MEDISCH
NT
T
OFFICIEEL O R G A A N V A N DE K O N I N K L I J K E NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ T O T BEVORDERING DER GENEESKUNST
Hoofdredacteur W. J. Royaards - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, v o o r z i t t e r ; Prof. Dr. A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzitter ; Dr. C. de Groot, Kon. Wilhelminalaan 22, Gorkum, secretaris ; Dr. M. van der Stoel, Voorschoten, penningmeester ; A. Taminiau, Tilburg - Redactie en abonnementenadministratie Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel. 242535.
COLLEGIALITEIT In de geschiedverhalen van Herodotus kan men lezen hoe Darius de koning der Perzen, eens op de jacht een luxatie van de enkel opliep, Hij riep de hulp van zijn Egyptische hofartsen in, maar deze brachten geen soulaas, integendeel verergerden zijn toestand. Onder de, in ketenen geklonken en in vodden gehulde, slaven bevond zich een Griekse arts uit Croton afkomstig, genaamd Democedes. Herodotus vertelt hoe deze er in slaagde de koning te genezen, die z6 dankbaar was weer te kunnen lopen, dat hij a a n Democedes een dubbel stel gouden ketenen schonk. De gift was voor de geneesheer-inslavernij aanleiding de vraag te stellen of de koning van plan was zijn lijden te verdubbelen. Dit antwoord vond koning Darius z6 geestig, dat hij Democedes naar zijn vrouwenvertrekken stuurde alwaar hij, orndat hij de koning had genezen, met goud werd overladen. D a a r n a is Democedes een gunsteling geworden, die zelfs eten mocht aan 's-konings tafel. De Egyptische dokters daarentegen moesten, tot straf voor hun falen, worden gekruisigd. Democedes sprong echter voor hen in de bres en wist hun vrijstelling te bewerkstelligen. In dit verhaal van Herodotus leest men een mooi voorbeeld van wat wij plegen te noemen een ,,collegiale houding,. In een situatie als deze behoefde onze Griekse collega daarvoor g66n offers te brengen. Hij had het gewonnen en ,,du haut de sa grandeur" bekommerde hij zich orn het lot van zijn collega's. Mutatis mutandis is een dergelijke situatie ook in onze tijd nog wel denkbaar. Het opbrengen van een collegiale houding is dan niet zo moeilijk. Veel moeilijker is het collegiaal te blijven als daarvoor w61 offers worden gevraagd. Ieder onzer weet wel voorbeelden, waarin hij zelf of een ander daar niet helemaal in geslaagd is. Gelukkig is onze artsengemeenschap z6, dat men niet op alle slakken zout legt en bereid is misstappen over en weer te vergeven en te vergeten. Sores gaat men daarin wel eens wat ver. Wij
hebben het oog op de situatie, dat men het van alle kanten beurtelings maar slikt, als men constateert, dat een ander de collegiale wijn met water verdunt, en zelfs als er iets ernstigs gebeurd is, dat als z66r incollegiaal wordt aangevoeld, t6ch maar liever zwijgt ,,orndat de verstandhouding dan beter blijft". Een vraagteken is dan o.i. op zijn plaats, zeker als men overweegt of het belang van de patiEnten daarmede gediend is. Wat is eigenlijk collegiaal? Het is niet zo erg gemakkelijk daarvan een definitie te geven. Het is veel gemakkelijker in een concrete situatie met verontwaardiging te constateren, dat iemand in woorden of daden zich incollegiaal gedraagt. Met de medische gedragsteer is het blijkbaar niet zo'n eenvoudige zaak. In vroeger jaren toen iedere arts een 66nling was, kon als voornaamste grondregel gelden bet ontzien, en afblijven van elkanders terrein, dat wil zeggen van de patiEnten van een collega. Men kan niet zeggen, dat deze grondregel heeft afgedaan, maar w61, dat hij niet meer voldoet, omdat er tegenwoordig gevallen zijn waarin de eigen arts niet de enige is, die met de patient in aanraking komt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de gezamenlijke behandeling van specialisten, en ook voor de vele waarnemingen, die ontstaan door de - gerechtvaardigde - behoefte aan ontspanning van de arts. In dat laatste geval, vooral als die wat vaker weg is - ook al maakt hij het helemaal niet (te) bont - wordt immers de waarnemer ook ,,een beetje de dokter van de patient". Uit dit veranderde werk- en ontspanningspatroon van de arts ontstaat in een niet onbelangrijk aantal gevallen voor de patient een andere situatie dan vroeger en met opvattingen en gevoelsreacties uit het achterhaalde levenspatroon van ,,de arts als eenling" komt de patient niet altijd aan zijn trekken. Hier ligt een parallel met de medische ethiek in 67
onze dagen, een zwakke afspiegeling ervan zou men kunnen zeggen. De grondregel luidt d a a r immers, dat h,et leven onder alle omstandigheden moest worden ontzien en gespaard. Deze regel mag men zeker niet verwaarlozen, m a a r hij schiet te k o r t in een nieuwe cultuurperiode waarin fabelachtige mogelijkheden zijn ontstaan om het leven te verlengen, desnoods partieel. Een herbezinning is hier nodig. Zo ook met de collegiale verhoudingen. De stelregel ,,niet op elkaars terrein k o m e n " , die gevolg was van de opdracht, dat iedere individuele arts het zelf zo goed mogelijk moet zien te klaren (afgezien van het zo noodzakelijke consult, dat dan ook met het nodige ceremonieel omkleed was!), deze stelregel behoeft herziening nu de opdracht aan de behandelende arts in veel gevallen is uitgebreid tot het zo-goed-mogelijk-gezamenlijk-doen, met collega's en met hulpkrachten. V o o r dat gezamenlijk doen v o r m t zich soms een officieel team en gelukkig is men bezig zich op de gedragsregels v o o r z o ' n team te bezinnen. Veel vaker echter k o m t het voor, dat de patifint w o r d t behandeld d o o r een ad hoc samengestelde groep deskundigen. Die v o r m t helemaal geen team, evenmin als de toevallig v o o r een stoplicht saam-gegroepeerde mensen een reis-vereniging vormen.
Het lijkt wel alsof wij allen moeite hebben met de aanpassing aan deze evolutie. D a t blijkt bijvoorbeeld als het gaat om ,,overdragen van gegevens". Op dat terrein hapert er nog wel eens iets in het oog van de pati~nten. Soms w o r d t de overdracht (bij voorkeur) overgelaten aan derden (echtgenoten of verpleegsters bijvoorbeeld), waarbij ook wel eens de
INHOUD 19e Jaargang
31 januari 1964 - N o . 5
Collegialiteit Vragen over uitlating van een chirurg Voorshands voldoende artsen en tandartsen Vraagstuk geboorte~egeling Dr. H. Festen: Her probleem van de paranormale genezers. Losse opmerkingen van een plattelandsarts Discussie over de toekomst van de huisarts Dr. A. Tammes: Pelgrimstocht in de Himalaya Van bet hoofdbestuur : Opleiding cardiologie . Uit de afdelingen Varia .
68
67 68 68 68 69 71 72 74 79 79 81
begeleidende onlustgevoelens mee worden overgedragen. Nu deze ,,overdrachten" aan de orde van de dag zijn, o m d a t medebehandeling en waarneming veelvuldig v o o r k o m e n d e gebeurtenissen zijn, zou het nuttig kunnen zijn zich niet alleen op de m6rites m a a r ook op de techniek d a a r v a n te bezinnen, opdat o o k dit onderdeel van de behandeling geincorporeerd worde in de geneeskunst. Het is niet onwaarschijnlijk dat het begrip collegialiteit ook te dien aanzien dan een evolutie zal ondergaan, w a a r o v e r Democedes - die in zijn leven toch wet een en ander meegemaakt heeft - zich ongetwijfeld de ogen zou uitwrijven. R.
VRAGEN VAN
OVER UITLATING
EEN CHIRURG
De Tweede-Kamerleden J. H. Maenen en Mr. J. Th. M. de Vreeze, beiden K.V.P., hebben in schriftelijke vragen aan de minister van sociale zaken en volksgezondheid een onderzoek gevraagd naar aanleiding van een verklaring van de Utrechtse chirurg P. Koppert dat hij duizenden keren een verkeerde diagnose heeft opgegeven, om zijn pati~nten, verzekerden bij een ziekenfonds, die geneesmiddelen te kunnen geven waarop ze op grond van de juiste diagnose geen recht gehad zouden hebben. De heer Koppert voegde daaraan toe dat veel artsen hetzelfde doen om de geneesmiddelen te krijgen die ze nodig achten. De heren Maenen en De Vreeze willen verder weten welke waarborgen het ziekenfondsbestel biedt voor een geneesmiddelenvoorziening die beantwoordt aan de eisen van een goede gezondheidszorg. Ook vragen zij nog of de minister reden ziet om te bevorderen d a t e r maatregelen getroffen worden, en zo ja welke, tegen een arts die zich aan de genoemde feiten schuldig gemaakt zou blijken te hebben, respectievelijk die op de handelwijze van de ziekenfondsen en van veel artsen onrechtvaardig een blaam zou hebben geworpen.
VOORSHANDS
VOLDOENDE
ARTSEN EN TANDARTSEN Er zijn nog geen aanwijzingen dat het aantal artsen en tandartsen voorshands onvoldoende zou w0rden, zo deelt minister Veldkamp de Eerste Kamer mee in de inemorie van antwoord over de begroting van het ministerie van sociale zaken en volksgezondheid. Uit de mededelingen van de minister blijkt dat van de afgestudeerde artsen zich maar een gedeelte (dat wel beneden de 25 procent kan liggen) als huisarts vestigt, maar er is geen aanwijzing dat bet aantal praktiserende huisartsen op een onaanvaardbare wijze zou dalen.
DR. H. FESTEN
I-'IET P R O B L E E M V A N
DE P A R A N O R M A L E
Waar liggen de rnoeilijkheden die om oplossing vragen ? Hoewel moeilijk met enige zekerheid kan worden vastgesteld hoe groot het aantal handelingen van onbevoegden per jaar - handelingen, die liggen op bet terrein van de uitoefening der geneeskunst - mag men wel aannemen d a t e r geen enkele wettelijke bepaling in ons land van kracht is waartegen zoveel, vrij gemakkelijk te constateren, overtredingen worden begaan, met desondanks zo weinig gerechtelijke vervolgingen. Enkele jaren geleden deelde de minister van Justitie in de Tweede Kamer mede dat hij het aantal overtredingen van de wet op de uitoefening der geneeskunst schatte op 66n miljoen per jaar, terwijl tezelfder tijd de Nederlandse Werkgroep van Paranormale Genezers meende dit aantal op ten minste drie miljoen te kunnen taxeren; onlangs deelde Mr. Kruseman voor de televisie mede dat hij bet aantal overtredingen schat op vijf miljoen. Wat daarvan ook waar zij, bet aantal veroordelingen van o m e n nabij 50 per jaar - in de meeste gevallen met zeer milde straffen - is slechts een fractie van het aantal wetsovertredingen. Om een indruk te krijgen van het aantal overtredingen, kan het onderzoek dat de socioloog, M. v. d. Vail, in de stad Utrecht verrichtte, ons misschien wat verder helpen. Dit onderzoek werd in december 1955 afgesloten en de verzamelde gegevens werden gepubliceerd in bet Tijdschrift voor Parapsychologie van 1956. Bij een representatieve steekproef, omvattende 340 gezinnen, zou volgens deze publieatie zijn gebleken dat 23 ~ van de ondervraagde gezinnen in de afgelopen jaren gebruik maakte van de hulp van onbevoegden. Tevens wordt vermeld dat van deze laatste slechts 17 % op de hoogte was van het feit dat zulks wettelijk ongeoorloofd is (dit waarschijnlijk om te adstrueren dat deze wettelijke bepaling niet leeft in het rechtsgevoel van onze bevolking). Bepaald belangrijk is het gegeven dat allen, die gebruik maakten van de hulp van onbevoegden, op 66n uitzondering na, verklaarden toch van mening te blijven dat men bij ziekte een arts behoort te raadplegen. Persoonlijk ben ik, op grond van mijn 20-jarige ervaring als huisarts, van oordeel dat een percentage van 23 buitengewoon hoog is en omd a t e r mijns inziens geen enkele aanleiding is om de situatie in de stad Utrecht als uitzonderlijk te beschouwen, vraag ik mij af of,bij dit onderzoek wel voldoende objectief te werk is gegaan. Onze voorlopige conclusie kan op grond van de resultaten van dit beperkte en misschien aanvechtbare onderzoek en op grond van de gegeven schattingen, dacht ik, * Voor L I I en I I I zie respectievelijk M.C. no. 49[1963 blz. 8~)9, NI.C. no. 51-52/1963, blz. 941 en M.C. no. 3#964 blz. 40.
