Ondernemen in België www.lydian.be
LEGAL INSIGHT. BUSINESS INSTINCT.
INHOUDSOPGAVE
• Inleiding ................................................................................................................. 3 • 1. Wat is de meest geschikte vennootschapsvorm? ............................................... 4 • 2. Fiscaal perspectief ............................................................................................. 6 • 3. Belgische vennootschapsbelasting .................................................................... 7 • 4. BTW .................................................................................................................. 7 • 5. Stimuli en subsidies voor uw onderneming ........................................................ 7 • 6. Personeel tewerkstellen in België ....................................................................... 8 • 7. Commerciële aspecten van ondernemen in België ............................................. 12 • 8. Kopen en huren van onroerend goed in België ................................................... 14 • Bijlage 1 ................................................................................................................. 17
LEGAL INSIGHT. BUSINESS INSTINCT.
ONDERNEMEN IN BELGIE Welkom in België! Wij zijn verheugd te vernemen dat u overweegt uw activiteiten uit te breiden naar België. België heeft – zoals u misschien reeds weet – een zeer open economie en biedt een betrouwbaar socio-economische omgeving voor investeerders. Omwille van haar federale structuur en haar centrale ligging in het hart van Europa, worden beslissingen die van invloed zijn op mogelijke investeerders op verschillende bestuurlijke niveaus genomen. Door middel van dit document trachten wij u een korte inleiding te geven over de typische juridische en fiscale aangelegenheden waarmee een onderneming geconfronteerd wordt bij het opstarten van haar activiteiten in België. Wij hebben eveneens voorzien in een overzicht van de verschillende bestaande subsidies en andere fiscale stimuli, waarvan sommige verleend worden door het Federale (i.e. nationale) niveau, terwijl andere worden toegewezen door de verschillende Regionale overheden en deze bijgevolg afhankelijk zijn van de plaats waar u uw activiteiten uitoefent (i.e. het Brussels Hoofdstedelijk, Vlaams of Waals Gewest) Wij hopen dat u deze informatie nuttig acht en wij zijn steeds bereid uw eventuele vragen hieromtrent te beantwoorden of u bij te staan bij het doeltreffend opstarten of uitbreiden van uw activiteiten in België.
Jan Hofkens Managing Partner T +32 2 787 90 37 E
[email protected]
3
ONDERNEMEN IN BELGIE
1. WAT IS DE MEEST GESCHIKTE VENNOOTSCHAPSVORM? 1.1
Het Belgisch recht voorziet in verscheidene vennootschapsvormen die genieten van enige vorm van juridisch statuut. De keuze omtrent de vorm zal vaak afhangen van de aard van de activiteiten, de doelstellingen van de respectieve investeerders/aandeelhouders en de omvang van de investering. Op basis hiervan kan u opteren voor: (a) een niet-commercieel vertegenwoordigingskantoor, (b) de opening van een bijkantoor (dat onderworpen zal zijn aan Belgisch recht, zonder dat dit bijkantoor evenwel een afzonderlijke juridische entiteit uitmaakt), of (c) de oprichting van een afzonderlijke Belgische entiteit.
1.2
Het Belgische Vennootschapsrecht onderscheidt verscheidene vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (hetgeen onder meer inhoudt dat zij activa kunnen bezitten in eigen naam): (a) NV: naamloze vennootschap (b) BVBA: besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (c) CVBA: coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (d) CVA: commanditaire vennootschap op aandelen (e) GCV: gewone commanditaire vennootschap (f) VOF: vennootschap onder firma
DE OPENING VAN EEN BELGISCH VERTEGENWOORDIGINGSKANTOOR 1.3
Een niet-commercieel vertegenwoordigingskantoor is geen “erkende” entiteit, geniet niet van rechtspersoonlijkheid en zal niet onderworpen zijn aan enige publicatie- of neerleggingsformaliteiten. Een vertegenwoordigingskantoor kan geen facturen verzenden en kan niet als dusdanig worden geregistreerd bij de officiële instanties (postdiensten, telefoonmaatschappijen, etc.). Het is de wettelijke vertegenwoordiger van het niet-commerciële vertegenwoordigingskantoor, handelend op individuele basis, die zich zal moeten registreren bij deze officiële instanties (en daardoor persoonlijk aansprakelijk is jegens deze instanties).
DE OPENING VAN EEN BELGISCH BIJKANTOOR 1.4
4
Een bijkantoor van een buitenlandse vennootschap kan opgericht worden in België en zal geleid worden vanuit de buitenlandse vennootschap. Het is belangrijk op te merken dat een bijkantoor geen afzonderlijk rechtspersoonlijkheid bezit en bijgevolg behoren al haar activa en passiva rechtstreeks toe aan de buitenlandse vennootschap.
Alle overeenkomsten die worden aangegaan door het bijkantoor zullen geacht worden te zijn aangegaan door de buitenlandse vennootschap. Desalniettemin zal het bijkantoor onderworpen zijn aan dezelfde regelgeving als een Belgische vennootschap met betrekking tot haar beheer en haar werkzaamheden. Zij moet een geconsolideerde jaarrekening neerleggen bij de Nationale Bank van België en een belastingsaangifte doen. Indien het bijkantoor binnen de voorwaarden valt van een registratie bij de BTW-autoriteiten, zal zij zich ook daar moeten registreren en zal m.b.t. BTW-aangelegenheden op eenzelfde wijze behandeld worden als een Belgische BTW-plichtige. Het bijkantoor moet per kwartaal of per maand een BTW-aangifte doen. Onze ervaring leert ons dat de opening van een bijkantoor gemiddeld meer tijd in beslag neemt dan de oprichting van een dochtervennootschap, omdat meer werk moet worden verricht in het buitenland (documenten verzamelen, legalisaties en apostilles, etc.).
DE OPRICHTING VAN EEN BELGISCHE DOCHTERVENNOOTSCHAP 1.5
Een dochtervennootschap van een buitenlandse vennootschap is een juridisch te onderscheiden en onafhankelijke entiteit, hetgeen betekent dat zij zelf haar activa kan bezitten en zelf aansprakelijk kan worden gesteld. In de meeste gevallen zal de aansprakelijkheid van de buitenlandse moedervennootschap inderdaad beperkt zijn tot haar inbreng. Het Belgische Vennootschapsrecht onderscheidt verscheidene vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid, waarvan de naamloze vennootschap (NV) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) de meest courante vormen zijn. Zij bieden beide het voordeel van een beperking van de aansprakelijkheid t.a.v. haar aandeelhouders/vennoten, van wie de aansprakelijkheid beperkt is tot hun inbreng. Naast de NV en de BVBA bestaan er nog andere vennootschapsvormen waarbij telkens ten minste één an de vennoten een onbeperkte aansprakelijkheid heeft: de vennootschap onder firma (VOF), de commanditaire vennootschap (Comm.V.) en de commanditaire vennootschap op aandelen (Comm.V.A.). Ten slotte onderscheidt men in het Belgisch W. Venn. nog de coöperatieve vennootschappen onder het Belgische Wetboek van Vennootschappen, hetzij met een beperking van aansprakelijkheid (CVBA – coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) hetzij met een onbeperkte aansprakelijkheid (CVOA – coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid) ten aanzien van de vennoten.
Het voornaamste voordeel van de coöperatieve vennootschap is dat het maatschappelijk kapitaal kan variëren zonder dat hiervoor een aanpassing van de statuten vereist is, hetgeen de vennoten in staat stelt eenvoudiger tot de vennootschap toe te treden of deze te verlaten. Er is echter steeds de vereiste van minimum drie vennoten voor de Belgische coöperatieve vennootschap. 1.6
De derde vorm, zijnde het aandeel aan toonder, werd in België afgeschaft op 1 januari 2008. Aandelen van een BVBA zijn steeds op naam. (ii) Overdraagbaarheid: aandelen van een NV zijn in principe vrij overdraagbaar, hoewel de statuten dit kunnen beperken. Voor de overdracht van de aandelen van een BVBA is in principe de instemming vereist van ten minste de helft van de andere vennoten (die ten minste ¾ van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen), hoewel de statuten bepaalde verkrijgers kunnen vrijstellen van deze voorafgaande instemming.
In dit memorandum zullen wij de oprichting van de NV en de BVBA behandelen, waarbij hoofdzakelijk de verschillen tussen deze twee vennootschapvormen zullen worden besproken. Indien u echter een gedetailleerder overzicht van een andere vennootschapsvorm zou wensen, voorzien wij daar graag in.
(iii) Categorieën: in een NV dienen niet alle aandelen dezelfde waarde te hebben en kunnen preferente aandelen worden uitgegeven. In een BVBA dienen alle aandelen dezelfde waarde te hebben en zij kunnen niet preferent zijn.
VERSCHILLEN TUSSEN DE NV EN DE BVBA 1.7
Historisch gezien was de NV bestemd voor grote ondernemingen en de BVBA voor de eerder kleinere ondernemingen (vaak familieondernemingen of minstens een particuliere onderneming). De belangrijkste verschillen die resteren uit dit historisch onderscheid kunnen als volgt worden samengevat. (a) Het minimumkapitaal van een NV bedraagt EUR 61.500; het kapitaal moet volstort zijn voor minstens hetzelfde bedrag op het ogenblik van oprichting. Het minimumkapitaal van een BVBA bedraagt EUR 18.550 en moet minstens volstort zijn ten belope van EUR 6.200 (of EUR 12.400 indien oprichting door één vennoot – zie verder). (b) Een NV vereist ten minste twee oprichters. Na oprichting kunnen de aandelen in de hand van één aandeelhouder verenigd worden, maar in dit geval verliest de enige aandeelhouder het voordeel van de beperkte aansprakelijkheid na één jaar. Een BVBA kan opgericht worden door één oprichter. Indien de enige oprichter een rechtspersoon is, zal deze evenwel niet van een beperkte aansprakelijkheid kunnen genieten. (c) Een NV kan een zogenaamd “toegestaan kapitaal” hebben. Het maatschappelijk kapitaal van de NV kan verhoogd worden tot dit bedrag door een beslissing van de raad van bestuur en er is bijgevolg geen vereiste om een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen. In de BVBA bestaat deze optie niet. (d) Met betrekking tot de aandelen in beide vennootschapsvormen kan het volgende onderscheid worden gemaakt. (i) Vorm: de aandelen van een NV kunnen op naam zijn (geregistreerd in het aandeelhoudersregister) of gedematerialiseerd (op een rekening geboekt, bv. bij een bank).
(e) Een NV kan, naast aandelen, ook winstbewijzen, (converteerbare) obligaties of warrants uitgeven. Een BVBA kan, naast aandelen, enkel obligaties uitgeven, die niet converteerbaar mogen zijn in aandelen. (f)
Het bestuur van een NV wordt waargenomen door een raad van bestuur, d.i. een collegiaal orgaan samengesteld uit ten minste drie bestuurders. Indien een NV slechts twee aandeelhouders heeft, kan de raad van bestuur uit slecht twee leden bestaan. Behoudens afwijkende bepalingen in de statuten, zal de NV geldig vertegenwoordigd zijn door twee bestuurders samen handelend. Het mandaat verleend aan de bestuurders kan te allen tijde herroepen worden door de aandeelhouders. Behalve een raad van bestuur bestaan er twee facultatieve organen die binnen de raad van bestuur in het leven kunnen geroepen worden: een directiecomité en een gedelegeerd bestuurder.
