1/13
21dc-BV-MG
21.11.2002
Middelbare Graad Deeltijds Kunstonderwijs Studierichting Beeldende Kunst (algemeen gedeelte)
Leerplan INHOUD VOORWOORD
DEEL 1
ONTWIKKELINGSGEBIEDEN
DEEL 2
RICHTLIJNEN
DEEL 3
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte (aparte bundels) ARCHITECTURALE VORMING BEELDENDE VORMING DIGITALE BEELDENDE VORMING ORIENTATIE BEELDENDE KUNST TEXTIELE VORMING
BIJLAGE 1
BEGRIPPENKADER
BIJLAGE 2
OVERZICHT VAN DIVERSE TECHNIEKEN
BIJLAGE 3
VOORBEELDSCHEMA’S
BIJLAGE 4
BIBLIOGRAFIE
2/13
DEEL 3
21dc-BV-MG
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte ARCHITECTURALE VORMING BEELDENDE VORMING DIGITALE BEELDENDE VORMING ORIENTATIE BEELDENDE KUNST TEXTIELE VORMING
3.1
INLEIDING
3.2
LEERVAKKEN
3.2.1
Optievakken A.
Waarnemingstekenen
B.
Vormstudie
C.
Kleurstudie
D.
Kunstinitiatie
3.2.2
Werkvelden
3.2.3
Infrastructuur en middelen
3/13
3.1
21dc-BV-MG
INLEIDING
Dit deel, deel III, beslaat het concrete leerplan van één van de opties in de middelbare graad: Beeldende Vorming. Het is nuttig voorafgaand de delen I en II - die eerder theoretische, pedagogischdidactische delen zijn - eerst door te lezen. Deze delen vormen:
de neerslag van de gedachtengang van de werkgroep, samengesteld uit leerkrachten Beeldende Vorming uit diverse academies, en van de reflecties van de leerkrachtenteams van de pilootscholen die het leerplan aan de klaspraktijk toetsten. de aanloop tot het kaderen van het concrete leerplan met nuttige tips en tot de situering van het DKO Beeldende Kunst als artistiek - creatieve onderwijsvorm.
In deze context zal het concrete leerplan (deel III in een andere kleur), gebaat zijn bij een rustige voorafgaande lezing van de delen I en II. Uit dit open leerplan kan worden geput om op een creatief- en artistiek-pedagogische wijze het leerproces van het beeldend vermogen op gang te brengen en te stimuleren. De leerlingen kunnen vanaf de leeftijd van 12 jaar (1ste lj secundair) aan een scholing MGDKO-BV beginnen. Het lestijdenvolume is vastgesteld op 4 wekelijkse lestijden gedurende ten hoogste 6 leerjaren. Voor MG : Beeldende Vorming, beogen we het vermogen te ontwikkelen om persoonlijke ervaringen op authentieke wijze inhoudelijk én vormelijk te leren uitdrukken (persoonlijke ontplooiing), en de authenticiteit in het werk van anderen aan te voelen en te herkennen. M.a.w. het aanleren van waarnemingsvormen, overdragen van cultuurhistorische artefacten, en verwerven van inzicht in de beeldaspecten, techniek, motoriek en methodologie. (Het minimumleerplan MG - is geïntegreerd in dit leerplan.)
4/13
3.2 3.2.1
21dc-BV-MG
LEERVAKKEN Optievakken
De globale opsomming van doelstellingen van dit leerplan wenst tegemoet te komen aan de intenties van openheid naar ieder eigen artistiek pedagogisch project en schoolwerkplan. De leerlingen kunnen: sociale vaardigheden aanleren: de communicatie van emoties via beeldende middelen optimaliseren; beeldende activiteiten in groep(swerk) uitvoeren (evaluatie van het groepswerk en van het beeldende resultaat, overleg, taakverdeling, enz., ... zie ook: creatieve sociale gezindheid); openstaan voor evaluatie in alle mogelijke vormen; maatschappelijke waarden aanleren: in contact komen met het professioneel toepassingsveld van de belevingsgebieden; attitudes i.v.m. veiligheid, hygiëne, gezondheid en milieu aanleren: facetten van veiligheid, hygiëne en milieu; attitudes i.f.v. een expressief/creatief/artistiek/kunstzinnig gedrag aanleren: plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend is vormgegeven; genieten van het beeldend handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen; vertrouwen op eigen expressiemogelijkheden, nieuwe expressiemogelijkheden ontdekken en durven creatieve uitingen te tonen; ideeën ontwikkelen en vormgeven via schetsen; ervaren dat schetsen een voorbereiding kan zijn voor het ervarings/waarnemingstekenen; beeldende activiteiten zelfstandig individueel uitvoeren en evalueren; zichzelf als persoon ontdekken, vormen en ontwikkelen; het (audio)visuele aanbod passend verwerken; (multi-)media leren kennen in contact met/relatie tot professionele toepassingen ervan in de samenleving (regie, reclamevormgeving, opname- montagewerk, ...);
5/13
A.
