NUMMER 20.
MEDEDEELINGEN
29 October 1918.
VAN DE
NEDERL. KATH. JOURNALISTEN-VEREENIGING. SECRETARIAAT:
C. M. J. ALEVEN
—
OFFICIEEL. ALGEMEENE VERGADERING. Zondag 6 October hield de Nederlandsche Katholieke Journalisten-Vereeniging haar algemeene vergadering te 's-Hertogenbosch. Nadat om 10'/4 uur in de kerk der eerw. paters Capucijnen een H. Mis tot intentie der leden was opgedragen, ving te 11 uur de vergadering aan in een der zalen van Hotel Central. De presentielijst werd geteekend door de heeren J. B. Vesters, J. W. Heimer, Ferd. Wierdels, S. Bruysten, C. D. Wesseling, J. Hendriks, J. W. Pasdeloup, J. W. Vienings, A. J. M. Vervoort, Martin Berden, Henri J. Vesters, Henri J. van den Broek, J. R. van der Lans, J. de Kroon, C. Aleven, P. J. F. Dieges, Jac. van der Peijl, K. Wilhelm, H. Smits, J. H. A. Schuurs, C. J. Klever en A. C. B. Arts. Bericht van verhindering was gezonden door de heeren J. J. F. van Zeijl, P. A. L. M. van den Broeke, Th. van Emstede, Th. van der Marck, J. Thomassen, mr. T. J. Verschuur, H. M. Thijssen, Alb. van der Kallen, C. de Mooij, W. J. Putman en A. van Oorschot. Bij de opening der vergadering herinnert de V o o r z i t t e r , na een woord van welkom tot de aanwezigen, aan de benoeming van den heer mr. P. J. M. Aalberse tot raadsman der Kroon. Het stemt aangenaam, dat een lid der vereeniging tot het hooge ministersambt is verheven. Nochtans is de benoeming geen verrasrassing geweest, omdat de capaciteiten van den benoemde ten volle zijn verheffing tot dit ambt konden doen verwachten en rechtvaardigen. Namens de vereeniging is een telegram van gelukwensen gezonden. Vervolgens maakt spr. met groote voldoening gewag van het gouden jubilé van De Maasbode. Met dit heuglijk gebeuren heeft het bestuur het Rotterdamsche blad telegrafisch gelukgewenscht en ook in onze bladen hebben wij hulde gebracht voor't geen De Maasbode tot stand bracht en de beste wenschen voor haar toekomst geuit. Ten derde noemt spr. het welslagen van den onderlingen verkiezingsberichtendienst, georganiseerd door de Ver. De Ned Dagbladpers en waarvan alle bladen hebben geprofiteerd. Spr. huldigt de heeren Heimer en Wierdels voor hun uitsteken-
STATIONSTRAAT NO.
6, HILVERSUM.
de praestaties. Indien mannen als Heimer en Wierdels zich aan zulke zaken geven, dan weet men dat zij zullen slagen. N o t u l e n . Voorgesteld wordt de notulen te arresteeren, zooals zij zijn opgenomen in No. 10 der Mededeelingen. De heer P a s d e l o u p vraagt naar aanleiding van de notulen, in hoeverre de pogingen der heeren Thijssen en van Emstede tot oprichting eener katholieke directeurenvereeniging succes hadden. De heer W i e r d e l s zegt nimmer een uitnoodiging te hebben ontvangen, evenmin de heer v a n d e r L a n s . De V o o r z i t t e r meent, dat dan wel geen stappen tot oprichting zullen zijn gedaan. Spr. neemt op zich, over deze zaak bij den heer Thijssen te informeeren. De notulen worden hierna ongewijzigd vastgesteld. I n g e k o m e n s t u k k e n. De V o o r z i t t e r doet mededeeling van een aantal berichten van verhindering, welke hierboven zijn vermeld. J a a r v e r s l a g e n . Het jaarverslag van den secretaris, den heer C. M. J. Aleven, dat opgenomen is in no. 19 der Mededeelingen, wordt voor kennisgeving aangenomen. De rekening van den penningmeester, den heer Wierdels, vermeldt de volgende cijfers: Ontvangsten. Saldo vorige rekening ƒ 258.24 Contributiën 1916 . . . . 10 — 1917 ; ; 205!Rente spaarbank 9.03 Tek °rt "„ 2.73 ƒ 485.— N.B. Kwitantiën over contributiën 1918 in omloop tot een totaalbedrag van ± ƒ 290.—. Uitgaven. Incasso en porti ƒ 8.98'ƒ2 Drukwerken: diversen 72.03 n vereenigingsorgaan „ 219.90 Onkosten secretariaat B 107.93'/2 Bijdrage Persmuseum „ 10.— Bloemstuk . . 10. Telegram o.90 % Reiskosten \ ss',25 ƒ 485.— 93