(g) In een BVBA wordt het bestuur waargenomen door één of meerdere zaakvoerders. De statuten kunnen voorzien dat – indien meerdere zaakvoerders worden benoemd – zij op collegiale wijze moeten handelen (zoals dit geldt voor een NV). Indien dit niet voorzien wordt door de statuten, zal elke zaakvoerder alleen bevoegd zijn om de vennootschap te vertegenwoordigen. De mogelijkheid om het mandaat van zaakvoerders te herroepen kan beperkt worden in de statuten van de BVBA. Er kunnen geen andere bestuursorganen worden gecreëerd in een BVBA. De leden van het bestuur van een Belgische vennootschap moeten niet noodzakelijk Belgische inwoners zijn. Daarenboven kunnen ook vennootschappen benoemd worden als bestuurder of zaakvoerder op voorwaarde dat zulke vennootschap een natuurlijke persoon aanduidt als haar vaste vertegenwoordiger.
5
ONDERNEMEN IN BELGIE
VERPLICHTINGEN NA DE OPRICHTING 1.8
Na de oprichting moet de vennootschap een aanvraag richten tot het bevoegde ondernemingsloket voor de registratie van haar handelsactiviteiten. De vennootschap kan haar activiteiten niet aanvatten alvorens deze registratie voltooid is. Afhankelijk van haar activiteiten, zal de vennootschap zich eveneens dienen te registreren bij de BTW administratie en een BTW registratienummer verkrijgen dat moet worden vermeld op alle uitgaande facturen. Deze registratie kan drie tot zes weken duren. Nadien zal de Belgische dochtervennootschap jaarlijks haar jaarrekening moeten neerleggen bij de Nationale Bank van België en een belastingsaangifte indienen. Wij kunnen u natuurlijk bijstaan bij de gelijke neerlegging en registratie.
2. FISCAAL PERSPECTIEF DE OPRICHTING VAN EEN BELGISCHE DOCHTERVENNOOTSCHAP
6
2.1
Er zijn geen registratie- of kapitaalrechten verschuldigd op een inbreng van kapitaal in een Belgische vennootschap, ongeacht of dit een inbreng in geld of een inbreng in natura betreft (d.i. 0% registratierechten).
2.2
Met betrekking tot de operationele activiteiten, kan de Belgische dochtervennootschap opteren voor een financiering d.m.v. eigen vermogen of vreemd vermogen. Hierna volgen enkele algemene beschouwingen met betrekking tot de fiscale implicaties van beide vormen van financiering.
•
Financiering d.m.v. eigen vermogen
2.3
Het Belgische fiscale recht introduceerde enkele jaren geleden een unieke fiscale stimulans, namelijk de zgn. “notionele interestaftrek” (hierna: NIA). De NIA voorziet in een aftrek buiten de balans voor fiscale doeleinden, berekend door een notionele rentevoet toe te passen (op basis van de rentevoet van de tienjarige lange termijn lineaire staatsobligaties (“OLO obligaties”)) op het “boekhoudkundig eigen vermogen” (zie paragraaf 2.4 hieronder) zoals gecorrigeerd voor fiscale doeleinden. Het aftrekbare bedrag is gelijk aan het boekhoudkundig eigen vermogen van de vennootschap zoals gecorrigeerd voor fiscale doeleinden, vermenigvuldigd met de rentevoet van de NIA. De NIA wordt eveneens uitgebreid behandeld in Bijlage 1 bij dit memorandum onder de titel “Federale en Regionale Steunmaatregelen ten gunste van Ondernemingen”.
2.4
Het “boekhoudkundig eigen vermogen” van een vennootschap komt – in het algemeen – overeen met het eigen vermogen zoals dit opgenomen is in de geconsolideerde jaarrekening van het voorgaande boekjaar. Om een dubbeltelling te vermijden, dient dit bedrag verminderd te worden met onder meer de fiscale nettowaarde van de “financiële vaste activa”, bestaande uit participaties en andere aandelen. Veranderingen in het boekhoudkundig eigen vermogen tijdens het boekjaar (bv. een kapitaalverhoging) worden pro rata (d.i. gewogen gemiddelde) in rekening gebracht. Voor het aanslagjaar 2012 bedraagt de NIA in principe 3%.
2.5
Het fiscale voordeel van de NIA indachtig, dient een Belgische dochtervennootschap een (gedeeltelijke) investering met eigen vermogen in overweging te nemen.
•
Financiering door middel van vreemd vermogen
2.6
De Belgische fiscale wetgeving legt geen algemene ratio vreemd vermogen/eigen vermogen op voor Belgische vennootschappen.
2.7
Er zijn echter regels omtrent onderkapitalisatie opgenomen in het Belgische fiscale recht, maar deze zijn over het algemeen enkel van toepassing op leningen verstrekt door een aantal dubieuze kredietverstrekkers. Er zijn twee regels omtrent onderkapitalisatie voor dergelijke leningen: (a) een schuldratio van 1:1 is van toepassing indien de ontlener een niet-Europees gevestigde vennootschap is die handelt als een lid van de raad van bestuur, een curator of een persoon die een gelijkaardige functie uitoefent in een Belgische vennootschap. Het Belgische fiscale recht bepaalt dat de rentebetalingen op leningen die verleend worden door een lid van de raad van bestuur, een curator, of een persoon die een gelijkaardige functie uitoefent in de vennootschap, voor fiscale doeleinden, geherkwalificeerd worden als “dividenden” in de mate dat de rentebetalingen een bepaalde drempel overschrijden. De drempel wordt overschreden indien de rentevoet hoger is dan de marktrentevoet, of, indien het bedrag van de lening hoger is dan de som van de belaste reserves aan het begin van de belastbare periode en het volgestort kapitaal aan het einde van de belastbare periode. In dergelijke gevallen zal het bedrag aan rente dat de drempels overschrijdt beschouwd worden als dividend en zal niet aftrekbaar zijn van het belastbare inkomen van de Belgische vennootschap; en (b) een schuldratio van 5:1 zal van toepassing zijn indien de rente betaald of toegewezen is aan een verbonden vennootschap of een uiteindelijke gerechtigde die niet onderworpen is aan een regime van inkomstenbelastingen of aan een belastingsregime dat aanzienlijk gunstiger is dan het Belgische fiscale regime (vennootschappen in belastingsparadijzen, van belastingen vrijgestelde holdingvennootschappen).
Deze schuldratio zal enkel van toepassing zijn in de mate dat de totale hoofdsom van de leningen verstrekt door een dergelijke begunstigde (d.i. “dubieuze leningen”) vijf maal de som van de belaste reserves aan het begin van de belastbare periode en het volgestorte kapitaal aan het einde van de belastbare periode overschrijdt. 2.8
OP NIVEAU VAN HET BELGISCH BIJKANTOOR 3.3
In geval van financiering door middel van vreemd vermogen kan de Belgische dochtervennootschap principieel elke rentebetaling op een lening aftrekken, indien de volgende voorwaarden vervult zijn: (a) de rente moet betrekking hebben op de belastbare periode; (b) de rentebetalingen moeten gedaan worden om een belastbaar inkomen te verkrijgen of behouden; (c) de rentebetalingen moeten bewezen worden aan de hand van ondersteunende documentatie; (d) de rentevoet moet “at arm’s length” zijn.
3. BELGISCHE VENNOOTSCHAPSBELASTING OP NIVEAU VAN DE BELGISCHE DOCHTERVENNOOTSCHAP •
Belastingsvoet
3.1
Belgische vennootschappen zijn normaal gezien onderworpen aan een Belgische vennootschapsbelasting waarvan het normaal tarief 33,99% bedraagt. De nominale voet van de vennootschapsbelasting wordt toegepast op het belastbare inkomen van de vennootschap, dewelke verschilt van haar wettelijke nettowinst berekend volgens de Belgische GAAP (de nettowinst van de vennootschap wordt aangepast overeenkomstig bv. verworpen uitgaven, stijging/daling van de belastbare reserves, specifieke belastingaftrek, vrijgestelde meerwaarden op garantieaandelen, etc.).
•
Roerende voorheffing op uitgekeerde dividenden
3.2
Wij kunnen u op verzoek voorzien van een gedetailleerd overzicht van de roerende voorheffing die in principe van toepassing is op uitgekeerde dividenden of attributies door de Belgische dochtervennootschap aan haar aandeelhouders. De roerende voorheffing bedraagt 25%, maar er bestaan verscheidene verminderingen en vrijstellingen ten gevolge van internationale en binnenlandse wetgeving (zoals uitzonderingen die voortvloeien uit de EU Richtlijn omtrent de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen).
Het bijkantoor is onderworpen aan een Belgische vennootschapsbelasting voor niet-inwoners, dewelke bijna identiek is aan de vennootschapsbelasting voor binnenlandse vennootschappen of dochtervennootschappen. Indien gewenst kunnen wij u voorzien van een grondige fiscale analyse voor een Belgisch bijkantoor van uw buitenlandse onderneming.
4. BTW 4.1
Indien gewenst, kunnen wij u een advies op maat bezorgen omtrent enige BTW verschuldigd op specifieke goederen en/of diensten die u wenst aan te bieden op de Belgische markt. Het standaard BTW tarief bedraagt 21% in België.
5. STIMULI EN SUBSIDIES VOOR UW ONDERNEMING 5.1
In België ligt de bevoegdheid tot het verlenen van financiële ondersteuning voornamelijk bij de Regionale overheden. Het is daarom een interessante oefening voor elke investeerder, die tot de Belgische markt wenst toe te treden, om zorgvuldig na te gaan of hij zijn activiteiten zal uitoefenen in het Vlaams, Waals of Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Algemene informatie omtrent investeren in België kan teruggevonden worden op http://business.belgium.be. Als Bijlage 1 bij dit memorandum vindt u een algemeen overzicht van de verschillende steunmaatregelen op het vlak van personeelszaken, subsidies en fiscale stimuli.
7
ONDERNEMEN IN BELGIE
Omdat de regelgeving omtrent het statuut van zelfstandigen soepeler (de strenge en beschermende arbeidswetgeving zal niet van toepassing zijn) en financieel aantrekkelijker is (lagere sociale lasten), verkiezen partijen soms om op een zelfstandige basis te werken in plaats van onder een arbeidsovereenkomst.
6. PERSONEEL TEWERKSTELLEN IN BELGIË ALGEMEEN 6.1
6.2
6.3
België is een Federale staat samengesteld uit drie semiautonome Gewesten: het Vlaams Gewest (Nederlandstalig), het Waals Gewest (Frans- en Duitstalig) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (gemende taalgemeenschappen). Het Federale Parlement is bevoegd voor de goedkeuring van de arbeidswetgeving (www.employment.belgium.be). De relatie werkgever/werknemer is hoofdzakelijk geregeld door middel van arbeidswetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten, reglementen (ondernemingsniveau) en individuele arbeidsovereenkomsten. Zij hebben tot doel de rechten en verplichten van de werkgevers en werknemers nader te omschrijven. Zij omvatten regels omtrent de aanwerving en het ontslag van werknemers, loonsbescherming, werkduur, werkomstandigheden, minimum aantal vakantiedagen en de gelijkheid van lonen voor mannen en vrouwen. Collectieve onderhandelingen vormen het belangrijkste instrument waarbij arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld en in stand gehouden. Een multi-sectorale overeenkomst vormt het formele kader voor alle collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) en wordt elke twee jaar afgesloten. Een aantal CAO’s worden afgesloten op niveau van de Nationale Arbeidsraad en zijn van toepassing op alle Belgische werkgevers en werknemers. De CAO’s op sectorniveau worden onderhandeld en afgesloten binnen een zgn. Paritair Comité, d.i. een comité voor een welbepaalde bedrijfstak samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties en wordt voorgezeten door een door de overheid aangewezen sociaal bemiddelaar. Vele CAO’s worden bekrachtigd bij Koninklijk Besluit om algemeen bindend te zijn voor alle werkgevers binnen een bepaalde sector of geografisch gebied. De belangrijkste activiteit van de werkgever zal bepalen tot welk Paritair Comité men behoort. Lydian kan u bijstaan bij het bepalen van de juiste sector (Paritair Comité) van uw onderneming, hetgeen belangrijk is met het oog op de naleving van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten.