21dc-BV-MG
Waarnemingstekenen
Tekenen dient in de meest ruime betekenis (als universele communicatievorm) gezien te worden: dit is het nalaten van een teken/spoor op een drager om zich te uiten vanuit de eigen beleving (met name vanuit de waarneming m.b.t. het waarnemingstekenen). Tekentaal, gebruikmakend van de waarneming, is een brug tussen het individu en zijn/haar omgeving te worden benaderd. Waarnemen-weergeven-vormgeven dient eveneens ruim geïnterpreteerd te worden als zien, voelen, horen, betasten, proeven, innerlijk ervaren, enz. En vanuit verschillende invalshoeken. Bij dergelijke brede definiëring sluit het waarnemingstekenen het gebruik van kleur en of drie-dimensionale technieken niet uit (land-art bijv.). Je kan ook twee soorten van tekenoefeningen onderscheiden: Een eerste soort waarin het “correct” tekenen – volgens welgekende regels – voorop staat. Een tweede soort waarin expressie vanuit vervorming centraal staat. De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak: het grafisch gevoel (lijn) ontwikkelen, (zie verder 3.2.2 Werkvelden); tekenen naar diverse onderwerpen: - fauna en flora, mens en omgeving, interieur, landschap, architectuur, machine(s)(onderdelen) al dan niet als exponenten van industrie, groepen van voorwerpen (al dan niet met samenhang); - werking van apparaten en organismen; de creatieve verbeelding ontwikkelen: - uitgaande van ervaringen, gevoelens en fantasieën zelf een beeld/beelden creëren , beeldend weergeven naar waarneming; - naar documentatie; - blijvend nieuwe dingen uit de omgeving ontdekken en op oorspronkelijke wijze vormgeven (interpretatie); - een beeld op verschillende manieren opbouwen en in beeld brengen (opbouw van de tekening); - zonder opdracht/verplichting zich spontaan uitdrukken in een tekening (beeldtaal); - een schets laten uitmonden in verschillende beelden en op verschillende manieren; - vlakke en driedimensionele onderwerpen in tekening weergeven in niet noodzakelijk perspectivische weergave: uitwendige, inwendige structuur, verhoudingen (reëelmentaal), detail, materie reëel-suggestief, „kleur‟, …; - constructief tekenen, oplossen van perspectivische problemen; - naast het schetsen ook met andere bedoeling (functioneel) een tekening maken: ontwerp, compositieschets, studietekening, werktekening, illustratieve, documentaire tekening, ...; - voorstellen van een tijdsverloop (fasering, analyse); artistiek-technische vaardigheden aanleren: uitgaande van beeldbeschouwing, waarneming zelf een beeld/beelden creëren; door betasten en voelen (tactiele ervaring/waarneming), door kijken en zien (visuele ervaring/waarneming), impressies opdoen en verwerken;
6/13
21dc-BV-MG
technieken toepassen, gereedschappen en materialen kiezen en hanteren, om beeldend vorm te geven op een manier die voldoet (formaat, lijnvoering, gezichtshoek, kadrage, montage, fragmentering, totaalbeeld, herhaling, close-up, blow-up, …); vanuit waarneming/beschouwing gedachten en ideeën door middel van een schets vastleggen (denkend tekenen - tekenend denken); soorten van beeldende middelen opnemen, verwerken en weergeven, aanwijzen, benoemen en ze creatief bedienen, (verf, computer...); openstaan voor nieuwe beeldende middelen; vaardigheden aanleren, d.w.z.: door middel van kunst- en beeldbeschouwing (= waarnemen in de ruimste betekenis) een persoonlijke mening ontwikkelen (filteren, individueel nuanceren) over beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu van de eigen en (van daaruit) van verschillende culturen (kritische houding - open geest - enz.); teken(kundige) problemen oplossen vanuit het gericht bestuderen van oude en hedendaagse kunstwerken/-uitingen het waarnemingsvermogen intensifiëren en activeren i.f.v. het ontdekkend en inzichtelijk zien en weergeven in tekening; beeldende problemen oplossen om beeldend vorm te geven op voldoeninggevende wijze; zichzelf evalueren door confrontatie/vergelijking van het (beeldend) resultaat met het uitgangspunt.
