[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN] 1
Naar een excellentieprogramma voor VO leerlingen Radboud Pre-‐University College of Science Versie 3.0 (6 februari 2012) Sijbrand de Jong
2
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN]
Inhoudsopgave Achtergrond..................................................................................................................3 Uitgangspunten ............................................................................................................4 Organisatie....................................................................................................................5 Een mogelijk programma ter inspiratie ....................................................................6 Financiën.......................................................................................................................7 Het eerste jaar ..............................................................................................................8 Vervolgtraject...............................................................................................................8
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN] 3
Achtergrond In het onderwijs komt in toenemende mate de nadruk te liggen op ondersteuning van zowel de achterblijvers als de voorlopers. Op VO scholen is bijvoorbeeld een van de recente stimuleringsprogramma’s het bèta excellent programma voor de beste leerlingen. Naar het zich laat aanzien1 zal dit programma verbreed worden tot een excellentieprogramma over de breedte van alle schoolvakken en later worden gezekerd als een prestatiebox in het financieringsmodel voor VO scholen. De Radboud Universiteit Nijmegen, net als alle andere Nederlandse algemene en technische universiteiten, heeft bij uitstek de kennis en apparatuur in huis om het normale VO curriculum uit te breiden voor excellente leerlingen. Door deze groep van de beste leerlingen te bedienen met uitdagende lesstof, met doorkijkjes naar de recentste ontwikkelingen in de wetenschap, kan hun schooltijd optimaal worden ingezet. Daarnaast kan in een dergelijk programma intensief contact worden gemaakt tussen VO docenten en WO wetenschappers, hetgeen zowel kan leiden tot nog enthousiastere docenten in het VO gewapend met nieuwe inzichten en voorbeelden in hun vakgebied, als tot WO docenten die een goed beeld hebben van de kennis en vaardigheden van de instromende studenten. Het stimuleert en faciliteert de ontwikkeling van onderwijsmateriaal dat ook elders ingezet kan worden. Dit extra ontwikkelde materiaal is openbaar voor alle partijen. In Nederland zijn al verschillende initiatieven op het gebied van intensieve (bèta) excellentieprogramma’s voor VO leerlingen met universiteiten ontplooid, zoals het Junior College Utrecht van de UU, het Pre-University College van de UL, de TUe, de UM en de OU (in de Noordelijke provincies) en de Scholierenacademie van de RuG. Het hier voorgestelde model houdt het midden tussen een aantal van de bestaande programma’s, en heeft hier en daar duidelijke overlap met deze programma’s. Het hier beschreven voorstel komt van het Radboud Pre-University College of Science en richt zich helemaal op de bèta vakken. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat op de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit in een wat later stadium ook aandacht via het Radboud Pre-University College of Humanities zal worden besteed aan de betere leerling met een excellentieprogramma op het gebied van de alfa vakken. Gezien het zwaartepunt in de neurowetenschappen aan de Radboud Universiteit kan in een later stadium ook worden gedacht aan een breed excellentieprogramma op het gebied van de gamma studies. Naast het voorliggende voorstel heeft de Radboud Universiteit al een lange traditie in samenwerking met het VO, onder andere ook gericht op de beste leerlingen. Zo kunnen deze laatsten in het Talentenprogramma colleges volgen en als de gevolgde vakken met een succesvol tentamen worden afgesloten, voor die vakken vrijstelling krijgen in hun universitaire studie. Er is ook een aanbod van Masterclasses en van losse lessen en modules die onder andere gericht zijn op het versterken van excellentie op de school voor bredere groepen leerlingen. Als voorbereiding op het voorliggende voorstel zijn er met schoolleiders van een groot aantal scholen in de regio Nijmegen drie bijeenkomsten geweest op 8, 10 en16 november 2011. Deze scholen zijn uitgenodigd op basis van hun betrokkenheid in het Sprint-Up programma met de Radboud Universiteit en het hebben verworven van een bèta excellent subsidie. De vele waardevolle ideeën die bij deze bijeenkomsten zijn opgebracht zijn verwerkt in een eerdere versie van dit document dat de betreffende 1
Informatie verkregen in een gesprek met een delegatie van het ministerie van OCW op 10 oktober 2011.
