Notitie Pleegouder-voogd NVP Document
De Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen Ambachtsweg 16 3542 DG Utrecht www.deNVP.nl
[email protected] 25-03-2013
De pleegouder-voogd Enkele overwegingen om pleegouder-voogd te worden : De ouders van het kind, maar ook oma en opa’s spelen vaak een rol, hebben geaccepteerd dat hun kind in een pleeggezin wordt opgevoed en verzorgd. Er is sprake van een langdurige opvoedingsrelatie, een perspectief biedende plaatsing. Het pleegkind voelt zich gehecht in het pleeggezin. Het pleegkind stemt in met voogdij-overdracht. Pleegouders kunnen de contacten met de ouders en familie, zonder ondersteuning van de jeugdhulpverlening, zelf regelen. Benoeming van de pleegouder tot voogd vergroot het gevoel van zekerheid van het pleegkind dat het in het pleeggezin kan blijven. Pleegouders willen af van de bemoeienissen van de Jeugdhulpverlening en willen volledige zeggenschap over het pleegkind. Als een pleegkind, door zijn problematiek , niet meer in het pleeggezin kan opgroeien behoudt de pleegouder in principe de voogdij en kan de relatie in stand blijven. De taak van de voogdij-instelling beperkt zich slechts tot de formele handelingen, zoals een paspoort aanvragen of toestemming geven voor medische ingrepen. De pleegzorgbegeleiding is niet meer strikt noodzakelijk.
Procedures en voorwaarden: Het is onmogelijk dat ouders bij een vrijwillige plaatsing of als er sprake is van een ondertoezichtstelling rechtstreeks het ouderlijk gezag over hun kind overdragen aan pleegouders. Bureau jeugdzorg kan de Raad voor de Kinderbescherming vragen een onderzoek te doen. De Raad kan vervolgens een verzoek tot ontheffing indienen bij de Rechtbank en een advies indienen over aan wie de voogdij zou moeten worden opgedragen. Bij een gedwongen ontheffing na een vrijwillige plaatsing van tenminste 1 jaar heeft de pleegouder een beperkt voorkeursrecht wat de voogdij betreft n.l. als de voorzetting van de plaatsing noodzakelijk is en van terugkeer naar de ouder ernstig nadeel voor het kind wordt gevreesd. De pleegouders moeten het pleegkind minstens 1 jaar met toestemming van de voogd/voogdij-instelling in het pleeggezin hebben verzorgd en opgevoed. Om een pleegvergoeding te krijgen moet de pleegouder-voogd het pleegkind binnen het gezin opvoeden. Pleegouders die voor april 2001 de voogdij hebben gekregen over hun pleegkind komen ook voor een pleegvergoeding in aanmerking. Aantoonbaar moet dan worden gemaakt dat het pleegkind op het moment van voogdijoverdracht, bijvoorbeeld via een pleegcontract in het gezin heeft gewoond. De pleegzorgaanbieder is niet verplicht begeleiding te geven. Als pleegoudervoogden problemen krijgen met de opvoeding van het pleegkind zullen zij net als de ouders een beroep kunnen doen op jeugdzorg. Is begeleiding door de pleegzorgaanbieder gewenst , dan is een indicatiebesluit van Bureau jeugdzorg noodzakelijk. In het wetsvoorstel “Verbetering positie van pleegouders” is opgenomen dat pleegoudervoogden verplicht zijn begeleiding te accepteren van de pleegzorgaanbieder. Op basis van onze ervaringen is de NVP het niet eens met deze voorgestelde verplichting en heeft actie ondernomen om dit te voorkomen.
1
De pleegzorgaanbieder is verplicht te controleren of het kind nog daadwerkelijk in het pleeggezin wordt opgevoed. Dit i.v.m. de toekenning van een pleegvergoeding en eventuele toeslagen. Op het moment dat de voogdij van pleegoudervoogd start ontvangt deze een nieuw pleegcontract conform de Regeling pleegzorg. Hoe kan de voogdijoverdracht aan een pleegouder plaatsvinden? Als een instelling of een natuurlijk persoon bereid is de voogdij over te dragen aan een pleegouder kan de voogd/voogdij-instelling bij de rechtbank een verzoek indienen om hem/haar uit de voogdij te ontslaan ten gunste van de pleegouder. De voogd/voogdij-instelling moet instemmen met de voogdijoverdracht en de pleegouder moet schriftelijk verklaren dat hij/zij de voogdij accepteert. De rechter moet de overname van de voogdij in het belang van het kind achten. De rechten van kind moeten gewaarborgd zijn waaronder het recht op continuïteit in de verzorging en opvoeding en het recht op identiteit en afstamming. Op het moment van voogdijoverdracht is er geen sprake meer van jeugdhulpverlening, de relatie van het kind met de voogdij-instelling wordt verbroken. Als de voogd/ de voogdij-instelling niet wil instemmen met de voogdijoverdracht kunnen pleegouders bij de rechter zelf een verzoek indienen voor voogdijoverdracht. Dat is een moeilijkere weg, waarbij de rechter strenger kan toetsen of de voogdijoverdracht wel “in het belang van het kind” is. Pleegkinderen van 12 jaar en ouder ontvangen een oproep voor de zitting. De Raad voor de Kinderbescherming wordt door de rechtbank geïnformeerd en kan onderzoek doen. Een pleegoudervoogd kan in zijn of haar testament slechts de wens uitspreken om de mede-opvoeder met de voogdij te belasten. Dit heeft geen rechtsvervolg. De rechtbank, die bij overlijden in de voogdij moet voorzien, kan met een dergelijk wens rekening houden.
