MEDISCH
T
OFFICIEEL O R G A A N V A N DE K O N I N K L I J K E
NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ T O T BEVORDERING DER GENEESKUNST
Hoofdredacteur W. J. Royaards - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - B e s t u u r : K. Vaandrager, Deventer, v o o r z i t t e r ;
Prof. Dr.
A. Kummer, Amsterdam, v i c e - v o o r z i t t e r ; Dr. C. de G r o o t , Rotterdam, secretaris ; Dr. M. van der Stoel, Voorschoten, penningmeester ; A. Taminiau, Tilburg - Redactie en abonnementenadministratie Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel. 242535. i
DR. D. W. SWIJGMAN V O O R Z I T T E R DER MAATSCHAPPIJ In de hoofdbestuursvergadering van 6 januari 1962 werd tot voorzitter gekozen Dr. Derk Wilhelm Swijgman, geboren te Den Haag op 29 december 1918. Met zijn 43 jaar is Swijgman zeker 66n der .jongste. zo niet de jongste voorzitter, die de Maatschappij voor Geneeskunst heeft voortgebracht. Collega Swijgman is anaesthesist en de voorzittershamer van de Maatschappij wordt in bet komende jaar dus gehanteerd d o o r een specialist uit een der allerjongste takken van de geneeskunde. De opleiding voor zijn specialisme heeft Swijgman in de jaren 1949-1950 te Groningen genoten en sinds 1 januari 1951 is hij te Leeuwarden gevestigd. In de jaren sedert dien verlopen, heeft hij de stormachtige ontwikkeling van de anaesthesie meegemaakt. Aanvankelijk was hij in een groot rayon de enige anaesthesist, die ook naar verder afgelegen plaatsen als Harlingen, Heerenveen en Meppel reed om bij grote operaties narcose te geven. Later werd her hem door de vestiging van collegae in andere plaatsen en door de toenemende vraag naar hulp van de anaesthesist in zijn eigen woonplaats, mogelijk zijn praktijk tot Leeuwarden te beperken. Van 1952 tot 1958 was
INHOUD 17e J a a r g a n g
-
12 j a n u a r i
1962
-
No.
Dr. D. W. Swijgman voorzitter der Maatschappij Ongeordend beeld der voetverzorgers In memoriam E. J. van der Linden De vereenzaming van bejaarden. College of General Practitioners De praktizerende arts als voorlichter en opvoeder Verslagen en mededelingen volksgezondheid Personalia .
2
17 19 21 22 23 25 27 27
Van her hoqfilbestuur."
Verslag H.B.-vergadering Nieuwe afgevaardigden .
28 28
Van bet Centraal Bestuur L.H.V. :
Constitutie Centraal Bestuur 1962 Uit de afdelingen lngezonden stukken . Varia .
29 29 3O 30
Swijgman secrelaris van de Nederlandse Anaesthesisten Vereniging en in die jaren heeft hij het getal der leden dier vereniging zien vertienvoudigen. Sinds 1958 is collega Swijgman lid van het hoof& bestuur van de Maatschappij en wie hem in die jaren heeft meegemaakt weet, dat organiserend werk in hoge mate zijn belangstelling heeft. Een der meest sprekende voorbeelden daarvan is de kadercursus. waarin hij een groot aandeel heeft gehad. Bij die gelegenheid heeft hij een voorproefje gehad, war bet is om collegae te stimuleren zich in moeilijke onderwerpen te verdiepen en zich te bezinnen war bet is gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor moei[ijke beslissingen te aanvaarden. Wie van de levensloop van Swijgman kennis neemt, is niet verbaasd te bemerken dat hij iemand is. die oog heeft voor de dynamiek, die onze moderne samenleving kenmerkt. In 1942 werd Swijgman arts. waarna een z g n . . . p r i v a t e promotie" volgde over ,,De invloed van nierzenuwen op d e diurese" als afsluiting van een pharmacotherapeutisch assistentschap bij Laqueur en ten Cate. De latere oorlogsjaren brachten hem in aanraking met allerlei geneeskundig werk bijvoorbeeld als controlerend arts voor ziekenfondsen en ziektewet, maar ook als waar17
nemend huisarts en als assistent op de interne kliniek van het Wilhelmina Gasthuis. Na de oorlog ging hij in militaire dienst en na een volledige artsofficiersopleiding in Engeland te hebben ontvangen. vertrok hij in 1946 met de 7 december-divisie, die hij tevoren had helpen opbouwen, naar het toenmalige Nederlands lndiE. In het leger deed Swijgman organisatorisch-geneeskundig werk en toen hij in december 1948 in het vaderland was teruggekeerd en onmiddellijk d a a r o p met zijn specialistenopleiding begon, had hij zes jaar achter de rug. met ongewoon veelzijdige ervaring. ls het door al deze belevenissen, dat Swijgman geboeid is door de veelzijdigheid der dingen en dat hem de georganiseerde aanpak van de belangrijkste problemen ook in de geneeskunde als zo noodzakelijk voor ogen staat? De nieuwe voorzitter heeft in alle geval de moderne geneeskunde in zdveel gedaanten meegemaakt, wetenschappelijk, curatief, sociaal en organisatorisch en dat alles in z6 korte tijd, dat men zijn antecedenten w e l h a a s t als een kadercursus v o o r het voorzitterschap van de Maatschappij zou kunnen zien! Ook in de L.S.V. heeft Swijgman een w e r k z a a m aandeel gehad als lid van het plaatselijk en van het districtsbestuur (1956-1957) en daarnaast als afge-
vaardigde naar de ledenvergadering. Van het bestuur van de afdeling Leeuwarden van het Nederlandsche Roode Kruis is Swijgman sinds 1953 voorzitter en een drietal jaren was hij bestuurslid van het Algemeen Leeuwarder ziekenfonds. De korte levensbeschrijving van de nieuwe voorzitter van de Maatschappij zou niet volledig zijn als zij naliet te vermelden, dat Swijgman uitgesproken hobbies heeft. Tuinieren, knutselen, timmeren, het eigen huis van tijd tot tijd geheel onder handen nemen, in de vakantie kamperen gaven hem de ontspanning, die zijn intensieve beroepsuitoefening en zijn veelvuldige organisatorische activiteiten nodig maken. Uit dit alles blijkt wel. dat de jonge voorzitter van de Maatschappij de gave heeft de handen zelf uit de mouw te kunnen steken en daarnaast een open oog te hebben voor de noodzakelijkheid van taakverdeling en organisatie. Het zal hem ongetwijfeld niet aan gelegenheden ontbreken deze uiteenlopende eigenschappen in zijn nieuwe functie te ontplooien! Moge de Maatschappij voor Geneeskunst, die hij d o o r de teugels van H o o f d b e s t u u r en Algemene Vergadering in handen te houden, te leiden heeft, daar in 1962 wel bij varen en onder zijn leiding voortgaan de geneeskunst te bevorderen langs de vele wegen die in haar statuten worden genoemd. R
V I C E - V O O R Z I T T E R EN DAGELIJKS BESTUUR 1962 In de zaterdag 6 januari gehouden vergadering van het hoofdbestuur geschiedde, behalve de verkiezing van een voorzitter voor 1962, ook de verkiezing van een vice-voorzitter en van leden en plaatsvervangende leden van het dagelijks bestuur. Zonder dat een enkele maal herstemming moest plaats hebben was het resultaat van deze verkiezingen als volgt: vice-voorzitter C. L. van Woelderen, specialist, 's-Gravenhage; leden van het dagelijks bestuur: C. K. A. W. Blankesteijn, Zeist, Dr. A. A. J. Govaert, Stein (L) en Dr. G. Schalij, Rotterdam; plaatsvervangende leden van het dagelijks bestuur: E. N. van den Bergh, Amersfoort; P. J. Kaiser, Oegstgeest en mevr. Dr. C. W. C. Middelhoven, Amsterdam. In de hoofdbestuursvergadering van 2 december 1961 heeft de toen fungerende voorzitter G. J. Noome vriendelijke woorden ten afscheid gericht aan A. H. de Vries en Dr. J. de Graaf, die, met de voorzitter per einde van dat jaar het hoofdbestuur zouden verlaten na daarin vijf jaar zitting te hebben gehad. De Graaf kon deze vergadering niet bijwonen. De Vries heeft voor de vriendelijke woorden dank gezegd en van zijn kant de waardering geformuleerd, welke jegens de vertrekkende voorzitter wordt gevoeld. In de 2 januari 1962 gehouden vergadering van het dagelijks bestuur, op welke datum de per einde 1961 aftredenden 18
formeel hog in functie zijn, heeft de Graaf niet alleen dank gezegd voor de woorden van erkentelijkheid, buiten zijn tegenwoordigheid tot hem in de hoofdbestuursvergadering van 6 januari 1961 aan zijn adres gericht, doch tevens ook zijn respect en bewondering uitgesproken, mede namens de Vries en alle leden van het dagelijks bestuur, voor de wijze, waarop Noome de Maatschappij in 1961 heeft geleid en daaraan, dikwijls met wegcijfering van persoonlijke belangen en met opoffering van veel tijd, zijn kracht en toewijding heeft geschonken. De Graaf, bij de aanvang van 1961 ook uitgenodigd het presidium op zich te nemen, had dit toen niet willen doen; de wijze, waarop Noome het voorzitterschap heeft bekleed, had hem gedurende 1961 geleerd, dat hij het ook niet zou hebben gekund. Een met overtuiging uitgesproken compliment, dat, ook al omdat het dagelijks bestuur zich met een hartelijk applaus duidelijk achter de woorden van de Graaf stelde, Noome even in verlegenheid scheen te brengen. In de hoofdbestuursvergadering van 6 januari, waarin deze verkiezingen plaatsvonden, heeft voorzitter Noome bij de aanvang de drie nieuwe leden welkom geheten: Dr. J. A. van Goor, Dr. H. Hamminga en A. Marseille. Het vriendelijk welkom gaat steeds gepaard met een veelzeggende verwijzing naar de consequenties, welke aan het hoofdbestuurslidmaatschap zijn verbonden. Zo ook nu weer!
