13/10/05
1/15
22DC0679
21.11.2002
Middelbare Graad Deeltijds Kunstonderwijs Studierichting Beeldende Kunst (algemeen gedeelte)
Leerplan INHOUD VOORWOORD
DEEL 1
ONTWIKKELINGSGEBIEDEN
DEEL 2
RICHTLIJNEN
DEEL 3
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte (aparte bundels) ARCHITECTURALE VORMING BEELDENDE VORMING DIGITALE BEELDENDE VORMING ORIENTATIE BEELDENDE KUNST TEXTIELE VORMING
BIJLAGE 1
BEGRIPPENKADER
BIJLAGE 2
OVERZICHT VAN DIVERSE TECHNIEKEN
BIJLAGE 3
VOORBEELDSCHEMA’S
BIJLAGE 4
BIBLIOGRAFIE
13/10/05
2/15
DEEL 3
22DC0679
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte ARCHITECTURALE VORMING BEELDENDE VORMING DIGITALE BEELDENDE VORMING ORIENTATIE BEELDENDE KUNST TEXTIELE VORMING
3.1
INLEIDING
3.2
LEERVAKKEN
3.2.1
Optievakken A.
Waarnemingstekenen
B.
Architecturale Vorming
C.
Digitale beeldverwerking
3.2.2
Werkvelden
3.2.3
Infrastructuur en middelen
13/10/05
3/15
3.1
22DC0679
INLEIDING
Dit deel, deel III (in een andere kleur), beslaat het concrete leerplan van één van de opties in de middelbare graad: Architecturale Vorming. Het is nuttig voorafgaand de delen I en II - die eerder theoretische, pedagogischdidactische delen zijn - even door te lezen. Deze delen vormen: • •
de neerslag van de gedachtegang van de werkgroep, samengesteld uit leerkrachten uit diverse academies, de aanloop tot het kaderen van het concrete leerplan (met tips) en het situeren van het DKO Beeldende Kunst als artistiek - creatieve onderwijsvorm.
Uit dit open leerplan kan worden geput om op een creatief- en artistiek-pedagogische wijze het leerproces van het architecturaal vormgeven op gang te brengen en te stimuleren. De leerlingen kunnen vanaf de leeftijd van 12 jaar (1ste leerjaar secundair) aan een scholing MG-DKO-AV beginnen. Het lestijdenvolume is vastgesteld op minimum 4 maximaal 12 wekelijkse lestijden gedurende ten hoogste 6 leerjaren. Voor MG : Architecturale Vorming, beogen we vooral het ontwikkelen en bevorderen, tot een creatieve artistieke vormgeving, van het ruimtelijk inzicht. D.w.z. het plaatsen en ingrijpen van punt, lijn, vlak, volume, ruimte, … op en in de ruimte. Hierbij komen verschillende technieken aan bod en wordt er rekening gehouden met het plan als universele technische taal, de code: technologie, methodologie en aanwending. Interesse wekken voor architectuur in het algemeen. (Het minimumleerplan MG - architecturale vorming - is geïntegreerd in dit leerplan.)
3.2 3.2.1
LEERVAKKEN Optievakken
De globale opsomming van doelstellingen van dit leerplan wenst tegemoet te komen aan de intenties van openheid naar ieder eigen artistiek pedagogisch project en schoolwerkplan. De leerlingen kunnen: sociale vaardigheden aanleren: • de communicatie van emoties via beeldende en architecturale middelen optimaliseren; • beeldende en architecturale activiteiten in groep(swerk) uitvoeren (evaluatie van het groepswerk en van het beeldende en architecturale resultaat, overleg, taakverdeling, enz., ... zie ook: creatieve sociale gezindheid); • openstaan voor evaluatie in alle mogelijke vormen; maatschappelijke waarden aanleren: • ervaringen opdoen in contact/relatie tot met professionele toepassingsgebieden (architectenbureau, bouwbedrijf, …) ; attitudes i.v.m. veiligheid, hygiëne, gezondheid en milieu aanleren:
13/10/05
4/15
22DC0679
• facetten van veiligheid, hygiëne en milieu leren kennen en toepassen; attitudes i.f.v. een expressief/creatief/artistiek/kunstzinnig gedrag aanleren: • plezier en voldoening vinden in het beeldend/ruimtelijk vorm geven en genieten van wat beeldend/ruimtelijk is vorm gegeven; • genieten van het beeldend/ruimtelijk handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen; • vertrouwen op eigen expressiemogelijkheden, nieuwe expressiemogelijkheden ontdekken en creatieve uitingen durven tonen; • ideeën ontwikkelen en vormgeven via schetsen; • ervaren dat schetsen een voorbereiding kan zijn voor het ervarings/waarnemingstekenen/ontwerptekenen; • beeldende en ruimtelijke activiteiten zelfstandig individueel uitvoeren en evalueren; • zichzelf als persoon ontdekken, vormen en ontwikkelen; • het massale (audio)visuele aanbod hanteren en zonodig ook relativeren; • (multi-)media leren kennen in contact met professionele toepassingen ervan in de samenleving (regie, reclamevormgeving, opname-, montagewerk, ... , plantekenen, driedimensionale voorstelling, holografie, …).