WERKNEMER OF ZELFSTANDIGE? 6.4
8
In België kan het werk verricht worden door een werknemer of een zelfstandige. Daar waar de werknemer onder het gezag werkt van zijn/haar werkgever, zal een zelfstandige de vrijheid en autonomie behouden voor het leveren van zijn/haar diensten.
6.5
Er dient echter opgemerkt te worden dat er geen vrije keuze is tussen het statuut van werknemer of zelfstandige; het statuut van de dienstverlener zal afhankelijk zijn van de wijze waarop de overeenkomst in werkelijkheid wordt uitgevoerd. Indien een persoon onder de strikte supervisie van een werkgever werkt, zal hij/zij geacht worden een werknemer te zijn ongeacht de bewoordingen van de eigenlijke overeenkomst.
VOORAFGAANDE FORMALITEITEN M.B.T. DE TEWERKSTELLING VAN PERSONEEL IN BELGIË 6.6
Ondernemingen die personeel willen tewerkstellen in België moeten voorafgaandelijk enkele arbeidsrechtelijke formaliteiten vervullen: (a) De werkgever dient zich te registreren bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ)1, ofwel (i) door een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA) bij de aanwerving van de eerste werknemer, of (ii) indien de werkgever een werknemer wil aanwerven in de (nabije) toekomst, door de desbetreffende documenten zelf te downloaden en in te vullen en deze naar de RSZ te versturen. Eens de desbetreffende aangifte is gedaan, zal de werkgever een registratienummer ontvangen van de RSZ. De onmiddellijke aangifte van tewerkstelling dient te gebeuren uiterlijk op het ogenblik dat de werknemer zijn activiteiten aanvangt onder het Belgische sociale zekerheidssysteem. De verklaring met betrekking tot het einde van de tewerkstelling dient uiterlijk te gebeuren op de dag volgend op het einde van de tewerkstelling. Deze elektronische verklaringen zijn verbonden aan het elektronisch personeelsbestand, waarin elke werknemer een volgnummer toegewezen krijgt overeenkomstig de chronologische volgorde waarin hij/zij werd aangenomen. Voor meer informatie: www.socialsecurity.be (b) De werkgever dient een verzekering tegen arbeidsongevallen af te sluiten bij een verzekeringsmaatschappij van zijn keuze, die erkend is in België. Een arbeidsongeval is een ongeval dat zich voordoet op een ogenblik dat de werknemer het overeengekomen werk is aan het uitvoeren, of onderweg is van of naar zijn werk.
1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ): Victor Hortaplein, 1050 Brussel.
De verzekering dekt medische kosten en het loon van de werknemer indien de werknemer arbeidsongeschikt is ten gevolge van dit ongeval. Deze verplichting geldt vanaf de eerste dag van tewerkstelling van de eerste werknemer. Een retroactieve dekking is niet toegestaan. Indien de werkgever geen verzekeringsmaatschappij kiest, zal hij automatisch geregistreerd worden bij het Fonds voor Arbeidsongevallen.2 (c) De werkgever moet een interne dienst voor preventie en bescherming oprichten. Het doel van deze dienst is om de preventie en veiligheid van de werknemers op de werkvloer te verzekeren. De werkgever moet ook minstens één preventieadviseur aanstellen (voor ondernemingen met minder dan 20 werknemers, kan deze rol vervuld worden door de werkgever zelf). Werkgevers moeten zich ook aansluiten bij een medische dienst die werkgevers adviseert op het vlak van preventie en veiligheid met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Indien de werkgever niet over de vereiste kennis beschikt, moet hij zich eveneens inschrijven bij een externe erkende dienst voor preventie en bescherming. Ondernemingen die zulke diensten verstrekken, hebben deskundigen op het gebied van veiligheid op het werk, preventie op het werk, ergonomie, hygiëne, de psychosociale aspecten van de arbeid, pesterijen, etc. (d) De werkgever moet zich registreren bij het ontvangkantoor voor directe belastingen om de betaling van de inkomstenbelasting mogelijk te maken dat ingehouden wordt op het loon van de werknemer. (e) Tenslotte dient de werkgever een gemachtigde aan te stellen om de verplichte arbeidsdocumenten bij te houden en als postbus op te treden voor alle officiële briefwisseling van de RSZ.
ALGEMENE ARBEIDSVOORWAARDEN 6.7
6.8
Het Belgische arbeidsrecht is van toepassing op elke werknemer werkzaam in België. Hoewel partijen vrij zijn in het bepalen van het toepasselijk recht in het kader van hun arbeidsrelatie, mogen de contractuele bepalingen niet in strijd zijn met de dwingende bepalingen van het Belgische recht. De meeste bepalingen omtrent de bescherming van werknemers zijn dwingend van aard en zijn hoofdzakelijk vastgesteld bij wet of CAO. De belangrijkste arbeidsvoorwaarden zijn de volgende:
Sommige overeenkomsten dienen echter schriftelijk te worden opgesteld, meestal deze voor een bepaalde duur of voor een welomschreven job of werk, of voor deeltijdse arbeid of thuiswerk of deze gesloten met een student. Specifieke clausules, zoals deze die betrekking hebben op beperkingen bij de uitdiensttreding, vertrouwelijkheid, proefperiodes, variabele beloning, opzegtermijnen, etc. kunnen in de arbeidsovereenkomst worden opgenomen. (b) Loonschalen en minimumlonen: deze worden overeengekomen in CAO’s die gesloten worden binnen het Paritair Comité op sectoraal niveau. (c) Werkuren: werknemers mogen niet meer dan 38 uren per week werken op gemiddelde basis en niet meer dan 9 uren per dag, noch mogen zij op zon- of feestdagen werken. Gewoonlijk zal een vijfdagenweek van toepassing zijn. Er dient opgemerkt te worden dat de wetgeving omtrent arbeidsduur geamendeerd werd om tegemoet te komen aan meer flexibele werktijden. In principe is het verrichten van werk tussen 20u00 en 6u00, hetgeen beschouwd wordt als nachtwerk, verboden. Er zijn echter talrijke uitzonderingen waarbij nachtwerk toegelaten is, veelal voor roterende ploegenarbeid, voor werk waarbij een voortdurende aanwezigheid vereist is, enzovoort. Werk verricht buiten de dagelijkse (9 uren) en/of wekelijkse (40 uren of 38 uren afhankelijk van de sector) werkuren, wordt over het algemeen gedefinieerd als overuren. Het Belgische arbeidsrecht kent een algemeen verbod op overuren. Bij wijze van uitzondering laat de wet betreffende de arbeidsduur enkel in welbepaalde gevallen overuren toe en dit onder zeer strikte voorwaarden. Algemeen kan men stellen dat overuren de werknemer recht geven op compenserend verlof dat verleend moet worden binnen een welbepaalde periode nadat de overuren gepresteerd werden en op een bijkomende vergoeding van 50% voor overuren verricht op normale werkdagen en op zaterdagen en 100% voor overuren verricht op zon- en feestdagen. (d) Vakantie: het recht op vakantie is gebaseerd op het werk verricht door de werknemer gedurende het kalenderjaar (het “dienstjaar”) dat het jaar waarin de vakantie wordt opgenomen voorafgaat (het “vakantiejaar”). Werknemers hebben recht op een jaarlijkse vakantie van 20 werkdagen indien zij werken op basis van een vijfdagenweek en 24 werkdagen op basis van een zesdaagse week.
(a) Arbeidsovereenkomsten: een arbeidsovereenkomst kan mondeling of schriftelijk worden overeengekomen (een schriftelijke overeenkomst is een standaardgebruik).
2 Fonds voor arbeidsongevallen: Troonstraat 100, 1050 Brussel, Tel. 02 506 8411.
9
ONDERNEMEN IN BELGIE
(e) Feestdagen: werknemers hebben recht op tien feestdagen bovenop hun jaarlijkse vakantie. De Belgische feestdagen zijn de volgende: • • • • • • • • • •
Nieuwjaar (1 januari) Paasmaandag Dag van de Arbeid (1 mei) Hemelvaart Pinkstermaandag Nationale Feestdag (21 juli) Maria-Hemelvaart (15 augustus) Allerheiligen (1 november) Wapenstilstand (11 november) Kerstdag (25 december)
Het loon van de werknemer wordt niet beïnvloed door deze feestdagen. Het is werkgevers ook niet toegestaan te eisen dat werknemers moeten werken op feestdagen. Indien een feestdag op een zondag of een andere dag van inactiviteit valt, zal de feestdag vervangen worden door een normale werkdag.
TAALGEBRUIK 6.9
Het taalgebruik in arbeidsrelaties in België binnen een onderneming is afhankelijk van de plaats van de activiteiten van de werkgever, en niet de plaats van de maatschappelijke zetel. (a) Werkgevers gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dienen alle documenten gericht aan werknemers in het Frans op te stellen voor Franstalige werknemers en in het Nederlands voor Nederlandstalige werknemers. (b) Werkgevers gevestigd in het Vlaams Gewest dienen de documenten in het Nederlands op te stellen; werkgevers gevestigd in het Waals Gewest dienen de documenten in het Frans op te stellen. (c) Werkgevers gevestigd in het Duitstalige landsgedeelte dienen de documenten in het Duits op te stellen, ongeacht de moedertaal van de betrokken werknemer.
LONEN IN BELGIË 6.10 Minimumlonen. In de meeste sectoren zullen CAO’s het vaste minimum uurloon vastleggen voor arbeiders (werknemers die voornamelijk fysieke arbeid verrichten) en het minimum maandloon voor bedienden (werknemers die voornamelijk intellectuele arbeid verrichten). De lonen worden automatisch geïndexeerd op basis van de inflatie. Het maandloon dient betaald te worden op welbepaalde vaste data, met een maximale interval van zestien dagen voor arbeiders. De lonen voor bedienden dienen op maandelijkse basis betaald te worden.
10
Het minimumloon voor bedienden behorende tot één van de belangrijkste sectoren (Paritair Comité n° 218) varieert tussen EUR 1.590,01 bruto/maand voor categorie A met 0 jaar anciënniteit en EUR 2.639,06 bruto/maand voor categorie D met 26 jaar anciënniteit (bedragen per 1 januari 2012). De meeste werkgevers betalen echter lonen die boven deze minima liggen. 6.11 In het algemeen zullen sectorale CAO’s voorzien in de verplichting voor de werkgever tot het betalen van een zgn. “dertiende maand” als een eindejaarsbonus. 6.12 Ongeacht de toepasselijke sectorale akkoorden, zal de werkgever enkel en dubbel vakantiegeld dienen te betalen aan de werknemers. Het enkel vakantiegeld is gelijk aan het normale loon voor vier weken. Het dubbel vakantiegeld is gelijk aan 92% van het maandloon, indien volledig gerechtigd. Voor bedienden zal dit vakantiegeld betaald worden door de werkgever bevoegd tot betaling van de lonen van de werknemers. Voor arbeiders zal het vakantiegeld betaald worden door het aangesloten vakantiefonds. Dit betekent dat de werkgever geen vakantiegeld betaalt aan de werknemers, maar hij moet anderzijds wel bijzondere sociale zekerheidsbijdragen betalen om de financiering van het vakantiegeld voor arbeiders mogelijk te maken. 6.13 Werkgevers kunnen bijkomende voordelen verlenen aan werknemers, zoals aandelenopties, maaltijdcheques, persoonlijk gebruik van het bedrijfsvoertuig, aanvullende verzekeringen, pensioenplan, medische verzekeringen, etc. Deze bijkomende voordelen worden geacht integraal deel uit te maken van het loon van de werknemer, maar zijn wel vaak onderworpen aan lagere sociale zekerheidsbijdragen en belastingen.