oR. H. J. GROENENDqK
ONGEORDEND
BEELD DER V O E T V E R Z O R G E R S
Naast de voetafwijkingen die zijn aangeboren of verworyen door ziekten en traumata, lijdt een groot deel van de beschaafde mensheid aan voeteuvels die bet gevolg zijn van bet staan en lopen in schoeisel. Onze voeten moeten een voortdurende strijd voeren tegen bet schoeisel waarin zij worden gestoken. In bet begin winnen zij deze strijd en een paar stevige jongensvoeten kan een paar nieuwe schoenen in enkele weken tijds zo misvormen dater van het oorspronkelijke model niet veel meet over is. Als de voeten ouder worden, zullen zij deze strijd tenslotte verliezen en worden de voeten misvormd. Vele schoenen voor volwassenen hebben een te nauwe neus die de voorvoet drukt. Vooral de vrouw volgt in de keuze van haar schoeisel liever de mode dan het verstand. De tenen komen in bet gedrang en worden tegen en over elkaar heen geperst. Pijnlijke likdoorns, slijmbeursen en nagelafwijkingen zijn daarvan her gevolg. Met het ouder worden der voeten treden nog meer veranderingen op zoals verstijvingen en doorgezakte gewelven in de vorm van platvoeten en spreidvoeten. Naarmate de mens ouder wordt veroorzaken zijn voeten hem meet en meer last en zal hij trachten hier een oplossing voor te vinden. Hij probeert het zelf of zoekt hulp bij een ander, meestal een voetverzorger. Het is niet bekend hoe groot het percentage mensen is dat van de hulp van een voetverzorger gebruik maakt. Her staat echter wel vast dat dit percentage hoger wordt naarmate de leeftijd van de mensen toeneemt. In verband met de stijging van de teeftijd die de mens kan bereiken, bestaat er tegenwoordig in veIe [anden en ook in Nederland een grote belangstelling voor de geriatrie. Er worden congressen belegd, vergaderingen, voordrachten en lezingen gehouden en artikelen geschreven die de problemen van de ouder wordende mens behandelen. Tot de problemen van de oudere mens behoort nu ook de voetverzorging. Her is b.v. voor de leiding van een bejaardencentrum van het allergrootste belang dat zoveel mogelijk inwonenden op de been blijven. Een bedlegerige betekent immers verzorging en verpleging en dus personeel. Hoe meer mensen over bruikbare voeten beschikken, des te beter. Verschi[lende sociale instellingen die bij de bejaardenzorg zijn betrokken voelen de noodzaak een beroep te doen op de voetverzorgers opdat deze hen helpen bij de lichamelijke zorg voor de ouden van dagen. In besturen van rusthuizen, bejaardencentra, verpleegtehuizen, psychiatrische inrichtingen en verenigingen is het probleem van de voetverzorging ter sprake gekomen. Enkele besturen zelfs hebben reeds bij verschillende instanties aanvragen ingediend om advies voor een goede voetverzorger. Maar ook dit wordt een probleem want er bestaat op dit ogenblik hog geen offici/51e instantie die de bekwaamheid van een voetverzorger kan beoordelen. In onze geordende samenleving vertoont bet beroep van de voetverzorger een zeer ongeordend beeld. Dit is nu eens
een vrij beroep in de ware betekenis van het woord! Her valt onder geen enkele wettelijke bepaling, verordening of toezicht. Wie daar lust toe gevoeld kan zich vestigen als voetverzorger, naar een diploma of vergunning wordt niet gevraagd. Zonder bezwaar van offici~le zijde mag men zich voetverzorger, voetkundige, pedicuur of chiropodist noemen, Men mag een pedicuurpractijk gaan uitoefenen zonder dat men gebonden is aan voorschriften betreffende inrichting, hygiene, werktijden of tarieven. Daardoor wordt de voetverzorging dan ook onder de meest uiteenlopende omstandigheden uitgeoefend. Wie ernaar gaat zoeken, kan b.v. een weduwe vinden die uit nood de pedicuurpractijk uitoefent in een hoekje van haar woonkamer. Zij behandelt haar patifint op een gewone stoel, neemt zijn voet op haar schoot en verlost hem met een mesje van eelt of eksterogen voor een bedrag v a n f 1,50. Her andere uiterste kan men in een luxueuse salon vinden waar men de patient op een plechtige wijze ontvangt. Hij wordt in een soort operatiestoel geleid met verplaatsbare hoofd-, arm- en voetsteunen. Rijdende tafels met een reeks van blinkende instrumenten, verplaatsbare lampen en kommen met desinfecterende vloeistof voltooien het beeld. A1 deze benodigheden en een electromotor met vele soorten fraisen zorgen ervoor dat overtollige eelt- en hoornsubstantie snel verdwijnt. Jonge dames in fraaie schorten geven de patient op zijn verzoek nog een behandeling met massage of voetbaden en poeders in de heerlijkste geuren. Her spreekt vanzelf dat men voor deze vertoning moet betalen en een dergelijke behandeling kost zeker f 2 5 , - - . Tussen deze twee uitersten in bevindt zich de grote groep van voetverzorgers die hun beroep uitoefenen in een redelijke omgeving. Zij berekenen meestal een bedrag van ca. f 3,-- per behandeling. Sommige voetverzorgers hebben een abonnementstarief ingesteld of verstrekken een knipkaart van f12,50 voor 5 behandelingen. Moet de pedicuur bij de patient aan huis komen, dan ligt de prijs iets hoger.
Zowel de organisatie als de opleiding van de voetverzorgers vertonen een chaotisch beeld. Er bestaan velerlei verenigingen, bonden en federaties die elkaar in woord en geschrift flink beconcurreren. De voornaamste verenigingen hebben een opleidingscursus georganiseerd en verstrekken na een examen een fraai diploma. Het examen wordt door de cursusleiders zelf afgenomen. Om er een officieel tintje aan te geven, tracht men een arts als medisch adviseur of als gecommiteerde aan het examen te verbinden die bereid is zijn handtekening onder het diploma te plaatsen. Als regel gelukt dit, doch een werkelijke erkenning is dit natuurlijk niet. Er bestaat ook een cursus die door een stichting van schoenwinkeliers is georganiseerd. Deze stichting heeft een goede naam op te houden, omdat er in hun branche ook cursussen worden gegeven die ten dele wel onder officieel 19
toezicht zijn geplaatst. Aan de nauwe binding met de schoenhandel kleven echter wel enige bezwaren. Het totale aantal personen in Nederland dat zich op de een of andere wijze met de voetverzorging bezighoudt, is niet bekend. Wegens het ontbreken van een registratie zal bet juiste aantal ook moeilijk te bepalen zijn. Wel is er een aanwijzing te krijgen uit een artikel in het Ned. Tijdschrift v. Voetverzorging waarin een onderzoek werd gepubliceerd dat in 1960 door een firma in voetverzorgingsartikelen was verricht. Door middel van een enquete werden n.l. meer dan 5 duizend voetverzorgers opgespoord. Aangezien dit onderzoek waarschijnlijk niet alle voetverzorgers heeft omvat, lijkt een uit andere bron vernomen aantal van 8 duizend geen slechte schatting. In verband met de wijze waarop zij hun beroep uitoefenen, kan men de voetverzorgers in 3 grote groepen verdelen: I. De voetverzorgers die hun bedrijf geheel zelfstandig uitoefenen. In tegenstelling tot enkele andere vergelijkbare beroepen, zoals b.v. dat van de schoonheidsspecialisten, vallen zij niet onder de vestigingswet en is een vestiging als voetverzorger zonder meer geoorloofd. De mensen in deze groep leven vrijwel uitsluitend van de opbrengst van hun bedrijf. Naast inkomsten uit arbeid verkrijgen zij ook inkomsten uit de verkoop van voetverbeterings- en voetverzorgingsartikelen. Op de grote betekenis van deze verkoop wordt nog nader ingegaan. Daartegenover staan echter de kosten die voortvloeien uit de practijk aan huis zoals de kosten van inrichting en onderhoud. Dit is echter een onderwerp waarover artsen voldoende zijn ingelicht. II. De voetverzorgers in loondienst. Deze groep personen oefenen hun beroep uit in het bedrijf van anderen. Zij werken in schoonheidssalons, schoenwinkels en kapsalons of zijn in dienst van een andere voetverzorger die het niet meer alleen afkan en een of meer assistenten in zijn bedrijf opneemt. Onder alle voetverzorgers is de positie van deze groep als werknemer nog het beste geregeld. III. De voetverzorgers die hun beroep onregelmatig of als bijverdienste uitoefenen. Sommige van hen werken alleen in de avonduren omdat zij overdag een andere bezigheid hebben; anderen beperken zich tot een kleine patiEntenkring van buren, kennissen en familieleden die onder behandeling komen wanneer de gelegenheid zich eens voordoet. Weer anderen beoefenen de voetverzorging alleen wanneer zij een collega helpen of inspringen bij grote drukte of ziekte. Tot deze groep behoren een vrij groot aantal gehuwde of gehuwd geweest zijnde vrouwen die - door omstandigheden gedwongen - graag wat willen bijverdienen. Ook ex-verpleegsters zijn hierbij.
Men kan niet over de voetverzorgers spreken zonder ook op het terrein van de voetverzorgings- en voetverbeteringsartikelen terecht te komen. De verkoop van deze artikelen werd reeds vermeld en vormt voor vele voetverzorgers of bedrijven waar de voetverzorging wordt beoefend een belangrijke bron van inkomsten. Aanvankelijk misschien begonnen als een dienst aan de klanten en patiEnten, vormt de levering van steunzolen, viltringen, voorvoetsteunen, teenbeschermers, voetpoeders en voetcremes meestal een zeer welkome aanvulling van het budget. 20
Een beslist niet ongewoon voorbeeld van een pedicuurrekening leert ons het volgende: Pedicuurbehandeling . . . f 3,-1 Paar steunzolen . . . . f 16,-1 Bus voetpoeder . . . . f 2,-Op het busje voetpoeder wordt een behoorlijke winst gemaakt hetgeen stellig geen uitzondering is voor een cosmetisch artikel. Bij de steunzolen moet men echter bedenken dat deze als confectiezolen bij inkoop niet meer dan f 4 , - hebben gekost. Zij worden in het beste geval aan de hand van een voetafdruk bijgewerkt en met 300 ~ winst geleverd. Het is duidelijk dat de verleiding groot wordt. Als een patient tijdens een pedicuurbehandeling over zijn voeten klaagt en om advies vraagt, kost het weinig moeite om hem van het nut van een paar steunzolen of een voetverzorgingsartikel te overtuigen. En aan wie de beoordeling of dit correctiemiddel wel nodig is ? Zelfs de artsen zijn het lang niet altijd over de betekenis en het nut van deze artikelen eens. Bovendien zijn ze overal elders ook verkrijgbaar. In vele bandagewinkels, drogisterijen en schoenwinkels worden deze artikelen zonder meer over de toonbank verkocht. In sommige winkels worden zij uitsluitend op aanvraag verstrekt maar er zijn ook zaken die de verkoop van deze artikelen stimuleren door een premiestelsel waardoor de verkopers ertoe komen de klanten een lbaar steunzolen aan te praten. In ieder geval ligt hier de oorzaak waarom vele van onze patiEnten steunzolen dragen die niet goed of geheel onnodig zijn.
