Wat gaan we doen? In het thema ‘Ik en mijn familie’ staat familie centraal. De kinderen ontdekken welke mensen bij hun familie horen ze praten over jong en oud, verschillende familieleden, verjaardagen en samen dingen doen. Zo doen de kinderen alsof ze gaan logeren bij oma, beelden ze familieleden uit en maken ze een collage en/of stamboom met familiefoto’s. Ook brengen we 3 februari een bezoekje aan de opa’s en oma’s in bejaardenhuis ‘Het Hoge Heem’. Dit sluit mooi aan bij dit thema. Het is vooral belangrijk dat het thema aansluit bij de belevingswereld van de kinderen. In interactie bepalen de pedagogisch medewerker en de kinderen samen het verloop van de activiteiten. Op deze manier heeft het kind altijd inbreng in de activiteit en is de betrokkenheid van het kind bij een activiteit groot.
Tijdens dit gehele thema lezen wij het verhaal uit het knieboek ‘Ole wil zijn popje’. Ook worden er boeken gehaald bij de bibliotheek die aansluiten op dit thema. Van de activiteiten worden foto’s gemaakt voor op het digitale scherm zodat de ouders kunnen zien waar hun kind mee bezig is tijdens het thema.
Activiteit 1: 19 januari t/m 23 januari
Doel
Voorbereiding/nodig
Het doel wat we deze week willen bereiken is:
- Puk. - Stambomen. - Meegebrachte foto’s van familie. - Boekjes die aansluiten op het thema. - Gekleurde A-4tjes. - Lijm en kwasten. - Schortjes.
Introductie: Mijn familie Activiteit in een grote groep De kinderen praten over hun familie terwijl ze hun foto’s bekijken. Alle kinderen mogen deze week foto’s meenemen van familie. Met de kinderen die nog geen stamboom hebben gaan wij er één maken. Ook kunnen de kinderen die een verouderde stamboom hebben een nieuwe maken. De kinderen met een recente stamboom kunnen de foto’s op een A-4tje plakken. De grote kinderen mogen de foto’s zelf uitknippen en de jongste kinderen helpen bij het opplakken van zijn/haar foto’s. Met de kinderen maken we dan één grote fotomuur. Samen met de kinderen bespreken we de foto’s. Ook de baby’s betrekken we daarbij. Zo ziet iedereen elkaars familie. Met de baby’s kunnen we ook hun foto’s bespreken op schoot en natuurlijk lezen we verschillende boekjes voor. Woorden tijdens activiteit: - De broer. - De familie. - De mama. - De moeder.
Spraak/taalontwikkeling: De kinderen kunnen familieleden benoemen. Ook de baby’s leren namen van enkele familieleden zoals: papa, mama, opa en oma. Motorische ontwikkeling: De fijne motoriek wordt gestimuleerd bij het knippen en/of opplakken van de foto’s. Rekenprikkels: De kinderen bekijken hoeveel broertjes, zusjes, opa’s, oma’s en huisdieren ze hebben.
- De papa. - De vader. - De oma. - De opa. - De zus. - Mijn.
Activiteit 2: 26 januari t/m 30 januari
Doel
Voorbereiding/nodig
Het doel wat we deze week willen bereiken is:
- Puk. - Verkleedkleren om vadertje, moedertje en baby’tje te spelen. Denk aan kleren voor een vader en moeder en aan babykleertjes (sokjes, mutsjes). - Doe Puk een babypakje aan en leg hem in zijn bedje. - Babyspulletjes zoals sokjes, mutsje, slab, speen, flesjes, babyspeelgoed, luier en spuugdoekje. - Mandje om de babyspulletjes in te doen.
Hoek: Papa’s, mama’s en baby’s Activiteit in een kleine groep in de huishoek. De kinderen spelen met babyspulletjes en doen net alsof ze een baby, een papa of een mama zijn. Ze spelen dagelijkse handelingen na. De pm’ers begeleiden de kinderen hierin. Met de baby’s gaan we op de grond op een speelkleed of mat zitten. We leggen een mand neer met een aantal babyspulletjes zoals een fles, spuugdoekje, een speeltje en een luier. Laat de baby’s de babyspulletjes zien en voelen. Benoem daarbij de voorwerpen en reacties van de baby’s. Stop alle spulletjes terug in de mand en laat de baby’s met de voorwerpen spelen.
Spraak/taalontwikkeling: De kinderen benoem familieleden tijdens het nabootsen daarvan en verteld daarover. Sociaal/emotionele ontwikkeling: Het kind speelt onder begeleiding samen met andere kinderen. Het kind speelt met andere kinderen een eenvoudig rollenspel. Rekenprikkels: Het kind past verschillende verkleedkleren. Motorische en zintuigelijke ontwikkeling: De baby’s onderzoeken verschillende materialen
Woorden tijdens activiteit: - De baby. - Het bed. - Het huis. - Het kind. - Kijken. - Koken. - Pakken. - Moe. - Slapen. - Werken.
door te voelen, te luisteren, te kijken en ermee te experimenteren.