LOONKOSTEN 6.14 Sociale zekerheidsvoordelen worden gefinancierd door de bijdragen die betaald worden aan de RSZ door zowel werkgevers (ongeveer 35% van het brutoloon van bedienden en 50% van het brutoloon – inclusief de bijdragen voor het vakantiegeld – van arbeiders) als werknemers (13,07% van het brutoloon). Voor arbeiders worden de percentages berekend op 108% van het brutoloon. Bijdragen zijn verschuldigd op alle vergoedingen zonder plafonnering. Er bestaan verschillende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid die de sociale zekerheidsbijdragen beperken of werkgevers vrijstellen van betaling hiervan. (bv. de aanwerving van werkloze personen, jonge werknemers, oude werknemers, etc.).
6.15 Het voorbeeld hieronder illustreert de loonkost in België (a) Jaarlijks brutoloon van EUR 1.500 bruto/maand EUR 1.500 x 13,92 (zodat het enkel en dubbel vakantiegeld en de dertiende maand inbegrepen zijn) = EUR 20.880 (b) Jaarlijkse kost voor de werkgever (bediende): EUR 20.880 + 35% = EUR 28.188 Voor meer informatie: www.rsz.fgov.be/nl/home.html
ONTSLAGRECHT 6.16 Een Belgische werkgever heeft steeds de macht om een einde te maken aan de arbeidsovereenkomst. Er is geen voorafgaande toelatingsprocedure, zoals bv. in Nederland het geval is, vereist. Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan steeds worden beëindigd met een opzeggingstermijn of met de betaling van een opzeggingsvergoeding. Deze vergoeding is gelijk aan het loon en de voordelen waarop de werknemer recht heeft bij het einde van de overeenkomst vermenigvuldigd met het aantal maanden dat de werkgever niet in acht heeft genomen. 6.17 De opzeggingstermijnen verschillen voor arbeiders en bedienden. Voor deze laatste categorie bepalen het loon en de anciënniteit de lengte van de opzeggingstermijn. De opzeggingstermijnen zijn relatief lang in België: zo bedraagt de opzeggingstermijn voor een bediende met 4 jaar anciënniteit (start arbeidsovereenkomst na 1 januari 2012) 150 dagen. 6.18 Een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk eindigt bij het verstrijken van de termijn of bij het einde van het werk. 6.19 Alle arbeidsovereenkomsten kunnen beëindigd worden in onderling overleg of om een dringende reden. 6.20 Een ontslag moet in principe niet gemotiveerd worden. Toch hebben arbeiders recht op een bijkomende vergoeding gelijk aan zes maanden loon als het ontslag willekeurig is, i.e. niet gebaseerd op de geschiktheid of het gedrag van de arbeider of niet ingegeven door economische redenen. 6.21 Vele categorieën werknemers zijn bovendien extra beschermd tegen ontslag (bv. zwangere werkneemster, personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraad, werknemer die klacht heeft ingediend in procedure pesten op het werk,…). U kunt deze werknemers wel ontslaan, maar moet daarvoor bepaalde procedures volgen en/of bewijzen dat ze (niet) om bepaalde redenen zijn ontslagen.
VERPLICHTE ARBEIDSRECHTELIJKE STUKKEN EN DOCUMENTEN 6.22 Elke werkgever moet bepaalde “sociale documenten” opstellen en bewaren (d.i. arbeids- en sociale zekerheidsgerelateerde documenten) om de sociale inspectie in staat te stellen na te gaan of de werkgever in regel is met de arbeids- en sociale zekerheidsrechtelijke regels. De meeste werkgevers contracteren met een privé sociaal bureau om aldus deze verplichte documenten op te stellen en te bewaren (zie hieronder). 6.23 Overeenkomstig het Belgische recht zijn de belangrijkste sociale documenten de volgende: (a) Een arbeidsreglement is verplicht indien een onderneming werknemers in dienst heeft. Het arbeidsreglement bevat enkele specifieke bepalingen omtrent het loon en de arbeidsomstandigheden binnen de onderneming (zoals de voltijdse en deeltijdse werkschema’s, disciplinaire sancties, jaarlijkse vakantiedagen, etc.). Elke werknemer dient een kopie te ontvangen en deze moeten kenbaar worden gemaakt in de ondernemingslokalen. (b) De Onmiddellijke Aangifte, zijnde de onmiddellijke kennisgeving van het begin of einde van een arbeidsrelatie (zie hierboven). (c) Loonfiches dienen verstrekt te worden aan elke werknemer met de vermelding van alle betalingen gedurende die maand. (d) Individuele rekeningen: werkgevers moeten elk jaar een kopie van de individuele rekening verstrekken aan elke werknemer. Deze rekening geeft een overzicht van alle betalingen uitgevoerd door de werkgever aan de werknemer. (e) Meldingsplicht LIMOSA: dit is een verplichting tot voorafgaande melding sinds 1 april 2007 voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen die tijdelijk of deels tewerkgesteld of gevestigd zijn in België, maar normaal werkzaam zijn in één of meer andere landen dan België of werden aangeworven in ander land dan België. Deze melding dient te gebeuren door de buitenlandse werkgever of door de buitenlandse zelfstandige via de website van de RSZ (voor werknemers) of het Rijksinstituut voor Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen voorafgaand aan het starten van zijn/ haar activiteiten in België. Indien de kennisgeving werd gedaan voor een buitenlandse werknemer tewerkgesteld in België, is de werkgever vrijgesteld voor een periode van 12 maanden m.b.t. het opstellen van bepaalde arbeidsgerelateerde documenten: het arbeidsreglement, het personeelsregister en de vrijstelling van het naleven van de regels inzake controle die zijn voorzien voor deeltijds tewerkgestelde werknemers. Voor meer informatie: zie www.limosa.be 11
ONDERNEMEN IN BELGIE
SOCIAAL BUREAU EN WERKGEVERSORGANISATIES 6.24 Hoewel niet verplicht, is het gebruikelijk en aanbevolen voor werkgevers om gebruik te maken van de diensten van een sociaal bureau om alle loonkostgerelateerde aangelegenheden te beheren. Normaal zal een sociaal bureau optreden als tussenpersoon tussen de werkgever en de autoriteiten m.b.t. de sociale zekerheid en inkomstenbelasting.
6.28 Een beroepskaart is vereist voor elke persoon die een zelfstandige activiteit in België wenst uit te oefenen, maar niet een Belgische onderdaan of een onderdaan van een lidstaat van de EER of van Zwitserland is. Een beroepskaart is eveneens vereist voor gedelegeerde bestuurders van vennootschappen opgericht in België en die in België verblijven voor een ononderbroken periode van meer dan drie maanden. De aanvraag tot het verkrijgen van een beroepskaart kan ingediend worden bij de Belgische ambassade of het Belgische consulaat van het land waar de zelfstandige of gedelegeerd bestuurder niet-inwoner verblijft.
Een aanbevolen sociaal bureau is ADMB (www.admb.be - contactpersoon: dhr. Pascal de Lophem,
[email protected]). 6.25 De onderneming kan zich aansluiten bij een werkgeversorganisatie, hetgeen een private organisatie is van personen met gemeenschappelijk economische belangen. Hun doel betreft het verdedigen van deze belangen. Werkgeversorganisaties worden erkend als vertegenwoordigers van een aanzienlijke verscheidenheid van werkgevers en kunnen onderhandelen met de werknemersorganisaties, hetgeen aanleiding geeft tot het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten op sectoraal niveau. (zie hierboven). De nationale inter-professionele werkgeversorganisatie is het Verbond van Belgische Ondernemingen. Voor meer informatie: www.vbo-feb.be
TEWERKSTELLING VAN WERKNEMERS UIT NIET-EER (EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE) LIDSTATEN IN BELGIË
7. COMMERCIËLE ASPECTEN VAN ONDERNEMEN IN BELGIË 7.1
KOOP-VERKOOP- EN DIENSTENOVEREENKOMSTEN 7.2
Zoals in de meeste civielrechtelijke landen bestaan er geen formaliteiten bij het sluiten van handelsovereenkomsten. De wilsovereenstemming tussen de partijen over de belangrijkste punten van de overeenkomst volstaan om te kunnen spreken van een verbintenis. Bij de koop-verkoop van goederen betreft dit meestal de prijs en de hoeveelheid; voor diensten zal dit de aard van de dienst en de prijs zijn. Schriftelijke overeenkomsten zijn natuurlijk van cruciaal belang voor het leveren van het bewijs van de overeenkomst tussen de partijen. Het is belangrijk op te merken dat bij gebreke aan een schriftelijke/ondertekende overeenkomst een handelsovereenkomst vastgesteld en bewezen kan worden door “alle middelen van recht”. Dit omvat doorgaans e-mails, ex parte documenten (zoals aanbiedingen) die stilzwijgend aanvaard worden door de uitvoering ervan. Een getuigenbewijs wordt ook aanvaard, maar wordt slechts zelden gebruikt in de praktijk. Een belangrijk bewijsstuk betreft de factuur. Het Wetboek van Koophandel bepaalt dat een factuur, dewelke niet wordt betwist, het bewijs levert van het bestaan en de aard van de verbintenis.
7.3
De vereiste om een factuur formeel te betwisten indien deze niet overeenstemt met hetgeen werd overeengekomen, en dit op straffe van een stilzwijgende aanvaarding van de factuur, is van toepassing op alle briefwisseling. Indien men niet reageert op de briefwisseling, zal dit in het algemeen de stilzwijgende aanvaarding van deze briefwisseling tot gevolg hebben.
6.26 Niet-EER onderdanen dienen in het bezit te zijn van een arbeidsvergunning om tewerkgesteld te worden in België. De lidstaten van de EER zijn de 27 lidstaten van de Europese Unie plus IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. 6.27 Alle onderdanen van niet-EER lidstaten die van plan zijn om meer dan 90 dagen te verblijven binnen een periode van zes maanden, dienen over een verblijfsvergunning te beschikken. Een aanvraag voor een visa type D (op basis van een arbeidsvergunning of beroepskaart) moet gericht worden aan de Belgische diplomatieke of consulaire autoriteiten in het land waar de verzoeker gevestigd is. De verzoeker moet zich registreren bij het plaatselijk gemeentehuis binnen de acht dagen na aankomst in België. EER-burgers die naar België komen met de bedoeling hier te werken voor meer dan drie maanden, kunnen zich registreren op vertoon van een geldig paspoort of een geldige identiteitskaart. De visa- en verblijfsvergunningvereisten variëren afhankelijk van de ambassade of het gemeentehuis.
12
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste regels en mogelijke hindernissen bij het ondernemen van handelsactiviteiten in België.
