s t a d h o u d e r s a d v o c a t e n umr. O.J. B r o m m e r mr. P.S. Fluit
AANGETEKEND EN PER GEWONE POST
mr. D . M . v a n G e n d e r e n
B&W Gemeente Waterland Postbus 1000 1140 B A Monnickendam
mr. C P . M e s k e r mr. M.E. Stefels mr. E . A . T . M . S t e v e r i n k * mr. M . H . V a a n d r a g e r * mr. M J . M . ten V o o r d e mr. D.J.B. de W o l f f ."I ' o r - i u m e n
Utrecht,
5 oktober 2012
Betreft:
Bezwaarschrift bezuiniging
iii;:
Geachte college,
Namens cliënte, Stichting Openbare Bibliotheek Waterland (hierna: de Bibliotheek), bericht ik u als volgt. 1.
INLEIDING
Blijkens uw brief van 20 september 2012 (verzonden 21 september 2012} (bijlage 1) is uw college voornemens om voor het jaar 2013 op de subsidie van de Bibliotheek € 49.260,00 te bezuinigen ten opzichte van 2012. In 2014 is uw college voornemens de subsidie te verlagen met een bedrag van € 125.740,00. De subsidie bedraagt dan € 181.224,00. Uw college is van mening dat de bezuinigingen in 2013 kunnen worden gerealiseerd door het aantal openingsuren van de bibliotheekvestigingen Broek in Waterland en Marken terug te brengen tot vijf uur per week en de openingsuren van de vestiging Monnickendam tot vijftien uur per week. Het restant van het te bezuinigen bedrag zal volgens uw college moeten worden gevonden door minder geld uit te geven aan de aanschaf van collectie en media. Omdat de Bibliotheek reeds heeft aangegeven dat deze bezuiniging niet te realiseren is, gaat uw college de raad nu voorstellen om uit de basisbibliotheek te treden. Concreet heeft uw college de raad voorgesteld om de bibliotheek voor 2013 een budgetsubsidie van € 306.964,00 te verstrekken en per 1 januari 2014 uit de basisbibliotheek te treden. De subsidie is opgenomen in de gemeentebegroting 2013. Uit de concept begroting (blz. 6-7) maakt de Bibliotheek op dat uw college voornemens is de subsidie per 1 januari 2014 te beëindigen, Deze begroting wordt op 1 november 2012 door de raad vastgesteld. Tegen dit voornemen maakt de Bibliotheek bezwaar.
P o s t b u s 14028 - 3508 SB Utrecht
lii.a!hourlyi s!a;ni
T - 31 (0)30 2 5 2 0 8 5 5
i - 31 (0)10
• s : ; ! jO U > . <• I•, 'V'^!'
KvK 30253271
www.stadhouders.nl
2.
PLAN VAN BEHANDELING
Hierna wordt ingegaan op de bezuiniging per 2013 (4), Daarbij wordt eerst de regeling voor het minimale instapniveau toegelicht (4.1). Vervolgens wordt ingegaan op de strijdigheid met artikel 4:51 Awb (4.2), Daarna op de verplichting op bepaalde wijze te subsidiëren (4.3). Ten tweede wordt ingegaan op de beëindiging van de subsidie per 2014 (5). De strijdigheid met artikel 4:51 Awb (5.1) en de verplichting tot aanbesteding (5.2). Hierna wordt echter eerst ingegaan op het subsidieplafond. 3.
SUBSIDIEPLAFOND 2013
Uw college legt het bezuinigingsvoornemen aan de gemeenteraad voor. De gemeenteraad zal op basis van dit voornemen het subsidieplafond vaststellen (Concept begroting, blz. 56). Uw college zal de vaststelling van dit subsidieplafond als grondslag opvoeren om de subsidieaanvraag van de Bibliotheek gedeeltelijk te weigeren. Dit volgt uit het systeem van de wet, Verwezen wordt naar artikel 4:25 en 4:35 Awb en artikel 8 Subsidieverordening. Zoals hierna wordt uiteengezet, bestaan er zwaarwegende bezwaren tegen de voorgenomen bezuiniging. Gelet op deze bezwaren, ziet de Bibliotheek zich genoodzaakt ook tegen de vaststelling van het subsidieplafond bezwaar maken. Zij kan in deze situatie geen enkel middel van rechtsbescherming onbenut laten. De Bibliotheek verkiest het om onnodige procedures te vermijden. Als uw college voor de raadsvergadering aangeeft de bezwaren van de Bibliotheek tegen de bezuiniging per 2013 gegrond te verklaren, is een verdere procedure over de bezuiniging van 2013 niet meer noodzakelijk. De Bibliotheek verneemt graag zo spoedig mogelijk van uw college. 4.
BEZUINIGING PER 2013
4.1. Strijdig met instapniveau De
stelselvernieuwing
In 2001 is door Rijk, provincie en gemeenten beleid gemaakt voor een bibliotheekvernieuwing. Doel van dit beleid is om de functie van de bibliotheek te vernieuwen en te verbreden. Heel concreet gaat het om meer cultuur (culturele netwerken, cultuureducatie, leesbevordering, erfgoed), educatie (een leven lang leren), forum (sociale cohesie, inburgering), lezen (collectiebeleid) en informatie {overheids- en gezondheidsinformatie, kennissamenleving). Daarnaast moet de nieuwe bibliotheek een zo hoog mogelijke digitale dienstverlening bereiken, Wanneer een bibliotheek deze doelstelling haalt, wordt zij gecertificeerd en kan zij als basisbibliotheek deel uitmaken van het netwerk van andere bibliotheken, waardoor zij een hoger aanbod aan diensten kan verlenen. Dit beleid vormt een uitwerking van Hoofdstuk 4 van Wet op het specifiek cultuurbeleid (hierna: Wsc). Op grond van artikel 11 b W s c dienen gemeenten te bevorderen dat een door hen bekostigde of in stand gehouden voorziening van bibliotheekwerk deelneemt aan het leenverkeer met andere voorzieningen van bibliotheekwerk en dat netwerken worden gevormd. Het beleid is neergelegd in het Koepelconvenant herstructurering openbare bibliotheekwerk uit 2001 {hierna: Koepelconvenant) en 1
1
Convenant vormt bijlage 1 bij Ledenbrief V N G van 24 januari 2002.
2
am
SS"
SB*
30»
,5"
f0 as
4&
\
i3a
de Aanvulling op dit convenant uit 2004 {hierna: Aanvulling) (bijlage 2 en 3). Het Convenant 2
Bibliotheekcharter 2010-2012 (hierna: Bibliotheekcharter) (bijlage 4) bouwt op deze afspraken voort. 3
Over de minimale financiële bijdrage van een gemeente aan een basisbibliotheek zijn duidelijke afspraken gemaakt. Dit zogenaamde "instapniveau" is uitgewerkt in de Aanvulling Convenant (blz, 6 en Bijlage 1). Zie ook de begeleidende brief van de V N G van 10 augustus 2004 (blz. 8-9). Het instapniveau is daarna nogmaals expliciet bekrachtigd in de Bibliotheekcharter (blz. 4): "De gemeenten zijn verantwoordelijk basisbibliotheken. dienstverlening
voor de kern van de het bibliotheekbestel;
De gemeenten bekostigen de basisbibliotheek
de
lokale/regionale
en formuleren welk niveau van
in de lokale situatie van de bibliotheken verwacht wordt. Het bestaande
blijft tenminste
instapniveau
gehandhaafd"
In de begeleidende brief van 28 januari 2010 wordt het instapniveau als volgt geformuleerd: "De gemeenten als geheel subsidieerden bibliotheekwerk.
Voor de gemeentelijke
eerder overeengekomen bibliotheekwerkwerk -€11,-
in 2007 €416 miljoen netto aan het openbaar subsidiëring geldt tenminste het instapniveau, dat
is bij het Koepelconvenant
herstructurering
plus aanvulling (zie desgewenst
openbare
VNG-ledenbrieven
subsidie per inwoner per jaar in gemeenten met 30,000 of minder
02/4 en 04/97): inwoners.
-€12, - subsidie per inwoner per jaar in gemeenten met meer dan 30.000 en minder dan 90.000
inwoners.
-€15, - subsidie per inwoner per jaar in gemeenten met 90.000 of meer. Op bovenstaande
bedragen met prijspeil 2003 kunt u de binnen uw gemeente
index toepassen (ter vergelijking, nominaal accres gemeentefonds 2005M1,64%,
2006/+2,95%,
20077+4,24%, 20087+5,4%, 2009/voorlopig
alles exclusief huisvestingskosten
(gemiddeld
gebruikelijke
2004/-0,26%, +9,6%). Voorts is dit
20%)."
Het behouden van instapniveau als minimaal subsidieniveau is van groot belang. Wanneer een gemeente onder het instapniveau subsidieert, heeft dit immers grote consequenties. Een gemeente kan geen beroep doen op de door het Rijk extra beschikbaar gestelde gelden, de bibliotheek kan geen deel uitmaken van het concept basisbibliotheek of het netwerk van bibliotheken, de certificering van de bibliotheek komt in gevaar en op termijn komt het lidmaatschap van de branchevereniging V O B in gevaar. Kortom, de gemeente handelt dan in strijd met artikel 11 c W s c . Dit alles volgt uit de brief van de V N G van 10 augustus 2004 (blz. 9). Of zoals de Voorzitter van de V N G het in de brief van 28 januari 2010 omschrijft: "Hef instapniveau wettelijke en inhoudelijke
is een minimum om als bibliotheek te kunnen voldoen aan
eisen. Bibliotheken moeten deelnemen aan netwerken en leenverkeer,
zoals
de Wsc voorschrijft." De vorming van de Bibliotheek De Bibliotheek is in 2007 ontstaan uit een fusie van verschillende bibliotheek stichtingen. De gemeenten hebben destijds besloten dat de bibliotheek zou deelnemen aan het landelijke vernieuwingsbeleid en zou worden omgevormd tot basisbibliotheek. "Zonder schaalvergroting efficiencyverbetering
zullen, gezien de maatschappelijke
ontwikkelingen
en
in het algemeen en de
structureel zorgelijke financiële situatie bij de meeste Waterlandse gemeenten in het bijzonder, de huidige niet-zelfstandige
bibliotheken onder grote druk komen te staan. Op termijn zal geen sprake
meer kunnen zijn van een voorziening, die de titel bibliotheek nog rechtvaardigt, consequentie
basisbibliotheek in de regio Waterland" vastgesteld op 8 november 2005 (blz. 5). 2
3
met als uiterste
het verdwijnen daarvan." Aldus de structuurgroep in het Fusiedocument "Vorming
Aanvulling vormt bijlage 1 bij Ledenbrief V N G van 10 augustus 2004. Charter vormt bijlage bij brief van V N G van 28 januari 2010.
3
«WK
if'
53»
ft,
x
v
4.
Om dit mogelijk te maken, hebben de gemeenten zich verplicht dat de gemeentelijke subsidie van de Bibliotheek uiterlijk eind 2008 zouden voldoen, of hoger zijn, dan het op de extra rijksmiddelen afgestemde richtlijnniveau. Dit betekende dat de subsidie per 2007 gelijk of hoger zou moeten liggen dan het zogeheten instapniveau van € 11,00 (excl. huisvestingslasten) en uiterlijk eind 2008 zou toe groeien naar het op de extra rijksmiddelen afgestemde richtlijnenniveau. Dit laatste besluit was ook nodig om aanspraak te kunnen maken op de subsidie van het Rijk voor het omvormen van de bibliotheek tot een basisbibliotheek. Het genoemde besluit is door uw gemeenteraad genomen op de raadsvergadering van 18 november 2004 (bijlage 5). Concreet verwijst de Bibliotheek naar de Inleiding (blz, 1), Besluit 72B, besluit 72C {zie in het bijzonder punt 5, 6, 7, 8) en 72D (zie in het bijzonder punt 8 en 9). Zoals ook blijkt uit het besluit heeft uw gemeente zich rekenschap gegeven van de hierboven genoemde gevolgen van het niet financieren op instapniveau (blz. 3). instapniveau
2013
Het instapniveau bedraagt in 2013 € 13.17 (excl. huisvestingslasten) voor een gemeente met minder dan 30.000 inwoners. Met de bezuiniging van € 49.260,00 per 1 januari 2013 komt de subsidie in 4
2013 op een bedrag van € 306.964,00. Hierbij heeft uw college echter verzuimd zich ervan rekenschap te geven dat in dit subsidiebedrag ook de vergoeding van € 94,201,00 voor de huisvestinglasten is inbegrepen. Deze huisvestingslasten zijn verspreid over vier panden. Verwezen wordt naar de bijgevoegde bijlage (bijlage 6), De huisvestingslasten hebben echter geen invloed op het (minimale) subsidieniveau. Het instapniveau is altijd exclusief huisvestingskosten berekend. Reden hiervoor is dat de huisvestinglasten per bibliotheek teveel verschillen. Het landelijk gemiddelde ligt op 20%, Verwezen wordt naar de eerder genoemde en geciteerde documenten, De subsidie voor 2013 exclusief huisvestingslasten bedraagt € 212,964,00. Uitgaande van het inwonertal van Waterland per 1 januari 2012: 17.140 (bron: C B S Demografische kerncijfers 2011, blz. 26), cijfers 2012 worden verwacht in december), bedraagt het subsidieniveau dan een bedrag van € 12,42 per inwoner. De subsidie zakt per 2013 dus onder het instapniveau. Het minimale instapniveau (op basis van het prijspeil 2013) bedraagt € 319.905,00 incl. huisvestingslasten van €94.201,00. Consequenties De gevolgen van de verlaging van de subsidie onder instapniveau zijn aanzienlijk. Uw college doet het voorkomen of de bezuiniging eenvoudig kan worden opgevangen met het inperken van de openingsuren en bezuiniging op aanschaf van collectie en media. Deze maatregelen hebben echter aanzienlijk consequenties. Belangrijkste consequentie is dat voor certificering wordt uitgegaan van minimaal 15 uur per week openstelling per vestiging. De voorgestelde bezuiniging heeft dus tot gevolg dat de certificering van de Bibliotheek in gevaar dreigt te komen. Zoals geschetst, kan de Bibliotheek dan niet meer deelnemen aan het netwerk. Bovendien kan de Bibliotheek haar certificering niet in gevaar brengen, zij verleent immers ook haar diensten aan andere gemeenten. Deze partners mogen geen schade ondervinden van de bezuiniging in Waterland.
De berekening van dit instapniveau 2011, 2012, en 2013 komt als volgt tot stand. Accres Gemeentefonds: 2010: 0.5, 2011: 0,5, Vergelijk ook Bijlage 2 bij Rapport Gemeentelijke bezuinigingen op openbaar bibliotheekwerk in opdracht van Sectorinstituut Openbare Bibliotheken van 19 mei 2011. Accres Gemeentefonds 2012 - 2013 volgens Juni circulaire gemeentefonds: 2012: - 2.01, 2013: - 0.41. 4
4
,.-"«1 .0
Ti
3t> €0
b
si
X Kt-
Nog afgezien van de gevaren van verlies van certificering is de bezuiniging op de voorgestelde wijze niet te behalen. De Bibliotheek is als deze bezuiniging doorgang vindt, ook gedwongen te bezuinigen op de back-office kosten. Een dergelijke bezuiniging is echter onmogelijk, De Bibliotheek is (als gevolg van de fusie in 2007) een van de twee meest kosten-efficiënte bibliotheken van de Provincie NoordHolland. De back-officekosten zijn minimaal. Bij een bezuiniging op de back-office komt de efficiënte ondersteuning van de medewerkers (merendeel vrijwilligers) op de vestigingen in Waterland direct in gevaar. Het backoffice voorziet namelijk in de aankoop van (digitale) collecties, schoolcontacten, iet, programmering van bijv, de (kinder)boekenweek, ledenadministratie etc. Dit alles voor een bijdrage van € 7,13 per inwoner in 2012. Daarnaast hebben de andere gemeenten aangegeven niet in te stemmen met een bezuiniging op het backoffice, Verwezen wordt naar het portefeuillehoudersoverleg van 27 september 2012. Dit alles klemt temeer, omdat de Bibliotheek zich sinds 2007 heeft ingespannen om zich op te werken als Basisbibliotheek. Zij is er op basis van het besluit van uw gemeente in 2004 vanuit gegaan dat het een lange termijn doel betrof dat op korte termijn niet in gevaar zou worden gebracht. 4.2. Strijdig met artikel 4:51 Awb Het subsidierechtelijke kader wordt gevormd door de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de Algemene subsidieverordening Waterland 2006 (hierna: Subsidieverordening). De subsidie die de Bibliotheek ontvangt moet worden aangemerkt als een budgetsubsidie in de zin van artikel 1 onder i Subsidieverordening. De Bibliotheek ontvangt deze subsidie al vele jaren (in ieder geval meer dan drie jaar). Dit betekent dat dit besluit een wijziging of beëindiging van de subsidie vooreen nieuw tijdvak in de zin van artikel 4:51 Awb is en onder meer moet worden getoetst aan de criteria van deze bepaling, Ingevolge artikel 4:51 Awb moet in de eerste plaats sprake zijn van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten die zich verzetten tegen ongewijzigde voortzetting. Bezuinigingen kunnen in de regel als een verandering/wijziging van omstandigheden worden aangemerkt die een gehele of gedeeltelijke weigering voor een subsidie rechtvaardigen. De rechter toetst maar heel terughoudend of echt sprake is van de noodzaak tot bezuinigingen, Volgens vaste jurisprudentie is een beroep op de financiële noodzaak tot bezuinigen voldoende (vergelijk: A b R v S 31 juli 2002, A B 2003/136), In casu gaat deze algemene regel niet op, Uw college beroept zich op de noodzaak tot bezuinigen vanwege de teruglopende inkomsten uit het gemeentefonds. Met deze teruglopende inkomsten houden de afspraken over het instapniveau echter al rekening. Het instapniveau loopt parallel terug met het gemeentefonds (zie hierboven: 4.1). De noodzaak tot bezuinigen is dus niet aan te merken als veranderde omstandigheden
die zich verzetten tegen ongewijzigde voortzetting,
Ingevolge artikel 4:51 Awb moet in de tweede plaats sprake zijn van een redelijke termijn, Of de termijn redelijk is, moet naar alle omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Als uitgangspunt geldt: vooral wanneer de bezuinigen nopen tot het opzeggen van verplichtingen jegens derden, zoals het ontslaan van professioneel personeel of afzeggingen in de programmering, moet een langere termijn in acht worden genomen. Deze verplichtingen moeten op zorgvuldige wijze kunnen worden afgewikkeld. In casu is de termijn onredelijk kort, De Bibliotheek heeft pas in december zekerheid over de omvang van de subsidie per 1 januari 2013. Er zijn geen eerdere duidelijke aankondigingen gedaan. In de begroting is sprake van bezuiniging van € 175.000. Er was echter geen duidelijkheid hoe deze begroting zou worden uitgevoerd. Deze duidelijkheid geeft uw college pas nu. Bovendien kan de Bibliotheek deze bezuiniging op deze korte termijn niet opvangen. Verwezen wordt naar de hierboven
5
1&
^0
1^
4.
X tl
•X
V V
4
geschetste verstrekkende consequenties van de bezuiniging. De Bibliotheek heeft haar verplichtingen jegens de andere gemeenten en kan deze verplichtingen niet op deze korte termijn zorgvuldig afwikkelen. 4.3.Geen inmenging in wijze van bezuinigen Uw college doet in uw aankondiging concrete voorstellen over de wijze waarop de bezuiniging moet worden doorgevoerd; gedeeltelijke sluiting van vestigingen en minder geld uitgeven aan de aanschaf van collectie en media. In de concept Begroting 2013 spreekt uw college van andere maatregelen (blz. 63): "bestemd voor 5 openingsuren in Broek in Waterland en Marken, 15 openingsuren in Monnickendam en de onbemenste vestiging in llpendam". De Bibliotheek stelt voorop dat zij zelf zal bezien hoe zij de bezuiniging uitvoert. Met gedeeltelijke sluiting van de vestigingen en de verminderde aanschaf collectie komt zij zoals gezegd niet uit, Zij zal mogelijk andere keuzes maken dan uw college voorstelt. De Bibliotheek zal bijvoorbeeld kiezen voor de sluiting van de vestigingen Broek in Waterland en Marken. Of de transportfrequentie terugbrengen van twee keer in de week naar één keer in de week en geen voorzieningen treffen voor onderhoud en vervanging. De bibliotheek heeft ook rekening te houden met de wensen van andere subsidiepartners. Zoals gezegd, achten zij een bezuiniging op het backoffice niet op zijn plaats. Wanneer uw college er de voorkeur aangeeft om de subsidie per 2014 te beëindigen, zal de Bibliotheek in ieder geval aan de wensen van de andere gemeenten voorrang bieden. De Bibliotheek heeft als subsidieontvanger binnen het kader van de subsidieverplichtingen zoals opgenomen in de aanvraag, ook de vrijheid om invulling te geven aan de bezuiniging. Dit is het uitgangspunt van het subsidierecht (Afdeling 4.2.4 Awb), Deze vrijheid heeft de Bibliotheek zeker als uw college ervoor kiest het instapniveau los te laten. 4.5 Conclusie De Bibliotheek concludeert dat het voorgenomen besluit in de eerste plaats in strijd is met de wet {artikel 11 b Wsc), Nu het besluit op geen enkele wijze rekenschap geeft van haar eigen eerdere beleid of de belangen van de andere gemeenten bij het behoud van de Bibliotheek als basisbibliotheek, getuigt het besluit daarnaast niet van een evenredige belangenafweging. Het besluit is daarmee in strijd met artikel 3:4 Awb, De Bibliotheek mocht op basis van de besluiten in 2004 er bovendien op vertrouwen dat uw college het instapniveau zou handhaven, daarom is het besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel. Nu in het gehele besluit op geen enkele wijze rekening wordt gehouden met het instapniveau en de huisvestinglasten is het besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Het besluit is daarmee in strijd met artikel 3:2 Awb en 3:46 Awb. Voor de goede orde merkt de Bibliotheek tot slot nog op dat uw college voor het instellen van de basisbibliotheek sinds 2008 een bedrag van € 20.000 als zogenaamde integratie-uitkering van O C W ontvangt. De gemeente ontvangt dit bedrag onder de voorwaarde dat zij de bibliotheek in stand houdt en de bibliotheek op instapniveau subsidieert, zo blijkt uit de genoemde raadsbesluiten. Het voorgenomen besluit staat op gespannen voet met deze subsidievoorwaarde. Het besluit is daarnaast in strijd met artikel 4:51 Awb. Er is geen sprake van een veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten die zich verzetten tegen ongewijzigde voortzetting. Bovendien is de redelijke termijn niet in acht genomen.
6
«SS
0; cv?,
3t
3»W
id) -N,
sü,-.
X
Het besluit is tot slot in strijd met het uitgangspunt van het subsidierecht (Afdeling 4.2,4 Awb) nu uw college een bepaalde wijze van bezuinigen oplegt. 5.
BEINDIGING SUBSIDIE PER 2014
5.1 Strijd met artikel 4:51 Awb Zoals opgemerkt, moet uw college bij een bezuiniging de vereisten van artikel 4:51 Awb in acht nemen, Gewijzigde
inzichten/omstandigheden
Het besluit is in strijd met het eerste vereiste van artikel 4:51 Awb. De noodzaak tot bezuinigen is ook niet aan te merken als veranderde omstandigheden die zich verzetten tegen ongewijzigde voortzetting. De Bibliotheek verwijst naar hetgeen zij hierboven (onder 4.2) heeft opgemerkt Redelijke
termijn
Bij een beëindiging van de subsidie per 1 januari 2014 wordt daarnaast geen redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 Awb in acht genomen. Een jaar mag lang lijken, maar is in dit geval onvoldoende, De Bibliotheek heeft een complexe bezuiniging uit te voeren. De bezuiniging mag immers de certificering van de Bibliotheek als basisbibliotheek niet in gevaar brengen. Daarmee zou de bezuiniging namelijk ook de dienstverlening in de andere gemeenten schaden. Om dezelfde reden kan niet op de backoffice worden bezuinigd. Hoe dit ook zij, als de Bibliotheek de bezuiniging zou uitvoeren, zijn in ieder geval de volgende maatregelen noodzakelijk: de Bibliotheek moet in de front-office 2,06 FTE) en de backoffice personeel (1,24 F T E ) ontslaan; contracten met ICT, boeken en andere leveranciers beëindigen; bibliotheekpand Monnickendam, iet, inventaris/ collectie versneld afschrijven. Vanzelfsprekend leiden deze maatregelen op deze korte termijn tot aanzienlijke frictiekosten. De Bibliotheek beraamt de totale frictiekosten o p € 1.200.000. De frictiekosten bedragen dus een veelvoud van de beoogde bezuiniging. Met een afbouw termijn van drie of vier jaar zouden de frictiekosten aanzienlijk lager zijn. Desgewenst kan de Bibliotheek een nadere onderbouwing van de genoemde kosten overleggen. Garanties
frictiekosten
In beginsel kent een gemeente niet de plicht garanties te verstrekken voor de frictiekosten die voortvloeien uit de beëindiging van de subsidie. Dit is echter anders als de subsidieverstrekker invloed heeft gehad op de aanstelling van het personeel en daarmee de verantwoordelijkheid heeft gedragen voor de wachtgeldverplichtingen (vergelijk: A b R v S 26 februari 2003, A B 2003, 172, m.nt NV). De Bibliotheek is van mening dat uw college deze verantwoordelijkheid kent, Met de fusie van 2007 en het vernieuwingsbeleid heeft uw college bewust gekozen voor een meer uitgebreide Bibliotheek en ruimere aanstelling van personeel. Daarmee kent uw college nu ook een verantwoordelijkheid voor het ontstaan van deze frictiekosten. Deze verantwoordelijkheid zal zich op zijn minst moeten weerspiegelen in een langere termijn om te bezuinigen. Afbouwregeling Uw college heeft aan de Bibliotheek en de andere gemeenten ook concrete toezeggingen gedaan (of in ieder geval verwachtingen gewekt) dat uw gemeente de subsidie bij beëindiging over een langere termijn zou gaan afbouwen. Na de fusie hebben de gemeenten erkent dat de samenwerking geformaliseerd moest worden, met een samenwerkingsovereenkomst. Deze samenwerkingsovereenkomst is opgesteld. Zij maakte
7
$0^
.IV -Slï
*6
\
VA
onderdeel uit van de visie voor de toekomst van het bibliotheekwerk die de Bibliotheek op verzoek van de gemeente heeft opgesteld: het Quo Vadis Bibliotheek Waterland van april 2011 (bijlage 7). In artikel 7.3 van deze Samenwerkingsovereenkomst is ook een regeling voor de afbouw van de subsidie neergelegd. "Indien een van de gemeenten de samenwerkingsovereenkomst afbouwregeling
opzegt, zal een
van kracht worden. De afbouw van de subsidie geschiedt over een periode van drie
jaar en met de volgende percentages
75% van de subsidie in het eerst jaar,
50% in het tweede jaar
en 25%> in het derde jaar. Dit zou kunnen leiden tot evenredige vermindering van producten en diensten." De Bibliotheek beschikt niet over een ondertekende versie. Uw college heeft destijds echter wel bevestigd dat de zij akkoord is gegaan met de samenwerkingsovereenkomst. Uw wethouder heeft bovendien in het portefeuilleoverleg van 30 mei 2011 expliciet benadrukt dat de gemeente in ieder geval garant staat voor de subsidiering van het gemeenschappelijke backoffice (bijlage 8). Kortom, De Bibliotheek en de andere gemeenten moeten erop kunnen vertrouwen dat uw college deze afbouwregeling in acht neemt en de subsidie (in ieder geval voor zover die de backoffice betreft) over een periode van drie jaar afbouwt, 5.2 Verplicht tot aanbesteding De Bibliotheek merkt tot slot op dat voor zover uw college voornemens is het bibliotheekwerk voor de toekomst uit te besteden aan een andere bibliotheek of dienstverlener, uw college verplicht is een aanbestedingsprocedure te starten en de Bibliotheek daarvoor ook uit te nodigen. Het uitbesteden van bibliotheekwerk is namelijk een aanbestedingsplichtige opdracht. Bibliotheekwerk is aan te merken als een overheidsopdracht voor diensten in de zin van artikel 1 lid 2 sub d van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 1 onder j van Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (BOA). Omdat uw college het bibliotheekwerk voor meerdere jaren gaat uitbesteden zal de waarde van deze opdracht het drempelbedrag van € 193.000 van artikel 7 Richtlijn 2004/18/EG en artikel 7 B O A in ieder geval overstijgen. Voor de goede orde wijst de Bibliotheek er nog op dat bij beëindiging van de subsidie de Bibliotheek de ruimtes leeg zal opleveren. De Bibliotheek is immers eigenaar van de collectie en de inventaris. Dit is een belangrijk punt om rekening mee te houden bij de aanbesteding.
5.4 Conclusie Het besluit tot bezuinigen per 1 januari 2014 is in strijd met artikel 4:51 Awb. Er is geen sprake van een veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten die zich verzetten tegen ongewijzigde voortzetting. Bovendien is de redelijke termijn niet in acht genomen. Er wordt geen rekening gehouden met de frictiekosten, terwijl de gemeente verantwoordelijk is voor het ontstaan van deze frictiekosten. Bovendien zijn concrete toezeggingen gedaan (of althans verwachtingen gewekt) over een afbouwtermijn. Omdat het besluit geen acht slaat op de toegezegde afbouwtermijn is het besluit onzorgvuldig voorbereid en in strijd met artikel 3:2 Awb en het vertrouwensbeginsel. Tot slot moet uw college er zich rekenschap van geven dat uitbesteding van het bibliotheekwerk aanbestedingsplichtig is, De Bibliotheek ziet graag een uitnodiging tegemoet,
8
PS
7>Z
40*
•erf
és
tv
1
6.
CONCLUSIE
Gelet op het bovenstaande verzoekt de Bibliotheek tot: •
heroverweging van de bestreden beslissing;
•
te worden gehoord voorafgaande aan de beslissing op bezwaar;
•
vergoeding van de kosten van deze procedure.
.?5
VERZONDEN -21 SIP, 2012
I N G E K O M E N 1 k SEP, 2012 GemeenteW^ATERLAND
Kenmerk Behandeld dm Doorkieswwimer
20 september"2012 ^12.01507/^/4.0 3 / Lindy Pos-Wóihoff (0299) 658 551
'3
ütjlageit Uit> brief van
I A A s Stichting Openbare Bibliotheek Waterland Waterlandiaan 40 1441 M P P U B J v j E R E N D
Onderwerp: a ubsidieverlening
29 maart 2012
Uw ketuturh In uw antwoord graag datum en kenmerk vermelden,
201-3
Geacht bestmix*, Op 29 maart 2012 diende u een aanvraag voor een budgetsubsidie in. D e subsidie is bestemd voor de exploitatie van vier bibUoth eekvestigingen in de gemeente Waterland. Bezuinigingen D e gemeente Waterland staat voor de opgave om de komende jaren de uitgaven fors te verlagen. De gemeente is namelijk verplicht om een sluitende begroting te hébben en ziet zich geconfronteerd met teruglopende inkomsten van het Rijk. Voor het jaar 2013 zien wij ons helaas genoodzaakt op de subsidie vooi* u\V;ifisteliitig; € 49.260,00 ie bezuinigen.ten opziehte-van het subsidiebedrag voor 2012. In 2014 zaf de subsidie verder verlaagd Worden met een 'bëdr^g van € 125.740,00. De-subsidie<wordtdan € 181.224,00. Wij zijn van mening dat u de bezuiniging in 2013 kunt realiseren door het aantal openingsuren van de bibliotheekvestigingen in Broek in Waterland en Marken terug te brengen naar vijf uur per week en die in Monnickendam tot vijftien uur per week. Het restant van het te bezuinigen bedrag zal gevonden moeten warden door minder geld-uit te geven aan de aanschaf van collectie en media. D i t i s ook met u besproken. :
U heeft tijdens de gesprekken die met u hebben plaatsgevonden aangegeven dat u de bezuiniging die de gemeente voorstaat niet kunt realiseren. O m die reden, kunnen wij niet anders dan de raad voorstellen om uit: de basisbibHotheek te treden, Als de-raad hiertoe besluit treden wij over de:gevolgen met u in overleg.. Voorstel aan de raad 'Wij hebben de gemeenteraad voorgesteld om u voor 2013 een budgetsubsidie te verlenen vati •€"306i9ó4,0ü.en uit dé basisbibliotheek-te treden. Sub sidiebc s cJh i kkïrt g De subsidie is opgenomen in de concept gemeentebegroting 2013. Deze begroting wordt op 1 november, 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. N a de besluitvorming door de raad ontvangtu van ons een subsidiebes childking. Vragen Heeft u nog vragen? Neemt u dan gerust contact op met mevrouw Lindy Pos, telefoonnummer (0299) 658 551. Met vriendelijke groet, ,burgemeester burgemeester en en wethouders,
D . Broere algemeen directeur/gemeentesecretaris -«Sb,
V
^
L.M.B.C. Wagenaar-Kroon burgemeester
Postbus 1000 I 1140 BA Morinkkuidam ( Bezoekadres Picrtïmn 3 Monnickendam | T, 0299 -658 585 | F. 0299 - 658 599 Pagina 1 van 1 11
[email protected] W. ww.watedand.ni | Rabobank 34.28.79.200 | I1NG 28.50.33.298
Brief aan de leden T.a.v. burgemeester en wethouders
2002000058
front-office tel.
uw henmsrk
bljlagefnl
onderworp
on a kenmerk
datum
herstructurering openbaar bibliotheekwerk (05)
SEZ/OC/2002000058 Lbr. 02/4
24januari 2002
SEZ (070) 373 8022
5
Samenvatting
In deze ledenbrief wordt, En vervolg op eerdere ledenbrieven, ingegaan op de herstructurering van het openbaar bibliotheekwerk, Allereerst besteden wij aandacht aan de ondertekening van het koepel convenant op 20 december 2001. Tevens worden de redenen vermeld waarom de V N G in eerste instantie bet convenant niet wenste te ondertekenen. Verder komen aan bod: de rollen die de verschillende overheden dienen te vervullen in het proces, de financiële gevolgen die de herstructurering meebrengt en de door staatssecretaris Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) thans beschikbaar gestelde middelen voor de gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. Tot slot wordt aandacht besteed aan de Stuurgroep Bibliotheken, de implementatie van de herstructurering, het kwaliteitssysteem en de benchmarking.
©VNG
Extra exemplar an van deie brief ïi|n ie bestellen via bovengenoemdtelefoonnummerlegen uergoetjmg van € 0,46 par pagina. K o p l ö r a n I i> i/. inlBrn gabruilf d o o r Ictfen V N Ü la l o e g e ï l a ^ n
Aan de leden
front-otflcetol.
u™ kenmerk
bijtage(n)
Onderwerp
Onskenmerh
datum
herstructurering openbaar bibliotheekwerk
SEZ/OC/2002000058 Lbr. 02/4
24 januari 2002
g
(070) 373 8022
In vervolg op het advies Open poort tot kennis dat op 12 april 2000 door de stuurgroep-Meijer aan staatssecretaris Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) is aangeboden, informeren wij u over de actuele ontwikkelingen in de herstructurering van het openbaar bibliotheekwerk. Dit geschiedt in vervolg op de ledenbrieven van 2 oktober 2000 (kenmerk SEZ/OC/2000003801, nummer Lbr. 00/141) en 16 maart 2001 (kenmerk SEZ/OC/2001000498, nummer Lbr. 01/16) die na raadpleging van gemeenten tot stand zijn gekomen. Wij besteden aandacht aan deze zaken: 1.
Het koepelconvenant herstructurering bibliotheekwerk, dat op 20 december j l . is ondertekend door de staatssecretaris, het IPO en de V N G ;
2.
De rolverdeling tussen de verschillende overheden;
3.
Het rapport Open poort tot kennis, raming van de financiële gevolgen van de herstructurering van het openbaar bibliotheekwerk (IOO B V , 3 juli 2001);
4.
Het budget van ƒ 12,2 miljoen dat gedurende de periode 2001-2004 jaarlijks door de staatssecretaris beschikbaar wordt gesteld, met name voor directievoering en financiële administratie van de basisbibliotheken in gemeenten met minder dan 30.000 inwoners;
5.
De landelijke Stuurgroep Bibliotheken en implementatie;
6.
Certificeringen benchmarking.
1. Koepelconvenant Voorgesch tedenis Op 3 april 2001 is het koepelconvenant besproken in bestuurlijk overleg lussen de staatssecretaris, het
IPO en de V N G . Vervolgens is de tekst op 23 augustus geaccordeerd door bet bestuur van de V N G . De drie partijen spraken af dat de ondertekening van het convenant op 8 november zou plaatsvinden. Uiteindelijk is dit 20 december geworden. Het convenant geldt in eerste instantie voor de periode van 2001-2004, U treft de definitieve tekst van het koepelconvenant met bijbehorende toelichting aan als bijlage 1. In het koepelconvenant wordt het advies van de stuurgroep-Meijer uitgewerkt, Het koepelconvenant start met de uitgangspunten en de voorgeschiedenis, waarna een overeenkomst wordt geformuleerd over het veranderingsproces en de rol die provincies, gemeenten en het Rijk daarbij zouden moeten spelen, De V N G meende begin november het convenant toch vooralsnog niet te ondertekenen. Aan dat besluit lagen vier redenen ten grondslag: a.
Onduidelijkheid over de beschikbare extra financiën op de lange termijn;
b.
Geen instemming met de zogeheten 11-miljoenregeling voot de korte termijn;
c.
Groeiende onduidelijkheid in de taakverdeling tussen provincies en gemeenten;
d.
Toenemende twijfel over certificering en benchmarking.
De uitwerking en argumentatie bij deze vier punten treft u aan in bijlage 2. Na het besluit tot het niet-ondertekenen van het convenant zijn vervolgens tussen OCenW, het IPO en de V N G vervolgonderhandelingen gestart die hebben geleid tot twee aanvullende notities over de rolverdeling tussen de overheden en de 11-miljoenregeling (momenteel gaat het over een bedrag van € 5.536.119 of ƒ 12,2 miljoen), die aan de toelichting bij het koepelconvenant zijn toegevoegd. De integrale tekst van deze notities zijn opgenomen in de bijlage, Aangaande de certificering en benchmarking ziet de staatssecretaris vooralsnog af van. een systeem dat dwingend zal worden opgelegd. Voor de laugetermijnfinanciering zijn ook tijdens de tweede onderhandelingsronde geen concrete bedragen beschikbaar gesteld. Wel heeft de staatssecretaris tijdens het afsluitend bestuurlijk overleg van 3 december de toezegging gedaan zich intensief in te zetten om de herstructurering openbaar bibliotheekwerk en de daarvoor benodigde langetermijnfmanciering hoger op de politieke agenda te krijgen. Het bestuurlijk overleg heeft uiteindelijk geresulteerd in het besluit om toch tot ondertekening van het koepel convenant over te gaan. De V N G heeft haar vraagtekens bij de langetermijnfinanciering ook geuit in een brief aan de Kamer (kenmerk SfiZ/OC/2001004595). Tijdens de begrotingsbehandeling op 3 december meldde de staatssecretaris de ophanden zijnde herstructurering. Hij deelde de Kamer mee dat voor een goede
onderwerp
herstructurering openhaar bibliotheekwerk
Datum
24 januari 2002
02/08
implementatie van het nieuwe bibliotheekbestel extra structurele financiële middelen nodig zijn. Hij beloofde de Kamer hierover verder te informeren via een beleidsbrief, die in februari 20Q2 aan de Kamer zal worden aangeboden. Uit de reactie van de Kamercommissieleden bleek dat de herstructurering openbaar bibliotheekwerk vooralsnog niet hoog op de politieke agenda staat. In het kader van de voor dit proces zo belangrijke lange termijnfinanciering is dit echter wel noodzakelijk. De V N G zal in haar brief aan de kabinetsformateur aandacht vragen voor het vrijmaken van structurele rijksmiddelen voor deze herstructurering. Wanneer eind 2002 nog steeds geen zicht is op een substantiële, structurele langetermijnfinanciering, zal de V N G het ambitieniveau van het koepelconvenant niet meer onderschrijven. In die situatie mag van gemeenten niet verwacht worden, dat zij het benodigde verschil uit eigen middelen bijpassen. Het IPO is eenzelfde mening toegedaan.
2.
De rolverdeling tussen de verschillende overheden
Van de gemeenten wordt dit verwacht: behoud en versterking van het bestuurlijk draagvlak in de gemeente voor de eigen (basis)bibüotheek en het stelsel van openbare bibliotheken, het concretiseren van de rol als opdrachtgever van de bibliotheek en het versterken van de relatie tussen de bibliotheek en andere beleidsterreinen (educatie, cultuur, welzijn). Verder wordt van de gemeenten verwacht: inzet bij het realiseren van de basisbibliotheek en zorgen dat deze deel uitmaakt van de daarvoor noodzakelijke samenwerkingsverbanden. De provincies worden geacht een provinciaal beleidsplan en een concreet plan van aanpak op te stellen, die richting en uitvoering geven aan de herstructurering. Daartoe moeten ze overleg plegen met de gemeenten uit hun gebied. Ook de provincies zullen de vorming van basisbibliotheken en samenwerkingsverbanden bevorderen. Kortom, de provincies krijgen een regierol waarbij de term 'regie' wordt gehanteerd in de zin van ondersteunen, coördineren en stimuleren van planvorming en implementatie. Het Rijk ondersteunt en faciliteert de herstructurering, bewaakt de landelijke afspraken en zorgt voor de aansturing van de vereniging N B L C , de koepel van de bibliotheken. Wij wijzen u hier op een belangrijk financieel aspect. In het convenant is overeengekomen dat alle overheden gedurende de uitvoeringsperiode van vier jaar de nu beschikbare budgetten voor het openbaar bibliotheekwerk (peildatum 1 januari 2000) ten minste op gelijk niveau zullen houden. Wij verzoeken u om hiermee rekening te houden.
onderwerp
herstructurering openbaar bibliotheekwerk
Datum
24 januari 2002
03/08
3.