A.
Waarnemingstekenen
Tekenen dient in de meest ruime betekenis gezien te worden: “ Het nalaten van een teken/spoor op een drager om zich te uiten vanuit de eigen beleving (met name vanuit de waarneming m.b.t. het waarnemingstekenen). “ Waarnemen dient eveneens ruim geïnterpreteerd te worden: zien, voelen, horen, betasten, proeven, innerlijk ervaren, enz. In waarnemingstekenen zit ook het gebruik van kleur en drie-dimensionale technieken vervat (bijv. ontwerpen van interieur, decoratie, maquette, land-art, …). Het waarnemingstekenen kan bijvoorbeeld gestimuleerd worden door gebruik te maken van een werkboek (om tekeningen, informatie, ontwerpen te noteren): een meegroeiboek overheen de verschillende leerjaren. Methodisch kan men, bij voorkeur, concrete, korte, afwisselende opdrachten geven, verwijzend naar de architecturale realiteit (bespreken van verschillende architecten, …): beschouwen, beleven en nadenken over ideeën. I.v.m. het laten werken met materialen kan je nog opmerken dat het inhoudelijke aspect (wat je ermee weergeeft) eerder belangrijk is dan de wijze waarop je iets laat uitvoeren (hoe je het weergeeft). Het waarnemingstekenen is ook een belangrijk gegeven in de evolutie van tekening naar maquette. De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak: • het grafisch gevoel (lijn) ontwikkelen (ook letteroefeningen), (zie verder 3.2.2 Werkvelden); • tekenen/schetsen naar diverse onderwerpen:
13/10/05
-
-
5/15
22DC0679
fauna en flora, mens en omgeving, interieur, landschap, architectuur, machine(s)(onderdelen) al dan niet als exponenten van industrie, groepen van voorwerpen (al dan niet met samenhang); werking van apparaten en organismen;
• de creatieve verbeelding ontwikkelen: - uitgaande van ervaringen, gevoelens en fantasieën zelf een beeld/beelden creëren , beeldend weergeven naar waarneming; en naar documentatie; - blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken en op oorspronkelijke wijze vormgeven (interpretatie); - een beeld op verschillende manieren opbouwen en in beeld brengen (opbouw van de tekening); - zich spontaan uitdrukken in een tekening (beeldtaal); - een schets laten uitmonden in verschillende beelden op verschillende manieren; - vlakke en driedimensionele onderwerpen in tekening weergeven in niet noodzakelijk perspectivische weergave: uitwendige, inwendige structuur, verhoudingen (reëelmentaal), detail, materie (reëel-suggestief), ‘kleur’, …; - constructief tekenen, oplossen van perspectivische problemen; - naast het schetsen ook met andere bedoeling (functioneel) een tekening maken: ontwerp, compositieschets, studietekening, werktekening, illustratieve, documentaire tekening, ...; - voorstellen van een tijdsverloop (fasering, analyse); • uitgaande van waarneming stileren, …omzetten in collage, assemblage, maquette, …; artistiek-technische vaardigheden aanleren: • uitgaande van beeldbeschouwing, waarneming zelf, een beeld/beelden creëren; • door betasten en voelen (tactiele ervaring/waarneming), door kijken en zien (visuele ervaring/waarneming), impressies opdoen en verwerken; • technieken toepassen, gereedschappen en materialen kiezen en hanteren, om beeldend vorm te geven op een manier die voldoet (formaat, lijnvoering, gezichtshoek, kadrering, montage, fragmentering, totaalbeeld, herhaling, close-up, blow-up, …); • vanuit waarneming/beschouwing gedachten en ideeën door middel van een schets vastleggen (denkend tekenen - tekenend denken); • soorten van beeldende middelen opnemen, verwerken en weergeven, aanwijzen, benoemen en ze creatief bedienen, (houtskool, verf, computer, video, inkt, waterverf, klei, nylon, latex, ...); • open staan voor nieuwe beeldende middelen; vaardigheden aanleren, d.w.z.: • door middel van kunst- en beeldbeschouwing (= waarnemen in de ruimste betekenis) een persoonlijke mening ontwikkelen over beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu van de eigen en (van daaruit) van verschillende culturen (kritische houding - open geest enz.); • teken(kundige) problemen oplossen vanuit het gericht bestuderen van oude en hedendaagse kunstwerken/-uitingen:
13/10/05
-
6/15
22DC0679
architectuur, binnenhuiskunst, meubelkunst, … ;
• het waarnemingsvermogen intensifiëren en activeren i.f.v. het ontdekkend en inzichtelijk zien en weergeven in tekening/maquette; • beeldende problemen oplossen om beeldend vorm te geven op voldoeninggevende wijze; • zichzelf evalueren door confrontatie/vergelijking van het (beeldend) resultaat met het uitgangspunt. B.