7.4
7.5
7.6
Koop-verkoopovereenkomsten en dienstenovereenkomsten worden vaak aangevuld met algemene voorwaarden. In handelszaken zal dit van groot belang zijn voor de partijen ter beperking van hun aansprakelijkheid, de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijk recht, etc. Aangezien de algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst, zullen zij enkel van toepassing zijn indien de contracterende partijen zich inderdaad hiermee akkoord hebben verklaard. Overeenkomstig Belgische rechtspraak en rechtsleer zal een contracterende partij zich akkoord verklaard hebben met de toepassing van de algemene voorwaarden indien hij ‘kennis heeft genomen van de algemene voorwaarden’ en deze aanvaard heeft niet later dan het ogenblik waarop de overeenkomst werd gesloten. ‘Kennis nemen van de algemene voorwaarden’ betekent dat de contracterende partij inderdaad kennis heeft genomen van de algemene voorwaarden of dit redelijkerwijs had kunnen doen. Een loutere verwijzing naar het feit dat de algemene voorwaarden kunnen geraadpleegd worden op een website, ter griffie of op de maatschappelijke zetel, volstaat niet. De aanvaarding van de algemene voorwaarden kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn. Er kan echter enkel sprake zijn van een stilzwijgende aanvaarding van de algemene voorwaarden indien deze stilzwijgendheid, gezien de omstandigheden, niet anders kan geïnterpreteerd worden dan zijnde een aanvaarding van de algemene voorwaarden (bv. de betaling van een factuur met algemene voorwaarden).
VN-VERDRAG INZAKE INTERNATIONALE KOOPOVEREENKOMSTEN 7.7
Op 31 oktober 1996 is België toegetreden tot het VN-Verdrag van 11 april 1980 inzake Internationale Koopovereenkomsten betreffende Roerende Zaken (Weens Koopverdrag). Het Weens Koopverdrag bevat bepalingen van materieel recht betreffende internationale koopovereenkomsten en heeft een directe werking ten aanzien van overeenkomsten inzake de verkoop van roerende zaken tussen partijen die in verschillende landen zijn gevestigd indien (i) deze landen toegetreden zijn tot het Weens Koopverdrag, of (ii) indien de regels van het internationaal privaatrecht verwijzen naar het recht van een verdragsluitende staat. Indien de partijen het recht van een verdragsluitende staat van toepassing verklaren – hetgeen over het algemeen wordt gedaan door middel van de algemene voorwaarden van één van de partijen – zal het Weens Koopverdrag van toepassing zijn, tenzij de toepassing uitdrukkelijk wordt uitgesloten. We willen erop wijzen dat het Weens Koopverdrag algemeen wordt beschouwd als zijnde gunstiger voor de verkoper, daar er onder andere strengere verplichtingen worden opgelegd aan de koper om de goederen bij ontvangt te controleren vergeleken met het Belgische recht.
TUSSENPERSONEN 7.8
Buitenlandse leveranciers die de Belgische markt betreden kunnen een beroep doen op tussenpersonen. Er kunnen verschillende tussenpersonen in het Belgische recht onderscheiden worden. In dit memorandum zullen wij ons echter beperken tot de belangrijkste kenmerken van twee types van tussenpersonen, zijnde de concessiehouder en de handelsagent.
•
Concessiehouders
7.9
Een verkoopconcessie is een overeenkomst waarbij de concessiegever (producent) akkoord is dat de concessiehouder (distributeur) producten of diensten zal leveren met de bedoeling deze te verkopen. De distributeur verkoopt de producten of diensten in eigen naam en voor eigen rekening. Strikt gezien treedt de distributeur dus niet op als tussenpersoon.
7.10 Op één uitzondering na legt het Belgische recht geen specifieke verplichtingen op met betrekking tot verkoopconcessies. De concessiehouder en de concessiegever zijn dus vrij in het bepalen van de inhoud van de overeenkomst en de aangelegenheden die zij niet hebben opgenomen in de overeenkomst worden beheerst door het Belgisch Burgerlijk Wetboek. Exclusieve verkoopconcessies, quasi-exclusieve verkoopconcessies en verkoopconcessies die strengere bepalingen inhouden ten aanzien van de concessiehouders worden echter ook beheerst door de wet van 27 juli 1961 betreffende de eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop (de Wet van 1961). De Wet van 1961 is dwingend van aard en voorziet in een bescherming van de concessiehouder in het geval van één van de bovenvermelde categorieën van verkoopconcessies gesloten voor onbepaalde duur. Bovendien kunnen verkoopconcessies voor bepaalde duur geacht worden te zijn aangegaan voor onbepaalde duur overeenkomstig de Wet van 1961, bijvoorbeeld indien de overeenkomst tweemaal wordt hernieuwd of indien de overeenkomst een clausule van stilzwijgende hernieuwing bevat. De bescherming geldt echter enkel op het Belgische grondgebied. 7.11 De Wet van 1961 bevat belangrijke bepalingen omtrent de beëindiging van verkoopconcessies en de mogelijk verschuldigde schadevergoeding. Afhankelijk van criteria zoals de duur van de relatie, het marktaandeel, investeringen gedaan door de concessiehouder en het belang van de overeenkomst voor de concessiehouder, moet een opzegperiode in acht genomen worden. Algemeen kan men stellen dat op basis van de rechtspraak een opzegperiode tussen drie maanden en drie jaar van toepassing zal zijn. Indien deze opzegperiode niet gerespecteerd wordt, zal een compenserende vergoeding verschuldigd zijn. Deze vergoeding kan zeer hoog zijn.
13
ONDERNEMEN IN BELGIE
Bovendien kan de concessiehouder op basis van de Wet van 1961 genieten van een bijkomende vergoeding, namelijk een vergoeding voor de toename van het klantenbestand, voor gemaakte investeringen en zelfs een vergoeding voor de betaling van ontslagvergoedingen. •
Handelsagenten
7.12 Een handelsagentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de handelsagent, onafhankelijk handelend en tegen betaling, op regelmatige basis belast wordt door de principaal met het onderhandelen en sluiten van handelstransacties. De handelsagent handelt in naam en voor rekening van zijn principaal. 7.13 Handelsagentuurovereenkomsten worden beheerst door de wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst (de Wet van 1995). 7.14 De Wet van 1995 bevat de volgende belangrijke en verplichte bepalingen omtrent de beëindiging van, en de schadevergoedingen verschuldigd onder, handelsagentuurovereenkomsten. (a) De beëindiging van handelsagentuurovereenkomsten: de verplichte minimale opzegtermijn bedraagt één maand per begonnen jaar van prestaties met een maximum van zes maanden. Een langere opzegtermijn kan worden overeengekomen. De opzeg wordt gegeven door een schriftelijke verklaring te overhandigen, dewelke het begin en de duur van de opzegtermijn aangeeft. De schriftelijke verklaring kan eveneens via aangetekend schrijven gebeuren, in welk geval deze uitwerking zal hebben drie dagen na de postdatum, of kan worden betekend door middel van een deurwaardersexploot. De handelsagentuurovereenkomst kan ook worden beëindigd met onmiddellijke ingang indien buitengewone omstandigheden de samenwerking onmogelijk maken, of indien er een ernstige tekortkoming kan worden vastgesteld ten aanzien van één van de partijen bij de uitvoering van zijn verplichtingen. (b) Schadevergoedingen onder de handelsagentuurovereenkomst: behalve de vergoeding die kan bestaan uit een vast bedrag, een commissie of een combinatie van beide, kan de handelsagent aanspraak maken op een vergoeding voor het klantenbestand. Het recht op zulke vergoeding ontstaat indien de handelsagent (i) nieuwe klanten heeft aangebracht aan de principaal of de bestaande omvang van de onderneming aanzienlijk heeft doen toenemen, en (ii) indien de principaal hier nog steeds de vruchten van plukt.
14
ONEERLIJKE MARKTPRAKTIJKEN 7.15 De wet betreffende marktpraktijken is bedoeld om de vrije mededinging te waarborgen en wordt beheerst door de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (de Wet van 2010). Deze wet bundelt de diverse bepalingen van EU Richtlijnen en betreft de informatie die moet worden voorzien ten aanzien van consumenten, verscheidende gereguleerde marktpraktijken en de oneerlijke marktpraktijken. 7.16 In tegenstelling tot zijn voorgangers staat de Wet van 2010 de koppelverkoop van producten en diensten toe. Deze marktpraktijk was gedurende vele jaren verboden in België. De enige uitzondering was de koppelverkoop met betrekking tot financiële diensten, hoewel deze uitzondering zeker niet onvoorwaardelijk was. 7.17 Indien men geconfronteerd wordt met een oneerlijke marktpraktijk, kan men een verzoekschrift indienen bij de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel tot het bekomen van een bevel tot staking. Een dergelijk bevel kan enkel bekomen worden via een stakingsprocedure.
8. KOPEN EN HUREN VAN ONROEREND GOED IN BELGIË 8.1
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste regels en hindernissen bij het kopen of huren van een onroerend goed in België.
KOOP VAN ONROEREND GOED 8.2
De aankoop van onroerend goed gebeurt bij notariële akte. De notaris is een openbaar ambtenaar onder Belgisch recht en is bijgevolg verantwoordelijk voor de legitimiteit en het opstellen van de titel vervat in een notariële akte.
8.3
In eerste instantie zullen de partijen een onderhandse verkoopakte aangaan. Deze overeenkomst wordt meestal opgesteld door een advocaat, een notaris of een vastgoedmakelaar. Na de ondertekening van de onderhandse verkoopakte zal de notariële akte verleden worden door de partijen voor een Belgische notaris. Deze notariële akte zal de voorwaarden van de onderhandse verkoopakte opnieuw vaststellen. De notariële akte is vereist om de transactie een formeel en officieel karakter te verlenen en om publiciteit te voorzien voor de overdracht van de eigendomsrechten op het onroerend goed.
8.4
8.5
De overeenkomst tot aankoop van een onroerend goed moet geregistreerd worden bij de belastingsadministratie binnen de vier maanden na de ondertekening van de onderhandse koop-verkoopovereenkomst. De registratie is vereist voor de betaling van de registratierechten. Verder dient de notariële akte overgeschreven te worden op het hypotheekkantoor om te voorzien in de nodige publiciteit met betrekking tot de overdracht van de eigendomsrechten op het onroerend goed, hetgeen de overdracht tegenwerpelijk maakt aan derden. De notariële akte zal dus neergelegd worden bij de administratie ter registratie van de overdracht van het onroerend goed en om de eigendomstitel over te schrijven. Indien het onroerend goed verkregen wordt door een ‘asset deal’, zal dit onderworpen zijn aan BTW of registratierechten in België. Indien de koop onderworpen is aan BTW, zijn er geen registratierechten verschuldigd (behoudens een forfaitaire belastingssom van EUR 25). BTW is verschuldigd bij de overdracht van ‘nieuwe’ gebouwen, en vanaf 1 januari 2011 ook voor de overdracht van de bijhorende grond. Gebouwen worden beschouwd als zijnde ‘nieuw’ tot 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar waarin de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming van het gebouw plaatsvond. Het huidige Belgische BTW tarief bedraagt 21%. Bij de overdracht van een onroerend goed dat niet meer als ‘nieuw’ wordt beschouwd voor BTW doeleinden, zullen registratierechten verschuldigd zijn.
8.6
De registratierechten verschillen afhankelijk van het Gewest waar het onroerend goed gelegen is. De registratierechten worden in de praktijk gedragen door de verkrijger van het onroerend goed en bedragen in het Vlaams Gewest 10% van de verkoopprijs en in het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 12,5% van de verkoopprijs.
HUREN VAN ONROEREND GOED 8.7
Het Belgisch Burgerlijk Wetboek maakt een onderscheid tussen zogenaamde “huurovereenkomsten van gemeen recht” enerzijds en twee “bijzondere huurovereenkomsten” anderzijds. In tegenstelling tot de huurovereenkomsten van gemeen recht zijn de bijzondere huurovereenkomsten op een zeer strikte wijze geregeld, hetgeen betekent dat de meeste contractuele huurbepalingen van dwingend recht zijn (duur, beëindiging, hernieuwing, etc.).
8.8
Deze bijzondere huurovereenkomsten zijn (i) woninghuur, en (ii) handelshuur.