De hierboven beschreven toestanden worden nog vreemder als men bedenkt dat onze patiEnten de voetverzorger als een half-medische specialist op het gebied van voetklachten beschouwen. Vooral als er op zijn deur een groot bord prijkt met ,,Medisch gediplomeerd Chiropodist" of iets dergelijks. Dit maakt indruk en wekt de verwachting dat men op zijn minst met een beoefenaar van een paramedisch beroep heeft te maken. Er worden vergelijkingen getrokken met de masseurs die eveneens een groot bord op hun deur hebben en het komt voor dat de patiEnten hun huisarts om een brief]e voor de pedicuur komen vragen. Nog erger wordt het als de patient bij zijn huisarts komt met het verzoek om een accoordverklaring met handtekening op een rekening van de pedicuur voor steunzolen. Er zijn n.l. ziekenfondsen die hun leden een vergoeding van f5,-- verlenen op een paar steunzolen indien deze op medisch advies zijn verstrekt. Betrekt de patient nu de steunzolen van en op raad van een voetverzorger bij wie hij onder behandeling is, dan krijgt hij ze niet vergoed. Hij tracht zijn huisarts nu achteraf te overreden met her argument dat de voetverzorger ze zo nodig achtte. De huisarts heeft daar vaak een andere mening over en voelt zich bovendien gepasseerd. Een nieuw probleem dus. In Engeland hebben de bejaarden, invaliden en aanstaande moeders sedert 1959 recht op een kosteloze behandeling door voetverzorgers, mits deze in een polikliniek van de National Health Service wordt verstrekt. Voor zover bekend bestaan er in ons land geen relaties tussen voetverzorgers en ziekenfondsen. Dit betekent dat ook de ziekenfondsleden een pedicuurbehandeling en de aanschaf van voetartikelen zelf moeten bekostigen. Voor de oudere zieken-
tbndspatienten die van hun A.O.W. moeten leven, kan deze uitgave soms een zware belasting betekenen. Eigenlijk dienen de patiEnten zich met al hun voetklachten tot de huisarts te wenden. Dat dit niet gebeurt wordt helaas veroorzaakt door de soms te geringe belangstelling die de huisarts voor hun voetklachten toont. Blijkbaar hebben vele patiEnten daardoor het idee gekregen dat zij met voetklachten niet naar hun huisarts maar naar een voetverzorger moeten gaan, ook al kost dit extra geld. Als men de huisarts ernaar vraagt, blijkt hij meestal wel voldoende interesse te hebben, doch het ontbreekt hem aan tijd en lust om naast een. drukke practijk alle eksterogen, wratten en nagelafwijkingen instrumentaal te behandelen. Hij verwijst zijn patiEnten naar een algemeen of orthopedisch chirurg of geeft hen het advies naar een voetverzorger te gaan. Soms hoort men van de huisarts een klacht over een patient met een wondinfectie aan een teen die aan de on-
IN MEMORIAM
steriele behandeling van een pedicuur wordt geweten. In de meeste gevallen is het echter moeilijk na te gaan of de patient niet ook zelf aan de teen heeft gepeuterd. Ondanks de vaak gebrekkige vooropleiding wordt door de meeste pedicuren met meet zorg gewerkt dan door de patiEnten zelf. De meeste voetverzorgers kunnen zich met de huidige ongeordende toestand moeilijk verenigen en zien al jaren reikhalzend uit naar de komende wet op de paramedische beroepen. Het is echter de vraag of de positie van de voetverzorgers in deze wet zal worden geregeld. Van officiEle zijde heeft men lange tijd de hoop gekoesterd dat het beroep en de organisatie van de voetverzorgers zichzelf zou saneren. Dit is echter niet gebeurd. Ondernomen fusiepogingen van verschillende pedicuurverenigingen liepen in de regel wegens onderlinge naijver op niets uit. Er wordt nu van beide zijden gehoopt en gewacht op een oplossing voor een beroep met vele problemen dat toch in een behoefte blijkt te voorzien.
E. J. V A N DER L I N D E N
Onze vriend Van der Linden is op 31 december van ons heengegaan. Het ijzersterke lichaam ik zag hem zware koffers met boeken hoge trappen opdragen als ware her een veertje - is gesloopt. Hij had niet alleen physieke kracht, hij was ook een sterke persoonlijkheid. E. J. van der Linden werd geboren 2 april 1885. Reeds op 17-jarige leeftijd kwam hij naar de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, zodat hij bijna 60 jaar daar heeft gewerkt. Hij kwam als krullenjongen, als duvelstoejager, doch heel vlug zag men wat er in hem stak en snel maakte hij promotie, zodat hij reeds lange jaren terug tot hoofdcommies werd bewwderd. Vrij spoedig na zijn indiensttreding bij de Universiteitsbibliotheek werd hij ook ingeschakeld voor de bibliotheek van de Maatschappij en hoewel hij bij zijn veeljarige werkzaamheid voor de Universiteitsbibliotheek in haar geheel een belangrijke kracht is geweest, moeten bier in bet bijzonder toch wel herdacht worden zijn verdiensten voor de bibliotheek van de Maatschappij. Van der Linden heeft reeds de bibliothecaris van de Maatschappij DaniEls verscheidene jaren terzijde gestaan. Hij vertelde me, dat hij meer dan eens Daniels, wanneer deze meende iets heel moois voor de bibliotheek te kunnen verwerven, heeft moeten teleurstellen met de mededeling, dat het reeds in de bibliotheek aanwezig was. Na de dood van Daniel.s fungeerde Kleiweg de Zwaan een paar jaar als bibliothecaris en daarna ontstond een veeljarige en vruchtbare samenwerking van Nuyens en Van der Linden waaruit o.a. voortkwam de grote catalogus die in 1934 verscheen. Sinds 1949 had ik het voorrecht als bibliothecaris met Van der Linden samen te werken. Hij had een sterk geheugen en een grote ijver. Niets was hem te reel, altijd was hi.j op zijn post en vele avonden, men kan wel zeggen ook naehten, heeft hij gewerkt voor de bibliotheek van de Maatschappij, b.v. bij de voorbereiding van bet tweede deel van de grote catalogus dat in 1949 verscheen en bijna geheel zijn werk was. De kortelings ingevoerde vijf-daagse werkweek bestond niet voor hem. De
U.B. en alles wat daarmee samenhing was zijn leven. Ik heb gezien dat, toen hij enige jaren geleden eens in een ziekenhuis was opgenomen geweest, hij bij ontslag niet naar huis ging, doch linea recta naar ,,het Singel" d.w.z. naar de U.B. Naast zijn ijver moet zijn grote hulpvaardigheid gememoreerd worden. Tot zijn pensionering als ambtenaar van de U.B. was hij ook leider van de medische studiezaal. Daar hebben talloze medische studenten ell artsen, die zich voorbereidden voor hun examen of een onderwerp bestudeerden of aan een dissertatie werkten, een beroep op hem gedaan en nooit tevergeefs. Na zijn pensionering als gemeente-ambtenaar bleef hij alleen werkzaam voor de bibliotheek van de Maatschappij. Tot zijn bezigheden behoorde ook het kopen op boekenveilingen, niet alleen voor onze bibliotheek, doch voor de gehele U.B. en voor verscheidene andere bibliotheken en ook wel voor particulieren. Hij kende de geldswaarde van bet oude boek. Ook verleende hij waardevolle hulp bij het inrichten van vele tentoonstellingen. De laatste maanden van zijn leven waren moeilijk, het was een zwaar lijden. Hij kende zijn ziekte niet en begreep niet dat de geneeskunst, waarvoor hij zijn hele leven had gewerkt, hem niet helpen kon. Hij leefde alleen o p a l s men over boeken sprak, dat was zijn wereld. Velen zullen hem niet licht vergeten. J. A. van Dongen, bibliothecaris.
M.C. B A N D E N 1961 Voor bet inbinden van de jaargang 1961 kunnen banden worden besteld tegen de prijs van f 3.50 verzendkosten inbegrepen. Bestellingen kunnen geschieden bij het bureau Medisch Contact, Keizersgracht 327, Amsterdam-C.