Architecturale vorming
Gebouwde omgeving. Het huis is een plek om te wonen en de school/werkplaats een plek om te leren/werken, voor velen de meest dagelijkse confrontatie met architectuur en ruimte. Iedereen wordt een leven lang geconfronteerd met ruimte en gebouwen en toch maken architectuur en ruimtebeleving geen deel uit van de ‘algemene opvoeding (eindtermen)’. We zijn echter van mening dat het leren omgaan met ruimte onmisbaar is voor verdere ontwikkeling en voor het gemeenschappelijk welzijn. Architectuur bepaalt onze omgeving en leefwereld. Naast materiaal en techniek zijn ook materie, kleur en vorm en het conceptueel denken medebepalend voor het vormgeven aan voorwerpen en ontwerpen. Vormen ontstaan op: - natuurlijke, - rationele, - en/of emotionele wijze (geestelijke dimensie). Vormen krijgen hun betekenis: - artistiek, - functioneel, - decoratief, - en/of sociaal. We onderscheiden vlakke vormen (schilderkunst, tekenkunst, … plantekenen), reliëf en ruimtelijke vormen (beeldhouwkunst, design, architectuur, scenografie voor film - theater - … , …). Hun uitzicht wordt bovendien, zoals al aangehaald, bepaald door materiaalkeuze en technische implicaties. De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak (zie verder 3.2.2 Werkvelden): • het ruimtelijk gevoel (3-D vormstudie) ontwikkelen, (het ruimtelijk inzicht bevorderen); • de ruimte benutten; • decoreren; • componeren, samenstellen, ineenvoegen;
• zich situeren t.o.v. de begrippen: - wonen (slaap-werk-leefruimte, gevels, leefunit, woningtypes, …),
13/10/05
-
7/15
22DC0679
bouwen, vormgeven (begrensde ruimte), inrichten, plaatsen, samenleven, enz.;
• ingrijpen op en plaatsen in de ruimte van: - punt, - lijn, - vlak, - volume; • opdrachten uitvoeren binnen de thematiek van de: - architectuur, - binnenhuisarchitectuur (begrensde ruimte, interieur inrichten, bv. zolderruimte, …) - industriële kunst, - decorbouw voor toneel/filmstudio, - design, - scenografie; technische vaardigheden aanleren, zoals: • het methodologisch beheersen en gebruiken van de technologische taal: - (teken)normen, - begrippen, - projectiemethode(s), - schaduwbepaling/spiegeling, - relaties, - structuren; • rekening houden met: het plan, de ‘code’, als universele taal, de betekenis van de vakterminologie, door: - waarnemen, - vergelijken , - opmeten, - toepassen op schaalmodel; • het conceptueel denken (visie ontwikkelen binnen een eigen architecturale logica); • het omzetten van 3-dimensionele (diepte) vormen in vlakke voorstelling en omgekeerd; • het noteren en memoriseren van documentatie; • het mengen van kleuren en tinten, en het architecturaal toepassen ervan (kleurenleer optical art - kleurenpsychologie); • rekening houden met en het leren kennen van de: - verschillende houdingen van het menselijk figuur, - verhoudingen van het menselijk figuur (ergonomie); • proefondervindelijk construeren; • het documentair tekenen, noteren van maten; • het maken van: perspectivische voorstellingen,
13/10/05
8/15
22DC0679
meetkundige constructies: - isometrie, - (parallel)perspectief, - …; • beheersen van begrippen over beschrijvende meetkunde als middellen voor ruimtelijke voorstelling; • de relatie volume - ruimte, inwendig-uitwendig; • het maken van doorsneden (bv. doorsnijden van een prisma, …); attitudes en sociale vaardigheden aanleren, zoals: • zin voor preciesheid, en volledigheid; • adequaat omgaan met tekeninstrumenten; • respect betonen voor de verschillende kunstvormen en -stijlen (klassieke - actuele kunst); • respect betonen voor (architecturale) kunstuitingen van (zichzelf en van de) anderen (inleven in de belevingswereld van anderen); architecturale, kunstzinnige inzichten en vaardigheden aanleren, d.w.z.: • de esthetische verbeelding ontwikkelen; • zonder vooroordelen naar kunst/architectuur kijken en van architectuur/kunst genieten; • door middel van kunst- en beeldbeschouwing (= waarnemen in de ruimste betekenis, gericht opzoeken via