MEDISCH
OFFICIEEL O R G A A N V A N DE K O N I N K L I J K E
T
N E D E R L A N D S C H E MAATSCHAPPIJ T O T BEVORDERING DER G E N E E S K U N S T
Hoofdredacteur W. J. Royaards - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, v o o r z i t t e r ; Prof. Dr. A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzitter ; Dr. C. de Groot, Rotterdam, secretaris ; Dr. M. van der Stoel, Voorschoten, penningmeester ; A. Taminiau, Tilburg - Redactie en abonnementenadministratie Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel. 242535.
N I E U W E P A D E N V O O R DE H U I S A R T S Enige weken geleden 3) hebben wij, naar aanleiding van de discussie in de algemene vergadering van 6 juli jl., gewezen op de schrille tegenstelling tussen de tot een administratieve formaliteit teruggebrachte inschrijving van een ziekenfondsverzekerde op naam van een huisarts zonder dat daarbij van bewust aanvaarden van deze keuze van de kant van de huisarts sprake is en het ,,kennismakingsonderzoek', dat men zich voorstelt in te voeren bij het experiment inzake de gezondheidszorg in de droogkomende Zuiderzeepolders. Hen, die zich bij bet lezen van deze regels hebben afgevraagd wat met een dergelijk ,,kennismakingsonderzoek" bedoeld wordt, zou men het liefst willen verwijzen naar het rapport van de in 1954 ingestelde commissie, die in opdracht van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid de gezondheidszorg in de droogkomende Zuiderzeepolders heeft bestudeerd. Dit is echter niet mogelijk, omdat het uit die studie voortgevloeide rapport nog steeds niet door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is vrijgegeven voor publikatie. Over de reden van deze terughoudendheid heeft men kunnen lezen in het artikel ,,Inpoldering en Gezondheidszorg" 2) in Medisch Contact 1962 no. 38. Men kan echter ook in het door de commissie van de Maatschappij voor Geneeskunst over hetzelfde onderwerp uitgebrachte rapport, dat gepubliceerd werd in M.C. van 11 april 1957, reeds de suggestie van een dergelijk kennismakingsonderzoek aantreffen. Het is duidelijk, dat men daarbij gedacht heeft aan de mogelijkheid, dat de huisarts zijn werk beter zou kunnen doen, als hij beschikt over de volledige anamnese en de resultaten van een lichamelijk onderzoek van zijn patiEnten op het moment van de vestiging in de polder. De mogelijkheid van een adequate behandeling van op die wijze tijdig opgespoorde, niet eerder bekende afwijkingen doet zich daarbij voor, terwijl de continuiteit van de supervisie, c.q. behandeling van eventuele chronische kwalen beter is verzekerd. Uit een dergelijk onderzoek vloeit verder de mogehjkheid voort van verzamelen en wetenschappelijk bewerken van medische gegevens van de gehele bevolking van een begrensd gebied. Tenslotte
wordt, omdat bij een dergelijk onderzoek het gehele gezin betrokken is, door dit kennismakingsonderzoek van meet af aan een band gelegd tussen de huisarts en het gezin. Het is op dit laatste aspekt, dat nog eens met nadruk wordt gewezen door collega C. F. Brenkman in zijn onlangs verschenen proefschrift ,,De huisarts en het gezin van zijn patient" a). Deze wijst met name op het voordeel, dat de huisarts dit gesprek, dat hem een aantal basisindrukken moet verschaffen over het gezin van zijn potenti~le patiEnten, niet voert op het ogenblik, dat de patient hem komt raadplegen, maar op een zelf gekozen geschikt moment. Collega Brenkman gaat er van uit, dat dit kennismakingsbezoek zou moeten plaatsvinden, nadat het betrokken gezin de keuze op een huisarts heeft bepaald en de arts daaromtrent de mededeling van het ziekenfonds heeft ontvangen. O o k niet-verzekerden blijken er reeds nu herhaaldelijk prijs op te stellen met hun dokter kennis te maken, alvorens hulp wegens ziekte moet worden ingeroepen. In dit proefschrift - waarop wij in Medisch Contact nog nader hopen terug te komen - wordt aan het kennismakingsbezoek veel waarde gehecht, omdat her daardoor mogelijk zal zijn de gezinssituatie te onderzoeken, vddrdat deze vrij zeker veranderd is onder de invloed van langdurige ziekte of klachten van een of meer gezinsleden. Het kennismakingsonderzoek, waarbij de toestand van de patient en die van zijn gezinsleden en de daarbij bestaande verhoudingen aan een onderzoek worden onderworpen, is 6dn van de vele nieuwe gedachten, die bezig zijn zich baan te breken over de taak van de huisarts in de gezondheidszorg. Nauw verbonden met de bezinning hierop, zijn de vraagstukken betreffende de opleiding van de huisartsen en de wijze van functioneren van de huisartsenpraktijk. Op dit gebied wordt op het ogenblik uitvoerig gestudeerd. Het is vooral het Nederlands Huisartsen Genootschap dat zich op dit terrein beweegt. Dit genootschap beschikt over een aantal studiecommissies en heeft allerlei projekten opgesteld, waarvan een der voornaamste is de oprichting 595
van een H u i s a r t s e n l n s t i t u u t , d a t o n d e r leiding zal s t a a n van het b e s t u u r van het g e n o o t s c h a p en n a u w zal s a m e n w e r k e n met de m e d i s c h e faculteit le U t r e c h t . D e d e s b e t r e f f e n d e , , N e d e r l a n d s e Stichting tot B e v o r d e r i n g d e r H u i s a r t s e n G e n e e s k u n d e " is r e e d s dit v o o r j a a r o p g e r i c h t en men h o o p t d a t het i n s t i t u u t in 1964 zal , , d r a a i e n " . O o k o p a n d e r e p l a a t s e n o n t s t a a n t u s s e n de universiteiten en de h u i s a r t s e n s t e e d s m e e t b a n d e n . C o a s s i s t e n t s c h a p p e n bij h u i s a r t s e n v i n d t m e n r e e d s bij de m e e s t e o n z e r u n i v e r s i t e i t e n . I n N i j m e g e n b e s t a a t een l e c t o r a a t in de Sociale G e n e e s k u n d e van het gezin en o o k in Leiden w o r d t in s a m e n w e r k i n g m e t de m e d i s c h e faculteit een initiatief u i t g e w e r k t o m t e k o m e n tot een p a r a - u n i v e r s i t a i r H u i s a r t s e n - I n s t i t u u t . H e t v e r s t g e v o r d e r d is m e n o p dit o g e n b l i k m i s schien wel in G r o n i n g e n . D e o v e r t u i g i n g , d a t het bij studie alleen niet m o e t blijven, m a a r d a t d a a r n a a s t o o k e x p e r i m e n t e n m o e t e n w o r d e n g e n o m e n heeft Prof. D r . K. J. v a n D e e n , h o o g l e r a a r in de Sociale G e n e e s k u n d e , er toe g e b r a c h t het initiatief te n e m e n v o o r een , , r e s e a r c h - en t e a c h i n g u n i t v o o r de huisa r t s e n p r a k t i j k " , w a a r v o o r het g e b o u w t h a n s in a a n b o u w is. D e tezer die zich d a a r v o o r i n t e r e s s e e r t verwijzen wij n a a r een a r t i k e l h i e r o v e r , d a t men in deze aflevering kan aantreffen. Uit dit alles blijkt d u i d e l i j k de behoefte a a n vernieuwing, die r e e d s vele j a r e n - o o k in de k r i n g tier h u i s a r t s e n - w o r d t gevoeld, A l l e r w e g e n w o r d t n a a r s tig g e z o c h t n a a r nieuwe p a d e n en m e t v o l d o e n i n g k a n w o r d e n v a s t g e s t e l d , d a t bij dit z o e k e n de huisa r t s e n z e l f een b e l a n g r i j k e r o l vervuTlen. R. ~) Zie M.C. van 26 juli 1963, pag. 534. ~) In dit artikel moet tengevolge van een zetfout op pag. 607 de l l e tot en met de 14e regel van de rechterkolom gelezen worden onderaan de linkerkolom. :3) Uitgave Van Gorcum, Assen.
18e Jaargang
-
INHOUD 23 augustus 1963
-
No. 34
Nieuwe paden voor de huisarts . . . . . Research- en teachingunit voor huisartsenpraktijk aan Rijksuniversiteit te Groningen Premieverhoging voor de ziektekostenverzekering . . . . . . . . . . . . Arts en dierenarts: toxocara-infecties, een medisch en diergeneeskundig probleem, door J. Jansen jr . . . . . . . . . . . Sociale verzekering in de Euromarktlanden Ondoelmatig vergaderen . . . . . . . Wat zou u doen en waarom ? . . . . . Nieuwe uitgaven . . . . . . . . . Het werk van de Keuringsraad Aanprijzing Geneesmiddelen . . . . . . . . Van de Sociaal Geneeskundigen Registratie Commissie . . . . . . . . . .
Personalia . . . . . . . . . . . Varia . . . . . . . . . . . .
596
595 597 600 601 602 603 605 605 606 608
609 610
,,MODERNE GENEESKUNDETWE ESTRO M E N LA N D" Het mocht u door uw vakantie zijn o n t g a a n . . . Tot 4 september a.s. kunt u zich opgeven voor het Lustrum-Symposion van de Apeldoornse Artsencursus ,,Moderne Geneeskunde - Tweestromenland" op 14 september in het gebouw van de Autotechnische School, Loolaan 48, Apeldoorn. aanvang 10 uur. Pro1: Formijne, ProI\ Janse de Jonge en Prol\ Buytendijk zullen zich met u bezinnen op de vraag of de moderne geneeskunde zich toespitsend zal specialiseren op natuurwetenschappelijke basis dan wel moet streven alle aspecten van het menszijn in haar beschouwing te betrekken. Of vormt de geneeskunde een tweestromenland, dat vruchtbaar moet worden door invloed van beide stromen ? Aanmelding voor het symposion aan F. Piekema, arts, Ugchelseweg 88 te Apeldoorn onder gelijktijdige storting van het inschrijfgeld ad f 10,-- (lunch inbegrepen) op giro 824838 van de Rotterdamsche Bank te Apeldoorn (rekening Artsencursus Apeldoorn). Voor uitvoeriger programma-vermelding zie M.C. van 5 juli it. pagina 501 en het in dat nummer ingesloten inlegvel.