Open poort tot kennis; de kosten
Als uitvloeisel van de afspraken in het koepel convenant heeft het onderzoeksbureau ÏOO B V een raming gemaakt van de financiële gevolgen van de herstmeturering van het openhaar bibliotheekwerk. In bijlage 3 treft u een samenvatting aan. Enkele kerngegevens volgen hier. Voor de herstructurering moeten eenmalige kosten gemaakt worden om de gewenste kwaliteitsverbetering door te voeren. Daarnaast worden de structurele kosten van de basisbibliotheken in de komende jaren hoger dan nu het geval is. -
De eenmalige {of incidentele) kosten worden geschat op bijna € 202,4 miljoen (ƒ 446 miljoen) Dit geld wordt ingezet voor een kwaliteitsimpuls (kwaliteitszorg, certificering, omscholing personeel) en een ICT-impujs (de basisbibliotheken op peil brengen voor de virtuele bibliotheek).
-
De structurele kosten van het huidige bibliotheekstelsel bedragen circa € 420,2 miljoen (ƒ 926 miljoen) en die van het vernieuwde stelsel van basisbibliotheken zullen oplopen tot ongeveer € 500 miljoen (ƒ 1,2 miljard). Dit betekent dat landelijk structureel ruim 6 124,3 miljoen (ƒ 274 miljoen) extra nodig is om de herstructurering goed uit te kunnen voeren. De toename in de aangegeven kosten heeft betrekking op een tijdsbestek van acht jaar, waarbij in de eerste vier jaar (de periode waarover het koepelconvenant is afgesloten) de kosten oplopen van € 420,2 miljoen (ƒ 926 miljoen) tot € 498,25 miljoen (ƒ 1.098 miljoen) per jaar. Gedurende deze periode dient de daadwerkelijke omvorming te hebben plaatsgevonden. De toename van deze kosten vanaf het vijfde tot en met het achtste jaar, tot een bedrag van 6 0,5 miljard (ƒ 1,2 miljard) zijn het gevolg van de kwaliteitsverbetering en de grootschalige introductie van 1CT. De verbeterde kwaliteit veronderstelt een bescheiden uitbreiding van personele capaciteit, een wijziging van de beroepenstructuur met hoogwaardigere functies en aanpassingen van de huisvesting aan de nieuwe functies van de openbare bibliotheek. De ICT-impuls brengt extra exploitatiekosten mee vanwege de sterke uitbreiding van de infrastructuur, de aansluiting van alle bibliotheken op een landelijk netwerk, en de introductie van nieuwe digitale diensten.
De kostenraming is gebaseerd op een invulling met behulp van deskundigen, op een vergelijking van drie 'gestileerde basisbibliotheken' en op een raming aan de hand van bestaande administratieve gegevens. Gestileerde basisbibliotheken zijn denkbeeldige basisbibliotheken die voor een gemeente met een bepaald inwonertal kunnen voorkomen. Voor basisbibliotheken in gemeenten met een verzorgingsgebied van 25,000 inwoners, 75.000 inwoners dan wel 150.000 inwoners is een kostenraming gemaakt. In het onderzoek worden de kosten voor een bibliotheek voor 25.000 inwoners geschat op € 450.000 (ƒ 1 miljoen), voor 75.000 inwoners op € 1,7 miljoen (ƒ 3,7 miljoen) en voor 150.000 inwoners op € 4,3 miljoen (ƒ 9,4 miljoen). (Zie voor verdere gegevens bijlage 3.)
Op basis van de huidige beschikbare cijfers is het niet mogelijk om voor elke afzonderlijke bibliotheek een berekening te maken waaruit de kosten die de herstructurering meebrengt, afvallen te lezen.
onderwerp
herstructurering openbaar bibliotheekwerk
Datum
24 januari 2002
04/08
Dit komt door de grote verschillen tussen de bestaande bibliotheken onderling qua organisatie en huidige kosten.
4.
De 12,2-miljoenregeling
De staatssecretaris heeft op 1 november jl. een subsidiebeschikking voor de herstructurering openbaar bibliotheekwerk gezonden aan de besturen van de provincies. In deze beschikking sielt hij dat ter uitvoering van de bestuurlijke afspraken die hij met de V N G en het IPO in het bestuurlijk overleg van 3 april 2001 heeft gemaakt over de herstructurering openbare bibliotheken, gedurende de periode 20012004jaarlijks een bedrag van€ 5.536.120 {ƒ 12,2 miljoen) beschikbaar heeft. Deze middelen zijn bestemd voor de kleinere gemeenten (minder dan 30.000 inwoners). Het bedrag is bedoeld om een impuls te geven aan de invulling van het opdi'achtgeverschap van de kleinere gemeenten, die ze door de vorming van de basisbibliotheken als taakstelling krijgen. Bij de invoering van de Welzijnswet zijn ze immers niet volledig verantwoordelijk geworden voor het openbaar bibliotheekwerk. De verantwoordelijkheden voor directievoering en financiële administratie lagen bij de provincies, in de praktijk veelal uitgevoerd door de provinciale bibliotheekcentrales. Deze middelen zullen gedurende de periode 2001-2002 aan de provincie worden uitgekeerd. Na 2002 zullen de beschikbare bedragen rechtstreeks worden uitgekeerd aan de gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. Voor het jaar 2001 wordt het beschikbare bedrag verdeeld over de provincies volgens een verdeelsleutel, die zo is samengesteld: -
Van het totaal beschikbare bedrag van circa € 5.536.120 (ƒ 12,2 miljoen) wordt € 544.536 (ƒ 1,2 miljoen) gebruikt voor een vaste voet. Dit bedrag wordt gelijk verdeeld over de 12 provincies zodat elke provincie een basisbedrag van € 45.378 (ƒ 100.000) ontvangt.
-
Het resterende bedrag van circa 6 4.991.582 (ƒ 11 miljoen) wordt verdeeld over de provinciesnaar rato van het aantal inwoners in gemeenten met minder dan 30.000 inwoners (peildatum 1 januari 2000). Het resultaat van deze verdeltngssystematiek is weergegeven in bijlage 4.
Voor het jaar 2002 geldt eenzelfde verdeelsleutel als voor het jaar 2001. Wij wijzen u erop dat de provincies de ze beschikbaar gestelde bedragen voor een deel zuilen besteden aan eenmalige kosten, met name kosten die gemaakt worden voor bijscholing van personeel. De werkgeversorganisatie en de bonden hebben daartoe de notitie Herstructurering openbaar bibliotheekwerk en projecten personeelsplanning
Onderwerp
strategische
uitgegeven, waarin suggesties zijn opgenomen voor invulling.
herstructurering openbaar bibliotheekwerk Datum 24 januari 2002
05/08
Vanaf 2003 zullen de gelden rechtstreeks aan gemeenten worden uitgekeerd, Een definitieve regeling hiervoor wordt in samenspraak met OCenW, het ÏPO en de V N G in september 2002 ontworpen. Vooruitlopend hierop verwachten wij dat er een regeling zal ontstaan waarbij het bedrag dat nu al als vaste voet wordt gehanteerd, naar de provincies zal blijven gaan, Dit bedrag kan dan woTden ingezet ter facilitering van de regiefunctie. Het resterende bedrag van €4.991,582 (ƒ 11 miljoen) kan dan vervolgens worden verdeeld op basis van het aantal inwoners van de gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. Dit betekent een bedrag van ongeveer 6 0,82 (ƒ 1,80) per inwoner. Nadat de V N G in november besloot het koepelconvenant vooralsnog niet te ondertekenen, heeft OCenW aan de provincies een blokkeringsbrief verstuurd. Nu het koepelconvenant alsnog ondertekend is, hebben de provincies een deblokkeringsbrief ontvangen, Het bedrag dat voor het jaar 2001 beschikbaar is gesteld, zal aan het bedrag van 2002 worden toegevoegd. Hierdoor gaan er geen gelden verloren.
5. De landelijke Stuurgroep Bibliotheken en implementering Stuurgroep Nu het koepelconvenant is ondertekend, is het uitwerkingstraject officieel van start gegaan. Hiervoor is een termijn van vier jaar uitgetrokken. O m het veranderingsproces te begeleiden is er een landelijke Stuurgroep Bibliotheken (SB). De SB bestaat uit bestuurlijke vertegenwoordigers van OCenW, het 1PO, de V N G en de vereniging N B L C en een onafliankelijke voorzitter, die allen worden benoemd door de staatssecretaris (zie bijlage 5). Naast de begeleiding van het veranderingsproces heeft de SB deze taken: het bewaken van de onderlinge afsternrrüng van beleid, de vergroting van de samenhang en vermindering van de vrijblijvendheid in het stelsel van bibliotheken en het voorbereiden van besluiten voor het bestuurlijk overleg die het functioneren van het gehele stelsel betreffen dan wel ingrijpende financiële gevolgen hebben voor betrokken overheden en dientengevolge een gezamenlijke beslissing van de betrokken overheden vereisen. Verder dient de SB ook te zorgen dat in bestuurlijk Nederland het herstructureringsproces bibliotheken op de politieke agenda komt en blijft staan. De SB is opdrachtgever van het procesmanagement, dat de SB in zijn taken ondersteunt en de herstructurering moet stimuleren en faciliteren. Dit procesmanagement beschikt over een klein bureau (drie personen) en is gevestigd in Den Haag (zie bijlage 5). Het zal zich vooral richten op het verstrekken van informatie over de implementatie van de herstructurering. Binnen afzienbare tijd zal het dan ook een website lanceren: verwacht wordt dat deze in maart operationeel is. Ook zal het procesmanagement nieuwsbrieven en informatiebulletins uitgeven.
onderwerp
herstructurering openbaar bibliotheekwerk Datum 24 januari 2002
06/08
Implementatie Door de ondertekening van het convenant is het officiële startsein gegeven voor de herstructurering. Dit betekent echter niet dat het implementatieproces nu pas in gang wordt gezet. Vooruitlopend op de convenantsondertekening zijn vooral de provincies reeds begonnen met het invulling geven aan hun regiefunctie. De provincie en gemeenten zullen samen moeten komen tot een provinciaal beleidsplan. Hierin moet worden aangegeven hoe gemeenten invulling wensen te geven aan hun opdrachtgeverschap en welke basisbibliotheken er per gebied zullen ontstaan, met de al dan niet daaraan verbonden onderlinge gemeentelijke samenwerkingsvormen. Hierbij wordt van gemeentebesturen een actieve opstelling verwacht. In dit proces zal de provincie voornamelijk optreden als ondersteuner, bewaker en stimulator van het proces en de planvorming. Tevens bewaakt ze de onderlinge samenhang. Let wel: de provincie treedt daarbij niet in de bevoegdheden van het lokaal bestuur. De provincies dienen vóór 31 maart a.s. een bestedingsplan op te stetlen voor de gelden 2001, gebaseerd op een plan van aanpak en een verdeelplan waarvan het de bedoeling is dat het in overleg met de betrokken gemeenten tot stand is gekomen. Dit wordt ter kennis gebracht van de SB, waarna de staatssecretaris beslist. Vervolgens zullen de provincies in samenspraak met de gemeenten een beleidsplan opstellen voor de volgende periode. De verwachting is dat de provincies in de eerste helft van 2002 ook een bestedingsplan voor 2002 zullen opstellen. Nog niet afgesproken is of gemeenten hiervoor projectplannen moeten indienen. Het is de bedoeling dat de provinciale plannen worden voorgelegd aan de SB, die zijn bevindingen aan de staatssecretaris meedeelt. De staatssecretaris kent op zijn beurt de gelden toe. Tevens vindt in september a.s. een gezamenlijk overleg tussen de staatssecretaris, het IPO en de V N G plaats over de definitieve regeling voor de toekenning van de middelen 2003-2004 aan (clusters van) gemeenten. Op ambtelijk niveau zijn er provinciale contactpersonen en contactpersonen namens de provinciale VNG-afdelingen aangewezen (zie bijlage 5). Zij fungeren als aanspreekpunt voor gemeenten, de desbetreffende provincies en het procesbureau en hebben ook een gezamenlijk periodiek overleg, waardoor ze op de hoogte worden gehouden van de laatste ontwikkelingen. Certificering en benchmarking Op 17 december j l . zijn de normen certificering openbare bibliotheken door de algemene ledenvergadering van de vereniging N B L C aangenomen. Tevens is aan de ledenvergadering toestemming gevraagd deze normen aan het bestuurlijk overleg bibliotheken voor te leggen. Dit zal in de loop van 2002 gebeuren. De toetsing zal gebeuren door een onafhankelijke commissie. O f deze
onderwerp
herstructurering openbaar bibliotheekwerk
Datum
24 januari 2002
07/08
normering ook een directe verhoging van de kosten meebrengt, is tot op heden niet duidelijk. Wel is vastgesteld dat deze normering niet wettelijk verplicht wordt. Gedurende het jaar 2002 zal gestart worden met de ontwikkeling van de benchmarking. In dit ontwikkelingstraject zal de V N G worden betrokken. Zodra meer duidelijkheid bestaat over de invoering en de gevolgen hiervan voor gemeenten, zult u worden geïnformeerd. Slot Tot slot willen wij u erop attenderen dat op 10 april a.s. een grote landelijke bibliotheekmanifestatie gehouden wordt. Deze manifestatie heeft als doel het bestuurlijk draagvlak voor de herstructurering openbaar bibliotheekwerk te vergroten. Hierbij zal vooral aandacht worden besteed aan de functie van de bibliotheek in een brede maatschappelijke context en als spil in de sociale infrastructuur. Hiervoor ontvangt u binnenkort een uitnodiging met bijbehorend programma.
Hoogachtend, VERENIGING V A N NEDERLANDSE GEMEENTEN
prof. dr. J.Th.J. van den Berg, voorzitter directieraad
onderwerp
herstructurering openbaar bibl iotheekwerk
Dotum
24 januari 2002
08/08
Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk 1. Uitgangspunten -
-
-
Gemeenten, provincies en. Rijk (hierna te noemen: overheden) zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het stelsel van openbare bibliotheken in Nederland, de overheden hebben ten aanzien van het stelsel van bibliotheekvoorzieningen onderscheiden verantwoordelijkheden en bevoegdheden, en beschikken over eigen financieringsbronnen voor de taken en voorzieningen onder hun specifieke verantwoordelijkheid, overheden kennen aan de Vereniging van openbare bibliotheken N B L C een eigen en specifieke verantwoordelijkheid toe als vertegenwoordigster van het stelsel van bibliotheken en houden in hun handelen daarmee rekening, overheden gaan er in hun taakuitoefening van uit dat beslissingen ten aanzien van voorzieningen onder hun specifieke verantwoordelijkheid gevolgen kunnen hebben voor het stelsel als geheel, gelet op deze samenhang voeren V N G , IPO en OCenW (hierna te noemen: partijen) regelmatig overleg over de afstemming van beleid in het Bestuurlijk Overleg over het openbare bibliotheekwerk. In het Algemeen Kader OCenW-TPO-VNG van 25 januari 1999 zijn algemene afspraken neergelegd voor het te voeren overleg over het cultuurbeleid.
2. Voorgeschiedenis -
-
-
In het Bestuurlijk Overleg over het openbare bibliotheekwerk hebben overheden geconstateerd dat het noodzakelijk is de ontwikkelingen en samenhang van het openbare bibliotheekwerk en de bestuurlijke betrokkenheid daarbij aan een nadere analyse te onderwerpen in verband met zich voordoende knelpunten, in een gezamenlijk opgestelde adviesaanvrage aan de Raad voor Cultuur hebben de partijen deze vraagstukken aan de orde gesteld, de staatssecretaris van OCenW heeft op 23 maart 1998 in een adviesaanvrage de Raad voor Cultuur verzocht een antwoord te geven op deze vraagstukken, de Raad voor Cultuur heeft op 12 november 1998 advies uitgebracht over de reorganisatie van het stelsel van openbare bibliotheken, het advies van de Raad is besproken in een gezamenlijke conferentie van de overheden en het N B L C op 14 december 1998, de conclusie was dat de analyse van de problematiek door de Raad voor Cultuur in overgrote meerderheid gedeeld werd door alle partijen, maar dat de concrete oplossingsrichting van de Raad niet op voldoende steun kon rekenen, in gezamenlijk Bestuurlijk Overleg is vervolgens besloten een Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk in te stellen met als opdracht, uitgaande van de bovengenoemde adviesaanvraag en het advies van de Raad voor Cultuur, op korte termijn voorstellen te doen voor de herziening van de bestuurlijke structuur van het openbare bibliotheekwerk die op voldoende steun kunnen rekenen, de stuurgroep heeft op 4 april 2000 haar rapport Open poort tot kennis aan de staatssecretaris van OCenW overhandigd en deze heeft het rapport vervolgens
1
-
-
-
-
toegestuurd aan de besturen van de V N G , het EPO en het N B L C , de voorzitter van de Tweede Kamer, de Raad voor Cultuur en aan alle gemeenten, provincies en openbare bibliotheken, het IPO heeft op 20 juni 2000 zijn standpunt over de voorstellen in het rapport Open poort tot kennis aan de staatssecretaris gezonden, op 19 juli 2000 deelde de V N G mee te kunnen instemmen met de hoofdlijnen van het rapport en met het voornemen een brede informatie- en consultatieronde voor gemeenten en provincies te houden, de Vereniging N B L C stelde in haar ledenvergadering van 8 juni 2000 haar "Reactie van de vereniging van openbare bibliotheken op het advies van de Stuurgroep Meijer" vast. Dit standpunt werd op 20 november 2000 officieel aan de staatssecretaris van OCenW overhandigd, in de periode augustus - oktober 20QQ hebben in alle provincies informatieve bijeenkomsten voor gemeente- en provinciebestuurders en hun ambtenaren plaatsgevonden, het rapport Open poort tot kennis is daarnaast door de NVB en de Raad voor Cultuur van commentaar voorzien, de V N G heeft in een brief van 24 januari 2001 haar standpunt over de herstructurering neergelegd,
3. Gezamenlijke vaststelling De partijen stellen op grond van bovenstaande gegevens vast dat een organisatie-omslag gericht op het stelsel als netwerkorganisatie, kwaliteit als principe, het centraal stellen van de gebruiker, het versterken van de bestuurlijke betrokkenheid van de overheden en het vergroten van het (gezamenlijke) innovatieve en probleemoplossende vermogen noodzakelijk is om de centrale plaats van de openbare bibliotheek ïn publieke informatievoorziening ook in de toekomst te waarborgen.
OVEREENKOMST: De V N G namens de gemeenten, de provincies, respectievelijk de Provinciale Staten van de provincies, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg op grond van artikel 21, lid 5, van de gemeenschappelijke regeling IPO en het besluit van het algemeen bestuur van het IPO, d.d. 1 november 2001, nr. AB.32100/2001, hierna te noemen: "de provincies", en het Rijk, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van OCenW, komen daarom, na interne besluitvorming over de voorstellen van de Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk, het volgende overeen: 1. Algemeen:
2
De overheden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het goed functioneren van de openbare bibliotheken in Nederland. De partijen erkennen de urgentie van de door de Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk bepleite verandering van de bestuurlijke en organisatorische structuur van het stelsel van bibliotheken. Zij achten het noodzakelijk dat het belang van de gebruikers daarbij voorop gesteld wordt en dat de nieuwe digitale informatie- en communicatietechnologie wordt geïntegreerd in de dienstverlening van basisbibliotheken. De partijen nemen op hoofdlijnen de voorstellen over van de Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk, neergelegd in het rapport Open poort tot kennis tot uitgangspunt van beleid. Deze hoofdlijnen omvatten: 1. Openbare bibliotheken dienen deel uit te maken van een samenhangend stelsel, dat zich baseert op gelijke uitgangspunten, samenwerkingsafspraken en een minimumniveau van kwaliteit en daardoor vergaande doelmatigheid, kwaliteit en pluriformiteit in het belang van gebruikers kan verwezenlijken, 2. De bestuurlijke betrokkenheid bij het functioneren van openbare bibliotheken dient vergroot te worden en tot uitdrukking te komen in een actieve rol van overheden bij het voorbereiden en formuleren van het beleid en de onderlinge afstemming daarvan. Overheden betrekken daarbij uitdrukkelijk de bibliotheekvoorzieningen, 3. Het uitgangspunt "de gebruiker staat centraal" dient tot uitdrukking te komen in het functioneren van de bibliotheken, 4. De openbare bibliotheek dient zich verder te ontwikkelen tot een belangrijke component van de lokale culturele, educatieve en maatschappelijke infrastructuur (verbindingen met onderwijs, musea, archieven, podia, boekhandels en andere culturele, educatieve en maatschappelijke voorzieningen), 5. Overheden nemen het concept van de basisbibliotheek als de kern van het bibliotheekstelsel over. Een basisbibliotheek biedt een gedefinieerd minimum aan dienstverlening van een vastgesteld kwaliteitsniveau, dat overal op dezelfde wijze geldt: de kernfuncties. Gemeenten kunnen beslissen extra middelen in te zetten om een basisbibliotheek op een hoger niveau van dienstverlening te brengen. De organisatie, omvang en inrichting van een basisbibliotheek vindt plaats op grond van inhoudelijke, financiële en regiogebonden overwegingen, 6. Het aantal vestigingen of mobiele voorzieningen dat deel uitmaakt van de basisbibliotheek verandert in principe niet ten opzichte van het huidige aantal als gevolg van de herstructurering. De omvang en het niveau van de dienstverlening van vestigingen of mobiele voorzieningen kan worden aangepast aan specifieke doelgroepen of behoeften, 7. Voor hun beleidsontwikkeling dienen overheden te beschikken over onderling vergelijkbare financiële gegevens en prestatiegegevens van bibliotheken, 8. De doelmatigheid en het prestatieniveau van bibliotheken kunnen worden verhoogd door niet-vrijblijvende samenwerking, en zonodig door schaalvergroting en bestuurlijke of organisatorische samenvoeging van instellingen, 9. Het kwaliteitsniveau van de dienstverlening van bibliotheken wordt bewerkstelligd door op te stellen toetsings- en kwaliteitscriteria en door evaluatie.
3
2. Uitwerking: 2.1 Veranderingsproces Partijen besluiten voor de uitvoering van de herstructurering van het openbare bibliotheekwerk een periode van vier jaar uit te trekken, aanvangend direct na ondertekening van het convenant door partijen. Na het uitspreken van de intentie tot ondertekenen wordt - vooruitlopend op de formele ondertekening - een begin gemaakt met de voorbereiding voor het veranderingsproces (uitvoering financiële onderzoeken (zie onder 3. Financiële aspecten), voorbereiding Stuurgroep Bibliotheken (zie hierna), voorbereiding instelling procesmanagement). Provinciale beleidsplannen, opgesteld door de provincie in overleg met de gemeenten in de betreffende provincie, geven richting aan de herstructurering. Deze beleidsplannen geven in ieder geval aan op welke wijze wordt aangesloten bij de ontwikkelingen die in de provincies al in gang zijn gezet en hoe de provinciale plannen aansluiten bij de overeengekomen uitgangspunten voor het stelsel van bibliotheken als geheel. Tevens bieden de provinciale beleidsplannen de mogelijkheid het bibliotheekbeleid breder te positioneren in het kader van (provinciaal) media-, informatie-, archief- en cultuureducatiebeleid. In de provinciale beleidsplannen wordt eveneens rekening gehouden met de landelijke ontwikkelingen, die in het kader van de herstructurering plaatsvinden en zij sluiten daarop aan. De uitvoering wordt inhoudelijk begeleid door de Stuurgroep Bibliotheken (SB), die daartoe bijgestaan wordt door een procesmanagement. De SB is inhoudelijk opdrachtgever van het procesmanagement. Het procesmanagement heeft tot taak het signaleren, stimuleren en faciliceren van ontwikkelingen, daarover verslag te doen aan de SB en aan betrokkenen, en op basis daarvan desgewenst voorstellen te doen voor aanpassingen, verbeteringen of verbreding. Het procesmanagement houdt daarbij rekening met de ontwikkelingen in de provincies, zoals die worden neergelegd in de provinciale beleidsplannen en sluit daarop aan. In geval van verschillen van mening over de te volgen koers kunnen betreffende partijen hun meningsverschil voorteggen aan de SB. De SB geeft een advies over de meest wenselijke oplossing van het betreffende geschil. Het procesmanagement stelt jaarlijks gedurende de looptijd van de uitvoering een werkplan op en legt dit ter bespreking en goedkeuring voor aan de SB. Na ieder jaar van uitvoering gaat het werkplan vergezeld van een evaluatie van het voorbije jaar. 2.2 Bestuurlijke aspecten a. Stuurgroep Bibliotheken fSB):
4
L Partijen komen overeen het huidige overleg over het openbare bibliotheekwerk tussen partijen te intensiveren en te verbreden. Als instrument voor de onderlinge afstemming van beleid en de vergroting van de samenhang en de vermindering van de vrijblijvendheid in het stelsel van bibliotheken wordt een Stuurgroep Bibliotheken ingesteld» die een tweeledige taak heeft. De Stuurgroep Bibliotheken heeft in de eerste plaats tot taak het veranderingsproces te begeleiden en richting te geven binnen de in deze overeenkomst overeengekomen kaders. Als tweede heeft de Stuurgroep Bibliotheken tot taak besluiten voor het Bestuurlijk Overleg voor te bereiden die het functioneren van het gehele stelsel betreffen, danwel ingrijpende financiële gevolgen hebben voor bekostigende overheden en dientengevolge een gezamenlijke beslissing van de betrokken overheden vereisen. Bekrachtiging van deze besluiten vindt plaats in het reguliere bestuurlijke overleg van V N G , IPO en de staatssecretaris van OCenW over bibliotheekwerk. 2. De SB bestaat uit een onafhankelijke voorzitter, te benoemen door de Minister, en vier leden, te benoemen door de Minister op voordracht van de besturen van V N G , IPO, OCenW en N B L C . 3. De SB ontwikkelt middelen om draagvlak te verwerven onder betrokkenen (gemeenten, provincie, rijk, bibliotheekbranche) voor de besluitvorming in de SB. 4. In het kader van de SB worden in een nader vast te stellen prioriteitsvolgorde voorstellen ontwikkeld en besluiten voorbereid oven • De uitwerking van het concept basisbibliotheek en de daarmee verbonden financiële, organisatorische en inhoudelijke gevolgen voor het gemeentelijke beleid, rekening houdend met lokale verschillen. Op de wat langere termijn behoort hiertoe ook een verkenning van defysiekeen functionele vorm die een bibliotheek kan krijgen als gevolg van maatschappelijke en technische ontwikkelingen. • De uitwerking van de provinciale regiefunctie en de daarmee verbonden financiële, organisatorische en inhoudelijke gevolgen voor het provinciale beleid, rekening houdend met regionale of provinciale verschillen, • Een landelijk ICT-plan voor openbare bibliotheken. Daartoe wordt in ieder geval ook gerekend het opstellen van landelijke protocollen die het ongehinderd uitwisselen van informatie mogelijk maken, • Een meerjaren-investeringsplan (zie ook onder: 3. Financiële aspecten), • Personele vraagstukken, waartoe in ieder geval behoren: beroepsprofiel, functieinnovatie, opleidingen (beroepsopleiding en bijscholing), de positie van vrijwilligers, • Horizontale integratie, te omschrijven als de intensieve samenwerking van basisbibliotheken met culturele, onderwijs-, kennis-, educatieve en sociaalmaatschappelijke instellingen. In het bijzonder horen taakafspraken tussen bibliotheken en onderwijsvoorzieningen hiertoe. • Een integraal systeem van kwaliteitszorg en (onafhankelijke) toetsing. Hiertoe wordt ook gerekend nadere besluitvorming over interne of externe evaluatie of combinatie daarvan. • De nadere uitwerking van de wetenschappelijke steunfunctie als onderdeel van het stelsel van bibliotheken, • Een landelijk gebruikersstatuut, • Een systeem van branche-informatie en prestatiemeting (benchmarking), mede gebaseerd op een gedegen onderzoek naar financiële basisgegevens, • Tariefstelling.
5
5. Daarnaast is de SB het platform voor de bespreking van, en zonodig voorbereiding van besluitvorming over andere onderwerpen die van invloed zijn op het functioneren van (het stelsel van) openbare bibliotheken en die binnen de beleidsbevoegdheden van de betrokken overheden liggen, 6. Gedurende de uitvoeringsperiode fungeert de SB als inhoudelijk opdrachtgever voor het landelijke procesmanagement en besluit over de voortgang van de uitvoering op grond van gegevens en voorstellen van het procesmanagement, 7. Na het veranderingsproces blijft de SB in principe in stand, tenzij anders wordt besloten. De SB wordt dan ondersteund door een secretariaat van beperkte omvang, In het laatste jaar van de uitvoering bereidt het procesmanagement de overgang naar dit secretariaat voor 8. De SB stelt voor het eigen functioneren een reglement op. b. Procesmanagement: Het procesmanagement bestaat uit een kleine organisatie met aan het hoofd een procesmanager. De procesmanager is verantwoordelijk voor het functioneren van het procesmanagement en legt periodiek verantwoording af aan de SB. De procesmanager handelt in nauw overleg met de provincies, gemeenten en de bibliotheekbranche en maakt zoveel als mogelijk gebruik van het groeiproces waarmee in veel provincies in een of andere vorm al een begin is gemaakt en dat nu wordt neergelegd in de provinciale beleidsplannen. De procesmanager overlegt met andere partijen (ministeries, wetenschappelijke bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek, beroepsverenigingen, werkgevers- en werknemersorganisaties, toeleveranciers, onderzoeksinstellingen, etc.) voor zover van belang voor het veranderingsproces. Een zeer belangrijk taakelement van het procesmanagement is de organisatie van de communicatie en informatie-uitwisseling van alle betrokkenen bij het veranderingsproces. De taken van het procesmanagement zijn: - Het maken van een overkoepelend, samenvattend plan van aanpak voor het veranderingsproces, aansluitend op de lopende herstructurerings(samenwerkings)initiatieven in den lande. In het bijzonder wordt daarbij rekening gehouden met de provinciale beleidsplannen. - het adviseren en (desgewenst) ondersteunen van de provincies bij het opstellen van provinciale beleidsplannen, en het bewaken van de afstemming van deze provinciale plannen met de overeengekomen algemene kaders voor de herstructurering, - stimuleren, faciliteren en regisseren van de uitvoering van het plan van aanpak, onder meer door het initiëren van actieve kennisuitwisseling tussen de partijen, - afstemmen van alle activiteiten op onderlinge samenhang, afhankelijkheid en volgtijdelijkheid, - monitoren van de voortgang van de uitvoering en het signaleren van knelpunten, - fungeren als aanspreek-, informatie- en adviespunt voor alle betrokkenen over zaken die het veranderingsproces betreffen.
6
c. Gemeenten: De V N G zal zich ervoor inspannen dat gemeenten zich verbinden tot: - het behouden en versterken van het bestuurlijke draagvlak in de gemeente voor de eigen (basis) bibliotheek en voor het stelsel van openbare bibliotheken, - het vormgeven en uitwerken van de rol van de gemeente als opdrachtgever van de basisbibliotheek, - het op gemeentelijk niveau bevorderen en waar nodig versterken van de relatie tussen bibliotheekbeleid en andere beleidsdoelen op cultureel, educatief en maatschappelijk terrein, - het tot stand brengen van de basisbibliotheek binnen de hoofdlijnen van beleid voor de herstructurering, - het zorgdragen dat de lokale bibliotheekvoorziening, als basisbibliotheek of via de basisbibliotheek, deel uitmaakt van het landelijke stelsel en daaraan deelneemt, o.m. door het aangaan en uitvoeren van samenwerkingsafspraken, - het actief participeren via de V N G in de SB en het Bestuurlijk Overleg en afspraken die binnen het Bestuurlijk Overleg worden gemaakt en die hun eigen verantwoordelijkheid betreffen nakomen. d. Provincies: Provincies verbinden zich tot: - het behouden en versterken van het bestuurlijke draagvlak in de provincie voor de eigen bibliotheekvoorzieningen en voor het stelsel van openbare bibliotheken, - het opstellen van provinciale beleidsplannen, gebaseerd op overleg met de gemeenten binnen de betreffende provincie en andere relevante pattijen, voor het provinciale bibliotheekbeleid en zorgdragen dat deze plannen worden uitgevoerd, - het implementeren van het toekomstige openbare bibliotheekstelsel binnen de eigen provincie binnen de hoofdlijnen van beleid voor de herstructurering, - het binnen het kader van de provinciale beleidsplannen opstellen van plannen van aanpak voor de (uitvoering van de) herstructurering in de provincie, - het actief stimuleren van de vorming van basisbibliotheken, samenwerkingsverbanden tussen basisbibliotheken en provinciale of interprovinciale ondersteuningsorganisaties, - het zorgdragen dat de provinciale bibliotheekvoorziening onderdeel is van het landelijke stelsel en daar aan deelneemt, o.m. door het aangaan en uitvoeren van samenwerkingsafspraken, - het actief participeren via het IPO in de SB en het Bestuurlijk Overleg en afspraken die binnen het Bestuurlijk Overleg worden gemaakt en die hun eigen verantwoordelijkheid betreffen, nakomen, - informeren van de procesmanager over de voortgang van de uitvoering van het toekomstige openbaar bibliotheekstelsel binnen de eigen provincie.
7
e. OCenW: OCenW verbindt zich tot: - het ondersteunen en facilkeren van de invoering van het toekomstige openbare bibliotheekstelsel binnen de hoofdlijnen van beleid voor de herstructurering, - het zorgdragen dat het landelijke stelsel van openbare bibliotheken voldoet aan overeengekomen eisen van doelmatigheid, samenhang, kwaliteit en pluriformiteit en het scheppen van de voorwaarden daarvoor, - het daartoe vormgeven van de relatie met de branchevereniging op een transparante wijze, die aansluit bij de hoofdlijnen in het rapport Open poort tot kennis en waarover de overheden in dit convenant overeenstemming hebben bereikt, - het actief participeren in de SB en het Bestuurlijk Overleg en afspraken die binnen het Bestuurlijk Overleg worden gemaakt en die zijn eigen verantwoordelijkheid betreffen, nakomen,
3. Financiële aspecten: 1. V N G , 3PO en OCenW bevorderen dat overheden de inspanningsverplichting op zich nemen om gedurende de uitvoeringsperiode de nu beschikbare budgetten voor het openbare bibliotheekwerk (peildatum 1 januari 2000) tenminste op gelijk niveau te houden, 2. Voor de personele kosten die gemoeid zijn met het vormgeven van het opdrachtgeverschap van gemeenten waar het betreft de directievoering en financiële administratie van de basisbibliotheek stelt de Staatssecretaris van OCenW gedurende de looptijd van het veranderingsproces per jaar een bedrag van ƒ 1 1 min. beschikbaar voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. In nadere regeling zullen voorwaarden worden gesteld die gedurende een overgangsperiode de continuïteit van de nu geldende dienstverleningsafspraken met de provinciale bibliotheekcentrales verzekeren. 3. Vooruitlopend op de formele bekrachtiging van deze overeenkomst worden met onmiddellijke ingang de kosten van de vorming en inrichting van een basisbibliotheek in kaart gebracht, rekening houdend met de hoofdlijnen onder 1. Algemeen van deze overeenkomst. Onderzoek naar de kosten van directievoering en financiële administratie zoals die nu door de provinciale bibliotheekcentrales wordt uitgevoerd, maakt deel uit van dit onderzoek. 4. Vooruitlopend op de formele bekrachtiging van deze overeenkomst worden met onmiddellijke ingang de kosten van de provinciale regie- en ondersteuningstaak in kaart gebracht, rekening houdend met de hoofdlijnen onder 1. Algemeen van deze overeenkomst. 5. Mede op basis van 3.3 en 3.4 wordt een financieel onderzoek uitgevoerd naar de totale kosten van een stelsel van bibliotheken van adequaat niveau, gebaseerd op de hoofdlijnen onder 1. Algemeen van deze overeenkomst. Het resultaat van deze berekeningen zal voor de zomer 2001 beschikbaar zijn voor het Bestuurlijk Overleg met het oog op inbreng in de formatiebesprekingen na de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
8
Toelichting bij koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk Algemeen Met de inwerkingtreding van de Welzijnswet 1985 werd de decentralisatie van het openbare bibliotheekwerk voltooid. De Welzijnswet regelde de taakverdeling tussen overheden en ging gepaard met een overheveling van vrijwel alle middelen op de rijksbegroting met de bestemming openbaar bibliotheekwerk naar het Gemeente- en het Provinciefonds. Op de rijksbegroting voor het bibliotheekwerk bleven de middelen voor de landelijke ondersteuning en voor de wetenschappelijke steunfunctie staan. Enkele jaren later volgde ook de overheveling van de verantwoordelijkheid en de bijbehorende middelen voor de wetenschappelijke steunfunctie naar de provincies. Bij de herziening van de Welzijnswet in 1994 werd de regeling voor het openbare bibliotheekwerk overgebracht naar de Wet op het specifiek cultuurbeleid. De taakverdeling tussen overheden die in een bijlage bij de Welzijnswet was vastgelegd werd niet overgenomen. Bij de discussie in het parlement over de wetswijziging gaf de minister twee redenen om deze taakverdeling tussen overheden niet meer wettelijk vast te leggen. In de eerste plaats was de vastlegging overbodig omdat de gemeenten en provincies over het geheel genomen hun verantwoordelijkheid hebben waargemaakt. In de tweede plaats zou een wettelijk vastgelegde taakverdeling niet voorzien in de behoefte van het bibliotheekwerk en van de verantwoordelijke overheden om voor veranderde omstandigheden oplossingen op maat te zoeken. De minister verwees daarbij naar de mogelijkheid om bestuurlijke convenanten af te sluiten. In de loop van de jaren '90 groeide bij de overheden de behoefte aan grotere onderlinge afstemming over de grote lijnen ten aanzien van het openbare bibliotheekwerk. In de praktijk van de uitvoering bleek dat beslissingen van overheden (of het uitblijven daarvan) ten aanzien van afzonderlijke voorzieningen hun invloed deden gelden ïn het gehele stelsel van bibliotheken. Met die effecten werd niet altijd rekening gehouden. Andersom bleek de bibliotheeksector niet bij machte geconstateerde problemen met gezamenlijke actie tot een oplossing te brengen. Zowel bij overheden als in de bibliotheeksector ontstonden beleidsinitiatieven om de stagnatie die het karakter van een impasse had gekregen, te doorbreken. Met de notitie Openbaar Bibliotheekwerk van 7 april 1992 had de minister van WVC al haar beleidsvisie op het openbare bibliotheekwerk na de decentralisatie neergelegd. Ook de verschillende provincies besteedden in hun beleidsstukken aandacht aan de veranderde positie van het openbare bibliotheekwerk. De V N G publiceerde in oktober 1995 de brochure Aandachtspunten in gemeentelijk bibliotheekbeleid. Binnen de bibliotheeksector vond een herbezinning plaats die leidde tot de strategienota Op weg naar 2005. Al deze beleidsactiviteit leidde er echter niet toe dat een dynamisch en veranderingsgezind stelsel ontstond. De bezorgdheid van het Bestuurlijk Overleg Openbaar Bibliotheekwerk hierover nam toe en het besloot daarom aan de Raad voor Cultuur een advies te vragen over de wenselijke inrichting van het apenbare bibliotheekwerk. De adviesaanvraag werd voorbereid door vertegenwoordigers van V N G , IPO en OCenW, terwijl ook het N B L C een belangrijke inbreng leverde. Op 23 maart 1998 legde de toenmalige staatssecretaris van OCenW de adviesaanvraag, die de onvoorwaardelijke instemming had van V N G en IPO, 01KH11008/PA03
1
voor aan de Raad voor Cultuur. De centrale vraag aan de Raad voor Cultuur was welke bestuurlijke en inhoudelijke voorwaarden gecreëerd moeten worden om bibliotheken in staat te stellen hun primaire functies nu en in de toekomst te vervullen. Op 12 november 1998 leverde de Raad voor Cultuur zijn advies af. Tijdens een conferentie van V N G , IPO, OCenW en N B L C op 14 december 1998 bleek dat het advies op het punt van de voorgestelde oplossing verzet opriep. De door de Raad voorgestelde vorming van regionaal georganiseerde centrumbibliotheken onder het regime van de Wet gemeenschappelijke regelingen werd door een grote meerderheid van de bestuurders afgewezen, De analyse en probleembeschrijving van de Raad echter werd algemeen onderschreven, evenals de vaststelling dat het stelsel van bibliotheken in de bestaande vorm onvoldoende samenhang en veranderingsvermogen had om de grote problemen die de Raad signaleerde, aan te pakken. Voortgezet overleg tussen V N G , IPO en OCenW leidde tot het besluit een commissie in te stellen die de opdracht kreeg, met in achtneming van het advies van de Raad voor Cultuur, voorstellen te ontwikkelen voor de herstructurering van het openbare bibliotheekwerk die op voldoende steun konden rekenen. In juli 1999 begon de Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk, onder voorzitterschap van oud-staatssecretaris W. Meijer, met haar werkzaamheden, die op 4 april 2000 werden afgesloten met de aanbieding van het advies Open poort tot kennis aan de staatssecretaris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Kenmerkend in dit proces is steeds geweest dat overheden en branche, met erkenning van de verschillende verantwoordelijkheden, gezamenlijk zijn opgetrokken. Alle betrokkenen zien een goede, op kwaliteit gerichte structuur van het openbare bibliotheekwerk als een voorwaarde om de publieke informatievoorziening door openbare bibliotheken ook onder zich wijzigende omstandigheden op peil te houden en verder te versterken. Per onderdeel 1. Uitgangspunten In dit onderdeel komen de verschillende verantwoordelijkheden van overheden en bibliotheekbranche aan de orde. Het stelselkarakter van de openbare bibliotheken in Nederland maakt dat beslissingen op één van de bestuurlijke niveaus doorwerking kan hebben op het functioneren van bibliotheekvoorzieningen op andere bestuurlijke niveaus. Daardoor is afgestemde beleidsvoering gewenst en dit wordt bevestigd in dit onderdeel. In een afzonderlijke alinea komt de positie van het N B L C als vertegenwoordigster van het bibliotheekstelsel aan de orde. Zij heeft als uitvoerster van. de stelseltaken samenhang, doelmatigheid, kwaliteit en pluriformiteit de taak hiervoor initiatieven te ontwikkelen en in te bedden in het bibliotheekstelsel binnen de algemene beleidskaders die door de bekostigende overheid worden gesteld. De ontwikkeling en het beheer van de digitale openbare bibliotheek kan wegens de invloed op stelsel als geheel inmiddels gezien worden als een vijfde stelseltaak. Bïj het vaststellen van de algemene beleidskaders houden overheden rekening met de eigenstandige positie, de initiatieven en de inbreng van het NBLC. Overheden erkennen en respecteren deze positie van het N B L C en houden daarmee rekening in hun beleidsvorming. De afwegingen van overheden vinden echter plaats op basis van politiek-
01KH11OO8/PAO3
2
bestuurlijke perspectieven, wat ertoe kan leiden dat overheden tot andere keuzen komen dan het N B L C voorstaat. 2. Voorgeschiedenis Dit onderdeel beschrijft het proces dat vooraf ging aan het tot stand komen van het koepelconvenant. In dit proces staat voorop het beginsel dat op het terrein van het openbare bibliotheekwerk alleen met succes beleid kan worden ontwikkeld en de kwaliteit en prestaties van de voorziening verhoogd als alle betrokken partijen, overheden en bibliotheekbranche, zich hiervoor afzonderlijk en gezamenlijk inzetten. OVEREENKOMST 1. Algemeen De convenantpartners V N G , IPO en OCenW erkennen de noodzaak op korte termijn tot aanpassing van de structuur van het openbare bibliotheekwerk te komen. Het gebruikers belang moet daarbij voorop staan. Integratie van de nieuwe digitale informatieen communicatietechnologie in de dienstverlening is een voorwaarde om tot een moderne toekomst bestendige bibliotheekvoorziening te komen. Zij verklaren de hoofdlijnen van de voorstellen van de Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk over te nemen in hun beleid. Toelichting op deze hoofdlijnen: 1. Een bibliotheek maakt deel uit van een samenhangend stelsel. Door het maken van afspraken over de werkwijzen bereikt het stelsel en daarmee de individuele bibliotheken een aanzienlijk hogere doelmatigheid, kwaliteit en pluriformiteit. Dat dient het belang van gebruikers. Deze hoofdlijn benadrukt het stelselkarakter van de openbare bibliotheekvoorziening in Nederland en vestigt de aandacht op de noodzaak dat bibliotheken hiervan deel uitmaken in het belang van gebruikers. 2. Overheden dienen als beleidsbepalers en financiers (ca. 80% van het budget van de totale voorziening wordt gefinancierd uit publieke middelen) een actieve rol te vervullen bij het bepalen van de politieke en maatschappelijke kaders voor de bibliotheekvoorziening waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Met deze hoofdlijn stellen overheden zich gezamenlijk verantwoordelijk voor de publieke informatievoorziening van de inwoners van Nederland en voor de gebruikers en potentiële gebruikers van de voorziening waarvoor zij direct verantwoordelijk zijn. Zij dienen toetsbare doelstellingen te formuleren en het bereiken daarvan te toetsen. Het betekent geenszins dat zij zich met de uitvoering willen bemoeien. Overheden behoren niet op de stoel van de uitvoerders te gaan zitten, maar wel gebruik te maken van de deskundigheid die bibliotheekfunctionarissen kunnen inbrengen. Uiteraard maken overheden uiteindelijk een afweging op grond van eigen politieke en maatschappelijke prioriteiten. 3.