internet, …) een persoonlijke mening ontwikkelen over architectuur, beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu van de eigen en (van daaruit) van verschillende culturen (kritische houding - open geest - enz.); teken(kundige)-problemen oplossen vanuit het gericht bestuderen van oude en hedendaagse kunstwerken/-uitingen, architectuur, binnenhuis-, meubelkunst, … ; • beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren, aanwenden, en er kritisch tegenover staan; • beeldsignalen uit de eigen belevingswereld en die van anderen waarnemen, onderzoeken en herkennen; inzichten en vaardigheden aanleren, i.v.m.: • leesbaarheid van het kunstwerk, beeldende middelen en technieken (zie ook het vak waarnemingstekenen). C. Digitale beeldverwerking
13/10/05
9/15
22DC0679
“ Digitale beeldverwerking is in de optie Architecturale Vorming van de Middelbare Graad geen verplicht vak wel een facultatief vak dat binnen deze optie kan worden ingericht.” Het artistieke dient de nodige ontwikkelingskansen te krijgen in het vak digitale beeldverwerking, in die zin dat het digitale materiaal en aanverwanten, middelen zijn om aan creativiteit en expressiviteit gestalte te geven. Men streeft hierbij naar het ontwikkelen van: uitingsdrang, verbeelding, probleemoplossend denken en handelen (basishandelingen, … tekenfuncties), durf voor experiment (proefondervindelijk), inventief gebruik van materialen, technieken en beeldaspecten. Ook kennis hebben van, inzicht verwerven in en het beeldend kunnen omgaan met de beeldaspecten (licht, kleur, lijn, vorm, compositie, textuur, …) wordt hier naarvoor geschoven. En dit in samenhang met het ontwikkelen van het waarnemingsvermogen, ontledingsvermogen, emotionele ontwikkeling, abstraheervermogen, interpretatievermogen, expressievermogen, omgaan met materiaal en materieel, inzicht inzake technische begrippen, … Laat de computer als ‘teken’materiaal met creatieve mogelijkheden ook vak- en disciplineoverschrijdend aan bod komen. De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak (zie verder 3.2.2 Werkvelden): • van vrij werk komen tot gericht toepassen en ontwerpen met gevoel voor ruimte; • de logica van een tekenopbouw leren ontwikkelen; • vormen samenstellen en ontrafelen (bv. curves, …); • vorm naast restvorm onderscheiden en hanteren; • vormkarakteristieken onderscheiden en weergeven (vormcontrast, vormfamilie, …kleur, materie, textuur, beweging, …); • voorwerpen typeren en weergeven vanuit hun basisvorm: - vierkant/kubus/blokvorm/prisma, - cirkel/cilinder/bol/ei, - driehoek/piramide/kegel; • rekening houden met de vormbeïnvloeding/-bepaling door het licht; • vormen zien en laten ontstaan door: - groeperen, degroeperen, samenvoegen, - snijden, knippen, kopiëren, plakken, - filters en effecten toepassen, - stempelen, - klonen, - importeren, - overvloeien, vertrekken, - vector-, pixelobjecten bewerken, - maskers; • vorm variëren: stilering, anamorfose(verbuiging), transformatie, beweging, overgang, overvloeiing, stroboscopie…; • vormen samenstellen naar: - maat en schaal, - open-dicht,
13/10/05
-
10/15
22DC0679
ontplooiing, raken, afsnijden, doorsnijden, volledig-onvolledig, ruimte-tijd, massa, dominantie, symmetrie, richting, beweging, … functie (ornament, architectuur, esthetiek, …);
• vormen gestalte geven vanuit het materiaal/soft- en hardware; • het kleurgevoel ontwikkelen (zie verder 3.2.2 Werkvelden); • zich uitdrukken met kleur (objectkleur, apertuur, scherm-printkleur); • zich uitdrukken met toonwaarde, de licht-donkerwaarde i.f.v. sfeerschepping, plastische vormweergave en dieptewerking; • kleur herkennen en gebruiken als: - beeldend element: contrast, materie, samenstelling, … - esthetisch element: harmonische kleuren, kleursystemen, decoratieve aanwending, … - expressief element: gevoelswaarde, expressiviteit, duiding, indruk, … - technisch, - symbolisch element: religieus, magisch, conventioneel, … - psychologisch element, …; • gebruik