AFFICHES TEGEN HET ROKEN Het Engelse ministerie voor Volksgezondheid heefl drie nieuwe affiches gericht tegen het roken uitgegeven. Een daarvan toont een gevangene die door een traliewerk van sigaretten probeert te breken. Her opschrift luidt: "You can break free if you want to. Cigarettes are only a habit!" De tweede affiche toont een schaap, dat een sigaret rookt en zegt: "'Yes, 1 smoke, but then I'm just another sheep. What about you ?" De derde affiche toont een jongen, wie een sigaret wordt aangeboden. Daaronder staat: "Before you smoke, T H I N K : cigarettes cause lung cancer". Een eerder uitgegeven affiche met ook een rokend schaap erop (."Why be another sheep ? Before you s m o k e - - T H I N K " ) is opnieuw uitgegeven als bladwijzer, met op de achterzijde de woorden: "DANGER: The more cigarettes you smoke, the greater the risk of death from lung cancer, chronic bronchitis, or heart disease. YOU HAVE BEEN WARNED." Associated Press meldt, dat een conferentie van de British Medical Association een beroep op de regering heeft gedaan om een grote campagne te beginnen tegen bet token van sigaretten en de huidige actie met affiches intensiever te maken. Dr. Robert A. Mcilrath, een arts uit Belfast, zou hebben gezegd, dat in Engeland verleden jaar 26.000 mensen aan longkanker zijn overleden, waarvan 20.000 gevallen vetband zouden houden met het roken van sigaretten.
Het ktboratorium voor sociale geneeskunde te Gron&gen in de laatste )Case van de bouw. Links onder (acht ramen) wordt geheel ingericht als ,proeJ)n'akt(ik" ; zie ook plattegrond. In het midden ziet men de hoojdingang. De patienten zullen echter binnenkornen en weggaan door een eigen, niet op de Jbto zichtNu'e h~gang.
RESEARCHEN TEACHINGUNIT voor Huisartsenpraktijk aan Rijksuniversiteit in Groningen Regelmatig wordt de laatste jaren gesproken en geschreven over de opleiding van huisartsen en de wijze van funktioneren van de huisartsenpraktijk. Herhaaldelijk hoort men daarbij ontevreden geluiden en worden wensen uitgesproken om tot verbetering van beide te komen. Men kan niet stellen, dat tot dusverre geen concrete pogingen zijn ondernomen, die tot een verbetering zouden kunnen leiden. Zeker wat betreft de opleiding van medische studenten tot huisarts en de nascholing van reeds gevestigde huisartsen zijn overal nieuwe ontwikkelingen waar te nemen; maar deze verkeren hog vrijwel alle in een rain of meer vrijblijvend stadium. De definitieve stap om de huisartsengeneeskunde ook in praktische zin academisch te maken heeft men nog niet durven nemen. Men vergelijke b.v. Dr. F. J. A. Huygen in Huisarts en Wetenschap, 6 (1963) 74-75: ,,De universiteiten in West-Europa beschikken echter louter over specialistische afdelingen en - een enkele uitzondering als Edinburgh daargelaten - niet over huisartsenpraktijken. Aan een systematische, wetenschappelijke ontwikkeling van gezinsgeneeskunde wordt van universitaire zijde weinig of niets gedaan." In dit verband gezien verdient een voor her vasteland van'Europa nieuw experiment van Prof. Dr. K. J. van Deen, hoogleraar in de sociale geneeskunde aan de Rijksuniversiteit te Groningen, grote aandacht. Hij heeft in zekere zin de knoop van de theoretische discussie, waarbij men bij deze probleemstelling nog vaak blijft zitten, doorgehakt door het werk zoals dat door de huisarts wordt verricht op (praktisch) wetenschappelijke wijze te gaan bestuderen en de bevindingen hiervan in onderwijs en nascholing te gaan integreren. Onder zijn leiding wordt momenteel in Groningen een nieuw laboratoriurn voor sociale geneeskunde gebouwd,
(het is bijna gereed), waarin o.m. een research- en teachingunit betreffende de huisartsengeneeskunst wordt ondergebracht en waarin in een later stadium ook het ruimere gebied van de zg. ,,medical care" kan worden bestudeerd. In dit centrum zal zowel op praktische als theoretische wijze worden onderzocht hoe een huisartsenpraktijk funktioneert, kan en zou moeten funktioneren en welke problemen van sociaal-geneeskundige aard zich daarbij voordoen. Tevens zal her centrum een schakel zijn in her onderwijs aan medische studenten. En tenslotte zal bewust worden getracht vanuit dit centrum en vanuit de gehele sociaal-geneeskundige afdeling de groeiende verwijdering tussen universiteit en praktizerende huisarts tegen te gaan en de gewenste harmonische uitwisseling tussen praktijk en wetenschap te herstellen. Op deze wijze zal een geheel gesloten cyclus in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en de praktische toepassing daarvan kunnen worden verkregen, waarbij de werelden in en buiten de universiteit elkaar wederzijds kunnen beinvloeden en stimuleren. Her lijkt niet onwaarschijnlijk, dat dit initiatief ook door andere dan medische fakulteiten met aandacht zat worden gevolgd. De grote scheiding die in vele opzichten bestaat tussen universiteit en praktijk, een scheiding die door de snelle ontwikkeling der wetenschappen steeds groter dreigt te worden, wordt door velen als een groot gevaar gevoeld. Wij zullen trachten de opzet van het experiment te Groningen hier systematisch te beschrijven. Uitgangspunt : de p r a k t i j k
Het grondprincipe, waarvan men bij het ontwikkelen van de research- en teachingunit uitgaat, is dat het onder597
zoek moet worden verricht aan de hand van de praktijk. Daartoe is kontakt opgenomen met een huisarts uit de stad Groningen, D. A. Kramer. Diens reeds jaren bestaande praktijk, waarvan de praktijkruimte is ingericht volgens de mogelijkheden en beperkingen die de huisartsenpraktijk in het algemeen heeft (zie foto), is uitgangspunt van het researchwerk. Van universiteitswege is aan deze huisarts een assistent-arts toegevoegd (J. C. Sjobbema); voorts heeft hij een volledig opgeleide doktersassistente (mej. A, Staal) voor receptie, administratie en laboratoriumwerk. Dit team van drie is na zorgvuldig beraad bijeengebracht, omdat het voor het slagen van het initiatief van zeer veel belang is, dat deze drie teamleden op goede wijze zullen samenwerken. De samenwerking staat voorop; waar van direkte leiding sprake is, berust deze uit de aard van de zaak bij de huisarts Kramer. Volgens een door hem opgesteld schema voeren de beide artsen de praktijk. Her is de bedoeling de omvang van de praktijk binnen bepaalde grenzen te houden, zodat de beide artsen na een zekere inwerkperiode inderdaad tijd vrij krijgen (_1~ vier uur per dag) om zich aan research in meet strikte zin en aan het onderwijs te kunnen wijden (zie hieronder). Her onderzoek zal zich in eerste instantie beperken tot het noteren en onderling bespreken en volgen van bepaalde problemen uit de dagelijkse praktijk (bv. standaardmoeilijkheden op geneeskundig en sociaal-geneeskundig gebied). In tweede instantie zal de huisarts de beschikking krijgen over de ,,proefpraktijkruimte" in het laboratorium voor sociale geneeskunde. Naar eigen keuze zal hij in de naaste toekomst of in zijn eigen huis of in het laboratorium praktijk kunnen houden.
Uiteraard gaat het er in de eerste plaats om, te zoeken naar de beste oplossingen war betreft de inrichting en de wijze van praktijkvoeren in een huisartsenpraktijk; daarbij zal echter gestreefd worden naar oplossingen die ook buiten dc researchpraktijk kunnen worden verwezenlijkt. Prof. Van Deen gaat er overigens wat dit betreft vanuit, dat als iets werkelijk goed is en toepassing wenselijk moet worden geacht eigenlijk niets in de weg zou mogen staan, en zeker geen financiele bezwaren, om het dan ook uit te voeren. De praktijk - beganegronds - is als volgt ingericht (zie ook de hierbij afgedrukte plattegrond): Aan de voorzijde liggen twee units van telkens een spreekkamer en een behandelkamer. De beide units zijn verschillend van opzet. In de eerste spreekkamer (I) is geprobeerd door inrichting en meubilering een sfeer te scheppen, die her voeren van een gesprek tussen patient en arts bevordert. In deze spreekkamer komen in het geheel geen medisch-technische voorzieningen voor; deze zijn aanwezig in de bijbehorende behandelkamer (2, 3). In de tweede unit (5, 6) is meet de nadruk gelegd op efficient en snel werken. De twee units zullen afwisselend of eventueel ook tegelijk worden gebruikt. Aan de achterzijde bevinden zich twee wachtkamers; een kleinere (7), waarin alleen enkele eenvoudige stoelen zulten staan, en een grotere (9), waar meer comfort en sfeer zal zijn en waarin ook een speelhoek voor kinderen wordt aangebracht. Tussen de beide wachtkamers, die ook afwisselend of eventueel tegelijk zullen worden gebruikt, is een grote kamer voor de doktersassistente: Zij zal daar de administratie kunnen bijhouden en over een klein laboratorium beschikken. Tenslotte is er nog een kamer (10), waarin de maatschappelijk werkster en wijkverpleegster, indien gewenst, met de patienten kunnen spreken. In deze opzet ziet men dus al een streven naar co6rdinatie van hulpverlening aan de patienten, waarvan ook de verdere mogelijkheden en wenselijkheid zullen worden onderzocht. In ieder geval bevordert werken in 66n gebouw de mogelijkheid van
De praktijkruimte in het laboratorium wordt zo ingericht, d a t e r op allerlei manieren en met allerlei verschillende hulpmiddelen kan worden gewerkt en geexperimenteerd. Daarbij wordt er, rekening houdend met de beperkingen van de gewone praktijk, bewust naar gestreefd zowel zeer goede als ook minder idea|e toestanden te onderzoeken.
Een sterk vereenvoudigde plattegrond van het gedeelte van het taboratorium voor sociale geneeskunde te Groningen, dat wordt ingericht als ,,proefpraktijk". Het grondoppervlak hiervan is 204 m 2
7 Wachtkamer
Ingang p~tlem er,
8
9 Wacht karnt,~
Dokte, sassl~Ietltc
"~4
Wr/k~e, pleegster Maatschappel,lk
13
(12 • ~z m).
4
b
Kiecdkar~ler Donke, e kam
5 Beh.mdelk amer
1 2 Behandelkame,
[It Ll!l ~r
598
1 : 200,
I! i:L
hlgang
Labol.
v
Socialr
Geneeskundq
Een plattegrond van de praktijkruimte van de huisarts D. A. Kramer te Groningen.
Ill/Ill,Ill
~(ha,~l1
200
$
~0 m
Sp, e e k k a n l e c
/
nauwere samenwerking tussen de in een huisartsenpraktijk voor de gezondheid werkzame personen. In de gehele ruimte wordt ook ge~xperimenteerd met war men zou kunnen noemen secundaire voorzieningen; verlichting, vloerbedekking, geluidisolerende materialen, oproepsystemen, enz. Melding dient nog te worden gemaakt van de sterilisatiekamer en de ruimte voor de liking van (medische) instrumenten. Van beide zullen ook de huisartsen in en om de stad Groningen gebruik kunnen maken. De rest van het gebouw is voornamelijk bestemd voor de afdeling sociale geneeskunde (men treft er o.a. een bibliotheek, een colloqiumkamer, een archief- en tekenkamer aan);
Een vooraanzicht van her huis wm de Groningse huisarts, D. A. Kcamer ; het slandaardtype van een Nederlands herenhuis. Vele huisactsen zullen met ongeveer deze[Jile ruimte werken. Aan de straatz(/de ligt de spreekkamer, waarin ook een gedeelte van de adm#listratie is ondergebracht. De daarachter gelegen kamer is de behandelkamer ; daarin is een kleine kleedruimte aangebracht, die ook als donkere kamer kan worden gebruikt. Helemaal achter in het huis bevinden zich hog een wachtkamer en een kamer voor de assistente. Het geheel is eenvoudig, elt zo doelmatig mogelijk ingericht.
