebruikt de scorelijsten om zijn feedback op het functioneren van de stagiaire te concretiseren. Het is de bedoeling dat studenten ervaren waar ze staan en dit zich realiseren om er vervolgens aan te kunnen werken. De scores staan voor de volgende uitleg: 1. De student komt hier nog niet aan toe. 2. De student kan intuïtief het juiste doen en zeggen, maar nog niet onderbouwen en verantwoorden. 3. De student voldoet aan de criteria, de reflectie, onderbouwing en verantwoording zijn nog niet concreet en/of verdiept. 4. De student voldoet aan de criteria én de reflectie en onderbouwing en verantwoording zijn concreet, verdiept, met gebruik van juiste literatuur en methoden. 5. De student voldoet bijzonder, weet ook innovatief te handelen en kan dit onderbouwen en verantwoorden. NB: De docent wordt gefaciliteerd voor een gesprek binnen 30 minuten reistijd vanaf de opleiding. Een extra overleg met de praktijkbegeleider en de praktijkdocent kan, indien de situatie hier om vraagt, nodig zijn. In overleg tussen de praktijkbegeleider en praktijkdocent kan er een extra gesprek t.b.v. de voortgang van de stage van de student, plaatsvinden. 8.1.1 Herkansingsopdracht aan het eind van de stage Als de student aan het eind van de stage een onvoldoende haalt, heeft hij recht op een herkansing. Als de student een onvoldoende scoort op het ingeleverd verslag of producten, maakt hij met de praktijkdocent en de begeleider afspraken over wat hij moet aanpassen. Als de student een onvoldoende scoort op de gedragsindicatoren geldt het volgende: de student evalueert na feedback van de praktijkbegeleider en de praktijkdocent zijn leerdoelen. Het stuk waarin hij onvoldoende scoort, staat centraal bij deze evaluatie. De student stelt een nieuw leerdoel op, en doet dat volgens de SMARTmethode als conclusie van zijn evaluatie. De inhoud van zijn evaluatie wordt ondersteund door theorie die de student zelf zoekt en toevoegt aan dit verslag. Het verslag betreft maximaal 2 A4 en wordt ingeleverd bij de praktijkdocent en de praktijkbegeleider. Hieronder de criteria voor de herkansingsopdracht.
9
Criteria herkansingsopdracht bij onvoldoende voor de stage Toetsindicator score 1 2 3 Zwaar onvoldoende voldoende onvoldoende Student levert verslag volgens afspraak in Verslag is foutloos geschreven, voldoet aan APA norm Evaluatie is correct uitgevoerd Leerdoel is een logische conclusie en SMART uitgewerkt Theorie is passend bij het leerdoel Beoordeling Feedback:
4 goed
5 Zeer goed
10
8.2 Schematisch overzicht voorwaarden en producten.
Opdracht
Deadline
Deelname introductie/stagemarkt Stageaanmeldformulier Leerwerkplan
17-09-2015 19-10-2015
Eindevaluatieverslag
Beoordeling
NV/V1 25-05-2016
Cijfer
Beroepsproduct: Deelname aan Het Bureau Deelname aan binnenschoolse praktijkbegeleiding
Volgens rooster blok 2 en 3 Volgens rooster blok 2 en 3
NV/V
Deelname aan theoriegedeelte
Volgens rooster blok 2 en 3
AVV/NVV
Herkansingsopdracht
Uiterlijk 01-07-2016
Herkansingscijfer
1
NV/V
Type Aanwezigheidsplicht Digitaal formulier Voorwaarde voor eindcijfer Beoordeling Praktijkleren 1, stage deel 2 Diagnostisch ‘assessment’ 80% aanwezigheidsplicht, max. 1 keer missen van alle bijeenkomsten 80% aanwezigheidsplicht, max. 1 keer missen van alle bijeenkomsten Beoordeling Praktijkleren 1, stage deel 2
Datum ingeleverd 17-09-2015 19-10-2015 27-11-2015 25-05-2016
25-05-2016 Eind blok 3
Volgens afspraak
Beoordelaar
Praktijkdocent / praktijkbegeleider Praktijkdocent / praktijkbegeleider
Opmerkingen Verplicht Zie dlwo Gebruik feedback formulier
Medewerker Het Bureau Praktijkdocent
Zie bijlage 6
Praktijkdocent
Zie de gids van Praktijkleren 1, theoriegedeelte
Voorwaarde voor studiepunten toekenning
Praktijkdocent
Niet voldaan / Voldaan 11
9.