De V o o r z i t t e r benoemt de heeren Dieges en Berden tot kasverificateurs. B e s t u u r s v e r k i e z i n g . Uitgebracht worden door de gewone leden 16 stemmen, waarvan verkregen de heeren Heimer (aftr.) 13, van der Lans (aftr.) 12, Schuurs 1, van den Broek 1, Bruysten 2, Wesseling 1, Hazelzet 1 en Vienings 1 stem, zoodat herkozen zijn de heeren J. W. Heimer en J. R. van der Lans, die op een vraag van den Voorzitter verklaren hun herbenoeming aan te nemen. Door de buitengewone leden werden uitgebracht 3 st. waarvan op de heeren J. J. de Kroon (aftr.) 2 en M. Berden 1 st. zoodat herkozen is de WelEerw. Heer J. J. de Kroon. De WelEerw. Heer de K r o o n , zijn herbenoeming aanvaardend, zou wenschen, dat ook de buitengewone bestuursleden door de gewone leden worden gekozen, vooral nu de vereeniging meer en meer het karakter van een vakvereeniging aanneemt. De V o o r z i t t e r zal dit punt, waarvoor statutenwijziging noodig is, in het bestuur ter sprake brengen. . S t a t u t e n w ij z i g i n g , c o n t r i b u t i e v e r h o o g i n g en r e i s v e r g o e d i n g (punt 7 en 9 der agenda). De voorstellen zijn opgenomen in no. 19 der Mededeelingen. Na eenig debat wordt op verzoek van den heer D i e g e s punt 7 en 9 te samen in discussie gebracht. De V o o r z i t t e r zegt ter inleiding van de beraadslagingen, dat het bestuur niet met blijmoedigheid contributieverhooging voorstelt. Het geschiedt onder den drang der omstandigheden, die versterking der geldmiddelen absoluut noodzakelijk maken. De heer D i e g e s ' h e e f t voorgesteld punt 7 en 9 gelijktijdig te behandelen, omdat zijn stem over de contributieverhooging afhangt van de beslissing omtrent de reisvergoeding. Spreker wenscht niet slechts de tegemoetkoming in de reiskosten voor het bezoek der algemeene vergadering te handhaven, maar stelt voor, dat ieder lid, die de algemeene vergadering bezoekt, reiskosten 3e klasse krijgt -jitbetaald, ongeacht of hij het aanvraagt of niet. Subsidair stelt spr. voor het besluit van 2 December 1906 te handhaven. Het leven in de vereeniging maken we dood, als we dit besluit intrekken, omdat we dan een financieel bezwaar leggen op het trouw bezoeken der vergaderingen. In contributieverhooging ziet spr. geen bezwaar. Als wij, journalisten, tegen den eersten den besten straatveger zeggen, dat wij in onze vakvereeniging tien cents per week aan contributie betalen, dan lacht men ons uit. Het vragen om reisvergoeding acht spr. hinderlijk; het leidt tot ongemotiveerde grootdoenerij De heer A 1 e v e n heeft formeele bezwaren tegen behandeling van het eerste voorstel-
Dieges. Dit behoort vooraf in een bestuursvergadering te worden besproken, opdat de kosten ervan kunnen becijferd worden. Het gaat niet aan a 1'improviste te decreteeren, dat elk lid de reiskosten uitbetaald krijgt, ook al heeft hij er niet om verzocht. De kosten van zoo'n maatregel zijn op deze vergadering niet te overzien. Het tweede voorstel-Dieges is overbodig, omdat door verwerping van het bestuursvoorstel het besluit vanzelf gehandhaafd blijft. Spr. ziet ook niet tegen contributieverhooging op en meent, dat het bedrag binnen enkele jaren tot f 10.— zal klimmen. De heer W i e r d e l s sluit zich hierbij aan. Spr. voelt niet veel voor de reisvergoeding. Dat is in andere vereenigingen ook niet gebruikelijk. Wèl wordt vergoeding van reis- en verblijfkosten betaald voor bestuurs- en commissie-vergaderingen. De heer B r u y s t e n voelt zoowel voor de de bezwaren van den heer Dieges als van den heer Wierdels. Kunnen wij de mindergegoeden onder de leden niet tegemoet komen door progressie in de contributie? De heer W i e r d e l s zegt, dat in de Ver. De. Ned. Dagbladpers vrijwillige progressie is ingevoerd. Ieder lid moet f 25.