8.9
Omdat de Belgische wetgever de huurder beschouwt als zijnde kwetsbaarder in deze welbepaalde relaties, dienen dwingende regels deel uit te maken van de huurovereenkomst om de huurder te beschermen.
8.10 Belangrijkste bepalingen:
Bepaling
Huurovereenkomsten van gemeen recht
Woninghuur-overeenkomsten
Handelshuur
Doel
Kantoren, industrie, opslagruimtes, etc.
Residentiële huisvesting
Kleinhandel en winkels
Herziening van de huurprijs
Geen specifieke wettelijke regelsvoorwaarden
Op welbepaalde ogenblikken + in geval van stijging/daling van de huurwaarde met 20%
Op welbepaalde ogenblikken + in geval van stijging/daling van de huurwaarde met 15%
Gebruikelijke duur
Geen dwingende duur
Minimum 9 jaar – onder bepaalde voorwaarden 3 jaar of minder
Minimum 9 jaar – kan tweemaal hernieuwd worden
Onderverhuur
Toegelaten indien niet anders werd overeengekomen in de overeenkomst
Niet toegestaan zonder voorafgaande en schriftelijke instemming van de verhuurder
Toegelaten indien niet anders werd overeengekomen in de overeenkomst
Herstellingen
De huurder gebruikelijk voor kleine en dagelijkse herstellingen, de verhuurder voor grote herstellingen
Beëindiging
Kan niet beëindigd worden voor de vastgestelde einddatum indien de mogelijkheid tot vroegtijdige beëindiging niet werd bedongen in de overeenkomst
Verhuurder: voortijdige beeïndiging mogelijk op specifieke ogenblikken en onder specifieke voorwaarden
Verhuurder: voortijdige beeïndiging mogelijk op specifieke ogenblikken en onder specifieke voorwaarden
Huurder: op elk ogenblik maar met de verplichting een schadevergoeding te betalen indien de beëindiging plaatsvindt gedurende de eerste 3 jaren (tenzij anders werd overeengekomen in de overeenkomst)
Huurder: opzegperiode van 6 maanden voorafgaand aan het einde van elke 3-jaarlijkse periode
15
ONDERNEMEN IN BELGIE
8.11 Elke huurovereenkomst moet neergelegd worden ter registratie bij de fiscale administratie. Een registratierecht van 0,2% is verschuldigd op de som van alle vergoedingen die de huurder verschuldigd is onder de huurovereenkomst.
Wij vertrouwen erop dat dit memorandum u een duidelijker beeld heeft kunnen schetsen omtrent een aantal welbepaalde topics die relevant zijn bij de uitbreiding van uw activiteiten in België. Wij blijven natuurlijk steeds ter beschikking om u nadere toelichting te geven over welbepaalde aangelegenheden en u desgevallend verdere verduidelijkingen en bijstand te verlenen. Aarzel alvast niet om ons hieromtrent te contacteren. Surf naar www.lydian.be/team en vind uw specialist ter zake. Brussel, augustus 2012
16
BIJLAGE 1 FEDERALE EN REGIONALE STEUNMAATREGELEN TEN GUNSTE VAN ONDERNEMINGEN 1.
BASIS BELASTINGSTARIEVEN IN BELGIË
2.
FINANCIËLE STEUNMAATREGELEN/SUBSIDIES
1.1
Vennootschapsbelasting: 33,99%. Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) genieten van een verminderd progressief belastingstarief indien bepaalde voorwaarden vervuld zijn.
2.1
De Regionale Overheden zijn in België bevoegd voor de toekenning van publieke financiële steun. Voor algemene informatie omtrent investeren in België, zie http://business.belgium.be.
1.2
Personenbelasting: tussen 25% en 50% op progressieve wijze toegepast op de opeenvolgende belastingschijven van het netto belastbaar inkomen.
•
Vlaams Gewest
2.2
Ecologiepremie Plus: financiële subsidie aan bedrijven die ecologisch investeren in Vlaanderen vanaf 1 februari 2011. Ecologisch investeren betekent investeren in het leefmilieu en investeren in het energiedomein. Het bedrag van de ecologiepremie wordt bepaald door (i) de ecoklasse waartoe een technologie behoort op basis van zijn ecologiegetal, (ii) de grootte van de onderneming (KMO of grote ondernemingen), en (iii) de subsidiebonus. Het percentage van subsidie varieert tussen 5% en 30% voor KMO’s en tussen 0% en 15% voor grote ondernemingen. Het totale bedrag aan toegekende subsidies aan een onderneming bedraagt maximaal 1.000.000 euro voor een periode van 3 jaar.
2.3
Strategische investerings- en opleidingssteun: financiële steun aan KMO’s en grote ondernemingen die een omvangrijke strategische beroepsinvestering of opleidingsproject uitvoeren in Vlaanderen. De investering of training moet ‘strategisch’ zijn, wat betekent dat het project ertoe moet dienen om een ‘kantelmoment’ voor de onderneming te ondersteunen. Voor de opleidingssteun, dient de subsidiabele trainingkost minimum EUR 250.000 te bedragen voor kleine ondernemingen en EUR 300.000 voor middelgrote en grote ondernemingen. Voor de investeringssteun moet de subsidiabele investering minimum EUR 8 miljoen bedragen. De subsidie bedraagt 0% tot 25% voor opleidingssteun en 0% tot 10% voor investeringssteun, afhankelijk van bepaalde criteria, met een maximumbedrag van EUR 1 miljoen. De investering of opleiding moet wordt gerealiseerd binnen een periode van 3 jaar.
2.4
Vergoedingspremies voor onderzoeksprojecten in Vlaanderen (IWT-Vlaanderen): het basispercentage omtrent de steun is afhankelijk van het type van onderzoeksproject: (i) ontwikkelingsprojecten, gericht op de toepassing van kennis op nieuwe of vernieuwde producten, processen of diensten: 15% van de aanvaarde kosten, (ii) onderzoeksprojecten gericht op de creatie van niewe kennis die, op lange termijn, ook kan bijdragen tot innovatie: 40% van de aanvaarde kosten.
1.3
Minimumloon: EUR 1.472,40 per maand (2012).
1.4
Werkloosheidsgraad: 7,20% (februari 2012).
1.5
BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde): 21% (maar bepaalde goederen en diensten zijn onderworpen aan een tarief van 6% of 12%).
1.6
Registratierechten: registratierechten zijn in regel verschuldigd op het ogenblik dat een authentieke of onderhandse akte wordt geregistreerd. Er zijn drie soorten registratierechten: proportionele registratierechten, specifieke vaste registratierechten en algemene vaste registratierechten. De proportionele registratierechten bedragen steeds een bepaald percentage van de belastbare basis: (i) verkoop van onroerend goed: 12,5% (in het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) of 10% (in het Vlaams Gewest); (ii) hypotheek op onroerend goed: 1%; (iii) huur van onroerend goed: 0,2%.
•
Algemene opmerking De lijst hieronder omtrent de steunmaatregelen voor ondernemingen is enkel een overzicht van de belangrijkste steunmaatregelen beschikbaar in België en is in geen geval limitatief. Aangezien België een federale staat is, samengesteld uit drie gewesten (het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest), worden sommige stimuleringsmaatregelen verleend op het Federale (d.i. het nationale) niveau, en andere steunmaatregelen en subsidies op het Regionale niveau, hetgeen bijgevolg afhankelijk is van de locatie van de activiteiten van de onderneming (d.i. Vlaanderen, Brussel of Wallonië).
17
ONDERNEMEN IN BELGIE
De percentages kunnen worden verhoogd in bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden, maar het globaal totaal is beperkt tot 60% van de projectkosten, met een maximum van EUR 5 miljoen. Zulke O&OVennootschapsproject kan maximum 3 jaar duren en moet een budget van ten minste EUR 100.000 hebben. 2.5
2.6
Subsidies voor jongeren (IWT-Vlaanderen): postuniversitaire subsidies voor onderzoeksspecialisatie op doctoraatsniveau en postdoctorale beurzen in technologiedomeinen.
2.7
Meer informatie omtrent steunmaatregelen/subsidies voor ondernemingen gevestigd in Vlaanderen is beschikbaar op www.investinflanders.be of www.agentschapondernemen.be/subsidiedatabank (in het Nederlands).
•
Brussel Hoofdstedelijk Gewest
2.8
Subsidies voor algemene investeringen: publieke financiële steun voor investeringen door KMO’s die nodig zijn voor hun professionele activiteit en die worden verwezenlijkt in Brussel (met name investeringen in terreinen en gebouwen, investeringen in materiaal en meubilair, immateriële investeringen). Elke investering moet meer bedragen dan: (i) EUR 15.000 exclusief BTW voor microondernemingen, (ii) EUR 30.000 exclusief BTW voor kleine ondernemingen, en (iii) EUR 100.000 exclusief BTW voor middelgrote ondernemingen. De omvang van de bijdrage varieert tussen 2,5% en 15% van de investering en is afhankelijk van de omvang van de onderneming, de locatie van de onderneming (binnen of buiten het Brussels Ontwikkelingsgebied) en sommige andere specifieke doelstellingen.
2.9
18
KMO-innovatieprojecten in Vlaanderen (IWT-Vlaanderen): subsidie voor Vlaamse KMO’s die een innovatie realiseren, i.e. de ontwikkeling van een volledig nieuw of beduidend vernieuwend (verbeterd) product, proces, dienst of concept. Zulk KMO innovatieproject kan maximum 24 maanden duren en dient een minimumbudget van EUR 50.000 te hebben. Het basissteunpercentage bedraagt 35% van de aanvaarde kosten (25% + 10% KMO premie; voor bedrijfspartners die grote ondernemingen zijn, het basissteunpercentage bedraagt 15%) met een maximum van EUR 200.000. Het percentage kan in bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden worden vermeerderd tot 55%, met een maximum van EUR 250.000.
Subsidies voor milieuvriendelijke investeringen: financiële steun verleend aan bedrijven gebaseerd in Brussel, ongeacht hun grootte, voor investeringen die mikken op een besparing op vlak van energieverbruik of tot het produceren van hernieuwbare energie, voor bepaalde sectoren.
Dergelijke investeringen vereisen een minimum investering van EUR 7.500. De mate van de bijdrage varieert van 25% tot 45% van de investering (+ een bijkomende subsidie van 5% indien de onderneming bepaalde certifiëringen heeft behaald) en hangt af van de grootte van de onderneming, met een maximum van EUR 80.000 per jaar per onderneming. 2.10 Subsidies voor R&D: industrieel onderzoek: subsidie beschikbaar voor promotoren die het geheel of een gedeelte van hun activiteiten uitoefenen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die het belang van hun R&D project of R&D-gerelateerde diensten kunnen aantonen voor hun ontwikkelingsstrategie, evenals hun gunstige impact op de economie, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De subsidie kan tot 50% bedragen van de in aanmerking komende kosten verbonden aan de uitvoering van het project (het percentage kan verhoogd worden voor KMO’s). 2.11 Subsidies voor R&D: preconcurrentiële ontwikkeling: subsidie beschikbaar voor promotoren die het geheel of een gedeelte van hun activiteiten uitoefenen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die het belang van hun R&D project of R&D-gerelateerde diensten kunnen aantonen voor hun ontwikkelingsstrategie, evenals hun gunstige impact op de economie, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Omvang en vorm van de steun: (i) een subsidie tot 25% van de in aanmerking komende kosten verbonden aan de uitvoering van het project, en (ii) een terugvorderbaar voorschot tot 40% van deze kosten (dit kan verhoogd worden voor KMO’s) – dit voorschot dient volledig terugbetaald te worden indien het begunstigde project succesvol de commerciële fase bereikt. 2.12 Financiële bijdragen voor studies en consultancy: subsidies beschikbaar voor studies met een economisch, technisch en financieel karakter. Deze studies dienen te worden uitgevoerd door externe raadgevers met minstens twee jaar ervaring. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal de helft van de kosten dragen, met een maximum van EUR 15.000 per studie. Bovendien kan een onderneming premies aanvragen voor management consulting met het oog op de uitbreiding van de onderneming, maar dit geldt echter niet voor haar dagelijkse en gebruikelijke management. Het advies dient gegeven te worden door een externe raadgever met minstens twee jaar ervaring. De maximale toelage door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt EUR 15.000. 2.13 Subsidies voor export: financiële steun onder bepaalde voorwaarden aan KMO’s voor de betaling van zakenreizen, om deel te nemen aan internationale handelsbeurzen, om promotiemateriaal met betrekking tot export te ontwikkelen, voor de promotie van hun producten of diensten aan buitenlandse trade consultants, het deelnemen aan opleidingsprogramma’s i.v.m. export, etc.