Activiteit 3: 2 februari t/m 6 februari
Doel
Voorbereiding/nodig
Het doel wat we deze week willen bereiken is:
- Puk. - 4 of 5 stoelen. Deze vormen de trein. Zet Puk op de voorste stoel. - Speelgoedtrein. - Conducteurs pet, fluitje, spiegelei en kniptang. Leg de conducteursspullen bij de trein. - Maak zelf treinkaartjes of gebruik echte
Spel: Met de trein naar opa en oma! Activiteit in een kleine groep. De kinderen spelen dat ze met de trein naar opa en oma gaan en doen een treinconducteur na. Op dinsdag 3 februari gaan we op bezoek bij de opa’s en oma’s in ‘Het Hoge Heem’. We gaan daar met de trein naar toe (wandelend met de bolderkar). Daar lezen we boekjes met de kinderen die aansluiten bij dit thema.
Spraak/taalontwikkeling: Het kind begrijpt eenvoudige opdrachten en voert ze uit. De kinderen benoemen familieleden zoals opa en oma en vertellen over hun gebeurtenissen thuis. Ook komen er woorden en begrippen voor tijdens het voorlezen van boekjes en het zingen
Met de baby’s kunnen we op een kleed of mat zitten met in het midden een speelgoedtrein. Laat de trein van de ene baby naar de andere baby rijden en maak daarbij treingeluiden zoals: tjoeketjoeketjoek, daar komt de trein aan! Zing ondertussen een liedje zoals: de trein die rijd op wielen of de wielen van de trein in plaats van de wielen van de bus (Zie bijlage!) Woorden tijdens activiteit: - Fluiten. - Instappen. - Mijn kaartje. - ( te) Laat. - Rijden. - De stoel. - (Op) tijd. - De trein. - Uitstappen. - Het wiel.
Activiteit 4: 9 februari t/m 13 februari Spel: Wie woont er bij jou? Activiteit in een grote groep.
van het liedje over de trein.
treinkaartjes en geef elk kind er één.
Sociaal/emotionele ontwikkeling: Het kind speelt onder begeleiding samen met andere kinderen. Het kind speelt met andere kinderen een eenvoudig rollenspel ‘Met de trein naar opa en oma!’ Rekenprikkels: Het kind kent de begrippen langzaam en snel, en op tijd en te laat. Motorische en zintuigelijke ontwikkeling: De baby’s onderzoeken verschillende onderdelen van de speelgoedtrein door te kijken, te luisteren en te voelen en ermee te experimenteren.
Doel
Voorbereiding/nodig
Woorden tijdens activiteit: - Bij. - Eten. - Het huis. - Het liedje. - Lopen. - Met. - Slapen. - Spelen. - Wonen. - Zingen.
De kinderen zingen een liedje over wie er bij hen thuis woont (Zie bijlage!) Bespreek met de kinderen de foto’s op de fotomuur en/of stambomen. Wie wonen er bij jou in huis? Hebben jullie een huisdier ? Hoeveel broertjes en zusjes heb jij? etc. Betrek ook de baby’s bij deze activiteit.
Het doel wat we deze week willen bereiken is: Spraak/taalontwikkeling: De kinderen leren de namen van enkele familieleden. Het kind vertelt over zijn familieleden en over de dagelijkse gebeurtenissen thuis. Ook zingen we met elkaar het liedje: ‘In Holland staat een huis’.
Sociaal/emotionele ontwikkeling: Het kind gaat er gemakkelijk mee om als de pm’er de aandacht op hem vestigt in de groep. Rekenprikkels: De kinderen bekijken hoeveel broertjes, zusjes, opa’s, oma’s en huisdieren ze hebben.
- Puk. - Foto’s die bij de kinderen thuis zijn gemaakt.
Activiteit 5: 16 februari t/m 20 februari
Doel
Voorbereiding/nodig
Het doel wat we deze week willen bereiken is:
- Puk. - Kleibeeldje van Puk. De pm’ers maken van tevoren een kleibeeldje van Puk. - Klei. - Kleispulletjes. - Schorten. - Placemats.