GENEZERS IV*
toch wel deze zijn dat het gebruik maken van de hulp van onbevoegde genezers ,,in tweede aanleg" niet tot de uitzonderingen behoort - en dit in een tijd, waarin de wetenschappelijk gefundeerde geneeskunst tot zoveel meer in staat is dan enkele tientallen jaren geleden! De vraag ligt voor de hand en is met bet oog op bet zoeken naar een oplossing van belang: ,,Wat is hiervan de oorzaak?" Indien men stelt: ,,Het i s ' s mensen behoefte aan magie,'" geeft men slechts een gedeeltelijk antwoord, want de vraag blijft bestaan: ,,Waardoor ontstaat dan die behoefte? v Zijn paranormale genezers ertoe in staat bij sommige patiEnten met bepaalde ziekelijke afwijkingen en een bepaalde psychische gesteldheid, resultaten te bereiken waartoe de arts in het algemeen niet in staat blijkt te zijn? Is bet wel waar wat de collegae de Vaal en Kips stellen in een artikel in de Groene Amsterdammer van 28 december 1963: ,,De normale geneeskunde- althans de psychiatric doorschouwt de drijfveren van bet paranormale handelen en kan, langs andere wegendan de magische, tot dezelfde resultaten komen als die waarop paranormale genezers menen te kunnen wijzen" ? Persoonlijk ben ik van mening dat dit niet het geval is, maar bet bewijs voor die stelling za] op zijn minst hog moeten worden geleverd. Het wordt nogal eens betoogd dat pati~nten, die lijden aan ziekten, welke moeilijk of niet te genezen zijn, van hun arts te weinig psychische steun ondervinden en daarom ,,in tweede aanleg" hulp zoeken bij paranormale genezers (hierop is o.a. gewezen door Marlet in zijn artikel in De Tijd~ Maasbode van 7 december 1963). Wanneer men daarbij hog voegt de vragen, die ik reeds eerder heb gesteld nl. zijn bet werkelijk genezingen en in welke frequentie komen zij voor? - van welke duur zijn eventuele verbeteringen en hoe lang verdwijnen de klachten ? - hoe groot is bet gevaar van het achterwege blijven van normale medische behandeling?, dan blijf ik n'en d6plaise de opvatting van de collegae de Vaal en Kips, die zij in hun onbesuisde artikel weergeven en waarbij zij het werkelijke vraagstuk: ,,wat te doen aan deze massale overtreding?" negeren, van mening dat uitsluitend een objectief wetenschappelijk onderzoek de basis kan geven voor verantwoord handelen op dit gebied, tenzij men de opvatting zou huldigen alles bij her oude te kunnen laten. Maar, voor zover ik heb begrepen uit de stappen, die de Overheid heeft gezet en uit de opmerkingen, die over deze zaak in het parlement zijn gemaakt, is dat nu eenmaal onmogelijk. Of men met het oog op de massale overtreding van de wet van 1865 mag spreken van een regeling, die niet leeft in het rechtsgevoel van ons volk, zoals dat voor de eerste maal is geschied in bet rapport van de Centrale Gezondheidsraad, is moeilijk te beoordelen. In ieder geval stellen een aantal rechtsgeleerden in ons land zich op dit standpunt. Prof. Muntendam zei hierover in zijn voordracht voor de 69
afdeling Deventer van de Maatschappij, dat alleen het parlement die vraag kan beantwoorden. Het is algemeen bekend dat sommige rechters niet geneigd zijn om tegen paranormale genezers op te treden met die gestrengheid, waartoe de wet hun de mogelijkheid biedt. Eveneens is bekend dat in de kringen van de zittende magistratuur nogal eens gebruik wordt gemaakt van de hulp van paranormale genezers (,,De Amsterdamse advocaat Mr. G. E. Kruseman heeft voor de Utrechtse Rechtbank zelfs verklaard d a t e r geen juridisch college in Nedertand is, waarvan niet 66n of meer leden onder behandeling van een magnetiseur zijn" - aldus W. Woltz in zijn artikel in het Algemeen Handelsblad d.d. 9 november 1963). Het schijnt te zijn voorgekomen dat een rechercheur, die uitging om een paranormale genezer te bekeuren, moest constateren dat de vrouw van de commissaris van politie in de wachtkamer op haar behandeling zat te wachten. De conclusie ligt voor de hand dat bet een met het ander verband houdt.
Men behoeft zich over de bewering dat in kringen als die van de rechterlijke macht, frequenter van de hulp van paranormale genezers gebruik zou worden gemaakt, overigens niet te verwonderen. In deze kringen, waartoe vele personen behoren, die uit hoofde van hun functie grote verantwoordelijkheden hebben te dragen, komen psychosomatisch gedetermineerde ziekten immers reel voor. Bovendien is her voor de arts ten opzichte van bedoelde pati~nten vaak moeilijk het noodzakelijke psychische overwicht te verkrijgen, omdat bij hen vaak een critischer instelling aanwezig is dan bij pati~nten uit eenvoudiger milieu's. Zo kan bet voorkomen dat degenen, die opkomen voor de belangen van de paranormale genezers, nogal eens worden gevonden in diezelfde kringen. Men heeft zich voorts afgevraagd of het bestaande verbod overtreding welticht juist in de hand werkt, aangezien in vele gevallen de behandeling voor de rechter een reclame voor de paranormale geneeswijze is en wel door het optreden van vele getuigen/t d6eharge, die bij zulke gelegenheden emotionele verhalen van geslaagde genezingen aandragen. V. d. Vall stelt in zijn hiervoor aangehaalde verslag van het Utrechtse onderzoek eveneens deze ~raag en wijst erop dat in Canada, waar de culturele situatie niet zoveel van die in ons land verschilt, bij een omvang van de bevolking, die ongeveer gelijk is aan de onze en een artsen-bezetting, die de onze niet veel ontloopt, slechts 1000 ,,unqualified practitioners" werken, hoewel de uitoefening der geneeskunst door onbevoegden niet zonder meer is verboden. Samenvattend zou ik willen zeggen dat het een niet zonder meet te negeren feit is dat in ons land een wet van kracht is, waarbij een zeer groot aantal overtredingen ongestraft blijft, terwijl ze gemakkelijk te constateren zijn. Daarbij komt nog dat velen de desbetreffende wettelijke bepalingen zien als een onnodige beperking van de vrijheid van het individu om hulp te zoeken daar waar hij dat zelf wenst, hetgeen trouwens bij de behandeling, destijds, in de Staten Generaal van meer dan 66n zijde werd gesteld. De enige grond voor her handhaven van her verbod tot hutpverlening door anderen dan de opgeleide en toegelaten 70
GEEN WETGEVING I N Z A K E PARANORMALE GENEZERS Blijkens een mededefing van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid in de Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag der Eerste Kamer over de begroting van zijn departement voor 1964, ligt een wetgeving inzake paranormale genezers voorshands niet in het voornemen der regering.
artsen, kan zijn gelegen in de gevaren voor de volksgezondheld, die door de activiteiten van onbevoegden zouden kunnen ontstaan. Voor velen blijft het daarom heden ten dage de grote vraag (waarop wij door gebrek aan inzicht in de materie het antwoord moeten schuldig blijven) of bedoelde gevaren, die vrijwel uitsluitend kunnen zijn gelegen in het niet tijdig inroepen van de hulp van de arts, van zodanige omvang zijn dat tegen de wens van velen het verbod moet worden gehandhaafd. Zou men deze vraag bevestigend beantwoorden, dan blijft nog onduidelijk op welke wijze dit standpunt in de praktijk kan worden verwezenlijkt. Dit zijn de problemen, waarvoor de Overheid zich ziet gesteld.
Bij deze schets van de moeilijkheden in eigen land, rijst als vanzelf de vraag: ,,Hoe ligt deze problematiek in andere landen"2 Daarin kan gemakkelijk een inzicht worden verkregen omdat de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid op 19 juli 1961 bij de Voorzitter van de Tweede Kamer een nota indiende omtrent de regelingen, die in de ons omringende landen op het terrein van de uitoefening der geneeskunst gelden. Uit deze nota blijkt dat bet volstrekte artsen-monopotie bestaat in Frankrijk, Belgie en Zwitserland en dat men in geen van die landen liberalisatie van dit stelsel overweegt. In Engeland, Ierland, West-Duitsland en de Scandinavische landen heerst een stelsel, dat bet midden houdt tussen een beperkt artsenmonopolie en een beperkte ,,Kurierfreiheit". In de meeste van deze landen bestaat voor nietofficifile genezers een verbod tot behandeling van bepaalde, met n a m e genoemde ziekten. Daarnaast kent alleen West-Duitsland de officifile toelating ats ,,Heilpraktiker" door het uitreiken van een vergunning tot beperkte uitoefening van de geneeskunst indien daarvan geen gevaar voor de volksgezondheid is te duehten (hoe dat wordt vastgesteld is niet vermeld). In Noorwegen heeft men nog een extra beveiliging aangebracht door expliciet in de wet, die deze zaak uitvoerig regelt, te bepalen dat de onbevoegde genezer strafrechtelijk kan Worden vervolgd wegens het veroorzaken van letsel of dood en bet feit dat, tengevolge van ontoereikende medische kennis, de genezer zich niet bewust was van dat gevaar of de aard der ziekte niet had onderkend, hem niet vrijwaart voor straf. In geen van deze landen wordt een ondersch~id gemaakt tussen paranormale genezers en andere onbevoegden.