B.
Vormstudie
Naast materie en kleur is vorm medebepalend voor de herkenbaarheid van voorwerpen. Vormen ontstaan op: - natuurlijke, - rationele, - en/of emotionele wijze (geestelijke dimensie). Vormen krijgen hun betekenis: - artistiek, - functioneel, - decoratief, - symbolisch, - en/of sociaal. We onderscheiden vlakke vormen (schilderkunst, tekenkunst, …), reliëf, ruimtelijke en bewegende (kinetische) vormen (beeldhouwkunst, design, architectuur, theater, …). Hun uitzicht wordt bovendien bepaald door materiaalkeuze en technische implicaties. Onder vormgeven ressorteert ook naast het “correct” tekenen het expressief tekenen (belang van de motoriek/schetsen) waarin vervorming belangrijk is: stuntelig weergeven, openklappen, anamorfisme, uitrekken, … verwijzend naar expressionistische strekkingen en aanverwante (kubisme, …, Matisse, Schiele, …)
7/13
21dc-BV-MG
De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak: het ruimtelijk gevoel (3-D vormstudie) ontwikkelen, (zie verder 3.2.2 Werkvelden); vorm naast restvorm onderscheiden en hanteren; vormkarakteristieken onderscheiden en weergeven (vormcontrast, vormfamilie, -kleur, materie, -textuur, beweging, …);
-
voorwerpen typeren en weergeven vanuit hun basisvorm: - vierkant/kubus/blokvorm/prisma, - cirkel/cilinder/bol/ei, - driehoek/piramide/kegel; rekening houden met de vormbeïnvloeding/-bepaling door het licht; vormen zien en laten ontstaan door: - stapelen, - insnoeren, - binden, - buigen, - vouwen-plooien, - splijten - weven, - vlechten, - gieten, - verbinden, - stutten, - dragen, - hangen, - zweven, … - mouleren, - modelleren, - sculpteren, - construeren, - monteren, - assembleren, - installeren, …; vorm variëren: stileren, anamorfose(verbuiging), contorsie(tegendraaiing, verwringing), stroboscoop (flitsend, opflakkerend), …; vormen samenstellen naar: - maat en schaal, - open-dicht, - ontplooiing, - raken, afsnijden, doorsnijden, - volledig-onvolledig, - ruimte-tijd, massa, - dominantie, symmetrie, - richting, beweging, … - functie (ornament, architectuur, esthetiek, …);
8/13
21dc-BV-MG
vormen gestalte geven vanuit het materiaal: - papier, - karton, - hout, - steen, - klei, - gips, - metaal, - stof, leder, plastic, …
C.
Kleurstudie
Kleur kan geïnterpreteerd worden: - als visuele gewaarwording (kleur benoemen: rood, geel, groen, …), - als geheel van fysische factoren (verwoorden van een gewaarwording), - als psychische gewaarwording (oproepen door functioneel kleurgebruik). Naast het vergroten/verrijken van de visuele herkenbaarheid (realisme) schept kleur ook ruimte, beweging, zwaarte, gemoedstoestanden (esthetisch, decoratief, expressief, symbolisch). Zonder licht is er geen (visueel waarneembare) kleur. De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak: het kleurgevoel ontwikkelen (zie verder 3.2.2 Werkvelden); zich uitdrukken met objectkleur, te onderscheiden van de apertuurkleur ; zich uitdrukken met toonwaarde, de licht-donkerwaarde i.f.v. sfeerschepping, plastische vormweergave en dieptewerking; kleur herkennen en gebruiken als: - beeldend element: contrast, materie, samenstelling, … - esthetisch element: harmonische kleuren, kleursystemen, decoratieve aanwending, … - expressief element: gevoelswaarde, expressiviteit, duiding, indruk, … - symbolisch element: religieus, magisch, conventioneel, … - psychologisch element, …; gebruik maken van: - de omgevende/sferische kleur: kleurreflecties, - kleurwaardeschalen; rekening houden met: - kleurbeïnvloeding door de lichtbron: kaars, zon, TL-lamp, - kleurbeïnvloeding door de intensiteit van het licht, - kleuruitzicht veroorzaakt door de tussenliggende luchtmoleculen (atmosferische laag = kleurvervaging naar de diepte);
9/13
21dc-BV-MG
volgende begrippen vatten:
tint: spectrum- of pigmentnaam, nuancering: menging van tinten, kleurgamma: harmonische reeks van kleuren, toon: de licht- of donkerheidsgraad van een tint, grijswaarde: m.b.t. de kleurtoon, verwijst naar de gelijkwaardige toon binnen een schaal van wit naar zwart;
artistiek-technische vaardigheden aanleren: i.v.m. de relatie: - kleur en pigment, - kleur en materie, - kleurtransparantie of dekkracht, - fluorescentie (geeft licht - van een andere kleur - bij belichting) en fosforescentie (blijft na-lichten in het donker:wanneer de belichting al weg is); kleurmengen op additieve wijze (verf/licht), subtractieve wijze (licht: video, foto), partitieve wijze (pointillisme) (optisch kleurmengen): kleurpaletten - onerscheiden, - herkennen, - vervaardigen, - kiezen; kleurcontrasten: - kleur tegen kleur, - waargenomen kleur, - licht-donker, - complementair contrast, - sucessief- en simultaancontrast, - kwaliteits- en kwantiteitscontrast, - koud-warmcontrast, …; technieken toepassen, gereedschappen en materialen kiezen en hanteren, om beeldend vorm te geven (al dan niet in voorontwerp): - aquarel, - glasraam (kleur en licht), - textiel.