Behandelkamer
B,r,nenp~aat s
1/ ............
tevens is in hetzelfde gebouw voorts de afdeling anthropogenetica gehuisvest. R e s e a r c h en o n d e r w o s
Verwacht wordt, dat de huisarts en zijn assistent na een inwerkperiode tijd zullen overhouden voor nader onderzoek op het gebied van de huisartsengeneeskunde. Daartoe zat iedere middag een teambespreking worden gehouden. In dit team zullen na verloop van tijd zijn opgenomen: Kramer (ervaren huisarts), Sjobbema (drie jaar geleden afgestudeerd als arts; heeft enige tijd als vacantie-assistent op de interne afdeling van bet academisch ziekenhuis en in een tiental huisartsenpraktijken als vervanger gewerkt), een wijkverpleegster (vakature), een maatschappelijk werkster (vakature) en de hoogleraar in de sociale geneeskunde, Prof. van Deen. Deze samenstelling van het team, met leden van zeer verschillende leeftijd, opleiding en ervaring en met zowel mannen als vrouwen, biedt de mogelijkheid om 6n de problematiek van de individuele patient 6n die op bet gebied van huisartsen- en sociale geneeskunde in zeer wijde zin en op adequate wijze te bespreken en te bestuderen. Tijdens de teambesprekingen worden in de eerste plaats problemen aangaande de pati6nten behandeld en indien belangrijk zullen bepaalde (ziekte-)beelden, verschijnselen of vraagstukken nader worden gevolgd en bestudeerd. In de tweede plaats wordt gesproken over technische problemen, over de resultaten met bepaalde werkwijzen, de inrichting van de praktijk en de technische hulpmiddelen, over medisch-ethische problemen en over wat verder van belang lijkt. Van de besprekingen worden notities gemaakt, waarvan weer in groter verband gebruik kan worden gemaakt: bv. bij stafbijeenkomsten met assistenten, bij colleges en bijeenkomsten met huisartsen. Tevens kunnen hiervan weer stimulansen uitgaan voor nieuwe onderzoekingen. Zoals gezegd zullen de research- en teachingunit en het laboratorium voor sociale geneeskunde een schakel kunnen vormen in het onderwijs van de medische studenten en in her kontakt tussen huisarts en universiteit. War het onderwijs betreft: de in de proefpraktijk werkzame huisarts zal colleges geven aan vijfdejaarsstudenten; deze vijfdejaarsstudenten zullen gedurende acht middagen in de unit met de leden van het team groepsbesprekingen kunnen houden over allerlei onderwerpen betreffende de huisartsen- en sociale geneeskunde. Edn middag per week wordt aan de semiartsen gelegenheid geboden vragen te stellen. De semi-artsen hebben bovendien een co-assistentschap sociale geneeskunde van vier weken, waarvan twee weken in
599
een huisartsenpraktijk worden doorgebracht. Van dit co-assistentschap wordt in een persoonlijk onderhoud met de hoogleraar verslag uitgebracht. De ervaringen van de co-assistenten worden gebruikt om het onderwijs in sociale geneeskunde te toetsen en zo mogelijk te verbeteren. De huisarts zal in sommige gevallen op zijn beurt ook kunnen profiteren van de kennis van nieuwe ontwikkelingen in de geneeskunst, die de semi-arts bezit. In de praktijk is gebleken, dat deze kontakten van beide zijden zeer op prijs worden gesteld. Ten behoeve van de nascholing zullen in de toekomst in het laboratorium studiedagen en cursussen voor huisartsen worden gehouden. Hoe deze zullen verlopen en wat de inhoud ervan zal zijn, zal in onderling overleg worden uitgemaakt. De huisartsen zullen - ook individueel - problemen kunnen voorleggen aan het team en kennis kunnen nemen van het werk, dat het team verricht. Bij de leiding van de afdeling sociale geneeskunde staat Prof. van Deen een zo groot mogelijke openheid en een zo
PREMIEVERHOGING
VOOR
DE
Z I E K T E K O S T E N V E R Z E K E RI N G Op de vragen van het Tweede Kamerlid de heer Suurhoff in verband met de door een aantal verzekeringsmaatschappijen aangekondigde premieverhoging voor de ziektekostenverzekering, hebben de ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Economische Zaken geantwoord,
BUREAU VOOR WAARNEMING
Evenals vorige jaren doen wij o o k nu weer een dringend beroep op collegae, die zich gedurende de v a k a n t i e m a a n d e n v o o r korte o f lange tijd beschikbaar willen stellen v o o r waarneruing. G a a r n e schriftelijke o f telefonische opgave aan het b u r e a u v o o r W a a r n e m i n g en Vestiging der Maatschappij, K e i z e r s g r a c h t 327, A m s t e r d a m , telefoon 020-24 25 35, toestel 01. breed mogelijk teamwork voor. Van zijn studenten verwacht hij in de eerste plaats een informerende openheid, van collega's, medewerkers en assistenten een informatieve en kritische. Voor deze openheid en dit teamwork probeert hij tot in details ruimte te scheppen. Bpt.
dat hun bekend is dat 35 particuliere verzekeringsmaatschappijen mede op grond van de gestegen kosten voor specialistische hulp en de gestegen ziekenhuisverplegingstarieven besloten hebben hun premies per 1 augustus a.s. te verhogen. De ministers zijn van oordeel, dat de totale kostenstijgingen van de bedoelde verzekeringsmaatschappijen de aangekondigde premieverhoging inderdaad wettigen. Hieraan kan worden toegevoegd, dat de betrokken verzekeringsmaatschappijen bedoelde kostenstijgingen in het algemeen vertraagd" in de premie doorberekenen. Zo is de premieverhoging per 1 augustus a.s. gebaseerd op de kostenstijgingen sinds 1 januari 1962. Gezien de omvang van deze kostenstijgingen hebben de eerder bedoelde maatschappijen zich bij de premie-aanpassing zoveel mogelijk beperkingen opgelegd. Met betrekking tot het gevraagde inzicht in de ontwikkeling van de tarieven, welke door specialisten voor nietziekenfondsverzekerden in rekening worden gebracht, bij de Landelijke Specialisten Vereniging inlichtingen ingewonnen. De genoemde vereniging heeft laten weten, dat er geen landelijke richtlijnen op dit punt bestaan. Uit een aantal jaren geleden door de genoemde vereniging hieromtrent gedaan summier onderzoek is gebleken, dater ten aanzien van deze tarieven van uniformiteit geen sprake is. Slechts in enkele gevallen wordt - aldus werd medegedeeld - een door de plaatselijke specialistenvereniging ten behoeve van beoefenaars van de 23 erkende specialismen opgesteld tarief als richtlijn genomen. In andere gevallen worden, uitgaande van de verenigingen van de betrokken specialismen, regionaal tarieven geadviseerd voor de betrokken specialisten. Elders zijn afspraken gemaakt over de te hanteren tarieven, terwijl in sommige plaatsen een vermenigvuldigingsfactor wordt toegepast, hetzij op bet ziekenfondstarief, hetzij op bet zogenaamde S,V.B.-tarief. In deze laatste gevallen loopt de ontwikkeling van de tariex~n dus parallel met het ziekenfonds- of S.V.B.-tarief, aldus de minister.
600
ARTS EN DIERENARTS"
TOXOCARA-INFECTIES EN D I E R G E N E E S K U N D I G
EEN M E D I S C H PROBLEEM
DOOR J. JANSEN Jr.*) Sinds ruim tien jaar kent men bij de mens een ziekte, die viscerale larva migrans genoemd wordt. Deze viscerale larva migrans komt vooral voor bij kinderen, meestal op een leeftijd van 1 ~ jaar, en is gekenmerkt door een chronische eosinofilie en eosinofiele granulomen. De ziekte wordt veroorzaakt door migrerende nematodenlarven, in hoofdzaak door die van Toxocara canis, de spoelworm van de hond. Voor een goed begrip van de aetiologie en van de grondslagen van de profylaxe is het noodzakelijk, beknopt, de levenscyclus van de hondenspoelworm, Toxocara canis, te vermelden. De infectieuze eieren van de spoelworm komen, na opname per os door de hond, in de darm uit en de larfjes trekken naar diverse organen en weefsels. Slechts bij zeer jonge pups keren zij terug naar de darm en worden volwassen. Bij oudere dieren blijvcn zij in een larvaal stadium, al of niet ingekapseld, totdat er graviditeit optreedt. Dan worden deze rustende larfjes gereactiveerd en infecteren zij de nog ongeboren jongen. Na de partus trekken de larfjes naar de darm van de jonge hondjes en worden volwassen. Ook in andere dieren dan de hond en in de mens trekken de larfjes naar diverse weefsels en organen. Het door deze larfjes opgewekte ziektebeeld noemt men viscerale larva migrans. Arts en dierenarts dienen de gezinnen met honden en katten te wijzen op de gevaren, die de spoelwormen van deze dieren voor de gezondheid van de mens kunnen opleveren. Zij dienen erop aan te driaagen de dieren te laten behandelen en verdere preventieve maatregelen te nemen. Het gaat mijns inziens te ver om, zoals wel voorgesteld is, bij voorkomende ziektegevallen besmette honden en katten te elimineren, hnmers, ten eerste is de infectie reeds opgetreden en heeft een verwijdering van deze dieren niet meer zozeer een profylactische betekenis, ten tweede beschikken de dierenartsen over zeer goed anthelmintisch werkende en zeer weinig toxische wormmiddelen, zoals de piperazine-verbindingen, om de betrokken dieren afdoende te ontwormen, ten derde zou deze eliminatie een averechtse werking kunnen hebben op de toestand van het zieke kind, dat vaak door deze ziekte geestelijk wat onevenwichtig kan zijn, als het bij alle narigheld ook nog de jonge hond of poes moet missen. lets anders is, dat men gezinnen met zeer jonge kinderen het kopen van een jonge hond of kat kan afraden, tenzij men de redelijke zekerheid heeft, dat men terstond overgaat tot het laten behandelen der dieren. De nadruk valt hierbij op het laten behandelen, daar de leek in tegenstelling tot de dierenarts niet in staat is het juiste anthelminticum te kiezen en het resultaat daarvan door middel van faecesonderzoek te controleren. De uitvoering van de eigenlijke profylaxe behoort tot de taak en de verantwoordelijkheid van de dierenarts.