Losse opmerkingen van een
plattelandsarts
Barriere
Ik ben uit de tent, waarin ik mij, schandelijk genoeg, meer dan een jaar had verscholen, op listige wijze gelokt door ,,huisartsenvrouw" die een heel erg goed stukje schreef in nummer 2 van dit jaar (blz. 30). Ze vermeldde, dat ik vroeger eens gezegd had, geraakt te worden in mijn diepste gevoelens wanneer een patient twijfelde aan mijn eerlijkheid en mijn goede bedoelingen. Ja, dat heb ik lang geleden eens opgeschreven. En dan beschrijft ze verder in heel rake woorden hoe ze zich voelt als buffer, om op te vangen w a t e r in zo'n huisartsenhuis alzo moet worden opgevangen om de zaak te laten draaien zoals hij draait. En als er dan plotseling vanuit de pati~ntenkring weerstand komt, reactie komt, die zegt dat mevrouw zo'n haan is .ik zie het voor me!) en als de pati~nten dan opeens, schijnbaar onverwacht, gaan bokken, niet tegen de dbkter, maar tegen m e v r 6 u w . . . ! Dat is het probleem. En daarom schreef ik boven mijn stukje niet ,,Buffer", maar ,,Barri6re". Kijk, ik dacht dat het z6 was: een huisartsenpraktijk, 't mag dan een 66nmansbedrijf zijn, is desondanks een bedrijf, een zaak, waar gewerkt moet worden met de mogelijkheden die er zijn, met de dag die nu eenmaal niet langer wil duren dan vierentwintig uur, met de mens die zich nu eenmaal niet in tweeEn kan delen en waar iedere dag weer een oplossing moet worden gezocht voor al het getrek aan weerskanten, waarvan je als huisarts het permanente slachoffer bent. Overigens: dit beeld komt het meest naar voren tijdens de eerste hulp aan een groot ongeval, hoe zeldzaam dit ook pleegt voor te komen. Dan wordt er metterdaad aan de mao getrokken, lijfelijk. Iedereen wil hem eerst raadplegen, v66r hij ergens anders heen gaat. Maar in het dagelijks leven ;is het natuurlijk net zo. En nu is de echtgenote hierin de helpster. Wat voor een positie neemt zij nu eigenlijk in ? ik dacht: die van een secretaresse, van een chef-de-bureau, van e e n - e n begrijp me nu goed, me-lieve-mens! - ondeskundige helpster, die de rechterhand mag zijn en ook m6et zijn, maar zich nimmer in zijn plaats mag stellen en die vooral nooit hem mag beschremen tegen de patiEntenschare in die zin, dat zij als een barri6re gaat staan tussen hem en zijn praktijk. Zijn praktijk, die van h6m is, helemaal alleen van h6m. Waar hij de verantwoordelijkheid van heeft, die niemand van hem kan overnemen, en die u zelfs na vijfentwintig jaar nog niet ten volle kunt overzien, m a a r . . , waarvan het gewicht toch soms even op uw schouders komt te r u s t e n . . . ! En nu is dat verschrikkelijk moeilijk, z6 moeilijk zelfs, dat deze huisartsenvrouw, die er diep over heeft nagedacht en die enorm veel inzicht in het vraagstuk heeft, dat blijkt aan alle kanten uit haar stukje, toch een d6raillement toont, het opschrijft en zich niet bewust is dat ze d 6 r a i l l e e r t . . . Als er een kind aan de deur komt met de boodschap ,,of d'n dokter komen wil" (ik geef die eigenaardige verbuiging van de eerste naamval nu maar weer zoals hij in het streekdialect hier wordt gebruikt) en het is uit het verhaal niet duidelijk hoe erg het is, dan is de overweging ,,dat je in
dringende gevallen toch geen klein kind stuurC misschlen erg aannemelijk voor negen gevallen, maar nu juist niet voor het tiende! En dus heeft mevrouw hier een conclusie gemaakt die buiten haar competentie viel. Ze heeft iets teveel haar man van wie zo dikwijls wordt gezegd ,,de goeierd die toch al zo moe is en die de pati~ntenschare nooit iets kan weigeren" de hand boven bet hoofd willen houden, ze is, 66n seconde lang, opgetreden als barri~re tussen hem en zijn patient die direct, dat blijkt uit het vervolg van het verhaal, dit heeft gezien en derhalve prompt in de persoon van een .,boze vader" op de stoep staat. Dit is war ik er wel eens een enkele keer m66r over hoor: de ondeskundige artsenvrouw, die beslissingen neemt, zonder volledig te kunnen overwegen, hoe ver haar beslissingsrecht gaat. Onze schrijfster maakt er zich niet aan schuldig in 't algemeen, uit haar stukje blijkt heel goed, hoe zeer ze zich bewust is van haar taak, en waar die taak ophoudt, Dat ik toch meende haar op een klein d6raillement te kunnen betrappen, is in wezen onbelangrijk. Maar soms is bet zeer belangrijk, w a t e r gebeurt. De figuur is in Nederland misschien zeldzaam, maar hij komt w~l voor: de dokter die een beminnelijk mens is, zonder dat hij over zich heen laat lopen, de echtgenote, die wat minder geliefd is, wat spinnig, wat kortaf aan de telefoon, wat teveel op de manier van ,,daar heb je Jansen weer, zal wel weer niks wezen". Of, als u bet liever voor u ziet in de vorm van een aquarelletje: 't Was over half acht toen-ie, achteruit als steeds, de oprit opdraaide en met de regendruppels nog op de kop kwam-ie de kamer in, waar de tafel nog half-gedekt stond te wachten. Nu eerst eten. Het driedelige bakje bracht zijn vrouw uit de keuken, hij had de krant gegrepen en keek er wat afwezig in. Ze kende hem langer en wist dat ze nu niet teveel moest praten, haalde een ties bier uit de koelkast en schonk het met een zacht-ruisende schuimstraal in het glas. Hij zei niet veel, at, dronk war, en vroeg tenslotte: ,,Nog war geweest ?" ,,Nou, nee, eigenlijk niet," antwoordde ze, ,,alleen dat mens van Akersloot was hier weer met de vraag ofje komen wou. 'k Heb maar gezegd, dat je morgen kwam, met al die drukte nu?' Toen was het of-ie opschrok uit zijn loomheid, hij legde zijn servet met een klap op de tafelrand, zei alleen maar: ,,Als je dat nu had gezegd, direct toen ik binnenkwam...'" en was weg. Ze hoorde het grint knerpen toen-ie met een vaart de oprit afreed. Nogal een extreem verhaal, niet ? En dan nog in Libellestijl ook. Maar toch komt het voor en dan is er alle aanleiding te denken aan de zegswijze die sommige flauwe automobilisten als opschrift plakken op het dashboard rechts: R I J J I J O F R I J I K ?
BANDEN
M.C. 1963
Voor het inbinden van de jaargang !963 van Medisch Contact kunnen thans reeds banden worden besteld bij het Bureau M.C., Keizersgracht 327, Amsterdam-C. De prijs van deze banden, waarvan levering later volgt, bedraagt f 5 , - - , verzendkosten inbegrepen.
71
DISCUSSIE OVER:
DE T O E K O M S T
V A N DE H U I S A R T S
Steeds vakder leest men tegenwoordig artikelen over de tegenwoordige en toekomstige positie van de huisarts. Dit felt alleen al is er een bewijs voor, dater met die positie iets scheef dreigt te gaan of reeds is. Sommigen jammeren over deze ontwikkeling en willen liever de klok terug zetten. Dit gaat nu eenmaal niet en we hebben dus deze veranderende positie te aanvaarden. Ik heb daar vrede mee. Geen vrede heb ik er echter mee, als ik in Medisch Contact een artikel lees, zoals dat van collega Festen (Het was, zoals wij duidelijk hebben doen uitkomen, een referaat van een in ,,huisarts en wetenschap" gepubliceerd artikel van Dr. Festen Red. M.C.) in het nummer van 20/27 december 1963, waarin de positie van de huisarts geidealiseerd en opgehemeld wordt zonder enige werkelijkheidszin. Hij zegt daarin namelijk onder meer: , , . . . werd tegelijk daarmede ook her werkterrein voor de huisarts belangrijk uitgebreid en is de huisarts in het geheel van de curatieve verzorging een waardevolle figuur gebleven'. Ik vraag me af, waar ligt deze uitbreiding dan toch? Behalve op het gebied van de administratie zie ik alleen maar een inkrimping en beknotting van zijn curatieve werkzaamheden. Welke jonge huisarts bijvoorbeeld zal het nog in zijn hoofd halen om paracentese te doen, kiezen te trekken buik- of pleurapunctie te doen, een forceps aan te leggen, zelfs geen simpel uitgangstangetje meer, een bril voor te schrijven voor een eenvoudige myopie of presbyopie, een hardnekkige epistaxis cauteriseren, een eenvoudige diabetes reguleren, enz., enz., noem maar op, allemaal curatieve verrichtingen, die de ouderen onder ons als vanzelfsprekend thuis doen, omdat ze de routine nu eenmaal hebben, die ze gekregen hebben in een tijd, toen ze dit bij gebrek aan specialisten wel moisten doen. De jonge huisarts krijgt deze gelegenheid niet meer, omdat het nu eenmaal niet verantwoord is op medisch gebied iets te doen als men weet, dat zijn buurman (de specialist) dit beter kan. Noemt u dit een uitbreiding van curatieve zorg door de huisarts ? Integendeel de specialisten nemen 't ons ouderen zelfs kwalijk dat we deze verrichtingen thuis nog durven doen. De patiEnten gelukkig niet, zijn er ons zelfs dankbaar voor. En het zijn heus niet alleen de specialisten die ons niet capabel achten. Ook overheids-instanties vinden de huisarts maar onmondig. Mag ik dit met een paar voorbeelden van de laatste weken iUustreren ? Meneer X doet voor de 9e maal rij-examen. Voor de 9e maal dus een test van de examinator betreffende de gezichtsscherpte. Deze maa,1 kon hij voor de eerste keer, het was mistig, een nununerbord op enige afstand niet ontcijferen, en deze maal slaagde hij, maar hij kreeg zijn rijbewijs niet alvorens hij een verklaring kon overleggen van een oogarts betreffende zijn visus. Meneer X kwam bij mij in de mening, dat zijn huisarts dit ook wel kon. Ik was ook nog zo naief, nam de visus op: beider zijds 6/6 zonder correctie en gaf hem een verklaring dienaangaande mee. Maar neen, collegae huisartsen, dit werd niet geaccepteerd door het Rijksbureau. 72
Een visus bepalen kan alleen een examinator en een oogartsspecialist. Her is maar dat u her weet. PatiEnt A heeft een anaemie 60 ~ , 12 ~ basophiele korreling, coproporphyrinurie zoals ik nog nimmer heb gezien en een loodzoom. Hij werkt op een ceramiekfabriek. Ik vraag hem, wat materiaal meete brengen, waarmee hij werkt en stuur dat met een begeleidend schrijven naar het R.I.V. met verzoek dit op zijn Pb-gehalte te onderzoeken. Dit Wordt keurig gedaan. Ik ontvang de uitslag en een rekening van f 129,60. Ik reageer hierop met een schrijven, waarin ik stel, dat dit onderzoek aangevraagd is op een medische indicatie of zoals dat heet: ter herkenning of opsporing van een ziekte. Maar neen zegt het R.I.V. - ik citeer het schrijven van her R.I.V.d.d. 4-12-'63 . . . . . dat het onderzoek slechts voor Rijksrekening kan plaats vinden, indien de geneeskundige hoofdinspectie of de arbeidsinspectie toestemming voor het onderzoek hebbengegeven." Met andere Woorden: stel je voor, dat een gewoon dorpsdoktertje een Pb intoxicatie diagnostiseert. Wat verbeeldt hij zich wel? Laat ik ter mijner verontschuldiging even zeggen, dat in voorgaande jaren dit onderzoek wel kosteloos geschiedde en tientallen loodvergiftigingen hier in de gemeente aldus zijn opgehelderd. Maar wat verwacht men dan w61 van de huisarts? Hij moet altijd paraat zijn. Iedere dronken bromfietsnozem, die valt, moet direct een arts ter beschikking hebben, reden waarom ik in de Zondagsdienst nooit vbbr 1 uur naar bed ga. Hij moet ventre h terre de differentiaaldiagnose tussen een uretersteentje en een acute appendicitis weten te stellen. Hij moet - och u weet bet toch allemaal. Kort samengevat: iedereen kan op ieder ogenblik van dag of nacht over hem beschikken. En laat men dit nu niet willen verdoezelen, bet is nu eenmaal zo en wij ouderen redden her nog wel, omdat daar tegenover ook nog wel war curatief werk staat waar een mens voldoening over kan hebben. Maar de jongeren? Voelen zij zich niet gecastreerd en misbruikt en de loopjongen van publiek en specialist? Is het artikel in Medisch Contact niet her gefluit van de bekende rattenvanger van Hamelen ? Want, ik citeer . . . . . zonder de huisarts zou de curatieve gezondheidszorg onbetaalbaar worden en de specialist te veel werk krijgen." Zo'n huisarts is toch een handig pakezeltje om taxibriefjes te schrijven voor de oude diabetes-patiEnt, die naar de diabetes-poli moet en om de specialit6's aan te vragen bij het ziekenfonds, die de specialist voorschrijft. Want een specialist is iemand die specialit6's voorsr nietwaar ? In 66n opzicht ben ik het met collega Festen eens, als hij zegt dat de huisarts een goede administratie moet voeren. Maar verder is zijn artikel gespeend van alle realiteitszin. Afgelopen Kerstdagen had ik dienst - zoals dat heet - en heb me toen inderdaad de Christmas Keeler gevoeld. Het klinkt wat cru - mijn excuses - maar het schijnt dat men
tegenwoordig iets cru mag zeggen - of zelfs moet - om verstaan te willen worden. ReEel is Hornstra, die in genoemd artikel geciteerd wordt: ,,niet te 0ntkennen is, dat de specialisten veel van de curatieve zorg van de huisartsen overnemen. De huisarts wordt meer en meer teruggedrongen tot adviseur, die zegt tot welke specialist men zich moet wenden." Kijk dat is tenminste eerlijk en een jong arts die - op deze wijze gewaarschuwd - desondanks huisarts wordt zal niet gedesillusioneerd worden of zich gefrustreerd voelen zoals dat tegenwoordig heet. Collega Festen zal het ongetwijfetd heel goed met ons huisartsen voor hebben, daar ben ik van overtuigd, maar her spijt me dit te moeten zeggen - zijn voorstelling van het arbeidsterrein van de huisarts is een utopie, irre~el. L. J. A. Verberne Helden, 6 januari t964.