21
DE V E R E E N Z A M I N G V A N BEJAARDEN De gezondheid van de bejaarde berust op drie peilers: voldoende voeding, voldoende beweging, voldoende contacten. Tussen deze drie noodzakelijkheden bestaat onderling verband, het contactverlies bevordert ook de wanvoeding en het gebrek aan beweging. Voor het contactverlies van de t~ejaarde zijn meerdere sociale oorzaken aan te wijzen. De pensionering sluit voor de man, maar dikwijls ook voor zijn vrouw een grote bron van contacten af. Het niet meet arbeiden leidt bovendien tot verlies aan status en tot sterke financiEle achteruitgang, die het maken van nieuwe kennissen bemoeilijken..Voor de velen die het werk als voornaamste levensopdracht hebben beschouwd, wordt met de pensionering het leven zinloos. Het motief om nieuwe banden aan te knopen en een nieuw leven te beginnen, ontbreekt. Een voorname sociale factor, die het contactverlies van de bejaarde bevordert, is de industrialisatie, die de migratie van de jongere bevolking bevordert en daardoor meebrengt, dat kinderen en andere familieleden van de bejaarde zelden in diens omgeving wonen. Vervolgens is de woning van groot belang. Wie de afschuwelijke woning-toestanden kent, waaraan veel bejaarden in een grote stad zijn blootgesteld, verbaast zich niet over vereenzaming, want de steile, bochtige, slecht verlichte trappen vormen bij de kleinste lichamelijke handicap al een totaal beletsel om uit te gaan en contacten met anderen te leggen. Bij het T.N.O.-onderzoek vond Dr. van Zonneveld bij 3,2 ~ van de mannen en bij 4,4 ~ van de vrouwen gevoelens ~,an teruggetrokken en eenzaam zijn. Dit percentage was aanmerkelijk hoger bij degenen, die niet in goede gezondheid waren, dan bij degenen, die subjectief en objectief gezond waren. Natuurlijk kan men zich bij deze laatste waarneming afvragen wat oorzaak en wat gevolg is. In werkelijkheid vormen vereenzaming en ziekte dikwijls een vicieuze cirkel. Het contactverlies kan leiden tot verkeerde voedingsgewoonten. De vereenzaamde zoekt vaak zijn troost in snoepen en gebruikt hierdoor teveel calorieEn, teveel koolhydraten en dikwijls te weinig dierlijk eiwit. Met name de warme maaltijd wordt verwaarloosd. Koken voor zichzelf alleen is geen genoegen en als het gezelligheidselement aan het middageten ontbreekt, is vaak bet motief om een warme maaltijd te gebruiken, verdwenen. Vereenzaming leidt ook tot gemis aan beweging en tot een zittend leven met alte gevaren van dien. Bij het bestrijden van de eenzaamheid van de bejaarde verdienen allereerst alle experimenten de aandacht, die aan de bejaarde, die zulks wenst, werk proberen te geven. Met name ,,De arbeidsgemeenschap sterk door werk" onder leiding van Prof. Roeterink in Eindhoven verdient hier vermelding. Ongeschoolde en geschoolde arbeiders, hand- en hoofdarbeiders werken hier broederlijk samen en verdelen de opbrengst naar rato van bet aantal uren dat gewerkt is. Een betere vorm van contactvorming, waar bovendien de klassengrenzen doorbroken zijn, laat zich niet denken. Het laat zich aanzien, dat deze proef weldra op vele plaatsen navolging zal vinden. Daarnaast verdienen bezoekdiensten en bejaarden-sociE22
teiten onze aandacht. Bezoekdiensten, soms kerkelijk, soms gemeenschappelijk georganiseerd, trachten iedere bejaarde, die zich alleen voelt een goede vriend of vriendin te verschaffen. Bij goede organisatie en goede opleiding van de bezoekers kunnen ze naar mijn mening een voortreffelijke basis worden voor al het andere bejaardenwerk. Ze zijn van het grootste belang voor degenen, die niet gemakkelijk zelf contacten leggen. Voor de grote groep van meet geExtraverteerde persoonlijkheden kunnen de bejaarden-soci~teiten een uitstekend middel zijn ter bestrijding van contactverlies. Beide instellingen verdienen de warme sympathie van de artsen. Ook voor degenen, die op bejaarden-sociEteiten hulp verrichten is een goede instructie nodig. Te vaak wordt vergeten, dat menselijk contact tweerichtingsverkeer moet zijn. Het contactverlies bestaat niet alleen uit het niet voldoende ontvangen van liefde, maar ook uit het niet voldoende kunnen geven van affectie. Her is dus zinloos om het contactverlies uitsluitend afte meten naar bet aantal gesprekken dat iemand voert. Een bejaarde kan in een druk bejaardentehuis op een gemeenschappelijke zaal totaal vereenzaamd zijn, ofschoon hij vaak aangesproken wordt, terwijl een ander zelfstandig wonend, de hele dag alleen kan zijn en toch voldoende contacten hebben aan een levendige correspondentie met zijn kinderen in Canada. Men kan dus de vereenzaming van bejaarden alleen opheffen als men uit de sfeer van de neerbuigende bescherming komt, die zoveel van ons bejaardenwerk kenmerkt en er een grote belemmering in vormt. Op dit gebied gaan wij artsen zeker niet vrij uit. Juist bij bejaarden moeten wij oppassen, dat de beschermende houding die het beroep meebrengt niet in neerbuigendheid ontaardt. Men krijgt dan dezelfde vriendelijke en toegenegen toon, die wij ook tegen ons meest geliefde huisdier aannemen, een toon van neerbuigendheid, die de bejaarde onbewust duidelijk maakt, dat hij niet meer tot de groep behoort, die meetelt en die aan anderen iets te geven heeft. Wanneer we dit gevaar onderkennen en vermijden heeft de arts een unieke gelegenheid om de vereenzaming van bejaarden tegen te gaan. Voor degenen, die zich werkelijk geheel hebben teruggetrokken en affectieve contacten met anderen totaal missen, is hij vaak de enige relatie met de buitenwereld. Natuurlijk kan hij door zijn persoonlijkheid er al toe bijdragen, dat de gevoelens van eenzaamheid verminderen, maar vooral is het van belang, dat hij de bestaande mogelijkheden van bestrijding van eenzaamheid kent en de bejaarde weet te bewegen van de diensten, die gemeenschap of kerk hem bieden, een goed gebruik te maken. Een apart onderwerp wordt gevormd door de vereenzaming in bejaardentehuizen en verpleeg-inrichtingen. Veel conversatiekamers hebben een sfeer van dodelijke monotonie, het zijn soms bewaarplaatsen van totaal vereenzaamde individuen, echte wachtkamers op de dood. Bij het bestrijden van deze verschijnselen is gemeenschappelijke bewegingstherapie en gemeenschappelijke bezigheidstherapie vaak de noodzakelijke voorwaarde om tot verdere uitbouw van affectieve relaties te komen. Hier ligt een groot terrein voor verdere uitbouw van maatschappelijk werk open. Dr. J. Th. R. Schreuder
COLLEGE OF GENERAL PRACTITIONERS Op hetzelfde weekend als her Nederlands Huisartsen Gen4~otschap zijn lustrumcongres hield, vergaderde in Londen de Engelse zustervereniging, die bijna 6000 leden heeft, inbegrepen enkele afdelingen overzee in de Common Wealth. Om twee redenen bettor het ditmaal een bijeenkomst van bijzondere betekenis. Op de jaarvergadering werd namelijk na een lange distussle, die in de 36 ,.faculties" (afdelingen) reeds enkele jaren was gevoerd, met een grote meerderheid van stemmen (126 tegen 15) her bestuursvoorstel aangenomen voor toekomstige leden als 66n der criteria voor bet lidmaatschap van de College een examen in te voeren, ingaande 31 maart 1965. Andere criteria voor het lidmaatschap zijn o.m.. ,,Suitable written work (e.g. a thesis, case reports with commentary, published articles, original work, etc.) in lieu of, or in addition to, the results of an examination". Engeland is hiermee her eerste land in de wereld dat een dergelijk examen instelt. Zoals bekend moeten in Engeland ook de specialisten examen doen o m t e kunnen behoren tot de zgn. Royal Colleges. Het streven naar gelijkwaardigheid van niveaus van de College of General Practitioners met deze andere Colleges, ook in bet oog van de bevolking, is bij deze bespreking een belangrijk punt van overweging geweest. Tot dusver zijn de voorwaarden voor het lidmaatschap: 2 jaar ervaring als assistent in ziekenhuizen plus 2 jaar assistentschap in de huisartsenpraktijk (waarvan I jaar
KRAAMZORG IN ERNSTIGE MOEILIJKHEDEN . . . . . Aansluitend aan deze opmerkingen wil ik in her algemeen hog wel stellen, dat het voor het hele volksgezondheidsapparaat een levensbelang is voldoende krachten toegevoerd te krijgen en die krachten dan ook te hehouden. Dat laatste geldt van de kraamverzorgster tot de sociaal-geneeskundige toe. Om maar bij die voorbeelden te blijven: de minister weet, dat de kraamzorg in heel ernstige moeilijkheden verkeert en dat er met name op dat gebied een zorgelijk verloop is. Die moeilijkheden betreffen niet alleen, maar wel voor een groot deel, de sociale positie van de kraamverzorgsters en ik hoop, dat de minister zo spoedig mogelijk zijn belofte zal inlossen om te bekijken wat hier te doen yah. En wat de sociaal-geneeskundigen betreft: zij zullen de komende jaren meer en meer nodig zijn zowel voor de overheidsdienst als daarbuiten. Dan moet echter ook gedaan worden war maar gedaan kan worden om de socia[e positie van deze groep z6 te regelen, dat zij ook aantrekkingskracht kan hebben - laat ik her maar zo zeggen - voor anderen dan oudere artsen, die het wel wat kalmer aan willen gaan doen." Uit de discussie in de Tweede Kamer over de begroting 1962 van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