4
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN]
scholen op 5 december 2011 is toegezonden. De meeste scholen hebben op dit eerdere voorstellen gereageerd in december 2011 en januari 2012. Sindsdien zijn er in de tweede helft van januari gesprekken geweest met de schoolleiders van de scholen van de Rijk van Nijmegen en Alliantie groepen. Op een enkele school na staan alle scholen positief tegenover een excellentie programma zoals dat wordt voorgesteld. Het grootste probleem dat de scholen hier bij zien is de inzet van zowel contante financiële middelen als vooral ook de inzet van de tijd van docenten. In het voorliggende voorstel wordt getracht zo veel mogelijk aan de opgebrachte bezwaren tegemoet te komen.
Uitgangspunten Om een kader te schetsen voor het programma is een aantal uitgangspunten besproken met schoolleiders van scholen uit de regio Nijmegen. Met de input van de gesprekspartners zijn de volgende uitgangspunten gedefinieerd: 1. Het gewone curriculum blijft bij school De stof van het normale curriculum wordt op school in de normale lessen gegeven. Het excellentieprogramma biedt extra stof aan. Er wordt wel op toegezien dat de extra stof aansluit bij het schoolcurriculum. Dit idee wordt door de schoolleiders unaniem gesteund. 2. Extra curriculum voor de allerbeste leerlingen Om logistieke redenen is een aantal van 60 leerlingen per cohort aan de bèta faculteit van de Radboud Universiteit optimaal. Dit is het maximum aantal dat tegelijkertijd in belangrijke practicumzalen kan en ook een aantal andere zalen kent een maximum van ruim 60 studenten. Gegeven 60 leerlingen per cohort en 20 tot 30 deelnemende scholen in het programma kunnen typisch in de orde van 1-2% van de VWO leerlingen worden geplaatst. Het gaat dan dus om de allerbeste NG en NT leerlingen. Om de betrokkenheid van een school bij een excellentieprogramma te waarborgen is het noodzakelijk dat er ten minste één leerling van die school het programma volgt. Uit het oogpunt van eenvoud is één leerling per school per cohort waarschijnlijk een aanvaardbaar minimum. Dat betekent dat er dan nog 30-40 plaatsen overblijven die op grond van kwaliteit kunnen worden verdeeld over de scholen, waarbij niet noodzakelijkerwijs alle scholen evenveel leerlingen in het programma hebben. Dat betekent dan wel dat voor die leerlingen een selectie moet worden gemaakt. De selectie kan met behulp van drie gegevens worden gemaakt: de cijferlijst van de betreffende leerling, een motivatiebrief van de betreffende leerling en een of meer aanbevelingsbrieven van docenten van de leerling. Een toets of assessment heeft als nadelen dat er een grote organisatorische overhead is en dat het een grote druk op de leerling legt. Dit materiaal kan dan worden beoordeeld door een commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van de scholen en van de Radboud Universiteit. 3. Een gezamenlijk programma voor alle scholen in de regio Een programma dat gezamenlijk wordt gevolgd op de Radboud Universiteit biedt de mogelijkheid voor leerlingen om op te trekken met medeleerlingen met hetzelfde denktempo. Er kan dan onder de leerlingen een eigen gemeenschap worden gevormd. Dat kan verder worden versterkt door een aantal ceremonies, zoals een jaarlijkse opening en een feestelijke afsluiting van het programma met een diploma. De locatie van de Radboud Universiteit biedt een voordeel in