Het is een nog al frequent voorkomend verschijnsel, dat men een pak slaag (in geestelijke of lichamelijke zin) krijgt wanneer men iemand voor de voeten loopt op een moment waarop hij zijn onlust-gevoelens veil afreageren: de ervaring leert, dat meestal de verkeerde persoon daarvan het slachtoffer wordt. Een dergelijk gevoel krijg ik bij het lezen van de kritiek van collega Verberne. Genoemde collega maakt, evenals zovelen die de huisarts de raad geven, als therapeut maar te stoppen, de fout (in de tweede alinea van zijn stuk) niet in te zien, dat het geven van geruststelling na verantwoord onderzoek evengoed een belangrijke therapeutische handeling is als het verrichten van een appendektomie; dat de behandeting van een acute angina minstens zo belangrijk is als de paracentese; dat her belang van het behandelen van een beginnende hypertensie in een vroeg stadium zeker niet geringer is dan dat van bet cauteriseren van epistaxis en zo zou ik nog bl~dzijden lang kunhen doorgaan. De voorbeelden die mijn geachte tegenstander kiest om aan te tonen hoe onbelangrijk de huisarts als therapeut wel js geworden, zijn bepaald ongelukkig; dat bepaalde instanties voor medisch-technische gegevens de voorkeur geven aan specialistisch onderzoek, heeft naar mijn mening weinig te maken met de positie van de huisarts in het geheel van de gezondheids-verzorging; het vraagstuk van de financiering van bepaalde onderzoekingen door .het R.I.V. staat daar nog verder van af. De overige mededelingen betreffende de positie van de huisarts getuigen van een gevoel van onbehagen bij m~jn geachte opponent, dat mij de eerste zin van dit verweer in de pen gaf. Wel ben ik onthutst door bet feit dat een praktiserend huisarts kan zeggen dat men pas eerlijk is tegenover de jongere artsen wanneer men hen voorhoudt, dat de huisarts wordt teruggedrongen tot adviseur, die zegt tot welke specialist men zich moet wenden. Want wanneer men ongeemotioneerd in staat is bet werk van de huisartsen heden ten dage, ook bij de jongeren, te ana]yseren dan zal men moeten erkennen dat daarvan 80 tot 90 9/o medisch-euratief werk is; trouwens de nuchtere eijfers tonen aan dat op de
OVERHEID
EN HET ROKEN
Op een vraag, gesteld in de Tweede Kamer, of de regering bereid is te overwegen om ook in Nederland, in navolging van Itali~, de reclame voor de verkoop van rookmiddelen te verbieden heeft Dr. Bartels, staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid geantwoord, dat hij heeft besloten n a t e gaan welke initiatieven van overheidswege verder (naast dus de f200.000,-- die de regering ter beschikking heeft gesteld voor de actie ,,Roken Jeugd") kunnen worden ontwikkeld om te komen tot een drastische verandering van de rookgewoonten. In het bijzonder zou hij nagaan in hoeverre het gestelde doel kan worden bereikt door het bevorderen van een passende activiteit van het betrokken bedrijfsleven. Een reclameverbod staat de staatssecretaris (nog) niet voor ogen. Hij wees erop, dat in Itali8 de situatie anders is vanwege het staatsmonopolie voor de produktie en verkoop van tabaksartikelen.
400 verrichtingen van de huisarts bij 100 ziekenfondsverzekerden gemiddeld 30 verwijzingen naar een specialist voorkomen en her wil er bij mij niet in dat de overige 370 handelingen slechts bestaan uit taxi-briefjes, aanvragen voor specialit6s en dergelijke. Een en ander is naar mijn mening mede het gevolg van het feit dat collega Verberne niet de moeite heeft genomen mijn oorspronkelijke artikel in ,,Huisarts en Wetenschap" te lezen en ik dacht, dat dit toch wel her minste is dat men mag eisen van jemand die dergelijke kritiek neerschrijft. Ik ben er zelfs van overtuigd dat collega Verberne, wanneer hij die moeite alsnog neemt, zal moeten erkennen dat hij ongelijk heeft; althans dat hoop ik vooral voor hem. H. Festen
W O" willen er op wijzen, dat het artikel van collega Festen in ,,Huisarts en wetenschap" van december fl. - het blijkt uit een mededeling van de redactie van dit blad in het nummer van september 1963 - onderdeel is van een serie artikelen over de toekomstige ontwikkeling van de huisartsenpraktijk in Nederland. In de septemberaflevering van ,,Huisarts en wetensehap" heeft men een artikel over dit onderwerp kunnen lezen van de hand van Dr. J. C. van Es, in de twee daaropvolgende afleveringen van Dr. F. J. A. Huygen, terwijl in het laatst verschenen nummer van januari 1964 een uitvoerig artikel is opgenomen gezamenlijk gesehreven door een arts ten plattelande en een arts uit de grote stad, t.w. de collegae G. J . B r e m e r en E. van Westreenen. Van de redactie van ,,Huisarts en wetenschap" vernamen wij, dat ook van de hand van Prof. R. Hornstra over dit onderwerp en wel in her februarinummer een artikel zal verschijnen. Allen die belangstelling hebben voor de toekomst van de huisarts ~n ons land, willen wij gaarne aanraden deze interessante artikelen in het blad van het Nederlands Huisartsen Genootschap te lezen. - Redactie M.C.
73
DR. A. TAMMES
PELGRIMSTOCHT
I N DE H I M A L A Y A
(EEN REISVERSLAG V A N DE NEDERLANDSE E X P E D I T I E 1962)
I
Een geologische dwarsdoorsnede. Een beklimming van de ,,Spiegel van Tibet". Voorbereiding :
In het voorjaar van 1960 achtten Prof. C. G. Egeler en Dr. T. de Booy, beiden geoIoog, de tijd rijp geworden een expeditie naar de Hima.laya uit te rusten. In de voorafo gaande tien jaar hadclen zij voldoende ervaring met expedities naar de Andes van Peru opgedaan, om dit ambitieuze plan op te zetten. Evenals bij de vorige expedities zou het hoofdcloel een geologisch onderzoek zijn, terwijl bovendien zou geprobeerd worden een alpinistische prestatie te leveren. De wetenschappelijke opdracht luidde ditmaal een geologische dwarsdoorsnede te maken ergens door de Himalaya, bet sportieve element ostelde het beklimmen van een berg van over de 7000 m hoogte ten doel. Nu lijkt het gemakkelijk in de meer dan 2000 km lange Himalaya-keten die alle achtduizenders van de aarde insluit, een plaats te vinden om een dergelijk plan te verwerkelijken. Allerlei factoren, om bijvoorbeeld de aanvoerweg van het materiaal te noemen0 beperkten echter de keus t o t twee of drie plaatsen. Het dreigende grensconflict tussen India en China deed de keus tenslotte op Nepal vallen, een onafhankelijk koninkrijk waarmee China in schijnbare goede nabuurschap leeft. Wij hebben van deze enigszins gedwongen keus geen spijt gekregen. Waarom tenslotte een gebied in Centraal Nepal werd uitgekozen zal verclerop in her verhaal worden uiteengezet.