eventueel als trainee-assistant, dat al jaren betaald wordt door de regering) of 7 jaar ervaring als huisarts. De bovengenoemde vergadering heeft nu alleen nog maar een uitspraak gedaan over het principe van een examen. De inhoud daarvan zal in de eerstkomende jaren in den brede besproken en nader omschreven worden. Een belangrijk amendement, dat thans echter reeds werd voorgesteld, is niet alleen voorwaarden voor een 66nmalig examcn te stellen aan het lidmaatschap, maar ook een (morele?) verplichting te verbinden aan het bij voortduring blijven volgen van nascholing. Dit punt van voortdurende nascholing, is tot op heden voor de American Academy of General Practice het voornaamste criterium voor lidmaatschap (50 uur offici~le nascholing per jaar of 150 uur in een periode van 3 jaar). Tijdens de jaarvergadering werd een groot aantal giften van de farmaceutische industrie~n bekendgemaakt en uitgereikt, waaronder 16 ,,travelling fellowship" (groot f 2 0 0 0 , - - per stuk) voor huisartsen, ,,to study at their old teaching hospitals or at any other hospital, clinics, health centres or general practices of their choice in the United Kingdom or Eire". en 6 prijzen g r o o t f 4 0 0 . - - voor rnedische studenten voor de beste ..case history, with commentary of patients seen in general practice". De tweede reden waarom van een bijeenkomst van bijzondere betekenis gesproken kan worden is gelegen in de aard van her congres, dat op de jaarvergadering volgde en dat een symposium was over: ,,The "frainhlg oJ the Family Doctor Jor his work in the Community. Een onderwerp dat in zijn twee onderdelen (undergraduate- en postgraduate training) reeds vanaf de oprichting uitvoerig was bestudeerd en dat ook, voor zover het de undergraduate training betrof in het begin van dit jaar onderwerp was van een conferentie van de World Health Organisation in Edinburgh, waar 24 "Europese landen vertegenwoordigd waren en waar ook de voorzitter van bet Nederlands Huisartsen Genootschap aanwezig was. Zoals gebruikelijk werd aan het symposium de hele zondag gewijd. 's morgens over: ,,The Undergraduate Training", met als sprekers een hoogleraar in de Sociale Geneeskunde over ,,Changing Medical Needs and the Undergraduate", een vertegenwoordiger van de British Medical Students Association: ,,What shouM a student learnf'; een internistdocent: ,,Preparation Jor the profession"; en een huisartslector: ,,A teaching programme Jor a Jamily doctor". 's Middags over: ,,The Education oj" the young doctor", (onder voorzitterschap van de Director of the British Postgraduate Medical Federation) met als sprekers een docent uit een teaching health centre: ,,Family Practk'e--a special medicalfielcP' ; een assistent van de General Practice Teaching Unit uit Edinburgh: ,, What does a young doctor need to know?" en tenslotte een voorzitter van een Postgraduate Medical School in Londen: ,,Looking to tomorrow". Voor dit zondagcongres waren niet minder dan 18 ,,deans of medical schools" uit Engeland en Schotland naar Londen gekomen om aan de discussies deel te nemen. Zo kon het gebeuren dat de dean uit Bristol, die zelf hoogleraar in de 23
anatomie is (maar niet na kon late,l te releveren dat hij ook 6 maanden ervaring als huisarts had opgedaan), deelnam aan een discussie over de vraag of het niet wenselijk is, lets minder gedetailleerde anatomie-colleges te geven, naar her voorbeeld van bet veel besproken nieuwe systeem van onderwijs aan de Western Reserve University in Cleveland (Ohio, U.S.A.), waar men volstaat met 100 uur colleges anatomie, in tegenstelling tot een niet nader genoemde Engelse Universiteit, die thans nog bijna 1000 uur anatomie handhaaft. Uiteraard werd in dit verband ook de wens geuit naar meet integratie tussen de praeclinische vakken. En zo kon men de dean van Oxford University horen zeggen, dat teachers die over huisartsengeneeskunde willen spreken daarvan persoonlijk ervaring moeten hebben, dat huisartsen en de huisartsenpraktijk dus in het onderwijs betrokken moeten worden, hetgeen betekent wederzijds contact tussen teaching hospital en huisartsenpraktijk. Van de punten, die op het symposium naar voren werden gebracht, vermelden wij: dat de medische student in zijn undergraduate periode kennis moet kunnen nemen van de huisartsenpraktijk o.a. door ,,student-attachment-schemes" bij huisartsen. - dat een van de voornaamste beginselen voor het undergraduate onderwijs is: de oefening in (medisch)wetenschappelijk denken (scientific method of thought), terwijl bet accent van postgraduate onderwijs moet zijn de ontwikkeling van ,,skill and knowledge". d a t e r minder plantkunde, biologie en anatomie en o.a. meer psychologie, niet door ~6n, maar door alle docenten moet worden onderwezen, als een aspect van alle onderdelen der geneeskunde, ,,the place of psychology (natural behaviour of men) ~hould be implied in all teaching by all teachers". de universiteit mede verantwoordelijk is voor de persoonlijkheidsvorming van de student en dat deze bevorderd kan worden door het bestuderen van tussenmenselijke verhoudingen en dat als illustratie daarvoor zeer wel gebruik kan worden gemaakt van de verhoudingen onder het ziekenhuis- en laboratoriumpersoneel of van ,,the own behaviour of student and staff". - d a t e r meer ,,general practice teaching units" aan de universiteiten verbonden moeten worden. - dat de medische opleiding gebaseerd moet zijn op de .,changing medical needs of the patients" en op de,,changing disease-patterns" (met een accent op de sociaal-geneeskundige gevolgen van die veranderingen, die evenzeer het werk in de ziekenhuizen als in de algemene praktijk beinvloeden) en dat de opleiding daarom meer gericht moet worden op toepassing in de toekomst, ,,to prepare the student for the work of the future". dat er minder colleges gegeven moeten worden en meer seminars ,,critical debates" en pati~ntenbesprekingen. waaraan verschillende specialisten deelnemen ,.to instruct less en to educate more". -
ten over allerhande klinische en praktijkonderwerpen die op aanvraag over de hele wereld verzonden worden. Verder is meta begonnen met het aanleggen van een ,,reference library of medical sounds of all kinds". Tenslotte zij nog vermeld dat op het bureau van de College een overzicht was gemaakt van de researchprojecten die in de afgelopen 9 jaar zijn afgesloten en gepubliceerd. De twee belangrijkste studies betroffen diabetes en chronische bronchitis. Enkele andere onderwerpen waren: de epidemiologie van congenitale afwijkingen, de geografische verspreiding van pernicieuse anaemie in Engeland en Schotland. koortsige ziekten in de zwangerschap, symptomatologie en complicaties van tonsillitis. Het zal de lezer bekend zijn, dat in het begin van dit jaar door de College een aparte Research Foundation is opgericht, (zie M.C. 1960 - no. 12, pag. 162) die de verschillende projecten op dit gebied zal gaan co6rdineren. Het contact lussen leden van het Ned. Huisartsen Genoolschap en de College dat de laatste jaren tot stand is gekomen, wordt wederzijds zeer op prijs gesteld en het ziet er naar uit, dat in de toekomst een meer intensieve uitwisseling van gegevens of zelfs gecombineerde research-projecten zullen volgen. Dat daarbij steeds sprake zal moeten zijn van samenwerking met ,,hospital medicine" behoeft geen nader betoog. R. C. Veldhuyzen van Zanten, huisarts te Enter F. H. Veldhuyzen van Zanten, internist te Gouda
-
!
- d a t
-
Rest nog te vermelden dat tijdens de jaarvergadering een kleine expositie was te bezichtigen van de ,,Medical Recording Service and Sound Library" die door het artsenechtpaar Graves wordt verzorgd en geheel door een farmaceutische industrie wordt gefinancierd. Deze Sound Library bevat thans 60 ,,discs-" of,,tape-recordings" met voordrach24
"
TELL
ME THE TI~UTH,
DOCTOR
.... H O W
B A D 15 IT.'# "
CYCLOSPASMOL
cyclandetatum
Ge'indiceerd bij perifere vaatziekten, verminderde coronaire doorstroming en slechte cerebrale bloedvoorziening. "It was not necessary in any instance to reduce or stop therapy". Texas State J. of Med. 56, 352 (1960)
Voor ziekenfondsverzekerden toegestaan.
N.V. Koninklijke Pharmaceutische Fabrieken v/h
B R O C A D E S - S T H E E M A N & PHARMACIA Amsterdam - Meppel
4/s vilomine B'cOmplex os geindiceerd is
Per
e,
Voor.. ee.n krachtige thera i bi] vltamme B.d-" .... p. e urIClentmes en diverse neurologische aandoeningen.
Vitarnine B1 Vitarnine B2 15 mg Vitarnine B6 15 mg Ca.lciumpantat L 5 rng 'cotinamide -enaat 2 0 mg Vitamine C g Rutine 100 mg Gedroogde Eliergist 60 mg Vitamine B12 I00 mg Verpo/(klngen : 30 en 100 Capsules.
1 rnicrog,
DE P R A K T I Z E R E N D E ALS V O O R L I C H T E R
ARTS
EN OPVOEDER
D O O R DR. G. C. SOETERS, ARTS TE E I N D H O V E N
Evenals ieder ander die bij de gezondheidszorg is betrokken is ook de praktizerende arts voortdurend doende voor te lichten en op te voeden. Hij antwoordt op vragen van zijn patiEnten, hij geeft adviezen over het behandelen van zieken en over veranderingen van leefgewoonten, die hij noodzakelijk acht voor her behoud of het herstel en, waarschijnlijk minder vaak, voor het bevorderen van de gezondheidstoestand. De arts doer dat niet sinds het gisteren van de sociologie, ook niet sinds het eergisteren van de psychologie, hij doet dat reeds sinds de oertijd der magie. Schriftelijke bewijzen daarvan dateren van 2000 jaar geleden, toen Lao-Tzu in zijn boek Tao Te Ching (De Weg) de Chinezen aanwijzingen gaf voor een gezonde leefwijze. Uit perioden daarna zijn leefregels voor het behouden en verwerven van een goede gezondheid uit de Indische, Semietische en Griekse beschavingen voor ons bewaard gebleven. De behoefte adviezen te krijgen en de noodzaak ze te geven zijn door de eeuwen heen dezelfde gebleven. Veranderd echter zijn de mensen die ze ontvangen, de mensen die ze verstrekken en de relatie die tussen beiden bestaat. De westerse mens in onze cultuurperiode, onttrokken aan de beschutting die de meer besloten gemeenschap van een kleine woon- en werkplaats hem vroeger bood, is vereenzaamd ondanks en dankzij de volte waarin hij leeft en werkt. Politieke, sociale, economische en culturele democratisering hebben hem zelfbewuster gemaakt en minder geneigd zich zonder meet aan autoriteit te onderwerpen. Anderzijds hebben grotere eenzaamheid en verantwoordelijkheid hem onzekerder gemaakt, ook in zijn verhouding tot ziekte en gezondheid. Deze verhouding is bovendien sterk beinvloed door het in onze eeuw sterk ontwikkelde wetenschappelijke en vooral ook technische denken, dat bij niet-ingewijden veelal de indruk wekt voor alle problemen een oplossing te kunnen geven. Ook de positie van de arts is veranderd. Het moge dan zo zijn, dat althans in ons land, zijn plaats in de rangschikking op de maatschappelijke ladder dezelfde is gebleven, de ladder zelf is aanzienlijk ingekort onder de druk van de maatschappelijke nivellering. De arts komt niet meer door zijn arts-zijn als vanzelf terecht op de eenzame hoogte van waaruit hij zich, al naar hem goeddunkt, streng, minzaam of gemoedelijk met zijn pati~nten onderhoudt. Hij begint met tussen de mensen te staan, die weliswaar gaarne bereid zijn hem een eindje in de hoogte te tillen, maar die meer en meet behoefte voelen hem zo dicht bij zich te houden dat zij met hem kunnen praten. Zij hebben er bezwaar tegen hem zo hoog te heffen dat wel de zware stem van zijn autoriteit tot hen, maar niet hun lekegeluid tot hem doordringt. De relatie tussen arts en patient wijzigt zich dan ook van karakter; spreken tegen wordt spreken met.