De openbare bibliotheken dienen een omslag te maken van een aanbodsgerichte voorziening naar een vraaggerichte voorziening. Dit wordt samengevat in het adagium : de gebruiker staat centraal. Door dit als
01KHÏ1008/PA03
3
uitgangspunt te nemen leggen overheden zichzelf en de onder hun verantwoordelijkheid vallende voorzieningen de verplichting op de wijze van functioneren hierop in te richten. 4. De positie van openbare bibliotheken in de samenleving is onomstreden. De vanzelfsprekendheid van de aanwezigheid van. bibliotheken in de lokale samenleving is zelfs zo groot dat dit soms leidt tot relatieve onzichtbaarheid, die alleen tijdelijk opgeheven wordt bij de begrotingsbehandelingen. Door gebruik te maken van de veelzijdigheid van de openbare bibliotheek als informatievoorziening op het terrein van cultuur, educatie en kennis kan de lokale infrastructuur aanzienlijk versterkt worden. Daartoe moet het netwerkkarakter van de lokale infrastructuur versterkt worden. Niet het individuele belang van een afzonderlijke instelling staat voorop maar de bijdrage die de instelling levert aan het culturele klimaat van een gemeenschap, uiteraard met handhaving van de eigen identiteit en verantwoordelijkheden. Deze werkwijze vereist een aanpassing in het functioneren van veel bibliotheken en van de leiding en het personeel. 5. De beoogde herstructurering vergt sterke eenheden die het stelsel kunnen dragen en daaraan ook zelf een bijdrage kunnen leveren. Met het concept van de basisbibliotheek met een minimum niveau aan dienstverlening wordt gegarandeerd dat alle burgers in Nederland op gelijke wijze toegang hebben tot informatie. Op grond van dat minimumpakket kan de basisbibliotheek niet alleen een volwaardige dienstverlening aan de eigen gebruikers bieden, maar ook functioneren als volwaardig deelnemer aan het stelsel en gebruik maken van de voordelen daarvan. De Stuurgroep heeft in Open poort tot kennis een aanzet gegeven voor een beschrijving van de kernfuncties van een basisbibliotheek. Deze aanzet omvat een zeer basaal minimum; gemeenten kunnen echter beslissen het niveau van dienstverlening van de informatievoorziening voor hun inwoners hoger vast te stellen, omdat men van oordeel is dat burgers daarop aanspraak kunnen maken of dat de samenwerking met andere culturele en educatieve voorzieningen een hoger niveau van dienstverlening van de openbare bibliotheek vergt. Elke gemeente bepaalt dus haar eigen voorzieningenniveau, maar zorgt er financieel bijvoorbeeld wel voor dat een meer beperkte bibliotheek is aangesloten bij een netwerk waar het totaalpakket aan diensten van een basisbibliotheek wordt aangeboden. Gebruikers kunnen zonder hindernissen gebruik maken van de diensten van bibliotheken in dit netwerk. Het uitgangspunt blijft dat de bibliotheek een laagdrempelige voorziening moet zijn, dicht bij de gebruiker. Naast inhoudelijke en financiële (kostenvoordelen door schaalvergroting) kunnen ook regiogebonden beweegredenen een rol spelen bij het bepalen van de inhoud en omvang van de basisbibliotheek, Logische en vanzelfsprekende samenhangen in geografische zin of in de samenstelling van de bevolking van of binnen een regio kunnen tezamen met meer bestuurlijk-politieke overwegingen bepalend zijn voor de omvang van een basisbibliotheek. De Stuurgroep Meijer achtte het wenselijk op grond van indicaties uit een financieel onderzoek een dringend (maar geen dwingend) advies te geven over de minimaal wenselijke omvang van een werkgebied van een basisbibliotheek. Hiervoor werd een omvang van 30 - 35.000 inwoners voor een werkgebied genoemd. De Stuurgroep meende grond te hebben dat beneden
01KHH008/PA03
4
deze omvang voldoende professionaliteit niet kon worden gegarandeerd. De opzet was gemeenten enig houvast te geven bij de vorming van een basisbibliotheek. In de discussie over het geheel van de voorstellen van de Stuurgroep Meijer bleek dat gemeenten deze indicatie als te dwingend ervoeren. In het koepelconvenant is deze cijfermatige indicatie voor de omvang van een werkgebied dan ook niet overgenomen. De gemeenten zijn de aangewezen instanties om op grond van eigen afwegingen en in overleg met de provincie in het kader van een provinciaal beleidsplan, invulling te geven aan de basisbibliotheek. 6. De basisbibliotheek is een organisatorische eenheid die verschillende vestigingen of mobiele voorzieningen kan hebben. Het aantal vestigingen of mobiele voorzieningen zal niet als gevolg van de herstructurering veranderen. Uiteraard kunnen andere overwegingen leiden tot wijzigingen in het aantal vestigingen. Ook kan op basis van gemeentelijke prioriteiten het aantal of de functie van vestigingen of mobiele voorzieningen worden aangepast. Dat kan dus ook leiden tot uitbreiding. De vestigingen die onderdeel zijn van een basisbibliotheek kunnen m omvang en diensrverleningspakket geheel of ten dele ingericht worden voor de specifieke behoeften van bepaalde doelgroepen of functies. Voorbeelden zijn het afstemmen van de collecties van filialen in grotere steden op de vraag van allochtone gebruikers, het samenstellen van de collectie van een bibliobus of van een uitleenpost in een verzorgingshuis afgestemd op de leesbehoeften van basisschoolkinderen of van ouderen. 7.
Een belangrijk instrument voor beleidsvorming bestaat in de beschikbaarheid van vergelijkbare financiële gegevens en prestatiegegevens. Gegevens per instelling zijn wel beschikbaar, maar deze zijn niet gestandaardiseerd en kunnen daardoor niet onderling vergeleken worden. De Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk heeft benadrukt dat een groot manco van de huidige situatie het ontbreken van deze gegevens is. Mede daarom heeft de Stuurgroep een eigen financieel onderzoek laten uitvoeren om inzicht te krijgen in de gewenste gegevens. De Stuurgroep heeft dringerid aanbevolen dit onderzoek uit te breiden en verder te verfijnen om instrumenten als benchmarking met succes te kunnen inzetten. 8. De huidige werkwijze van bibliotheken kan in een aantal gevallen tot onproductief of suboptimaal gebruik van middelen leiden. Dat geldt voor de huidige taken, maar zal in versterkte mate gelden voor nieuwe taken, bij voorbeeld op het gebied van ICT, publieksgerichte informatiefuncties of samenwerking met het onderwijs. Voor ieder werkterrein of takenpakket zal in de komende tijd opnieuw bepaald moeten worden wat primair door de basisbibliotheek zelf gedaan kan en moet worden en waar met meer en beter resultaat samengewerkt kan worden. Het gaat daarbij zowel om verhoging van de doelmatigheid met als winst kostenverlaging voor de afzonderlijke bibliotheken als om verhoging van de kwaliteit, waardoor gebruikers beter bediend worden. Om aan iedere burger een minimum voorzieningenniveau aan bibliotheekwerk te garanderen achten partijen tenminste samenwerking tussen bibliotheken noodzakelijk. Schaalvergroting en bestuurlijke of organisatorische samenvoeging kunnen daarvan het gevolg zijn.
Ü1KH11008/PA 03
5
9.
Een systeem van interne en externe toetsing en evaluatie moet ertoe bijdragen dat de voorzieningen afzonderlijk en gezamenlijk voortdurend alert blijven op kwaliteitsverbetering. Dit betekent dat afspraken gemaakt moeten worden over kwaliteit, vergelijkbaarheid en toetsing. Daarvoor ligt het initiatief bij de biblïotheekbranche, maar de inhoudelijke en financiële kaders zullen de overheden moeten stellen.
2. Uitwerking 2.1 Veranderingsproces De voorgestelde structuurverandering vergt een grote inspanning. De Stuurgroep stelde voor daarvoor minimaal drie tot vier jaar uit te trekken. Uit de informatieronden in de provincies over het rapport Open poort tot kennis bleek dat vaak in nog langere termijnen gedacht wordt. De overheden achten voor het op gang brengen en verankeren van het veranderingsproces een termijn van vier jaar voldoende, met dien verstande dat de verbetering van de organisatie en kwaliteit van het openbaar bibliotheekwerk een doorgaande ontwikkeling is en moet zijn. Het aangrijpingspunt voor de structuurverandering dient naar het oordeel van de overheden zo laag mogelijk in de bestuurlijke organisatie van dit land gelegd te worden. De regisserende en coördinerende rol die de provincies van oudsher in het staatsbestel vervullen is daarbij onontbeerlijk. De provincies zien hun taak in de eerste plaats liggen in de regie, coördinatie en het scheppen van voorwaarden voor de ontplooiing van de voorziening en minder ia de directe uitvoering. Dat neemt niet weg dat provinciale taken gelegen kunnen zijn in bovenlokale functies, bij voorbeeld op het terrein van digitale informatieverzorging of netwerkvorming. De uitvoerende betrokkenheid ligt bij de gemeenten, die op het terrein van publieke taken de belangen van burgers vertegenwoordigen. Zij zijn de aangewezen overheidsorganen om te waken over de belangen van hun inwoners en vast te stellen welke functies, resp. taken de openbare bibliotheek aïs openbare informatievoorziening dient te vervullen, In overleg tussen provincie en gemeenten moet het provinciale bibliotheekbeleidsplan tot stand worden gebracht. Het is duidelijk dat de inhoudelijke inbreng van de bibliotheeksector daarbij niet gemist kan worden. Deze provinciale beleidsplannen moeten aan de ene kant recht doen aan kenmerkende omstandigheden en gegroeide verhoudingen in de provincie zonder die overigens als onwrikbaar aan te nemen, omdat anders stilstand tot uitgangspunt wordt genomen - en aan de andere kant aansluiten bij de uitgangspunten voor de herstructurering van het bibliotheekstelsel, zoals geformuleerd onder 1. Algemeen. Inherent aan de overeengekomen uitgangspunten voor het veranderingsproces is dat anderzijds het procesmanagement rekening houdt met en aansluit op de lopende ontwikkelingen, in het bijzonder zoals die naar voren komen in de provinciale beleidsplannen. Er wordt een permanent overleg over bibliotheekwerk ingesteld, waarin vertegenwoordigers van de convenantpartners en van de bibliotheekbranche zitting hebben. Dit orgaan krijgt gedurende het veranderingsproces van vier jaar een richtinggevende taak op basis van het koepelconvenant. Het overleg krijgt de naam
01KH1100S/PA 03
6
Stuurgroep Bibliotheekwerk (SB). De SB krijgt een onafhankelijke voorzitter, te benoemen door de Minister van OCenW na overleg met IPO en V N G . Partijen en N B L C wijzen ieder een lid voor de SB aan. Partijen zijn het er over eens dat de leden van de SB moeten beschikken over ruime bestuurlijke kennis en ervaring, inzicht in maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, inhoudelijke kennis en gezag. Het ïs van belang dat de leden van de SB een positie bekleden die hen in staat stelt de consequenties van onderwerpen die aan de arde zijn in de SB tijdig met hun achterban te bespreken. De SB heeft een tweeledige opdracht. Als eerste dient de SB binnen de kaders van het koepelconvenant zorg te dragen dat een onomkeerbaar veranderingsproces op gang gebracht wordt dat leidt tot kwaliteits- en prestatie ver hoging van het stelsel als geheel en van de afzonderlijke onderdelen van het stelsel. De samenhang van beleid wordt bewaakt in de SB. Daarnaast draagt de SB zorg dat onderwerpen die van belang zijn voor de inhoudelijke ontwikkeling van het openbare bibliotheekwerk worden geagendeerd. De SB is agendavormend door gedegen voorbereiding en door de ontwikkeling van een breed gedragen consensus op basis van discussie in het veld en met de overheden. De bibliotheekbranche speelt in dit proces een zeer belangrijke rol. De SB zal in samenspraak met de bibliotheekbranche en de overheden initiatieven moeten ontwikkelen of ondersteunen om de kwaliteit van het bibliotheekstelsel en de afzonderlijke onderdelen van het stelsel te verhogen. Gezien de wijze waarop overheden op het terrein van cultuur met elkaar overleggen en afspraken maken (Algemeen Kader Cultuurconvenanten, 25 januari 1999) kan de SB geen besluiten nemen die tot de bevoegdheden van afzonderlijke overheden behoren. De kracht van de SB zal eerder liggen in het organiseren van consensus en in argumenten. Uitvloeisel van de activiteiten van de SB kan in sommige gevallen wel zijn dat besluitvorming in het Bestuurlijk Overleg noodzakelijk wordt geacht. De SB bereidt deze besluitvorming voor. Het betreft uitsluitend onderwerpen die het functioneren van het gehele stelsel betreffen, of die ingrijpende financiële gevolgen hebben voor bekostigende overheden en dientengevolge een gezamenlijke beslissing van de betrokken overheden vereisen. Voorbeelden van dergelijke onderwerpen zijn de uitvoering van een landelijk ICT-pIan of afspraken over tariefstelling. Met oog op de aard van deze onderwerpen is het noodzakelijk dat de agenda van het Bestuurlijk Overleg tijdig wordt voorbereid. Het is echter uitdrukkelijk niet de bedoeling dat het Bestuurlijk Overleg een beleidsvormend orgaan wordt voor het dagelijks functioneren van het bibliotheekwerk. Gezien de toegekende positie zal de SB ook uitspraken kunnen doen over geschillen tussen bij de herstructurering betrokken partijen. De SB kan gezien haar status geen bindende uitspraken doen, maar de convenantpartners zijn van oordeel dat de SB zoveel gezag moet krijgen dat het advies een feitelijk bindend karakter krijgt. Het blijft partijen echter vrijstaan het advies niet op te volgen. Gedurende de eerste vier jaar na ondertekening van hei koepelconvenant wordt het veranderingsproces ondersteund en gefaciliteerd door een tijdelijk procesmanagement. Het procesmanagement wordt ingesteld en bekostigd door de staatssecretaris van OCenW, De Stuurgroep Bibliotheken is de inhoudelijke opdrachtgever van het procesmanagement.
01KH11008/PA03
7
Het procesmanagement draagt zorg voor een jaarlijks werkplan dat na ieder jaar voorzien wordt van een tussentijdse evaluatie. De SB kan op grond daarvan voorstellen doen voor aanpassingen in het veranderingsproces. Zonodig legt de SB deze voorstellen voor aan het Bestuurlijk Overleg. In het laatste jaar van het veranderingsproces is voorzien in een geleidelijke en geplande overgang van het procesmanagement naar een permanent secretariaat voor de Stuurgroep Bibliotheken. 2.2. Bestuurlijke aspecten a. Stuurgroep Bibliotheken (SB) 1. 2. Met de structurele deelname van het N B L C aan de SB wordt bereikt dat de noodzakelijke betrokkenheid van de bibliotheekbranche verzekerd is. Op die manier kan de SB in wisselwerking met de bibliotheekbranche gewenste ontwikkelingen stimuleren en richting geven aan kwaliteits- en prestatie ver bete ring. 3. 4. De genoemde onderwerpen staan voor de komende jaren op de agenda van zowel de overheden als van de bibliotheekbranche. Het is duidelijk dat prioriteitstelling moet plaats vinden. Dat zal worden neergelegd in een jaarlijks werkplan, te ontwikkelen door het procesmanagement en vast te stellen door de SB. De inhoudelijke ontwikkeling van het bibliotheekwerk zal in eerste instantie door de bibliotheken ter hand genomen moeten worden. Een adequate structuur is echter een voorwaarde voor doelmatigheid en samenhang in beleid. Op dat punt zullen de overheden een meer sturende rol op zich moeten nemen, met ondersteuning (binnen de beschikbare middelen) van het procesmanagement. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze bestuursovereenkomst en het daarop gebaseerde werkplan worden onderzoeken uitgevoerd naar de kosten die gemoeid zijn met het vormen van een basisbibliotheek, naar de inhoud van de provinciale taken en naar de kosten voor een stelsel op adequaat niveau. Zie hiervoor ook onder 3. Financiële aspecten, 5. 6.
-
7. 8.
-
b. procesmanagement Het procesmanagement is bedoeld als ondersteuning en begeleiding van het herstructureringsproces en zal geen taken van gemeenten of provincies overnemen. Dat wordt ook in de naamgeving tot uitdrukking gebracht. Het zal ook om die redenen een beperkte omvang van ca, drie vaste formatieplaatsen hebben. De procesmanager stelt op basis van de beschreven taken een plan van aanpak en daarop gebaseerde jaarlijkse werkplannen op. De werkplannen vormen de basis voor de jaarlijkse evaluatie en de eindevaluatie na afloop van de vier jaar van het veranderingsproces. Een afzonderlijk onderdeel van het plan van aanpak is een communicatieplan. Daarin worden de communicatiemiddelen voor het procesmanagement en de SB opgenomen,
01KH110Ü8/PA03
S
waaronder een website, een informatiebulletin, informatie over best practises, conferenties en studiedagen. In het laatste werkplan van het vierjarige veranderingsproces wordt tevens de instelling van het beoogde inhoudelijke secretariaat van de SB voorbereid. c. Gemeenten Gemeenten zijn direct verantwoordelijk voor de lokale bibliotheek. Het veranderingsproces beoogt de bestuurlijke betrokkenheid te vergroten en tegelijk de onderlinge samenhang van de bibliotheekinstellingen te versterken. De omvang en taakstelling worden in de eerste plaats bepaald door lokale afwegingen, maar het stelselkarakter van de openbare bibliotheken houdt tevens in dat aangesloten wordt op en rekening gehouden met de regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen. De overeenkomst biedt ruimte voor lokale differentiatie in het niveau van de voorziening. De bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling blijft onverkort in stand, zodat gemeenten altijd eigen beslissingsbevoegdheid houden. d. Provincies Het is duidelijk dat er verschillen zijn tussen de provincies onderling wat betreft de huidige situatie, tempo en vorm van het veranderingsproces en de eindsituatie. Het beleid van de provincies zal als uitgangspunt hebben het aansluiten op de ontwikkelingen die in de provincie al in gang zijn gezet (maatwerk op basis van ontwikkelingen en de specifieke kenmerken van de provinciale omstandigheden). Daarbij zullen de provincies moeten aangeven welke ondersteuning zij wensen vanuit het procesmanagement. e. OCenW OCenW geeft invulling aan de rijksverantwoordelijkheid voor het stelsel als geheel door binnen het kader van de bestuursovereenkomst de landelijke stelseltaken te bekostigen. Evenals de andere overheden draagt OCenW naar vermogen bij aan de realisering van de beoogde omslag in het stelsel van bibliotheken. 3. Financiële aspecten De afspraken in deze paragraaf hebben tot doel in beeld te brengen welke kosten gemoeid zijn met de structuurherziening, kwaliteitsverbetering en invoering van informatie- en communicatietechnologie. Gegevens zijn nog in onvoldoende mate in onderlinge samenhang beschikbaar en onderbouwd. Wel kan voortgebouwd worden op reeds beschikbare gegevens, waaronder het financiële onderzoek van de Stuurgroep herstructurering openbaar bibliotheekwerk. Met het oog op weloverwogen besluitvorming op lokaal, provinciaal en landelijk niveau is het noodzakelijk over concrete gegevens over de financiële gevolgen te beschikken. Deze gegevens dienen i.v.m. de tijdrovende besluitvormingsprocedures op zeer korte termijn, in ieder geval voor de zomer 2001, beschikbaar te komen.
01KH11O08/PA 03
9
Vormgeving opdracht gever schap van gemeenten voor de basisbibliotheek. Belrett de invulling en uitwerking van de regeling ƒ 11 min. gedurende de looptijd van het veranderingeproces, 2D01 -2004.
De middelen voor de zgn. ƒ 11 min.regeling zijn beschikbaar gesteld om een Impuls te geven aan de vernieuwing van het bibliotheekbestel. Deze impuls heeft als doel Invulling te geven aan het opdrachtgeverschap van gemeenten door de vorming van basisbibliotheken. De middelen zijn bestemd voor de vorming van basisbibliotheken door of ten gunste van bibliotheekorganisaties in kleine gemeenten, waarbij als indicatieve maatstaf voor het begrip "kleine gemeente" een aanlal van minder dan 30.000 inwoners wordt aangehouden. Voor het jaar 2001 zijn deze middelen, inmiddels opgelopen tot ƒ 12,2 min., met een beschikking van 18 oktober 2001 toegekend aan de provincies, met de opdracht in overleg met gemeenten een verdeelplan op te stellen voor de toedeting naar de betreffende gemeenten. Het geld komt dus ten goede aan de kleine gemeenten, waarbij de provincie een bedrag van ten hoogste 7% van het totaal per provincie aan uitvoeringskosten mag besteden. Voor deze toekenning is om twee redenen de weg via de provincie gekozen. In de eerste plaats ligt het tijdstip van toekenning zo ver in het begrotingsjaar dat een andere wijze van toekenning onoverkomelijke bestuurlijk-administratieve problemen met zich meegebracht zou hebben. De tweede reden is dat de provincies zich bereid hebben verklaard het proces van planvorming door de kleine gemeenten te willen ondersteunen, stimuleren, coördineren en implementeren in overeenstemming met de invulling van de provinciale taken, zoals omschreven in het Koepelconvencmt. In hei ambtelijk overleg van VNG, IPO en OCenW op 21 november 2001 is gebleken dat deze gekozen weg nadere verduidelijking vereist. De rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken overheden, in het bijzonder van gemeenten en provincie, lijken in de huidige beschikking onvoldoende duidelijk te zijn gedefinieerd. De procedure voor hel Invullen van het gemeentelijke opdrachtgever schap en de vorming van basisbibliotheken roept onduidelijkheid op over de vraag waar het initiatief en de uiteindelijke verantwoordelijkheid liggen. Naar aanleiding van deze onduidelijkheid is afgesproken dat in een afzonderlijke notitie nadere Invulling wordt gegeven aan de algemene uitgangspunten voor de taakverdeling tussen gemeenten en provincies. De notitie "Taken en verantwoordelijkheden gemeenten, provincies en rijk in het kader van het Koepelconvenant herstructurering openbaai bibliotheekwerk" zal ter bespreking worden voorgelegd aan het Bestuurlijk Overleg van 3 december 2001. In de onderhavige notitie wordt beschreven hoe in het kader van de ƒ 11 min. regeling invulling kan warden gegeven aan het gemeentelijke opdrachtgeverschap en de provinciale regie en ondersteuningsrol. Twee elementen zijn daarbij van belang en moeten in onderlinge samenhang beschouwd worden: 1. Partijen erkennen dat de invulling van het begrip opdrachtgeverschap, zoals dat gedefinieerd is in het Koepelconvenant en uitgewerkt in de notitie "Taken en verantwoordelijkheden gemeenten, provincies en rijk in het kader van het Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk" in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de gemeenten is, 2. Partijen erkennen ook dat het op gang brengen van de vorming van basisbibliotheken en daarmee van de invulling van het begrip opdrachtgeverschap - zeker in de beginfase - gediend is met ondersteuning, stimulering, coördinatie en implementatie. De gemeenschappelijke conclusie is dat het einddoel - de vorming van basisbibliotheken binnen een samenhangend stelsel - alleen bereikt kan "worden als de gemeenten verantwoordelijkheid nemen voor de vormgeving van het gemeentelijke bibliotheekbeleid, De middelen voor de vorming van basisbibliotheken kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Dit proces van vorming van basisbibliotheken kan versterkt worden wanneer gemeenten onder provinciate regie en in onderlinge samenwerking Jromen tof realisering van de beoogde basisbibliotheken, uiteraard met behoud van ieders verantwoordelijkheid. De financieringsstroom en het planproces zijn niet noodzakelijk aan elkaar gebonden. Het past bij deze verhoudingen dat de geldstroom rechtstreeks van rijk naar gemeenten gaat, terwijl de planvoorbereiding plaatsvindt in het overleg van gemeenten en provincie. Bij de vormgeving van deze financiële relatie lussen rijk, gemeenten (en provincies) moet worden geregeld dat de subsidierelatie tussen de rijksoverheid en de gemeenten leidt tot marginale toetsing van de plannen door gemeenten opgesteld in overleg met de provincies.
Partijen komen op grond van het bovenstaande tot de slotsom ter bevestiging aan het Bestuurlijk Overleg op 3 december as. de volgende constructie voor de inzet en toedeling van de ƒ 11 min. voor te leggen: • De beschikking van 18 oktober 2001 blijft in sland. Zo spoedig mogelijk na bestuurlijke bevestiging van een akkoord over alle onderdelen van de voorgestelde inzet en toedeling wordt hiervan mededeling gedaan aan de Colleges van GS. De voorlopig opschortende werking van de brief van 6 november 2001 wordt ingetrokken. • De middelen voor 2002 worden op gelijke wijze toegekend als voor 2G01. Dat geeft biedt aan gemeenten en provincies de mogelijkheid de middelen voor 2001 en 2002 direct met elkaar te verbinden in één samenhangende planvoorbereiding. • In de Loop van 2002 - uiterlijk in de maand september 2002 - wordt in een gezamenlijk overleg van VNG, IPO en OCenW aan de hand van een rapportage van de Stuurgroep Bibliotheken de planvorming van basisbibliotheken besproken. De uitdrukkelijke opzet van dit overleg is al te spreken hoe de middelen voor 2003 en 2004 rechtstreeks aan (clusters van) gemeenten toegekend gaan worden en welke procedure daarbij gevolgd zullen worden.
BO.l Imi)joenregeling0312
Taken en verantwoordelijkheden gemeenten, provincies en rijk in hel kader van het Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk. In het voorbereidend ambtelijk overleg is gebleken dat nadere verduidelijking van de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken overheden, zoals omschreven in het Koepelconvenant wenselijk is. De tekst van het Koepelconvenant slaat daarbij niet ter discussie. Het gaat erom de manier van samenwerking tussen bestuurslagen te beschrijven, Hei Koepelconvenant benadrukt de actieve en beleidsbepalende rol van de overheden bi] de hervorming en vernieuwing van de openbare bibliotheken. Voor de gemeenten is dat samengevat in het begrip: "opdrachtgeverschap", voor de provincie ln; "regie en ondersteuning" en voor het rijk in: "sielselverantwoordelijkheid". Deze begrippen worden hierna verder ingevuld, overeenkomstig de hoofdli]nen van het ambtelijk overleg tussen VNG, IPO en OCenW van 21 november 2001. Het gemeentelijke opdrachtgeverschap houdt in dat de gemeenten een actieve en op hoofdlijnen beleidsbepalende ral vervullen met betrekking tot de bibliotheekvoorziening die tot hun verantwoordelijkheid behoort. Dit betekent een actieve opstelling van het gemeentebestuur bij het lormuleren van het beleid van de bibliotheek in de eigen gemeente. Het gemeentebestuur heeft en houdt daarbij het oog op de wijze waarop de bibliotheek kan bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het gemeentebestuur op het gebied van publieke informatievoorziening, op de samenwerking met andere (gemeentelijks] voorzieningen, op de relaties met andere gemeenten (horizontaal) en op de samenwerking en afstemming met de regionale en provinciale voorzieningen (verticaal). De gemeente als opdrachtgever is verantwoordelijk voor de hoofdlijn van het beleid en voor de voorwaarden waaronder dit beleid door de bibliotheekorganisatie wordt uitgevoerd. Financiën, personele inzet en organisatie (bedrijfsorganisatie, samenwerking, gezamenlijke uitvoering, uitbesteding) worden uitdrukkelijk tot deze voorwaarden gerekend. De provinciale regie omvat de ondersteuning, stimulering en coördinatie van de planvorming door (afzonderlijke en clusters van) gemeenten en van de implementatie van deze plannen. De specifieke invulling van deze samenwerking kan en zal per provincie verschillen (maatwerk), maar is gericht op het bereiken van de doelstellingen voor de vernieuwing van het bibliotheekbestel, zoals neergelegd in het Koepelconvenant. De provincie ondersteunt, stimuleert en bewaakt de provinciale samenhang (coördinatie), maar treedt niet in de bevoegdheden van het lokale bestuur. De provinciale regie betekent niet dat eenzijdig verplichtingen aan gemeenten kunnen en zullen worden opgelegd. Provincie en gemeenten richten zich beide op het tot stand brengen van een doelmatig en onderling samenhangend provinciaal stelsel van openbare bibliotheken, waarin de voordelen van samenwerking en schaalvergroting geoptimaliseerd worden. De provincie en gemeenten formuleren daartoe gezamenlijk een provinciaal beleidsplan.. De provincies hebben zich ieder voor zich en gezamenlijk verbonden om de herstructurering samen met de gemeenten aan te pakken. De sfeJse/veranfwoorde/jjirhejd van het rijk is te omschrijven als de integratie van de verschillende initiatieven en benaderingen in een systematische aanpak. Afzonderlijke aanpak leidt tot hoge kosten en een lager voorzieningenniveau. Dit uitgangspunt laat onverlet dat binnen de algemene kaders voor het ri]ks bibliotheekbeleid (doelmatigheid, samenhang, kwaliteit, pluriformiteit, en met ingang van de cultuurnota 2001 - 2004 ook het landelijke ICT-beleid) ruimte is voor lokale en provinciale differentiatie en maatwerk, in overeenstemming met het algemene uitgangspunt van gedecentraliseerd beleid. 1
Kernpunt van deze nadere verduidelijk is dat op het terrein van de bibliotheekvernieuwing de initiatieven en sturing daar gelegd worden waar ze thuis horen. Gemeenten moeten in staat gesteld worden hun verantwoordelijkheden waar te maken. Dat betekent een initiatief nemende rol, De provincie maakt zijn taak waar door [ .,. ] ondersteuning, stimulering, coördinatie en impiemenfafie, De rijksoverheid ondersteunt deze processen door het beschikbaar stellen voor de periode 2001 - 2004 van een bedrag van/ 11 min. (inmiddels opgelopen tot ƒ 12,2 min.) per jaar voor de vormingvan basisbibliotheken. Daarnaast ontvang het NBLC in hel kader von de Cultuurnota 2001 - 2004 voor de ondersteuning van de herstructurering jaarlijks ƒ 1 min. extra en heeft de staatssecretaris voor de duur van de herstructurering de bekostiging van het procesmanagement toegezegd (ƒ 1,5, min. per jaar).
BO.Laken0312
Bijlage I] Uitwerking cn argumentatie vaa de bezwaren die ten grondslag hebben gelegen aan bet in eerste instantie niet onderteken van het koepelconvenant, a.
b.
c.
d.
Onduidelijkheid over de benodigde extra financiën op de lange termijn. Om te komen tot de voorziene basisbibliotheken is een extra jaarlijkse structurele financiële impuls nodig van ongeveer €78.050.197 ( ƒ 1 7 2 miljoen) - hierover meer in paragraaf 2 van deze brief - . Dit is een aanzienlijk bedrag waarvoor binnen de Rijksbegroting nog geen plaats is ingeruimd. Gedurende het onderhandelingsproces werden door de staatssecretaris geen concrete acties ondernomen en of aangekondigd, waaruit bleek dat er inspanningen gedaan werden die dienden te leiden tot bet verkrijgen van structurele middelen. De V N G is van mening dat, ondanks zij het wel begrijpelijk vindt dat met betrekking tot het begrotingsjaar 2002 geen extra rijksmiddelen meer vrij te maken zijn, er duidelijkheid dient te zijn over de inspanningen die de staatssecretaris zal ondernemen om extra middelen te genereren . Hiermee willen wij voorkomen dat het extra benodigde bedrag niet voor rekening komt van de gemeenten. Geen instemming met de financiële zogeheten II - miljoen regeling voor de korte termijn. Gedurende de komende vier jaar stelt de Rijksoverheid jaarlijks een bedrag van € 5.536.118,- (ƒ 12.2 miljoen gulden) - was aanvankelijk 11 miljoen gulden -, beschikbaar ten behoeve van gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. Dit bedrag is bedoeld orn een impuls te geven aan de invulling van het opdrachtgeverschap van de kleinere gemeenten, die zij door de vorming van de basisbibliotheken als taakstelling krijgen. De V N G is van mening dat deze middelen rechtstreeks aan gemeenten dienen te worden uitgekeerd en niet via de provincies naar de gemeenten dienen te gaan. Groeiende onhelderheid in de taakverdeling tussen provincies en gemeenten. Om het proces van herstructureren op een goede wijze te laten verlopen, is het noodzakelijk een heldere rolverdeling met bijbehorende bevoegdheden tussen de verschillende overheden te verkrijgen. In de aanvankelijke uitwerking van de convenantstekst bleek deze rolverdeling niet helder. Toenemende twijfel over certificering en benchmarking. De staatssecretaris acht het zeer wenselijk om gedurende het reorganisatieproces te komen tot een kwaliteits- en certificeringsysteem dat moet gelden voor de basisbibliotheken alsook tot onderlinge benchmarking.. De V N G is echter van mening dat dit niet als dwingend aan gemeenten opgelegd mag worden,
) O 0
bv
Managementsamenvatting In dit onderzoek is een beredeneerde schatting gemaakt van de kosten die nodig zijn voor de herstructurering van het openbare bibliotheekwerk. Deze herstructurering omvat vier componenten: - De inrichting van een landelijk dekkend netwerk van basis¬ bibliotheken niet voldoende draagvlak om de kerntaken uit te voeren; - Gewijzigde sturende taken op lokaal, regionaal en landelijk niveau; - De verbetering van de kwaliteit; - Het aanbod van nieuwe virtuele diensten. Bij de kostenbepalmg onderscheiden wij twee soorten kosten: - incidentele kosten, die nodig zijn om de veranderingen te bewerkstelligen en - structurele kosten die nodig zijn om het vernieuwde stelsel in stand te houden. Structurele
kosten
ln tabel A geven wij een meerjarenperspectief van de structurele kosten. Wij gaan daarbij uit van het prijspeil 2001. Tabel
A Structurele
theekwerk
(miljoenen
kosten guldens,
Elementen herstruciurenng
van de herstructurering prijzen
van het openbare
biblio-
2001)
slartjaar
t+1
1+2
1+3
t+4
915
915
915
890
864
11
17
23
30
30
Kwaliteitsimpuls
PM
25
41
64
99
[CTimpuls
PM
25
56
B6
105
Totaal (x m i n . gld.ï
926
982
1.035
1,070
1.096
Totaal, i n d e x = 100 (startjaarf
100
106
112
116
119
Functies basisbibliotheken A a n s t u r i n g e n regie
De structurele kosten van het openbare bibliotheekwerk nemen toe van 926 miljoen gulden in het startjaar naar 1.098 miljoen gulden na vier jaar. Dat is een toename van de structurele kosten met 19%. De toename is vooral het gevolg van een verbetering van de kwaliteit en de grootschalige introductie van ICT. Het uitvoeren van de kernfuncties van de basisbibliotheken wordt op termijn goedkoper, omdat efficiencyvoordelen te verwachten zijn van de verbeterde samenwerking. De verbeterde kwaliteit veronderstelt een bescheiden uitbreiding van de personele capaciteit, een wijziging van de beroepenstructuur niet meer hoogwaardige functies cn een aanpassing van de huisvesting aan de nieuwe functies van de openbare bibliotheek. De ICTimpuls brengt extra exploitatiekosten met zich vanwege de sterke uitbreiding van de infrastructuur, aansluiting van alle bibliotheken op een landelijk netwerk, en de introductie van nieuwe digitale diensten.
5
IOO
bv
Incidentele
kosten
In tabel B zijn in meerjarig perspectief de incidentele kosten afgebeeld, Ook hier is uitgegaan van het prijspeil 2001. Tabel
B Incidentele
theekwerk
E l e m e n t e n herstructurering
kosten
{miljoenen
van de herstructurering
guldens,
prijzen
van het openb&rê
biblio-
2001)
Hl
1+2
1*3
10
54
66
79
239
51
52
52
52
207
91
106
118
131
446
tt4
totaal
Functies basisbibliotheken A a n s t u r i n g e n regie Kwaliteitsimpuls ICTimpuls Totaal (x m i n . gld.)
Er is een aanzienlijke incidentele impuls nodig om de herstructurering te bewerkstelligen, namelijk 446 miljoen gulden voor een termijn van vier jaar. Bijna de helft van de kosten is nodig voor de 1CT impuls. Dat zijn investeringen om de ICTinfrastructuur en applicatie-architectuur van alle basisbibliotheken op peil te brengen voor de virtuele bibliotheek, en om nieuwe digitale diensten te ontwikkelen. De andere helft is bestemd voor het verbeteren van de kwaliteit. Er moet een passend systeem van kwaliteitszorg en certificering komen en er zijn grote inspanningen nodig om het huidige personeel zodanig om te scholen dat zij afdoende zijn toegerust om de nieuwe en vraaggestuurde diensten te kunnen ontwikkelen en onderhouden. Totale
kosten
in de eerste uier jaar
Het is de bedoeling om in de eerste vier jaar de herstructurering een dusdanige impuls tc geven dat een onomkeerbare verandering in het stelsel wordt gerealiseerd. De kwaliteits- en ICTinipulsen zijn in de eerste vier jaar dermate omvangrijk dat substantiële verbeteringen tot stand kunnen komen. Tegelijkertijd is het voor alle betrokkenen duidelijk dat alle veranderingen niet in vier jaar voltooid zullen zijn maar daarna nog geruime tijd zullen doorlopen. In tabel C zijn de structurele én incidentele kosten in de eerste vier jaar samengevat. Tabel
C Structurele
openbare
Elementen herstructurering
startj3ar
en incidentele
bibliotheekwerk
t+1
kosten
(miljoenen
U2
van de herstructurering
guldens,
prijzen
t+3
van het
2001)
t+4
915
915
915
ago
11
17
23
30
30
Kwaliteitsimpuls
PM
65
95
130
178
ICTimpuls
PW
76
10B
138
157
Totaal lx m i n gld.)
926
1.073
1.141
1.188
1 229
Totaal, index *= 100 Isiartjaar)
100
116
123
128
133
Functies basisbibliotheken A a n s t u r i n g en regis
6
864
I 0 O
Ann
het e i n d v a n de vierjarige p e r i o d e liggen de totale k o s t e n
tureel e n incidenteel)
ten o p z i c h t e v a n de h u i d i g e situatie 3 3
bv
{strucprocent
hoger.