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN] 5 beschikbare onderwijsmiddelen, maar laat de leerlingen bovendien op een zeer indringende manier kennis maken met de universiteit. 4. Een omvang van 1 dagdeel in de week Een omvang van één middag in de week lijkt optimaal. Voor de allerbeste leerlingen is het geen probleem een dagdeel of zelfs maar een dag op school te missen. Dat betekent dat ook voor leerlingen van scholen het programma toegankelijk is. Aan de andere kant is een volle dag erg lang als het gaat om intensief onderwijs, zoals dat in een excellentieprogramma wordt beoogd te worden gegeven. Er is bij een redelijk groot aantal scholen een voorkeur voor de dinsdagmiddag, terwijl dat bij de andere scholen niet op een bezwaar lijkt te stuiten. Het voorstel is dan ook het programma op dinsdagmiddagen te roosteren. 5. Een doorlopend programma voor 5 en 6 VWO Omdat het programma de aansluiting met het WO dient te bevorderen, ligt het voor de hand om in ieder geval 6 VWO erin te betrekken om zoveel mogelijk een doorlopende ontwikkeling te faciliteren voor de betrokken leerlingen. Echter kan in 6 VWO maar tot eind februari in alle redelijkheid worden ingeroosterd in verband met het centraal schriftelijk examen. Om het programma een substantiële omvang te laten hebben is het dus goed 5 VWO er ook bij te betrekken. Er is een redelijke consensus dat starten in 4 VWO wat prematuur is. Een doorlopend programma voor 5 en 6 VWO lijkt dus optimaal. Er is dan maar één instroommoment, in 5 VWO. Dat laat toe dat de kennis en vaardigheden in dit extra programma incrementeel worden opgebouwd. Voor leerlingen die onverhoopt een stukje moeten missen zal ondersteuning worden geboden om niet af te hoeven haken, zoals dat ook voor het normale curriculum gebruikelijk is. Het programma is er sterk op gericht dat alle leerlingen die deelnemen het ook succesvol afmaken. Er kunnen in 5 VWO 30 middagen onderwijs en in 6 VWO 20 weken onderwijs worden aangeboden. Dit laat voldoende flexibiliteit om wat later te starten in 5 VWO en tijdig op te houden in 6 VWO en roosterproblemen in verband met vakanties en dergelijke te absorberen. 6. VO en WO docenten ontwikkelen en voeren het programma gezamenlijk uit Dit model heeft zowel van alle scholen als van de Radboud Universiteit een duidelijke voorkeur. Het heeft behalve voor de leerlingen die in het programma deelnemen dan ook voor de participerende VO en WO docenten een grote meerwaarde. Het faciliteert de ontwikkeling van onderwijsmateriaal dat ook elders ingezet kan worden. Openbare beschikbaarheid van dit extra ontwikkelde materiaal wordt dan ook zeer gewaardeerd door alle partijen.
Organisatie Om het programma hanteerbaar te maken wordt voorgesteld het op te delen in 10 modules van 5 weken elk. Deze opdeling is gebaseerd op de ervaring met NLT modules van 40 slu,2 die ongeveer 7 weken nemen en net wat lang zijn voor de spanningsboog, zelfs van de betere leerling. De modules zullen dan ook ongeveer 30 slu zijn, of in eenheden van het academisch systeem 1 EC.3 2
Studielastuur, de gebruikelijke eenheid van studielast in het VO. European Credit, de eenheid van het European Credit Transfer System dat door alle Europese Universiteiten wordt gehanteerd, zoals vastgesteld in het convenant van Bologna. Een EC komt overeen met 27.6 slu. 3
6
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN]
Het programma van de modules kan worden vastgesteld door een vertegenwoordiging van scholen en universiteit in een stuurgroep, waarna voor elke module een docent ontwikkel team (DOT) kan worden samengesteld bestaande uit 2 VO en 1 WO docenten. Deze samenstelling maakt het agenderen van bijeenkomsten redelijk makkelijk door de geringe omvang, terwijl er een optimale uitwisseling is tussen VO en WO docenten. Hetzelfde DOT als die de module ontwikkelt is ook verantwoordelijk voor het geven van de module. Binnen het DOT wordt aan een van de VO docenten de rol van coördinator toegekend. Deze coördinator is het aanspreekpunt van de stuurgroep en beheert het voortgangsproces van het DOT. De logistieke begeleiding, zoals roostering, indeling van docenten, regelen van openings- en afsluitingsceremonie, registratie van deelnemende leerlingen en docenten, administreren van resultaten en opstellen van diploma’s, het regelen van toegang tot ICT systemen, het indelen en bijhouden van de BlackBoard omgeving voor de modules en dergelijk zal worden verzorgd door het bureau van het Radboud Pre-University College of Science.