De route vanaf Kamp l l door de Noordwand van de Nilgiri naar de Westgraat. 74
Voor het opzetten en slagen van een bergexpeditie zijn drie dingen essentieel: voldoende geld, een goed team en een perfeete organisatie. Over de eerste eis zal ik heenlopen. Het geld kwam er; deels van wetenschappelijke en andere instellingen, deels van enthousiaste particulieren. Giften in natura vormden een waardevolle bijdrage. Het vormen van een goed team is een moeilijke taak die op de schouders van de leider van de expeditie rust. Van tevoren moet hij uitmaken of een toekomstige deelnemer ook onder extreme omstandigheden zijn moreel kan bewaren en bovendien of deze past bij de andere teamgenoten. Als spil van het team moet de leider een grote bindende kracht hebben; bovendien moet hij voor het uitzoeken van zijn tochtgenoten over voldoende mensenkennis beschikken. De kern van bet team was op vroegere expedities reeds op zijn waarde beproefd en goed gebleken. Behalve Egeler en de Booy zou oo1~ Lionel Terray, de befaamde Franse berggids, weer van de partij zijn. De kern werd uitgebreid met de drie geologen Bodenhausen, Nijhuis en Schaar en de alpinisten de drie broers van Lookeren Campagne. Tenslotte werd ik als expeditiearts gekozen. In september 1961 kwam her team voor de eerste maal voltallig bij elkaar om kennis met elkaar te maken en de eerste indruk dat Egeler zijn werk goed had gedaan is door de loop der gebeurtenissen niet beschaamd geworden. De voorbereidingen van een dergelijke expeditie vragen veel tijd. Nadat besloten was dat de expec!itie in september 1962 plaats zou vinden volgde hieruit dat het materiaal, dat per boot naar Bombay verzonden zou worden, begin Juni pakklaar moest staan. Van September 1961 tot juni 1962 is koortsachtig gewerkt om alle benodigde materialen bij elkaar te krijgen. Het centrum van de organisatie zetelde in het Geologisch Instituut te Amsterdam, waar vandaan Egeler aan de touwtjes kon trekken. Het uitzoeken van de medische materialen werd aan Paul van Lookeren Campagne, eveneens arts, en mij overgelaten. Paul die dus als 66n van de alpinisten meeging, zou tevens 66n van de facetten van de bergziekte, nl. de uitdroging op grote hoogte, onderzoeken. Behalve aan de verzorging van de expeditieleden, de Sherpas en dragers, moest in ruime mate gedacht worden aan de behandeling van de plaatselijke bevolking. De goodwill van de bevolking voor een expeditie hangt voor een groot deel af van de voorraad pillen en smeersels die kunnen worden uitgedeeld. Gelukkig werden wij van twee zijden enonn geholpen. Philips Duphar schonk alle benodigde geneesmiddelen en de Kon. Landmacht gaf een standaardkist met chirurgisch instrumentarium in bruikleen. Ik stortte mij in de studie van specifieke aandoeningen op grote hoogte, waarover vooral in de Engelse en Franse bronnen reeds veel literatuur te vinden is. Bovendien liet ik mijn wankele kennis van tropische ziekten opfrissen. Ondertussen bleef de toestemming van het Nepalese gouvernement nog steeds uit. Daar de tijd voor de verzending van het materiaal begon te naderen reisde de Booy naar Kathmandu, de hoofdstad van Nepal, om kracht te zetten bij onze aanvraag. Na een week eindeloos praten op de verschillende bureaus werd de toestemming verleend. Nepal is meen ik het enige land in de wereld, waar men een aanzienlijke som gelds moet betalen om een berg te
mogen beklimmen, dus erg duidelijk was het op dat n~oment niet waarom deze toestemming zo lang op zich moest laten waehten. Niets stond nu nog ons vertrek in de weg, maar wij hadden geen rekening gehouden met de overstromingen van de Ganges, die bet transport van het materiaal dat van Bombay met trucks over land plaats vond, nog een week lang ophielden. Op 12 september vertrokken wij van Schiphol.
De reis naar het basiskamp in Centraal Nepal: Enkele dagen oponthoud in Delhi, gaven ons de gelegenheid de bezienswaardigheden van India's hoofdstad te bekijken en de Taj Mahal in Agra, dit fraaiste aller bouwwerken te bewonderen. Daarna vlogen we in een rommelige Dakota van de Royal Nepal Airlines naar Kathmandu. Na enkele uren vliegen en na opgewonden geraakt te zijn over het eerste aanzicht met de Himalaya, vlogen wij de vallei van Kathmandu binnen. De drie tempelsteden, Kathmandu, Patan en Bhadgaon met hun honderden tempels boden een feestelijk aanzicht. Even later werden we begroet door Egeler en de Booy, die enkele weken eerder waren vertrokken. Nepal, een koninkrijk, gelegen aan de zuidflank van de Himalaya, is een land waar binnen een betrekkelijk kleine oppervlakte enorme contrasten te vinden zijn op allerlei gebied, maar allen wortelend in de geographische tegenstellingen. In het Noorden de machtige Himalaya-keten, de enorme barri6re tussen de Centraalaziatische hoogvlakte en het Indische subcontinent; juist in dit gebied verheffen zich alle achtduizenders van de aarde, veertien in getal; in het Zuiden van bet land de tropische junglemoerassen van de Tarai. Het land waar sinds generaties de gevreesde Ghurkhas gerecruteerd worden, maar dat ook de woonplaats is van de vredelievende Sherpas. Tot 1951 was Nepal voor westerlingen hermetisch gesloten. Behatve de permanente Engelse vertegenwoordigers met hun lijfartsen is het slechts een enkele Europeaan gelukt toegang tot dit land te krijgen. Op absoluut feodale wijze regeerde de Rana familie, terwijl de Koning een gevangene in zijn paleis was. In 1951 werd het juk van de Ranas afgeschud; Nepal kreeg een democratische regeringsvorm en bet land werd opengesteld voor vreemdelingen. Gelukkig heeft de machtsverschuiving zonder enige vernielingen plaats gehad zodat iedereen zich kan overtuigen van de waarheid van Kiplings couplet: ,,And the wildest dreams of Kew, are the facts of Kathmandu." De vreugde van de aankomst werd enigszins getemperd door het sombere gezicht van de Booy, die grote moeilijkheden met de chef van de douane had over de inklaring van het materiaal; het vertrek de volgende dag n a a r Pokhara kwam daardoor op losse schroeven te staan. Na ons door de douane te hebben geworsteld reden we naar de Chef van het Protocol de heer Thakur. Terwijl onze passen van nog een visum werden voorzien voor een buiten de vallei van Kathmandu gelegen district, sneed Egeler voorzichtig het precaire onderwerp van onze liaisonofficier aan. Aan iedere expeditie in Nepal wordt een verbindings-. officier toegevoegd, die wekelijks rapport moet uitbrengen over het doen en laten van de expeditie; hij moet er vooral 75
"~- ~ ' ~
---.,.
N_
.
-
,~
BET
,J"
"7
~.
'
Kaart van Nepal, met gearceerd bet gebied van het expeditieterrein.
op letten dat er geen grensoverschrijdingen naar Tibet plaats hebben en dat niet een andere berg wordt bestegen dan die is afgesproken. Voor de expeditie moet de verbindingsofficier zich nuttig maken als intermediair met de bevolking. Hierin lag nu juist de moeilijkheid met de verbindingsofficier, die ons al was toegewezen. Zijn kennis van het Engels was fragmentarisch, zodat van enig intermediEren geen sprake zou zijn. Egeler wilde dus een andere en betere liaisonofficier maar dit moest allemaal erg diplomatiek worden gezegd, want de jongeman behoorde tot de Ranafamilie, en hoewel de Ranas hun macht hebben verloren, worden zij door hun hoge kaste toch nog met veel 6gards behandeld. Na veel Oosters been en weer gepraat beloofde Thakur een eigen familielid, die geologie had gestudeerd in Rangoon, als plaatsvervanger te geven. Na deze urenlange palaver konden we naar het Royal Hotel gaan, waar de legendarische manager Boris ons stond op te wachten. Boris draagt alle expedities een warm hart toe; het enige wat hij als tegenprestatie vraagt voor alle faciliteiten die hij de expeditieleden verleent, is een stuk rots van de bestegen bergtop voor zijn verzameling. Graag waren we nu Kathmandu gaan bekijken maar daar kwam niets van want we moesten aan het werk. De Chef van de Douane eiste nl. dat atle 75 kisten zouden worden geopend en de inhoud zou worden vergeleken met de ingeleverde lijsten. 's Nachts om 2 uur konden we doodvermoeid van de onwennige emballagearbeid naar bed. De volgende morgen was het alweer vroeg dag, omdat er nog talloze zaken moesten worden geregeld, voordat we in het vliegtuig naar Pokhara konden stappen. 4000 kg materiaal zou met een chartervliegtuig nakomen; 2000 kg materiaal was al enkele dagen tevoren op de rug van 100 gehuurde dragers vertrokken. Nadat we drie kwartier naar het Westen waren gevlogen landden we op het vliegveldje van Pokhara. Direct bij bet uitstappen werden we gegrepen door de gezellige sfeer; geen hekken, geen douane, de bevolking voor wie iedere aan76
pAKISTAkl
/
komst en vertrek van een vliegtuig een belevenis was. Danuh, onze onvolprezen Sherpakok stond al klaar met de thee. Pokhara, bet beginpunt van onze tocht, ligt op 900 m, heeft een subtropisch klimaat en is behalve tijdens de moesson van mei tot september 66n van de heerlijkste plekjes op aarde. Her panorama van de Himalaya-keten is bier uniek. Vanuit de vlakte met zijn subtropische vegetatie, torent op 30 km afstand, zonder enig voorgebergte de met ijs bedekte zuidflank van de Annapuragroep tot 8000 m hoogte. Op heldere dagen is de Himalaya-keten over 200 km te overzien. Wat her panorama een bijzondere attractie geeft is de vorm van bet bergmassief van de Machhapuchhare, dat bet dichtst bij Pokhara gelegen is en daardoor niettegenstaande bet hog geen 7000 m hoog is, bet gehele beeld beheerst. Hoewel de naam vissestaart betekent door het silhouet van de twee toppen vanuit het westen, lijkt de berg van Pokhara uit sprekend op een bijna tweema.al zo grote broer van de Matterhorn, iets wat aan de erie kant een soort van weerziensgevoel geeft maar aan de andere kant doet beseffen dat alle afmetingen in de Himalaya tweemaal zo groot zijn als in de Alpen. In dit heerlijke oord aan de rand van bet vliegveld sloegen wij de eerste dag dat de expeditie eigenlijk begon, ons eerste basiskamp op. Voorlopig moesten wij wachten op de aankomst van her materiaal, zodat we de gelegenheid hadden de omgeving te verkennen. Natuurlijk kwamen we ook tereeht in het plaatselijk Zendingsziekenhuis, bet ,,Shinning Hospital" genaamd. De naam duidt op de moeilijkheden waarmede de zending- en missiehospitalen in Nepal hebben te kampen. In dit geval moeht geen stenen gebouw neergezet worden, daar dit een t6 permanent karakter zou hebben, zodat men zich behielp met aluminium nissenhutten. De medische verzorging in Nepal staat nog in de kinderschoenen en wat wordt gedaan geschiedt grotendeels door de zending en missie. Het deed ons dan ook merkwaardig aan dat deze hulp slechts met de nodige weerstand wordt aanvaard. De vrees dat op deze