Kengetallen H e r is o o k
mogelijk
de
financiële
r a m i n g e n uit te d r u k k e n
in
kenge-
tallen, zoals de b e n o d i g d e kosten per i n w o n e r o f de b e n o d i g d e die p e r i n w o n e r (tabel D ) . B i j de vertaling naar dergelijke gaan wij
uit
subsi-
kengetallen
van de huidige inkomenspositie van de openbaar
biblio-
t h e k e n . D e z e i n k o m s t e n zijn n u v o o r 8 0 % a f k o m s t i g uic subsidies v a n de drie overheden.
In
tabel D
tonen wij
de k o s t e n v a n de h e r s t r u c t u r e r i n g
l e n . D e getallen zijn niet geschikt o m gionale
of
gemeentelijke
situaties,
in
kengetal-
te g e b r u i k e n i n p r o v i n c i a l e , r e De
locale
werkelijkheid
zal
aanzienlijk a f w i j k e n van de globale landelijke kengetallen die zijn b e rekend.
Tabel
D Structurele
guldens
per
en Incidentele
kosten
van de herstructurering,
uitgedrukt
in
inwoner
startjaar
H-T....7
t+8
structureel koEten per i n w o n e r
68,20
73,70
s u b s i d i e per i n w o n e r
46,60
58,95
incidenteel k o s t e n per i n w o n e r
Bron;
De
100
28,00
bv
incidentele kosten, die vooral b e d o e l d zijn v o o r de 1 C T - e n k w a -
l i t e i t s i m p u l s b e d r a g e n de eerste v i e r jaar 28 g u l d e n p e r i n w o n e r .
Dat
is v i e r j a a r a c h t e r e e n z e v e n g u l d e n p e r i n w o n e r p e r j a a r .
Over
e e n periode van acht jaar n e m e n
herstructurering gulden
van
per inwoner
het
de structurele
bibliotheekwerk
p e r jaar. In
toe
van
kosten van
58,20
dezelfde p e r i o d e stijgt -
naar bij
de
73,70
een
ge-
l i j k b l i j v e n d s u b s i d i e p e r c e n t a g e als i n h e t s t a r t j a a r ( 8 0 % ) - h e t s u b s i d i e aandeel ruim
van
46,60
naar 58,95
gulden
per
inwoner
per jaar.
Dat
is
12 g u l d e n p e r i n w o n e r m e e r d a n n u w o r d t u i t g e g e v e n d o o r alle
overheden
samen,
7
IOO
Tabel (x min.
7.1 Kostenraming
herstructurering
openbaar
bibliotheekwerk;
bv
structureel
gtdl
t+4
t+5
t+6
t+7
915
B90
864
964
864
884
864
864
17
23
30
30
30
30
30
30
30
3
6
9
13
13
13
13
13
13
i+i
functies basisbibliotheek
915
Regie - en ondersteuning
t+2
1+8
Eindsituatie
t+3
Elemente-n in k o s t e n r a m i n g
Kwaliteitsimpuls: -
Kwaliteitszorg/certificering
-
Vraag gestuurd w e r k e n 0
-•
Netwerken
-
Human resources &
-
9
9
17
35
35
35
35
35
35
PM
PM
PM
PM
PM
PM
PM
PM
PM
4
8
12
16
20
24
28
32
39
52
61
70
85
Aanpassing huisvesting
9
18
26
35
44
6
18
30
42
49
48
48
48
48
11
11
11
11
ICTimpuls -
Infrastructuur
-
Ondersteuning kernfuncties
-
N i e u w e digitale d i e n s t e n
Totaal
Bron:
IOO tiv en M&l
5
7
8
9
11
14
31
4B
54
57
57
57
57
57
982
1.035
1.070
1.098
1.122
1.134
1.147
1.160
1.162
Partners
Incidenteel
O m het herstructureringproces op gang te brengen, op gang te houden en onomkeerbaar te laten zijn, is ook een substantiële financiële impuls nodig van 446 miljoen gulden, (tabel 7,2) Tabel (x min.
7.2 Kostenraming
herstructurering
openbaar
bibliotheekwerk:
incidenteel
gld.)
E l e m e n t e n in k o s t e n r a m i n g
t+2
t+3
t+4
-
-
-
-
-
-
-
-
-
12
12
12
12
46
15
16
15
15
61
PM
PM
PM
PM
PM
26
39
52
130
-
-
17
17
67 40
t+1
Functies basisbibliotheek Regie - en ondersteuning
Totaal
Kwaliteitsimpuls: -
K w a l i t e i t s j o r g e n certificering
-
M e s r vraaggestuurd werken
-
B i b l i o t h e e k als n e t w e r k o r g a n i s a t i e
-
V e r s t e r k e n humart r e s o u r c e s
—
Aanpassing huisvesting
13
•
ICTimpuls -
18
Infrastructuur
17
Ondersleuning kernfuncties
10
10
10
10
N i e u w e digitale d i e n s t e n
25
25
25
25
100
91
106
118
131
446
Totaal
Bron;
IOO bv en M&l
Partners
B5
Tabel 3,1 Kenmerken van drie gestileerde teitsramingen Verzorgingsgebied basisbibliotheek
basisbibliotheken
waarvoor
capaci-
gemaakt zijn
Overige kenmerken Eén v e s t i g i n g , g e e n n e v e n v e s t i g i n g e n in a n d e r e k e r n e n e n g e e n b i b l i o b u s s t a n d p l a a t -
25.000 inwoners
s e n . O p e n i n g s t i j d niet g e d e f i n i e e r d . D i v e r s e b a c k o f f i c e f u n c t i e s e n latten z u l l e n niet zelfstandig w o r d e n u i t g e v o e r d maar i n g e k o c h t w o r d e n Een h o o f d v e s t i g i n g ( g e m i d d e l d 3 5 uur o p e n p e r w e e k ) , t w e e n e v e n v e s t i g i n g e n (elk
75.000 inwoners
20 uur o p e n per w e e k ) e n 10 uur b i b l i o b u s E e n h o o f d v e s t i g i n g (gemiddeld 52 uur per w e e k open), vijf filialen (elk 26 uur p e r
150.000 inwoners Bron:
w e e k open) e n e e n bibliobus
100 bv
Tabel3.2
Gemiddelde
de uitoefening
functies
benodigde netto capaciteit in mensuren per week voor van de gestileerde
Functies/omvang gestileerde basisbibliotheek Primaire
basisbibliotheek 25.000
75.000
150.000
kernfuncties;
-
O p b o u w e n en beheren collectie
33
175
340
-
B e s c h i k b a a r s t e l l e n informatie
69
275
625
-
Beheren ledenadministratie
12
26
175
-
Uitlenen m e d i a
199
475
930
Beleidsontwikkeling en -beheer
29
58
3 B0
Marktontwikkeling en -beheer
16
50
350
Product ontwikkeling e n -beheer
IB
50
160
9
25
220
27
150
110
410
1.313
3.290
11
36
91
Ondersteunende
•-
-
kernfuncties:
Systeemontwikkeling e n -beheer
Aanvullende
(kemlfuncties
Totaal in m e n s u r e n per w e e k Totaal in F T E ' s
Bron; IOO bv resultaten groepsdiscussies en correcties Legenda: I FTE = 36 uur per week; 1 FTE = 220 dagen per jaar; voor de gestileerde basisbibliotheek 25.000 de raming voor de ondersteunende kernfuncties voor de gestileerde basisbibliotheek 75.000 gebruikt (22% van de benodigde capaciteit voor de primaire kernfuncties; beleidsontwikkeling en - beheer exclusief de raming van de capaciteit voor de taak 'kwaliteitszorg', deze taak is separaat meegenomen bij de kwaliteitsimpuls: benodigde capaciteit vaar t!a aanvullende kernfuncties bij de gestileerde basisbibliotheek 25.000gelijk verondersteld als de gemiddelde capaciteitsraming bij de gestileerde basisbibliotheek 75.000 en 150.000 (+ 7% van de benodigde capaciteit voor de primaire en ondersteunende kernfuncties!
Tabel
3.4
corrigeerd
Kosten
K e n m e r k e n en k o s t e n g e s t i l e e r d e b a s i s b i b l i o t h e k e n Kenmerken
gestileerde
uitoefening
voor dubbeltelling
25.000
functies
van de gestileerde
basisbibliotheten;
75.000
150.000
11
36
92
3
73.750
80.050
G e m i d d e l d e k o s t e n c o l l e c t i e e n m e d i a in gfd.
200.000
700.000
1.500.000
G e m i d d e l d e huidige
78.000"
275.000
600.000
excl,
excl.
excl.
345
34
25
3.933
1.241
2.2B5
264
92
183
96
33
53
360
125
236
Huidige k o s t e n in gld. p e r F T E p e r jaar"
1
67.250'
k o s t e n ICT in g l d .
Huisvesting alle gestileerde
basisbibliotheken:
Aantal Aantal F T E ' s P e r s o n e e l s k o s t e n p e r jaar
Totaal
basisbibliotheek
B e n o d i g d e aantal F T E ' s per g e s t i l e e r d e basisbibliotheek
Kostenraming
ge-
kwaliteitszorg
m i n . gulden)
M a t e r i ë l e k o s t e n per jaar (x m i n . gld,) Totaal per jaar (x m i n . gld.)
Bron:
721
lOObv
Legenda; bij de berekening van de personeelskosten is gerekend met de benodigde capaciteit met een decimaal achter de komma; om deze reden zijn de personeelskosten enigszins hoger dan het resultaat van f i x 67.700 x 345; de loonkosten per FTEmedewerker in loondienst zie tabel B3.1 tot en met B3.3.
Tabel
7.4 Landelijk
gemiddelde
kengetallen
nu en in de
toekomst
K e n g e t a l l e n nu e n t o e k o m s t
Gestileerde basisbibliotheken 25.000
Aantal
3
G e m i d d e l d e k o s t e n (x m i n . gld.)
4
5
1,0
75.000 34 3,7
1 50.000
25 9.4
404
512
1,8
1,3 58,20
Huidige structurele k o s t e n per i n w o n e r (ƒ)
46,60
H u i d i g e structurele s u b s i d i e p e r i n w o n e r (ƒ)
T o e k o m s t i g e i n c i d e n t e l e k o s t e n p e r i n w o n e r (ƒ)
28.00
T o e k o m s t i g e structurele k o s t e n per i n w o n e r (ƒ)
73.70
T o e k o m s t i g e s t r u c t u r e l e s u b s i d i e per i n w o n e r (ƒ]
58.95
Bron:
Huidige
Totaal/Gemiddeld bibliotheekorganisaties
IOO bv
(VNG)
Provincies Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord Holland Zuid Holland Zeeland Noord Brabant Urnburg Tótaal
inw. 30-gem. 323357 38DD66 123136 458196 948480 32977 341B16 639099 1130563 178696 990781 521549 6118716
variabel bedrag 581231 683164 221336 823602 1704882 59276 614410 1238648 2032174 321204 1780918 937479 10998324
vaste voet totaal 100000 681231 100000 733154 100000 321336 100000 923602 100000 1804882 100000 159276 100000 714410 100000 1338648 100000 2132174 100000 421204 100000 1880918 100000 1037479 1200000 12198324
3
5 .Ê DG p-,
> O. O
t T3 CD
I c
&
e
'>
O
ba
•s ë g
*£
3 *5
S
O X) PQ EX s DC L. S 3
"o fl
3 13
O
c
I
I
O¬ a>
4-1 O 4> 3 « CU XI sn
ü
Q
O
I
^ S3
VERZENDFORMULIER concept
opsteller
toestel
4 januari 2002
d.d-
afdeling
Rjanne Lannoye
070-3738296
SEZ/OC
datum
ons
uw
brief
4 januari 2002
kenmerk
kenmerk
SEZ/OC/2002000058
bestandsnaam
2002000058 onderwerp
Herstructurering Openbaar Bibliotheekwerk (05)
geadresseerde
nadere
informatie
bij
De leden (t.a,v. burgemeester en wethouders)
dental
bijlagen
omschrijving
verzending
regulier opmerking opsteller: afschrift
een
met
PAZ Opsteller Secretariaat Rianne Lannoye
bijlage
aantal
ja
met
brief
10 -
Afgehandeld P.V.vv. I - 5 Ff.B. 2002 publicatie
op
intranet
beleidsterrein: datum :
V.N.C Zie een of meer aantekeningen niet potlood iil de rechtermarge.
opmerking
* ï •; 4 •>
CTV
Info: Frans Tan (CTV), tst. 8498.
bestandsnaam,
CTV
ontv. datum
+ tijd
Pj^pTV
gecollationeerd
° ' ? 9 r r paraaf
afdelingshoofd
sectordirecteur
medeparafen
ter tekening afd. hfd/sector
^ frfd
Brief aan de leden T.a.v. het college
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
frontoffice tel.
uw kenmerk
(070) 373 8022
bljlage(n)
5
onderwerp
ons kenmerk
datum
Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk
SEZ/JOC/2004002343
10 augustus 2004
Lbr. 04/97
Samenvatting
Het bestuur van de V N G heeft op 1 j u l i 2004 de Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk goedgekeurd (zie bijlage I) D e staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ( O C W ) mevrouw mr. M C . van der Laan» het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de V N G hadden hierover op 16 juni 2004 reeds een bestuurlijk akkoord bereikt. O o k het IPQ-bestuur heeft inmiddels zijn fiat gegeven. De officiële ondertekening zal plaatsvinden na het zomerreqes. De Aanvulling Koepelconvenant geeft invulling aan de besteding van de door het kabinet*® alkenende II beschikbaar gestelde intensiveringsmiddelen voor bibliotheekvernieuwing in de periode 2005 tot en met 2007. Deze middelen lopen op tot een bedrag van € 20 miljoen structureel op jaarbasis in 2007. Tevens worden in de Aanvulling Koepelconvenant afspraken gemaakt over de inzet en de verdeling., van de zogeheten € 5,5 miljoen-regeling. B i j de totstandkoming hiervan zijn naast O C W , IPO en V N G en de Stuurgroep Bibliotheken ook de Vereniging van Openbare bibliotheken ( V O B , voorheen N B L C ) betrokken.
In deze ledenbrief wordt nader ingegaan op de aanleiding en de inhoud van de Aanvulling Koepelconvenant, de taken voor gemeenten en het financieel kader van de Aanvulling Koepelconvenant. Daarnaast wordt uitgebreid aandacht besteed aan het zogenaamde instapniveau en de € 5,5 miljoen-regeling. Tevens treft u bij deze ledenbrief drie modelverklaringen die de gemeenteraad kan gebruiken om de benodigde informatie conform de afspraken in het convenant aan de provincie te verstrekken (bijlage II t/m IV).
Postbus 30435 Nassautaan 12
2500 GK 2514JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 83 S3
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Aan de leden
Frontoffice fel.
uw kenmerk
bijlage(n)
5
(070)373 8022 onderworp
ons kenmerk
datum
Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk
SEZ/JOC/2004002343
10 augustus 2004
Lbr.04/97
Geacht college, Het bestuur van de V N G heeft op 1 j u l i 2004 de Aanvullmg Kóëpelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk goedgekeurd (zie bijlage I) De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ( O C W ) mevrouw mr. M . C . van der Laan, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de V N G hadden hierover op 16 juni 2004 reeds een bestuurlijk akkoord bereikt. Ook het IPO-bestuur heeft inmiddels z i j n fiat gegeven. De officiële ondertekening zal plaatsvinden na het zomerreces.
De Aanvulling Koepelconvenant geeft invulling aan de besteding van de door het kabinet-Balkenende II beschikbaar gestelde intensiveringsmiddelen voor bibliotheekvernieuwing in de periode 2005 tot en met 2007. Deze middelen lopen op tot een bedrag van € 20 miljoen structureel op jaarbasis in 2007, Tevens worden in de Aanvulling Koepel convenant afspraken gemaakt over de inzet en de verdeling van de zogeheten € 5,5 miljoen-regeling. B i j de totstandkoming hiervan zijn naast O C W , IPO en V N G en de Stuurgroep Bibliotheken ook de Vereniging van Openbare bibliotheken ( V O B , voorheen N B L C ) betrokken.
In deze ledenbrief wordt nader ingegaan op de aanleiding, de inhoud van de Aanvulling Koepel convenant, de taken voor gemeenten en het financieel kader van de Aanvulling Koepel convenant. Daarnaast wordt uitgebreid aandacht besteed aan het zogenaamde instapniveau en de € 5,5 miljoen-regeling. Tevens treft u bij deze ledenbrief drie model verklaringen aan. Deze kunnen worden gebruikt om richting provincie aan te geven o f de gemeente; de bibliotheek financieel in staat stelt personele taken van de provinciale bibliotheekcentrales over te nemen; de bibliotheek op een vastgestelde minimum bedrag subsidieert, (bijlage II t/m I V ) .
Postbus 30435 Nassaulaan 12
2500 GK 2514 JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
A a n l e i d i n g aanvullende afspraken Koepelconvenant Op 20 december 2001 ondertekenden de toenmalige staatssecretaris van OnderwW€totoft§ófSi n , , , „ , „ , „ „ , , Nederlandse Gemeenten Wetenschappen de heer dr. F . van der Ploeg, het IPO en de V N G het Koepelconvenant m
n
T
T
herstructurering openbaar bibliotheekwerk. In de ledenbrief herstructurering openbaarbibliotheekwerk (kenmerk Lbr. 02/04) hebben wij u daarover bericht. Hiermee werd het traject in gang gezet voor een ingrijpend vernieuwingsproces van het openbaar bibliotheekwerk, met als doel het tot stand brengen van een landelijk dekkend netwerk van basisbibliotheken die een centrale positie in de kennissamenleving voor de toekomst kunnen waarborgen. Het proces van bibliotheekvermeuwing dient eind 2007 te zijn afgerond. In aanloop naar de ondertekening van het Koepelconvenant (2001) werd door het IOO berekend dat in de komende jaren een eenmalige investeringsimpuls van € 204.miljoen noodzakelijk zou zijn om de ambities te realiseren. Daarnaast zou, zo werd berekend, hei bibliotheèkstelsel € 80 miljoen op jaarbasis extra gaan kosten. A l tijdens dê" öndertekëning bleek dat dit geld niét voorhanden was. Door de gezamenlijke overheden werd afgesproken dat zij sarrien inspanningen zouden leveren-tot het verkrijgen van extra middelen. D e V N G gaf daarbij aan toch vooral naar het R i j k te kijken, mede doordat het openbaar bibliotheekwerk fors wordt gefinancierd door gemeenten.
B i j z i j n aantreden heeft het kabinet-Balkenende II voor de bibliotheekvernieuwing extra geld" beschikbaar gesteld. Het gaat om een bedrag dat oploopt tot € 20 milj oen structureel vanaf 2007* Naar aanleiding van de extra gelden hebben de convenantspartners besloten nadere afspraken te maken over de inzet van die extra gelden. De Aanvulling van het Koepelconvenant heeft betrekking op de periode januari 2004 tot en met december 2007, het einde van de zittingsperiode van het kabinetBalkenende II. De in de A a n v u l l i n g Koepel convenant geformuleerde beleidsmaatregelen hebben voornamelijk betrekking op de periode 2005-2007.
Naast afspraken over de inzet van de € 20 miljoen, die ook wel intensiveringsmiddelen worden genoemd, zijn in deze A a n v u l l i n g Koepelconvenant ook afspraken opgenomen over de vervolginzet van de € 5,5 miljoen-regeling. Deze regeling, waarvoor de voorgaande kabinetten vanaf 2001 jaarlijks een bedrag van € 5,5 miljoen beschikbaar stelden, is ontworpen om inhoud te geven aan het opdrachtgeverschap van kleine gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. Voor de periode tot 2004 werd afgesproken deze gelden op basis van de provinciale bestedingsplannen aan te wenden. Deze bestedingsplannen zijn, in samenspraak met gemeenten, door de provincies opgesteld. De allocatie van de middelen verliep ook v i a de provincies.
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2004
2500 GK 2514 JS
Don Haag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
Aanvulling Koepel convenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk uatumlO augustus 02/11
Inhoud A a n v u l l i n g Koepelconvenant De Aanvulling Koepel convenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk besM^tolöêrHltfltótie zoals , , , , , Wecïerland.se Gemeenten die moet zijn aan het einde van 2007. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de beleidsmatige aanpak en de taakverdeling tussen de partijen. Ook wordt het raamwerk geschetst waarbinnen de beschikbare financiële middelen zullen worden gealloceerd. Hieronder wordt nader ingegaan op de inhoud van de Aanvulling Koepelconvenant, waarbij de nadruk ligt op de zaken die voor gemeenten van belang zijn. De te bereiken situatie eind 2007 Binnen het proces van bibliotheekvernieuwing worden twee sporen onderscheiden. Enerzijds gaat het om een inhoudelijke vernieuwing en de maatschappelijke positionering. Deze wordt benoemd als spoor 1. O m deze inhoudelijke vernieuwing gestalte te geven, is het ook noodzakelijk veranderingen aan te brengen in het bibliotheekstelsel zelf. Deze veranderingen worden benoemd als spoor 2. Spoor 1; inhoudelijke
vernieuwing
De inhoudelijke vernieuwing dient zich te richten op een verbetering en verbreding van de dienstverlening door op een aantal geformuleerde thema's (cultuur, educatie,, forum, lezen en informatie) meer actualisering, verbetering, stroomlijning, continuïteit, samenhang en focus aan te brengen. De verantwoordelijkheid voor deze vernieuwing ligt primair bij de gemeenten (in de hoedanigheid als opdrachtgever) en de bibliotheken. Momenteel wordt door de V O B en in overleg met de andere partijen gewerkt aan een pakket richtlijnen. Deze richtlijnen komen in september gereed. Een ander belangrijk onderdeel van de inhoudelijke vernieuwing betreft het vormgeven van de landelijk georganiseerde digitale dienstverlening en de afstemming met digitale diensten op lokaal niveau.
Gemeenten en bibliotheken dienen aan het eind van 2007 in gezamenlijkheid het volgende te hebben bereikt. -
De kerntaken van de bibliotheek die zijn benoemd als de informatieve, culturele, educatieve en maatschappelijke functies z i j n vernieuwd en verbreed. De mate waarin dit gebeurt is echter afhankelijk van de beschikbare middelen (intensiveringsmiddelen).
-
Gemeenten en bibliotheken hebben op basis van een lokaal vastgestelde agenda weloverwogen keuzes gemaakt voor vernieuwings- en verbredingsactiviteiten. Deze activiteiten bevinden zich binnen de benoemde thema's: cultuur (culturele netwerken, cultuureducatie, leesbevordering, erfgoed), educatie (een leven lang leren), forum (sociale cohesie, inburgering), lezen (collectiebeleid) en informatie (overheids- en gezondheidsinformatie, kennissamenleving).
-
De bibliotheek wordt gezien als een instrument dat kan worden ingezet voor de uitvoering van integraal beleid.
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2004
2500 GK 2514 JS
Don Haag Den Haag
Tel 070 373 S3 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk
datum 10
augustus 03/11
VRIG -
Bibliotheken zijn wendbare organisaties die kansen zien en kunnen Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Inzake de digitale dienstverlening moet het volgende zijn bereikt. -
E r is een goed op elkaar afgestemd lokaal, regionaal en landelijk aanbod aan nieuwe o f vernieuwde digitale diensten tot stand gebracht dat landelijk wordt aangestuurd.
-
De landelijke aansturing leidt tot een krachtig netwerk dat tegen zo laag mogelijke kosten tot stand wordt gebracht.
-
De digitale diensten op landelijk, regionaal en lokaal niveau zijn adequaat op elkaar afgestemd.
-
De landelijk portal 'bibliotheek.nl' moet eind 2007 zover zijn ontwikkeld dat deze door bibliotheken en een aanzienlijk deel van de burgers wordt gebruikt.
Spoor 2:
stelselvernieuwing
O m de inhoudelijke slag te kunnen maken is het noodzakelijk dat het bibliotheekstelsel ook een
Hiervoor" iS' ééB-b'elang^-ke issk- v ö q t de provincies en bibliotheekorganisaties weggelegd. Eind 20.07 dient- pp het - vlalc.:y$n; ^eisélyssrnieuWuig .tiët "volgende vernieuwingsslag doormaakt. te zijn bereikt. -
E r is een landelijk dekkend netwerk van voorzieningen dat dankzij de vorming van. basisbibliotheken en provinciale netwerken zodanig is versterkt dat de dienstverlening voldoet aan de richtlijnen die in 2004 worden opgesteld.
-
E i n d 2005 is op provinciaal niveau een principeakkoord tot stand gebracht over de vorming van basisbibliotheken in relatie met de hervorming van de provinciale ondersteuningsstructuur.
-
A l l e basisbibliotheken zijn gecertificeerd en hanteren het INK-model voor kwaliteitszorg.
-
B i j alle bibliotheken zijn gebruikersonderzoek en evaluatie een regulier onderdeel van het werkproces. Benchmarking is daarbij vanzelfsprekend om prestaties van bibliotheken onderling te kunnen vergelijken.
-
Het bibliotheekpersoneel is over de volle breedte van de branche voldoende gekwalificeerd.
-
E i n d 2007 is de herpositionering van de provinciale ondersteuningsstructuur i n alle provincies voltooid, zijn de provinciale netwerken gevormd en zijn de basisbibliotheken geïmplementeerd.
De beleidsmatige Landelijke
aanpak
bepaalde
einddoelen
De Aanvulling Koepel convenant formuleert alleen de einddoelen die i n 2007 moeten zijn bereikt. De wijze waarop deze doelen worden behaald, wordt overgelaten aan de partners. D i t is conform de afspraken en de rolverdeling tussen de partners zoals dit is afgesproken in het Koepelconvenant. Hiermee wordt gedoeld op de 'provinciale regierol' en de 'gemeentelijke opdrachtgeversrol'. Mede
Postbus 30435 Nassaulaan 12
2500 GK 2514 JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 S3 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
onderwerp Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk datumlO augustus 2004' • 04/11
VIUG doordat het vernieuwingsproces in de verschillende provincies zich in d e l a | p i s } 1 ^ 8 ï ^ g $ p verschillende wijzen heeft ontwikkeld, is ervoor gekozen om te formuleren wat è^$QÖÖ^S>iy3ilie Nederlandse Gemeenten niveaus moet zijn bereikt. Marsrouteplannen De provincie in haar rol als regievoerder dient in een zogenaamd provinciaal marsrouteplan, dat wordt opgesteld in hechte samenspraak en wordt gedragen door gemeenten, bibliotheken en bibliotheekorganisaties, neer te leggen hoe deze doelen zullen worden bereikt. De marsrouteplannen dienen nog dit jaar te worden opgesteld. Hierin moeten op hoofdlijnen en in onderlinge samenhang zowel de inhoudelijke vernieuwing als de plannen voor de stelsel vernieuwing worden aangegeven voor de jaren 2005 tot en met 2007. Deze marsrouteplannen worden aan de Stuurgroep Bibliotheekvernieuwing ter beoordeling voorgelegd. Z i j brengt vervolgens een advies uit aan de staatssecretaris, die op haar beurt de beschikkingen over de bijbehorende ••middelen afgeeft. De marsrouteplannen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden.. -
Ze geven invulling aan de regierol op een manier die past bij de regió.
-
Ze geven invulling aan zowel de inhoudelijke vernieuwing als de stelselvernièuwing.
-
Ze bepalen de inhoud, het tempo en de voorwaarden voor het vernieuwingsproces per provincie.
-
Ze brengen de verbreding van de bibliotheekfunctie tot stand (samenwerking met andere' voorzieningen, uitvoering gemeentelijke en provinciale doelstellingen).
-
Ze leggen verbindingen met andere beleidsterreinen en hun infrastructuur.
Taken voor
gemeenten
Met het oog op de doelmatige inzet van de extra middelen is er een taakverdeling tussen de overheden afgesproken. Deze rol past bij de bestuurlijke rollen van de partijen zoals die z i j n beschreven in het Koepelconvenant van 2001. Voor gemeenten houdt dit het volgende in. -
Gemeenten stellen samen met de bibliotheek een zogenaamde vernieuwingsagenda op (tussen 2004 en 2007 gebeurt dit jaarlijks, daarna vierjaarlijks) die: -
zowel de vernieuwing van traditionele taken als de taakverbreding bestrijkt. B i j deze verbreding leggen gemeenten verbindingen tussen het bibliotheekbeleid en andere beleidsterreinen, en tussen de bij deze beleidsterreinen behorende infrastructuren;
-
-
keuzes aangeeft met betrekking tot de onderwerpen van inhoudelijke vernieuwing;
-
integraal onderdeel is van de marsrouteplannen van de provincie.
Gemeenten werken samen met de bibliotheek toe naar het behalen van het gewenste dienstverleningsniveau conform de richtlijnen voor de kern van de basisbibliotheek en voor de aanvullende functies, een en ander in overeenstemming met de hoogte van de beschikbare middelen.
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2004
2500 GK 2514 JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 S3 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk datum lÓ&ugustus 05/11
VUIG -
Indien de gemeenten een beroep willen doen op de door het R i j k bescr^Éwan^aBtettotö^ intensiveringmiddelen, dan dient door gemeenten een schriftelijke ' i n s t a p n i v ^ l f t ' i ^ l l ^ n ' f a a n de Nederlandse Gemeenten provincie te worden afgegeven, waarin wordt toegezegd dat binnen twee jaar het instapniveau r,
wordt bereikt en vernieuwing en maatschappelijke positionering naar het richtlijnen niveau van 2007 zal plaatsvinden. (Dit is het absolute minimum waarop een bibliotheek nog als een volwaardige voorziening kan functioneren.) -
Vanwege de duidelijkheid is het afgeven van een verklaring ook wenselijk voor gemeenten die de vereiste subsidiehoogte al hebben bereikt.
-
Het bewaken van de implementatie van het ÏNK-model en van de voortgang rond de certificeringsaanvragen in 2004 tot en met 2007 van de lokale bibliotheek.
-
Het actief bevorderen dat openbare bibliotheken worden ingezet als instrument van integraal gemeentelijk beleid en dat daarbij verbindingen .worden gelegdmet andere beleidsterreinen en infrastructuren.
-
Het onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad ten minste handhaven en zo mogelijk uitbreiden van de huidige financiële inspanning.
Taken voor de V N G De V N G heeft afgesproken zich ervoor in te spannen dat gemeenten zich verbinden aan de bovengenoemde gemeentelijke activiteiten. O m gemeenten te ondersteunen in haar taken zal de . V N G hiertoe onder andere handreikingen ontwikkelen. Door middel van deze brief wordt hieraan op onderdelen reeds invulling gegeven (format instapverklaring en verklaring opdrachtgeverschap). De V N G zal in gezamenlijkheid met het Procesbureau een handreiking ontwikkelen ten behoeve van het opstellen van de jaarlijkse vernieuwingsagenda. Deze verschijnt in het najaar van 2004, -
afhankelijk van het beschikbaar komen van de richtlijnen. Voor de taken van de andere partijen wordt verwezen naar de tekst van de Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk.
Financieel kader
2004 V o o r het proces van bibliotheekvernieuwing z i j n extra financiën beschikbaar gesteld. Het gaat hier om een structureel bedrag dat oploopt van € 2 miljoen in 2004 tot € 20 miljoen in 2007 en verder. In de Aanvulling Koepelconvenant worden geen afspraken gemaakt over de inzet van de extra € 2 miljoen
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2004
2500 GK 2514JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
AanvullingKoepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk
datum 10
augustus 06/11
gedurende 2004. Deze middelen worden gebruikt om de ondersteuning v a s ^ W i f c ^ t a r f n het onderwijs te versterken en de landelijke digitale bibliotheek (webportal ' b i b l i o h f ë t k ^ t y t a f t t e a n , ^ , , Nederlands® Gemeenten bouwen. Daarnaast is een deel van het budget toegevoegd aan het werkprogramma van het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing en wordt derhalve ingezet ten behoeve van de proces ondersteuning bij provincies en gemeenten. 2005 B i j de afspraken die in de Aanvulling Koepel convenant zijn gemaakt is ook de zogenaamde € 5,5 miljoen-regeling betrokken. E r is opnieuw gekeken naar de wijze waarop de middelen dienen te worden gealloceerd en ingezet. De extra beschikbaar gestelde intensiveringsmiddelen worden de komende jaren ingezet voor stelsel vernieuwing en inhoudelijke vernieuwing..Hierbij loopt het deel wathaar de inhoudelijke vernieuwing gaat op en het deel dat in de stelsel vernieuwing wordt geïnvesteerd af. Gezien het stadium waarin zich het proces van hers^ucturëring bevindt en om met de besdhikbare middelen een zo groot mogelijk rendement te genereren, is ervoor gekozen om de middelen uit de € 5,5 miljoenregeling en de intensiveringmiddelen voor 2005 gebundeld v i a de provincie in te zetten; Hiermee wordt voorkomen dat de middelen versnipperd worden. V o o r 2005 ontstaat dan, ten behoeve van. de inhoudelijke vernieuwing, een budget met een omvang van € 8,3 miljoen (door prijsbijstellingen is het bedrag dat behoort bij de € 5,5 miljoen-regeling ondertussen opgelopen tot € 6 miljoen. Daarnaast is er € 2,3 miljoen beschikbaar uit de intensiveringmiddelen).
2006 en 2007 Met betrekking tot de allocatie voor de jaren 2006 en 2007 dienen nog verdere afspraken te worden gemaakt. Over de periode na 2005, te weten de jaren 2006 en 2007, zullen voor 1 december 2004 nadere bestuurlijke afspraken worden gemaakt tussen de partijen over de allocatie van de € 5,5 miljoen-regeling ten behoeve van de zogenaamde 30.000 -gemeenten. Hierbij is de inzet van de V N G nog steeds dat de middelen uit de € 5,5 miljoen-regeling rechtstreeks naar gemeenten dienen te vloeien. De gelden voor de vernieuwingsimpuls blijven tot eind 2007 overwegend langs provincies naar gemeenten lopen. Voor de inzet hiervan zullen de richtlijnen die momenteel worden ontwikkeld van groot belang zijn.
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2004
2500 QK 2514 JS
Den Kaag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk
datum 10
augustus '. 07/11
Instapniveau en richtlijnen niveau voor intensiveringmiddelen Om te zorgen dat de extra middelen zo efficiënt en doelgericht mogelijk wordenVfig^iè®,iS^ van „ , Nederlandse Gemeenten algesproken dat wanneer gemeenten aanspraak willen maken op intensiveringsmiddelen deze een bibliotheekvoorziening op een vastgesteld minimumniveau dienen te financieren. In de Aanvulling Koepelconvenant wordt dit het instapniveau genoemd. B i j dit instapniveau gaat het om een gemeentelijke subsidiehoogte (berekend per inwoner) voor de openbare bibliotheek, dat zondanig is vastgesteld dat 80% van de gemeenten die een bibliotheek bekostigt reeds op dit niveau zit. E r worden drie gemeenten onderscheiden. De onderverdeling is gemaakt op basis van gemeentegrootte. Voor het instapniveau geldt: -
€ 11 per inwoner voor gemeenten met < 30.000 inwoners;
-
€ 12 per inwoner voor gemeenten met meer dan 3Q.O.00 inwoners en minder dan 90.000 inwoners;
-
€ 15 per inwoner voor gemeenten met 90.000 o f m é é r inwoners.
O m tot de bepaling van het instapniveau te komen, zijn de items gebruikt uit de normen voor: certificering. Het vastgestelde bekostigingsniveau is exclusief huisvestingskosten. Huisvestingskosten bedragen grosso modo 20% van de totale uitgaven aan openbaar bibliotheekwerk. Hiérbij kan .men ér wel van uitgaan dat gemeenten die bibliotheken bekostigen die onder het instapniveau zitten wellicht relatief meer huisvestingskosten hebben dan de genoemde 20%. Dit omdat er minder kosten-worden, gemaakt in de activiteiten en personele sfeer.
Indien gemeenten op dit moment dit instapniveau nog niet hebben bereikt maar hier wel de bereidheid toe hebben, kunnen zij de 'Verklaring verhoging subsidie openbare bibliotheek tot instap- en richtlij nniveau' tekenen (zie bijlage III) waarin zij aangeven het minimumniveau binnen twee jaar bereikt te hebben. N a ondertekening en toezending van dit document aan de provincie kunnen ook deze gemeenten aanspraak maken op de genoemde intensiveringsmiddelen. V o o r 1 september dient een indicatie te worden afgegeven aan de provincie. Dit kan door middel van een intentiebrief, voorzien van een handtekening van de bevoegde portefeuillehouder. De verklaring zelf, die door de gemeenteraad moet z i j n getekend, dient op 1 december in het bezit van de provincie te zijn. Gemeenten die wel voldoen aan het vereiste niveau dienen de 'Verklaring hoogte subsidie openbare bibliotheek conform instap- en richtlijnenniveau' naar de provincie te zenden (zie bijlage II). Hiervoor geldt eenzelfde procesdure; een intentiebrief voor 1 september en de verklaring voor 1 december.
Gevolgen
niet behalen van
instapniveau
Gemeenten zijn in principe vrij in de keuze o f zij een bibliotheekvoorziening op het afgesproken bekostigingsniveau financieren. Tevens zijn gemeenten vrij in de keuze al dan niet een
Postbus 30435 Nassaulaan12
2500 QK 2514JS
onderwerp A a n v u l l i n g
2004
Don Haag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
Koepelconvenant herstructurering .openbaar bibliotheekwerk .
datum
10 augustus 08/11
intentieverklaring te ondertekenen waarin wordt aangegeven dat binnen t v t e i ^ a a t e ^ i f f l a e r s t e l d e bekostigingsniveau zal worden behaald.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten Indien gemeenten ervoor kiezen de financiering van de bibliotheek niet naar het instapniveau te
brengen, dan betekent dit het volgende: -
Gemeenten kunnen geen beroep doen op de door het R i j k extra beschikbaar gestelde middelen, ook wel intensiveringsmiddelen genoemd.
-
De door de gemeenten gefinancierde bibliotheek kan niet doorgroeien o f deel uitmaken van een basisbibliotheek.
-
Noch de gemeente noch de bibliotheekorganisatie zullen worden opgenomen in het provinciaal marsrouteplan en provinciaal bibliotheeknetwerk.
-
De bibliotheek is geen door de V O B gecertificeerde bibliotheek.
-
Op termijn bestaat de kans dat de ^ i b l i ^ e e k i t a j Jidmaatschao. van,.de, V O B verliest, met alle 1
gevolgen van dien (geen aansluiting meer op het landelijk bibliotheeknetwerk zoals bibliotheek.nl, Aladin, en dergelijke). -
De gemeente handelt niet meer conform het art. 1 l b van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
De slotsom zal zijn dat de bibliotheek verstoken blijft van faciliteiten en dat de dienstverlening aan de burger ernstig tekortschiet. A l s te veel gemeenten deze lijn zouden volgen, dan betekent dit dat het dekkend netwerk van basisbibliotheekvoorzieningen i n gevaar komt. Hierdoor zal de rijksoverheid geneigd zijn meer specifiekere wetgeving op het gebied van openbaarbibliotheekwerk te ontwerpen.' B i j de behandeling van het dossier openbaarbibliotheekwerk door de vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd hier op 23 juni j l . al door verschillende leden aan gerefereerd.
€ 5,5 miljoen-regeling Herkomst en
bestemming
In het Koepelconvenant Herstructurering openbaar bibliotheekwerk (2001) is een regeling opgenomen die een tegemoetkoming biedt aan de kosten die gepaard gaan met het overnemen van personele taken van de Provinciale Bibliotheek Centrales ( P B C ' s ) door de openbare bibliotheken. Het gaat hier om de functies van directie- en administratievoering. O m de hoogte van het benodigde budget te bepalen, is in 2001 onafhankelijk van elkaar door zowel het ministerie van O C W als de V N G een kostenberekening uitgevoerd. A l s uitgangspunt voor deze berekeningen gold het bedrag dat in 1987, bij de overheveling van het bibliotheekwerk naar de Welzijnswet, voor dit specifieke doel naar de provincies is gegaan. In de berekeningen is rekening gehouden met de grote bezuinigingen op het
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2004
2500 GK 2514JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070363 5682
www.vng.nl
Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk datum I Q augustus ' ^ " 09/11
V U I G weïzijns- en bibliotheekwerk eindjaren tachtig. Tevens is er rekening ge!
ijkse
loonindexcijfers. Z o w e l O C W als V N G kwamen op macroniveau op hetzelfde b V ^ ^ u S t P S l v a i i l j o e n u xt i -A. l i * . * , ^ ... Nederlandse Gemeenten gulden. Naar aanleiding van deze berekeningen is de zogenaamde € 5,5 milj oen-regeling ontworpen. C
C
Hierbij is de volgende verdeelsleutel gehanteerd. Elke provincie heeft recht op een vaste voet. Deze vaste voet betreft per provincie ongeveer € 45.000. Het resterende bedrag (circa 11 miljoen gulden) werd verdeeld over de provincies naar rato van het aantal inwoners in gemeenten met minder dan 30.000 inwoners (gegevens C B S 2000). Hoewel gemeenten op macroniveau v i a de € 5,5 miljoenregeling worden gecompenseerd, is de V N G zich ervan bewust dat wanneer dit tot op gemeentelijk niveau wordt doorberekend, niet alle gemeenten volledig gecompenseerd zullen worden. Nieuwe
regeling
Gezien het proces van de herstructurering en de verantwoordelijkheden die de provincie in dit proces heeft, is ervoor gekozen om de middelen gedurende de looptijd van het Koepelconvenant (2001-2004) via de provincies te laten vloeien. In de Aanvullirig.van he;t Koepélconvenant, waarin afspraken gemaakt zijn tot en met 2007, wordt de € 5^5 miljoen-regeling- opnieUw aan de brde;|estéld; D e Aanvulling geeft zowel duidelijkheid over het bedrag per inwoner waar gemeenten jS^lijksVop kunnen rekenen (€ 0,82) als over de voorwaarden waaraan gemeenten dienen te voldoen om voor deze compensatie in aanmerking te komen. De verdeelsystematiek van de € 5,5 miljoen-regeling richting provincies blijft dezelfde als die is gehanteerd in 2001. In de bijgesloten tekst van de Aanvulling op het Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk wordt deze systematiek uitgebreid behandeld.