Een mogelijk programma ter inspiratie De inhoud van het programma heeft als een van de uitgangspunten dat het een breed bèta overzicht moet geven. Er wordt specifiek gekozen geen differentiatie aan te bieden voor een bèta excellentie programma om de logistiek te kunnen beheersen, maar ook omdat het diep ingaan op specifiek vakgebieden en onderwerpen al mogelijk is via het Talentenprogramma door een of meer colleges te volgen aan de universiteit. Een ander uitgangspunt is dat de inhoud een voorsprong moet geven in een bèta of medische vervolgopleiding, maar ook algemeen vormend moet zijn, omdat ook leerlingen die in een heel andere richting gaan studeren er iets belangrijks in hun leven aan overhouden. Verder is een belangrijk uitgangspunt dat de inhoud prikkelend moet zijn, met een hoge verwonderingsfactor en van hoog niveau. Een voorbeeld van een mogelijke samenstelling volgt als rode draad de geschiedenis van ons heelal van nul tot nu, startend vanaf de big bang, via de deeltjesfysica en thermodynamica van ons vroege heelal naar de vorming van structuren zoals sterren en sterrenstelsel onder invloed van gravitatie, atomaire opbouw van materie in chemische elementen, moleculen als verbindingen van deze elementen, macromoleculen en het nog onbegrepen ontstaan van leven, naar complexe organismen op een planeet als de aarde die zich geologisch en qua atmosfeer heeft gevormd tot wat hij nu is met de evolutionaire ontwikkeling van levende soorten, om uiteindelijk uit te komen bij de mens en menselijk gedrag zoals zich dat gedeeltelijk laat verklaren uit de evolutionaire psychologie. De modules worden ontwikkeld door de bovengenoemde DOTs, die vervolgens ook verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het onderwijs. Het programma kan ook een inspiratiebron zijn voor de keuze van een profielwerkstuk onderwerp. Voor verdere verdieping van het profielwerkstuk kan dan bijvoorbeeld ook de hulp van het EXO steunpunt worden ingeroepen.
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN] 7
Financiën Een programma zoals hier voorgesteld heeft de inzet nodig van VO en WO docenten en ondersteuning met materialen, zalen, onderwijsassistenten en administratie. De kosten die het programma met zich meebrengt is geraamd op basis van de inzet van schaal LD docenten uit het VO en UHDs uit het WO. De schatting van de materiële en logistieke ondersteuning is gebaseerd op de ervaringen met het NLT cluster Nijmegen4 dat op de Radboud Universiteit draait. RU inzet 0.5 fte WP Student assistenten materiaal Readers Zaalhuur Administratie Ceremonies Onvoorzien+steunfonds Totaal
k€ Scholen inzet 60 1 fte docenten 10 10 8 5 10 1 3 107
k€ 70
70
Het voorstel is deze inzet op de volgende manier te financieren: RU inbreng 0.5 fte WP
k€ Scholen inbreng 60 12× 5.85 k€ (0.0833 fte docent) 72× 500 € per leerling Ouderbijdrage 72× 150 € per leerling
Totaal
60
k€ 70 36
11 117
De bijdragen van WO en VO docenten kan door de Radboud Universiteit en de VO scholen in nature worden geleverd. Voor het voorbereiden en geven van het onderwijs rekenen we 4 contacturen voor een dagdeel en een factor 2.5 voor voorbereiding en ontwikkeling. Bij inzet van twee maal 1 WO docenten elke week, betekent dat voor de Radboud Universiteit ongeveer 0.5 fte, verspreid over 10 wetenschappers die elk ongeveer 5% van hun tijd in dit programma steken. Door de gekozen ratio van VO en WO docenten is de inzet van de VO docenten in totaal 1 fte, verspreid over 20 docenten. Dat betekent bij 12 deelnemende scholen een inzet van ongeveer 0.05 fte per school in de vorm van 3% van de tijd van 1 of 2 docenten. Voor de VO docenten kan een deel van de ingezette tijd waarschijnlijk worden aangemerkt als nascholing, subsidiair persoonlijke ontwikkeling als docent.
4
Een samenwerkingsverband van 6 scholen en de Radboud Universiteit, waarbij 9 van de 11 NLT modules gezamenlijk op de Radboud Universiteit worden gegeven voor 5 en 6 VWO.