manier het christendom vaste voet aan de grond bij de bevolking zou kr[jgen is de oorzaak voor deze houding. Het ,,Shining Hospital" met zijn kleine enthousiaste staf doktoren en zusters heeft in zijn korte bestaan al zo'n bekendheid verworven, dat zelfs patiEnten uit de afgelegen dalen van Centraal Nepal op 14 dagreizen afstand medische verzorging komen vragen. In de Nepalese hut, die als conversatiezaal dienst deed werden wij gastvrij ontvangen tijdens de Engetse tea. Gelukkig kwamen wij niet met lege handen. In de eerste plaats brachten wij een tandarts mee, waarvan wij maar niet vertelden dat hij nog niet geheel was afgestudeerd. Vrijwel de gehele staf stelde zich onmiddellijk onder behandeling van Peter v. Lookeren Campagne, waarmee de meesten zich een tocht naar Kathmandu of naar New Delhi konden besparen. Verder hadden wij een ruime hoeveetheid Ciba 1906 meegebracht, die met dankbaarheid aanvaard werd voor de leprozerie aan de andere zijde van Pokhara, die ook onder de zorgen van deze zendingsgroep viel. De dienende sfeer van deze gemeenschap liet niet na indruk te maken op de expeditieleden. Twee dagen na onze aankomst te Pokhare kwam het chartervliegtuig met het grootste deel van het materiaal en begon het voornaamste deel van mijn taak. Behalve als arts was ik nl. ook als magazijnmeester aangesteld, maar tot dat ogenblik had ik van de werkzaamheden van een expeditiemagazijnmeester slechts een vage voorstelling. Nu begon het uitpakken, uitzoeken en weer inpakken van de 4000 kg materiaal in waterdichte lasten van ongeveer 30 kg. Deze bezigheden, die wij de naam van ,,tri~ren" hadden gegeven, hebben zich gedurende de expeditie een ontelbaar malen herhaald, zodat ik vrij snel achter de waarheid kwam van het gezegde dat het succes van een Himalaya-expeditie voor een groot deel op inpakken en uitpakken berust. Bij het vervoer van de kisten van het vliegtuig naar het kamp konden wij ons verbazen over het draagvermogen van de Nepalezen. Een kist van 125 kg werd door een jongen, die nog geen 40 kg woog, over een afstand van 300 m voortgedragen met een band om bet voorhoofd. Op die manier worden trouwens alle lasten in Nepal gedragen. Her dragen van lasten is in dit land waar met uitzondering van de vlakte van Kathmandu slechts voetpaden zijn een noodzakelijkheid, waarmee het kind zodra bet behoorlijk kan lopen begint. De nekspieren van deze mensen zijn dan ook buitengewoon ontwikkeld; langzamerhand ontstaat er ook een gleuf in het voorhoofd. Het wachten was nu op de 100 dragers u.it Kathmandu, die ongeveer een dag of tien over de tocht naar Pokhara zouden doen. Inderdaad, een week na onze aankomst kwam de door de aflopende moesson geteisterde haveloos uitziende troep langzamerhand binnen druppelen. Op dat ogenblik vroegen wij ons wel even af hoe deze broodmagere, schamel geklede, grotendeels ongezond uitziende mannetjes ons materiaal naar de plaats van bestemming moesten brengen. Wij konden nu ook kennis maken met de Sherpas, die de dragers hadden begeleid. Dit was een heel ander slag mensen, Goed gevoed, in prima kleren van vorige expedities gestoken maakten zij een betrouwbare indruk. Zoals wel wordt beweerd betekent Sherpa geen hooggebergtedrager;
wel komen zij pas boven de 4-5000 m eerst goed in actie, als de gewone dragers en eventuele lastdieren niet verder kunnen komen. De Sherpas vormen echter een van de drie Tibetaanse bevolkingsgroepen in Nepal en de naam betekent ,,Volk uit het Oosten", dus zij stammen ~vaarschijnlijk uit oostelijk Tibet. Zij hebben dan ook een onmiskenbaar Mongools uiterlijk, zijn klein van stuk en vrolijk van karakter. De taal lijkt op Tibetaans, evenals bet dansen en het zingen. De Sherpas wonen in de dalen ten oosten van de Mount Everest. De zomerweiden voor hun vee liggen tussen de 4000 en 6000 m, waardoor deze mensen wel bijzonder gewend zijn aan een grote hoogte. Bij hun eerste pogingen in de twintigerjaren om de Mount Everest vanuit Tibet te beklimmen (Nepal was verboden gebied), Zijn de Engelsen met de Sherpas, die een levendige handel met Tibet onderhielden, in contact gekomen. Zij hebben de bijzondere kwaliteiten van de Sherpas voor de bergsport onderkend en ontwikkeld o.a. door een bergschool in Darjeeling in India te stichten. De Sirdar (hoofd) van onze Sherpas was Wongdi. Hij was bekend geworden doordat hij zich met zijn zakmes uit de fatale lawine had bevrijd, die een tragisch einde maakte aan een Himalaya-expeditie met uitsluitend vrouwelijke deelneemsters in 1960. Voor behandeling van zijn bevroren vingers was hij naar Frankrijk gestuurd, waar hij Terray had ontmoet. Samen hadden zij in het voorjaar van 1962 de moeilijke Jannu beklommen. Wongdi had dus goede papieren, maar zou ons toch tijdens de expeditie zeer teleurstellen! Wongdi sprak vrij behoorlijk Engels, de rest van de Sherpas had slechts een zeer beperkte Engelse vocabulaire. Allen hadden de typische eigenschap geen neen te mogen zeggen, wat in het begin wel eens tot vergissingen leidde. Na verloop van tijd zagen we wel aan hun gezicht of ze orrtkennend wilden antwoorden, bovendien werden we het pasar Nepali snel meester. In een vlug tempo werd bet door de dragers aangevoerde materiaal uitgezocht en verpakt. Wongdi ham dezelfde avond nog 56 locale dragers aan en vol anticipatie-gevoelens gingen we slapen want de volgende dag zou onze pelgrimstocht beginnen. De Tocht naar het Basiskamp Jomoson.
Voordat ik het verslag doe van de belevenissen van de ,,marche d'approche" zal ik eerst aan de hand van een kaartje vertellen waarom juist het gebied in Centraal Nepal werd uitgekozen als expeditiegebied. Op de eerste plaats had bet voor de geologen grote waarde zover mogelijk ten noorden van de eigenlijke Himalayaketen te kunnen exploreren. In het gearceerde gedeelte is te zien dat de Chinezen het gebied van Mustang, dat een eindweegs in Tibet reikt bij de afgesloten grenscorrecties met Nepal wonderlijk genoeg niet hebben opge~ist. Op de tweede plaats was uit de gegevens van de Franse Annapurna-expeditie in 1951, waaraan Terray had deelgenomen, bekend dat in dit gebied een berg lag die iets hoger was dan 7000 m. Op 22 september na een eindeloos geharrewar tussen de dragers onderling over de verdeling van de lasten, zette de karavaan van 156 dragers, 9 Sherpas, 1 Tibetaan en 9 Sahibs zich eindelijk in beweging; de expeditie was begonnen. 77
, ........................ 9 : . . . .... . .......................... :.....-.i. ;. "...=..:.: ......... 1....~..:.,:-.-........... ' ...:."-..~- . . . . . . . . . . . . . . " .. -
Expeditieieden en Sherpas. Van links naar rechts staande : Dr. A. Tammes, chirurg, schrijver van dit artikel, Dr. G. Schaar, geoloog, G. B. Kalikoth, liaison-officer, Dr. T. de Booy, geoloog, Prof. Dr. C. G. Egeler, geoloog, Lionel Terray, berggids, Wongdi, hoofd der Sherpas, H. J. Nijhuis, geoloog, Peter van Lookeren Campagne, tandheetkundig student, Paul van Lookeren Campagne, arts. Zittend links: Holger van Lookeren Campagne, ingenieur, rechts ; Dr. J. Bodenhausen, geoloog. De weg liep naar bet Noordwesten, de kortste verbinding met d e vallei van de rivier de Kali Gandaki, die de spil zou vormen van het geologisch onderzoek. De lezer zal zich wellicht bij een Himalaya-expeditie een tocht langs onbegaande wegen voorstellen. Behalve bij de bestijging van de berg, loopt men over paden, die sinds mensenheugenis bestaan. Het zijn de eeuwenoude zoutwegen, waarlangs het zout uit de zoutmeren in Tibet naar Nepal wordt gebracht in ruil waarvoor rijst en andere artikelen aangeboden worden. In de loop der tijden hebben deze wegen nog een andere betekenis gekregen, en wel als pelgrimswegen naar de bedevaartplaatsen, die bij het binnendringen van het boeddhisme in Noord Nepal vanuit Tibet zijn ontstaan. Tussen de honderden pelgrims uit Nepal en India, die gebruik maakten van het enige jaargetijde dat deze bedevaartplaatsen zijn te bezoeken, liepen wij naar ons eerste doel. Uit de titel van mijn verslag kunt u opmaken dat wij ons met deze mensen ergens verwant voelden want was niet ieder van ons bezig met zijn priv6 pelgrimstocht ? Die eerste dag kwamen wij niet ver. Na ongeveer drie uur lopen werd bivak opgeslagen bij een kamp van Tibetaanse vltichtelingen. Niettegenstaande de goed begaanbare wegen had ik kans gezien in een rivier te vallen en van 4 m hoogte op een grote kei terecht te komen; resultaat twee gebroken ribben, die mij gedurende de eerste week veel last hebben 78
gegeven. Gelukkig was lopen vrijwel het enige wat tamelijk dragelijk was, zodat ik ook dank zij de voortdurende hulp van de Sherpa Sona, die mij direct als lijfknecht werd toegewezen, de expeditie geen oponthoud veroorzaakte. Hoewel wij al ettelijke Tibetanen hadden ontmoet, realiseerden wij pas die avond hoe groot de nood is van dit ongelukkige volk. Aan de door de Chinese bezetter uitgevoerde genocide wist een aantal Tibetanen zich te onttrekken door naar de zuidelijke buurstaten te vluchten. In Nepal bevinden zich ongeveer 20.000 Tibetanen. Uit politieke overwegingen kan de regering niet veel doen voor deze mensen, omdat een Tibetaans vluchtelingenprobleem eenvoudigweg niet bestaat. Slechts het Rode Kruis van bet niet bij de Verenigde Naties aangesloten Zwitserland, heeft vergunning deze ongelukkigente helpen. De Zwitserse hulpverlening is bewonderenswaardig, zoals wij in de verschillende kampen konden waarnemen. Het grootste deel van de Tibetanen blijft echter rondzwerven, zonder zich aan zijn nieuwe omgeving te kunnen aanpassen. Bovendien richt de tuberculose onder deze tot nu toe geisoleerde bevolking een ware slachting aan. De Rood-Chinese regering heeft met de verniefiging van de Tibetaanse samenleving wel een onuitwisbare schuld op zich geladen, een feit dat wij zo geneigd zijn te vergeten, maar waar men in Nepal dagelijks mee wordt geconfronteerd.