Het bedrag dat met de regeling gemoeid is, is in principe structureel, waarbij de allocatie voor 2005 via de provincie geschiedt. In het najaar zullen onderhandelingen worden gestart over de wijze waarop de regeling na 2005 zal worden gealloceerd. D e V N G is zoals vermeld van mening dat het bedrag dat met de € 5,5 miljoen-regeling gepaard gaat na verloop van tijd in het gemeentefonds dient te worden gestort.
Overige
PBC-taken
Over de gelden die naar provincies zijn gegaan voor de overige taken van de P B C , niet zijnde de directie- en administratiefunctie, z i j n geen landelijke afspraken gemaakt. Dit omdat de uitvoering van deze overige taken in de afzonderlijke provincies na overleg met de gemeenten verschillend is. Voor een groot deel zijn dit overkoepelende en ondersteunende taken die een innovatief karakter kunnen hebben. In de Aanvulling van het Koepelconvenant is opgenomen dat de provincies, in samenspraak en gedragen door gemeenten, zogenaamde mars route plannen opstellen. Op basis van deze mars routeplannen kunnen gemeenten in aanmerking komen voor intens i veringsmiddelen. Deze
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2004
2500 GK 2514 JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070 363 56 82
www.vng.nl
Aaiiyulling Koepél convenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk
datum
1.0 augustus
10/11
VUIG intensiveringsmiddeien zijn bedoeld voor innovatie, te weten inhoudelijke
e. Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Verklaring
Indien gemeenten voornemens zijn om per 1 januari 2005 de bekostiging van personele taken van de P B C over te nemen, dan dienen zij dit voor 1 december aan de provincie kenbaar te maken. Hiertoe is een verklaring in de bijlage opgenomen (bijlage IV). Deze dient namens de gemeenteraad te zijn ondertekend. Gezien de voorbereidingen rondom de marsrouteplannen en de planning rondom de verdeling van de vernieuwingsgelden dient de provincie voor 1 september a.s. in het bezit te zijn van een voorlopige indicatie, af te geven door de eerstverantwoordelijke bestuurder.
Tot slot Gezien de complexiteit van het proces -is -door alle partijen besloten p,m de informatievoorziening rondom de bibliotheekvernieuwing zo veel mogelijk te stroomlijnen. Tevens is afgesproken dat alle partijen dienen te beschikken over dezelfde informatie. Gezien de tijdsdrukdie bij de provincies ligt inzake het ontwerpen van de marsrouteplannën heeft het IPO enkele weken geleden reeds een brief aan haar leden doen toekomen. Deze is als bijlage V opgenomen. De IPO-brief geeft geen algehele duidelijkheid over de termijnen waarop stukken door gemeenten bij de provincie dienen te zijn !\ aangeleverd. W i j adviseren u de data te hanteren zoals die in onze ledenbrief worden aangeven. O m qp de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen rond het proces van bibliotheekvernieuwing raden wij u aan om regelmatig de website van het Procesbureau te raadplegen: www.bibliotheekvernieuwing.nl. Ook op de VNG-website treft u relevante informatie aan.
Deze ledenbrief staat ook op VNG-net. K i j k op www.vng.nl onder VNG-brieven.
Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
mr. R . J . J . M . Pans, voorzitter directieraad
Postbus 30435 Nassaulaan 12
onderwerp
2Ö04
2500 GK 2514JS
Den Haag Den Haag
Tel 070 373 83 93
Fax 070 363 56 82
Aanvulling Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk datum 10 augustus '•' 11/11
l o q e
X
AANVULLING KOEPELCONVENANT 'HERSTRUCTURERING OPENBAAR BIBLIOTHEEKWERK'
AANVULLING KOEPELCONVENANT 'HERSTRUCTURERING OPENBAAR BIBLIOTHEEKWERK'
1. Inleiding Eind 2001 ondertekenden IPO, V N G en OCW het Koepel convenant 'Herstruc turen ng openbaar bibliotheekwerk'. In verband met de mtensivenngsgelden die het Kabinet Balkenende 11 vnor de bibliotheekvernieuwing ter beschikking stelde - oplopend tot € 20 min structureel vanaf 2007 - besloten de convenantspartners nadere afspraken te maken over de inzet van de intensiveringsmiddelen en deze als aanvulling op het koepel convenant op te nemen. Dit document bevat de onderhavige aanvulling, die is voorbereid door een ambtelijke werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de convenantspartijen OCW, IPO en VNG, de Vereniging van openbare bibliotheken (VOB) en de Stuurgroep Bibliotheken. Met onderstaande aanvulling - die betrekking heeft op de penode januari 2004 tot en met december 2007 (einde zittingsperiode Kabinet Balkenende II) - verklaarden de convenantspartners zich in het bestuurlijk overleg van 16 juni 2004 akkoord'. In het belang van het vernieuwingsproces spraken zij zich daarbij unaniem uit voor directe deelname van de bibhotheekbranche aan de gemaakte afspraken. Daar de VOB zich niet op gelijke wijze als de drie overheden kan binden, is gekozen voor een vorm die daarin voorziet. OCW zal mede namens de V N G en het IPO de afspraken in het Aanhangsel bij het Koepelconvenant in een hierop aansluitende overeenkomst ook met de VOB vastleggen.
Uitgangspunt bij de onderstaande afspraken is dat de middelen daadwerkelijk in de aangekondigde omvang ter beschikking worden gesteld, Voor de oploop van de intensivermgsrm'ddelen ten opzichte van 2004, geldt dat deze beleidsmatig zijn gereserveerd. Dit betekent dat de convenantsafspraken worden gemaald onder het voorbehoud dat de wetgever de betreffende middelen beschikbaar stelt. Hoofdelementen van de convenantsaanvullmg zijn: •
de te bereiken situatie eind 2007
•
beleidsmatige aanpak
•
taakverdeling tussen partijen
• financiële opzet •
procedure-afspraken over bestuurlijke bekrachtiging en communicatie
Onderstaand wordt achtereenvolgens op deze hoofdelementen ingegaan.
Instemming van de IPO-delegatie vindt plaats onder het voorbehoud van instemming van het IPO-bestuur op 24 juni 2004 Instemming van de VNG delegatie vindt plaats onder het voorbehoud van instemming van het VNG-besluur op 1 juli 2004 1
2
2. De te bereiken situatie eind 2007 Onderstaand worden met betrekking tot de bibliotheekvermeuwmg twee sporen onderscheiden. Voorop staat verbetering en 'verbreding' van de dienstverlening van openbare bibliotheken aan hun gebruikers (spoor 1). Om deze inhoudelijke vernieuwing te kunnen verwezenlijken, is nodig dat ook het bibliotheekstelsel zelf wordt vernieuwd (spoor 2). 2.1 Spoor 1: inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke positionering Met de inhoudelijke vernieuwing wordt beoogd de dienstverlening op een aantal thema's te actualiseren, verbeteren en stroomlijnen en tegelijk continuïteit, samenhang en focus aan te brengen. De thematische ontwikkeling ligt op het terrein van cultuur (culturele netwerken, cultuureducatie, leesbevordering, erfgoed), educatie (een leven lang leren), forum (sociale cohesie, inburgering), lezen (collectiebeleid) en informatie (overheids- en gezondheidsinformatie, kennissamenleving). Daarbij wordt steeds aansluiting gezocht met landelijke beleidstrajecten op die terreinen. Een belangrijk onderdeel van de inhoudelijke vernieuwing betreft het vormgeven van de landelijk georganiseerde digitale dienstverlening (de landelijke portal 'bibliotheek.nl') en de afstemming met digitale diensten op lokaal en regionaal niveau. Daarbij zal ook verbreding van de dienstverlening worden gestimuleerd. Het gaat bij deze maatschappelijke positionering niet zozeer om nieuwe terreinen waar bibliotheken zich op gaan bewegen. Veel bibliotheken spelen bijvoorbeeld al lang een rol bij onderwijsondersteuning, de inburgering, of bij de leefbaarheid van wijken en dorpen. Het gaat er om de rol van bibliotheken op dergelijke terreinen beter zichtbaar te maken en de dienstverlening te verbeteren of te stroomlijnen. Hiervoor zal samenwerking gezocht moeten worden met zowel instellingen als verantwoordelijke bestuurders en beleidsmakers op die terreinen. Concreet moet eind 2007 rond de inhoudelijke vernieuwing (spoor 1) het volgende zijn bereikt: o
De kerntaken (informatieve, culturele, educatieve en maatschappelijke functie) zijn, afhankelijk van de beschikbare middelen, vernieuwd en verbreed. Gemeenten en bibliotheken hebben weloverwogen keuzes gemaakt voor vernieuwings- en verbredingsactiviteiten op de diverse thema's op basis van een lokaal vastgestelde agenda. Op elk bestuurlijk niveau (lokaal, provinciaal en landelijk) worden bibliotheken gezien als instrument van integraal beleid. Bibliotheken zijn wendbare organisaties geworden die kansen zien en kunnen benutten.
o
Gebruikmakend van nieuwe media en communicatiemogelijkheden is een goed op elkaar afgestemd lokaal, regionaal en landelijk aanbod aan nieuwe of vernieuwde digitale diensten tot stand gebracht. Dit aanbod kent een landelijke aansturing (bibhotheek.nl) ten emde de diensten binnen een krachtig netwerk tegen zo laag mogelijke kosten tot stand te brengen en een gestroomlijnd aanbod te creëren. De digitale diensten op landelijk, regionaal en lokaal niveau zijn adequaat op elkaar afgestemd. De landelijke portal 'bibliotheek.nl' moet eind 2007 zodanig zijn ontwikkeld dat deze - blijkens een monitoring - door bibliotheken en een aanzienlijk deel van de burgers wordt gebruikt.
2.2 Spoor 2: stelselvernieuwiug
3
De stelsel vernieuwing is gericht op de vorming van basisbibliotheken en van provinciale netwerken; de implementatie van een landelijk systeem van kwaliteitszorg volgens het uNK-model; de versterking van de Human Resource Management (HRM)-component van het bibliotheekwerk; en de herpositionering van de provinciale ondersteuningstructuur, c.q. van de functies die worden vervuld door de provinciale bibliotheekcentrales (PBC's) en de bibliotheken met een wetenschappelijke steunfunctie (WSF). Deze herpositionering is noodzakelijk omdat met de komst van basisbibliotheken aard en wijze van de ondersteuning vanuit het provincieniveau herijking behoeft. Eind 2007 moet op het vlak van stelselvernieuwing het volgende zijn bereikt: o
Er bestaat een landelijk dekkend netwerk van voorzieningen, dat dankzij de vorming van basisbibliotheken en provinciale netwerken zodanig is versterkt dat de dienstverlening voldoet aan de nchthjnen die in 2004 worden opgesteld. Eind 2005 ,of zoveel eerder als mogelijk, is hiertoe per provincie een principe-akkoord tot stand gebracht over de vorming van basisbibliotheken m relatie met de hervorming van de provinciale ondersteuningsorganisatie.
o
Alle basisbibliotheken zijn gecertificeerd en hanteren het INK-model voor kwaliteitszorg. Bij alle bibliotheken zijn gebruikersonderzoek en evaluatie regulier onderdeel van de werkprocessen. Benchmarking is daarbij vanzelfsprekend om prestaties van bibliotheken onderling te kunnen vergelijken.
o
Het bibliotheekpersoneel en -management is over de volle breedte van de branche voldoende gekwalificeerd om de inhoudelijke vernieuwing te kunnen realiseren.
o
Eind 2007 is de herpositionenng van de provinciale ondersteunmgsstructuur in alle provincies voltooid, zijn de provinciale netwerken gevormd en zijn de basisbibliotheken geïmplementeerd.
4
3. Beleidsmatige aanpak
De startjaren van het vernieuwingsproces hebben aangetoond dat de complementaire rollen van provincie en gemeente - in het convenant vertaald als 'provinciale regie' en 'gemeentelijk opdrachtgeverschap' - cruciaal zijn voor realisatie van de bibliotheekvermeuwmg Zonder overtuigende provinciale regie komt het proces niet voldoende op gang of niet voorbij obstakels; zonder krachtig gemeentelijk opdrachtgeverschap kan de provinciale regie geen inhoud krijgen De juiste mix van verhoudingen is per provincie verschillend en moet dus aldaar vorm krijgen
Daarom staat bij de beleidsmatige aanpak niet het 'hoe' maar het 'wat' voorop en zijn hierboven wél de eind 2007 te bereiken situaties op landelijk niveau beschreven, maar niet de provinciale marsroutes daar naar toe. Die worden aan de provincies overgelaten vanwege de grote verschillen in uitgangssituatie en bibhotheeklandschap binnen en tussen provincies
De marsrouteplannen worden door provincies m hechte samenspraak opgesteld met ,en gedragen door, de gemeenten, bibliotheken en bibliotheekorganisaties in de provincie. Ze voldoen aan de volgende voorwaarden, o
Geven invulling aan de provinciale regierol op een wijze die bij die regio past;
o
Geven invulling aan zowel de inhoudelijke vernieuwing (spoor 1) als de stelsel vernieuwing (spoor 2) en zijn bepalend voor de inhoud, het tempo en de voorwaarden voor het vernieuwingsproces m de betreffende provincie;
o
Brengen de verbreding van de bibliotheekfunctie tot stand (samenwerking met andere voorzieningen, uitvoenng gemeentelijke en provinciale beleidsdoelstellingen) en leggen verbindingen tussen het bibliotheekbeleid en andere beleidsterreinen. Ook leggen zij verbindingen tussen de bij deze beleidsterreinen behorende infrastructuren;
o
Leggen de verbinding tussen de lokale, provinciale en de landelijke netwerken,
o
Hebben betrekking op de periode 2005 tot en met 2007.
Meer specifiek wordt bij spoor l en 2 de volgende aanpak gevolgd.
3.1 Spoor 1: inhoudelijke vernieuwing De inhoudelijke vernieuwing zal vooral door het bibliotheekveld en gemeenten tot stand moeten worden gebracht ("bottom up'). Gemeenten maken als opdrachtgever gedurende de penode 2004-2007jaarhjks en daama vierjaarlijks vemieuwmgsafspraken, inclusief ten aanzien van verbreding, met de bibliotheek en andere betrokken instellingen over de stapsgewijze groei naar het dienstverleningsniveau dat overeenkomt met de nchthjnen. De richtlijnen worden in september 2004 als ontwerp voorgelegd aan de Stuurgroep Bibliotheken, die - rekening houdend met de beschikbare intensivenngsmiddelen - erover besluit Vervolgens worden de door de Stuurgroep vastgestelde richtlijnen conform de afspraken in het Koepelconvenant voorgelegd aan het Bestuurlijk Overleg. Deze procedure dient voor 1 december 2004 te zijn afgerond.
5
]
De richtlijnen geven aan waaraan een goede basisbibliotheek moet voldoen. Daarbij gaat het globaal gezegd om de kern van de basisbibliotheek die ingevuld wordt met een basis van activiteiten gericht op de functies informatie, cultuur, educatie, lezen en maatschappelijk forum, zoals genoemd in het rapport van de Stuurgroep Meijer. Bovenop het kernpakket aan functies kan een bibliotheek zich sterker profileren op één of meerdere speerpunten, de aanvullende functies. Deze profilering houdt in dat de bibliotheek activiteiten uitoefent op een bepaalde functie, waarvan niet verwacht mag worden dat deze door elke basisbibliotheek van die omvang en met een vergelijkbare omgeving uitgevoerd zullen worden. De schaal van de bibliotheek mag geen consequenties hebben voor de samenstelling van de inhoud van het pakket aan dienstverlening, maar heeft uiteraard wel invloed op de omvang van de activiteiten. In derichtlijnenzullen de thema's voor inhoudelijke vernieuwing worden verwerkt. Hiervan uitgaande wordt door de provincies nog in 2004 een marsrouteplan opgesteld, waarin op hoofdlijnen en in onderlinge samenhang zowel de inhoudelijke vernieuwing als de plannen voor de stelselvemieuwing worden aangegeven voor de jaren 2005 tot en met 2007.
3.2 Spoor 2: stelselvemieuwing •
Vorming basisbibliotheken en netwerkvorming.
De schaalvergroting is gericht op zodanige versterking van het stelsel dat de dienstverlening eind 2007 voldoet aan de richtlijnen en tevens zo veel mogelijk efficiency c.q. schaalvoordelen kunnen worden behaald. Deze schaalvergroting dient gestalte te krijgen via de vorming van basisbibliotheken, een proces dat eind 2007 moet zijn afgerond. Het tempo van de vorming van basisbibliotheken zal worden bewaakt door de Stuurgroep Bibliotheken. De provincie zal actief stimuleren dat partijen een zodanige schaalgrootte kiezen dat voldoende kwaliteitswinst bij de dienstverlening kan worden geboekt en dat ook voldoende schaal- en efficiency-voordelen kunnen worden gerealiseerd , de te behalen doelmatigheidswinst zal worden hergeïnvesteerd in de bibliotheek. 2
Gemeenten, die qua bekostigingsniveau van hun openbare bibliotheek het 'instapniveau' behalen of behaald hebben kunnen aanspraak maken op de intensiveringsmiddelen van het Rijk, Bij dit instapniveau gaat het om een niveau van gemeentesubsidie (per inwoner) voor de openbare bibliotheek, dat zodanig is vastgesteld dat 80% van de gemeenten de bibliotheek op dit niveau bekostigt (op basis van onderzoeksgegevens 2002). •
Clusters van omvang van werkgebied
Er worden met betrekking tot het instapniveau drie clusters van omvang van werkgebied onderscheiden: i
sSï! 14 «SwtilltliLiTII i li'tiil III11H S^K»iKtlr--vnw.i.\-.
!
I I f ln' j=3Wï £5* I li J11 tij F1 11 lil ir $ l|l|llllfl l
,
tot 30.000 inwoners
€11,-
30.000-90.000 inwoners
€ 12,¬
90.000 of meer inwoners
€ 15,-
s
Zie handreiking schaalgrootte, www.bibliothcekvemieuwing.nl.
6
Voor nadere informatie over het onderzoek dal aan deze bedragen ten grondslag ligt, zie bijlage 1 . 3
•
Indeling in groepen gemeenten/bibliotheken naar vordering in het proces van bibhotheekvermeuwing
In de beleidsmatige aanpak worden vier groepen gemeenten onderscheiden: Groep 1: Gemeenten die aangeven met te willen deelnemen aan het proces van basisbibhotheekvorming, hiema te noemen de 'uitvallers'. Groep 2: Gemeenten die wél daaraan willen deelnemen, maar het daarvoor vereiste instapniveau nog niet halen, hierna aan te duiden als de 'achterlopers'. Groep 3: Gemeenten die eveneens aan dit proces van basisbibhotheekvorming wensen deel te nemen én reeds het instapniveau hebben bereikt, hierna te noemen de 'middengroep'. Groep 4. Gemeenten met bibliotheken die reeds voldoen aan de norm van basisbibliotheek, hierna aan te duiden als de 'voorlopers'. De intensivenngsgelden zullen voornamelijk worden ingezet op groep 3: zij vormen de primaire doelgroep van het beleid Voorkomen moet worden dat deze belangnjke groep van 'volgers' achter de groep van koplopers (groep 4) 'afhaakt', door gebrek aan richting, begeleiding of ondersteuning. Groep I, de 'uitvallers' zal geen aanspraak kunnen maken op intensivenngsgelden. Groep 2, de 'achterlopers', kan dit wél, mits de betreffende gemeenten schriftelijk verklaren voldoende te zullen investeren om dit instapniveau binnen twee jaar te bereiken (en te willen toegroeien naar het nchtlynmveau eind 2007) De intensivenngsgelden mogen niet worden gebruikt om het instapniveau te behalen.
•
Kwaliteitszorg en certificering
Om te bereiken dat eind 2007 alle basisbibliotheken structureel aan kwaliteitszorg werken met het INK-model zullen in 2004 tot en met 2007 de volgende stappen worden gezet. In 2004 hebben alle bibliotheken ter voorbereiding op de implementatie van het INK-model een positiebepaling uitgevoerd. Eind 2004 is het systeem van certificering uitgewerkt. Vanaf 2005 kunnen de bibliotheken gecertificeerd worden, Certificering geldt voor ten hoogste 3 jaar. In 2008 begint de tweede certificenngsronde . 4
Voor eind 2007 heeft bij alle bibliotheken de eerste certificenngsronde plaatsgevonden. •
Versterking Human Resource Management-component
Vóór eind 2004 zal een branchebreed HRM-Zopleidingenprogramma worden opgesteld dat m 2005 en 2006 wordt uitgevoerd. •
Herpositionering provinciale ondersteumngsstructuur.
Deze clusienndehng en bedragen zijn gebaseerd op onderzoek dat de Vereniging van Openbare Bibliotheken heeft verricht in opdracht van de ambtelijke werkgroep die de convenantsaanvulling beeft voorbereid Bij de clusienndelmg is zowel de grootte van het werkgebied als het type bibliotheek (aangestoten, zelfstandig, ldo- en dos-bibliotheek) in beschouwing genomen 3
4
De certificering is telkens maar drie jaar geldig Dit betekent dat ook de bibliotheken die zich al bij een eerdere ronde zijn gecertificeerd
zich m 2008 opnieuw moeten laten certificeren
7
De plannen hiervoor moeten eind 2004 zijn vastgesteld en uiterlijk 2007 zijn uitgevoerd De herpositionering van de provinciale ondersteuningsstructuur maakt deel uit van de marsrouteplannen Hierm geven provincies aan op welke wijze en langs welk tijdpad de herpositionering zijn beslag moet krijgen
8
4. Taakverdeling tussen partijen Alvorens aan te geven tot welke afspraken de convenantspartijen zich verbinden, in aanvulling op de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling zoals omschreven in het Koepelconvenant, worden eerst de rollen en taken van de diverse partijen omschreven.
4.1 Algemeen Het vernieuwingsproces speelt zich decentraal af. Dit neemt echter niet weg dat de Stuurgroep Bibliotheken op landelijk niveau een procesbewakende rol heeft, zowel met betrekking tot de inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke positionering als de stelselvemieuwing. De monitoring, die jaarlijks in opdracht van de Stuurgroep wordt verricht en in kaart brengt m hoeverre het vernieuwingsproces op koers ligt, vervult daarbij een belangrijke rol. De monitor (Basis voor Bibliotheken, 2003) en de evaluatie van de provinciale beleidsplannen (2003) onderstrepen de wenselijkheid van een sterkere regievoering door de Stuurgroep op bepaalde aspecten.
Het gaat dan om de overall-procesbewaking met betrekking tot de voortgang en afstemming van activiteiten; en het signaleren en helpen wegnemen van knelpunten. In deze procesbewakende rol past dat de Stuurgroep, daar waar op landelijk niveau instrumenten of activiteiten voor sturing of facihtenng nodig zijn, deze uit eigen beweging initieert, dan wel omgekeerd dat partijen deze bij de Stuurgroep beleggen en dat deze zullen worden opgenomen in het werkprogramma van de Stuurgroep. Dit werkprogramma zal dan ook nadrukkelijk met de aanpak en taakverdeling zoals beschreven in dit document worden afgestemd. Alle vemieuwingstrajecten uit de beide hoofdsporen zullen m het werkprogramma van de Stuurgroep worden opgenomen en worden uitgevoerd door projectgroepen, waarin vanzelfsprekend de partijen die direct bij het onderwerp zijn betrokken, vertegenwoordigd zijn en telkens één partij als 'trekker', c.q. eerstverantwoordelijke zal optreden. Deze procesbewakende rol van de Stuurgroep laat de eigen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van activiteiten door de in de Stuurgroep vertegenwoordigde partijen uiteraard onverlet.
Meer specifiek komt de procesbewakende rol bij de twee onderscheiden hoofdsporen vooral tot uitdrukking m de volgende taken van de Stuurgroep: *
het opstellen van toetsingscriteria voor de provinciale marsrouteplannen, het bewaken van de voortgang en overall-afstemming van de plannen en het adviseren van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over deze plannen met het oog op de beschikbaarstelling van gelden.
•
het ondersteunen van betrokken partijen bij het ontwikkelen en opzetten van activiteiten met betrekking tot de inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke positionering van bibliotheken; deze ondersteuning betreft het bewaken en coördineren van de voortgang en het zorgdragen voor de bestuurlijke afstemming.
De Stuurgroep Bibliotheken is ingesteld voor de periode 2002 tot en met 2005. In verband hiermee zal vóór eind 2005 een procesevaluatie plaats vinden die zich ncht op de taakvervulling van de Stuurgroep en het Procesbureau Bibhotheekvernieuwing. Op basis van de uitkomsten van die procesevaluatie zal worden bezien in
9
hoeverre de landelijke aansturing aanpassing behoeft en wat de beste wijze van voortzetting is van dit instrument van algemene procesregie.
4.2 Provincies en IPO Het IPO zal zich ervoor inspannen dat provincies zich verbinden tot: o
Het opstellen van de marsrouteplannen in samenwerking met gemeenten, bibliotheken en bibliotheekorganisaties;
o
Het actief bevorderen van een goed gespreid en dekkend netwerk van bibliotheekvoorzieningen, inclusief de herpositionering van de provinciale ondersteuningsstructuur (PBC/WSF -functies) en inclusief de netwerkvorming op lokaal, regionaal en landelijk niveau;
o
Het actief stimuleren dat partijen een zodanige schaalgrootte bij de vorming van basisbibliotheken kiezen dat kwaliteitswinst bij de dienstverlening kan worden geboekt en dat ook schaal- en efficiencyvoordelen kunnen worden gerealiseerd;
o
Het actief benutten van bibliotheken als instrument van integraal provinciaal beleid en het daarbij leggen van verbindingen met andere beleidsterreinen en infrastructuren, in overleg met de gemeenten;
o
Het maken van afspraken over de rol van de provinciale ondersteuningsfuncties in relatie tot de inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke positionering,
o
Het maken van afspraken vóór oktober 2004 over de ral van de provinciale ondersteuningsfuncties in relatie tot de provinciale en landelijke digitale dienstverlening;
o
Het onder voorbehoud van goedkeuring door provinciale staten tenminste handhaven en zo mogelijk uitbreiden van de huidige financiële inspanning.
In aanvulling op het koepel convenant verbindt het IPO zich tot: o
Het m samenwerking met het Procesbureau Bibhotheekvermeuwing facihteren van het opstellen van de marsrouteplannen;
o
Het actief bevorderen dat provincies bovengenoemde taken op zich nemen.
4.3 Gemeenten en V N G De V N G zal zich ervoor inspannen dat gemeenten zich verbinden tot: o
Het samen met de bibliotheek opstellen van een 'vemieuwingsagenda' (2004-2007: jaarlijks; daarna vierjaarlijks) die: zowel de vernieuwing van traditionele taken als de taakverbreding bestrijkt. Bij deze verbreding leggen gemeenten verbindingen tussen het bibliotheekbeleid en andere beleidsterreinen, alsook tussen de bij deze beleidsterreinen behorende infrastructuren; keuzes aangeeft met betrekking met betrekking tot de onderwerpen van inhoudelijke vernieuwing; integraal onderdeel is van de marsrouteplannen van de provincie.
10
o
Het samen met de bibliotheek toewerken naar het behalen van het gewenste dienstverleningsniveau conform de richtlijnen voor de kern van de basisbibliotheek en voor de aanvullende functies, een en ander m overeenstemmmg met de hoogte van de beschikbare middelen,
o
Het waar nodig opstellen van een schriftelijke 'instapniveau-verklaring', waarin wordt toegezegd dat binnen 2 jaar het instapniveau wordt bereikt en vernieuwing en maatschappelijke positionenng naar het nchthjnmveau van 2007 zal plaatsvinden
o
Het bewaken van de implementatie van het INK-model en van de voortgang rond de certifïceringsaanvra(a)g(en) in 2004 tot en met 2007 van de lokale bibliotheek,
o
Het actief bevorderen dat openbare bibliotheken worden ingezet als instrument van integraal gemeentelijk beleid en dat daarbij verbindingen worden gelegd met andere beleidsterreinen en infrastructuren,
o
Het onder voorbehoud van goedkeunng door de gemeenteraad tenminste handhaven en zo mogelijk uitbreiden van de huidige financiële inspanning.
In aanvulling op het koepelconvenant verbindt de V N G zich tot o
Het opstellen van handreikingen ('toolkit') ten behoeve van bovengenoemde gemeente-activiteiten, - Voor emd september de instapniveau verklaring, - Voor emd september procesafspraken over de overige handreikingen;
o
Het in samenspraak met het IPO doen van een voorste! over de wijze waarop de € 5,5 mln-gelden voor 2006 en 2007 het beste kunnen worden gealloceerd,
o
Actief bevorderen dat gemeenten de bovengenoemde taken op zich nemen.
4.4 O C W In aanvulling op het koepelconvenant verbindt OCW zich tot
¬
o
Het (doen) opstellen van uitgangspunten voor financiële verslaglegging en verantwoording van de intensiveringsmiddelen en de gelden van de voortzetting van de 6 5,5 min regeling Deze uitgangspunten zullen recht moeten doen aan de wettelijke regelgeving en tevens een maximale deregulenng en vereenvoudiging van regels en procedures voor de verslaglegging en verantwoording nastreven
o
Het opstellen van beschikkingen ten behoeve van de toekenning van gelden,
o
Het m samenspraak met VNG, IPO, de Vereniging van Openbare Bibliotheken en het Procesbureau opstellen van een overkoepelend plan dat inzicht verschaft m het totale samenstel van activiteiten, de samenhang daartussen en de inzet van gelden die met deze activiteiten gemoeid is (zie financiële opzet),
o
Vóór oktober 2004, als uitwerking van het Koepelconvenant en deze aanvulling daarop, het maken van afspraken in het kader van de Cultuurnota-subsidienng over de te behalen resultaten met de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Kernelementen daarbij zijn: a)
de eerder genoemde inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke positionenng.
b)
verdere ontwikkeling en onderhoud van 'Bibhotheek.nl' onder regie van de Vereniging van Openbare Bibliotheken
c)
afstemming met de digitale dienstverlening op regionaal en lokaal niveau (incl. rolverdeling partijen)
11
d)
de fasering van activiteiten met het oog op de gefaseerde opbouw van de achterliggende intensiveringsmiddelen.
o
Het binnen het kader van de stelsel verantwoordelijkheid helpen bevorderen van i) de stelsel vernieuwing en u) van de activiteiten ten behoeve van de inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke positionering.
4.5
De Vereniging van Openbare Bibliotheken
Zoals m de inleiding aangegeven zal OCW, mede namens IPO en VNG aanvullend op de bestuurlijke afspraken zoals vastgelegd in dit document, met de VOB een overeenkomst sluiten over het volgende: Het Rijk heeft aan de Vereniging van Openbare Bibliotheken beheer en ontwikkeling opgedragen van het landelijk stelsel van openbare bibliotheken. De Vereniging onderschnjft de doelstellingen, richting en taakverdeling die m dit document worden vastgelegd en draagt daar naar vermogen maximaal aan bij. Zij houdt daarbij rekening met de bestuurlijke verantwoordelijkheden. De Vereniging verbindt zich in het kader van de afspraken in het Aanhangsel bij het Koepel convenant tot: •
het actief meewerken aan het door de Stuurgroep samen met de partijen vast te stellen jaarlijkse werkprogramma.
•
het vormgeven en onderhouden van het landelijk netwerk van bibliotheken.
«
het implementeren van de richtlijnen voor de dienstverlening van de basisbibliotheek, rekening houdend met de bestuurlijke verantwoordelijkheden;
•
het verder ontwikkelen en initiëren van- en landelijk richting geven aan- de inhoudelijke vernieuwing en verbreding, aansluitend op lokale en provinciale keuzes, op basis van de nchthjnen;
«
het ondersteunen van de bibliotheken bij de uitvoering van (lokaal) overheidsbeleid en verbreding van het bibl i otheekwerk;
•
het ontwikkelen en onderhouden van de openbare bibliotheek op het internet, Bibhotheek.nl en het 5
afstemmen van deze digitale dienstverlening met het lokale en provinciale niveau; •
het invoeren en onderhouden van het gekozen integrale kwaliteitszorgsysteem en van een systeem van certificering;
•
het voor 2004 en 2005 ontwikkelen van branchebrede HRM/opleidingsprogramma's voor de branche;
•
het verzamelen en inzichtelijk te maken van kerngegevens van en over de bibliotheeksector aansluitend op de behoeften van de branche en de overheden.
4.6 Stuurgroep en Procesbureau Ter uitvoering van de aanvulling op het Koepelconvenant heeft c.q. krijgt de Stuurgroep Bibliotheken tot taak: o
Het adviseren aan de Staatssecretaris over de provinciale marsrouteplannen en over de toekenning van gelden.
s
D efaseringvan de activiteiten wordt mede bepaald door de financiële ruimte die mde komende jaren binnen de intensivenngsmiddclen ter
beschikking komt
12
Het opstellen van toetsingscriteria voor de beoordeling van deze marsrouteplannen, inclusief het opstellen van ijkpunten voor de herpositionenng van de provinciale ondersteuningsstructuur, en het bewaken van de overall-afstemming van deze plannen. Het gaat bij de toetsingscriteria zowel om procedurele, als om inhoudelijke cntena voor beoordeling van de resultaten van de marsroute-plannen. Het coördineren - en bewaken - van de voortgang van de stelselvemieuwing en de inhoudelijke vernieuwing - en met name voortgang van de provinciale marsrouteplannen - aan de hand van een jaarlijkse monitoring en het zorgdragen voor de bestuurlijke afstemming bij de bibhotheekvemieuwing. Hetjaarhjks toetsen van de doelmatigheid van de verdeling van gelden over de onderdelen van spoor 1 (inhoudelijke vernieuwing) en 2 (stelselvemieuwing) (zie: financiële opzet) en het daarover adviseren van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het met betrokken partijen opzetten en doen uitvoeren van projecten op het terrein van inhoudelijke vernieuwing en procesondersteuning die het vernieuwingsproces versterken of daarvoor noodzakelijk of gewenst zijn (bijv. benchmarking, voorbeeldmodellen). Het zorgdragen voor de communicatie over het landelijke vernieuwingsproces, als gemeenschappelijke stem van de in de Stuurgroep vertegenwoordigde partijen. Dit laat uiteraard de verantwoordelijkheid voor de eigen communicatie van deze partijen onverlet. Het zorgdragen voor de procesevaluatie in verband met het expireren van de Stuurgroep eind 2005 (incl. aanbevelingen voor periode na 2005). Het waar nodig ondersteunen van partijen bij het uitvoeren van de trekkersrol,
13
5. Financiële opzet
5.1 Algemene uitgangspunten
•
De komende jaren zal een aflopend deel van het geld naar stelsel vernieuwing gaan en een oplopend deel naar de inhoudelijke vernieuwing.
•
De verdeling van de gelden zal jaarlijks door middel van monitoring op zijn doelmatigheid worden getoetst door de Stuurgroep, die daarover zal adviseren aan de Staatssecretaris van Cultuur, Onderwijs en Wetenschap
•
Partijen mogen bij de besteding van gelden zelf hun fasering kiezen binnen de in dit document gestelde kaders
•
Het geld van de € 5.5 min. regeling wordt naar provincies verdeeld op basis van de huidige systematiek. De vermeuwingsmiddelen worden verdeeld op basis van een vaste voet en een bedrag per inwoner De peildatum hiervoor is 1 december 2003. Van de totale uitkering (middelen uit de €5,5 min regeling en de vernieuwingsmiddelen) per provincie mag de provincie ten hoogste 7 procent gebruiken voor de kosten die de provincie maakt voor de uitvoering van de subsidiebeschikking.
»
Gelet op de relatief bescheiden middelen die in 2005 ter beschikking staan wordt er naar gestreefd versnippering van de geldstromen te voorkomen. Hiertoe worden de budgetten met betrekking tot de € 5 5 min. regelingen en de vermeuwmgs impulsmiddel en op provinciaal niveau samengevoegd. Zie hieronder bij 5.2.
•
Middelen uit de zogenaamde 6 5.5 min. regeling die niet in 2005 kunnen worden gealloceerd vloeien terug naar het vernieuwingsbudget dat op basis van de m gezamenlijkheid opgestelde marsrouteplannen door de provincie wordt verdeeld.
•
De gelden voor de vemieuwmgsimpuls blijven tot eind 2007 overwegend (per spoor/actielijn bepalen) langs provincies naar gemeenten lopen.
•
Over de periode na 2005, te weten de jaren 2006 en 2007 zullen voor 1 december 2004 nadere bestuurlijke afspraken gemaakt worden tussen partijen over de allocatie van de € 5,5 mln-regeling ten behoeve van de zgn. 30- gemeenten en over de vermeuwingsmiddelen die tot eind 2007 overwegend via provincies zullen worden gealloceerd.
•
De inzet van gelden en de toedeling aan partijen zal eind 2007 opnieuw worden bepaald.
•
Binnen de voorschnften van de geldende wet- en regelgeving zullen zo licht en eenvoudig mogelijke regels en procedures voor het aanvragen en verantwoorden van de middelen worden opgesteld.
5.2 Inzet 5,5 min regeling en vernieuwingsitnpuis in 2005 Bij het bepalen van de inzet van de gelden gaat het om de periode vanaf 2005, aangezien de eerdere € 5,5 mln-regeling loopt t/m 2004 en de intensiveringsmiddelen voor 2004 reeds zijn bestemd. Wat betreft de allocatie zal 2005 als overgangsjaar gelden.
14
•
Het totale budget dat beschikbaar is voor de uitvoering van lokale en regionale vernieuwing (€ 6 min. uit de 5,5 mln-regeling en € 2,32 min. voor de marsrouteplannen) wordt door het rijk toegekend aan provincies.
•
In 2005 kunnen gemeenten onder 30.000 inwoners, die deelnemen in (de vorming van) een basisbibliotheek, én opgenomen zijn in een provinciaal plan én die in 2005 feitelijk personeel of personele taken van de provinciale bibliotheekcentrale overnemen, aanspraak maken op €0,82 per inwoner van de provincie . 6
•
Indicatief is het maximum van dit bedrag te berekenen op grond van het aantal inwoners in gemeenten onder 30.000 (ca. 5.500.000 op 1 december 2003). Dit komt neer op afgerond € 4,5 min. Onder aftrek van de 7% uitvoenngskosten geeft dit een indicatie van de minimale ruimte die in 2005 beschikbaar is voor toevoeging aan de vermeuwmgsimpuls.
•
Het budget voor gemeenten die niet voldoen aan deze criteria in 2005 of waar het probleem van overdracht niet speelt, blijft beschikbaar en wordt eveneens opgeteld bij de middelen voor de vernieuwingsimpuls.
•
Om provincies zekerheid te bieden over het aantal aanvragen moet door in aanmerking komende gemeenten een indicatie worden gegeven vóór 1 september 2004. Gemeenten moeten uiterlijk 1 december 2004 officieel bevestigen dat er op 1 januari 2005 sprake is aan het voldoen van de genoemde voorwaarden (zie tweede bullet van deze paragraaf).
•
Als peildatum voor het bepalen of een gemeente voldoet aan het inwonerscntenum is l december 2003 vastgesteld. Gemeenten die op die datum minder dan 30,000 inwoners hadden komen in aanmerking voor toekenning onder bovengenoemde voorwaarden.
•
De provincie beoordeelt op basis van de gestelde beleidskaders of gemeenten de middelen knjgen toegekend. Indien verschil van mening ontstaat tussen gemeente en provincie over de toekenning van de middelen kan door één of beide partijen een beroep worden gedaan op de Stuurgroep, die als dan een arbiterrol vervult en een bindende uitspraak doet.
•
De afspraken worden gemaakt onder voorbehoud van instemming van het IPO-bestuur op 24 juni 2004 en het V N G bestuur op 1 juli 2004.
5.3 Budgetverdeling op hoofdlijnen
6
Om aanspraak te kunnen maken op de middelen uit de € 5 5 min regeling dient een gemeente Minder of gelijk aar 30.000 inwoners te hebben (peildatum 1 december 2003) Een openbare bibliotheek tefinancierendte samen met één of meerdere bibliotheekorganisaties een basisbibliotheek met een werkgebied van 30 000 of meer inwoners, vormt of gaat vormen met als uiteindelijke datum december 2007 De te financieren (basisbibliotheek dient te zijn opgenomen in het met gemeenten overeengekomen provinciaal plan De door de gemeente gefinancierde (basisjbibiiotheek moet vanaf I januan 2005 personeel en/of personele taken vHn de door de provincies gefinancierde provinciale bibliotheekcentrale hebben overgenomen of tot en met emd 2007 overnemen De hier gestelde randvoorwaarden impliceert een subsidie niveau van minimaal 6 11 - per inwoner exclusief huisvestingskosten (zie instapniveau) De gemeente kan zich ook bereid hebben verklaard om binnen tweejaar dit niveau te behalen
15
Onderstaand wordt de budgetverdeling van de totale geldstroom op hoofdlijnen aangegeven. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de inhoudelijke vernieuwing (spoor 1) en de stelsel vernieuwing (spoor 2) omdat beide in de praktijk nauw verweven zijn. Een nadere invulling zal bij de behandeling van de begroting OCW voor 2005 beschikbaar zijn. De volgende documenten leggen daarvoor de basis; waarbij de verdere uitwerking plaatsvindt binnen het financiële kader: o
provinciale marsrouteplannen
o
ondersteuningsplan voor de invoering van het INK-model (voorzover nog nodig)
o
branche-programma HRM
o
plannen voor inhoudelijke vernieuwing
o
afsprakenset over de ontwikkeling landelijke digitale dienstverlening
o
richtlijnen
o
aanpak voor het uitvoeren van de toetsing van de certificeringsnormen in de periode 2005-2007.