Aanbevolen literatuur
J. Bassant en M. Bassan-Hensen. (2010). Mensenwerk, oriëntatie op doelgroepen in het sociaal werk. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Geenen, M.-J. (2010). Reflecteren, leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Uitgeverij Coutinho. ( NVMW, 2006) Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW (NVMW, 2010) Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW De Bil, M., & De Bil, P. (2013). Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie. Van wieg tot hangplek: de ontwikkeling van 0 – 18-jarigen. Soest: Nelissen. Multimethodisch Gerritsen, M & Vlasman I. (2013). Training gespreksvaardigheden voor social work. Houten; BSL Herman de Mönnink (2009). De Gereedschapskist van de maatschappelijk werker; Cliëntgericht maatschappelijk werk; Elsevier te Maarsen 3e druk
Jagt, L., & Jagt, N. (2004). Taakgerichte hulpverlening in social casework. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 10. Aansprakelijkheid in praktijksituaties WA-verzekering Studenten verrichten tijdens de praktijk hun werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de stageverlenende instelling. Indien de student tijdens de praktijk onopzettelijk schade veroorzaakt aan derden (bijvoorbeeld cliënten of bezoekers) dan dekt de aansprakelijkheidsverzekering van de instelling deze schade, volgens verzekeringsvoorwaarden. Voor de schade tijdens de praktijkperiode veroorzaakt door de student aan de stageverlenende instelling is de Hogeschool van Amsterdam niet aansprakelijk. Voor zover er geen sprake is van verwijtbaar gedrag kan ook de betrokken student niet voor de schade verantwoordelijk worden gesteld. N.B. Voor een afdekking van een aantal risico's is het in het algemeen raadzaam dat men een eigen ziektekosten-, ongevallen- en W.A.-verzekering afsluit.
12
De scores staan voor de volgende uitleg: 1. De student komt hier nog niet aan toe. 2. De student kan intuïtief het juiste doen en zeggen, maar nog niet onderbouwen en verantwoorden. 3. De student voldoet aan de criteria, de reflectie, onderbouwing en verantwoording zijn nog niet concreet en/of verdiept. 4. De student voldoet aan de criteria én de reflectie en onderbouwing en verantwoording zijn concreet, verdiept, met gebruik van juiste literatuur en methoden. 5. De student voldoet bijzonder, weet ook innovatief te handelen en kan dit onderbouwen en verantwoorden.
Bijlage 1
Scoreformulieren
Kerntaak 1: Werken met en namens cliënten Competentie 1: Heeft adequaat multi-methodische hulp- en diensten verleend aan individuen met problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige (maatschappelijke) contexten en daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief bevordert. Niveau 1: Oriëntatie op het beroep Omschrijving Indicator bewijs of 1 2 3 4 5 nvt product waaruit indicator blijkt Legt contact met de cliënt/doelgroep en houd hierbij rekening met diversiteit van de cliënt/doelgroep. (sekse, leeftijd, culturele afkomst, etc.). Kan conflicten herkennen, benoemen, hanteren en partijen daarbij helpen.
Kan passend reageren op gedrag van cliënt/doelgroep. Zowel verbaal als non-verbaal. Kan verschillen in normen en waarden tussen de cliënt/doelgroep en zichzelf hanteren, beschrijven en aangeven. Kan problemen met de cliënt/doelgroep systematisch beschrijven, verklaren en hanteren. Kan activiteiten voor de cliënten/doelgroep kiezen ontwikkelen, plannen en uitvoeren. Gemiddelde van deze scores telt als totaal score van de competentie:
13
Toelichting:
Kerntaak 3: Werken in de eigen organisatie of instelling Competentie 4: “ Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken, leiding geven en ontvangen, en kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten (instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie.” Niveau 1:
Oriënteren op het beroep
Omschrijving bewijs of product waaruit indicator blijkt
Indicator 1
2
3
4
5
nvt
De student levert een actieve bijdrage aan de praktijkbegeleiding.