Behandeling met anthelmintica dient te geschieden van ieder nieuw aangekocht diet. Voorts van pups, voordat de aanwezige spoelwormen volwassen zijn en eieren produceren. Dit betekent een eerste behandeling reeds op een leeftijd van 14 dagen; herhaling van de behandeling dient te gebeuren wanneer de dieren 21 dagen, 28 dagen en 2 maanden oud zijn. De leeftijd waarop de pups behandeld dienen te worden legt er eens te meet de nadruk op, dat men een veilig anthelminticum moet toepassen, Honden van 3-6 maanden oud dienen tweemaal behandeld te worden met een week tussenruimte en oudere honden tenminste 66nmaal. Behandelingen van de teef voor of tijdens de graviditeit voorkomen niet de intrauteriene infecties. De teef kan echter wel na de partus Toxocara-eieren gaan uitscheiden, zodat van haar dan alle faeces verzameld en vernietigd dient te women. De bedoeling van al deze behandelingen is vooral bet verhinderen van contact tussen kinderen en infectieuze eieren. Het vermijden van deze contacten is ook verder her doel van preventieve maatregelen. Daar de spoelwormeieren enigszins kleverig zijn kunnen zij gemakkelijk aan de haren van de teef of de pups blijven zitten. Men dient dus kinderen te verbieden teef en jongen aan te taken en, zo mogelijk, moet de teef met haar jongen ge~'soleerd worden. Faeces en faecesdelen op plaatsen, waar kinderen vaak spelen moet men eveneens trachten te voorkomen, zowel omdat de eieren aan allerlei voorwerpen als speelgoed kunnen blijven kleven, als omdat sommige kinderen de neiging hebben vuil en faeces op te eten. Zo mogelijk mag men dus jonge honden pas in huis toe laten wanneer zij behandeld en zindelijk zijn. Plaatsen waar de inl~ctieuze eieren vooral kunnen voorkomen, zoals kennels en uitlopen, dienen regelmatig schoongemaakt, zachte bodems omgespit te worden enz. Deze laatste maatregelen zijn vooral gericht op het verhinderen van her-infecties bij de honden, waarbij de larven zich weliswaar niet tot volwassen eierproducerende exemplaren ontwikke[en, maar bij een optredende graviditeit weer intrauteriene infecties veroorzaken. Men dient er tenslotte op te wijzen, dat men de dieren niet laat defaeceren op plaatsen waar kinderen spelen, zoals zandbakken, speelweiden, speelplaatsen enz., terwijl her aan de andere kant mede ter voorkoming van viscerale larva migrans aan te bevelen is buiten gebruikt speelgoed te reinigen en de kinderen bij thuiskomst de handen te laten wassen.
*) De schro'ver is als wetenschappelijk hoofdambtenaar verbonden aan het Instituut voor veterinaire parasitologie en parasitaire ziekten van de R!jks Universiteit te Utrecht. 601
SOCIALE VERZEKERING
I N DE E U R O M A R K T L A N D E N
In het juli-nummer van de ,,Gids voor personeelsbeleid, arbeidsvraagstukken, sociale verzekering" heeft de heer M. de Korte, ec.-drs, een beschouwing geschreven over de recente ontwikkeling van de sociale verzekering in de Euromarktlanden. In deze beschouwing wordt nagegaan ten aanzien van welke punten op het gebied van sociale verzekering en op welke onderdelen overeenkomsten en verschillen bestaan nu de E.E.G. de eerste etappe achter de rug heeft en het, zoals de schrijver zegt, te verwachten is dat meer en
1955 1960
meer aandacht aan de sociale doelstelling van her E.E.G.verdrag, te weten verbetering van de levensstandaard en de arbeidsvoorwaarden, zal worden besteed. In deze beschouwing worden dan overzichten gegeven - ontleend aan door het Bureau voor Statistiek der Europese Gemeenschappen verstrekte cijfers - v o o r de jaren 1955 en 1960 betreffende het totaal aantal verzekerden krachtens ziektekostenverzekering uitgedrukt in een percentage van de totale bevolking. Deze cijfers geven het volgende beeld.
Belgie
Duitsland
Frankrijk
ItaliE
Luxemburg
Nederland
67,4 73,1
80,4 84,8
64,2 65,8
59,8 81,7
73,9 83,2
77,4 75,3
Ook wordt een overzicht gegeven van de ontvangsten van de sociale verzekermg, die in alle landen voornamelijk beBelgie
Verzekerden Werkgevers Overheid Intrest
Duitsland
staan uit bijdragen van de verzekerden, de werkgevers, de overheid en uit intrest over bet vermogen. Deze cijfers zijn:
Frankrijk
Nederland
1960
1955
1960
1955
1960
1955
1960
1955
1960
1955
1960
23,9 41,8 26,4 4,5
23,3 42,5 26,4 3,7
36,4 39,9 20,5 2,6
37,3 40,9 17,9 3,1
19,5 70,1 3,6 0,1
19,2 68,9 7,1 0,2
9,7 77,5 8,7 2,0
15,2 72,4 7,1 2,6
24,5 44,0 18,9 7,4
26,9 42,0 20,7 9,5
22,1 45,2 22,0 8,3
44,9 38,4 7,0 8,8
Belgie
Duitsland
ning onmogelijk is, kan van een last op werkgevers of werknemers worden gesproken. In een normale economische situatie en in ieder geval op lange termijn zal de consument altijd degene zijn die de sociale lasten draagt, Wil men de plaats van de sociale zekerheid in de economie van her land bepalen, dan kan men de ontvangsten en uitgaven van de sociale verzekering uitdrukken in een percentage van het nationale inkomen. Daartoe wordt de volgende tabel gegeven..
Frankrijk
ItaliE
Luxemburg
Nederland
ontv.
uitg.
ontv.
uitg.
ontv.
uitg.
ontv.
uitg.
ontv.
uitg.
ontv.
uitg.
12,9 15,0
12,3 14,6
16,4 18,1
14,5 17,0
15,5 16,3
15,7 16,2
12,6 15,2
12,3 14,9
19,1 20,7
15,7 17,3
14,3 16,9
10,9 13,4
De schrijver waarschuwt dat het vergelijken van de cijfers tussen de landen, hoe verleidelijk ook, niet wel mogelijk is. Of sociale uitkeringen al dan niet hoog zijn hangt immers af, zo zegt hij, van de samenstelling van de bevolking en van de structuur van de beroepsbevolking. De ontvangsten worden bovendien nog door de methode van financiering beinvloed. Het is zonder meer duidelijk dat een land, waar een groot deel van de bevolking in de ijzer- en staalindustrie werkzaam is, reel zwaardere risico's heeft en derhalve ook hogere lasten dan een land, waar de economie meer is gericht op kaasmaken en bloembollen kweken. Voor een internationale vergelijking van de sociale verzekering dient men naast per602
Luxemburg
1955
De schrijver tekent hierbij aan dat men zich wel dient te realiseren dat de verdeling van de sociale lasten tussen werkgevers en werknemers in feite een juridisch onderscheid is. Economisch gezien is een dergelijk onderscheid vrij irrelevant, zo zegt hij, want de werkgevers zulten immers in normale omstandigheden er steeds in slagen deze sociale lasten in de prijzen door te berekenen, hetgeen ook geldt voor de compensatie die de werknemers voor de op te brengen premie ontvangen. Alleen in gevallen, waarin doorbereke-
1955 1960
ItaliE
centages van het nationale inkomen over een groot aantal andere gegevens te beschikken. Daarom is het de schrijver niet duidelijk dat tijdens de Europese Conferentie over de sociale zekerheid (Brussel 1962) de werknemersvertegenwoordiging van de Commissie Financiering als eerste doelstelling van een harmonisatiepolitiek aanbeval de percentages van het aandeel van de totale lasten voor de sociale zekerheid in het nationale inkomen nader tot elkaar te brengen. Dit lijkt hem een volslagen ondeugdelijke methode. Het land met het laagste percentage kan per hoofd van de bevolking best de meest uitgebreide verzorging bieden.
ONDOELMATIG ,,Iedere bezoeker van vergaderingen weet, dat de, karts dat een vergadering doelmatig vertoopt, biizonder klein is. Hoe klein zij is', werd bij ons weten nog nimmer wetenschappel!jk vastgesteld". Aldus de aanhef van een artikel van de heer B. Folkertsma in het huisorgaan van de Nederlandse Stichting voor Statistiek, welk artikel, zoals de auteur zegt, tot het vaststellen van de kansgrootte een verontrustende proeve is. Met toestemming van de redactie van genoemd orgaan en van de auteur wordt deze verontrustende proeve hierbo" ook aan de lezers van M.C. voorgelegd. - Rod. M.C.
In de jaren rond 1910, toen mijn grootvader hulparbeider was op een scheepswerf, werd elke samenscholing van twee of meet personen door de werfeigenaar onmiddellijk uiteengejaagd, tenzij her eigen familieleden van hem betrof. Zijn standpunt was - recht en onverbloemd - ,,Waar gepraat wordt, kan niet worden gewerkt". Zelf sprak hij ook met niemand, tenzij dan om eenduidige en rechtlijnige bevelen te geven. Er is geen treffender teken van de veranderde directieproblematiek dan het felt, dat thans een directeur zich lichtelijk ongerust voelt als hij geen drie vergaderingen of besprekingen op zijn dag-agenda ziet staan. En merkt zo'n directeur, dat ook zijn ondergeschikten weinig vergaderen, dan rijst bij hem haast onvermijdelijk grote twijfel aan de effectiviteit van her teamwork in zijn bedrijf. Directeuren jagen tegenwoordig hun medewerkers liever opeen dan uiteen. Nu zijn de meest~ mensen het er wel over eens dat niet alle dingen er beter op geworden zijn in de laatste vijftig jaar. Een van de verschijnselen waarvan de waarde dikwijls in twijfel wordt getrokken is het veelvuldige vergaderen, dat her deel is van ieder die zich aan de rijen en rangen der uitvoerende werknemers heeft weten te ontworstelen, Ondanks de vaak geuite kritiek op de vergadermanie, zullen echter weinigen vermoeden in hoe ernstige mate tijd en geld bij het vergadei'en worden verspild. Het lijkt ons gewenst dat bier eens wetenschappelijk uit de doeken te doen. Bij een vergadering zijn er een zestal factoren die het verloop be~nvloeden: 1. De keuze van de deelnemers. 2. De convocatie en de agendering. 3. De (schriftelijke) voorbereiding. 4. Het gedrag van de voorzitter. 5. Het gedrag van de deelnemers. 6. De nazorg. Kansberekening Bij de keuze van de deehwmers bestaan er voor elke vergadering zes mogelijkheden: A 1. Er worden te veel deelnemers uitgenodigd. A 2. Er worden te weinig deelnemers uitgenodigd. A 3. Er worden deelnemers uitgenodigd die elkaar niet kunnen luchten of zien.
VERGADEREN A 4.