De mensen willen, meer dan vroeger, op de hoogte zijn van water in en met hen gebeurt. Zij hebben een grotere belangstelling voor hun lichamelijk en geestelijk functioneren. Zij willen weten waarom een arts een bepaalde behandeling instelt of nalaat, zij willen weten war hij doet en tot op zekere hoogte ook hoe hij bet doet. Hun grotere gevoel van verantwoordelijkheid brengt mee dat zij zo goed mogelijk op de hoogte willen worden gesteld van de risico's die met bepaalde ingrepen gepaard gaan. De behoefte beter op de hoogte te zijn van hun functioneren en van w a t e r aan de hand is en gaat gebeuren in tijden van ziekte, is bovendien groter geworden door het onderwijs in de biologie op de scholen, door medische voorlichting, of wat daarvoor doorgaat, in kranten, tijdschriften e.d., en door het uitvoeren van preventief geneeskundige programma's, die met voorlichting gepaard gaan. Men moet deze behoefte dan ook niet beschouwen als een gemis aan vertrouwen en evenmin als blijk van zucht naar sensatie of van ziekelijke nieuwsgierigheid, het is een gevolg van de politieke, sociale, economische en culturele emancipatie die heeft plaats gehad en plaats heeft. Het zou echter onjuist zijn te menen dat gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, van her standpunt van de arts beschouwd, zouden moeten worden gezien als noodzakelijk kwaad, als eell te betalen tol voor de verandering der tijden. Integendeel, voorlichting en opvoeding over medische zaken vormen het begin en het sluitstuk van de integrale geneeskunde. De gezondheidstoestand van de mens immers wordt in belangrijke mate mede bepaald door zijn leefgewoonten. In tijden van ziekte wordt bet herstel vertraagd of bespoedigd door resp. tegenwerking of medewerking bij de behandeling. Maar ook bij afwezigheid van ziekte zijn de leefgewoonten van belang voor de verbetering van de gezondheidstoestand en voor vergroting van de geestelijke en lichamelijke weerstand en spankracht. Er zijn situaties te over waar we in engere zin medisch gezien niet van ziekte spreken, maar waarin door verandering van leefgewoonten een belangrijke verbetering in de algehele gezondheidstoestand kan worden gebracht. Situaties die samenhangen met voedingsgewoonten, vrijetijdsbesteding, werkomstandigheden, gezinsverhoudingen, kleding, waterbeschaving, genotmiddelen, gebruik van de gezondheidszorg e.d. En als we dus tot de conctusie komen dat voorlichting en opvoeding over deze zaken een onmisbaar hulpmiddel vormen in de gezondheidszorg rijst de vraag wie in her bijzonder zijn aangewezen van dit hulpmiddel gebruik te maken en op welke wijze het moet worden gehanteerd. Men is het erover eens dat een ieder, die op de een of andere wijze bijdraagt aan het zich ontwikkelen van de mens tot een zelfstandige, geintegreerde persoonlijkheid ook op her gebied van de gezondheidszorg, een taak heeft. Dat wil dus 25
zeggen dat medici in dit opzicht wel vertoningsplicht, maar geen alleenvertoningsrecht hebben. Ouders, onderwijzers, geestelijken, leraren, sportleiders, jeugdleiders, maatschappelijke werkers, verpleegsters en ander medisch hulppersoneel, diEtisten, leiders van bejaardenclubs en nog vele andererl oefenen dagelijks invloed uit op het leefpatroon van de mens. Zij geven daardoor leiding aan de persoonlijkheidsvorming, waarvan de relatie van de mens tot gezondheid en ziekte een belangrijk aspect is. De medicus heeft op twee manieren te maken met dit aspect. In de eerste plaats indirect doordat hij optreedt als deskundige informatiebron voor de bovengenoemde bij de opvoeding of voorlichting betrokken groeperingen. In de tweede plaats direct door het contact met zijn patient en, in het geval van de huisarts, ook met het gezin dat hem heeft gekozen als raadgever. Dit directe contact bestaat ook met degenen met wie hij heeft te maken door de aard van andere werkzaamheden (zuigetingen- en kleuterbureaus, schoolonderzoek, periodiek onderzoek e.d.). Iedere medicus heeft wel eens een cursus gegeven of een voordracht gehouden over aspecten van de gezondheidszorg. Iedere medicus geeft iedere dag adviezen aan individuen. Waarom, vraagt men zich af, wordt dan juist de laatste jaren aan dit facet van de gezondheidszorg zoveel aandacht besteed ? * Daarvoor zijn twee redenen. De eerste is dat men in mondiaal verband is geconfronteerd met toestanden in de ontwikkelingsgebieden, die ons niet de tijd laten een langzame evolutie, zoals bijvoorbeeld West-Europa heeft gekend op het terrein van de openbare gezondheidszorg, af te wachten. Gebieden waar, door de aard van de omstandigheden, de in West-Europa toegepaste methoden van openbare gezondheidszorg bovendien niet steeds bruikbaar zijn. De tweede reden is dat in de verder ontwikkelde landen de ,,gemakkelijke" successen op preventief geneeskundig gebied, bijvoorbeeld door aanleg van waterleiding en riolering, door vuilverwijdering, door controle op voedingsmiddelenfabricage en door vaccinaties e.d., reeds zijn behaald. Wat nu nog overblijft aan problemen is sterk gebonden aan de persoonlijke leefwijze van de mens. Dat wil zeggen dat deze problemen niet kunnen worden opgelost door centraal genomen maatregelen, maar dat daarvoor de medewerking van het individu een onontkoombare eis is. Laat ik mij mogen beperken tot de taak van de praktizerende geneesheer in deze. Hij heeft dus op twee manieren in direct contact met zijn ,,patiEnten" met voorlichting en opvoeding te maken. In de eerste plaats bij het behandelen van zieken. In de tweede plaats bij het voork6men van ziekte of bij het vergroten van de gezondheidstoestand van degenen, die hij als patient of in een andere relatie tegemoettreedt. Bij het behandelen van zieken geeft hij adviezen over het houden van bedrust, de samenstelling van de voeding, het gebruik van genotmiddelen, het innemen van medicamenten, het ondergaan van operatieve ingrepen en over tal van andere zaken. In al die gevallen wordt actie van de patient en/of van zijn omgeving verwacht. Activiteiten, die niet zelden een ingrijpende verandering betekenen in de leefgewoonten. Veranderingen, die bovendien veelal weinig steun vinden in bet denkpatroon van de mensen die ze moeten aanbrengen. Indien onvoldoende rekening wordt gehouden met het 26
feit dat de achtergronden voor de adviezen niet steeds voldoende worden begrepen en dat het verlangde gedrag niet of weinig past in het leefpatroon van de patient en zijn omgeving is weinig resultaat te verwachten. Het doen veranderen van leefgewoonten van ,,gezonde" mensen met het oogmerk ziekte te voork6men of een zo groot mogelijke mate van welzijn en welbevinden te verwerven is nog moeilijker dan het beinvloeden van de gedragspatronen van zieken. Eerste voorwaarde daartoe is dat degerlen die deze opgave moeten vervullen de betekenis van de leefgewoonten van de mens voor zijn welzijn en welbevinden erkennen. Door zijn opleiding en taakopvatting is de medicus-practicus gewoonlijk zozeer vervuld van de problematiek van ziek zijn en herstel, dat hij zich niet steeds realiseert, dat ook het behoud van de gezondheid tot het terrein van de geneeskunde behoort, ook al wordt dit facet door dat woord niet gedekt. Als men pas over een goede voeding praat wanneer een patient te zwaar of te licht is, of verschijnselen heeft die wijzen op een vitamine-, een ijzer-, een calcium- ofeen eiwittekort in de voeding dan is men toch eigenlijk te laat. Wanneer men pas wijst op de betekenis van lichaamsbeweging juist voor mensen die bureauwerk doen, of op die van een zinvolle vrijetijdsbesteding en beperking van het mee naar huis nemen van werk voor mensen die over hun toeren zijn geraakt of dreigen te geraken, dan loopt men, gezien vanuit het standpunt van de integrale gezondheidszorg, ook achter de feiten aan.
(slot volgt)
*) In ons land is hierover in december 1960 door de Centrale Raad voor de Volksgezondheid een rapport uitgebracht aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
BERICHTEN
UNIE VOOR HEALTH EDUCATION Van 30 juni tot 7 juli 1962 zal te Philadelphia in Amerika het 5de internationale congres worden gehouden van de lnternationale Unie voor Health Education. Her programma vermeldt de volgende onderwerpen: Man in his biological environment. Man in his physical environment. Man in his social environment. Significant factors in health behavior. Research, personnel and planning in health education. Potentialities of education in meeting major health needs. Deze onderwerpen worden in plenaire zittingen ingeleid. Na de verschillende inleidingen zullen discussie-groepen worden gevormd ter bespreking van het onderwerp van de betreffende dag. Verder zullen e r ' s middags symposia worden gehouden over diverse onderwerpen. Voor een uitgebreid programma alsmede voor inlichtingen, inzake inschrijving, hotelreservering, reismogelijkheden e.d. zij verwezen naar de congresgids met bijbehoren, te verkrijgen op het secretariaat van het Nederlands Comit6 voor HygiEnische Volksopvoeding, p/a Nationale Federatie het Wit-Gele Kruis, Herenstraat 35, Utrecht.
VERSLAGEN EN M E D E D E L I N G E N V O L K S G E Z O N D H E I D De ,,verslagen en mededelingen" maandelijks uitgegeven door de voorzitter van de Gezondheidsraad, bevatten steeds een groot aantal gegevens, waardoor het mogelijk is zich nader te oriEnteren op tal van gebieden van de volksgezondheid in ons land. Zo bevat het in augustus verschenen nummer (8) het volledige verslag van de Ziekenfondsraad over het jaar 1960 en het jaarverslag 1960 van de Voedingsraad. Ook van het Voorlichtingsbureau voor de voeding kan men het verslag van de werkzaamheden in 1960 in dit n u m m e r lezen. Verder is hierin opgenomen de volledige tekst van de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij een arts, voor wie reeds tweemaal wegens zijn werkzaamheid in een tandheelkundige inrichting een tuchtmaatregel nodig was geweest, zich thans voor de tijd van zes maanden de maatregel van schorsing in de uitoefening der geneeskunst zag opgelegd.*) Nummer 9 (september) bevat het verslag van de Veterinaire Hoofdinspecteur over het jaar 1959, naast de gebruikelijke, in ieder n u m m e r regelmatig terugkerende opgave van besmettelijke ziekten, lijst van wijzigingen (betreffende geneeskundigen, tandartsen, apothekers en vroedvrouwen) en de aanwinsten van de bibliotheek van de Gezondheidsraad. Voor het grootste deel bestaat dit nummer uit het ,,Overzichl van de gegevens der ziekenhuizen in Nederland over de jaren 1958-1959", opgesteld door de Geneeskundige Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid. Dit meer dan 500 bladzijden beslaande overzicht bevat een zeer groot aantal gegevens, waarvoor ongetwijfeld veel belangstelling bestaat. Statistici zullen er veelzijdige informatie in aantreffen door de vele statistieken die het bevat, maar ook anderen kunnen daarin interessante gegevens vinden, gegevens waarmede ziekenhuisbesturen en -directies hun voordeel kunnen doen bij het bepalen van hun beleid, bijvoorbeeld over de perso-
PERSONALIA Nieuwe leden :
G. H. A. Mensink, De Tichelarij 7, Venlo. C. v. d. Molen, Stadhoudersplein 10d, Rotterdam. L. L. M. J. Mostart, Kapellerlaan 30, Roermond. Mej. E. A. Munneke, Olympiaplein 58'", Amsterdam-Z. H. M F. de Nivelle, Merefeltstraat 7, Weert. Dr. P. van Oordt, Prinses Beatrixlaan 34 hs., Diemen. L. J. M. Pierrot. Emmastraat 3, Amsterdam-Z. A. N. J. Reinders Folmer, Borssenburg 10, Amstelveen. J. W. Rose, lrenelaan 11, Stadskanaal. A. E. C. Rookmaker, Reigerlaan 12, Paterswolde. J. B. Roosen, Leeuweriklaan 31, IJmuiden-O. P. Rot, O.Velperweg 135, Arnhem. S. Rijpma, v. Helvoortlaan 7"', Woerden. Dr. G. A. Schalij, van Pallandtlaan 14, Sassenheim. Mevr. M. E. Smorenberg-Schoorl; Rokin 42, Amsterdam-C. M. Stern Hanf, Meermanstraat 11, Delft. Dr. S. Sijbrandij, Hora Siccamasinge[ 144, Groningen.