( Wordt vervolgd)
~
VAN HET
OPLEIDING CARDIOLOGIE Ingevolge artikel 1008, lid 4, van het huishoudelijk reglement der Maatschappij wordt hieronder het besluit no. 2-1963 van bet Centraal College gepubliceerd. Het besluit heeft rechtskracht verkregen op 17 januari 1964. BESLUIT VAN HET CENTRAAL COLLEGE NO 2-1963 ZIEKTEN VAN H A R T EN BLOEDVATEN ( CARD IOLOG [E) Het Centraal College voor de erkenning en registratie van medische specialisten in vergadering bijeen op 23 september 1963, gezien het verzoek van het bestuur der Nederlaridse Vereniging voor Cardiologie dd. 12 december 1962 aan het Centraal College tot wijziging van het opleidingsschema voor de opleiding van specialisten voor het specialisme ziekten van hart en bloedvaten (cardiologie) 'gezien het schriftelijk gegeven oordeel over dit verzoek van de Specialisten Registratie Commissie dd. 26 juli 1963 aan het Centraal College. overwegende dat in 1950 het opleidingsschema voor het onderhavige specialisme is vastgesteld op drie jaar opleiding in de inwendige geneeskunde en twee jaar opteiding in de.cardiologie, dat een opleiding in de inwendige geneeskunde onmisbaar is voor de opleiding in de cardiologie en daaraan vooraf dient te gaan, dat sinds de vaststelling van het opleidingsschema de wetenschappelijke fundering van de cardiologie is toegenomen en de technische methoden van onderzoek en behandeling zijn vergroot, dat voor een goede uitoefening van het specialisme inzicht in de pathologische fysiolog~e van in het bijzonder de ziekten van het hart noodzakelijk is, dat dientengevolge bij de opleiding de nadruk meet bij de cardiologie is komen te liggen dan bij de inwendige geneeskunde, dat het naar het oordeel van het Centraal College mitsdien noodzakelijk is gebleken de mogelijkheid te openen dat de opleiding ook volgens een ander schema dan bet thans bestaande kan worden gevolgd, in aanmerking nemende dat de ledenvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie instemming heeft betuigd met een verandering van bet opleidingssehema als hieronder wordt bepaald, gelet op artikel 1007 lid 2 sub a en artikel 1008 van het huishoudelijk reglement der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, heeft besloten de duur van de opleiding van specialisten voor het specialisme ziekten van hart en bloedvaten (cardiologie) is vijf jaar, deze opleiding zal geschieden met inachtneming van bet-
geen in bijgevoegde schematische indeling, betreffende de opleidingsmogelijkheden, is weergegeven. Het Centraal college voor de erkenning registratie van medische specialisten. Amsterdam, 15 november 1963. BIJLAGE Schematische indeling betreffende de opleidingsmogelijkheden van specialisten voor het specialisme ziekten van hart en bloedvaten. Voor deze vijtjarige opleiding bestaan de volgende mogelijkheden: a. twee jaar opleiding in de inwendige geneeskunde gevolgd door drie jaar opleiding in de klinische cardiologie; b. twee jaar opleiding in de inwendige geneeskunde gevolgd door een jaar laboratoriumonderzoek op het gebied van de cardiologie en twee jaar opleiding in de klinische cardiologie; c. drie jaar opleiding in de inwendige geneeskunde gevolgd door twee jaar opleiding in de klinische cardiologie; met dien verstande, dat tijdens de opteiding in de klinische cardiologie als bedoeld onder de mogelijkheden a en b, de gelegenheid moet bestaan kennis te nemen van verschillende facetten van de inwendige geneeskunde; dat tijdens de opleiding in de inwendige geneeskunde als bedoeld onder de mogelijkheid c, voor een belangrijk deel moet worden bijgedragen aan de cardiologische vorming.
Kennemerland
Op 9 januari was de afdeling bijeen en zag de film, op, genomen in Zonnestraal bij collega Schretider, handelende over de revalidatie van pati~nten met cerebrovasculaire aandoeningen. Op 12 februari zullen vraagstukken worden behandeld betreffende de revalidatie in de IJmond. Dit zal gesehieden in Heliomare te Wijk aan Zee. De avond zal worden verzorgd door de staf van Heliomare, collega Van Leeuwen, provinciaal revalidatiearts en collega Voorzanger, bedrijfsarts. N. A. Meursing, Beverwijk. Helmond en Omstreken Op donderdag 16 januari jl. werd in de gehoorzaal van het St. Lambertus Ziekenhuis door Dr. D. Arn. van Krevelen, kinderpsychiater verbonden aan de Leidse Universiteit, een voordracht gehouden, getiteld ,,Over verwaarlozing". H. W. A. Sanders, Helmond. Meppel en Omstreken
De afdeling kwam bijeen op vrijdag 17 januari jl. in Hotel Homan te Hoogeveen. De agenda vermeldde als spreker Dr. J. Zeldenrust te den Haag over: ,,Een en ander uit de praktijk van de gerechtelijke geneeskunde". O. C. Frentzen, Meppel. 79
AFDELING HEERENVEEN 75 JAAR
Dezer dagen bestaat de afdeling Heerenveen 75 jaar. Overtuigd dat een dergelijk jubileum een gr66tse viering vraagt, heeft her bestuur een feestcommissie ingesteld. De viering vindt plaats op zaterdag, 29 februari a.s. De commissie meent dat vele, zo niet alle, oudleden van de afdeling dit feest zullen willen meebeleven, en nodigt derhalve alle belangstellenden uit zich ten spoedigste, het liefst v66r 10 februari, in verbinding te stellen met de feestcommissie, per adres Van Harenspad 48, Heerenveen. P. Oosterhagen, Heerenveen.
waarna het contact tussen beide categori~n in een g~zellig samenzijn werd verlevendigd. Verder werd er een afdelingvergadering gehouden op donderdag 16 januari jl. in de Societeit van het Academisch Genootschap. De agenda verrneldde een voordracht door Dr. L. H. Th. S. Kortbeek, neuroloog te Eindhoven over: ,,De toepassing van de electro-encephalografie in de algemene praktijk". Th. J. Kocken, Eindhoven. Amsterdam
Op dinsdag 28 januari was er een afdelingsbijeenkomst in Paviljoen 1, Wilhelmina Gasthuis. Als spreker vermeldde de agenda Prof. Dr. C. J. F. B6ttcher, Leiden, over: ,,Chemische aspecten van de atherosclerose'" M. Hartman, Diemen. Walcheren
Apeldoorn en Omstreken
Op donderdag 23 januari jl. werd een afdelingsvergadering gehouden in Hotel ,,De Keizerskroon". Als spreker vermeldde de agenda Dr. S. J. Nijdam, zenuwarts te Utrecht, over: ,,Practische aspecten van de behandeling met psychopharmaca" H. van Ylzinga Veenstra, Apeldoorn. Breda en Omstreken
De afdeling kwam bijeen op woensdag 22 januari jl. in het Motel. Als spreker vermeldde de agenda H. de Jonge over: ,,De statistische waardering van geneesmiddelen. G. J. H. Beckers, Breda. Voorne en Putten
Er werd een afdelingsvergadering, gehouden op vrijdag 24 januari jl. in Hotel ,,De Nymph" te Brielle. De agenda vermeldde een causerie door Dr. H. D. v. d. Meer, keel-, neus- en oorarts te Rotterdam, cver: ,,Aandoeningen van her middenoor" A. Th. Jurrjens, Spijkenisse. Zuid- en Noord-Beveland
De afdeling kwam hijeen op vrijdag 24 januari jl. in Hotel ,,Centraal" te Goes. De agenda vermeldde Prof. Dr. J. Mulder (Leiden) als spreker over het onderwerp: ,,Aanwinsten in het gebied der respiratoire virusziekten'. J. van der Veen, Goes. Assen en Omstreken
De eerste vergadering in het nieuwe jaar werd gehouden op donderdag 23 januari jl. in het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen. Er werden twee films vertoond, de eerste over ,,Allergie en anaphylaxie", een tweede over ,,Toxoplasmosis".
M . A . Broer, Assen.
Gorinchem en Omstreken
De afdelingsvergadering werd gehouden op vrijdag 24 januari jl. in Hotel ,,Metropole". De agenda vermeldde een voordracht door.E.H. Loman te Gorinchem over: ,Enkele aspecten van de resuscitatie" W. Fokkens, Leerdam. Eindhoven en Omstreken
Op 21 november 1963 werd een bijeenkomst van de kring met de apothekers georganiseerd, waarop Dr. G. Blomhert, internist sprak over ,,Het kiezen van een geneesmiddel", 80
De afdeling kwam bijeen op woensdag 15 januari jl. in het ziekenhuis Bethesda te Vlissingen. De agenda vermeldde een lezing van P. H. Postma, internist te Vlissingen, over: ,Enkele aspecten van de tuberculose." A. H. van Dijk, Vlissingen. Heerenveen en Omstreken
Er was een afdelingsvergadering op donderdag 19 december jl. in Hotel ,,Vernimmen". De agenda vermeldde de film: ,,Eiwitstofwisseling normaal en gestoord" (N.'V. Ciba) met, een inleiding door collega H. Uunk, H. P. Wouda, Wolvega. Westland
Op woensdag 18 december jl. kwam de afdeling bijeen in de benedenzaal van Hotel ,,Torenburg" te Naaldwijk. De agenda vermeldde als spreker collega Ong uit den Haag over: ,,Inleiding tot de plastische chirurgie'" Z. v. d. Weg, Naaldwijk. Utrecht
De afdeling kwam bijeen op woensdag 18 december jl. in Hotel ,,Noord-Brabant". De agenda vermeldde een voordracht door Prof. Dr. H. C. Riimke over ,,Enkele aspecten van het senium". J. J. Werner, de Bilt. 's-Gravenhage en Omstreken
Op donderdag 19 december kwam de afdeling bijeen in de grote vergaderzaal van ,,De Nederlanden van 1845". De agenda vermeldde een voordracht door Dr. N. Speijer zenuwarts, over: ,,Revalidatie van geestelijke gestoorden'" Y. v. d. Wielen, den Haag.
ARUBA De afdeling kwam bijeen op donderCag 9 januari jl. in het Nieuwe Laboratorium van de Gezond.heidsdienst. De agenda vermeldde een voordracht van Lawrence F. Quigley van de American Cleft Palate Association over ,,the oral changes in Reverse Smoking" J. H. Frenken, Oranjestad.
A m e r s f o o r t en O m s t r e k e n
In memoriam Dr. J. W. Schmelling. Vlak voor het einde van het jaar, op 29 december 1963, is in de ouderdom van 57 jaar, na een langdurig ziekbed, overleden collega Dr. Johan W. Schmelling, huisarts te Amersfoort. Hiermede kwam een einde aan een zeer druk, welbesteed en rijk leven. Gepromoveerd in 1934 bij Prof. de Josselin de Jong, leek het er aanvankelijk op dat hij als patholoog-anatoom zijn wetenschappelijk werk verder zou voortzetten. Hij vestigde zich evenwel in A m e r s f o o r t als huisarts en wist zich daar een gedegen praktijk op te bouwen. Naast zijn medisch werk ontplooide Schmelling een enorme activiteit als organisator in ons verenigingsleven. Vanaf 22-4-1947 was hij voorzitter van het Algemeen Ziekenfonds ,,Amersfoort en Omstreken", vanaf 1951 voorzitter van de Stichting Geneeskundige Kontrole ,,Instituut Samenwerkende Ziekenfondsen". Hij was lid van Gewest I I I Federatie ,V.M.Z. Centrum Nederland" en van de Landelijke Raad. Bovendien had hij zitting in talrijke commissies. Voor alle artsen heeft hij zich op deze posten buitengewoon verdienstelijk gemaakt. Wij hebben slechts een enkele maal gelegenheid gehad hem onze waardering hiervoor te betuigen, daar hij uiterst bescheiden was en afkerig van elk eerbetoon. Zijn reeds genoemd organisatietalent, zijn gave o m moeilijkheden op te lossen en zijn wonderbaarlijk geheugen waren eigenschappen, die hem een grote plaats gaven in de harten van hen, waarmee hij omging. Aan dit bruisende leven is thans een einde gekomen. Wij betreuren een goed vriend en waardevol mens.
VARIA
Tot de door hun omvang indrukwekkende bladen die ons bereiken behoort zeker ook de wekelijks verschijnende ,,Journal of the American Medical Association" (JAMA). Voor de aardigheid hebben wij een van de nummers van JAMA, dat van 7 december 1963, eens ontleed naar de verdeling van tekst en advertenties. Dit nummer bevat in totaal 366 pagina's. 90 daarvan bevatten de redactionele inhoud, dat wil zeggen de verschiltende artikelen. Tussen deze negentig pagina's treft men geen enkelr advertentie aan. In het advertentieblok van 276 pagina's, dat zich om deze redactionele inhoud bevindt, staan 43 pagina's mededelingen van zeer uiteenlopende aard. De rest, dus 233 pagina's, is advertentie. De verhouding advertentietekst is dus ongeveer twee staat tot 66n. Wij herinneren ons ergens eens te hebben getezen, dat de American Medical Association (AMA) ongeveer 4 miljoen dollar per jaar uitgeeft voor acties tegen de regering.