D.
Kunstinitiatie
Inzicht krijgen in: - beeldelementen, - beeldende middelen (materiaalkeuze – techniek: door het zelf doen technieken onderscheiden: bv. pentekening - ets - droge naald), - beeldvorming (ontstaansproces van een kunstwerk, analyse van de deelaspecten). Kunstwerken leren lezen.
10/13
21dc-BV-MG
De leerlingen kunnen: sociale vaardigheden aanleren: zonder vooroordelen naar kunst kijken en van kunst genieten; respect betonen voor kunstuitingen van (zichzelf en van de) anderen (inleven in de belevingswereld van anderen); respect betonen voor de verschillende kunstvormen en –stijlen (klassieke - actuele kunst);
kunstzinnige inzichten en vaardigheden aanleren, d.w.z.: de esthetische verbeelding ontwikkelen; zonder vooroordelen naar kunst kijken en van kunst genieten; door middel van kunst- en beeldbeschouwing (= waarnemen in de ruimste betekenis) een persoonlijke mening ontwikkelen over beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu van de eigen en (van daaruit) van verschillende culturen (kritische houding - open geest enz.); teken(kundige)-problemen oplossen vanuit het gericht bestuderen van oude en hedendaagse kunstwerken/-uitingen; het waarnemingsvermogen intensifiëren en activeren i.f.v. het ontdekkend en inzichtelijk zien; beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren, aanwenden, en er kritisch tegenover staan; beeldende problemen oplossen om beeldend vorm te geven op voldoeninggevende wijze; beeldsignalen uit de eigen belevingswereld en die van andere waarnemen, onderzoeken en herkennen; zichzelf evalueren door confrontatie/vergelijking van het (beeldend) resultaat met het uitgangspunt; inzichten en vaardigheden aanleren, i.v.m.: leesbaarheid van het kunstwerk, beeldende middelen en technieken (zie de leerinhouden van de andere vakken: waarnemingstekenen, vormstudie, kleurstudie).
11/13
3.2.2
21dc-BV-MG
Werkvelden
Compositie grootteverhoudingen zien, ervaren (van de dynamisch/statische werking van een aanpak), ontdekken (dat een (geslaagde) compositie niet per se structureel, ritmisch of repetitief moet zijn/dat er ontelbare mogelijkheden zijn om een vlak in te delen), positie (coördinaten) waarnemen (ontdekken dat betekenisverandering kan ontstaan o.i.v. plaatsing/enscenering), achtergrond t.o.v. voorgrond onderscheiden, centrisch en concentrisch focussen (van binnen naar buiten en omgekeerd), ordeningsmogelijkheden en richtingverschillen onderscheiden (evenwicht, symmetrie, a-symmetrie, gulden snede, …), formaat- en kadreringverschillen onderzoeken en aanwenden (lay-out/verhouding van de uitbeelding t.o.v. het papierformaat). Contrast(en) contrasthoeveelheden en mogelijke groeperingen vaststellen, contrasten naar omvang, duidelijkheid, oppervlak aanvoelen, toon en kleur waarnemen, ervaren, bespreken en toepassen. Kleur(en) (kleurverschillen, kleurperspectief, optische kleurmenging, kleurcontrast, ...) zoeken, verzamelen, ontdekken, beschrijven, herkennen, benoemen, bespreken, vergelijken, sorteren/groeperen (puur, bont, natuur, vrolijk, somber, warm, koud, textuur, licht, ...), het aan elkaar relateren van kleur en pigment (dekkracht, kleurkracht, transparantie, …, korrelgrootte), mengen (variaties bekomen/laten ontstaan), nuanceren, nabootsen. Kunstvoortbrengsel(s) (onder)zoeken (historische context), vergelijken/beschrijven, (h)erkennen, bespreken, interpreteren tentoonstellen, verwerken in/als een (multi-)media-publicatie/installatie. Licht(bronnen) waarnemen, onderzoeken (vorm, schaduw, kleurnuances, contrast), (sfeer/kleur)beïnvloeding / relatie licht - schaduw,), ontdekken (vormgevende/ruimtebepalende mogelijkheden) experimenteren, lichtvorm (diffuus, lateraal, scherend), lichtrichting, lichteffect, lichtmateriaal hanteren.