maken van: - de omgevende/sferische kleur: kleurreflecties, - kleurwaardeschalen, - dekkende en transparante kleuren, - lagen, laagstijlen, laageffecten, - met filters textuur, licht-/schaduweffect (in kleur) weergeven, - rasters, patronen, - kleursystemen, kleurmodus; • rekening houden met het weergeven van: - kleurbeïnvloeding door de lichtbron: kaars, zon, TL-lamp, - kleurbeïnvloeding door de intensiteit van het licht, - kleuruitzicht veroorzaakt door de tussenliggende luchtmoleculen (atmosferische laag = kleurvervaging naar de diepte); • beelden laten ontstaan en samenstellen: - door (beelden te importeren) (digitale) foto’s, tekeningen, voorwerpen, structuren, … in te scannen en te bewerken, - door manueel gemaakte beelden te combineren met digitale beelden, - door het positioneren van tekeningelementen: coördinaten, raster, vangfuncties plaatsen (lijn, cirkel, boog, punt, polylijn, rechthoek, veelhoek, afronding, afschuining, grips, …, - door manipulaties: verschalen, kopiëren, roteren, verplaatsen, afronden van hoeken (array), offset, rekken, … - door beelden te combineren met geluid; • beheerfuncties hanteren: - tekeningbeheer, - directories,
13/10/05
-
11/15
22DC0679
schermmanipulatie;
volgende begrippen vatten: • vectorieel tekenen, exporteren, archiveren, scannen, printen, • inkjetprint, laserprint, …, • beeldaspecten, werktekening, pixelbeelden, (ont)raster(ing), beeldmontage, kwaliteitsfactor, databeheer, besturingssystemen, fontbeheer, • bestandsformaten, beeld-, dataformaten, bitmap, koppeling, achtergrondbeeld, tabel, handeling, animatie, • resolutie: scherm-, scan-, beeldresolutie, …, • digitaal/analoog, • tint: spectrum- of pigmentnaam, verloop, verlooptint, • nuancering: menging van tinten, • verzadiging, • kleurgamma: harmonische reeks van kleuren, steunkleuren, • toon: de licht- of donkerheidsgraad van een tint, • subtractief/additief kleurenmodel (CMYK/RGB), • modus, kleurenmodi, kleurseparatie, • grijswaarde: m.b.t. de kleurtoon, verwijst naar de gelijkwaardige toon binnen een schaal van wit naar zwart, duotoon, • lijnsoort, laag, arcering, symbool, • bematen, plotten, • bewegend beeld, • geluid, … ; artistiek-technische vaardigheden aanleren: • i.v.m. de relatie: - kleur en monitor/printerinstellingen, - kleur en materieverwijzing, - kleurtransparantie of dekkracht in weergave, - fluorescentie (geeft licht - van een andere kleur - bij belichting) en fosforescentie (blijft nalichten in het donker terwijl de belichting al weg is); • (en onderscheiden van) kleurmengen op additieve wijze (meer licht toevoegen), subtractieve wijze (licht onttrekken, er wordt minder licht weerkaatst), partitieve wijze (pointillisme) (optisch kleurmengen) • kleurcontrasten: - kleur tegen kleur, - waargenomen kleur, - licht-donker, - complementair contrast, - successief- en simultaancontrast, - kwaliteits- en kwantiteitscontrast, - koud-warmcontrast, …; • herkennen en tekenen van verschillende lettertypen (letterfamilies): - afspatiëren van letters, uitlijning, regelhoogte, - leesbaarheid, sfeer, ruimte, stijl, lettervorm aanpassen; • rechtstreeks op computer ontwerpen/tekenen: - vectorieel tekenen, - een tekening opstarten, commando geven (lijn, vierkant, …) - digitaal beeld selecteren, knippen, plakken, bewerken,
13/10/05
-
12/15
22DC0679
beeld en tekst combineren, internet en multimedia, creatief hanteren van het medium, …;
• technieken toepassen, gereedschappen (tools/muis/plotter/stift/…) en bewerkingen kiezen en hanteren, om beeldend vorm te geven (al dan niet in voorontwerp); attitudes en sociale vaardigheden aanleren: • streven naar het presenteren op artistieke wijze; • fysieke ongemakken, voortkomend uit een onaangepaste (werk)houding, voorkomen; • zorgvuldig omspringen met, opstarten en afsluiten van de computers (uitzetten van de elektriciteit en afdekken van de klavieren); • oog hebben voor en voorzichtigheid hanteren m.b.t. de bekabeling/aansluitingen/connectiesystemen.