neelsterkte in de verschillende ziekenhuizen, over de opname-coefficient per gemeente, over de z.g. rayon-indeling der ziekenhuizen. Over de structuur van de ziekenhuizen in ons land wordt de lezer ingelicht, bijvoorbeeld open of gesloten, waarbij blijkt dat het aantal open ziekenhuizen afneemt en dat der gesloten inrichtingen toeneemt. Het aantal ziekeninrichtingen, dat door de overheid gesubsidieerd wordt, blijkt een dalende lijn te vertonen in tegenstelling tot de niet-gesubsidieerde ziekenhuizen, waarvan het aantal in de periode van 1952 tot 1957 gestegen is. Het overzicht bevat uitvoerige tabellen betrekking hebbende op de in de ziekenhuizen werkzame specialisten, op de opleiding van specialisten, verplegenden, e.a. Over verpleegtarieven, beddenaantal, patiEntenverloop, gemiddelde verpleegduur, enz. kan men uitvoerige vergelijkende cijfers aantreffen, die in het bijzonder hun waarde hebben voor allen die geinteresseerd zijn in de ,,beweging van deze cijfers" in de loop van de jaren. Het zijn, evenals vele andere niet genoemde, alle uiteraard kwantitatieve gegevens, maar zij maken dit overzicht waardevol. Bij de besprekingen over de economische aspecten van het ziekenhuiswezen komen de gegevens uit dit overzicht dan ook herhaaldelijk aan de orde, niet in het minst wanneer ,,Economische Zaken" de gesprekspartner is! Kennis nemen van de inhoud is voor allen, die leiding geven in de ziekenhuis-sector zonder twijfel belangrijk. De Hoofdinspecteur is er hog niet in geslaagd zijn voornemen ten uitvoer te brengen overzichten als deze sheller te doen verschijnen, al is de achterstand wel verkleind. Het is te hopen, dat zijn in het voorwoord uitgesproken wens, dat die hog dit jaar ingehaald mag women, inderdaad in vervulling gaat hetgeen mogelijk zal zijn als de enquete-formulieren voor het verkrijgen van de gegevens over het jaar 1960 snel worden ingevuld en toegezonden. *) In M.C. 1961, no. 29 werd op pag. 486 deze beslissing door ons bekend gemaakt.
w. W. M. van Tol, Osdorperban 69, Amsterdam-W. Osdorp. J. van Ulsen, Huyterstraat I, Delft. C. Verdoorn, Plaswijcklaan 14, Rotterdam. C. Ch. Verhage, Arendsweg 9B, Rotterdam. Mej. M. van der Vlis, Zuidplein 347, Rotterdam-21. Mej. G. C. de Vries, Zeehospitium, Drieplassenweg 17, Katwijk aan Zec. J. M. Werre, Graslaan 66, Arnhem. Mej. A. H. Wesselink, Populierenlaan 315, Amstelveen. J. J. Weijers, Bergsingel 159, Rotterdam. J. M. van IJzerloo, Uiterdijksterweg 22, Leeuwarden. 0 verleden leden:
J. Burck. Bosdrift 265, Hilversum. L. A. Imhoff, Catharijnesingel 16 bis, Utrecht. J. H. Sch6nfeld, Spanjaardslaan 108, Leeuwarden. L. J. J. de Wolf, Nicolaistraat 12, Den Haag. Afgevoerde leden :
Mevr. M. Brandes-Ligtenberg, Laan van Meerdervoort 202, Den Haag. J. W. Doeff, c/o New Jersey Neuro-Psychiatric Institute, Box 1000, Princeton. New-Jersey, U.S.A. M. C. Raevert Jzn., A. v. Houwelingenplantsoen 8, Vught. Th. H. W. Schaffers. Gr. Looiersstraat 14, Maastricht. 27
V A N HET HOOFDBESTU U R
KORT VERSLAG van de vergadering van het hoofdbestuur, gehouden op zaterdag 2 december 1961 in het gebouw der Maatschapp~L Keizersgracht 327, Amsterdam. Voorzitter : G. J. Noome. De voorzitter opent te 14.30 uur de vergadering, waarna de notulen van de vergadering dd. 11 november 1961 worden goedgekeurd. De data voor de vergaderingen in 1962 van het hoofdbestuur, het dagelijks bestuur en de Algemene Vergadering worden vastgesteld. Het dagelijks bestuur zal de eerste en de derde dinsdag van de maand vergaderen en het hoofdbestuur's zaterdags om de drie weken. Het rapport van de commissie arbeidsbemiddeling voor artsen wordt, met de daarover door de centrale besturen van de maatschappelijke verenigingen uitgebrachte adviezen, behandeld in aanwezigheid van de commissie. Het rapport beperkt zich tot de arbeidsbemiddeling voor artsen, die een functie als arts in dienstverband ambi6ren of reeds als arts in dienstverband werkzaam zijn. Besloten wordt de commissie te verzoeken een nadere uitwerking te geven van de mogelijkheid de arbeidsbemiddeling te doen plaats vinden in samenwerking tussen de Maatschappij en het gewestelijk arbeidsbureau te Amsterdam en aan het hoofdbestuur een voorstel te doen voor een voorshands eenvoudige opzet daarvan. De voorzitter van de Raad van Beroep deelt mede, dat een derde en een vierde bijeenkomst is gehouden met de afdelingsraden; de laatste bijeenkomst zal binnenkort plaats vinden in Amsterdam, waarmede de Raad van Beroep zijn rondgang door het land zal hebben be~indigd. Medegedeeld wordt dat de kadercursus als zeer geslaagd mag worden besch0uwd. De commissie zal het hoofdbestuur een gedetailleerd verslag zenden en voorstellen doen over een volgende kadercursus in 1962. Een nota van de commissie W.A.O. inzake verplicht
MAATSCHAPPIJ-AGEN
D A 1962
3 mei Vergadering L.S.V.-bestuur met districtsvoorzitters 9 juni Ledenvergadering L.S.V. 16 juni Ledenvergadering L.H.V. 14 juli Alg. Vergadering der Mij. 4, 5 en 6 oktober Ledencongres der Mij., Assen 3 november Ledenvergadering L.H.V. 8 november Vergadering L.S.V.-bestuur met districtsvoorzitters 24 november Congres Nederlands Huisartsen Genootschap 8 december Ledenvergadering L.S.V. 15 december Alg. Vergadering der Mij.
28
overleg in verband met een arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt besproken in aanwezigheid van de voorzitter der commissie. De nota zal op voorstel van de commissie nader door haar worden uitgewerkt. De door de commissie organisatie toekomstige ledencongressen voorgestelde publikatie in Medisch Contact wordt door het hoofdbestuur aanvaard. Besloten wordt de publikatie in Medisch Contact op te nemen in de rubriek Van het Hoofdbestuur. Besloten wordt in samenwerking met het N.H.G. een commissie in te stellen, die enquetes, welke onder artsen zullen worden gehouden, vooraf zal beoordelen op hun redactie en waarde. De in de Noord-Oostpolder gevestigde leden der Maatschappij stellen voor, dat een nieuwe afdeling Emmeloord en O. zal worden opgericht. Het hoofdbestuur zal zich met de omliggende afdelingen in verbinding stellen. Nadat de voorzitter afscheid heeft genomen van de aftredende hoofdbestuursleden, die in de januari-vergadering niet meer aanwezig zullen zijn, sluit hij te 19.30 uur de vergadering. NIEUWE AFGEVAARDIGDEN Hieronder volgt een opgave van de nieuw gekozen afgevaardigden en plaatsvervangend afgevaardigden ter algemene vergadering in de districten III, XI en XIV. De zittingsduur is vier jaren en gaat in op 1 januari 1962. Van district IX werd nog geen opgave ontvangen. District I I I Afgevaardigden de collegae: J. C. Gunst, Jean Francois van Royenweg 18, Den Haag; J. H. Jaarsma, Wittenburgerweg 106, Wassenaar; F. Kalsbeek, Rembrandtstraat 20, Naaldwijk; mej. H. I. Molenaar, Leuvensestraat 71, Scheveningen; S. M. Lammerts van Bueren, leplaan 55, Den Haag. Plaatsvervangend afgevaardigden de collegae: Dr. J. Bonnet, Schenkkade 212, Den Haag; Dr. A. P. J. van der Burg, Koninginnelaan 1, Rijswijk; M. A. Oorthuys, Rusthoekstraat 14, Scheveningen; Dr. J. P. van der Schroeff, Gr. Hertoginnelaan 144, Den Haag; A. Stehouwer, Gr. Hertoginnelaan 133, Den Haag. District X I Afgevaardigden de collegae: J. B. Ridderbos, van Houtenlaan 2, Amersfoort; W. F. Bijvoet Jr., Isaac da Costalaan 33, Bussum; H. J. J. Montanus, Rembrandtlaan 1, Loosdrecht.
Plaatsvervangend afgevaardigden de collegae: G. Donker, Vermeerstraat 156, Amersfoort; J. Kasteleyn, Torenlaan 47, Hilversum; Dr. W. Nolen, Diependaalsedrift 4, Hilversum. District X I V Afgevaardigden de collegae: A. J. Bleeker, Harlingerstraatweg 19, Leeuwarden; J. Gol, ,,de Nijhorst", Oudeschoot.
Plaatsvervangend afgevaardigden de collegae: G. Miedema, Grote Dijlakker 19, Bolsward; J. Siebinga, Commissieweg 120, Opeinde.
VAN HET C E N T R A A L B E S T U U R L.H.V.
Constitutie Centraal Bestuur L.H.V. 1962
Het Centraal Bestuur der Landelijke Huisartsen Vereniging deelt mede, dat het zich voor het verenigingsjaar 1962 als volgt heeft geconstitueerd. Foorzitter: H. Frese, a.h. arts, Bergambacht. Onder-voorzitter: J. A. de Jong, arts, Amsterdam. Secretaris: M. C. Polderman, a.h. arts, Yerseke. Penningmeester." W. C. M. Klasens. arts, Rijswijk Z.H. Leden: C. H. Bos, arts, Deventer; L. J. Degenaar, a.h. arts, Dubbeldam; J. F. Dungelmann, arts, Rotterdam; R. G. H. J. Harbers, a.h. arts, Waubach: W. J. Huygen, arts, Nijmegen; C. van der Marel, a.h. arts, Witmarsum, H. Oeseburg, arts, Groningen. H. Frese, arts, voorzitter M. C. Polderman, arts, secretaris
UlT
DE AFDELINGEN
Bergen op Zoom, Roosendaal en Omstreken
Prof. Dr. B. Delfgauw uit Haarlem was spreker op de vergadering van 14 december over het onderwerp ,,De evolutie van de mens". P. J. Theunissen, Roosendaal.