Er worden deelnemers uitgenodigd die elkaar te reel ontzien. A 5. Er worden ondeskundige deelnemers uitgenodigd. A 6. Dejuiste zakel(ike, deskundige deebwmers worden uitgenodigd. Van deze zes alternatieven is alleen het laatste aantrekkelijk, omdat dit alleen de kans openlaat voor een vruchtbare vergadering. Ervaren vergaderaars weten dat alle overige omstandigheden bij de keuze van de deelnemers elk voor zich zeker zo vaak voorkomen als de omstandigheid dat de juiste deelnemers bijeen zijn. Dit betekent dus dat alleen reeds door de keuze van de deelnemers (met zijn vijf foute mogelijkheden) de kans op een goede afloop van de bespreking wordt beperkt tot 1 op 6. Bij nauwkeurige bestudering van het vergaderprobleem blijkt het merkwaardige feit zich voor te doen, d a t e r ook bij de volgende ]nvloedsfactor, de convocatie en de agendering, weer zes mogelijkheden bestaan: B 1. B 2.
Er is geen convocatie en er is geen agenda. Er is een convocatie, maar geen agenda.
P
" I thought everyone knew that Hippocrates" birthday was on the first day of trout season." (J.A .M.A.) (,',J3
B 3. B 4. B 5. B 6.
De agenda van de verkeerde vergadering wordt toegezonden. Alleen de onbelangrijke punten staan op de agenda. De agenda raakt zoek. Er wordt tijd~e gecon voceerd e, er komt t(/d~g een goede agenda.
Ook in dit geval zijn er weer vijf rnogelijkheden om de vergadering op voorhand te verknoeien en blijft er slechts 66n mogelijkheid open die tot een goede afloop kan leiden. De kans dater tijdig geconvoceerd wordt en er tijdig een goede agenda komt, mogen we met enig optimisme (redenen tot pessimisme komen er per slot van rekening genoeg) ook weer stellen op 1 op 6. Nu komt er een moeilijk stuk. De vraag waarvoor wij staan is namelijk hoe groot de kans is dat het en met de keuze wm de deelnemers en met de convocatie en agendering in orde is. De ervaren vergaderaar weet dat bijna alles mogelijk is. Dit betekent in harde cijfers, dat de mogelijkheid A 1 zowel gepaard kan gaan met mogelijkheid B 1, als met de mogelijkheden B 2, B 3, B 4, B 5 en B 6. Dat geeft ons dus reeds zes combinaties. Maar omdat hetzelfde aantal combinaties kan worden gemaakt voor elk van de mogelijkheden A 2, A 3, A 4, A 5 en A 6 zijn er in totaal 6 • 6 - 36 mogelijkheden. De hogere rekenkunde bevestigt dit onomstotelijk. Het trieste felt doet zich nu voor dat de combinatie A 6 B 6 0uiste keuze deelnemers met goede convocatie en agendering) niet vaker voorkomt dan elk van de 35 andere combinatiemogelijkheden.Andere vergaderaars betwijfelen zelfs veelal, blijkens een door ons ingestelde enqu~te, of het wel zo .,gunstig" ligt. Een geenqu~teerde, die circa 180 vergaderingen per jaar bijwoont, gaf zelf ten antwoord, dat die aantrekkelijke combinatie A 6 - B 6 nooit voorkomt. En dat betekent dan allemaal dat we op grond van onze beschouwing van deze twee factoren moeten concluderen, dat de kans op een doelmatige vergadering niet groter is dan 1 op 36. Statistisch geschoolde lezers zullen op dit punt reeds met schrik vermoeden wat de verdere consequenties van dit aNes zijn. Het is nametijk helaas zo, dat wij bij elk van de vier volgende factoren, die bet verloop van de vergaderingen beinvloeden, ook steeds te maken k.rijgen met 6 mogelijkheden (dat voortdurend opduiken van het getal 6 heeft misschien wel iets te maken met de wet van de grote getallen). De lezer vindt deze mogelijkheden hieronder vermeld:
C I. C 2. C 3. C 4. C 5. C 6.
D1.
604
De (schriJ?elUke) voorbereiding Dc deelnemers worden niet vooraf gedocumenteerd. De deelnemers krijgen te veel documentatie. De documentatie is door de jongste bediende of een van diens assistenten samengesteld. De deelnemers krijgen verschillende documentatie. De documentatie raakt zoek. De deelnemers kr!/gen op her juisle t~fllstip de juiste documentatie e#l h,zen erie ook. Hel gedrag van de voor:.itter De voorzitter komt juist van een andere vergadering en wil daarvan eerst verslag uitbrengen.
D 2.
De voorzitter heeft de stukken niet gelezen, omdat hij verwachtte dat de andere deetnemers dat wel zouden doen. D 3. De voorzitter heel1 een neusverkoudheid, griep ofzomaar een off-day. D 4. De voorzitter weet het allemaal al. D 5. De voorziiter heel1 helemaal geen zin om het te weten. D 6. De voorzitter komt goed voorbereid let vergadering.
E 1. E 2. E 3. E 4. E 5. E 6.
F I. F 2. F 3. F 4. F 5. F 6.
Het gedrag van de deelnemers De meeste deelnemers zijn op het laatste ogenblik verhinderd. Sommige deelnemers komen te laat, anderen moeten vroeger weg. Vele deelnemers zeggen niet wat ze bedoelen. Vele deelnemers luisteren niet. De deelnemers spelen elkaar de bal toe en schieten die tenslotte de kamer uit. De deelnemers verschijnen opgewekt, uitgerust en geinlbrmeerd ter veligadering en hebben er zin in spijl<ers met koppen te slaan De nazorg Er wordt niets genotuleerd en ook nooit meer naar resultaten geinformeerd. Er wordt wel genotuleerd, maar niet naar resultaten geinformeerd. Er wordt wel naar resultaten geinformeerd, maar elk excuus wordt aanvaard. Het omgekeerde wordt gedaan van wat besloten is. De uitvoering van de besluiten wordt voor onbepaalde tijd opgeschort. De besluiten worden tijdig en op de juiste w(/ze uitgevoerd.
Helaas staan we ook in elk van deze gevallen weer voor her probleem dat steeds slechts 1 van de 6 mogelijkheden acceptabel is. Er zijn steeds 5 route mogelijkheden, die ondoelmatigheid van de vergadering veroorzaken. Het hoge woord moet er langzamerhand maar eens uit. lndien men op grond van de bovenstaande gegevens berekent hoe groot de karts is op een doelmatige vel'gadering, komt men tot de slotsom, d a t d e z e l o p d e 6 y. 6 < 6 , 6 6 ,< 6 bedraagt, of 1 op 4 6 6 5 6 . . . 1 op 46656 Wie tot hiertoe de berekening heeff gevolgd, zal zich niet meer verwondercn over het feit, dat hij zo vaak onbevredigd van een vergadering komt. Zijn ene kans dat hij een doelmatige vergadering bijwoonde, zinkt immers in bet niet tegenover 46655 kansen dat de vergadering ondoelmatig was. Een goede vergadering is lets dat ,,once in a lifetime" voorkomt, zoals zoveel mooie dingen: voor sommige metasen komt dit mooie zelt~ nooit. A1 wie zich door de overweldigende kans op een slechte vergadering ontmoedigd voelt, kunnen wij tot slot van deze bijdrage van harte aanraden alle uitnodigingen voor vergaderingen te retourneren met de afwijzing: ,,Nog in geen 46655 maal". Men bespaart.zich daarmee veel ellende.
W A T Z O U U D O E N EN WAARO M ? De gestolen paraplu
De vraag van coll. K. te H. naar aanleiding van de op zijn controle-.spreektmr voor zuigelhlgen gestolen parapht hee/t hog meer reacties teweeg gebracht dan in de aflevering van 9 augustus werden afgedrukt. Wij laten die hieronder volgen.
lk zou de gevraagde namen aan de politie opgeven, gaarne medewerkend bij het opsporen van de paraplu-dief. Een beroepsgeheim wordt hiermee niet geschonden; evenmin wordt de vertrouwensverhouding arts pati6nt er door geschaad. P. te D. Natuurlijk de politie helpen, inlichten, namen noemen, want: 1 ~ Het is niet zeker dat de paraplu echt gestolen is. a. de dame, die hem mist kan zich vergist hebben en hem onderweg verloren hebben resp. bij een vriendin hebben laten staan. b. de dame, die hem meenam kan de verkeerde genomen hebben of gedachtenloos hem hebben meegenomen b,v. omdat hij erg op haar eigen paraplu leek. 2 ~ Zolang de ,,diefstal" niet is opgehelderd en bekend wordt, dat de politic een onderzoek instelt blijft iedere bezoekster alle andere dames als verdacht beschouwen. 3 ~ Als dieven zouden weten, dat stelen in dokterswachtkamers onder ,,bescherming van het ambtsgeheim" kon plaatsvinden zou dit ,,vacuum" aantrekkend werken. 4~. In wezen gaat her hier niet om een ambtsgeheim. a. de patient is zeker niet de dief. b. de behandeling staat in geen betrekking tot de misdaad. 5~ Het bevorderen van de geestelijke volksgezondheid is evenzeer artsentaak, dus het bestrijden van de misdaad en het behulpzaam zijn daarbij hoort daartoe. 6 ~. Her is plicht de gasten van bet huis te beschermen tegen alle bedreigingen en kwaad - dus ook tegen diefstal (en infectie!) cnz. M. te D.
Ik geloot, dat het niet juist is met de vraag van collega K. te H. de gek te steken. Ik acht het een aardige vraag. Ik ben het eens met de collegae S. te D. en M. te H. Derhalve: de lijst der bezoekers geven, lk meen nl., dat daarmee het ambtsgeheim niet wordt geschonden. Zonder d a t e r uitgezocht wordt, wie de dief is, is ieder die het spreekuur bezocht heeft, verdacht. Stel je voor, dat er iemand was binnengelopen, die de paraplu had gestolen. Dan zouden zij allen vrij uitgaan. Ik zou het zeer op prijs stellen de mening te vernemen van de samenstellers van ,,Medische Ethiek en Gedragsleer". R, t e B .