3.2.2
Werkvelden
Compositie • grootteverhoudingen zien, • ervaren (van de dynamisch/statische werking van een aanpak), • ontdekken (dat een (geslaagde) compositie niet per se structureel, ritmisch of repetitief moet zijn/van de ontelbare mogelijkheden om een vlak in te delen), • positie (coördinaten) waarnemen (dat betekenisverandering kan ontstaan o.i.v. plaatsing), • achtergrond t.o.v. voorgrond onderscheiden, • ordeningsmogelijkheden en richtingverschillen onderscheiden, • formaat- en kadreringsverschillen onderzoeken en aanwenden (lay-out/verhouding van de uitbeelding t.o.v. het papierformaat). Contrast(en) • contrasthoeveelheden en mogelijke groeperingen vaststellen, • contrasten naar omvang, duidelijkheid, oppervlak aanvoelen, • toon en kleur waarnemen, ervaren, bespreken en toepassen. Kleur(en) (kleurverschillen, kleurperspectief, optische kleurmenging, kleurcontrast, ...) • zoeken, • verzamelen, • diepte creëren, • ontdekken, • beschrijven, • herkennen, • benoemen, • bespreken, • vergelijken, • sorteren/groeperen (puur, bont, natuur, vrolijk, somber, warm, koud, textuur, licht, schaduw, …) • mengen variaties bekomen/laten ontstaan, • nuanceren. Kunstvoortbrengsel(s), ontwerpen, maquettes • (onder)zoeken,
13/10/05
13/15
22DC0679
• vergelijken/beschrijven, • (h)erkennen, • bespreken, • interpreteren • tentoonstellen, • verwerken (bv. (multi-)media-publicatie/installatie, …). Licht(bronnen) • waarnemen, • onderzoeken (vorm, schaduw, kleurnuances, contrast), (sfeer/kleur)beïnvloeding / relatie licht - schaduw,), • ontdekken (vormgevende/ruimtebepalende mogelijkheden), • experimenteren, • lichtvorm, • lichtrichting, • lichteffect, lichtmateriaal hanteren. Lijn(en) • waarnemen, • beschrijven, • benoemen, • bespreken, • interpreteren, • ordenen, • noteren, • nabootsen, • weergeven. Media-aparatuur (als uitgangspunt, …, presentatievorm) • beschouwen als een verlengstuk van de waarneming (ervaring) in de ruimste zin, • ervaren (samenhang kleur - licht - ruimte - ...), • herhalen (tekening/beeld/prent), • ontwikkelen (fotografische/grafische procédés), • onderzoeken (van de beeldvoering in toneel, film, videoclip, reclamespot, schilderij, foto, ...), • vergelijken (van gemaakte (kunst)beelden met de eigen ervaring), • interactiviteit gebruiken, • beweging (tijd, …, gezichts-, uitgangspunt, …). Natuur (natuurvorm-, kleur- en volumekarakter en hun onderlinge samenhang) • ontdekken, • beeldend, architecturaal weergeven, • in verhouding(en) zien en weergeven, • ontdekken (van de relatie tot de cultuur: stilleven, landschap, ...), • onderscheiden (cultuur - natuur), • noteren (spontaan en direct reageren op het waargenomene). Ruimte (wonen: architectuur, design, stad (stedenbouw), landschap, … ) • ontdekken (dat wijziging van oogpunt het ruimtegevoel - kan veranderen - verandert), • ontdekken en weergeven (van suggestieve ruimte, overlapping/doorzichtigheid), • verwerken, • ervaren, waarnemen (relaties: binnen - buitenkant, vlak -ruimte), • plannen, • bespreken. Vorm(en)
13/10/05
14/15
22DC0679