2.14 Meer informatie over steunmaatregelen en subsidies voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is beschikbaar op www.investinbrussels.com. •
Waals Gewest
3.
FISCALE STEUNMAATREGELEN
•
België
3.1
Notionele interestaftrek: maakt het mogelijke voor ondernemingen om hun belastbare basis te verminderen door bij investeringen gebruik te maken van het eigen vermogen. Het bedrag dat kan afgetrokken worden als notionele interest van de belastbare basis is gelijk aan de fictieve interestkost op het gecorrigeerd eigen vermogen. De interestvoet die wordt toegepast op het gecorrigeerd eigen vermogen is gelijk aan het jaarlijks gemiddelde van de gepubliceerde interestvoeten voor 10-jarige obligaties van de Belgische Staat. De notionele interestvoet voor het aanslagjaar 2013 is 3%. Alle ondernemingen onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting of aan de vennootschapsbelasting voor niet-inwoners, komen in aanmerking voor de notionele interestaftrek.
3.2
Pan-Europese Pensioenfondsen: pensioenfondsen gevestigd in België kunnen grensoverschrijdende activiteiten hebben met verscheidende pensioenplannen toepasselijk op werknemers uit verschillende landen, terwijl deze in de meeste gevallen enkel onderworpen zijn aan het Belgische recht (er bestaan uitzonderingen). Daarenboven genieten pensioenfondsen van een gunstig fiscaal tarief, zowel voor directe als indirecte belastingen. Mits het pensioenfonds niet belast wordt op niet-aftrekbare kosten, en in de mate dat de buitenlandse investeringen zorgvuldig gekozen en goed gestructureerd zijn, kan het pensioenfonds streven naar een “nul-belasting”.
3.3
Vrijstelling van roerende voorheffing op dividenden: elke vennootschap-aandeelhouder die inwoner is van een land met een dubbelbelastingverdrag en ten minste een deelneming van 10% aanhoudt in haar Belgische dochtervennootschap voor een ononderbroken periode van ten minste 12 maanden, komt in aanmerking voor een vrijstelling van de binnenlandse roerende voorheffing op dividenden.
3.4
BTW-eenheid: alle belastingplichtige entiteiten van een groep kunnen door de Belgische BTW administratie beschouwd worden als één enkele fiscale entiteit. Bijgevolg zijn ondernemingen behorende tot eenzelfde groep geen BTW verschuldigd aan elkaar en zal er één enkele BTW aangifte dienen te gebeuren voor de volledige groep.
3.5
Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken: elke belastingplichtige kan om een “voorafgaande beslissing” verzoeken, waarbij de Federale Overheidsdienst Financiën zal bepalen op welke wijze de belasting van toepassing zal zijn in een welbepaalde situatie of op een specifieke transactie die nog geen gevolg hebben vanuit fiscaal perspectief. De beslissing is geldig voor vijf jaar, tenzij het voorwerp van de aanvraag een andere termijn rechtvaardigt.
2.15 Investeringssubsidies: subsidies beschikbaar voor ondernemingen die investeren en jobs creëren in het Waals Gewest. Om in aanmerking te komen dient er een bepaald minimumbedrag geïnvesteerd te worden (EUR 500.000 voor KMO’s en EUR 1.000.000 voor grote ondernemingen), met betrekking tot de aankoop van gebouwen, nieuw materiaal, immateriële activa of wegvoertuigen van meer dan 3,5 ton. De steun varieert naargelang de ligging van de onderneming, haar activiteiten en haar grootte. 2.16 Subsidies voor fundamentele onderzoeksprogramma’s: rechtstreekse toelage van tussen 50% en 80% van de subsidie. Onder meer de volgende criteria worden daarbij in acht genomen: (i) het innovatief karakter van het project, (ii) wetenschappelijk belang van het onderzoek en de toepassing van haar resultaat, (iii) verwachte resultaten en hun belang voor het Waals Gewest. 2.17 Terugvorderbaar voorschot en/of subsidie voor experimentele ontwikkelingsprogramma’s: financiële steun tussen 45% en 75% van de aanvaarde kosten, afhankelijk van het type vennootschap en de kenmerken van het project. De volgende criteria worden in acht genomen: (i) innovatief karakter van het project, (ii) wetenschappelijk belang van het onderzoek en de toepassing van de resultaten daarvan, (iii) verwachte resultaten en het belang daarvan voor het Waals Gewest. Indien beslist wordt om de resultaten van het onderzoek te gebruiken, is het voorschot terugbetaalbaar in jaarlijkse schijven. 2.18 FIRST-enterprises programma: subsidie ontwikkeld om de aanwerving en training te helpen financieren van een jonge onderzoeker die zijn/haar onderzoek voert binnen een universiteit, equivalente instelling of een erkend onderzoekscentrum. Het Waals Gewest dekt tot 80% van het loon van de onderzoeker voor een periode van 18 tot 24 maanden. 2.19 Exportsubsidies: financiële steun verstrekt door de dienst voor buitenlandse handel van het Waals Agentschap voor Export en Buitenlandse Investeringen (AWEX) aan ondernemingen gevestigd in Wallonië die hun activiteiten wensen uit te breiden naar de exportmarkt. AWEX neemt eveneens deel aan verscheidene handelsbeurzen en professionele evenementen die ertoe strekken export te promoten. 2.20 Meer informatie met betrekking tot steunmaatregelen / subsidies voor ondernemingen gevestigd in Wallonië, is beschikbaar op www.investinwallonia.be.
19
ONDERNEMEN IN BELGIE
3.6
3.7
Overgedragen fiscale verliezen: voorafgaande en huidige fiscale verliezen geleden door een Belgische onderneming kunnen overgedragen worden zonder beperkingen in tijd en omvang, en dit ter compensatie van de toekomstige belastbare inkomsten. Het verdere gebruik van fiscale verliezen kan geheel of gedeeltelijk onbeschikbaar worden indien de onderneming betrokken is bij belastingsvrije reorganisaties, zoals fusies en splitsingen (gedeeltelijk onbeschikbaar), of een controlewijziging die niet voldoet aan financiële of economische noden. Afschrijving: afschrijvingen kunnen toegepast worden op oprichtingskosten en op materiële en immateriële vaste activa met een beperkte economische levensduur. Het dient elk jaar toegepast te worden, ongeacht de omvang van de vennootschapsinkomsten, beginnende vanaf het boekjaar waarin het actief werd verworven, geproduceerd of ontvangen als inbreng.
3.8
Investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen in R&D: ondernemingen die nieuwe materiële of immateriële vaste activa verwerven die in België aangewend worden voor milieuvriendelijke investeringen in R&D, energiebesparende investeringen en octrooien en investeringen in verband met veiligheidsinstallaties kunnen, onder bepaalde voorwaarden, aanspraak maken op een bijkomende aftrek van hun belastbare winst ten belope van een basispercentage van de aanschaffings- of investeringswaarde van deze investeringen.
3.9
Belastingsvermindering voor inkomsten uit octrooien: belastingsvermindering in het leven geroepen ter stimulering van technologische innovatie door Belgische ondernemingen door middel van R&D activiteiten met betrekking tot octrooien. De belastingsvermindering bedraagt 80% van het inkomen, hetgeen resulteert in een werkelijke belasting van het inkomen tegen een belastingvoet van 6,8%.
3.10 Belastingsvrije investeringsreserve: ondernemingen die, met inachtneming van bepaalde beperkingen, in aanmerking komen voor een verminderde vennootschapsbelasting (bepaalde KMO’s), kunnen een belastingsvrije investeringsreserve opbouwen tot 50% van hun belastbare resultaten toegewezen aan deze reserves, verminderd met (i) de belastingsvrije meerwaarden op aandelen; (ii) 25% van de meerwaarden gerealiseerd op voertuigen; en (iii) de vermindering van het maatschappelijk kapitaal vergeleken met het maatschappelijk kapitaal van het vorige aanslagjaar waarin de belastingsvrije reserve werd opgebouwd of verhoogd. Ondernemingen die een beroep doen op de belastingsvrije reserve kunnen niet genieten van de notionele interestaftrek gedurende twee jaar na het desbetreffende boekjaar.
20
3.11 Geen vermogensbelasting: er wordt geen vermogensbelasting geheven op een inbreng met betrekking tot het maatschappelijk kapitaal van een onderneming. 3.12 Expat-regime: België heeft een speciaal belastingsregime voor niet-inwoners. Het biedt twee belangrijke belastingsvoordelen ten aanzien van buitenlandse leidinggevende personen die aan bepaalde voorwaarden voldoen: (i) terugbetalingen door de werkgever ter compensatie van de bijkomende kosten als rechtstreeks gevolg van de opdracht of het werk in België zullen behandeld worden als kosten van de werkgever die, binnen bepaalde grenzen, niet belastbaar zijn ten aanzien van de expat; en (ii) de expat zal enkel belast worden op zijn Belgische inkomsten en niet op het gedeelte van de vergoeding dat overeenstemt met het aantal dagen dat men in het buitenland heeft gewerkt. •
Vlaams Gewest
3.13 Fiscale incentive voor de aanwerving van R&Dpersoneel: eenmalige vrijstelling van bedrijfswinsten (tot een bepaald grensbedrag) voor ondernemingen die bijkomend personeel aanwerven in het kader van onderzoek en kwaliteitsverzekering. Een aftrek van het belastbaar inkomen is mogelijk met betrekking tot wetenschappelijke onderzoekers, personen die belast zijn met de ontwikkeling van de technologische mogelijkheden van een onderneming, het hoofd van een departement voor kwaliteitsborging en het hoofd van een exportdepartement. •
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
3.14 Koninklijk Besluit 123: biedt een financiële tegemoetkoming door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, beperkt in de tijd (2 jaar), bij de aanwerving van werkloze personen voor een project in het kader van een economisch uitbreidingsplan (zoals R&D projecten). Onder bepaalde voorwaarden kan dit bedrag tot 90% van de totale loonkost van de werknemer bedragen tijdens het eerste jaar, en tot 75% tijdens het tweede jaar. •
Waals Gewest
3.15 Belastingverminderingen: ondernemingen die onderzoekers tewerkstellen met betrekking tot projecten uitgevoerd in samenwerking met erkende wetenschappelijke instellingen in het Waals Gewest, kunnen genieten van een vermindering van 50% op de loonkosten verschuldigd aan deze onderzoekers. Dit kan tussen de EUR 8.000 en EUR 10.000 bedragen per voltijdse onderzoeker per jaar.
4.