Overzicht globale inzet middelen 2Q05 - 2007 (in €'
M ' É i t u É i S E ' B l i f ' 11 lllllllll HM 1111 l!l!Ëfi£IÊËÉ£irWIÊÈÊBMi
m
u
m
8:325.iJ00 0-" VérnïèliwinHsimpyls (extra middelen),' :ó
*5^mlnr^elmgH9fg6t^d) > 7
41600.0Ö0 • .0.000.000
3325,000 '
1
: 1
Miloos
Staru^smiddelen ïb.«. thematische v^rnjeuwin%)^ Iri^nsivéifim W k t t r ö e f a B ^ ProceBbïureau ibïotóheTïen'
:
f ï - - .
;
- -
1<4ÖWW 1
-700,000 70ö.0l0
'5GG.QQQ
ioküe \ , 400L000; ' > 400J3Ö0:
o ' èertjéeerihg; lim<Mukejj#etirt 1
.
-
t m m
3 * - Y , " \ •, ..: :
L
400.0Ó|i
1
M
1
"1*100,000 totaal
11.000.000
14.000.000
26.000.000
Voor de goede orde wordt er op gewezen dat ook de digitale landelijke diensten voor een belangrijk deel ten goede komen aan de lokale en regionale vernieuwing.
6. Procedure-afspraken over bestuurlijke bekrachtiging en communicatie
16
Van de bereikte overeenstemming zal door OCW door middel van een persbencht aan de partijen mededeling worden gedaan na bestuurlijke bekrachtiging door de convenantspartners en door de VOB. In aansluiting op de gemaakte afspraken zal de Stuurgroep Bibliotheken zorg dragen voor de brede bekendmaking en communicatie. Dit laat onverlet de wenselijkheid dat de partijen de eigen communicatiekanalen inzetten om de bereikte overeenstemming en de implicaties daarvan bij de gemeenten, provincies en bibliotheken en bibliotheekorganisaties onder de aandacht te brengen
17
B I J L A G E 1: Instapniveau
Bij het instapniveau gaat het om een niveau van gemeentesubsidie (per inwoner) voor de openbare bibliotheek, dat zodanig is vastgesteld dat 80% van de gemeenten de bibliotheek op dit niveau bekostigt (op basis van onderzoeksgegevens 2002). Ten behoeve van de vaststelling van het instapniveau heeft de ambtelijke werkgroep die de convenantsaanvulling heeft voorbereid de Vereniging van Openbare Bibliotheken verzocht: deze financiële ondergrens exact vast te stellen en tevens te onderzoeken wat de gevolgen zijn voor de bedrijfsvoering en het bibliotheekbereik en -gebruik wanneer dit minimum-subsidieniveau niet wordt 'gehaald'.
Opzet en voornaamste uitkomsten Bij het onderzoek (op basis van gegevens over het jaar 2002) zijn de bibliotheken ingedeeld naar grootte van het werkgebied (tot 15.000; 15.000-30.000; 30.000-90.000; en 90.000 en meer inwoners) en naar type (aangesloten; zelfstandig: Ido en dos). Aldus ontstonden 7 bibliotheekclusters. De gegevens zijn ontleend aan het *Brancheinformatiesysteem' (BIS) van de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Om vertekening te voorkomen is uitgegaan van de subsidies excl. huisvestingskosten. Het onderzoek leverde de volgende uitkomsten op. De minimum-subsidie per inwoner voor de diverse clusters bedraagt: € 11 voor aangesloten bibliotheken (werkgebied < 30.000); € 12,18 voor Ido-bibliotheken (werkgebied 30-90.000); € 13,43 voor Ido bibliotheken (werkgebied > 90.000); € 15,42 voor dos-bibliotheken (werkgebied 30-90.000); € 15,98 voor dos bibliotheken (werkgebied > 90.000). Het onderzoek bevestigt tevens dat bibliotheken die minder dan deze minimum-bedragen ontvangen doorgaans ook een poverder dienstverlening bieden, een minder groot bereik en gebruik kennen; en de lage gemeentesubsidies compenseren door hogere leengelden in rekening te brengen aan de jeugd. Beleidsconclusies werkgroep Vanwege de betrekkelijk geringe verschillen tussen de zoéven genoemde minimum-bedragen besloot de werkgroep dat in de aanvulling op het convenant slechts 3 clusters zullen worden onderscheiden:
' I f W H t i S B S W n T I III w tot 30.000 inwoners
n
f
€11,-
30.000 - 90.000 inwoners
€ 12,-
90.000 of meer inwoners
€15,-
18
Bibliotheekcharter 2010-2012
!
i
Page 1 o f 2
ft*"*
f V e r e n i g m g von Nedar e m en
ft
Gepubliceerd op VNG (http://www.vnq.nl) H o m e > PrintvriendBliik > Bibliotheekcharter 2 0 1 0 - 2 0 1 2
Bibliotheekcharter 2010-2012 donderdag 28 januari 2010 Ledenbriefnummer: Lbr. 10/014 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel. (070) 373 8020 betreft Bibliotheekcharter 2010-2012
. U
W
K
e
. n
m
e
r
K
ons kenmerk BAOZW/U201000054 Lbr. 10/014
bijlage(n) 1 . . r?. - o ^ n 28 januari 2010
Samenvatting Bij deze informeren wij u over het Bibliotheekcharter 2010-2012. Dit is op 17 december 2009 ondertekend door minister dr. R.H.A. Plasterk van OCW, het IPO en de VNG. Het belangrijkste doel hiervan is de bibliotheekinnovatie. De rolverdeling tussen de drie overheden verandert niet op basis van dit charter. Maar de inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheden zijn wei geactualiseerd met name gelet op de bepalingen in de Wet op het op specifiek cultuurbeleid, de voorwaarden voor de basisbibliotheekvorming en de digitale ontwikkelingen. De hoofdthema's van het charter zijn: de digitale bibliotheek en bibliotheek.nl, het herdefiniëren en opnieuw inrichten van bibliotheeknetwerken, het collectiebeleid en de certificering. Met het oog op de landelijke ondersteuning van uw bibliotheken en u maken wij u er voorts op attent dat de Vereniging van Openbare Bibliotheken in Nederland per 2010 is gesplitst in een rijksgesubsidieerd sectorinstituut en een contributiegefinancierde branche-organisatie. Bij deze laatste is er vanaf dit jaar een bestuurlijke unie en wordt er per 2011 ook een statutaire en organisatorische samenvoeging met de Werkgeversvereniging Openbare Bibliotheken beoogd. Daarnaast is er per 2010 een Stichting Bibliotheek.nl, die deels door het Rijk (infrastructuur) en deels door de branche (content) wordt bekostigd. Voor de implementatie van de digitale innovatie bij de lokale/regionale bibliotheken wordt rijksgeld ter beschikking gesteld. De Stichting Certificering Openbare Bibliotheken blijft bestaan, terwijl het Rijk in de charterperiode de kosten van het certificeringsproces voor zijn rekening blijft nemen.
http://www.vng.nl/print/27660
3-10-2012
Bibliotheekcharter 2010-2012
Lbr. 10/014 - Bibliotheekcharter 2C 10-2012 [xj Bibliotheekcharter 2010-2012 1MB Volledige brief: H Lbr. 10/014 - Bibliotheekcharter 2010-2012 Bijlage(n): B Bibliotheekcharter 2010-2012 Bron-URL:
http://www.vng.nl/brieven/bibliotheekcharter-2010-2Q12
http://www.vng.nl/print/27660
I
1
Itii«ffrt*»vt«cl**f Ovftflta
Ministerie van Qnüervvdjs, C u l t u r e n Wetenschap
Bibiiotheekcharter 2010-2012 A. Het doel van het bibliotheekcharter *
*
*
* i *
Deze kabinetperiode werken de minister van OCW, de provincies, de gemeenten en de bibliotheeksector aan een proces van bibifotheekinnovatfe. 'Dit pröces .heeft tot doel -de dienstverlening van de openbare bibliotheken beter te laten aansluiten bij maatschappelijke eri technologische ontwikkelingen en bij de' behoefte van de burgör; Partijen ieggeh in dit charter' afspraken vast over de rolverdeling .tusse-n de partijen e n overtik doelen van de biblïatheekinnovatïe voor periode 2010-2Ö12. Op cfie manier wordt dê samenhang vergroot en de slagkracht versterkt;; Verschillende-onderdelen van 'het proces van blbliotheakinnovatie würden in de periode va*n dit charter afgerond. ïn het cbartèr maken partijen afspraken over de invoering van de resultaten op lokaaf/provlnciaai niveau. Daarnaast maken zij afspraken: over prioriteiten bij ntegw te •ontwikkelen elementen; De overheden vertalen deze afspraken door naar de partijen in Het bibliotheekveld waarvoor l i j vmraniwfo©rdil.iJk4j.h; Het charter heeft betrekking op de periode 2010-2012; pef ï januari 203.0 functioneren een inieüwe'branchevereniging en een sectormstituuUopehb&hf. bibliotheken, In 2010 gaah' partijen overteg aan met de branchevereniging en het sectorïnstituut over de uitwerking van verschil ie hde onderdelen van dit charter, De beoogde resultaten worden vastgelegd als uitvoerlngspsiragraaf bij dit charter.
B. Overwegingen Mmtschapp&lijka en sectorale *
*
* *
* * ••
ontwikkelingen
Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen leiden tot ingrijpende veranderingen in het Informatie- en mediagebruik Vah burgers. Steeds meer Informatie kornt niet alleen in gedrukte vorm, maar ook in digitale vorm beschikbaar. Een toenemend dee! zelfs alleen irl digitale vorm (born digital). Burger^ hebber) een,groeiende behoefte aan digitale informatie. Dat raakt ook de positie van de openbare bibliotheken; Naast de fysieke openbare bibliotheek ("een gebouw met boeken, kranten en tijdschriften") ontstaat een digitale openbare bibliotheek. De bibliotheek van de toekomst bestaat uit twee pijlers* de fysieke bibliotheek- e n o"e digitale bibliotheek; De openbare bibliotheek levert nieuwe digitale diensten en kan bestaande dienstverlening (bijvoorbeeld uitlening van media) langs digitale weg afwikkelen; De digitale bibliotheek is in ontwikkeling, Dê opbouw van de digitale bibliotheek vindt uit inhoudelijks, systeem- en efficiencyoverwegingen op landelijk niveau plaats. Ook een deel van het beheer en-het onderhoud' vffidtop landelijk niveau plaats; Op landelijk niveau ontwikkelde en door partijen overeengekomen digitale producten- en. diensten worden vervolgens ingevoerd m de igkaie/rêgionalè bibliotheekorganisaties; De ontwikkeling van de digitale bibliotheek is het belangrijkste terrein van innovatie in deze periode, Daarnaast vindt innovatie plaats bij het collectiebeleid, HRM en marketing; De institutionele inbedding van het bibliotheekwerk verandert; V De koepelorganisatie VOB wordfc ontvlochten in een branchevereniging (gedragen en .bekostigd doör de leden) en een.sectorinstituut (bekostigd door het rijk); r Het beheer en de exploitatie van de landelijke digitale bibiïotheék zal worden uitgevoerd door «ié; stichting. blb.llothsek. nl> ¥ Bij de provinciale serviceorganisaties is een proces van schaalvergroting gaande; * Het Ontstaan van basisbibliotheken met een zekere schaalgrootte heeft gevolgen voor de •ondersteuning door tie provinciale, secviceorganisatles;: > Deze maatschappelijke enJnstitutlonele;ontwlkkeJingenhebhen gevoigerrvaor de rolverdeling tussert d e partijen betrokken bJJ 'het bibliotheekbeleid.
1
BüsWurflfk en befeJdsmWu .kader *
"Dltebarëer bouwt vëfjrt
fcflef Twmüe mmrMQ&~M§9 n.r. 3.6/Van l i Juni 2Öö$ överde:antw'ikk#ftg. v £ e i de digitate büjitèöaéek* ^ Bestuurlijke afspraken tossen OCW> IPO, VN'Gvan 16 december 2008; > Brief Tweede Kamer, .2009-2010,, 2&330,. nr. 30 van 2X oktober 2008 over herstructurering openbaar bibliotheekwerk; > Het advies "innovatie met effect" van 21 'Oktober 2008; > Hetadvies btbliö^eeikïnnqvatte2009*2012 vafi d&Baad vapr'Cultuur van19 m e i Z W i > . KBepelcwïfy^najtt HeT^t^cfcucering openhaar ÉWöfcNeekwerk'tfan £0 d f ê c é m & e r i a ö i öjï-cfë atnvuiling:'d;a.arf p v a h 1 j u l i 2oo4 * #et ch^fteiribBBfÊ h ê t - w e t t ë l j k ^ a ^ É r ^ ö o r h m t ' ö p é n t e a f e bibiiööteeiw^rk fideartiKfelefi iia-fert'b • yartdfe Wef öPhft&É:$j?ec3flj£krcuftuttf-beieltf) -ert het Unesco PybU'c Library M a n i f e s t nflvérolaer j s f i l - als v e r t t e ^ u f i f t r
:
!
G. Algemene uitgangspunten f- . Een logische rolverdeling bussen partijen is nodig om In de nieuwe context effectief .te-kunnen' functioneren. -H]@t:b®grtp- netwerkvormin^ uil d $ Wet op het specifiek cüftuw&eleïd. is- in. è't'verband-aên fielangrp wettelijk » g t f j p l n g s ' p u n ' t ; * ' De 'l?epattiicre»i.gj?er mWtè&VQtiiïinQ 2-yn begin jar#t '9fi in dè WSC'^op'genöméri -art aftörmifclg ulfe d^WjelzIJrtBft^ (1&87J, fieie Np'flWnê.ötï-geyfen d& situatie we.öte.:tn^;ptedi^ltalë ••tf)tfp^rk,de p g r i d M M a r M ^ bëfatïingen .zijn nog maarte* beperkte -mate van tee^sslrtg op d& ftuïdigs Spatie, waarbij. • bi&li'ötrjékèh: een 'fy-siei^ 4 h een digitale csmpoftèfé hebbed.. Ö.e afspraken Irr het charter geVejï óen a-cïöBft* Invulling a t n dezebepafingen. Voor d é l^hgere-termijn Is aanpassing var* dë. Wet op-Het specifiefregjt^bel'eid nodig; •* Parian'streven naö^e^-slbAatfe'Waarl^ öè-Smartelijke N e d ^ a n a ^ l i f l ^ r i e e k ^ 3 f t ^ M ^ -'baifeblblJöfehak$fi> -ptövrölclaie servi^rganlsalles-en tende|!3ke'bJwc^ev«Föï%in& ~ ruöéttöntfren sls'éfri branche en 2icli.ats.,2#danls presenteren.; + .RarW)^l- 'beschouwen de ^f%a.meti!ijke collectiesya^ .de •Nederlandse öpéflbafié. b i ^ ö l ^ è r v provinciale serviëedrgantetes^^waartöpUrtfcbïÖfi'öfKefeert/ a:is:éè*n-töiteetfeW^rlafleh ®& \t@rm1j#i mogelijk $ t M m i d e n . r ^ en-^-Karilrifellfke Bibliotheek. 'DJzë gedachte inleidend bij het c^flectfebeieïd-^nfblj da inrichting' van de-fysieke en digitals¬ infrastructuur; * l^fe^öfdtherria's.die ^gMft- cbSrtgr -van bél^ns ÜQW dedfgitale bibliotheek en. hmiiQthéékvni, n# rrerdtefiniêr60 en'opntouw «Inrichten, van blöiifttheeknetwerken, de cmtJferi^ervfi-et: £cjief$tetf>eleïd$ w
r
;
:
D. B e g r i p s b e p a l i n g e n * Ba$!sfr1bIiotfyë&k; een organisatie met één of meer vestigingen die in é é n of meer gë.m'^è.ntön een bibliotheekvoorziening aanbiedt, D.G basisbibliotheek is verantwoordelijk voor de uitvbMiitf van de kernfunctie?- vat* het openbare .bibliotheekwerk. * CGtfeceie-Ned&fóndr-hek totaaltfanfysieke en digitale collect-fes van openbare hiblioth'eken, provinciale setviceorgaftlsafeles, zwaartepuntbibliotheken, ontsloten via één zoekweg .ep ê'èn P0Ttöi '• Digitaal bdsismadel; het basispakket van technische infrastructuur en digitale content en diensten , waarover elke basisbibliotheek tenminste beschikt; * Digitate bibliotheek; een openbare bibliotheekvoorziening die In ieder geval twee hoofdbestanddelen omvate > De plaats- en tijdonafhankélijke centrale publieke toegang tot gestructureerde, veriaraeMe. drgïtale informatie Xs\. prima.iré en bewerkte: vorm en; > Het fangs digitale weg faeiliteren van het.gebruik van fysreke media ; ;
1
3
Zie ook de definitie van digitale bibliotheek In de Toelichting hij, ëé5ubsïdfëfff$f llng. bibliöttt^«kirtnqiva^ Staatscourant 2009 nr, t i l 12 van 22 ju|! 2009. 1
2
••• •
JftëtafrflïYeauï mjnirbumsufeSWtebe^rag per inwoner naar groette van de gemeente, exclusief huisvestingskosten, zoals vastgelegd'ih de-aanvulling op hetkoepelcohvenaaf^; Këmtunttïès: Mezen en literatuur''' (lezen)., Ontwikkeling eUsduca&le' (leren), kermfs en Informatie/ (Informeren)', 'kunsten cultuur', en 'ontmoeïing en "debat', 'Deze kernfüncties.ztj'n onderwerp van lokaal en provinciaal beleid. Het tendel^kö beleid rtóht zich op de f u n c t f ë r ' t e e n en lfteratUurV ö5tWïkké!lri# efi, educatie' en 'kennis informatie* fctèzen,. leren eh irrFormerèn); Prwwd8le-$8wiceot-g.mkatfe:! een tweedeiyrisyoorzieffifig van bibliotheekwerk, bekostigd' door êgnNflf meer provincies' dieeen .bas^spakket aan ondersteuning 'biedt aan de basisbibliotheken indle-;pjbv^hcieof provlndeé; zwammunmMfoth öe ölusblhifathëëk):. g m W.bliotheekcrganisatie die aan.4e ktrnftmcttes yötdoe?ett/detrbo^rï in&erWaaitte biedt in a a r i b M , beheer én onderhgujd yame.en' •eötiectie.Va .h' materialen- opé>n HBGN- ftiveau, deskundigheid' ep dienstverlening aan.?awel de. etgeh klêrïtëfi, als aa;n gebruikers (individuen en bibliotheken) op afstand.v
i
# m
i
fer^,eh\bj3.;ditthafterz||h; >• '136 minister van Öndërwi|$-, -üüttuuren Wöt»ASK*ap, df, Ronald H,A, Plasterk;; r- B e Vêrëhtgihg van N É ^ i a r y j s é Gemeenten., vertgg'^nwwdfgd door drs, A.A..H- Bre'fo. -voöfrzïiter vandé delegatle'Ojitu.ur en Media; ' 'Hetïntetprpyinciaai Overleg,, vertegenwoordigd doordns, H, van Waverën, vDor&h#Brvan dp AdvjêscornmissieCulteüt
Partijen eh rolvétttéliag Algemeen * De openbare bibliotheken functioneren in een decentraal .beitel. De. drie overheden-én -de,bibliotheekbranche hebben hierbij een gemeenschappelijk bfitettg ©Rden-gezamenlijke verantwoordelijkheid; " Gemeenten: zijn verantwoordelijk voor het uitvoerenci werk van de fV?iekéblbliötheei< ei1" van de lokale component van de landelijke digitale bibliotheek, vooridkalé netwerken, voor de aansluiting daarvan-op> •provinciale eh landelijke netwerken, voor de implementatie van •landelijk overeengekomen' innovaties-;. r Provincies; zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van hst uitvoerend werk, voor provinciale netwerken, voor de aansluiting daarvan op het landelijk netwerk en voor de ondersteuning van de implementatie van landelijk overeengekomen Innovaties, waaronder de dlgltaje-blblidtheek;'r Rijk: heeft de basteiverantwoordeiijkheld Voor het openbare bibliotheekwerk én voor de daafuit voortvloeiende besteï- en opdrachttaken, waaronder de digitale bibliotheek.'Deze taken worden uitgevoerd door het sector instituut * De ahtwlkkelihg van tie digitale bibliotheek gebeurt in samenwerking tussen branche en rijksoverheid, m de opbouwfase speelt het rijk hierbij vla het innovatiebeleid een grote rol; -« Vsha/2'0iÖ kent de bibliotheeksector op landelijk niveau een branchevereniging, een sectörlnstituut, de stichting bibliotheek.ni en de stichting certificering;: Partijen spannen zich in de doelen uit djt charter te realiseren,, voor zover deze binnen hun bestuurlijke domein en verantwoordelijkheid vallen; * Partijen onderzoeken in 2010 de huidige en toekomstigeflnah'ciêlè .structuurvarv het bibliotheekwerk op de verschillende overheidsniveaus. Wetandèfzêék brengt dëbéstaa'ricJè financiële stromen in kaart en beschrijft op de verschlfletV^-óve^hejldsnlveifuB tfe fïnanci'ëfó effecten van de het proces van brbliotheeklnnevatlö, zoals de verschuiving van fysieke paar digitale diensten en certificering. Op basis van de resufltatea;:varj het onderzoek kunhen paijtij^ri afspraken maken over de financiële consequenties. 1
' B i é ö r a g afgeleid Van prijspeil 2ÖÖ3,. exclusief fndexeritig.
3
•* • Het seetE?r'inst'ïtwMt,. de- branchevereniging en stichting Bj&llöttieèk.n! stellen gezamenlijk een collectieve ag>nda op. Aan de hand' daarvan zuilen zij in onderlinge s t e m m i n g aan gemèdrischap;|Délijké dó.éien werken. 0e afspraken'tussen de Qvérheden in h.et chatter «tin* richtinggevend" voorde Inhoud van de collectieve agenda van de' bibliotheeksectors • :
de drie overheden Ge gemeenten en de basisbihftottt&ken * De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kern van het bibliotheekbestel: de lokale/regionaIe basisbibliotheken. De gemeenten bekostigen de basisbibliotheken en formuleren weik niveau vah dienstverlening In de lokale situatie van de bibliotheken Verwacht wordt Het bestaande instapniveau blijft tenminste gehandhaafd; * (Semeenten neijienfolj subsidieverlening aan basisbibliotheken de volgende voorwaarden op: > Basisbibliotheken -nemen deel aan provinciale en iandeHJke netwerken,.zoals.omschreven* In de Wsc en nader ingevuld in paragraaf 3 ; >• • Basisbibliotheken .werken m e e a a n d e implementatie van door partijen overeengekomen innovaties-; ¥ -Bssisblbfidthekin -voor- een nader te bepai.elh.d'atum g e c e r t i f i c e e r d ^ basis-van nieuwe •Certifi cefepnér#ienj • T-' SasiSbibliotheken• verstrekkeh'de subsidtegeve.r %eh eh.markgêgevens-v:3nüit h # bran^ej,hfo,TO#iesysteem;. * Sè"meanten geven bibliotheken d© mógelijkheid uitgaven'binnen bepaalde-rtïiw:^és te verschuiven van de fysieke collectie naar digitale dienstverlening; •# Basisbibliotheken, kunnen, conform' de cètti'ficerlngsnorme"n^0Q6-2009, -tetfrnrnste,5% ven hun feegroting lhtetttn vóór innovatie, :
>
:
i
]
De pr&vlnciès $n (Je provinciale ondersteuning van het btbltotheskwerk * Provincies dragen zorg voor de ondersteuning van het uitvoerend bibliotheekwerk. De vorming' van provln&ialeïïefyverken Is een. wettelijke taakt;¬ * Provincies zorgen er voor dat basisbibliotheken, ongeacht de provincie waarin zij zijn gevestigd... kunnen rekenen op hetzelfde basispakket aan ondersteuning vanuit provinciale publieke middelen, Daarnaast is er ruimte voor specifieke provinciale activiteiten. Het basispakket is een aanzet tot certificering van de daarin genoemde taken; * Het basispakket omvat in ieder.geval de volgende taken: r D'e provinciale taken op het terrein van de digitale infrastructuur; *• De provinciale inspanningen ten behoeve van delandelijk ontwikkelde digitale producten e n diensten; > Deiprovmotaieinnovatie van hét collectiebelejdj i- De provinciale ondersteuning op het gebied van opleidingen en kwaliteitszorg; j~ Se provinciale ondersteuning op marketfrigterreih; > De facilitaire taken die de logistieke infrastructuur van het-provinciale netwerk vormen; fysiek (vervoer over de weg), elektronisch (datatransport via breedbandverbindingen). * De ontwikkeling ttaar mmder, maar sterkere serviceöi*gan|satfes vvordt voortgezet. Dat maakt een kwalitatief beteré ondersteuning eh thematische specialisatie mogelijk. Provinciale SBrvifirorganï^eB'Ste'fpmen hurt-activiteiten 'onderllna'al;;. * Ds dienstverlening van de' provtnciaiesewiceorganisattesvindt.plaajts-Qp. basis-yan de-vraag van de basisbibliotheken. Basis daarvoor is het bestaande provinciale directeurenoverleg (PDO). Dit krijgt een stfucturele en eenduidige vorm en Is ohrjerdeel van het functioneren vah het fldovin date ,ne twertc^ »„ Provincies drapen zorg voor de beschikbaarheid van een zwaartepuntcollectie; + Provincies nemen bij subsidieverlening voor de ondersteuning van basisbibliotheken de volgende voorwaarden op; y De servlGeorganisatie& nemen-deel aan provinciale en landelijke netwerken, zoals omsch'-even 'h paragraaf 3', p- De serviceorgamsatfes verzorgen ds implementatie van landelijk overeengekomen innovaties? - De serviceorganfëatfes verlenê.n hun ondersteuning aan basisbibliotheken alleen, indien deze laatste voor een nader te bepalen datum gecertificeerd zïjn op basis van nieuwe .r^rti^ë.rmgsnorrrjen;. 1
-
1
4
v
*
*
t^sérviceoTgajiiSssties maken éen duidelijk onderscheid tussen dë.publleke &h. private diensten. Beide-typén-activffcélten hebben een £e$^éidefl ftflajij$feel tirqui.t Q$. dié manier Wftet» de bibjibtheKeh op WgUte publieke diensten s f t t e r a e n J^kène.n'en wordt •önei'gen!rjkê concurrentie voorkomen;¬ > •'be'fervicearganisaSes'verstrekken de substdiegever^ënchmarkgegevens vanuit.'het braneheinfórmatiesysteem; Provinciebesturen spannen ti'ch - onder hét voorbehoud van aldemenê- budgettaire' oh'twl^kefln.gen en provinciale afw-sglhgén - In de bestagn.de financiële-.budgetten voor ptoVineiale; .ünde"rsteunïn.g; gedurende-de looptijd van het charter t ê handhaven;. 'RrOjyïnëlale servieeorgahisaties Wedden geacht [ld 'te- ttffi-«an de? branchevereniging,
£>ë •riiMsöv&rü. eiö *
*
t
*
*
*
iD.es NJlRtefc^r van Ö'GW heeft de b e s l s l v ^ r a n t w o o r diikheid e^^ ë n > W r d ë - d a a r u i t vdartelq.eiënde, bëstei- e n ö p d m c h t f è t a j . Èfö, W r i t e r van -0CW 1$ verantwoordelijk VÖÓI* het.weMijfeKaeter: van bet opênhaM' bibliotheekwerk; De Minister van OCW heeft de wettelijke taak zorg te dragen voor de vorming van een landelijk bibliotheek netwerk,-dat is-opgebouwd uit lokale en; provinciale netwerken. Onderdeel daarvan is d e landelijke digital;© infrastructuur; De Minister van OCW stelt de taken van hetsêGtoHnstltuut vast en bekostigt het sectorinstltuut. Basis daarvoor is de verantwoordelijkheid van het rijk voor het bibliotheekbestel. In dat kader draagt de Minfster van OCW structureel de kosten van de stichting bibliotheek.nl voorzover het de landelijke infrastructuur betreft; De Minister van OCW -spant zich «~ orïdfcr het voorbehoud v a n algemene budgettaire, "ontwikkelingen en afwegingen van kabinet en parlement - in de bestaande financiële budgetten voor rijkstaken bij. het bibliotheekwerk gedurende de-looptijd van 'Het charter te .himdtjaveïïf De Minister van OGW stelt na overleg met de VNG, het IPO', de bibliotheek branche en het sectorlnstftyut: een innovatieprogramma vaar de periode 2öiG-20r2 en een jaarprogramma vasten stalt middagen ter beschikking -voop d'e, uitvoering daarvan; De hoofdlijnen voor het'innovatieprogramma 2Öi0 2ijm 'r een structurele bijdrage aan de landelijke, technische infrastructuur van de landelijke digtfcaJ& bibliotheek* > een gerichte, tijdelijke bijdrage voor de vérdere ontwikkeling van digitale bibliotheekdiensten en --producten. De stJchtlng-Blbllotheek.nl zal hiervoor een-plan Ifidtenenr *• middelen voor de lokale en provinciale implementatie, van de landelijke digitale bibliotheek; f continuering van de bijdrage aan het programma voor leesbevordering;. Kunst van Lezen,. ;
De landelijke o r g a n i s a t i e s
Het se&orïstètituut « *
opmhtfe
MbfMtmkw
Hejfc fHtittNtötutëvfatmfc bJ.büQ^feJ«;ea--is- V ê r f e i ^ ö ï ^ l j j k Voe^di?^^iri"énö^|êölsdie oriëntatie $p h e t . t e t e f ^ Be^teTtakén, van' het s s t ^ ^ s t w j j f c - ? i j m m$&wmm.§ m- Qö^nm^- educatie, :irtfprma!ï^-ën refle^ti^.
.« «
' Takéft eoiiförm statuten sfeichln^seGtorinstituuS-openbare bïbltetheken van l'B nóvewiöer 2009; -De takers va'n bet sejöx^jrjs^töüt volgen daafgesrrei?© principes voor ondersteynlnQ'sorga.nis^ties \#\ 3
5
ü'& branchmerenfgtng openb&re bfbliotfreken •? Taken van 4e bran^ever.ë,higln:g zijn: bëlahgMbëhartigjng, werkgeversvereniging, dlenstvertenJng: aart de- leden ontmoeting en ï'n?o.rmatie-uitwisseji,ng-: * In h e t . b i n d e r - * C A Ö ^ j t i j , HÉM, Arbo, marketing, gezamenlijk^ inkoop, afelÜMTVart llcenfleê en van collectieve contracten, (
*
De stichting ferbribtheek,;"nhheeft.tót£ièe|-de landelijke bibliotheek op internet in'stand'te houden door üttvóérïng va'h' dé volfsndè taken"': y het ontwikkelen, exploiteren en in stand •houöefj van een landelijke portal v o o r d e presen ta|ie>van dé openbare •bibiiotheèk qp internet; > het ohfc^Mëlerï en in sttntf hodden -van dö-gêmeensGhap^eiijke ir#ormati;e-iiifJiiseruétuup VO'ér.de\tljg:itaié bpi#tiwek-r hêtO'ntwikkején,. verwerven m in st&iïif hogden van'digitale producténerj4i.en$teh;eri de mboud'etvah; <* tost ©mlerhoudjÊn en stimuleren- vaft samenwerking met partrjen binnen het openbare btbliothèekwerk en rr)eS andere organisaties en instellingen in de sectoren van bibliotheekwerk, cultuur, media en educatie in de ruimste zin en met derden; Het bestuur van de stichting blbSiotbeek,nl bestaat- uit vijf leden. Hiervan worden twee leden benoemd door het bestuur van de Stichting Sectorinstïtuut Openbare Bibliotheken, twee leden worden benoemd Öóor het bestuur van de Vereniging van Openbare Bibliotheken, eer» lid wordt benoemd in de-functie van voorzitter op gezamenlijke voordracht van het bestuur van; de Stichting Sfecfcortnstöttwt Openbare Bibliotheken en- het bestuur van de Vereniging van Openbare. Blbjiatheken. :
*
1
/3e •stfóüiïng-'ttèFfficejdng * De stichting ce'rtiftCering ontwikkelt en bewaakt kwaliteitsnormen en toetst de kwaliteit van blbliöth'eefeQrganisaties aan de#e- normen; • De kwaliteit en uniformiteit van de dienstverlening behoren tot het domein van de bioliotheékbranche én gemeenten. Vanuit de va ra ntWQor-deÜjkheid voor het functioneren van het bestel is de.-rijksoverh©id betrokken;. * De structuur van tfa bestaande stichting certificering wordt hierop aangepast; * Het bestuur van de-stichting certificering bestaat Uit vijf leden, Twee leden worden voorgedragen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), twee leden door het bestuur van de Vereniging van Openbare Bibliotheken en een lid op voordracht van het bestuur v a a d e stichting sectorinstittiut. Het bestuur'kiest uitzijn leden een voorzitter; » De stichting kent een duidelijke scheiding Van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen' het bestuurert uitvoering • Indien ook provinciale serviceqrganisatiès worden gecertificeerd, wordt ook dit nivëau vertegenwoordigd in het bestuur, r
2. Afspraken over specifieke onderwerpen De dtghate bf&trotheek en * * e ¥ * *
btbttettreekM
Bij'de digitalë bibliotheek wordt een onderspheid gemaakt tussen de technische infrastructuur :ed deContent; D,e rijksoverheid draagt de verantwoordelijkheid voorde landelijke technische infrastructuurert verstrekt voor dit doel structureel subsidie aan de stichting bibliotheeknl; De biblfotheekbrahche draagt de verantwoordelijkheid vóór de contentj. De.iandelrj.ke:dlgitare bibliotheek.?oal$ vormgegeven- inbltiilotheek.nl, i's integraal onderdeel van de bedrijfsvoering van iedere afzonderlijke openbare bibliotheek; De provinciale sorviceorganisaties ondersteunen de implementatie van de digitale bibliotheek Het basisrnodei van de digitale bibliotheek met de technische infrastructuur en het pakket aan.content is beschreven In bijlage 1;
"Taken •0öfbrm*-s£aioj:§Ti;sfelchtirig' ölbtfëföefeMI
vat* i # . f l ö v j ö m b e r
20.0£
6
implementatie •* * * * «
van de-tilgtltak-bibliotheek
- H e ^ l a f ï d f ^ \tmv^$fifófó]8tifa% voör?teJ Jn middelen Vpor. Ibkafe èrt prpvlhtféje: fmplemenWe van 4fe isbdefJjke (Jtgitete bibUofchéek; Bij de i'mpjernentatle-^wat (iet om de, landelijke ontwikkeling van functionaliteiten Vbdr' bibll'otheé'k.hi 4ie lokaatkunheri wórden gebruikt; têkale i^bliofchefeer^^crRri^n' fn aanmaning 'kornet veor-feechnlserfe ondersteuning bjj de .aanpassing van hun we1?^tes-op-basls van de nieuwe iWrastmctuur; Pravlncjale-servtceorgsnisatles: Worden in staat géstèld géricttte opiêldingstraï&.cten te. .starten •Vóór 6> lökaie ond^rsteHffifng.; m te voor lokale'en. prdVÏrsclaie jinplemen^fcfsvan de digitale bibliotheek: eenbe#isg vah." €.3,$-.mlm beschikbaar. ;
3
HerdBiïntërMg. vm bï&ii$timkofi0Kleten -« «
»
uit cfa Wét &p ê$t specifiek
cu$uy00fêM
.Partijen -constateren dat # begrippen.' netwerk-" en "föeïwëffeee.r" uit de Wet ÖJ? het 'sap.edfj^k cu|t|iurbe.leJd# d e - j ï i a i d j j i ^ e f j . W s e en .een dictate, component omvatten? JDê digitale component is" in ontwikkeling, en heeft "de. volgende functies"; Hét verbinden 'fy^tekö Sn dlgïtalê toiiectfês v i n : allé Nedèiïancfcse •bUiióthekdrjr sn•awdsns voétg'ebrulters: relevante bronnen Invbf'nnep* en buitenland in één lartdéll$feé> laagdmmpengetoepraketrjkëo'penbaf'fö' collectfe; * Het ontsluiten van de landelijke openbare bibliotheekcollectie voor de verschillende te onderaelrotde-n. ..doelf r o e p e n e n het bevorderen.-van $ e ontsluiting van de collectie yla-dë"websites v a n individuele bibliotheken; > Hetöntwijfekelén efl:fiaftd.nayei3 van normen ybor de- deelname van indrviduetetbibNsttejceo • • en de kwaliteit vandfónstverlenlng van samenwerkingspartners; ëedurehdè de looptijd van dit charter wordt etn aanpassing van de w e t Dp hét specifiek, oiltwurbêfetó'voorbereid,. Daarin' Worden de funclles van b e t biblidtheeknetwerk. en het lÉMsnVèrkeer opnieuw Qg^fN'eertf; w
Certificering * in. 201Ó Wórden.de ë^iffeerlngsnorcrten geactualiseerd en. opnieuw vastgesteld, nieuwe -normen bevatten é i ^ - t ë j ^ j a f a n ^ e n vm de- deé|fi^.mé van l&sisbibfiotbeiken mh dédlgitafe openbare 'bibliotheek uitgangspunt is- een- uniform basispakket en facultatieve aanvullende c&mp.onentën; * Indien de dienstverlening van een gecertificeerde basisbibliotheek In 2010 ongewijzigd wordt voortgezet, wordt deze bibliotheek ook in 2010 geacht te zijn gecertificeerd; " Het vaststellen v a a h e t basispakket van de dienstverlening van Provinciale servjceorganisatifcs is-eenann^efctot certificering van de PSO'si * De Minister van OCW ?et, ter stimulering van de ontwikkeling v a n kwaliteitszorg, in de periode van dit Chartér de bekostiging van de sfclchting certificering vogrt op de bestaande bas's. Dat wil zeg&eft dat de Minister van OCW een bijdrage verstrekt Voor de ontwikkeling en actualisering yan de certificeringsnormen, yoor de centrale organisatie van het instrument en voor het uitvoeren van audits. Na 2012 komen de kosten voor audits voor rekening van de branche. !
ÜótöBëtfabeleid * -•• » *
* *
s
Uitgangspunt voor het collectiebeleid Is bet bedrip ''Collectie Nederland"; (De collectie kent een fysieke en een digitale component; Het lokale, provinciale en landelijke niveau zijn leder op hun eigen domein verantwoordelijk voor een deel van het collectiebeleid. Zij voeren dit beleid In onderlinge samenhang uit; Het interblblfothecair leenverkeer is Integraal onderdeel van het collectiebeleid. Hot inter bibliothecair leenverkeer wórdt gefaciliteerd vla de digitale bibliotheek en werkt met éèn catalogus en een geüniformeerd systeem voor zoeken, reserveren en bestellen; De huidige verdeling van verantwoordelijkheden is neergelegd in bijlage 2; in 2GM0 stelt het sectorinstttuut |n overleg met betrokken partijen een integraal plan voorheï fysieke er*-digitale collectiebeleid op..
Waarvö.rïei,5 min. vaoutt 20Q9 en C2 rhln. uit het ipnoVatiebudgèt.ïolO. ;
i
ïnnovstwnetwërkén Naar aanleidffig' van. 'bet advies "Innovatie: met effect." is besloten innovatienetwerken tn te richtend De2e.rri0eten.de ipnovaöeknaeHt Vö n -het veld mobiliseren en righting geven; in 2010 stelt, het sector Instituut in samenspraak met de branchevereniging en de provinciale servlceorgamsatfes een plan op v o o r d e inrichting en vormgeving van ïnnovatienetwerken, •In forfn a tjé-$$Wl$È&fM'g fe'teiWW^^ ^akera •mét' pHhifefe^rnldöielên $tf leggen aan hun ^$^ï^^^%l^t^&rü^g af •over n'^n-.a;c|ivït.ëiten en resplMéh;. *• P'arÖjeh kUh^.'oafóteeto'at informa^l&di'év'er/èm'ëicl' wèfdt'in het kader van-het branchelhförmatiesysteem/ beschikbaar moet z ^ n voor-publieke partijen in h i t bibiiotheekbestet (vanaf 2010); • Partijen wisselen onderling branche- én. beleidsinformatie Uit enstellen een protocol üp-vaörde inrichting da&rv&it
* * *•
Partijen m o n l t e » d @ ; uitvoering*van d%.afspraken 'in dit charter. Halverwègè-de roeptfjd b e s p r e k e n p « | e > r j i l voortgang, ftaMoöp worden tfe resultaten geëvalueerd). Aan dit tharter.'kunnen tussentijds afs^rèkèrt. tussen, partijen worden toëgevb^gd;. r?e tei^st'vart.dit-<|ttarter en de bijbehorfnde-.bijlagen worden in deStaatscourarit-gepubOceerd^
De-M'inis'jbèrva'ri ^nMfejw^s, C u ' i t m i r a F t W e t e n s c h a p ,
V
1
..W^BrlkT'YOör^tter'van d:è «retegatÉlö (^It^ar.'ört-Medl» Me
r
•r Den Hê%$, O .december .%óq9'
*Afeprêltëfmaer aanfelding/van hetadvies "Innovatie met effect" van 2 i oktober 3008-vafl ^Adviescommissie.. Bl^ltótheekinnovatië,
Bijlage ± Basismodel digitale bibliotheek Uitwerking
i . Inlichtingenfunctie 2. Digitale content
3, Digitale promotie collectie ieuqd 4 . ^ÈHgftale promotie collectie 'volwassenen 5. •QnIfee:adv*es.'.over de collectie T e c h n i s c h e infrasttuctuui
'Toelichting • Continuering van de bekostiging van de-content door.de branche;: * Bedrage branchy |:n 2010 €0/22 perjinwoner ln •v.ei^o rg ingsgebied; • Totaal in. 2010 €3,6 min. 'Omgevormde versie * NBD/Biblion utesom . KH'A • Varj,0ale Lexicografie » LexiSNexis
L • Onderwijs • Uittreksels » Encyclopedie Geschiedenis • Woordenboeken « krantenbank • Tijdschriften bank •* Consumenteninformatie *, Nieuws. Leesplein Literatuurplein
Doorontwikkel cfe versie Doorontwikkelde versie
•• Continuering vart de bekostiging van da landelijke technische infrastructuur door *, 1.