12/13
21dc-BV-MG
Lijn(en) waarnemen, beschrijven (abstractie, gevoeligheid, …, lijndikte, …), benoemen, bespreken, interpreteren (karaktervoering), ordenen, noteren nabootsen, weergeven. Media-aparatuur beschouwen als een verlengstuk v./d. waarneming (het ervaren) in de ruimste zin, ervaren (samenhang kleur - licht - ruimte - ...), herhalen (tekening/beeld/prent), ontwikkelen (fotografische/grafische procedé‟s), onderzoeken (van de beeldvoering in toneel, film, videoclip, reclamespot, schilderij, foto, ... /en van de specifieke functionaliteit, manipulatie, …, experiment, …), vergelijken (gemaakte (kunst)beelden met de eigen ervaring). Natuur natuurvorm-, kleur- en volumekarakter en hun onderlinge samenhang ontdekken, dit beeldend weergeven visualiseren, illustreren, …), verhoudingen zien, weergeven, verbanden leggen (via onderzoek), ontdekken (van de relatie tot de cultuur: stilleven, landschap, ...), onderscheiden (cultuur – natuur/vervreemdende van andere culturen/ …), noteren (spontaan van het waargenomene direct reagerend op de virtuele indruk). Ruimte waarnemen (relaties: binnen - buitenkant, vlak –ruimte, het planmatige van 5 diepteniveaus/ voor-achter), ontdekken en ervaren (dat wijziging van oogpunt het ruimtegevoel (kan veranderen) verandert), ontdekken en weergeven (van suggestieve ruimte:overlapping/ doorzichtigheid). Vorm(en/ vlakken) ervaren (rasters, vulling, textuur/ toonverloop: radiaal, diagonaal, horizontaal, verticaal/ …), ontdekken (relatie vorm - functie/dat een functie de vorm (kan bepalen) bepaalt), observeren (ook in de natuurlijke omgeving), beschrijven, herkennen (omtrek, samenstelling, kleur, onderlinge verhouding), benoemen, bespreken, vergelijken (verschil in aard en ruimtelijke plaatsing), sorteren, waarderen, ordenen, plaatsen (ruimte: voor-achter, dichtbij-veraf, groot-klein), opstellen, gezichts-/ standpunt bewust bepalen, construeren (opbouwen, boetseren, kneden, snijden, kleven, binden, zagen, knippen...), afwerken.
13/13
21dc-BV-MG
Andere
ontdekken (verschillende verfsoorten), verwerken (van verfsoorten), ervaren (van wonen en architectuur), plannen (van een museumbezoek), bespreken (van een beeld). Deze beeldaspecten zijn samen met de technieken niet weg te cijferen onderdelen van het beeld (de beelden/leerinhoud). In de beeldende activiteit zelf - in het gebruik - moet de essentie, een genuanceerd waardevolle inhoudelijke zingeving, worden toegevoegd. (zie voor verdere technische inkleding het „overzicht van diverse technieken‟, bijlage 2)
3.2.3
Infrastructuur en middelen
ALGEMENE INFORMATIE in verband met infrastructuur en middelen:
“ De algemene infrastructuur dient „minimaal‟ te beantwoorden aan de vigerende regelgeving van het A.R.A.B., het A.R.E.I en de Welzijnswet en uitvoeringsbesluiten. Deze informatie is te raadplegen op de website van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid: www.meta.fgov.be Bijvoorbeeld wordt er een minimumhoogte van 3m voor de lokalen aangegeven. Voor het sanitair kan men terugvallen op de functionele norm van 1 urinoir en 1 wc per 20 jongens en 1 wc per 10 meisjes (A.R.A.B. art.92, zoals gewijzigd bij K.B. van 16-02-1982 art1).” (cfr. gemeenschapsinspectie) Je kan er ook de richtlijnen op nalezen in de minimumleerplannen. (info en bevoegdheid: gemeenschapsinspecteur DKO-BK)