Financiële gevolgen: Het recht op een pleegvergoeding en toeslagen blijft bestaan. Een pleegvergoeding is alleen mogelijk bij eenhoofdige voogdij. Bij een verzoek van pleegouders om de gezamenlijke voogdij ontstaat onderhoudsplicht en vervalt dientengevolge het recht op een pleegvergoeding en toeslagen. Als er gebruik wordt gemaakt van een PGB wordt deze niet gekort op de pleegvergoeding. De pleegvergoeding is een onkostenvergoeding en telt niet mee m.b.t. het inkomen van de pleegouder-voogd. Het eventuele vermogen van het pleegkind wordt door de pleegouder-voogd tot aan de meerderjarigheid beheerd. Het verkrijgen van kinderbijslag en kindgebonden budget is niet mogelijk omdat er reeds een pleegvergoeding wordt verkregen. Belastingaftrek voor bijzondere kosten kan in zeer bijzondere situaties tot de mogelijkheden behoren. Bij studiefinanciering worden de pleegkinderen van pleegouder-voogden. beschouwd als uitwonend , net als andere pleegkinderen, en ontvangen dus de hogere studie financiering. De pleegoudervoogd is met inachtneming van de wettelijke regelingen inzake aansprakelijkheid zelf verantwoordelijk voor de door het pleegkind toegebrachte schade.
2
De pleegouder-voogd heeft geen recht meer op vergoeding van de bijzondere kosten zoals een fiets, bril, schoolkosten en medische kosten. Ook een aanvullende zorgverzekering is voor eigen rekening.
Eenhoofdige of gezamenlijke voogdij? De voogdij kan door één persoon worden uitgeoefend, de eenhoofdige voogdij of door twee personen, de gezamenlijke voogdij. Ook een rechtspersoon kan de voogdij uitoefenen b.v. de voogdij-instelling. Voor pleegouders die pleegouder-voogd willen worden, is het aan te bevelen te kiezen voor eenhoofdige voogdij, dat betekent dat één van de pleegouders de voogdij op zich neemt. Eenhoofdige voogdij kent n.l. geen onderhoudsplicht t.a.v het pleegkind, de gezamenlijke voogdij wel. In het wetsvoorstel “Verbetering positie van pleegouders” is opgenomen dat pleegouders de gezamenlijke voogdij op zich kunnen nemen zonder dat er onderhoudsplicht ontstaat, dus mét behoud van de pleegvergoedingen. Gaat waarschijnlijk 1 juli 2013 in.
Ontwikkelingen: In 2004 spanden pleegouders samen met de NVP een kort geding aan tegen de Staat. Het ging daarbij om het verschil tussen de financiering van het pleegouderschap enerzijds in het geval het pleegkind onder voogdij staat van een voogdij-instelling en anderzijds onder voogdij staat van een natuurlijk persoon i.c. een pleegouder-voogd. Pleegouders waren van mening dat de Staat jegens hen onrechtmatig handelde door de bijzondere kosten, in dit geval ziektekosten, niet langer te vergoeden. Zij vorderden van de Staat bij wijze van voorschot een bedrag van € 15.000,-- vanwege in het verleden ten onrechte niet verstrekte vergoedingen en toekomstige bijzondere kosten. De voorzieningenrechter wijst de vordering voor een bedrag van € 10.000,-toe. Daarbij stelt hij dat de eenhoofdige voogd niet onderhoudsplichtig is en de Staat een bijzondere verantwoordelijkheid heeft, waartoe de onderhoudsplicht, t.a.v. kinderen die in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel in een pleeggezin zijn geplaatst en onder gezag zijn gesteld van een door de rechter aangewezen voogd. De Staat stelt hiertegen hoger beroep in. Het Hof bekrachtigt vervolgens het vonnis, waarop de Staat in cassatie gaat bij de Hoge Raad, deze verwerpt het cassatieberoep.Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de Staat onvoldoende aan zijn onderhoudsplicht heeft voldaan en pleegouders financieel onvoldoende in staat heeft gesteld aan hun zorgtaken te voldoen. Ook achtte de Hoge Raad het oordeel van het Hof juist dat de Awb ( nu Wet werk en bijstand) niet daadwerkelijk en effectief als vangnet functioneert. De consequenties van de uitspraak van de Hoge Raad voor pleegoudervoogden blijft echter onduidelijk. Tot wie pleegoudervoogden zich kunnen wenden om de noodzakelijke bijzondere kosten vergoed te krijgen, blijft een onbeantwoorde vraag. Staatsecretaris Ross van VWS heeft in december 2005 aan de Tweede Kamer een brief gestuurd met o.a. de volgende inhoud: “Daarnaast kunnen bij voogdijzaken de pleegouders er belang bij hebben om naast het pedagogische ook het juridische gezag geheel of gedeeltelijk over hun pleegkind te verwerven. Pleegouders dienen in staat te worden gesteld de voogdij, indien