MAATSCHAPPIJ-AGENDA 4 en 5 oktober -- Ledencongrcs dcr Maatschappij te Tilburg 12 oktober --- Ledenvcrgadering L.S.V. 22 november---- Ledenvergadering L.H.V. 23 n o v e m b e r - - - Ledenvergadering L.A.I). 30 november - - N.H.G. Congrcs 14 d e c e m b c r - - AIg. Verg. der Maatscbal,pij
NIEUWE UITGAVEN Ruimte en grens Een publikatie van de Nationale Federatie ,,Het Wit-Gele Kruis". Zij bevat het eerste deel van het rapport van de zgn. Plancommissie van het Wit-Gele Kruis, waarin algemene beschouwingen zijn opgenomen over de grondslagen voor het werk van her Wit-Gele Kruis. Het vervolg van de arbeid van de Plancommissie is gericht op vragen van structuur en organisatie en voorts op het samenstellen van een werkprogramma voor de komende periode. Dit eerste gedeelte van het rapport is op het zgn. Klein Congres 1962 van de Federatie besproken. Daarom heeft men in de brochure Ruimte en Grens ook de teksten van de inleidingen tijdens dit Klein Congres opgenomen, alsmede een samenvattend verslag van de discussie. (Deze publicatie is verkrijgbaar bij de Nationale Federatie ,,Het Wit-Gele Kruis" te Utrecht door storting v a n / 5,50 op postgironr. 155861, onder vermelding ,,Ruimte en Grens".) Verkeer songevallen Onlangs is aan de medische fakulteit van de Rijksuniversiteit te Groningen R. Vos gepromoveerd op een proefschrift, getiteld: ,,Verkeersongevallen". Voor deze studie werd een vergelijkend onderzoek verrichi van de pati~nten, die in de perioden 1930 -1940 en t950 1960 tengevolge van een verkeersongeval in de Chirurgische Kliniek van het Algemeen Provinciaal Stads- en Academisch Ziekenhuis te Groningen werden opgenomen en behandeld. De schrijver merkt op, dat er preventief in dertig jaar nog niet reel is bereikt. Hij dringt daarom aan op delethalisatie van de wegen en de voertuigen. Hij acht ook een gedegen rijopleiding en een geneeskundige keuring uitermate belangrijk. Voorts is hij van mening, dat de organisatie en de kwaliteit van de eerste hulpverlening in de huidige vorm vaak onvoldoende is. Schrijver adviseert over te gaan tot het inrichten van traumatologisch centrum, van waaruit de eerste hulp per helikopter of met een als behandelkamer ingerichte ambulanceauto kan geschieden.
The payment of the general practitioner In deze uitvoerige studie behandelt de schrijver, James Hogarth. hoe in de onderscheidene Europese landen de ontwikkeling van de gezondheidszorg is geweest en welke invloed die heeft gehad op de plaatsbepaling en honorering van de tegenwoordige huisarts. Een nauwkeurig beeld wordt gegeven van de sociale aspecten van de gezondheidszorg in deze landen en daaraan wordt enig commentaar toegevoegd. Ook worden conclusies getrokken zowel ten aanzien van het nuttig effect, voor- en nadelen van systemen, zoals die bij de verschillende landen toepassing vinden en uiteraard biedt dit de schrijver tevens alle gelegenheid tot een vergelijkende beschouwing. Op grond van hetgeen over Nederland is geschreven mag men aannemen, dat men hier met een zeer doorwrochte studie te doen heeft, welke voor geinteresseerden in de gezondheidszorg in Europese landen en de daaraan inhaerente plaats en honorering van de huisarts zeker zeer informatief zal zijn. (James Hogarth: The payment of the general practitioner; some European comparisons. Pergamon Press, Londen 1963). 605
H E T WERK V A N DE K E U R I N G S R A A D AANPRIJZING GENEESMIDDELEN Het werk van de Keuringsraad Openlijke Aanprijzing van Geneesmiddelen en Geneeswijzen bestaat in her controleren van de aanprijzing van geneesmiddelen en geneeswijzen bij leken. Deze controle wordt uitgeoefend, voordat toestemming tot propaganda wordt gegeven. Bij de behandeling van de ,,Wet op de Geneesmiddelenvoorziening" op 6, 11 en 12 maart 1958 in de Tweede Kamer werd voorgesteld in artikel 30 de bestaande Keuringsraad een wettelijke basis te geven. De Keuringsraad zou daardoor niet langer in de sfeer van het privaatrecht werken, maar een publiekrechtelijke status krijgen. Bij de debatten werd door 66n der afgevaardigden naar voren gebracht, dat artikel 30 in strijd is met artikel 7 van de Grondwet. Dit artikel zegt: dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft om door de drukpers gedachten, of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Een andere afgevaardigde w'oeg de minister, of de Keuringsraad, die bij de wet wordt ingesteld, ook kon worden belast met her toezicht op geneeswijzen. De laatste vraag beantwoordde de minister ontkennend, daar her een wet betreft over geneesmiddelen; geneeswijzen kunnen bij deze wet niet worden geregeld. Een en ander was voor de minister aanleiding in de vergadering van 16 april mee te delen, dat hij artikel 30 van de wet niet in werking zou stellen. Bij een eventuele later noodzakelijke herziening kan dan dit artikel zo nodig worden geschrapt. Uit het bovenstaande blijkt, dat her preventieve toezicht, dat de Keuringsraad uit kan oefenen op de openlijke aanprijzing van geneesmiddelen en geneeswijzen, bij overheid en volksvertegenwoordiging zwaar weegt. Het preventieve toezicht is mogelijk door de vrijwillige samenwerking van de groeperingen, die de Keuringsraad samenstellen. De Keuringsraad is ingesteld door: de organisatie van fabrikanten en importeurs van geneesmiddelen (de Pharmaceutische Handels Conventie (H.C.), de Nederhmdse Dagblad Pets (N.D.P.), de Nederhmdse Organisatie van Tijdschrift Uitgevers (N.O.T.U.), de Vereniging van Erkende Advertentiebureaus (V.E.A.). Deze organisaties vormen met elkaar de z.g. contractanten. Zij dragen de financiEle consequentie's van her werk van de Keuringsraad. Twee vertegenwoordigers van elk van deze organisaties hebben zitting in de raad. Op verzoek van de Keuringsraad hebben de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie, die tot bevordering der Geneeskunst en de Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde elk twee vertegenwoordigers aangewezen als deskundigen. Deze deskundigen hebben als leden zitting in de raad. Zij zijn geheel vrij om adviezen in te winnen, wanneer zij menen, dat eigen deskundigheid te kort schiet. De financi~le consequenties van deze adviezen worden door de Keuringsraad gedragen. De beoordeling van de farmaceutische- en medische aspecten door de deskundigen wordt door de raad zonder meet aanvaard. De raad beoordeelt met de deskundigen de vorm van de openlijke aanprijzing.
606
De verenigingen, die de Keuringsraad vormen hebben door hun reglementen en bindende besluiten hun leden verplicht de aanwijzingen van de Keuringsraad op te volgen. Hierdoor is de preventieve controle mogelijk. Het werkterre& van de Kem'&gsraad Door de opzet wordt het werkterrein beperkt tot de leden van de N.D.P., de N.O.T.U. en de V.E.A. Wanneer een niet lid van de P.H.C. publieksreclame wil maken voor een geneesmiddel, of geneeswijze komt hij .via 66n van deze drie organisaties in de meeste gevallen toch bij de Keuringsraad terecht. Waarschijnlijk mede onder invloed van een brief van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 5 juli 1961, waarin deze zijn waardering en vertrouwen uitspreekt in het werk van de raad, hebben verschillende niet aangesloten periodieken, zoals plaatselijk verschijnende advertentiebladen op zich genomen ook voor de advertenties, die zij aangeboden krijgen, de aanwijzingen van de Keuringsraad op te volgen. Ook geheel buiten deze organisaties vallende publiciteits media werken hieraan in toenemende mate mede. In dit verband zijn te noemen de Bioscoopbond voor reclames tussen de speelfilmen en Fihncensuur voor reclamefilmen, de Radio met name Radio Veronica en Radio Luxemburg, de P.T.T. wat betreft de verspreiding van reclame drukwerk per post, verschillende ondernemingen, die zich als particulier met verspreiding van drukwerken belasten, tramwegmaatschappijen, enz. Een eigen beperking voerde de Keuringsraad in door zich uitsluitend tot reclame bij leken te bepalen. De aanprijzingen bij deskundigen (artsen en apothekers) houdt hij buiten zijn terrein. Deze deskundigen kunnen zelf een oordeel over de aangeprezen geneesmiddelen en geneeswijzen vormen. Ook oordeelt de raad niet over cosmetica (deze vallen onder de Keuringsdienst van Waren), noch over voedingsmiddelen. Alleen wanneer de aanprijzing voor deze middelen zo gesteld is, dat deze stoffen daardoor in het vlak der geneesmiddelen vallen, trekt de raad ze onder zijn bevoegdheid. Dit betekent, dat iets, dat qua samenstelling niet als geneesmiddel is te beschouwen, alleen al door de aanprijzing tot een geneesmiddel wordt. Dit zijn dus geneesmiddelen, waarin geen farmacologisch werkzame stof is verwerkt. Omgekeerd komen er ook middelen voor, waaraan stoffen met een duidelijke farmacologische werking zijn toegevoegd (hormonen in cosmetica), die, doordat zij uitsluitend als cosmeticum worden aangeprezen, buiten de bevoegdheid van de raad vallen. Werkwijze van de Keur&gsraad Uit zijn midden heeft de Keuringsraad een commissie gevormd, die bestaat uit: de voorzitter en de deskundigen; de secretaresse woont alle besprekingen bij. Deze commissie bespreekt die gcvallen, waarbij zich moeilijkheden