Presentatie
2.. Zoeken'
3.
Vinden
4.
Bestéllen
* Catafogus * Informatie. * Zichtbaarheid » Catalogus > * Personalisatie .# Qn!jYie:t(d'WöFdën * Eén bestelsysteem • Tracking/tracing > Winkelwagen
5'. -:iiewen ê;
Klantgerichtheid
* Landelijke portal •* Miïn-rneflu.
. j ^ i ^ & j r j . £ a i & - & 2 : min,. . -.... > ....
•* ü^örontvvik^e!ï'rifl\2'oekï&.'!BGi.gk • « .(öpvójger vahl-Agua'brawSér .
Systemen v p ö ï ï
• 'Betalen •* Logistiek '.Systemèhvoor; •.« KianÉpröiiesBön••• Marktqerichtheid'
EJatewarehoti^
Toelichting • Als hoofdindeling geldt: de branche is verantwoordelijk voor de digitale content, het rijk voor de landelijke technische infrastructuur. In de periode van opbouw van de digitale.bibliotheek kunnen zrch afwijkingen daarvan voordoen; • Op basis van een evaluatie van bestaande digitale producten en diensten is besloten welke onderdelen worden voortgezet, beëindigd of aangepast en welke onderdelen vallen binnen de OC-W. bekostigde landelijke 'technische Infrastructuur;' • In de toekomst is een verdere uitbreiding van het basismodel denkbaar. Hierbij kan gedacht worden aan producten en diensten ;als'Jeugdbibliotheek", 'Muzlekvveb* en 'Schoolbieb.ni'. Hierover kunnen nadare-afspraken .•worden gemaakt; • Bijdrage van het rijk conform subsidiebeschikking OCW aan.de Stichting Sibliotheek.nf van 29 november 2005-
9
Bijlage 2 V e r a n t w o o r d e l i j k h e i d s v e r d e l i n g collectiebeleid Bestuurslaag 'TaKeh H%- • . .Type collectie Lokaal Collectie afgestemd op Subsidieverlening voor gemeenten de- lokale, en regionale uitvoerend werk Van - sociaal -economische basisbibliotheken .structuur .'Uïtvöefe'nd ^erk enL o k a l e n regionale Össlscollectié. basisbibliotheken •onderlinge, afsternmïns Provinciaal Provincies Subsidie verlening voon •• Afstemming binnen de provincie • Afst&mming-tussen de provincies en landelijk * Uitvoerend werk va.n zwaartepunt" ... bibliotheken Provinciale.' Ondersteuning Serviceorqanisaties a.rte"puntCoR@ctïé Uitvoerend werk en Zwaartepyritblbliothèken -afstemming. Landelijk SubsidiÊverlenmg aan Rijk het Sectorinstituut! en aan Bibiiotheek.nl Sectorinstituut * Visieontwikkeling » Bovenprovlhdale coördinatie en ftfstsmmtng < Opbouw collectie .Nederland Selecteert de content content digitale Branchevereniging voor de digitale bibliotheek bibliotheek koninkiiifee bibliotheek. firstiónató -cöJlecbe UnrVersiteteblbliotheken Universitaire ..collecties.-. Beheer en exploitatie landelijke digitale : Bibjiotheeknl van de digitale • bibHöteeek mst bibliotheek rjasiscontent . Toegang tot de digitale en fysieke icoileeüe "„. Collectie 1
Niveau collectie
HAVO/VWO/MB02
-
WO. WQ
»- -Een"basisbibliotheek-heefteen cóflëêrJeoieteb^ onderwijsniveau .dat feidtM-.een^star^kwaliflcatie--vooï de arbeidsmarkt; 9- De collecties"vsn bibliotheken var» ;H£0~instelïrngen worden niëfe tot de collectie NL gerek&nd, amdatdeza niet algemeen toegankelijk zijn; • Heti^i±6rtnsWtMyt\prtdèi^ekfe nut-én noodtaak-van wissel- 'en-ac.htergrondcóileGtfê@. in.'het-; provinciaal collectiebeleid»
;
10
Vergadering:
18 november 2004
Agendapunt:
06
Monnickendam, 3 november 2004
Nummer:
72A
Portefeuillehouder: Steller:
Mevrouw mr. drs. M . C . G . Keijzer mevrouw L. Pos-Woilioff
A a n de Raad Onderwerp Intentieverklaring bibliotheekwerk Voorstel 1. Instemmen met het principe van de vorming van een basisbibliotheek. 2. E r kennis van nemen dat het college samen met het bestuur van de huidige bibliotheekorganisatie onderzoekt o f voor de vorming van een basisbibliotheek een fusie met andere bibliotheken nodig is. 3. D e intentie uitspreken o m met ingang van uiterlijk 2008 minimaal € 11,00 per inwoner (excl. huisvestingskosten) te willen besteden aan het bibliotheekwerk. 4. Een verklaring afgeven aan de provincie omtrent de bepalingen rond de "rijksregeling ad € 5,5 miljoen" voor gemeenten onder 30.000 inwoners. 5. E e n verklaring afgeven aan de provincie omtrent de verhoging van de subsidie voor het bibliotheekwerk tot het instap- en richtlijnniveau. Inleiding Op 2 september 2004 hebben' wij via de zogenaamde "NieuwsFlits" van het Procesbureau voor BibUotheelwerrdeuwing vernomen dat de gemeente, om in aanmerking te kunnen komen voor de "ondersteuningsregeling basisbibliotheken", voor 1 december 2004 een definitieve aanvraag hiervoor moet indienen bij de provincie en een definitieve verklaring moet afgeven, die door de gemeenteraad moet zijn getekend. In de Nieuwsflits werd verwezen naar een ledenbrief van de V N G over de aanvulling op het Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk die op 10 augustus 2004 is uitgebracht. Deze stukken liggen voor u ter inzage. Waar gaat het om, zult u zich afvragen. Als bijlage treft u een notitie met achtergrondinformatie aan over het bibliotheekvernieuwingsproces. U kunt daarin lezen wat er sinds 2000 is gebeurd en in welke fase het proces zich inmiddels bevindt. D e directe aanleiding voor dit raadsvoorstel is evenwel de Aanvulling op het Koepelconvenant die invulling geeft aan de besteding van de door het kabinet-Balkenende II beschikbaar gestelde intensiveringsmiddelen voor bibliotheekvernieuwing in de periode 2005 t / m 2007 en de zogeheten € 5,5 miljoen-regeling, Deze laatste regeling is ontworpen o m inhoud te geven aan het opdrachtgeverschap van kleine gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. D e Aanvulling op het Koepelconvenant schetst concrete doelen die de partijen voor het einde van 2007 bereikt moeten hebben. De te bereiken situatie in 2007 valt uiteen i n twee sporen: 1. Het eerste spoor is de inhoudelijke vernieuwing. D i t spoor is gericht op een verbetering en verbreding van de dienstverlening aan gebruikers. Bij verbreding van de dienstverlening gaat het o m het verbeteren en het zichtbaar maken van de samenwerking tussen de bibliotheek en andere partijen bijv. het onderwijs en de bibliotheek als beleidsinstrument voor integraal beleid, bijv. voor vitaal platteland.
2.
D e bibliotheken en de gemeenten zijn hiervoor primair verantwoordelijk. Gemeenten maken als opdrachtgever jaarlijks (na 2007 vierjaarlijks) vernieuwingsafspraken met de bibliotheek en andere betrokken organisaties over een geleidelijke groei naar een niveau van dienstverlening dat overeenkomt met de richtlijnen. D e richtlijnen geven aan waaraan een goede bibliotheek moet voldoen. Het gaat daarbij om activiteiten die gericht zijn op de kernfuncties informatie, cultuur, educatie, lezen en maatschappelijk forum. Naast deze kernfuncties kan een bibliotheek zich profileren op aanvullende functies. De richtlijnen worden voor het eind van dit jaar vastgesteld door de bibliotheekbranche en het bestuurlijk overleg van het Rijk, I P O en de V N G . Het tweede spoor betreft de vernieuwing van het bibliotheekstelsel. D i t spoor is gericht op de versterking van de bibliotheken door vergroting van de schaal en door samenwerking in provinciale netwerken. Het gaat om de vorming van basisbibliotheken, die voldoen aan de richtlijnen.
Over de wijze waarop deze doelen worden bereikt maken de provincies, gemeenten en bibliotheken per provincie afspraken in zgn. marsrouteplannen. De provincies stellen deze plannen op, samen met en gedragen door de gemeenten en de bibliotheken. De plannen bepalen de inhoud, het tempo en de voorwaarden voor het vernieuwingsproces in de betreffende provincie en regio. D e bedoeling was dat de marsroute door de provincie N - H voor 1 december 2004 zou worden vastgesteld, maar de provincie heeft ambtelijk laten weten dat dit tijdpad niet haalbaar zal zijn, M e n streeft ernaar de marsroute voor 1 januari 2005 vast te stellen. D k onderwerp is besproken in de vergadering van de commissie Maatschappelijke Zorg van 27 oktober 2004 O p dat moment is geen concreet advies uitgebracht.
Argumenten /. / Waarborg van de bibliotheekvoorziening in de gemeente voorde langere termijn. D e eisen die aan een goede bibhotheekvoorziening worden gesteld zijn voor onze bibliotheek niet langer in een "stand alone"-situatie te realiseren. Daarvoor gaan de ontwikkelingen in de bibliotheekbranche, de technologie en de samenleving te snel en zijn de antwoorden daarop te complex. 1.2 Samenwerking levert een surplus op dat meer is dan de som der delen. Efficiencyvoordeel kan worden geboekt in de formatieve inzet van de bibliotheken, Effectiviteitswinst ontstaat door meer gebruikers o f instellingen te bedienen. Kwaliteitswinst wordt vooral gevonden in onderlinge taakverdeling, waardoor specialisatie mogelijk is en een betere dienstverlening lean worden bereikt, Continuïteitswinst kan worden verkregen door het management beter te equiperen en in te zetten, ontwikkelperspectieven voor zittende medewerkers en nieuwe medewerkers te bieden, betere mogelijkheden om voor elkaar in te springen én het zelf doen van sommige facilitaire functies waardoor er directere lijnen ontstaan en er minder afhankelijkheid is van derden. 1.3 Om gebruik te kunnen maken van de extra geldstromen is dit een voorwaarde. Als onze gemeente gebruik wil maken van de financiële regelingen uit bijlage 1 van de notitie (de € 5,5 miljoenregeling, vernieuwingsimpulsgelden en frictiekostengelden) dan zal ze met andere gemeenten samen een basisbibliotheek in het netwerk moeten vormen. Daarnaast lopen we de kans dat, als wij niet overgaan tot de vorming van een basisbibliotheek, wij geen gebruik kunnen maken van de provinciale subsidie voor stelsel- en netwerktaken en loopt de bibliotheek het risico niet langer deel te kunnen nemen aan de Stichting Overleg Openbare Bibliotheken. 2.1 De gemeente beeftfeitelijk geen zeggenschap over de organisatievorm. D e Stichting Openbare Bibliotheek Waterland is een zelfstandig rechtspersoon. Formeel juridisch betekent dit dat een beshut tot fusie alleen genomen kan worden door de huidige rechtspersonen i.q. de (stiühtings)besLuren van de bibliotheken. D e gemeenten staan hier dus feitelijk buiten omdat zij immers de subsidieverlener zijn. Wanneer er sprake is van een fusie, zijn alle gemeenten subsidiënt van die ene (basis)bibliotheek. Wel zal de gemeente zich moeten uitspreken over de vraag of zij de uitvoering van het bibliotheekwerk in haar gemeente op wil dragen aan een (gefuseerde) basisbibliotheek o f dat zij verder wil met de huidige bibliotheekorganisatie in een stand alone-situatie. Met het bestuur van de Stichting Openbare Bibliotheek Waterland wordt hierover van gedachten gewisseld.
3.1 De bibliotheek blijft anders verstoken van faciliteiten waardoor de dienstverlening aan de burger ernstig tekortschiet. Als de gemeente ervoor kiest de financiering van de bibliotheek niet naar het instapniveau te brengen dan betekent dit het volgende: — de gemeente kan geen intensiveringsrniddelen;
beroep doen
op
de
door
het
Rijk extra
beschikbaar
gestelde
— de bibliotheek kan niet doorgroeien of deel uitmaken van een basisbibliotheek; — de gemeente noch de bibliotheekorganisatie zullen worden opgenomen in het provinciaal marsrouteplan en het provinciaal bibliotheeknetwerk; — de bibliotheek is geen door de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) gecertificeerde bibliotheek; — op termijn bestaat de kans dat de bibliotheek haar lidmaatschap van de V O B verliest, met alle gevolgen van dien (geen aansluiting meer op het landelijk bibliotheeknetwerk zoals bibliotheek.nl, Aladin, en dergelijke); — de gemeente handelt niet (meer) conform het artikel 11b van de Wet op het specifiek cultuurbeleid. 3.2 Het netwerk van bashbibliotheekvour^ieningen is hierbij gebaat. Als meerdere gemeenten zouden besluiten niet te voldoen aan de voorwaarden van het instapniveau dan komt het dekkende netwerk van basisbibliotheken i n gevaar. M e n verwacht dat i n dat geval de rijksoverheid geneigd zal zijn meer specifiekere wetgeving op het gebied van het openbaar bibliotheekwerk te ontwerpen, 3.3 De kosten voor de gemeente nemen sowieso toe. D e provinciale ondersteuning van ProBiblio zal met ingang van 1 januari 2006 gaan veranderen, Deze organisatie verzorgt op dit moment o.a. de directievoering, de bedrijfsvoering, ICT-beheer en informatisering (leenverkeer) voor onze bibliotheek. Hiervoor in de plaats komt een Provinciale Service Organisatie (PSO) die zich vooral zal richten op kenitiscoördinatie, innovatie en het ondersteunen van taken die in alle basisbibliotheken in het Noord-Hollandse netwerk van belang zijn. Dat betekent dat de bibliotheek in onze gemeente zelf opdraait voor de kosten van de directievoering en administratie tenzij zij deze taken onderbrengt bij de basisbibliotheek die daarvoor middels de subsidie voor frictiekosten een bijdrage van de provincie zal ontvangen. De enige andere mogelijkheid is dat deze functies afgenomen zullen worden van de P S O , maar dan tegen een kostendekkend tarief omdat de provincie deze taken niet meer subsidieert. Volgens informatie van de provincie was er met deze subsidiëring van deze taken een bedrag gemoeid van ongeveer € 17,000,00. 4 + 5. De verklaring is nodig om de subsidie te ontvangen. De gemeente kan alleen voor de subsidie van het Rijk i n aanmerking komen als zij de betreffende verklaringen afgeeft. Doet zij dat niet dan loopt de gemeente in 2005 in ieder geval een bedrag van ongeveer € 14.000,00 mis uit de € 5,5 müjoenregeling. D e verdelingsmaatstaf voor de intensiveringsregeling moet nog worden bepaald.
Kanttekeningen /. / Het huidige bibliotheekaanbod voldoet. De gemeente en wellicht ook het merendeel van de gebruikers zijn best tevreden over het huidige bibliotheekwerk in de gemeente. Alleen kunnen we dan niet spreken over een openbare bibliotheek, die met een hoogwaardige dienstverlening aansluiting heeft op de ontwikkelingen in en eisen van de (kennis) s amenleving. 3.1 Het instapniveau is bet absolute minimum. Het instapniveau dat behaald moet worden is het niveau waarop een bibliotheek nog net een absoluut minimum aan kerndiensten kan leveren. D e dienstverlening is berperkt van kwaliteit en de omvang en het bereik en het gebruik zijn laag. D e bibliotheek kan alleen door de inzet van een groot aantal vrijwilligers in stand worden gehouden en professionele deskundigheid is nauwelijks beschikbaar. 3.2 De gemeente moet binnen de begroting middelen vrij maken voor het bibliotheekwerk. Met ingang van 2005 heeft u de subsidie voor het bibliotheekwerk verlaagd. Het bedrag per inwoner excl. huisvestingskosten bedraagt dan € 9,03. Dat betekent, uitgaande van 17.274 inwoners dat er € 34.030,00 extra subsidie voor het bibliotheekwerk moet worden vrijgemaakt in de begroting 2008 of zo mogelijk eerder. Het instapniveau moet formeel vanaf 1 januari 2007 gehaald worden. D e provincie heeft echter laten weten dat maatwerk bespreekbaar is. Als de gemeente die meewil in de basisbibliotheek in de
intentieverklaring aangeeft dat zij binnen drie jaar (dus 1-1-2008) wel wil voldoen aan de norm dan kan dat worden afgesproken.
3.3 Op voorhand is niet in te schatten of de gemeentelijke bijdrage verder verhoogd moet worden. Bureau A C T A heeft eerder geconcludeerd dat de gemeentelijke bijdrage voor de gefuseerde basisbibliotheek per inwoner verder verhoogd zou moeten worden tot € 14,00 en uiteindelijk zelfs € 18,00 per inwoner zou moeten worden, Een deel van deze verhoging vloeit vermoedelijk voort uit de landelijke kwaliteitseisen die de branche samen met de bestuurlijke overlegpartners gaat vastleggen.
In dit stadium valt niet te.zeggen hoe de minimale kwaliteitseisen eruit gaan zien en welke kosten dit nog voor de gemeente met zich mee zal brengen. Daar staat tegenover dat de gemeente niet langer via inputsubsidiëring het bibliotheekwerk in stand zal houden, maar dat zij opdrachtgever wordt en dat het daarbij voor de hand ligt taak- en productieafspraken te maken met de basisbibliotheek. 4.1 Risico voor de gemeente. Als de gemeente er uiteindelijk niet in slaagt € 11,00 per inwoner vrij te maken in de begroting en dus het vereiste instapniveau te behalen.dan zal zij het geld uit de € 5,5 miljoenregeling moeten terugbetalen. Het gaat dan om een bedrag van ongeveer € 14.000,00. O p zichzelf hoeft dat geen probleem te zijn omdat zij het geld in dat geval ook niet heeft uitgegeven voor de vorming van de basisbibliotheek,
Financiële toelichting V o o r de begroting 2005 heeft dit geen gevolgen. Verhoging van de subsidie voor het bibliodieekwerk zal wellicht in ieder geval in de begroting van 2008 zijn beslag moeten krijgen, Het gaat daarbij om een bedrag van ongeveer € 34.000,00. In 2005 moet duidelijk worden hoe de financieringsstromen er precies uit gaan zien, welke financiële bijdrage van de provincie verwacht mag worden, aan welke minimale kwaliteitsnormen de bibliotheek moet voldoen en hoeveel de kosten van de backoffice zullen gaan bedragen.
Communicatie Het^-bibliotheekbestuur en de provincie moeten geïnformeerd worden over het besluit en vervolgtraject.
het
Uitvoering en planning — N a besluitvorming door de raad moeten voor 1 december 2004 de intentieverklaringen opgestuurd worden naar de provincie Noord-Holland. — In 2005 moeten samen met de andere gemeenten die willen overgaan tot de vorming van een basisbibliotheek in Waterland/Zaanstreek (in ieder geval de gemeenten Purmerend en EdamVolendam) concrete afspraken gemaakt worden over de invulling van de backoffice en de kosten die daaraan verbonden zijn. — Ook moet het opdrachtgeverschap in 2005 vorm gegeven worden.
Burgemeester en wethouders van Waterland,
D e secretaris,
D e burgemeester,
(Th.J. Luitjes)
(Mr. E.F. Jongmans)
Nummer:
72B
Portefeuillehouder: Onderwerp: Agendapunt:
mevrouw mr. drs. M . C . G . Keijzer intentieverklaring bibliotheekwerk 06
D e raad van de gemeente Waterland, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
B E S L U I T : I. II.
In te stemmen met het principe van de vorrning van een basisbibliotheek. Vooralsnog de intentie uit te spreken dat daaruit voortvloeiend met ingang van 2008 niinimaal € 11,00 per inwoner (excl. huisvestingskosten) zal worden besteed aan het bibliotheekwerk, Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 18 november 2004
De raad voornoemd,
D e griffier,
D e voorzitter,
(Drs. J.A. Baars)
(Mr. E.F. Jongmans)
Nummer:
72C
Portefeuillehouder: Onderwerp:
mevrouw mr. drs. M . C . G , Keijzer verklaring subsidie 2005 openbare bibliotheek gelet op de bepalingen rond de "rijksregeling ad € 5,5 miljoen" voor gemeenten onder 30,000 inwoners
D e raad van de gemeente Waterland, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2004, gelet op artikel 189 Gemeentewet
Verklaart dat: 1.
de gemeente op 1 december 2003
17,274 inwoners had (CBS cijfers);
2.
hij de openbare bibliotheek binnen de gemeente financieel in staat wil stellen om vanaf 1 januari 2005 personeel en/of personele taken van de door de provincie gefinancierde provinciale bibliotheek¬ centrale over te nemen;
3.
dit met name directie- en adrriinistratievoermg betreft;
4.
de gemeente in 2005 in aanmerking wil komen voor een compensatie door de provincie uit de 'rijksregeling ad € 5,5 miljoen' van € 0,82 per inwoner;
5.
hij de openbare bibliotheek binnen de gemeente wil laten deelnemen aan het proces van bibliotheeken stelselvernieuwing, 20als beschreven in het tussen de staatssecretaris van O C W , het I P O en de V N G overeengekomen Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk d.d. 20 december 2001 en de bestuurlijke afspraken over de Aanvulling bij dit convenant d.d. 16 juni 2004;
6.
de openbare bibliotheek gelet op punt 5 onderdeel gaat vormen van een basisbibliotheek en deel zal nemen aan het provinciale en landelijke bibliotheeknetwerk, zoals beschreven in het door de provincie met de gemeenten e.a. overeen te komen marsrouteplan 2005-2007;
7.
hij de gemeentelijke subsidie voor de openbare bibliotheek binnen twee jaar (met een uitloop naar drie jaar) wil verhogen gelet op het zogeheten instapniveau, hetgeen vuur een gemeente lut 30.000 inwoners €11,- per inwoner per jaar exclusief huisvestingskosten betreft;
8.
de subsidie van de gemeente voor de openbare bibliotheek uiterlijk eind 2008 voldoet aan, of hoger is dan het op de extra rijksmiddelen afgestemde richtlijnniveau;
9.
hij gelet op de punten 7 en 8 naast deze verklaring inzake de € 5,5 miljoen regering ook een verklaring 'verhoging subsidie' ondertekent en bijvoegt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 18 november 2004
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Drs. J A . Baars
Mr. E.F. Jongmans
Nummer:
72D
Portefeuillehouder: Onderwerp:
mevrouw mr. drs. M . C . G . Keijzer verklaring hoogte subsidie openbare bibliotheek conform instap- en richtlijnniveau
D e raad van de gemeente Waterland, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2004, gelet op artikel 189 Gemeentewet
Verklaart dat: 1.
hij de openbare bibliotheek binnen de gemeente wil laten deelnemen aan het proces van bibliotheeken stelselvernieuwing, zoals beschreven i n het tussen de staatssecretaris van O C W , het I P O en de V N G overeengekomen Koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk d.d. 20 december 2001 en de bestuurlijke afspraken over de Aanvulling bij dit convenant d.d. 16 juni 2004;
2.
de openbare bibliotheek gelet op punt 1 onderdeel gaat vormen van een basisbibliotheek en deel zal nemen aan het provinciale en landelijke bibliotheeknetwerk, zoals beschreven in het door de provincie met de gemeenten overeen te komen marsrouteplan 2005-2007;
3.
de gemeente in aanmerldng wil komen voor de gelden die het Rijk in de periode 2005 tot en met 2007 e.v. voor de bibliotheek- en stelselvernieuwing ter beschikking stelt;
4.
de gemeente op-31 december 2003 17.274 inwoners had (CBS-cijfers);
5.
op de gemeentebegroting 2003 een bedrag van totaal van € 186.285,00 is opgenomen voor de bekostiging van de openbare bibliotheek, hetgeen gelijk staat aan een subsidie van € 10,78 per inwoner exclusief huisvestingskosten;
6.
dit totaal lager is dan het zogeheten instapniveau van € 11,00;
7.
de bijlage een getrouwe weergave van de gemeentelijke begrotingsposten 2003 voor de openbare bibliotheek vormt;
8.
hij van plan is het onder punt 5 genoemde totaal op te hogen, zodat de gemeentelijke subsidie in 2007 (met een uitloop naar 2008) voor de openbare bibliotheek gelijk of hoger is dan € 11,00 (voor gemeenten onder 30.000 inwoners), per inwoner per jaar exclusief huisvestingskosten;
8
9.
hij de gemeentelijke subsidie voor de openbare bibliotheek uiterlijk eind 2008 wil laten toe groeien naar het op de extra rijksmiddelen afgestemde richtlijnniveau;
Aldus vastgesteld i n de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 18 november 2004
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Drs. J A . Baars
Mr. E.F. Jongmans
O
O O q o_
0 0 0 0 0 0 0 o 0 0 0 0 0 0 0 0 o q o o «sf o h ¬ Ö* O O tH o <£> _ _ o L O r*- o o p q CN q cn u -) W H t-i | s cd H IN
CO
m
0 0 o^ q co ro o m r-.
4*J
4t> £ co
T3 c O)
u 'c c O
O O
o o
O O q . q^
LO
O q_ cn
LTl t-t
cn
CM CM
o
cd
cn
o o O O
O O o"
O O o'
O O
O
r-T
LO
cn o
CM
LT)
CN
<44J
*U>
cd
E
ro
c
QJ
O O o" O cn
X3 C
_co i_
o o o " "
o o
ID
cu
O O
O O
CN
<4P
co
4t>
QJ
O i_
"D c JTS
c
c
00 c
ro
QJ
E
'öö
rz QJ +->
c VI cn O to "O
c
O co co
3
O
QJ
4-1 "o. 3 ZS
co
X
u
O JU (IJ
xs iz o
QJ C
c
QJ O. O rz
c ro
CU
5
ro in
ro
O
XI
ro 1/1
C
CU
T3 > O JZ 1— QJ
"O O
ÖJ
E
0J -Q
QJ
rz
C
QJ M
CO
co
E c O O
.c u
a> c
no
c E a> 'i_ QJ QJ
'ttfj
QJ
QJ C QJ
QJ >
i_
rvi i_
-s
QJ
QJ > QJ
J2 ja
3
4-J J Z co
CL
QJ
Quo vadis Bibliotheek Waterland
April 2011
1
Inleiding Bibliotheek Waterland is op 1 januari 2007 ontstaan door de fusie van zes bibliotheekorganisaties, daarbij waren ook zes gemeenten betrokken. De betrokken gemeenten zijn Beemster, Graft-De Rijp, Purmerend, Waterland, Landsmeer en EdamVolendam. In het fusieproces zijn vooral praktische, operationele afspraken gemaakt. De portefeuillehouders hebben aangegeven dat zij behoefte hebben aan een visie op de toekomst van het bibliotheekwerk. Het onderhavige document is daartoe opgesteld en geeft de richting aan voor de ontwikkeling van de bibliotheek in de regio. Het mondt uit in de aanbeveling als gemeenten in Waterland een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Met deze samenwerkingsovereenkomst wordt een stevig fundament gelegd voor de Bibliotheek Waterland in de komende jaren. Een gemeenschappelijke visie van de zes gemeenten als belangrijkste subsidieverstrekker voor de nieuwe basisbibliotheek was er niet. Een eenduidige visie op het bibliotheekwerk voor de regio is noodzakelijk omdat de bibliotheken in de regio Waterland een netwerk vormen. Een regionaal bibliotheeknetwerk kan alleen goed functioneren op basis van een gedeelde visie en gedeelde uitgangspunten, op basis van overeenstemming over de koers van de bibliotheek en op basis van een regionaal draagvlak daarvoor. Dat ontbreekt nog en dat is een van de oorzaken van de problemen in de afgelopen jaren. In die zin is de vorming van de basisbibliotheek in de regio Waterland niet goed afgehecht. Een gedeelde visie geeft richting aan de ontwikkeling van het concept basisbibliotheek. Gelijktijdig geeft het de gemeente houvast in de lokale invulling en haar subsidiebeleid. Uiteraard gaat het de gemeenten ook om de financierbaarheid van de lokale vestigingen. In een financieel lastige tijd waarin gemeenten geconfronteerd worden met bezuinigingen en gelijktijdig de verantwoordelijkheid krijgen voor nieuwe taken, moet goed gekeken worden naar de kosten van de bibliotheek, de efficiëntie en het bereik. De fundamentele vraag daarbij is welke rol de bibliotheek in de gemeenten wil en kan spelen, en onder welke condities dat mogelijk is. Het document dat voor u ligt, is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de bibliotheek en de deelnemende gemeenten aan de Bibliotheek Waterland en is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 geeft in het kort aan welk belang de gemeenten in Waterland hechten aan het bibliotheekwerk in de regio. Hoofdstuk 2 beschrijft het kader waarbinnen de bibliotheek opereert waarbij het tussen de diverse partijen Rijk, V N G en IPO afgesproken bibliotheekcharter de leidraad is. Hoofdstuk 3 beschrijft de trends in de samenleving en de gevolgen daarvan voor het bibliotheekwerk. Hoofdstuk 4 zoomt in op de situatie in de regio Waterland In hoofdstuk 5 en 6 wordt het toekomstperspectief van de Bibliotheek Waterland geschetst. Dat geschiedt aan de hand van een aantal scenario's (hoofdstuk 5) en besluit met de ontwikkelingsrichting voor de Bibliotheek Waterland (Hoofdstuk 6). In hoofdstuk 7 worden tenslotte de beslispunten genoemd.
2
Hoofdstuk 1 Het belang van het bibliotheekwerk Gemeenschappelijke visie Bibliotheken zijn niet meer weg te denken uit de samenleving. Zij vormen een belangrijke toegangspoort tot kennis en vormen zo een belangrijk onderdeel van de educatieve infrastructuur in steden en dorpen. Bibliotheken zijn laagdrempelige voorzieningen die sterk in de lokale gemeenschappen zijn verankerd. Het belang van de bibliotheken komt tot uitdrukking in de grote spreiding van vestigingen. De Bibliotheek Waterland heeft de volgende visie op de toekomst: • ' /
« • • •
Bibliotheek Waterland presenteert in haar vestigingen een aantrekkelijke collectie fysieke en digitale informatiebronnen. D e bibliotheek verleidt haar klanten om gebruik te maken van deze collectie en neemt waar mogelijk drempels weg voor haar klanten. De bibliotheek is aangesloten op het landelijk netwerk en gebruikt dit netwerk om haar digitale dienstverlening verder uit te breiden. De bibliotheek werkt nauw samen met het onderwijs en stimuleert leesbevordering en leesplezier. De bibliotheek is een professionele samenwerkingspartner voor andere instellingen en partijen en heeft een positieve houding ten aanzien van samenwerking daar waar dit mogelijkheden biedt om haar doelstellingen verder te realiseren.
Het belang van het bibliotheekwerk op zich staat niet ter discussie. Veeleer is de vraag op welke wijze de bibliotheek zal moeten inspelen op de verdere veranderingen in de samenleving. Anno 2011 is er voorts de complicerende factor van de krimpende overheidsfinanciën. Meer dan ooit is het zaak zo efficiënt mogelijk met de schaarse middelen om te gaan en gelijktijdig de uitdaging aan te gaan de dienstverlening van de bibliotheek aan te passen en op een aanvaardbaar peil te houden. De Bibliotheek Waterland zit midden in dit proces van verandering. Na een periode van \ j
moeilijkheden herpakt de bibliotheek zich. Zij kan dat alleen doen in nauwe samenwerking en met steun van de gemeenten. Daarom is het onderschrijven van de koers van de Bibliotheek Waterland van wezenlijk belang, is het van belang dat gemeenten in de regio samenwerken en dat ook formaliseren, als sluitpunt van de basisbibliotheekvorming in de regio. Samenwerking is de noodzakelijke voorwaarde voor een kwalitatief goede dienstverlening. Zonder samenwerking geen toegang tot een bibliotheeknetwerk dat die dienstverlening garandeert. De gemeenten en de bibliotheek leggen hun samenwerking vast middels een overeenkomst. Daarmee spreken de gemeenten ook uit de bibliotheek als organisatie in stand te houden. Dat laat onverlet de vrijheid als gemeenten te variëren in kwantiteit en kwaliteit van de gevraagde dienstverlening. Zij doen dat tegen de achtergrond van op rijksniveau gemaakte afspraken. Daarbij zijn vanzelfsprekend relevant de ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen en de
3
veranderende rol van de bibliotheken ais gevolg van veranderingen in de informatievoorziening.
Hoofdstuk 2 Het kader van het bibliotheekwerk In 1994 heeft IFLA/UNESCO het manifest over de openbare bibliotheek gepubliceerd. In dit manifest wordt de openbare bibliotheek beschreven als de plaatselijke toegangspoort tot kennis. De Wet op het specifiek cultuurbeleid (1994) is daarnaast bepalend geweest voor het openbaar bibliotheekwerk. Hierin staat de taakverdeling tussen de overheden omschreven en wordt weergegeven dat de gemeente de taak heeft om het lokaal bibliotheekwerk te bekostigen. In Nederland sloten V N G , IPO en O C W en de bibliotheeksector in 2001 een koepelconvenant. Dit convenant vormde o.a. de aanzet tot de basisbibliotheekvorming en de innovatiegelden voor bibliotheekvernieuwing. Welke functies de bibliotheek heeft in te vullen is in 2005 in de richtlijn voor de kernfuncties als volgt omschreven: 1 .Warenhuis van kennis en informatie 2. Centrum voor ontwikkeling en educatie 3. Encyclopedie van kunsten cultuur 4. Inspiratiebron voor lezen en literatuur 5. Podium voor ontmoeting en debat Op 17 december 2009 is het bibliotheekcharter 2010 - 2012 door minister Plasterk van O C W , het IPO en de V N G ondertekend. Het belangrijkste doel van het charter is de bibliotheekinnovatie. Hierin staat: 'gemeenten: zijn verantwoordelijk voor het uitvoerend werk van de fysieke bibliotheek en de lokale component van de landelijke digitale bibliotheek, voor lokale netwerken, voor de aansluiting daarvan op provinciale en landelijke netwerken, voor de implementatie van landelijk overeengekomen innovaties'. In het regeerakkoord van het huidige kabinet W D - C D A is opgenomen dat 'de uitgaven aan behoud en beheer van cultureel erfgoed, bibliotheken en het Nationaal Archief zoveel mogelijk zullen worden ontzien' (Regeerakkoord W D - C D A , Vrijheid en verantwoordelijkheid).
5
Hoofdstuk 3 Trends ïn de samenleving en de rol van de bibliotheek In het boek "de openbare bibliotheek tien jaar van nu, de hoofdlijnen" van Frank Huysmans en Carlien Hillebrink (een uitgave van het S C P , 2008) wordt een aantal trends beschreven dat relevant is voor bibliotheek Waterland en de haar subsidiërende gemeenten. Deze trends zijn: 1. Van een wereld met een beperkt aanbod aan informatie en beperkte toegang tot informatie naar een wereld met een overvloedig aanbod aan informatie en ruime toegang 2. De media en informatiemarkt komen in toenemende mate in handen van private partijen. 3. Informatie is in toenemende mate digitaal beschikbaar. 4. Individualisering van de samenleving, het publiek verwacht als klant behandeld te worden met op het individu toegesneden informatie 5. Meer nadruk op beeldcultuur, i.t.t. gedrukte en audiovisuele media 6. Van allocutie (omroepen) naar consultatie en conversatie. Communicatie wordt minder eenrichtingsverkeer (van zender naar ontvanger) maar tweerichtingsverkeer, men is zender én ontvanger. 7. De samenleving heeft behoefte aan burgers die zich continu blijven ontwikkelen. De overheid ondersteunt via de lijn "een leven lang leren" 8. Vergrijzing van de samenleving 9. Globalisering gaat hand in hand met lokalisering 10. Het voorzieningenniveau in kernen is sterk bepalend voor de aantrekkelijkheid als vestigingsgebied
,
De rol van de Bibliotheek bij deze trends: Ad 1. De rol van de bibliotheek verandert hierdoor, maar wordt niet overbodig. Waar vroeger de nadruk lag op ontsluiting (het ter beschikking stellen van bronnen) ligt de nadruk nu op ordening (welke bronnen zijn betrouwbaar). Ook zijn er groepen in de samenleving die hun weg niet weten te vinden in het informatie oerwoud. Ook voor deze groepen speelt de bibliotheek een rol, o.a. door de inzet van media-coaches. Mediawijsheid (hoe ga ik om met de beschikbare media en hun informatie) behoort tot het domein van de bibliotheek. Gemeenten hebben belang bij burgers die informatie naar waarde weten in te schatten, en ze hebben er belang bij dat alle groepen in de samenleving toegang hebben tot informatie. Ad 2. De bibliotheek wordt in toenemende mate een vrijplaats waar burgers betrouwbare toegang tot informatie krijgen zonder commerciële belangen. Ook voor gemeenten is het belangrijk dat informatie voor de samenleving beschikbaar is zonder dat informatie mede gestuurd wordt door commerciële belangen. Ad 3. De bibliotheek speelt hier op in door aan een landelijke digitale infrastructuur te werken. Deze ontwikkeling wordt door het Rijk betaald. Nu al wordt veel digitale informatie beschikbaar gesteld in de bibliotheek, informatie waar de burger bij particulier gebruik voor zou moeten betalen. Ad 4. De opzet van een landelijke database moet bibliotheken in staat stellen beter invulling te geven aan individuele klantwensen. Ad 5. De bibliotheek richt zich zeker niet uitsluitend op gedrukte media. Ad 6. De klanten van de bibliotheek kunnen nog nauwer betrokken worden bij de collectie en dienstverlening van de bibliotheek, bijvoorbeeld door aanschafsuggesties te doen Ad 7. De kenniseconomie vraagt om werknemers die zich blijvend ontwikkelen. Men werkt niet meer zijn hele leven bij één baas. Scholing stopt niet als men zijn/haar opleiding heeft voltooid. De bibliotheek ondersteunt mensen die zich verder (willen) ontwikkelen. Dit beperkt de maatschappelijke kosten, bijvoorbeeld door "employability".
6
,)
Ad 8. Bibliotheken constateren dat de groep 55+ weer veel meer gaat lezen. De toenemende vergrijzing biedt bibliotheken dus kansen. Deze groeiende groep heeft dus ook belang bij een goede bibliotheekvoorziening. Ad 9. Informatie vanuit de hele wereld is vrijwel instant beschikbaar. Tegelijk roept deze globalisering de behoefte op aan een overzichtelijke, herkenbare samenleving. De bibliotheek ais vestiging is ook een plek die de sociale cohesie in een samenleving versterkt. Tegelijk biedt de bibliotheek kans op verdieping voor diegenen die meer willen weten over wat zich in de wereld afspeelt. Ad 10. Deze trend wordt niet genoemd in de aangehaalde bron "de openbare bibliotheek tien jaar van nu". Toch gaan veel gemeenten met krimp te maken krijgen de komende jaren. Een krimpende bevolking betekent minder inkomsten zowel uit gemeentefonds als via woningbouw. Het voorzieningenniveau in een kern is voor veel mensen doorslaggevend om ergens te gaan wonen. Voor mensen met kinderen is een bibliotheek daarbij een belangrijke voorziening.
7
Hoofdstuk 4 De situatie in de regio Watertand Korte terugblik, feiten en kengetallen Korte terugblik De vorming van de basisbibliotheek Waterland is vanaf het begin (2007) niet geheel afgerond. Ofschoon er besloten is de basisbibliotheek te vormen en vestigingen in stand te houden, is dit proces niet afgehecht in de vorm van een gemeenschappelijk beleidskader. Er zijn geen afspraken gemaakt over de omvang en bekostiging van de BackOffice, indexering van subsidies en automatisering. In dit vacuüm is de bibliotheek in de loop van 2009 in moeilijkheden gekomen en moest achteraf een fors financieel tekort gerepareerd worden. De gemeenten hebben hiervoor hun verantwoordelijkheid genomen. De bibliotheek heeft intern orde op zaken gesteld en besloten tot reorganisatie. De Raad van Toezicht van Bibliotheek Waterland heeft de nieuwe directeur {begonnen op 1 juli 2010) als opdracht meegegeven een plan te schrijven voor de opzet van de organisatie. Dit reorganisatieplan is in september goedgekeurd door de Raad van toezicht en in oktober door de OR van bibliotheek Waterland. In 2011 zal de focus liggen op de volgende zaken: 1. Optimalisatie van de dienstverlening in de bibliotheken 2. Nauwere samenwerking met het onderwijs 3. Financieel een gezonde organisatie blijven In 2012 kunnen daarvan de vruchten geplukt worden, waarbij zonder wat bereikt is in 2011 te verliezen de focus verbreed kan worden naar: 1. Uitbreiding van de digitale dienstverlening aan de klanten 2. Ondersteuning van het onderwijs (en mogelijk andere doelgroepen) met mediawijsheid 3. Hechte samenwerking met andere lokale (culturele) ondernemers De belangrijkste doelstelling blijft een succesvolle, maatschappelijk relevante organisatie te zijn die meerwaarde levert voor de inwoners van de gemeenten betrokken bij bibliotheek Waterland. Inmiddels is het financiële perspectief voor de gemeenten drastisch gewijzigd en moeten er bezuinigingen worden doorgevoerd op het gebied van subsidies. Om de Bibliotheek Waterland in dit kader te plaatsen, is een vergelijking gemaakt met andere bibliotheken en andere gemeenten. Feiten en kengetallen Tabel 1: gebruikersgegevens: vergelijking landelijk/Waterland (cijfers 2009) Vergelijking landelijk/Waterland
Landelijk
Waterland
lndex(landelijk=100%)
24,29
26,61
110
Collectie per inwoner
1,94
1,85
95
Coilectle per gebruiker
7,28
6,96
96
Uitlening per inwoner
6,32
8,21
130
26,04
30,41
117
€26,89
€21,40
80
€112,30
€80,36
72
Gebruikerspercentage
Uitlening per gebruiker Gemeentelijk subsidie per inwoner Gemeentelijk subsidie per gebruiker
8
Eigen inkomsten per inwoner
€ 4,27
€ 5,28
124
Eigen inkomsten per gebruiker
€17,58
€19,83
113
Huisvestingskosten per inwoner
€7,24
€7,42
102
Huisvestingskosten per gebruiker
€29,80
€27,89
94
Personeelskosten per inwoner
€15,98
€10,58
66
Personeelskosten per gebruiker
€65,78
€39,73
60
Ten opzichte van de landelijke cijfers valt op wat betreft de gebruikersindices dat Waterland boven het landelijk gemiddelde zit en wat betreft het gemeentelijk subsidie ver onder het landelijk gemiddelde. Wat betreft de eigen inkomsten presteert Waterland boven het landelijk gemiddelde. De personeelskosten bevinden zich ver onder het landelijk gemiddelde. In de huisvestingskosten zien we een geringere afwijking zowel naar boven als naar beneden. Als we deze getallen meer toespitsen op de afzonderlijke gemeenten ontstaat het volgende beeld.