"s-Hertogenbosch en Omstreken
De agenda voor de vergadering van 21 december vermeldde een voordracht door Prof. Dr. G. A. Lindeboom te Amsterdam, over ,,Corticosteroiden in de algemene praktijk". P. J. van Wesemael, 's-Hertogenbosch
Rotterdam en Omstreken
De agenda voor de vergadering van 13 december vermeldde een voordracht van Prof. Dr. K. C. Winkler over ,,Luchtbesmetting en overleving van bacteriEn en virussen in luchr'. E. L. van Smaalen, Rotterdam.
Helmond en Omstreken Prof. Dr. W. Plate hield donderdagavond 21 december voor ons een voordracht in de gehoorzaal van het Sint Laml~ertusziekenhuis over Habituele abortus. Voor januari 1962 werd Dr. C. Sporken a.a., professor in de moraaltheologie, bereid gevonden voor ons het woord te voeren. Deze avond zal niet op de derde, maar op de vierde donderdag, dus 25 januari, worden gehouden.
H. W. A. Sanders, Helmond Noord-Limburg
Als spreker op de vergadering van 21 december vermeldde de agenda Prof. Dr. van Buchem met het onderwerp ,Atherosclerose en voeding". C. van Luijt, Roermond Slingeland
Voor de vergadering van 20 december stond de vertoning van een film van de firma Pfizer op het programma, getiteld ..Chronische bronchitis en bronchial carcinoma. B. J. Kylstra, Winterswijk Tiel en Omstreken Voor de vergadering van 21 december vermeldde de agenda de vertoning van de film .,Transabdominal total gastrectomy", opgenomen door H. Versteeg, gynaecoloog te Amsterdam van een operatic verricht door Prof. Dr. I. Boerema. Nadat deze film in 1958 op het lnternationaal Chirurgen Congres in Amerika met twee andere uit een groot aantal inzendingen was gekozen ter vertoning in een speciale erevoorstelling, verwierf hij in hetzelfde jaar op de Biennale te VenetiE de tweede prijs in de afdeling chirurgische films en kreeg hij in 1960 op het Congres voor Medische Fotografie en Cinematografie te Dusseldorf de eerste prijs als de beste chirurgische onderwijsfilm. W. G. Lubbers. Tiel Waleheren Prof. Dr. J. D. Verlinde te Leiden stond als spreker vermeld op de agenda voor de vergadering van 20 december met het onderwerp .,De ontwikkeling der virologie."
J. Stumphius, Vlissingen West-Friesland Op de agenda voor de vergadering van 12 januari 1962 wordt als spreker vermeld de heer Kruissink, directeur van het Zuiderzee Museum te Enkhuizen, met een lezing over ..Her chanson van Montmartre" met grammofoonplaten en dia's. W. P. J. Botman, Medemblik Zuid-Limburg
Heerenveen en Omstreken
De agenda voor de vergadering van 21 december vermeldde als spreker Dr. L. Meyler te Groningen over ,Bloedveranderingen door geneesmiddelen". H. P. Wouda, Wolvega
Voor de vergadering van 21 december stond als spreker op de agenda collega J. E. P. M. Regout, chirurg te "s-Gravenhage met het onderwerp ,,Aandoeningen van de oesophagus". J. L. M. de Wolf, Valkenburg 29
~IGEZONDEN STUKKEN
EEN H O M M A G E Deze regels worden in de kersttijd geschreven. Een tijd, waarin men zich wat gcrnakkclijker uit e n . . . wellicht ook gemakkelijker wordt aangehoord. lk wil mij hier dan richten tot een man, die zo dacht ik recht heeft eens een woord van waardering en dank te horen. Her gaat om ,,de plattelandsarts", de man, die ons telkens weer doer delen in een leven, dat velen hem zullen benijden. Zijn pennevruchten spreken van de mens zowel de arts als de zieke in zijn kunnen cn fulen. Zij zijn sores olijk, soms ook wat weemoedig. Maar altijd weer getuigen zij van de dienstbaarheid en de goede wil, pijlers van onze samenleving e n . . . ook van een bevrediging gevend artsenbestaan. Hooggeachte collega, wij weten niet, wie U zijt, maar kennen U wel een beetje uit Uw stukjcs. Het zou ons niet vcrwonderen, wanncer deze regels U verlegen maaktcn of zelfs bezwaarden. Het zou immers kunnen zijn, dat zij U in Uw vrijheid van schrijven gingen belemmeren. Laat dit niet gebeuren! Wij hebben slechts een wens: gaat zo door! H. R. Bax. Arnhem, december 1961.
VARIA
Verpleeggelden, tegenstellingen tussen autonomic en solidariteit, verpleegsterstekort en de vijfdaagse werkweek vormen enkele van de voornaamste problemen, waarmee de katholieke ziekenhuizen worstelen. Dit blijkt uit het jaarverslag van de Vereniging voor Katholieke Ziekenhuizen over 1960-1961. dat de secretaris der vereniging Mr. J. G, M. Stulemeijer, heeft gepubliceerd. Het vraagstuk van de prijsvorming in de ziekenhuizen aldus dit verslag, is in de loop van 1960-1961 aeuut geworden, daar op 1 jtmi 1961 de prijzenwet in werking is getreden. De bestaande beschikkingen van de verouderde prijsopdrijvings- en hamsterwet zijn daarbij wel gehandhaafd, doch komen, behoudens eerdere intrekking. 66n jaar na her inwerkingtreden van de nieuwc wet te vervallen. De grote vraag is nu wat er dient te gebeuren als de prijsbeheersing in haar huidige vorm ophoudt te bestaan. De secretaris van de Vereniging van Katholieke Zickenhuizen refereert in verband hiermee aan het proefschrift ..Prijsvorming van ziekenhuisdiensten" van Dr. L. M. J. 30
G,oot eN aan hot daarin bepleilc zickenhuisschap met verordenende bevoegdheid. Een ziekenhuisschap houdt echter een beperking in van de autonomic der ziekenhuisbesturen ten aanzien van beleidsvragen, hetgeen lot dusver steeds een knelpunt voor nauwere bindingen in her ziekenhuiswezen is geweest. Het jaarverslag der vereniging merkt hierover op. dal het ziekenhuiswezen dermate vergroeid is met her totale complex van de gezondheidszorg. dat het een illusie zou zijn te menen, dat het daarin een geheel zelfstandig bestaan zou kunnen leiden.
Een door het besluur van het Centrum voor Staatkundige Vorming ingestelde commissie inzake bet vraagstuk der kunstmatige inseminatie heeft thans een rapport uitgebracht, dat is gepubliceerd. De commissie komt tot de conclusie dat kunstmatige inseminatie met semen van een niet-echtgenoot (donor) in of buiten huwelijk ongeoorloofd is. Deze inseminatie bedreigt, aldus de commissie, in ernstige mate de maatschappelijke orde en een strafsanctie is derhalve op haar plaats. mits deze bedreiging voldoende fundament vindt in de realiteit. Na ampel beraad is de commissie er toe overgegaan een tweetal strafbepalingen te dezer zake aan te bevelen. De kunstmatige inseminatie met semen van de echtgenoot is, mits niet op te vatten als een hetpen van de natuur, eveneens ongeoorloofd naar her oordeel d e r commissie, Het is de mens ten enenmale onwaardig, zo concludeert zij. anders tot het Ieven geroepen te worden dan door de daad van personen, tot eenheid gedreven door de dynamiek, die ook het heelal beweegt. Een strafrechtelijke sanctie is echter niet op haar plaats op dit terrein, omdat het hier een handeling betreft, die voornamelijk de ouders zelf raakt, die de plaats van het huwelijk in ons rechtsbestd niet aantast, die de huwelijkseenheid niet verbreekt en die het kind ook niet van zijn vader berooft. De commissie, die dit rapport heeft uitgebracht, bestond uit: Prof. Mr. Ch. Petit, Wassenaar: Mr. J. Leyten, Nijmegen; Mr. Dr. C. Bronkhorst, Utrecht; Prof. Dr. S. Geerts, Nijmegen: Dr. K. van de Loo, Nijmegen; Dr. C. ScharffO.E.S.A., Culemborg en Dr. A. Schellen, Heerlen. Adviserende leden waren Jhr. Mr. P. van Meeuwen, Ulestraten; Mr. K. van Rijckevorsel, Zeist.
In een ..Ten geleide" bij hct jaarverslag 1960 van de Stichting Nederlandse Federatie voor Bcjaardenzorg schrijft de secretaris Mr. A. Frank, dat de functionele opdeling van het algemeen bestuur in drie secties, namelijk die van maatschappelijk werk, gezondheidszorg en ruimtelijke voorzieningen, in 1960. het eerste jaar dat met dit systeem werd gewerkt, gebleken is
bijzondcr elllcient tc zijn. Wcllicht zal hi tie toekomst worden overgegaan tot het illstellen van een vierde sectie met als arbcidsvdd culturele voorzieningcn voor beiaardcn. Her is geen eenvoudige zaak. zo zegt de secretaris, cen bestek te maken op een terrein. waar een zekere tegenstrijdigheid van beweging heerst. Enerzijds worden in den lande op bouwkundig, stedebouwkundig, financieel-economisch, medisch, pedagogisch, cultureel en maatschappelijk gebied vrijwcl dagelijks snelle beslissingen gevraagd, anderzijds is er grote behoefte aan studie en bezinning. Deze omstandigheid heeft dan ook van het bestuur en directie van de Federatie veel stuurmanskunst gevergd.
MEDISCH
CONTACT
Versehijnt wekelijks Abonnementen voor niet-leden f 20,--. Losse nummers f 0,50.
REDACTIE EN A D M I N I S T R A T I E De Redactie en Administratie is gevestigd: Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Telefoon 242535 - Postgiro 58083
ADVERTENTIES De advertentie-exploitatie Medisch Contact is gevestigd: Van Ostadestraat 233, Amsterdam-Z., Telefoon 719911; postgiro 58083 ten name van de Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst onder vermelding advertentieexploitatie Medisch Contact. Advertenties in dit blad behoeven de goedkeuring van de redactie en kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd.
ADRESSEN VAN DE MAATSCttAt)PIJ, H A A R O R G A N E N , ENZ. Gevestigd: Keizersgracht 327 - Amsterdam-C. - Telefoon 242535. Bureau Hoofdbestuur, Dagelijks Bestuur, Boekhouding, Bureau voor Waarneming en Vestiging 8.30217 uur. (Na 18 uur en zondags tel. 79.89.84) - - Landelijke Huisartsen Vereniging - - Landelijke Specialisten Vereniging - - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband - - Specialisten Registratie Commissie L.A.C.C.
Raad van Beroep: secretaris Ph. J. Hoedemaker, Harlingerstraatweg 13, Leeuwarden.