STEUNMAATREGELEN OP HET GEBIED VAN WERKGELEGENHEID
•
België
4.1
Activa-plan: een werkgever die langdurig werkzoekenden aanwerft, kan genieten van een werkuitkering van EUR 500 per maand voor een voltijds aangeworven werknemer, betaald door de RVA. De werkgever kan dit bedrag van het netto te betalen salaris aftrekken.
4.2
4.3
4.4
4.5
Activa Start: erg laag geschoolde werkzoekenden en laaggeschoolde werkzoekenden van buitenlandse afkomst of met een handicap (jonger dan 26 jaar) kunnen gedurende maximaal 6 maanden een premie van EUR 350 verkrijgen van de RVA, hetgeen door de werkgever kan worden afgetrokken van het nettoloon. Dit voordeel mag gecumuleerd worden met andere verminderen met betrekking tot sociale zekerheidsbijdragen. Structurele bijdragevermindering: een trimestriële vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen voor alle werknemers in de private sector van minimum EUR 400 per kwartaal. Voor de lage lonen en de hoge lonen (waarop veel bijdragen worden betaald) komt er een extra korting bovenop. Naast de structurele bijdragevermindering van sociale zekerheidsbijdragen bestaan er verschillende doelgroepverminderingen: afhankelijk van de werknemer die wordt aangeworven en onder bepaalde voorwaarden, kunnen werkgevers bijkomende verminderingen krijgen van sociale zekerheidsbijdragen. Het gaat bijvoorbeeld over eerste aanwervingen, jonge werknemers, oudere werknemers, langdurig werkzoekenden,… Doelgroepvermindering collectieve arbeidsduurvermindering: werkgevers die bereid zijn de arbeidsduur te verminderen met minstens één uur per week kunnen voor de voltijdse werknemers een forfaitaire vermindering van hun sociale zekerheidsbijdragen (EUR 400 en EUR 1.000 per kwartaal) genieten.
4.6
Doelgroepvermindering herstructurering: werkgevers die werknemers tewerkstellen die werden ontslagen in een onderneming in herstructurering kunnen onder bepaalde voorwaarden genieten van een forfaitaire vermindering van hun sociale zekerheidsbijdragen (EUR 1.000 en EUR 400 per kwartaal).
4.7
Doelgroepvermindering mentors: werkgevers die sommige van hun werknemers inzetten voor de opleiding of begeleiding van bepaalde personen die een opleiding op de werkvloer volgen, kunnen onder bepaalde voorwaarden genieten van een forfaitaire vermindering van hun sociale zekerheidsbijdragen (maximum EUR 400 per kwartaal).
4.8
Belastingvrijstelling voor bijkomend personeel in kleine ondernemingen: alle nijverheids-, landbouw- en handelsbedrijven kunnen onder bepaalde voorwaarden, een belastingvrijstelling verkrijgen van EUR 5.450 (aanslagjaar 2012) per in België bijkomende tewerkgestelde personeelseenheid in het jaar van aanwerving.
4.9
Opleidingssteun: De federale overheid voorziet in bepaalde tegemoetkomingen aan werkgevers om werknemers opleidingen te laten volgen (bv. betaald educatief verlof, opleiding-dienstencheques).
•
Vlaams Gewest
4.10 Tewerkstellingspremie voor 50+: onder bepaalde voorwaarden verleent de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) aan werkgevers die oudere werknemers tewerkstellen een toelage van EUR 1.200 tot EUR 4.500 per kwartaal (met een maximum van vier opeenvolgende kwartalen). 4.11 Individuele beroepsopleiding in ondernemingen (IBO): gedurende de opleiding ontvangt de werkzoekende bovenop zijn uitkering een productiviteitspremie van de VDAB. De onderneming betaalt tijdens de IBO geen loon of RSZ, maar enkel een vergoeding aan de VDAB. Er zijn verschillende varianten op de klassieke IBO: (bv. een IBO voor kansengroepen gecombineerd met een interimjob (IBO-interim), een IBO met taalondersteuning voor anderstaligen (IBOT), een gespecialiseerde IBO voor personen met een arbeidshandicap (GIBO), enz.). 4.12 Invoegwerknemer: ondernemingen in het Vlaams Gewest die bijkomende tewerkstelling realiseren kunnen tijdens de eerste twee jaren belangrijke loonkostverminderingen (met een maximum van EUR 35.500) verkrijgen voor het aanwerven van kort geschoolden en/of langdurig werklozen. 4.13 KMO-portefeuille: deze subsidiemaatregel is gericht naar kleine en middelgrote ondernemingen gevestigd in het Vlaams Gewest ter ondersteuning van de ondernemerschapsbevorderende diensten opleiding, advies, advies voor internationaal ondernemen, strategisch advies en technologieverkenning. De toelage bedraagt 50% van de kostprijs voor opleiding en advies met een maximum van EUR 2.500 per kalenderjaar; 50% van de kostprijs voor advies voor internationaal ondernemen met een maximum van EUR 5.000 per kalenderjaar en 75% van de kostprijs voor techonologieverkenning met een maximum van EUR 10.000 per kalenderjaar. Het maximum betoelaagbare bedrag bedraagt EUR 15.000 per kalenderjaar voor het geheel van de vier voorgaande diensten. 4.14 Strategische opleidingssteun: gedurende een periode van maximaal 3 jaar kunnen ondernemingen in Vlaanderen met bepaalde opleidingskosten een subsidie ontvangen van minimaal 20% en maximaal 25% van die kosten.
21
ONDERNEMEN IN BELGIE
•
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
4.15 Subsidie voor werknemersopleidingen: KMO’s in oprichting, uitbreiding of omschakeling met activiteiten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kunnen genieten van een financiële tegemoetkoming van (i) 50% van de opleidingskosten voor de werkzoekenden, en (ii) 50% van de opleidingskosten van de opleider, met een welbepaalde limiet. 4.16 Taalcheque-Job: deze subsidie stelt de werkzoekende met een slechte talenkennis (Frans, Nederlands, Duits of Engels) in staat om gratis 60u individuele taallessen te volgen vanaf het ogenblik dat hij/zij is aangeworven, gefinancierd door ACTIRIS. 4.17 Invoegwerknemer: ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die bijkomende tewerkstelling realiseren kunnen tijdens de eerste twee jaren loonkostverminderingen (met een maximum van EUR 35.500) verkrijgen voor het aanwerven van kort geschoolden en/of langdurig werklozen. 4.18 Individuele beroepsopleiding in de onderneming: beschikbaar voor ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gebied om hen in staat te stellen geschikt personeel aan te werven op basis van voordelige voorwaarden, en hen gelijktijdig op te leiden m.b.t. welbepaalde opdrachten binnen de onderneming. Zodra de opleiding beëindigd is, moet de stagiair worden aangeworven voor dezelfde duur als de opleiding. De stagiair behoudt zijn werkloosheidsuitkering gedurende de opleiding. De onderneming betaalt de stagiair een (progressieve) prestatiepremie gelijk aan het verschil tussen het loonniveau van het toekomstig beroep van de stagiair en zijn huidig inkomen. •
Waals Gewest
4.19 Opleidings- en Inschakelingsplan (PFI): beschikbaar voor ondernemingen in het Waals Gewest om hen in staat te stellen geschikt personeel aan te werven op basis van voordelige voorwaarden, en hen gelijktijdig op te leiden m.b.t. welbepaalde opdrachten binnen de onderneming. Zodra de opleiding beëindigd is, moet de stagiair worden aangeworven voor dezelfde duur als de opleiding. De stagiair behoudt zijn werkloosheidsuitkering gedurende de opleiding. De onderneming betaalt de stagiair een (progressieve) prestatiepremie gelijk aan het verschil tussen het loonniveau van het toekomstig beroep van de stagiair en zijn huidig inkomen.
22
4.20 Opleidingscheque: De opleidingscheque, een vorm van financiële steun voor lopende opleidingen van werknemers, vermindert de kosten van de opleiding met 50%. Het is beschikbaar voor ondernemingen met maximum 250 werknemers, gevestigd in het Waals Gewest (m.u.v. de Duitse Gemeenschap) en een omzet van niet meer dan EUR 40 miljoen. 4.21 Inschakelingspremie gehandicapten: een onderneming kan gedurende 1 jaar voor de aanwerving van een persoon met een handicap erkend door het Waalse Agentschap voor de integratie van personen met een handicap (AWIPH) een forfaitaire financiële tegemoetkoming ontvangen van 25% van de bezoldiging.
Lydian is a full-service, fully-fledged, independent Belgian business law firm. Our approach is all about being committed, available, responsive and proactive. We make sure that we thoroughly understand the opportunities and demands of our client’s business, and we put its interests to the fore. Our legal culture, which is firmly grounded on London ‘magic circle’ and premium Belgian law firms, makes us ideally placed to provide the highest quality services to an international standard and practice law with the sophistication of a big firm, but with the close client-lawyer contact more typical of a smaller firm. Excellent communication with our clients is key for us.
Disclaimer De informatie vervat in dit Memorandum geldt enkel als algemene leidraad voor de behandelde onderwerpen. De toepassing en uitwerking van wetgeving kan sterk variëren afhankelijk van de concrete feiten. Gezien de veranderlijke aard van wetten, regels en regulering kunnen er vertragingen, weglatingen of onjuistheden vervat zijn in de informatie van dit Memorandum. Lydian heeft geen enkele verplichting ten aanzien van de lezer van dit Memorandum om het Memorandum bij te werken, te vervolledigen of op enige andere wijze aan te passen. Bijgevolg wordt de informatie vervat in dit Memorandum verstrekt met dien verstande dat de auteurs en uitgevers zich niet per definitie hebben geëngageerd tot het leveren van juridische, boekhoudkundige, fiscale of andere professionele adviezen of diensten omwille van het louter overhandigen van dit Memorandum aan u. Als zodanig dient dit Memorandum niet aangewend te worden ter vervanging van de professionele adviezen van boekhoudkundige, fiscale of andere bevoegde adviseurs. Alvorens enige beslissing te nemen of enige handeling te stellen, dient u een professional te consulteren bij Lydian. Hoewel wij op elke mogelijke wijze getracht hebben ons ervan te verzekeren dat de informatie in dit Memorandum gebaseerd is op betrouwbare bronnen, is Lydian niet verantwoordelijk voor eventuele fouten of weglatingen, of voor de bereikte resultaten op basis van dit Memorandum. Alle informatie in dit Memorandum wordt verstrekt “as is”, zonder garantie van volledigheid, nauwkeurigheid of tijdigheid of van de resultaten bereikt op basis van deze informatie, en zonder enige vorm van garantie, uitdrukkelijk of stilzwijgend, met inbegrip van, maar niet beperkt tot garanties omtrent prestaties, verhandelbaarheid of geschiktheid voor welbepaalde doeleinden. In geen enkel geval zal Lydian, de met haar verbonden vennootschappen of ondernemingen, of de vennoten, medewerkers of werknemers, aansprakelijk zijn ten aanzien van u of iemand anders voor enige beslissing genomen of handeling gesteld op basis van de informatie in dit Memorandum of voor enige gevolgschade, bijzondere of soortgelijke schade, zelfs indien advies verleend werd over de mogelijkheden van dergelijke schade.
“Straight-to-the-point advice is the hallmark of Lydian” Legal 500
© Lydian, 2012
Lydian Brussels Office Tour & Taxis, Havenlaan 86c b113 Avenue du Port 1000 Brussel - Bruxelles België - Belgique
Lydian Antwerp Office Arenbergstraat 23 2000 Antwerpen - Anvers België - Belgique
T +32 2 787 90 00 F +32 2 787 90 99
T +32 3 304 90 00 F +32 3 304 90 19
[email protected] www.lydian.be
[email protected] www.lydian.be