Tabel 2: gebruiksgegevens gemeenten Waterland/Graft-De Rijp (inwoners 2010 bedragen 2011) Waterland
Beemster
Graft-De Rijp
EdamVolendam
Landsmeer
Purmerend
17.057
8,584
6.489
28.506
10.253
Aantal vestigingen
3
1
1
2
1
Aantal leden (% van de bevolking)
4.257
2.330
1.801
7.490
2.296
(24.96%)
(26.23%)
(27.75%)
(26,28%)
(22.39%)
(26,56%)
Aantal uitleningen
129,019
45.244
58.076
248.289
61.382
662.218
Aantal bezoekers
58.445 (alleen Monnickendam)
Niet bekend
32.746
99.563(alleen Volendam)
40.780
293937
€328.412
€161800
€168.800
€620.700
€226,100
Per inwoner Inclusief huisvestingskosten
€19,25
€18,50
€26,01
€21,77
€22,05
€21,68
Per inwoner exclusief huisvestingskosten
€13,59
€12,20
€19,32
€16,45
€15,16
€13,90
Per lid
€77,15
€69,44
€93,73
€82,87
€98,47
€81,64
€2,55
€3,58
€2,91
€2,50
€3,68
Aantal inwoners
Subsidiebedrag
Per uitlening
79.039
1
20.991
€1.713.800
€2,55
9
Op een verzorgingsgebied van tegen de 150.000 inwoners trekt Bibliotheek Waterland meer dan een half miljoen bezoekers, zijn er rond de 40.000 leden en realiseert de bibliotheek meer dan 1,2 miljoen uitleningen. Tabel 3: kengetallen begroting bibliotheek 2009-2011 Waterland
2009
index
2010
index
2011
index
Totale begroting
€4,144.834
100
€4.066.000
98
€3.999.300
96
Subsidie
€3,379.883
100
€3.262.500
97
€3.207.800
95
Subsidie ais % van de begroting Eigen inkomsten Kosten huisvesting
81.3%
80.3%
80.2%
€754.028
100
€792.500
105
€791.500
105
€1.066.489
100
€1.120.000
105
€1.113.400
104
Tabel 4: de personele i nzet en output vergeleken (cijfers 2009) Waterland
Aantal F T E
35 =
Aantal leden
41.323
Aantal leden als % inwoners
28.1%
Aantal uitleningen
1.512.530
Index
HelmondPeel
Index
Biblioooster schelde
Index
Midden-Fryslan
Index
100
44
126
37.7
108
43
123
100
36,102
87
32.783
79
36.077
87
23.8%
100
1,104.839
21.5%
73
1.016.113
25%
67
1.328.344
87
Uit tabel 4 kan de conclusie worden getrokken dat vergeleken met bibliotheken in andere gemeenten maar van een gelijke grootte de Bibliotheek Waterland met een geringere personele inzet aanzienlijk beter scoort. De bibliotheek realiseert deze prestaties tegen een verhoudingsgewijs lager kostenniveau. Instapniveau In 2007 was de afspraak dat de aan de basisbibliotheek deelnemende gemeenten op zijn minst zouden voldoen aan het instapniveau. Het instapniveau is het absolute minimum wat een gemeente moet subsidiëren om deel te nemen aan de basisbibliotheekvorming. Het is zeker geen kwaliteitsnorm maar beneden dat minimum is geen acceptabele bibliotheekvoorziening mogelijk. Dat niveau is in 2003 vastgesteld op €11,00 per inwoner voor gemeenten tot 30.000 inwoners en €12,00 voor gemeenten van 30.000 tot 90.000 inwoners (instapniveau is totale subsidie minus huisvestingskosten). Anno 2010 ziet het geïndexeerde instapniveau er als volgt uit, met daarnaast de subsidie van de gemeenten in Waterland.
10
Tabel 5: geïndexeerd instapniveau Jaar Accres 30.000 gemeentefonds Inwoners
30.000 - 90.000 inwoners
2003
€11,00
€12,00
2004
-0,26%
€10,97
€11,96
2005
1.64%
€11,15
€12,17
2006
2.95%
€11,48
€12,53
2007
4.24%
€11,97
€13,06
2008
5.40%
€12,61
€13,76
2009
4.54%
€13,18
€14,38
2010
0%
€13,18
€14,38
Tabel 6: situatie instapniveau Waterland volgens begroting Beemster €12,20 Waterland
€13,59
Landsmeer
€15,16
Graft-De Rijp
€19,32
Edam-Volendam
€16,45
Purmerend
€13,90
2011
Hoofdstuk 5 Scenario's voor bibliotheek Waterland Gemeenten hebben en behouden de verantwoordelijkheid voor het bibliotheekwerk. Binnen dat gegeven en tegen het licht van de ontwikkelingen in de financiële positie van gemeenten, is een aantal scenario's te schetsen voor de ontwikkeling van de Bibliotheek Waterland en de wijze waarop gemeenten hun positie beieidsmatig en financieel bepalen. Met de kennis van de financiële parameters in Waterland en de diverse gemeenten wordt in Hoofdstuk 6 een richting geschetst dat het meest recht doet aan de al ingezette ontwikkelingen in de afzonderlijke gemeenten. 1. Nulscenario Dit scenario houdt in dat gemeenten hun subsidies bevriezen en er geen dialoog is tussen gemeenten en bibliotheek. Het scenario komt neer op een sluipende verschraling, een toename van vrijwilligerswerk en uiteindelijk een uitsterfconstructie. Gesteld kan worden dat een van de oorzaken van de problemen die in de bibliotheek Waterland ontstonden in het jaar 2009, was het bevriezen (niet indexeren) van de subsidies. Voorts ontbrak een gestructureerde vorm van overleg tussen de gemeenten en de bibliotheek waardoor de bibliotheekbestuurder beslissingen geïsoleerd nam zonder draagvlak voor deze beslissingen in de gemeenten. 2. Sturen op centralisatie In dit scenario wordt ingezet op centralisatie, een ontwikkeling die landelijk al eerder is ingezet. Mede hierdoor is het fijnmazige netwerk van bibliotheekvestigingen dat zo kenmerkend was voor de situatie in geheel Nederland en het resultaat was van de toenmalige bibliotheekwet, flink van karakter veranderd en is het aantal vestigingen in de loop der jaren sterk verminderd. Purmerend heeft in de afgelopen jaren deze lijn gevolgd. Daar is nu sprake van één vestiging voor geheel Purmerend. Een dergelijke ontwikkeling is ook denkbaar voor de andere gemeenten. Het nadeel is dat in gemeenten met verschillende kernen de afstand tot de bibliotheek fors groter wordt en de dienstverlening sterk aan kwaliteit inboet. 3. Sturen op decentralisatie Het derde scenario is juist het tegenovergestelde, sturen op decentralisatie. Daarbij worden doelgroepen als jeugd, jongeren, ouderen en migranten centraal gesteld. Gekozen wordt voor een wijkgerichte benadering. Er is sprake van familiebibliotheken met een beperkt aanbod. Ten dele wordt dit beleid al uitgevoerd. De kleinere vestigingen in Waterland kennen geen volledige collectie maar voeren een collectie gericht op specifieke doelgroepen. Voor de achtergrondcollectie wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van Purmerend, daarna van het provinciaal netwerk en in laatste instantie van het landelijk netwerk. 4. Afbouw en substitutie Scenario 4 is sturen op afbouw van de openbare bibliotheek in haar huidige vorm en kiezen voor substitutie. Het accent komt te liggen op schoolbibliotheken, bibliotheken in tehuizen en/of boekenkasten in buurtcentra. En: je geeft ieder kind misschien een tabletcomputer of e-reader.
12
Hoewel er in het land wel initiatieven zijn die het bibliotheekwerk sterker linken aan de scholen is er geen gemeente die deze stap al heeft gezet. Dat is ook verklaarbaar als men naar de huidige gebruikscijfers kijkt, ook onder volwassenen. Bibliotheken worden veelvuldig bezocht en kennen hoge gebruiksratio's. 5. Sturen op inhoud Scenario 5 is sturen op inhoud (collectie) en activiteiten, door speerpunten te kiezen. Zaken ais leesbevordering en literatuur, voor- en vroegschoolse educatie, cultuurpunt en cultuurmakelaar. Het gaat om een verbinding tussen verschillende functies, het Kulturhus, het "huis van de wijk", cultuurclusters en (als voorbeeld) het Groninger Forum. De kern van cross over is datje voldoende massa houdt (financieel, organisatorisch en ruimtelijk), de "traffic" op gang houdt en vergelijkbare functies bundelt. Het is in feite het creëren van een nieuw type culturele instelling. Je kunt combineren met één van de andere scenario's. Ook dit scenario wordt in de regio Waterland deels al uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan het wijksteunpunt in Edam waarin de bibliotheek samenwerkt met andere partijen. Dat drukt de gebruikerskosten en levert traffic voor de andere instellingen.
13
Hoofdstuk 6 Pragmatisch samenwerken met lokale verschillen Een andere manier van kijken om de positie van bibliotheken en de Bibliotheek Waterland te bepalen is de volgende: 1. Bibliotheken met een lage subsidie en geringe prestaties 2. Bibliotheken met een lage subsidie en hoge prestaties 3. Bibliotheken met een hoge subsidie en geringe prestaties 4. Bibliotheken met een hoge subsidie en hoge prestaties Op basis van de tabellen uit hoofdstuk 4 en de vergelijking met de landelijke gemiddelde cijfers mag duidelijk zijn dat Bibliotheek Waterland in categorie 2 valt. Daarnaast heeft Bibliotheek Waterland het kostenniveau vanaf 2009 nog verder teruggebracht. De Bibliotheek Waterland is daarmee een excellente presteerder, met een in verhouding lage subsidie, hoge prestaties qua leden en uitleningen en een op de verschillende lokale situaties gebaseerde dienstverlening. Uit het voorgaande is af te leiden dat er geen sprake is van een uniform model dat toepasbaar is op alfe gemeenten. De bibliotheek is de weg ingeslagen van differentiatie en verscheidenheid, gebaseerd op de lokale omstandigheden en de lokale cultuur. De fysieke vestiging blijft ondanks alle ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en informatisering daarbij zeker van groot belang. De fysieke vestiging is een voorwaarde om de dienstverlening goed uit te kunnen voeren. Klanten gebruiken de bibliotheek als inspiratiebron en komen tot keuzes door in contact te komen met de collectie. Lezen, leesplezier en jezelf blijven ontwikkelen zijn belangrijk zodat jonge mensen op kunnen groeien tot volwaardige burgers en burgers zich kunnen blijven ontwikkelen. Om dit te realiseren werkt de bibliotheek nauw samen met de onderwijsinstellingen binnen haar verzorgingsgebied. Ook om deel te nemen aan de digitale samenleving moeten mensen raad weten met de aangeboden informatie en is leesvaardigheid dus een belangrijk criterium om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. De bibliotheek ontsluit veel digitale informatie die anders alleen tegen betaling verkrijgbaar is. Met behulp van mediacoaches maakt de bibliotheek klanten (nog) wijzer in de digitale wereld. De landelijke digitale diensten zullen de bibliotheek de komende jaren helpen tot een nog beter aanbod voor haar klanten te komen.
Hef scenario voor de toekomst van de Bibliotheek Waterland is er derhalve een van verdere pragmatische samenwerking met erkenning van lokale verschillen en flexible dienstverlening. Om als bibliotheek te kunnen werken is het noodzakelijk een centraal apparaat te hebben en in stand te houden dat deze ontwikkeling ondersteunt Gemeenten en bibliotheek maken daarover afspraken en formaliseren deze via een samen werkingsovereenkomst, Samenwerking geformaliseerd Binnen dit model van pragmatische samenwerking moeten nadere afspraken worden gemaakt over de wijze waarop gemeenten de bibliotheekorganisatie in stand houden. Het gaat dan met name over de kosten van de backoffice. Zonder backoffice en zonder een gedeelde verantwoordelijkheid daarvoor kan er geen adequate en kwalitatief goede lokale dienstverlening worden geboden.
14
De gemeenten en bibliotheekorganisaties in Waterland hebben in 2007 een fundamentele stap gezet in de vorm van regionale samenwerking. Met name de gemeenten in de regio onder de 30.000 inwoners waren aangewezen op deze samenwerking omdat dat een vereiste was en is voor toegang tot een grootschalig bibliotheeknetwerk en omdat de rol van de provinciale bibliotheekcentrale werd gewijzigd. Er is derhalve sprake van een onomkeerbaar proces. De gemeenten in de regio erkennen met de af te sluiten samenwerkingsovereenkomst het belang van deze samenwerking en ronden daarmee het proces van basisbibliotheekvorming formeel af. De financiën van de Bibliotheek Waterland: onderscheid tussen kosten backoffice en frontoffice a. de backoffice De kosten van de Bibliotheek Waterland worden gevormd door de frontoffïce en de backoffice. De backoffice omhelst het centrale apparaat dat nodig is om de dienstverlening in de vestigingen te organiseren. De gemeenten staan garant voor deze backoffice-kosten. Het voorstel is dat te doen naar rato van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten. Daarmee wordt aangesloten op de bestaande praktijk. De kostenopzet en de verdeling van de backoffice (BA) ziet er als volgt uit:
gemeente Beemster Edam/Volendam Graft- De Rijp_
inwoneraantal 8584 28506 6489
als % 5,73% 19,02% 4,33%
Landsmeer
10233
6,83%
Purmerend
79038
52,72%
Waterland totaal
bijdrage baten bijdrage kosten BA BA €63.008,68
€2.148,75
€209.149,25
€7.132,50
€47.613,89
€1.623,75
€75.104,59
€2.561,25
€ 579.723,88
€19.770,00
17057
11,38%
€125.137,67
149907
100,01%
€1.099.737,96
i l B i l l i
je s\ib'sidieren,BA
:r
.... . i i - i
€4.267,50 ^-^O12'0j7ffll7 € 37.503,75
062 23^21
De kosten van de backoffice zijn in de afgelopen twee jaar fors naar beneden gebracht en zitten nu op een basaal niveau. Verdere besparingen op de backoffice zijn niet mogelijk zonder de bibliotheek als organisatie in het geding te brengen. b. de frontoffice De frontoffice behelst de dienstverlening die de Bibliotheek Waterland biedt in haar vestigingen in de verschillende gemeenten. De omvang van de frontoffice is in tegenstelling tot de backoffice binnen zekere grenzen variabel. Het is aan de individuele gemeenten om afspraken te maken met de bibliotheek over te leveren diensten. Eventuele bezuinigingen raken derhalve in eerste instantie de frontoffice, dat wil zeggen het aanbod van de collectie, de openingsuren en de kwaliteit van de dienstverlening.
15
Indexering Een probleempunt blijft de vergoeding van kostenstijgingen voor zover deze niet zijn door te rekenen in de tarieven. Omdat de inkomsten uit lidmaatschappen zo'n....% bedragen van de begroting van de bibliotheek, moeten autonome kostenstijgingen als gevolg van CAO¬ afspraken en materiële kostenstijgingen op andere wijze worden opgevangen. De gemeenten zouden dat moeten doen via indexering van de subsidie die deze kostenontwikkeling dekt. Omdat hierover geen gezamenlijk uitgangspunt is te formuleren, wordt voorgesteld dat de individuele gemeenten hierin gescheiden opereren en de mate van indexering koppelen aan het in de gemeente vigerende beleid. Voor een regionale organisatie als de bibliotheek is dat een complicerend gegeven. Immers, het achterwege laten van voldoende indexering raakt direct en vooral de frontoffice maar in laatste instantie ook de backoffice. Dit ailes betekent dat gemeenten wel de kosten van de backoffice volledig indexeren, maar wat betreft de frontoffice keuzen kunnen maken in het aantal vestigingen en het niveau van dienstverlening binnen hun grenzen. Dat is de lokale verantwoordelijkheid die binnen het model van de pragmatische samenwerking (weliswaar binnen zekere grenzen) overeind blijft. Zekere grenzen omdat verdergaande keuzen ten aanzien van dienstverlening ook de bibliotheek als organisatie raakt en daarmee de omvang van de backoffice. Reserve- en vermogensvorming Bij vermogensvorming is sprake van een spanningsveld. Enerzijds moeten gesubsidieerde organisaties voldoende vrijheid van handelen hebben om slagvaardig en bedrijfsmatig te kunnen werken. In dat kader is het van belang een eventueel positief resultaat niet direct en volledig af te romen. Een kleine reserve biedt de mogelijkheid een korte periode, waarin het financieel wat minder gaat, te overbruggen. Afromen kan in een financieel gunstige periode als ongewenst effect hebben dat tegen het einde van het subsidiejaar uitgaven worden gedaan die niet direct noodzakelijk zijn. Anderzijds moet voorkomen worden dat, op kosten van de gemeenschap, overmatig aan reservervorming bij instellingen wordt gedaan. De vorming van reserves en voorzieningen is dus tot op zekere hoogte wenselijk, maar het aantal en de omvang moeten beperkt blijven. Inmiddels heeft de bibliotheek met het rekeningsresuitaat 2010, €26.000 positief, weer wat reserve kunnen opbouwen. Gebruikelijk is dat organisaties in de omvang van de bibliotheek beschikken over een egalisatiereserve van 10% van het subsidiebedrag. De gemeente Purmerend houdt dit percentage aan. Geadviseerd wordt dat alle gemeenten in Waterland dat percentage ook aanhouden. Dat geeft de bibliotheek enige armslag om mogelijke tegenvallers op te vangen zonder direct een beroep te doen op de subsidiërende gemeenten. In de concept-samenwerkingsoverenkomst is opgenomen dat de bibliotheek in overleg met de gemeenten een egalisatiereserve per gemeente opbouwt ter hoogte van 10% van het subsidiebedrag. Zijn verdere kostenbesparingen mogelijk? Gelet op hetgeen in organisatorisch en financieel opzicht reeds heeft plaatsgevonden, is het niet mogelijk aan de kostenkant verdere besparingen te realiseren. Alleen een ingrijpende wijziging in het aantal vestigingen kan besparingen opleveren. De grenzen van efficiencyverbetering zijn bereikt. De bibliotheek presteert met relatief geringe middelen al optimaal. Drastische bezuinigingen zouden het bibliotheekwerk in de regio onder een kwalitatief laag
16
peil voeren. Dit laat onverlet dat gemeenten kunnen besluiten tot centralisatie en een grotere vestiging binnen hun grenzen in stand houden. Wat wel opvalt, is dat de huisvestingskosten van sommige vestigingen van de Bibliotheek Waterland relatief hoog zijn. Het bespreken van alternatieve huisvesting of het met meerdere organisaties gebruik maken van de huisvesting lijkt dus een goede weg om kosten te besparen. In de combinatie van huisvesting en functie zijn er verschillende ontwikkelingen: De grote vestigingen, Purmerend en mogelijk ook Volendam, kennen naast een uitleenfunctie ook een duidelijke verblijfsfunctie als stadstudiecentrum. In kleinere vestigingen kan gekozen worden voor samenwerking met het onderwijs als participant in een Brede School. Aandachtspunt is de openstelling voor andere groepen dan leerlingen van de school. Ilpendam en De Rijp opteren voor deze richting. Een andere keuze voor kleinere vestigingen is een constructie zoals in Edam, in een wijksteunpunt. Door gezamenlijk gebruik dalen de huisvestingslasten per participant. Bovendien zorgt de bibliotheek voor traffic voor de andere instellingen. Aandachtspunt hier is dat partijen wel raakvlak met elkaar moeten hebben. Bredere samenwerkingsverbanden zijn ook mogelijk. In Purmerend delen archief en bibliotheek ook een aantal ruimtes, ontwikkelen ze gezamenlijke activiteiten en stemmen ze collectiebeleid op elkaar af. Maar ook andere combinaties zijn mogelijk. Samenwerking met commerciële partijen, mits er goede afspraken worden gemaakt, is ook een optie. Aan de batenkant zet Bibliotheek Waterland in op een nog nauwere samenwerking met het onderwijs. Daarvoor zijn bij de reorganisatie twee accountmanagers educatie aangesteld. Scholen betalen nu al een kleine bijdrage voor de diensten van de bibliotheek. De bedoeling is deze baten de komende jaren te laten groeien door enerzijds het dienstenpakket uit te breiden en anderzijds deze diensten aan meer scholen aan te bieden. Waar de verhouding subsidie - eigen inkomsten nu ongeveer 82:18 is, is het streven om in de komende jaren tot een verhouding 75:25 te komen.
i
'O
17
Hoofdstuk 7 Beslispunten: 1. Onderschrijven van de ontwikkelingsrichting van de Bibliotheek Waterland: Het scenario
voor de toekomst
met erkenning apparaat
met een gedegen
Gemeenten
van de Bibliotheek
van lokale verschillen
en bibliotheek
en flexibele
continuïteit
Waterland
is pragmatische
dienstverlening.
om de ontwikkeling
maken daarover afspraken
Voorwaarde
samenwerking is een
centraal
te volgen en actief vorm te geven.
en formaliseren
deze via een
samenwerkingsovereenkomst. 2. De gemeenten staan garant voor de backoffice-kosten. Het voorstel is dat te doen naar rato van het aantal inwoners
van de
deelnemende
gemeenten. 3. Indexering van de subsidie voor de backoffice-kosten vindt volledig plaats. 4. Indexering van de subsidie voor de frontoffice-kosten vindt plaats volgens het in de gemeente geldende beleid. Dat houdt in dat gemeenten van dienstverlening
keuzes kunnen maken in het aantal vestigingen
binnen hun grenzen.
dit wel een complicerend
Voor een regionale
organisatie
en het
niveau
als de bibliotheek
is
gegeven.
5. De bibliotheek vormt per gemeente een reserve van 10% van het subsidiebedrag. Dat geeft de bibliotheek
enige armslag om mogelijke
een beroep te doen op de subsidiërende
tegenvallers
op te vangen zonder
direct
gemeenten.
6. Uitspreken dat de gemeenten blijven samenwerken en de Bibliotheek Waterland in stand zullen houden en hiertoe de samenwerkingsovereenkomst ondertekenen. De gemeenten
in de regio erkennen
belang van deze samenwerking formeel
met de af te sluiten samenwerkingsovereenkomst
en ronden daarmee
het proces van
het
basisbibliotheekvorming
af.
Bijlage: 1. concept samenwerkingsovereenkomst
18
Bijlage Samenwerkingsovereenkomst Bibliotheek Waterland Ondergetekenden: De gemeente Purmerend, te dezen op grond van artikel 171 van de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester, De gemeente Edam-Volendam etc. De gemeente Waterland etc. De gemeente Beemster etc De gemeente Graft-De Rijp etc De gemeente Landsmeer etc. hierna te noemen de gemeenten; en Bibliotheek Waterland, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door.... Overwegende: •
dat partijen wensen te omschrijven en vast te leggen dat zij op het gebied van het bibliotheekwerk in hun gemeenten samenwerken en dat zij wensen vast te leggen op welke wijze zij de bibliotheek Waterland in stand zullen houden
•
dat Bibliotheek Waterland een laagdrempelige basisvoorziening is die sterk in de lokale gemeenschap geworteld is
•
dat Bibliotheek Waterland een belangrijke educatieve en recreatieve functie heeft, gericht op leeservaring, leesplezier en leren cq. kennisverwerving, kennisverrijking en informatieoverdracht
Komen overeen Onder de volgende voorwaarden: 1. Algemeen (begripsbepalingen) 1.1 Bibliotheek De basisbibliotheek zoals vastgelegd in de nota 'Open poort tot kennis' van de stuurgroep Meijer.
19
1.2 Bibliotheekvestiging Een voorziening in een deelnemende gemeente waarin een volledig dan wel gedeeltelijk aanbod van diensten wordt geboden ten behoeve van algemeen publiek. 1.3 Diensten *= •> e • » » « e
aanbieden en uitlenen van een collectie fysieke informatiedragers doorgeleiden van vraag naar boeken/informatiedragers in het bibliotheeknetwerk beschikbaar stellen van digitale informatiebronnen waar mogelijk digitale informatie ook ontsluiten voor thuisgebruik voor bibliotheekleden scholieren wegwijs maken jaaraanbod primair onderwijs organisatie van lezingen en tentoonstellingen die samenhangen met de primaire doelstelling aanbod voor speciale doelgroepen
1.4 Backoffice De omvang van de Backoffice is nader te bepalen maar bevat in ieder geval de volgende functies: « • «
directie en management van de bibliotheek alle taken die voor een reguliere bedrijfsvoering van de bibliotheek noodzakelijk zijn: financiën, facilitair, P&O, ICTen administratie/secretariaat bibliotheektechnische diensten: collectievorming, mediaverwerking, mediawijsheid, domeinkennis en promotie
1.5. Frontoffice De directe diensten die worden aangeboden op de bibliotheekvestiging, aan de balie en via de website. 1.6
Huisvesting 1.6.1 Zorg voor de huisvesting De gemeenten die een bibliotheekvestiging hebben, dragen ieder afzonderlijk zorg voor de bekostiging van de huisvesting van de betreffende bibliotheekvestiging. De gemeenten dragen er ieder afzonderlijk zorg voor dat de bibliotheekvestigingen in hun gemeente doelmatig en veilig zijn en voldoen aan de normen van alle relevante regelgeving waaronder de arbeidsomstandighedenwet. 1.6.2 Definitie huisvestingskosten Huur dan wel kapitaaHasten, onderhoud gebouw buitenkant en binnenkant, onderhoud inventaris, schoonmaken, water, energie, belastingen (OZB, dijk- en polderlasten), verzekeringen, beveiliging, overige huisvestingslasten, arbotoepassingen, en ook de direct aan huisvestingskosten gerelateerde personele kosten, bijv. schoonmaker of huismeester.
20
2.
Doelstellingen
2.1 Toegang tot informatie en kennis De gemeenten beogen met de bibliotheek de toegang tot informatie en kennis te garanderen. Dit in het belang van de ontwikkeling van jeugdigen in hun gemeenten tot volwaardige deelnemers aan het maatschappelijk verkeer en in het belang van volwassenen om zich te (blijven) ontwikkelen en kennis te vergaren waardoor zij volwaardig deelnemer zijn en blijven aan de samenleving. 2.2 Erkenning De gemeenten erkennen het belang van de bibliotheek en spreken uit de bibliotheek op een adequate wijze in hun gemeenten in stand te houden. 3.
Subsidiering
3.1 Subsidiebeschikking De gemeenten leggen de afspraken met de bibliotheek neer in een subsidiebeschikking waarvan het model voor de gemeenten gelijk is.
Op een nader te bepalen tijdstip wordt overgegaan op een systeem van subsidiering voor 4 jaar. In de subsidiebeschikking wordt in ieder geval opgenomen het aantal vestigingen per gemeente, de openingstijden van de vestigingen, het aantal leden, het aantal uitleningen, het aantal bezoekers en voorts de activiteiten die samenhangen met de diensten zoals omschreven in lid 1.3. 3.2 Kosten Backoffice De gemeenten subsidiëren de Backoffice met ingang van 1 januari 2012 naar rato van het aantal inwoners. 3.3 Kosten Frontoffice De gemeenten maken afzonderlijke prestatie-afspraken met de bibliotheek Waterland over het niveau van dienstverlening, de te leveren diensten per vestiging, neer te leggen in de subsidiebeschikking. 3.4 Indexering De gemeenten indexeren jaarlijks de subsidiebedragen met een percentage dat in de gemeente van vestiging van kracht is.
21
3.5 Bevoorschotting De bevoorschotting vindt in vier termijnen plaats, te weten uiterlijk in januari, april, juli en oktober van het lopende kalenderjaar. 4. Planning- en control 4.1lndiening begroting, jaarverslag, werkplan De bibliotheek dient vóór 1 april van het lopende jaar bij de gemeenten de begroting in voor de volgende begrotingsperiode. Tevens wordt een werkplan voor het komende jaar ingediend. De jaarrekening en jaarverslag van het afgelopen jaar worden ingediend vóór 1 april. De jaarrekening wordt voorzien van een accountantsverklaring. In het jaarverslag is in ieder geval een verslag van de geleverde producten en diensten per gemeente opgenomen. In de jaarrekening wordt op hoofdlijnen per gemeente verantwoord hoe de werkelijke kosten zich hebben verhouden tot de begrootte kosten. 4.2 Egalisatiereserve De bibliotheek bouwt in overleg met de gemeenten een egalisatiereserve per gemeente op ter hoogte van maximaal 10% van het subsidiebedrag. 4.3 Bestemmingsreserves De bibliotheek kan in haar begroting afschrijven op investeringen conform de algemeen geldende normen, bijv. 3 jaar voor computers en 10 jaar voor meubilair (boekenkasten). Daarnaast is het de bibliotheek toegestaan bestemmingsreserves te vormen voor vervanging van meubilair, computers etc. Besteding van de gelden is gebaseerd op een investeringsplan dat de instemming behoeft van de subsidiërende gemeenten. 5.
Overleg
5.1 Bestuurlijk De gemeenten overleggen minimaal 1 keer per jaar gezamenlijk over het beleidsplan/werkplan, begroting en jaarrekening. 5.2 Ambtelijk De gemeenten overleggen op ambtelijk niveau minimaal 1 keer per jaar ter voorbereiding van het bestuurlijk overleg. 6. Geschillen Verschillen van mening tussen partijen ter zake van de uitleg en uitvoering van deze overeenkomst zullen zoveel mogelijk langs minnelijke weg worden opgelost. Indien een verschil van mening langs minnelijke weg niet is opgelost, wordt geacht een geschil te bestaan. In dat geval wordt in eerste instantie een onafhankelijke mediator aangesteld.
22
Mocht een van de partijen besluiten een geschil voor te leggen aan de rechter, dan is ter zake van het geschil bevoegd de rechter in het arrondissement Alkmaar/Haarlem. 7.
Duur van de samenwerkingsovereenkomst
7.1 Duur De voorliggende samenwerkingsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd en gaat in op 1 januari 2012. 7.2 Opzegging De partijen kunnen de overeenkomst tussentijds opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van een jaar. Opzegging dient per aangetekende brief, met opgaaf van redenen, aan alle partijen bekend gemaakt te worden. 7.3 Afbouwregeling Indien een van de gemeenten de samenwerkingsovereenkomst opzegt, zal een afbouwregeling van kracht worden. De afbouw van de subsidie geschiedt over een periode van drie jaar en met de volgende percentages: 75% van de subsidie in het eerste jaar, 50% in het tweede jaar en 25% in het derde jaar. Dit zou kunnen leiden tot evenredige vermindering van producten en diensten. Aldus overeengekomen op Namens de gemeenten
Namens de Stichting Bibliotheek Waterland
23
Model subsidlebesch kking
Betreft: subsidieverleningsbeschikking 201
hebben wij uw subsidieaanvraag voor 201... ontvangen.
Op
subsidie voor het jaar 201
Hierin vraagt u €
Het besluit Op basis van uw aanvraag hebben wij besloten uw aanvraag te honoreren voor maximaal €
Specificatie Subsidie huisvesting : Subsidie backoffice
: Subsidie frontoffice
Hoogte subsidie 201...: Basis voor de berekening van het subsidiebedrag vormt het in de meerjarenbegroting van de gemeente
beschikbare budget.
Deze beschikking is geregistreerd onder dossiernummer
en betreft een periodieke
subsidie voor het tijdvak 201 Motivatie i De activiteiten dragen bij aan het beleid zoals geformuleerd in de Programmabegroting 201
)
onder het Programma
De gemeente subsidieert Bibliotheek Waterland om de volgende doelstellingen te bereiken: • « • •
Toegang bieden tot kennis en informatie in de meest brede zin van het woord Bijdragen aan leesbevordering Bijdragen aan democratische vorming en cultuurparticipatie Plaatselijk kenniscentrum
Doelgebonden verplichtingen Aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend In het jaar 201
wordt de subsidie aangewend voor
24
1.
het opbouwen, beheren en toegankelijk maken van een pluriforme collectie informatiedragers het uitlenen van informatiedragers het beschikbaar stellen en ontsluiten van informatie het organiseren van klassenbezoeken het organiseren van leesbevorderende activiteiten het organiseren van tentoonstellingen en lezingen het ondersteunen en faciliteren van schoolbibiiotheekwerk overige activiteiten zoals bijdrage/promotie kinderboekenweek, kinderjury, literaire salon etc.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9
Daartoe houdt Bibliotheek Waterland in de gemeente 1.
2.
Vestiging Openings uren per week: Vestiging Openingsuren per week
De Bibliotheek heeft in 201 tenminste
vestiging(en) in stand:
uur
uur
in gemeente
leden
bezoekers: tenminste
uitleningen
Verstrekken van gegevens welke nodig ziin voor vaststelling In de jaarrekening worden de balans en de winst- en verliesrekening voorzien van een deugdelijke toelichting waarbij significante afwijkingen tussen begroting en rekening nader worden toegelicht.
Het uitoefenen van controle door een accountant Met de jaarrekening is een accountantsverklaring vereist over de jaarstukken. Wij verwijzen u hiervoor naar de subsidieverordening en het controleprotocol.
De wiize en tijdstippen waarover informatie wordt verstrekt Gaarne ontvangen wij halverwege het jaar, uiterlijk 1 juli 201...., een tussentijdse rapportage over de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, de ontwikkeling van de ledenaantallen en de hoeveelheid uitleningen per vestigingspunt. Juridische grondslag Op deze beschikking is de volgende regelgeving van toepassing: • ©
Algemene wet bestuursrecht (Awb); Algemene Subsidieverordening gemeente
25
D e wettekst van d e Algemene wet bestuursrecht kunt u raadplegen op www.wetten.nl. Voor het inzien en downloaden van de gemeentelijke verordeningen en/of specifieke beleidsregels verwijzen wij u naar onze website Bevoorschotting Het subsidiebedrag wordt in 4 termijnen voorgeschoten volgens het onderstaand schema. €
B e v o o r s c h o t t i n g 95% €
Totaal voorschot
Vervaldatum Termijn 1 Termijn 2 Termijn 3 Termijn 4 De termijnbedragen worden overgemaakt op bankrekeningnummer 14.27.75.827 ten name van Bibliotheek Waterland o.v.v. dossiernummer Meldingsplicht wijzigingen Wij wijzen u erop dat u ons, op grond van artikel Subsidieverordening
van de Algemene
direct op de hoogte stelt van relevante wijzigingen. Het gaat
hierbij om veranderingen in de financiële en/of organisatorische verhoudingen en/of beëindiging van activiteiten of werkzaamheden van de instelling. Verantwoording U wordt verzocht uiterlijk weken na einde boekjaar verantwoording af te leggen over de door u bestede subsidiegelden. Hiervoor maakt u gebruik van het formulier voor vaststelling. Uit deze gegevens moet duidelijk blijken welke activiteiten, welke kosten en opbrengsten zijn gerealiseerd. Wij vragen u een vergelijking te maken met uw activiteitenplan en begroting op basis waarvan subsidie is verleend.
In het controleprotocol vindt u de specifieke eisen die wij stellen aan de verantwoording van de verleende subsidie. In de bijlage vindt u het controleprotocol. Deze kunt u ook, net als het formulier voor vaststelling, terug vinden op
26
Vaststelling De vaststelling van de subsidie vindt plaats binnen 13 weken nadat wij de volledige verantwoording van u hebben ontvangen. Indien nodig wordt na de vaststelling het resterende subsidiebedrag uitbetaald. Als u niet voldoet aan de verplichtingen kan dit leiden tot een lagere vaststelling. Als de subsidie lager wordt vastgesteld dan het verleende bedrag, wordt dit verrekend of teruggevorderd. Correspondentie Onder formele correspondentie verstaan wij originele brieven die u hebt ondertekend. Vermeld hierbij altijd het dossiernummer. Emailberichten beschouwen wij niet als formele correspondentie. Hoogachtend,
burgemeester en wethouders van De belanghebbende bij dit besluit, Kan op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken nadat het besluit is bekend gemaakt, hiertegen een bezwaarschrift indienen bij burgemeester en wethouders van Het bezwaarschrift moet ondertekend zijn en bevat ten minste: de naam en het adres van de Indiener, de dagtekening, een
omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, de gronden van het bezwaar. Daarnaast kan op grond van artikel 8:81 van genoemde wet, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist, de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem, Postbus 1621, 2003 BR, worden verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Een dergelijk verzoek zal in het algemeen niet in behandeling worden genomen voordat de indiener een griffierecht heeft gestort
27
•I
j
28
[email protected] Van: Verzonden: Aan:
Pos, Lindy < [email protected] > dinsdag 6 december 2011 8:07 Frans Portengen; Dijk van, Janneke; Ellen Bokhove; [email protected];
CC: Onderwerp:
[email protected] [email protected] RE: Bibliotheek Waterland
LS Ik heb ook al eerder laten weten dat ons college met veel pijn en moeite akkoord is gegaan (geldt wel maar voor een jaar). Het wachten is nu op de besluitvorming door Edam-Volendam. Daarna kan de ondertekening gepland worden. Als er een afspraak gepland gaat worden, dan lijkt mij dat dit na de raad van Edam-Volendam moet plaatsvinden. Misschien het handigst om dit via datumprikker.nl of zoiets te plannen? Met vriendelijke groet, Ady Pos beleidsmedewerker afdeling Zorg en Welzijn werkdagen maandag t/m donderdag
GemeenteWATBRLAND
Bezoekadres: Pierebaan 3, 1141 GV Monnickendam Postadres:
Postbus 1000, 1140 BA Monnickendam
Telefoon:
(0299)658551
Email printen? Denk aan het milieu!
Frans Portengen rmailto:[email protected]] oerzonden: 06 december 2011 7:50 A a n : Dijk van, Janneke; Ellen Bokhove; [email protected]: Pos, Lindy; [email protected] C C : [email protected] Onderwerp: RE: Bibliotheek Waterland LS Ons college heeft besloten om hét in de raad te brengen. Dat gebeurt op 15 december 2011. Daarna kan naar verwachting de ovk worden getekend. Frans: misschien heb jij nog nieuws n.a.v. verbouwing e.a. ? Vriendelijke Groet, Frans Portengen, Gemeente Edam-Volendam, Afdeling SAM/beleid. 0299-398387 Goed idee, Ik kan: 1
13 december 's middags 15 december 's middags 19, 20, 22, 27, 28 en 29 december. Met vriendelijke groet, E. (Ellen) Bokhove Beleidsmedewerker kunst, cultuur en toerisme
@: 3:
e.bokhove(g)graftderijp.nl (0299)39 19 79
www.landvanleeqhwater.nl
Gemeente Graft-De Rijp P o s t b u s 16 1483 Z G De Rijp kantooradres: Sloep 7 1483 H A De Rijp
] (0299)391951 & (0299) 391980 @ gemeenteiSlq raftderiip.nl www.Qraftderiip.nl
Van: Dijk van, Janneke rmailto:[email protected]] Verzonden: maandag 5 december 201116:15 A a n : [email protected]: Frans Portengen; [email protected]; R.Koelemeherfijpurmerend.nl: hic(ö)landsmeer.nl: Pos, Lindy Onderwerp: Bibliotheek Waterland Beste allen, Zo vlak voor Sinterklaasavond lijkt mij een goed moment om jullie te vragen naar de stand van zaken m.b.t. de Bibliotheek Waterland. Is iedere gemeente inmiddels akkoord met de overeenkomst? Misschien is het zinvol om binnenkort weer bij elkaar te komen voor een ambtelijk overleg? Dan kunnen we uitwisselen wat er bij de verschillende gemeenten speelt en wat voor nieuws er vanuit de bibliotheekwereld is. Graag hoor ik van jullie Met vriendelijke groet, Janneke van Dijk Beleidsmedewerker Cultuur en Welzijn Telefoon: (0299) 68 21 82 Aanwezig: maandag t/m vrijdagochtend Rijn Middelburgstraat 1, 1462 NV Middenbeemster Postbus 7, 1462 Z G Middenbeemster Bezoek ook eens onze website: www.beemster.net
****************************************************** *************************** DISCLAIMER; Aan de inhoud van dit bericht kunnen geen rechten 2
/
worden ontleend. De informatie is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Gebruik door derden is verboden. Openbaarmaking, vermenigvuldiging en verstrekking van deze informatie aan derden is niet toegestaan.
Voorbehoud Gemeente Waterland: Aan de inhoud van dit e-mailbericht kunnen geen rechten worden ontleend, tenzij dit expliciet in dit bericht is verwoord. De informatie verzonden met dit e-mailbericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Indien het wordt ontvangen door iemand anders, wordt deze verzocht het te retourneren aan de afzender. Dit e-mail bericht is door de afzender gecontroleerd op de aanwezigheid van virussen. Toch kan de gemeente Waterland niet garanderen dat dit bericht, eventueel met bijlagen, geen computervirus(sen) bevat. Het is daarom altijd verstandig iinenkomende e-mail inclusief bijlagen te controleren op virussen. j
Internet: www.waterland.nl