Zijn pati~nten betreuren een voortreffelijk medicus en raadsman. Zijn vrouw en kinderen verliezen nog veel meer. Onze gedachten en onze deernis gaan naar hen uit. Zeer vele vrienden, pati6nten en collega's hebben Schmelling naar zijn laatste rustplaats begeleid. Moge hem thans de rust gegeven zijn, die hij hier niet gekend heeft. Hij ruste in vrede. D. Kuiper Amersfoort, 21 januari 1964. H u n s i n g a - F i v e l i n g o - W e s t e r k w a r tier
De afdeling kwam bijeen op woensdag 15 januari jl. in ,,De F a u n " te Groningen. De agenda vermeldde als spreker Dr. W. H. Brumrnelkamp te Amsterdam over: ,,Behandeling in hoge druktank". J. Helfrich, Oldehove. G o u d a en O m s t r e k e n
Op donderdag 16 januari jl. werd een afdefingsvergadering gehouden in het St. Jozef Ziekenhuis. De agenda vermeldde een voordracht door collega Van der Wiel (geillustreerd met dia's) over zijn reis naar Zuid Afrika. H. J. Sarink, Gouda. A r n h e m en O m s t r e k e n
Er was een afdelingsvergadering op vrijdag 17 januari jl. in het gebouw ,,Volksuniversiteit". De agenda vermeldde een voordracht door Dr. O. J. ten Thije, internist te Utrecht over: ,,Iatrogeen ulcus-lijden".
De AMA zou dit kunnen doen vanwege de enorme opbrengst van de advertenties in de verschillende bladen, die zij uitgeeft.
,,Het stemt tot verheugenis," aldus kan men lezen in het ,/erslag van de werkzaamheden van het VoQrlichtingsbureau voor de Voeding over 1962, ,,dat in medische kringen groter belangstelling voor voedingsvraagstukken komt dan voorheen. Het tijdschrift ,,Huisarts en Wetenschap" zocht samenwerking en een artikel over het Bureau werd gepublieeerd. Er is overleg gaande omtrent een meer duurzame samenwerking. In het ,,Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde" zijn in de rubriek ,,Vraag en antwo6rd" voedingsvragen behandeld en advies werd gegeven over redactionele artikelen onder de rubrick ,,Commentaar". Ook de ,,Geneeskundige Gids" en ,,Medisch Contact" toonden belangstelling voor voedingsvraagstukken. Met de artsen zelf komt het contact slechts aarzelend tot stand. Incidenteel had een meer intensieve voorlichting plaats. Zo was er ook dit jaar een goed en intensief
J. N. van der Horst, Arnhem.
contact met de schoolartsen. Het zgn. ,,Ori~nterend Schoolkinderenonderzoek" heeft dit contact nog versterkt. Het contact met de huisartsen was moeizaam. Het had incidenteel plaats wanneer een arts mate, riaal vroeg of gegevens voor een lezing nodig had, die hij b.v. voor de plaatselijke afdeling van een kruisorganisatie moest houden. Het veelvuldigst contact vond plaats over dieetvoeding. De groep huisartsen is overigens te omvangrijk om meer dan incidenteel persoonlijk contact te kunnen onderhouden."
Per 1 januari 1964 heeft een klein aantal van de periodieken die ons onder ogen komen een uiterlijke verandering ondergaan. Wij maakten reeds melding van het felt, dat het Pharmaceutisch Weekblad inderdaad een weekblad is geworden, ecn andere omslag kreeg en aan enkele andere kleine wijzigingen onderhevig is geweest. Ook het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde kreeg een geheel nieuwe omslagpagina en onderging enkete typografische wijzigingen binnenin. Het Duitse artsenblad ,,,~rztliche Mitteilungen" kreeg een 81
aanzienlijk aantrekkelijker buitenkant. Bovendien veranderde dit blad zijn naam enigszins. Vroeger heette het ,,,~rzttiche Mitteitungen" en had als ondertitel ,,Deutsches ~,rzteblatt". Nu is het precies andersom. Wij zullen het blad dus voortaan moeten citeren als ,,Deutsches ,~rztesblatt". Tenslotte heeft ook ,,British Medical Journal" de verleiding niet kunnen weerstaan om per 1 januari ,,a number of changes" te introduceren. Zijn land van herkomst waardig is het blad daarbij het minst uitgelaten. Bij het doornemen van het eerste hummer 1964 zagen wij wel d a t e r iets was veranderd, maar wat het nu precies was moesten wij lezen in een begeleidende ,,editorial". Het blad blijkt iets groter van formaat te zijn geworden, en na 27 jaar te zijn overgegaan op een ander lettertype. De meest duidelijke vooruitgang vinden wij de veranderingen in de inhoudsopgave. Deze is nu systematischer opgezet, waardoor her gemakkelijker is te vinden war men zoekt. In de genoemde ,,editorial" worde n o o k nog enkele andere mededelingen over het blad gedaan. Daaruit blijkt dat B.M.E een oplage heeft van 83.000 exemplaren. 58.000 daarvan blijven in Engeland, 25.000 maken iedere week een reis over zee. Ongeveer 90 pct van de Engelse artsen heeft een abonnement op het blad.
In Duitsland schijnen enkele artsen te beschikken over een eigen ongevallenauto (Unfallbehandlungsfahrzeug, soms Praximobil genoemd), die zij vooral gebruiken bij verkeers- en arbeidsongevallen. De commissie verkeersgeneeskunde van de Bundes~irztekammei" roept deze. artsen op zich met haar in verbinding te stellen, o m eventueel tot het uitwisselen van er~/aringen te kunnen komen.
,,De grijze stad, de machtige metropool met zijn miljoenen mensen is een dodelijke gigant voor alleenstaanden. In Hampstaed
@
@ @ .@ @
@ S
82
N u m m e r 1, 1964 van het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde is vrijwel geheel gewijd aan de nieuwe Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Een aantal deskun-digen wijdt in korte beschouwingen aandacht aan de verschillende facetten van deze wet.
De Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Noord Holland zal op 11 maart 1964 in de Concertzaal te Haarlem zijn Provinciale Gezondheidsdag houden. Deze dag zal worden gewijd aan het onderwerp ,,Kamperen".
Het bestuur van het Deventer Onderling Ziekenfonds van 1860 heeft, aldus bericht Het Ziekenfonds-Orgaan van de Centrale Bond van Onderling Beheerde Ziekenfondsen-, besloten aan alle echtparen, die hun eerste baby krijgen, gratis een boekje te zenden met richtlijnen over het voorkomen van t a n d b e d e r f . Het is het boekje ,,Gaaf Houden", geschreven door Dr. H. Egyedi. In een bijgesloten circulaire beveelt de chef-tandarts van het tandheelkundig centrum van D.O.Z. het boekje bij de ouders aan.
+
+
+
bijvoorbeeld, een van de Londense wijken waarin duizenden kamerbewoners leven, krijgt de politie elke week met een wanhoopsdaad van een totaal vereenzaamde te maken. Het zijn zaken, waarover men in Nederland zwijgt, omdat daar het probleem niet zo ernstig ligt. Het zijn zaken, waarover men zich in Londen zorgen maakt. Eenzaamheid. ,,Dat is vragen om een beetje suiker bij het meisje dat in de kamer naast je woont, terwijl je zelf nog een pond hebt staan", zei maanden geleden een Engelse ambtenaar, die op een der vele imposante ministeries werkt." Aldus Pennewip in de bespreking van een boekje in de Volkskrant.
In het Suid-Afrikaanse Tydskrif vir Geneeskunde, het officieel orgaan van ,,Die. Mediese Vereniging van Suid-Afrika, van 28 december 1963 wordt een hoofdartikel gewijd aan de gevaren die de midd61bare leeftijd bedreigen, Wij citeren daaruit de eerste alinea en het slot: ,,Afgesien van die veelvuldige bedreiging van die middeljare op 'n fisiese vlak-kroonaartrombose, hipertensie, skeletbelemmetinge, ens. moet elke mens waak daarteen dat die minder opvallende bedreiging wat op die sielkundige en geestelike vlakke optree, hom nie onverhoeds oorval n i e . . . " ,,Die middeljare is dus veral die tyd wanneer elke denkende mens op sy hoede moet wees teen konformiteit, geestelike luiheid en stagnerende eenselwigheid. Om in staat te wees om die mense wat na
i
MEDISCH
CONTACT
Verschijnt wekelijks Abonnementen voor niet-leden f 2 0 , - - . Losse nummers f 0 , 5 0 . R E D A C T I E EN A D M I N I S T R A T I E De redactie en administratie is gevestigd: Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Telefoon 242535 - Postgiro 58083 ADVERTENTIES De advertentie-exploitatie Medisch Contact is gevestigd: Van Ostadestraat 233, A m s t e r d a m - Z , Telefoon 719911; postgiro 58083 ten name van de Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst onder vermelding- advertentieexploitatie Medisch Contact. Advertenties in dit blad behoeven de goedkeuring van de redactie en kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd. A D R E S S E N VAN DE M A A T S C H A P P I J , H A A R O R G A N E N , ENZ. Gevesfigd: Keizersgracht 327 - Amsterdam-C. - Telefoon 242535. Bureau Hoofdbestuur, Dagelijks Bestuur, Boekhouding, Bureau voor Waarneming en Vestiging 8.30-17 uur. (Na 18 uur en zondags tel. 79.89.84) - - Landelijke Huisartsen Vereniging - - Landelijke Specialisten Vereniging - - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstvei'band - - Specialisten Registratie Commissie - - L.A.C.C.
Ondersteuningsfonds weduwen en wezen: postgiro 111950, Keizersgracht 327; A m sterdam-C.,secr. F. Weijnen, Vijverweg 14, Sittard, tel. 3363. Raad van Beroep: secretaris Dr. H. Navis, Sonsbeekweg 6, Arnhem. i
ons om hulp opsien te help, is daar twee dinge wat gedoen kan word: In die eerste instantie moet ons as geneeshere beret voorbereiding ontvang om nie net liggaamlike siektes te genees hie, maar om ook behulpsaam te wees ten opsigte van die moeilike probleme wat ons as siektes van spanning en drukte en ook van stagnasie kan beskrywe. En om dit suksesvol te kan doen, moet ons allereers in staat wees om onsself op hierdie gebied te help. In die tweede plaas sal dit nodig wees dat daar 'n wyere besef kom van die beginsels wat aan die grond van 'n gelukkige en gesonde lewe 1~, en die aanvaarding van die felt dat wat hicrdie beginsels betref elke mens self in 'n groot mate sy ele hell Kan uitwerk. Hierdie beginsels kan soos volg opgesom word: (1) Die nastrewe van goeie, liggaamlike en geestesgesondheid, (2) die aankweek van 'n saaklike lewensverhouding, (3) 'n sin vir humor, (4) planmatigheid, (5) gesonde sociale omgang, (6) die doen van bevredigende werk, (7) rus en ontspanning, en (8) 'n behoudende lewensfilosofie."