Knutselen: Lekker kleien. Activiteit in een kleine groep. De baby’s kneden met klei, de jongere kinderen maken vormpjes van klei en de oudere kinderen proberen poppetjes te kleien. De kinderen bekijken het kleibeeldje die de pm’er heeft gemaakt. Lijkt die op Puk? Laat de kinderen telkens een deel van het lichaam van Puk aanwijzen daarna wijzen ze hetzelfde lichaamsdeel op het beeldje aan. Laat daarna de kinderen zelf aan de slag gaan. Woorden tijdens activiteit: - Droog/nat - Rond. - Ik/mij. - Wassen. - Jij/je. - De klei. - Kleien. - Komen. - Lijken.
Spraak/taalontwikkeling: Het kind benoemt lichaamsdelen. Het kind begrijpt eenvoudige opdrachten en voert ze uit.
Sociaal/emotionele ontwikkeling: Het kind bepaald zelf wat hij/zij maakt van klei en laat zijn/haar eigen fantasie erop los. Motorische en zintuigelijke ontwikkeling: Het kind onderzoekt het klei door te voelen, te kijken en ermee te experimenteren. Rekenprikkels: De kinderen kijken naar de grootte en het aantal lichaamsdelen van het kleipoppetje.
Activiteit 6: 23 februari t/m 27 februari Afsluiting!
Doel
Voorbereiding/nodig
Het doel wat we deze week willen bereiken is:
- Puk. - Knuffels: Poes, hond en konijn. Leg deze spullen in de huishoek in een mand of kist. - Schminkspullen. - Spiegel.
Expressie: Mijn huisdier.
Activiteit in de kleine groep.
De kinderen worden geschminkt als huisdier en doen dat dier na. Vraag de kinderen of wij (knuffel)dieren op de groep hebben, vraag ze of de dieren zacht zijn etc. Stel dan voor om de kinderen te schminken. Betrek ook de baby’s hierbij door bijvoorbeeld hun neusje te schminken. Woorden tijdens activiteit: - Als (zoals). - Zwart. - Blaffen. - De stok. - Het dier. - De hond. - Het konijn. - De poes. - De snorharen. - Spelen.
Spraak/taalontwikkeling: Het benoemen van dieren. Sociaal/emotionele ontwikkeling: Met elkaar het naspelen van huisdieren. Motorische en zintuigelijke ontwikkeling: Het voelen aan de knuffeldieren of ze hard of zacht zijn. Ook ervaren de kinderen hoe het aanvoelt om geschminkt te worden. Het kind doet houdingen en bewegingen van dieren na. Rekenprikkels: Hoeveel huisdieren hebben de kinderen thuis?
Liedje bij activiteit 3 De wielen van de trein De wielen van de trein die draaien rond Draaien rond, draaien rond De wielen van de trein die draaien rond Als de trein gaat rijden De deuren van de trein gaan open en dicht Open en dicht, open en dicht De deuren van de trein gaan open en dicht Als de trein gaat rijden De lichten van de trein gaan aan en uit Aan en uit, aan en uit De lichten van de trein gaan aan en uit
Als de trein gaat rijden De mensen in de trein gaan op en neer Op en neer, op en neer De mensen in de trein gaan op en neer Als de trein gaat rijden De mama's in de trein die kletsen maar Kletsen maar, kletsen maar De mama's in de trein die kletsen maar Als de trein gaat rijden etc.
Liedje bij activiteit 4 In Holland staat een huis 1. In Holland staat een huis (2x) In Holland staat een huis, jaja, Van je singela singela hopsasa. In Holland staat een huis, in Holland staat een huis. 2. En in dat huis daar woont…(Naam kind) (2x). In dat huis daar woont….jaja, Van je singela singela hopsasa. In dat huis daar woont…, in dat huis daar woont… 3. En (Naam kind) woont met…(papa, mama, broertje…) (2x). En (Naam kind) woont met…(papa, mama, broertje…), jaja. Van je singela singela hopsasa. En (Naam kind) woont met…(papa, mama, broertje…) (2x)
Woorden tijdens het thema - De broer. - Moe.
- Pakken. - Slapen.
- Werken. - Instappen. - ( te) Laat. - De stoel. - (Op) tijd. - Uitstappen. - Eten. - Het liedje.
- Fluiten. - Mijn kaartje. - Rijden. - Het wiel. - De trein. - Bij. - Het huis.
- De familie. - De moeder. - De vader.
- De mama. - De papa. - De oma.
- De opa. - Mijn. - Het bed. - Het kind. - Koken.
- De zus. - De baby. - Het huis. - Kijken.
- Lopen. - Slapen. - Wonen. - Droog/nat - Ik/mij. - Jij/je. - Kleien. - Lijken. - Zwart. - De stok. - De hond.
- Met. - Spelen. - Zingen. - Rond. - Wassen. - De klei. - Komen. - Als (zoals). - Blaffen. - Het dier. - Het konijn.
- De poes. - Spelen.
- De snorharen.