• ervaren, • ontdekken (van de relatie vorm - functie/dat een functie de vorm - kan bepalen bepaalt), • observeren (ook in de natuurlijke omgeving), • beschrijven, • herkennen (van de omtrek, samenstelling, kleur, onderlinge verhouding), • benoemen, • bespreken, • vergelijken (van de verschillen in aard en ruimtelijke plaatsing), • sorteren, • waarderen, • ordenen, • plaatsen (ruimte: voor-achter, dichtbij-veraf, groot-klein), • opstellen, • gezichts-/standpunt bewust bepalen, • afwerken. Constructie (creëren) • construeren, • observeren, • opbouwen, • boetseren, • kneden, • snijden, • kleven, • binden, • zagen, • knippen, … Deze beeldaspecten zijn samen met de technieken de onderdelen van de optie architecturale vorming (de beeldvorming/leerinhoud). In de tekenpraktijk zelf - in het gebruik - moet de essentie, een waardevolle inhoudelijke zingeving, eraan worden toegevoegd. (zie voor verdere technische inkleding het ‘overzicht van diverse technieken’)
3.2.3
Infrastructuur en middelen
ALGEMENE INFORMATIE in verband met infrastructuur en middelen:
“ De algemene infrastructuur dient ‘minimaal’ te beantwoorden aan de vigerende regelgeving van het A.R.A.B., het A.R.E.I en de Welzijnswet en uitvoeringsbesluiten. Deze informatie is te raadplegen op de website van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid: www.meta.fgov.be Bijvoorbeeld wordt er een minimumhoogte van 3m voor de lokalen aangegeven. Voor het sanitair kan men terugvallen op de functionele norm van 1 urinoir en 1 wc per 20 jongens en 1 wc per 10 meisjes (A.R.A.B. art.92, zoals gewijzigd bij K.B. van 16-02-1982 art1).” (cfr. gemeenschapsinspectie) Je kan er ook de richtlijnen op nalezen in de minimumleerplannen. (info en bevoegdheid: gemeenschapsinspecteur DKO-BK) SUGGESTIES met betrekking tot het gebruik maken van computer(s) (in architecturale vorming):
13/10/05
15/15
22DC0679
Minimaal per twee studenten één voldoende uitgeruste, snelle computer voorzien, scanner, printer en de nodige applicaties ( … liefst recente programma’s en technologie), internetaansluiting. Intern en extern uit te breiden (d.w.z., met randapparatuur): - voldoende werkgeheugen om comfortabel met de programma’s te kunnen werken, - genoeg opslaggeheugen voorzien voor de werkstukken (intern geheugen via harde schijf of extern via netwerkserver), - een duidelijke uniforme installatie (computerplatform, mappen, programma’s, …), - (vlakbed)scanner, - één digitaal tekentablet per computer, - kleurenprinter, met afdrukmogelijkheid op verschillende soorten papier, - uitwisselingsmedium (zip, cd-rw, dvd-rw, …), - digitale (video)camera (degelijk, gebruiksvriendelijk, …), - softwarepaketten: programmatuurdiscs, leerboeken, licenties. Voor klassikale lessen is een video-data projector (beamer: tv- en computergestuurd) een noodzaak, met projectievlak, -scherm, ... Plaats de computers bij voorkeur in een netwerk. Zorg voor bruikbare programma’s: Enkele tips: - bouw je computer’park’ geleidelijk aan op, dan onderken je gemakkelijker in gebruik de effectieve noden die een noodzakelijke aanvulling kunnen betekenen, - kies voor één systeem en zo mogelijk voor één type, - ondersteuning van een ICT-verantwoordelijke/coördinator/helpdesk is haast een noodzaak, - alle materiaal verzekeren en beveiligen, - om de 3 jaar is hernieuwing en upgrading nodig (hanteer eventueel een leasingssysteem).