voordoen, of die een beleidsvraag opwerpen. Verder worden in het algemeen door deze commissie besprekingen gevoerd met deskundigen van de adverteerders, wanneer deze het niet met de genomen beslissingen eens zijn. Natuurlijk kunnen deze adverteerders, wanneer zij dat wensen, door de Keuringsraad in plenaire zitting worden ontvangen; dit is echter wel een grote uitzondering. Nadat deze zaken in de ,,kleine commissie" zijn behandeld, worden de genomen beslissingen aan de voltallige vergadering meegedeeld en toegelicht, die daaraan dan haar sanctie geeft. Om willekeur te voorkomen bedient de Keuringsraad zich van een handleiding, daarnaast noteert hij de genomen beslissingen en de argumenten, die in dit verband werden gebruikt. Edn van de voornaamste, zo niet de aller voornaamste regel is, dat wat voor de 66n geldt, ook voor de ander moet gelden. Wanneer de raad het reclame materiaal goedkeurt, worden de advertenties gestempeld. Deze kunnen dan aan de bladen en de periodieken ter plaatsing worden aangeboden. Of zij zullen worden geplaatst hangt dan verder af van het door de krant, of de periodiek gevoerde advertentiebeleid. Het lijkt wel nuttig vooraf de letterlijke betekenis van enkele veel gebruikte woorden vast te stellen. Als bron van deze woordbetekenissen heeft gediend Van Dale ,,Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal 1950". Reclame: ,,Publieke aanprijzing en alles wat daartoe dient, inzonderheid met betrekking tot hetgeen men verkopen wil". Aanprijzen: ,,Iemand lets aannemelijk, of begeerlijk maken door het te prijzen als zeer goed en mooi". Geneesmiddel: ,,Stoffelijk middel tot genezing van ziekten of kwalen". Wijze: ,,Manier, vorm van geschieden, of van handelen". Wanneer het bij een geneeswijze gaat om een vorm van geschieden, worde er met nadruk op gewezen dat de Keuringsraad hierover geen oordeel heet't, mits dit berust op een erkende door de mensen als oprecht ervaren geestelijke stroming. Slechts de aanprijzing, voorzover hierbij ziekten, of kwalen betrokken zijn, wordt getoetst aan de hiervoor bestaande normen. Wanneer het bij een geneeswijze gaat om een vorm van handelen (hieronder valt genezen door het gebruik van apparaten, of door het volgen van dieten) vormt de Keuringsraad zich hierover wel een oordeel, evenals bij genezen door stoffelijke middelen. Wanneer de Keuringsraad de overtuiging heet't, dat aan een geneeswijze onder geen omstandigheid de toegeschreven werking kan worden toegekend moet hij reclame op grond van de teidraad weigeren. Het spreekt vanzelf, dat dit ook voor geneesmiddelen geldt. Hieruit mag men niet concluderen, dat bij goedkeuring van reclame de deskundigen instaan voor de werking van het geneesmiddel, of de geneeswijze. Als dit middel algemeen, of althans door velen als middel ter genezing is erkend ligt het niet op de weg van de Keuringsraad in deze partij te kiezen. Niet alle geneesmiddelen komen voor openlijke aan-
prijzing in aanmerking. De bovengenoemde Pharmaceutische Handels Conventie heeft een commissie ingesteld, de zogenaamde U.A.-commissie (uitsluitend apotheek) waarbij ,,de stoffelijke middelen" tot genezing moeten worden aangemeld. Deze commissie kan op grond van de samenstelling, of op grond van de indicaties een aangemeld middel op de U.A.-lijst plaatsen. Deze middelen mogen dan uitsluitend in een apotheek worden verkocht, ook mag hiervoor geen leken propaganda worden gevoerd. Wanneer de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening in werking zal zijn gesteld, zal deze taak worden overgenomen door de Geneesmiddelencommissie, die door de wetgever bij deze wet wordt ingesteld. Het vrij geven van artikelen ter verkoop buiten verantwoordelijkheid van een apotheker is nu en in de toekomst voor de Keuringsraad nog geen reden publieksreclame voor deze middelen toe te staan. Er is verschil tussen het vrij geven van een geneesmiddel ter algemene verkoop en het stimuleren van ongecontroleerd gebruik door niet deskundigen. De betekenis van het woord aanprijzen laat dit verschil duidelijk zien. Ook een geneesmiddel, dat qua samenstelling en indicatiestelling buiten de apotheek mag worden verkocht, kan bij ondeskundig gebruik door leken gevaar opleveren. Het kan bijvoorbeeld voorkomen, dat door een effectieve werking op een symptoom de patient weerhouden wordt tijdig deskundige hulp in te roepen. Het wordt immers als ,zeer goed en mooi" voorgesteld en daardoor ,,begeerlijk". Men kan zeer globaal zeggen, dat publieksreclame verantwoord is voor een eenvoudig middel, waardoor men ondervonden last kan verhelpen. Het behandelen van ziekten is een zaak van de medicus, die door zijn kennis eerst een diagnose kan stellen en vervolgens een rationele therapie kan voorschrijven. Soms zal hij dat laatste niet kunnen, omdat het althans op het moment van de behandeling niet of nog niet mogelijk is. Hij is zich dit echter bewust en rekent hiermede bij het vaststellen van de te volgen gedragslijn. Zoals reeds werd gezegd, is reclame publieke aanprijzing en alles wat daartoe dient. De Keuringsraad zal het aan te prijzen produkt met alles wat daarbij hoort moeten beoordelen. Hij zal zich, evenals de U.A.-commissie thans en de Geneesmiddelen-commissie in de toekomst, bezighouden met de samenstelling en de indicaties. Verder met de teksten van etiketten, bijsluitfolders, propagandamateriaal, enz. Bij het beoordelen van deze zaken gaat her niet alleen om farmaceutische- en medische kennis, maar ook om kennis van reclame in het algemeen. De samenstelling van de raad maakt het mogelijk, deze niet medische- en farmaceutische aspecten tot hun recht te doen komen.
Samen vatthlg 1. De waarde van het werk van de Keuringsraad Openlijke Aanprijzing van Geneesmiddelen en Geneeswijzen berust a. op de mogelijkheid van preventieve controle, die bestaat door de vrijwillige samenwerking van: fabrikanten. importeurs, dagbladen, periodieken en advertentiebureaus en b. op mogelijkheid, dat deze vrijwillige keuringsraad ook geneeswijzen beoordeelt. 2. Het werkterrein van de raad is beperkt tot propaganda bij leken, middelen als cosmetica, of voedingsmiddelen 607
valten buiten de bemoeienis van de raad, tenzij zij door de vonn van aanprijzing in bet vlak der geneesmiddelen worden getrokken. 3. Er is verschil tussen het vrijgeven van een geneesmiddel ter verkoop buiten verantwoordelijkheid van een apotheker
V A N DE S O C I A A L GENEESKUNDIGE R E G I S T R A T I ECO MM ISSI E
De Sociaal Geneeskundigen Registratie Commissie der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst heeft de volgende geneeskundigen ingeschreven in het register van erkende sociaal geneeskundigen. Tak arbeids- en bedrijfsgeneeskunde Pet" 24 mei 1963
R. F. Cramer, Den Haag P. C. Dronkers, Hengelo (O) Dr. Th. v. Erp, Baarn A. Friedhoff, Utrecht L. A. de la Fuente, Curacao N.A. F. A. M. Guinee, Eindhoven P. J. E. Hovingh, Utrecht W. H. F. Klokke, Amsterdam J. H. Pameijer, Curacao H. M. Stoll, Curacao N. W. v. d. Stoop, Geleen (L.) Y. G. v. d. Veen, Almelo J. J. Waasdorp, Aruba N.A. Per 20 juni 1963
J. H. Hovy, Amsterdam T. Nauta, Den Helder Tak Jeugdgezondheidszorg Pet" 24 mei 1963
J. G. Aalbers, Sleen (Dr.) Mej. S. Abas, Den Haag Mej. H. E. Aberson, Gorinchem Mevr. H. Albarda-Hankes Drielsma, Den Haag C. Arends, Zaandam A. P. G. Baartman, Santpoort Mevr. N. Baas-v. Steenwijk, Terborg A. W. Bakker, Epse I. Th. Bangma, Meppel Mevr. M. Barba~ v. d. Klaauw, Utrecht Mej. A. C. Becker, Den Haag L. H. Becket, Utrecht T. J. M. v. Beek, Lisse Dr. J. F. A. Beins, Amsterdam J. C. Beker, Rotterdam T. J. Bekkering, Enkhuizen M. A. ten Berge, Eindhoven Dr. A. H. Bergink, Wassenaar 608
en stimulering van bet gebruik van dit middel door propaganda. 4. De samenstelling van de raad maakt het mogelijk de verschillende aspecten van de lekenpropaganda bij iedere aanvraag, vanuit verschillende gezichtshoeken, deskundig te beoordelen.
Mej. B. v. d. Berkhof, Rotterdam Mevr. E. Bernelot Moens-De Kup, Amsterdam S. J. P. te Boekhorst, Gouda A. van Bonzel, Ermelo Mevr. W. D. Boskamp-Mooij, Heemstede H. Bosma, Zuidhorn H. Bottema, Assen A. L. Bouma, Utrecht J. Broekhuysen, Den Haag Mej. S. M. Bron, Amsterdam Dr. P. H. Brons, Wolvega D. Brouwer, Nunspeet W. J. Brouwer, Groningen A. J. M. Bruna, Den Haag Mevr. M. B. Buenk-v. Engelen, Maarn Mej. A. Bijlsma, Drachten C. P. Cornel, Vlaardingen Mej. J. Cornelis, Den Helder Mej. H. Coster, Rotterdam Mej. C. Cramer, Aerdenhout A. H. J. Cremers, Brunssum Mej. Th. E. Croockewit, Rotterdam P. F. J. B. Draayers, Maastricht J. G. Dijkman, Helmond H. G. Dijkstra, Amstelveen Mej. C. W. Eernstman, Gouda I. A. H. Eleveld, Tiel Mevr. M. A. van Ess-van de Knoop, Amstelveen J. A. J. Fackeldey, Doetinchem Mew. H. G. Feenstra-Wolthuis, Sneek A. A. P. Ferket, Boxtel S. Frankena, Oldenzaal J. D. Fr~geres, Middelburg Mej. Dr. C. J. Gelderman, Hengeto Mej. M. Gerlach, Arnhem H. W. Gestman, Middelharnis N. W. H. M. Gies, Beverwijk J. B. G. M. v. Gils, Eindhoven Mevr. C. Girardot-v. d. Grinten, Den Haag Mej. L. G. Groen, Bedum A. Groenink, Hilversum Mej. A. M. Groot, Wijchen Mej. Dr. J. Haaften, Schiedam P. J. M. Haanappel, Rotterdam H. Hagtingius, Ruurlo Mej. R. Harmsen, Nijkerk Mej. A. Hedeman, Naaldwijk W. F. C. Heering, Warnsveld J. C. van Hell, Wouden H. Hengeveld, Diemen Mej. D. Hinrichs, Den Haag
Mej. E. Hooykaas, Delft W. J. Hoppener, Roermond Dr. W. Hordijk, Waalwijk Mevr. H. Huizinga-Hoesen, Amslerdam Mej. J. A. Hurter, Amsterdam Mej. G. E. Iwema, Rotterdam H. Jaeger, Amsterdam Mevr. W. H. Jansen-Bezema, Zaandam Mevr. Dr. E. M. Jansen-Emmer, Amsterdam Mej. K. E. Janssen, Borne (O.) N. de Jong, Groningen Dr. C. K. J. Kaaijk, Vries P. J. Kaiser, Oegstgeest Mevr. W. M. Q. Kaiser-Thijssen, Nijmegen G. S. Kamphuijs, Horst (L.) M. A. Kipp, Hilversum L. M. Koch, Eindhoven J, M. de Kock, Dordrecht W. v. Koldam, Veendam G. Kornd6rffer~ Vught P. L. M. Kramers, Waalwijk J. Kolsters, Culemborg Mej. H. B. Kroll, Geldrop Mej. F. G. Kruyne, Doorn Dr. B. Lammerts van Bueren, Rotterdam C. P. v. Leersum, Kampen Mevr. F. C. de Leeuw-Bernard, Rotterdam T. H. Lim, Den Haag F. A. Loot, Emmen J. C. Maarsingh, Wijnandsrade Mej. G. Makkink, Bennekom Mevr. A. Marcar-Alkema, Rotterdam P. J. H. Meens, Echt W. B. v. d. Meeren, Leiderdorp A. Minjon, Ter Apel B. Molanus, Winssum Dr. P. Molenaar, Brielle R. v. Mossevelde, Kerkrade Mej. E. J. Nagel, Boskoop J, Niemeijer, Noordwijk W. Nieuwenhuis, Sneek Dr. L. A. Notschaele, H. 1. Ambacht J. H. Nijenhuis, Den Helder E. C. Ochsendorf, Schalkhaar J. H. M. Ongering, Zevenbergen A. M. Ooms, Rotterdam Mevr. Dr. J. Oosterzee-de Geus, Den Haag Mej. M. G. Overwater, Dordrecht Dr. F. Pasma, Joure K. Pels, Utrecht Dr. G. Petersen, Hoevelaken J. J. L. Pieters, Winschoten Dr. G. Planting, Amsterdam Mevr. C. Poll-Bakhuizen v. d. Brink, Den Haag H. M. C. Poortman, Manilla H. L. Pijlman, Alkmaar Mej. E. Pijls, Meerssen J. R. v. Reekum, Sneek C. A. Reichardt, Rijssen Mevr. J. H. Reiche-Klein, Apeldoorn J. v. d. Reijden, Santpoort
G. J. L. Ritzen, Amsterdam Mevr. A. C. Romeijn Reeser, Rotterdam Mevr. A. C. v. Rossum-Nijkamp, Amsterdam Mevr. C. Roy van Zuydewijn-van der Slruijf, Nijmegen Mej. Dr. A. Schoo, Amsterdam J. P. Schulting, Hilversum Mej. A. Th. Sehute, Weert Dr. J. D. Sibie, Dordrecht G. D. H. Stibbe, Oosterhout Mej. Dr. C. P. F. M. Strijbos, Breda A. J. Swaak, Tilburg J. Terpstra, Heemstede P. W. Thijsen, Elst H. J. S. Timmer, Cadzand Mej. A. Vencken, Meerssen E. Verdenius, Amstelveen P. Vermet, Voorschoten K. Visscher, Hardenberg M. v. Vlijmen, Eindhoven D. de Vries, Rotterdam Mevr. A. B. de Vries-Buytink, Amsterdam S. Waardenburg, Oud-Beyerland Dr. J. Wafelbakker, Wassenaar E. E. Walvius, Den Helder D. Weggemans, Apeldoorn Mej. L. Werkhoven, Oranjewoud Mej. F, Westerveld, Haarlem W. H. A. de Wilde, Maassluis H. C. Willemse, Tubbergen Dr. P. Winternitz, Oss M. J. H. Winters, Deurne Mevr. C, Wittermans-Schreuder, Enschede J. Woensdregt, Assert Dr. J. G. Wuite, Amsterdam Mevr. H. F. M. Ydema-Dellemijn, Etten (N.Br.)