De student laat zien dat hij de geobserveerde cliëntcontacten kan beschrijven met behulp van de op school geleerde en hanteerde begrippen. ( voor student: zie aanbevolen literatuur) De student kan in grote lijnen weergeven hoe de instelling wordt bestuurd en gefinancierd. De student kan de doelstelling van de instelling, de doelgroep(en) en de dienstverlening waarop de instelling zich richt, benoemen en beschrijven. De student laat zien dat hij in staat is samen te werken met zijn teamgenoten en de praktijkbegeleider. De student laat zien dat hij een open leerhouding heeft en toont initiatief.
14
De student laat zien dat hij reële leerdoelen voor zichzelf heeft geformuleerd en uitgeschreven voor de praktijk, zoals dat op de opleiding geleerd is. Gemiddelde van deze scores telt als totaal score van de competentie: Toelichting:
15
Kerntaak 5: Zichzelf ontwikkelen in het beroep Competentie 7: Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar persoonlijke kwaliteiten. Niveau 1: Oriëntatie op het beroep Omschrijving Indicator bewijs of 1 2 3 4 5 product waaruit indicator blijkt Is in staat eigen gedrag t.a.v. cliënten/doelgroep en collega’s te benoemen en schriftelijk weer te geven.
nvt
Kan feedback geven en ontvangen en deze schriftelijk weergeven.
Is in staat terug te kijken op situaties en kan daarbij de situatieanalyse van een reflectiemodel gebruiken. ( voor student: zie aanbevolen literaruur) Kan op basis van deze analyse komen tot verandering in gedrag en houding. Kan beide aspecten benoemen, schriftelijk verantwoorden en waar nodig aanpassen. Heeft verslagen conform aangegeven richtlijnen vorm gegeven en koppeling gemaakt met relevante literatuur. ( voor student: zie aanbevolen literatuur) Gemiddelde van deze scores telt als totaal score van de competentie: Toelichting:
16
Bijlage 2
Opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening HvA, competentiematrix
Competentiematrix
Deskundigheid. Volgens de professionele logica
Inbedding. Normatief handelen vanuit het beroep, bijdragen aan het beroep
Belichaming. Handelen vanuit persoonlijke en beroepsovertuiging
Micro; directe hulpverlening aan individuen, systemen en groepen
Verleent adequaat multi-methodische hulp- en diensten aan individuen met problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige (maatschappelijke) contexten en bevordert daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief (1).
Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken en leiding geven en ontvangen kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten (instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie (4).
Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar persoonlijke kwaliteiten en beroepskwaliteiten (7)
Meso, op georganiseerd niveau, dus vanuit een organisatie of beroepsgroep
Werkt beroepsmatig vanuit de organisatie en organiseert interorganisationele samenwerkingsverbanden (2)
Is als kritische professional loyaal aan zijn organisatorisch kader en levert een bijdrage aan beleid, beheer, kwaliteitszorg en projecten in de organisatie (5)
Draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep door reflectie, wederkerend leren, kennisontwikkeling en kenniscirculatie in opleiding en beroep, intervisie en coaching van collega’s en/of stagiaires (8)
Macroniveau, namens cliënten en als burger en professional in onze maatschappij
Werkt, waar nodig en zo mogelijk aan: signalering, preventie en belangenbehartiging, ook ter verbetering van (maatschappelijke) omstandigheden van cliënten(groepen) (3)
Draagt bij aan de ontwikkeling van het beroep door onderzoek en innovatie (6)
Positioneert het beroep en entameert publiek debat, neemt daarin stelling, is gericht op de ontwikkeling van de samenleving en toont daarin maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef (9)
Competentie basis Context
17
De competentiematrix, verkort
Competentie basis
Deskundigheid. Volgens de professionele logica
Opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening HvA, competentiematrix
Inbedding. Normatief handelen vanuit het beroep, bijdragen aan het beroep
Belichaming. Handelen vanuit persoonlijke en beroepsovertuiging
Context
Micro; directe hulpverlening aan individuen, systemen en groepen
Meso, op georganiseerd niveau, dus vanuit een organisatie of beroepsgroep
Macroniveau, namens cliënten en als burger en professional in onze maatschappij
Methodisch werken met cliënten, gezinnen en groepen
Persoonlijke organisatie-identiteit en leidinggeven
Persoonlijke ontwikkeling en beroepsidentiteit
(Keten)samenwerking vanuit de organisatie
Beleidsontwikkeling en kwaliteitsbeleid
Levenslang leren en samen leren
Signalering, preventie en belangenbehartiging
Onderzoek en innovatie
Visieontwikkeling en maatschappelijk stelling nemen
18