8
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN]
Met de andere kosten is echt geld gemoeid (out-of-pocket kosten). Deze worden bekostigd door een bijdrage die proportioneel is aan het aantal leerlingen dat een school in het programma heeft van 500 € per leerling. Daarnaast wordt een ouderbijdrage gevraagd van 150 € per leerling. Die bijdrage betrekt de ouders/verzorgers meer bij de beslissing dat hun kind deelneemt aan een dergelijk programma en maakt dat het programma serieus zal moeten worden genomen door de leerling en de ouders/verzorgers. De hoogte van de bijdrage is typisch die van de jaarcontributie voor een sportvereniging. Voor ouders/verzorgers die deze kosten niet kunnen dragen kan dat natuurlijk geen belemmering zijn voor een leerling om aan dit programma deel te nemen. In gemotiveerde gevallen dat de ouderbijdrage ten laste van een daarvoor op te richten fonds van de Radboud Universiteit komen.
Het eerste jaar Het eerste jaar is een opstartjaar, waarin 6 modules worden gedaan voor 5 VWO. Hier voor is voorbereiding nodig in het semester voorafgaande aan het eerste schooljaar waarin het programma wordt gestart voor deze 6 modules, terwijl gedurende het eerste schooljaar de andere 4 modules voor 6 VWO worden voorbereid. Dat betekent met name dat in het eerste schooljaar de inzet van docenten er wel moet zijn in verband met de voorbereiding voor 6 VWO, maar dat er minder druk op de roostering is omdat die tijd vrij is in te delen in onderling overleg tussen de VO en WO docenten. In het eerste jaar is er dus een roosterbeperking voor 1 docent per school voor een periode van 5 weken in dat jaar. In de volgende jaren geldt dat voor 2 docenten per school.
Vervolgtraject Van de 17 scholen die hebben deelgenomen aan het vooroverleg hebben er 15 interesse getoond in een excellentie programma zoals dat hier is voorgesteld, waarbij een aantal scholen hebben aangegeven beperkingen te zien die mogelijk kunnen leiden tot het niet kunnen deelnemen aan het programma. Daarnaast zijn er indicaties dat nog een klein aantal scholen die niet voor de bijeenkomsten zijn uitgenodigd interesse heeft in een dergelijk programma. Het lijkt realistisch met ten minste 12 scholen aan het voorgestelde excellentie programma te beginnen en daarop is bovenstaande begroting van financiën en docentinzet gebaseerd. Het aantal leerlingen per school wordt nog steeds op circa 3 per school per cohort ingeschat, zodat het programma bij 12 scholen met circa 36 leerlingen per cohort van start zal gaan. Dit beperkt ook het aantal benodigde docenten. Als er meer scholen mee gaan doen zullen meer docenten ingezet moeten worden voor de begeleiding, maar stijgt de belasting per school niet. De scholen wordt nogmaals gevraagd op basis van voorliggend aangepast voorstel hun opmerkingen voor maandag 27 februari 2012 naar de directeur van het Radboud Pre-University College of Science te sturen. Op basis daarvan zal zo mogelijk een concept contract worden opgesteld dat ten vroegste in maart 2012 onder de scholen zal worden verspreid. Dit zal een contract zijn tussen individuele scholen en de Radboud Universiteit. Dit houdt de mogelijkheid open het programma met meer scholen uit te breiden. Uiteraard zullen over zulke ingrijpende beslissingen wel ruggespraak worden gehouden met alle deelnemende scholen. Het doel is de contracten eind maart 2012 te tekenen.
[NAAR EEN EXCELLENTIEPROGRAMMA VOOR VO LEERLINGEN] 9 Inrichting van de stuurgroep kan dan begin april 2012 zijn beslag krijgen, waarna de stuurgroep eind april 2012 het thema voor de inhoud van het excellentie programma en de onderwerpen van de modules kan vastleggen. Het gegeven tijdsbestek lijkt erg kort om een programma te kunnen starten in september 2012. De eerste beslissing van de stuurgroep zal moeten zijn om zich vast te leggen op een start in september 2012 of de start uit te stellen tot september 2013. De invulling van de DOTs voor de modules van 5 VWO en het tempo van de ontwikkelen van de modules en het bijbehorende materiaal zal afhangen van de door de stuurgroep gekozen start datum van het programma. Voor optimale roostering van de modules op de Radboud Universiteit is het noodzakelijk uiterlijk begin mei de planning van de onderwijsruimtes te hebben. De ontwikkeling van de modules voor 6 VWO kan aanvangen in de loop van het eerste cursusjaar van het programma.