PERSONALIA
N i e u w e ]eden :
P. E. Baaij, Bonaireplein 3. Amsterdam-W. H. B. Dutmer, Nieuwe Bosscheweg 18. Tilburg. P. Doornenbal. Reguliersgracht 98. Amsterdam-C. W. Griep. Frans den Hollanderlaan 29. Goes. J. F. den Hamer, Deltastraat 5. Amsterdam. J. W. Mettau, p.a.C.C.S.A. (Comit6 Chrdtien de Service en AIgerie) 21 Bd.E.Mercier, Constantine (Algerie). G. J. J. Mol, 3e Oosterparkstraat 236, Amsterdal~n-O. G. A. Mosterd, Weth. Nijhuisstraat 98, Enschede. P. de Ronde, Poststraat 18, Wildervank (Gr.). J. C. A. Sommers, Postjeskade 205, Amsterdam-W. P. M. H. G. Troquay, Falimaplein 90, Maastricht. J. C. W. M. Vaessen, Lage Witsiebaan 181. Tilburg. W. Vlaanderen, Leidsestraatweg 11, Oegstgeest. W. Ch. F. de Vries, Kloosterweg 15, Harmelen. J. M. Wiggelendam, de Terp A. 20, Amersfoort. J. van der Zee, Joh. de Wittlaan 1, Heemstede, post Haarlem. Over/eden :
D. van Bekknm, Burg. Reigerstraat 79, Utrecht.
609
VARIA
,,Geboorteregeling is slechts 66n aspecl van de ingewikkelde en nog slechts ten dele tot volwassenheid gekomen bevolkingspolitiek, -planning en -regulatie. Een nieuwe vorm van bestuursbeleid, waarvan de noodzaak in een zeer snel veranderde wereld steeds duidelijker wordt. Aan ons, medici, is op dit totaal gezien slechts een bescheiden en dienende functie toebedeeld. Des te meer aandacht zou dit wereldpolitieke vraagstuk echter moeten hebben op regerings-niveau, in de Verenigde Naties, met name in de Wereld Gezondheids Organisatie en dergelijke. Helaas is daar echter maar heel weinig van te bemerken". Aldus heeft men onlangs kunnen lezen in een artikel van Dr. C. J. B. J. Trimbos in ,,Huisarts en Wetenschap" van juni 1963. Naar wij van bevoegde zijde vernamen, is reeds meermalen en door verschillende landen gepoogd in de Wereld Gezondheids Organisatie meer belangstelling voor bet onderhavige onderwerp te wekken, maar deze poging is totnutoe steeds afgestuit op grond van principiEle tegenstand. Het is niet uitgesloten, dat dit onderwerp binnenkort opnieuw aan de orde wordt gesteld in de Wereld Gezondheids Organisatie, teneinde in de eerste plaats te doen nagaan. welke gezondheidsaspecten er aan een verantwoorde gezinsvorming zijn verbonden en of er aanleiding voor de autoriteiten bestaat deze aangelegenheid in hun volksgezondheidsprogramma op te nemen.
In het Tijdschrifl voor Sociale Geneeskunde van 21 juni jl. kon men de visie van twee Britse artsen lezen op de bedrijfsgeneeskunde in Nederland. Hen was daarbij opgevallen, dat in Nederland, meet dan in Engeland, het accent gelegd wordt op de preventie, her redresseren van bezwarende omstandigheden en op de toepassing van arbeids-physiologische principes. Ook aan de routine-keuring bij in diensttreding wordt m66r waarde toegekend. Wat hen ook getroffen heeft, is dat de ,,occupational health nurse" in ons land vrijwel ontbreekt. Voorts trok de aandacht dat in ons land op het bedrijf veel minder volledig medisch behandeld wordt dan in Engeland, hetgeen tot de conclusie leidde. dat daardoor meer tijd beschikbaar is voor preventief-geneeskundige werkzaamheden. Grote waardering had men voor de integratie van her medische en het technischhygi~nische onderzoek van de relatie m e n s arbeidssituatie in ons land en niet minder voor de outillage en equipage van de Nederlandse bedrijfsarts. De slotconclusie is, dat Nederland veel verder is met de bedrijfsgeneeskundige verzorging van ecn groot deel van de arbeidende bevolking dan Engeland.
610
De (wee Britse artsen hadden zich in de bedrijfsgeneeskunde in ons land verdiept, omdat het inzicht bestaat, dat Engeland zich war betreft de organisatie van de sociaal-geneeskundige voorzieningen zal hebben aan te passen aan war in E.E.G.verband bezig is te groeien en bekend is. dat de Nederlandse regeling op bet gebied van de bedrijfsgeneeskunde rain of meer als prototype heeft gegolden van dc onlangs gedane aanbevelingen voor de E.E.G.landen.
MEDISCH
CONTACT
Verschijnt wekelijks Ahonnementen voor niet-leden f 2 0 , Losse nummers f0,50. R E D A C T I E EN A D M I N I S T R A T I E De rcdactie en administratie is gevestigd: Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Telefoon 242535 - Postgiro 58083 ADVERTENTIES
Op de vragen van bet Tweede Kamerlid de heer Lamberts, arts, in verband met de door de dienstplichtige huzaar G. J. M. M. uit Wieringen gepleegde zelfinoord, heeft de minister van Defensie o.m. geantwoord, dat hij bereid is om door de inspecteur van de militaire geneeskundige dienst aan de kamerleden-artsen, die dit wensen, de nodig geachte inlichtingen te doen verstrekken. Hij kan echter geen wijheid vinden om de medische en psychologische status van betrokkene aan bedoelde kamerleden over te leggen.
Met enige plechtigheid is op 20 juli jt. het eerste exemplaar van de derde druk van het Medisch Hygienisch Handboek voor missionarissen aan het bestuur van de Medische Missie Actie (Memisa) overhandigd. Prof. Dr. E. H. H e r m a n s , die samen met Dr. C. Fehmers en Dr. J. A. G. ten Berg de redaktie van het boek heeft gevoerd. herinnerde daarbij aan het ontstaan van de Memisa en aan het verlangen van de deelnemers aan een medisch-hygi6nische cursus om een samenvatting te krijgen van de gedruktc cursusstof. Daarult groeide tenslotte het handboek, dat in 1941 een zeer bescheiden eerste druk beleefde en in 1948 de tweede. Prof. Hermans zei her te betreuren, dat dit handboek - dat op her gehele wereldmissieveld zijn gelijke niet heeft - slechts bestemd kan zijn voor een beperkt taalgebied. Een Franse en een Engelse versie zouden volgens hem van groot nut kunnen zijn. Hij gaf voorts in overweging ook een uitgave op het gebied van de volksgezondheid ter hand te nemen, omdat hieraan in her thans verschenen handboek niet voldoende aandacht kon worden geschonken. (De Tijd).
Een belangrijke groep van het Nederlandse volk ervaart het particulier verzekerd zijn als een status-symbool, als een verworvenheid, die men niet zou willen missen en waarvoor men graag de verzckeringspenningen over heeft. Dit zegt de Verzekering-Maatschappij VVVZ te Amsterdam in haar jaarverslag. Onze eigen praktijk leert, aldus de VVVZ, dat slechts een enkeling die uit de
De advertentie-exploitatie Medisch Contact is gevestigd: Van Ostadestraat 233, A m s t e r d a m - Z , Telefoon 719911; postgiro 58083 ten name van de Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst onder vermelding: advertentieexploitatie Medisch Contact. Advertenties in dit blad behoeven de goedkeuring van de redactie en kunnen zonder opgaafvan redenen worden geweigerd.
ADRESSEN VAN DE M A A T S C H A P P I J , H A A R O R G A N E N , ENZ. Gevestigd: Keizersgracht 327 - Amsterdam-C. - Telefoon 242535. Bureau Hoofdbestuur, Dagelijks Bestuur, Boekhouding, Bureau voor Waarneming en Vestiging 8.30-17 uur. (Na 18 uur en zondags tel. 79.89.84) Landelijke Huisartsen Vereniging - - Landelijke Specialisten Vereniging - - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband - - Specialisten Registratie Commissie - - L.A.C.C.
Ondersteuningsfonds weduwen en wezen: postgiro 111950, Keizersgracht 327, Amsterdam-C., secr. F. Weijnen, Vijverweg 14, Sittard, tel. 3363.
Raad van Beroep: secretaris Dr. H. Navis, Sonsbeekweg 6, Arnhem.
verplichte verzekering komt eta parliculier pati6nt wordt, terug zou willen naar dc ziekenfondssfeer. In dergelijke uilzonderingsgevallen is de reden veelal gelegen in de omstandigheid dat men te maken heeft met een groter gezin, waarbij men met name het missen van de overigens heperkte bijdrage voor tandheelkundige hulp (die het ziekenfouds geeft) als niet prettig ervaart. AIs men echter enige tijd particulier pati6nt is geweest blijkt ook in deze gevallen de status zodanig aantrekkelijk dat de kleine eigen risico's, die men als particulier verzekerde moet dragen, veelal graag worden aanvaard.