3
gewenst, van Bureau Jeugdzorg over te nemen. Indien pleegouders de voogdij niet over wensen te nemen, blijft de voogdij uiteraard bij Bureau Jeugdzorg. Wij zullen met pleegouders overleggen welke randvoorwaarden er nodig zijn om de voogdij op zich te nemen en eventueel de pleegouder-voogd regeling bezien op belemmeringen voor pleegouders om het gezag op zich te nemen”. Door de toenmalige minister Rouvoet van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin is een traject gestart waarin de financiële positie van pleegouders, dus ook van pleegoudervoogden, wordt bekeken. Inmiddels ligt er nu (september 2012) een wetsvoorstel bij de 1e Kamer tot wijziging van o.a. de Wet op de jeugdzorg en boek 1 BW in verband met de verbetering van de rechtspositie van pleegouders, waarin één van de voorstellen is om de onderhoudsverplichting van pleegouders die met de gezamenlijke voogdij zijn belast, wordt afgeschaft. Dit zou betekenen dat pleegoudervoogden ook bij gezamenlijke voogdij in aanmerking kunnen komen voor een pleegvergoeding en toeslagen. Een ander artikel uit dit wetsvoorstel voorziet in de verplichte acceptatie van begeleiding door de pleegzorgaanbieder van de pleegoudervoogd. (Uit: Visie van Justitie op de voogdij, notitie maart 2006) “Justitie is van mening dat, waar enigszins mogelijk, voor voogdijpupillen het pedagogisch en juridisch gezag weer verbonden moet worden bij een natuurlijke persoon. Dat wil zeggen dat de plaatsing van een voogdijpupil in een pleeggezin de voorkeur krijgt boven plaatsing in een tehuis. En dat vervolgens de pleegouders, zodra dat verantwoord is, in staat worden gesteld om naast het pedagogische ook het juridische gezag over hun pleegkind te verwerven.” (Uit: de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Wet op de Jeugdzorg en enige andere wetten 2011). “De voogdij-overdracht verandert niets aan de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder die pleegzorg biedt voor de verzorging en opvoeding van een jeugdige door pleegouders. Indien de voogdij van het bureau jeugdzorg wordt overgedragen aan de pleegouders blijft immers nog steeds sprake van geïndiceerde jeugdzorg in de vorm van pleegzorg. Ook na voogdij-overdracht dient de begeleiding van pleegouders bij de verzorging en opvoeding van de jeugdige daarom door de zorgaanbieder die pleegzorg biedt te worden voortgezet. De begeleiding van pleegouder-voogden zal in het pleegcontract nader worden uitgewerkt.” Standpunt NVP bij dit wetvoorstel: De NVP is van mening dat de verplichte begeleiding van pleegoudervoogd door de pleegzorgaanbieder niet wettelijk verplicht dient te worden gesteld aangezien: - Hiermee voorbijgegaan wordt aan de competentie ( de rechter heeft zich ervan vergewist dat pleegouder competent is om het gezag over het pleegkind op zich te nemen) en intentie ( meer stabiliteit en zekerheid wat betreft het toekomstperspectief voor het kind en henzelf) van pleegoudervoogden; - Dit onvoldoende rekening houdt met de pedagogische uitgangspunten om pleegoudervoogdij te stimuleren: meer duidelijkheid voor het kind, zijn ouders en het pleeggezin én daarnaast het samenvallen van juridisch en pedagogisch gezag Deze worden gezien als een verheldering van de diverse posities rond een kind; - Hierin geen verbetering van de positie van pleegoudervoogden kan worden gezien; - Pleegoudervoogd de mogelijkheid heeft om indien noodzakelijk een beroep te doen op de jeugdhulpverlening; - Pleegoudervoogd het recht heeft op een ongestoord gezinsleven; - Het onwenselijk is om wettelijk twee vormen van gezagsoverdracht te creëren: één waarbij het gezag zonder deze voorwaarde wordt overgedragen en één mét.
4
-
-
Tot op heden bij de thans bestaande regeling, vastgelegd in de ministeriële Regeling pleegzorg waarin opgenomen de uitzonderingspositie van pleegoudervoogd t.o.v. pleegouder, niet is aangetoond dat deze tot problemen leidt. De lasten-kostenvermindering bij Bureau jeugdzorg bij overdracht voogdij aan pleegouders teniet wordt gedaan in een tijd waar de jeugdzorg met grote bezuinigingen wordt geconfronteerd.
5