— betalen, maar kan zich vrijwillig in een hoogere klasse stellen. Dit idéé verdient wel overweging, ook voor onze vereeniging. De V o o r z i t t e r merkt op, dat in het bestuur ook de progressieve contributieheffing is besproken. Dienaangaande werd geen beslissing genomen. De bedoeling is jaarlijks het cijfer der contributie te bepalen. De heer W i e r d e l s zou het eens met een vrijwillige progressie willen probeeren. We kunnen dan zien, wat deze oplevert. De heer H e 1 m e r leest in de toelichting van het bestuur, dat de bedoeling der reisvergoeding was, het vergaderingbezoek te bevorderen. Dat is niet geschied. Ook is de reisvergoeding aangevraagd door personen, die er niet allereerst voor in aanmerking kwamen. Het is dus rationeel een besluit, dat niet aan zijn doel beantwoordt, in te trekken. Een algemeene reisvergoeding zal evenmin het gewenschte effect opleveren, omdat er buiten de quaestie van reiskosten nog tal van andere motieven zijn, waardoor de leden niet ter vergadering komen. Het voorstel-Dieges is finantieel onuitvoerbaar. De inkomsten der Vereeniging zullen over 1919 bedragen ƒ 500.—. De Mededeelingen kosten ƒ 400.—. We houden ƒ 100.— over voor andere vereenigingszaken. Dat is niet te veel. Spr. wenscht geen progressie in de contributie. Dat hoort in een vakvereeniging niet thuis, waar alle leden gelijke rechten hebben. Verschillende s t e m m e n : In bijna alle vakbonden is de contributie progressief geregeld. 94
De heer H e i m e r : Dit is mij dan zeker ontgaan. Spr. vindt het geen goeden maatregel. De heer W e s s e 1 i n g wenscht met de voorstellen van het bestuur mede te gaan. Het vraagstuk der progressieve contributie wil spr. uitschakelen. Het is zoo eenvoudig niet. In de vakbonden zijn de loonen bekend; bij ons niet. Welken grondslag zal men voor het salaris nemen? De heer S c h u u r s meent, dat de prikkel tot het bezoek der vergaderingen wordt weggenomen, indien we de reisvergoeding intrekken. We stellen dan een beletsel om aanwezig te zijn. Teneinde het eenigszins geneerend karakter van dit stelsel weg te nemen, wenscht spr. het voorstel-Dieges aldus te wijzigen, dat de reisvergoeding naar tarief 3e klasse zal worden uitgekeerd, tenzij de leden van deze faciliteit geen gebruik wenschen te maken.' De heer V i e n i n g s, die nieuw leven in de vereeniging begroet, is overtuigd, dat zonder een sterke kas de vereeniging ten doode is opgeschreven. Daarom gaat spr. met contributieverhooging mede. Ook spr. wil den leden ruimschoots gelegenheid geven de vergaderingen bij te wonen. De Ned. Journalistenkring heeft het onlangs eveneens met reisvergoeding geprobeerd, met het beste resultaat. De heer H e l m e r : In den Kring is de proef met reisvergoeding totaal mislukt en men zal er nooit op terug komen. De heer V i e n i n g s heeft dat niet gehoord? Spr. verdedigt nader de reisvergoeding. De heer S c h u u r s merkt nog op, dat het bestuur niet moet beoordeelen, wie voor reisvergoeding in aanmerking komt. Dat moet het betrokken lid zelf weten. De heer W i e r d e 1 s antwoordt hierop, dat elk verzoek om reisvergoeding steeds direct is uitbetaald. Doch het is wezenlijk waar, dat het geld werd teruggevraagd door personen, voor wie het besluit niet bedoeld was. Het z.g. genante gaat er door het denkbeeld van den heer Schuurs niet af. Het voorstel Dieges maakt een contributie van ƒ 10.— noodig, terwijl thans ƒ 2.50 voor sommigen reeds bezwarend is. Spr. bepleit nogmaals de vrijwillige progressie. Uit een soort standsgevoel zullen de leden zich vrijwillig in een hoogere contributieklasse plaatsen. De heer V e r v o o r t verwacht niet veel resultaat van een facultatieve progressie. De heer A 1 e v e n wenscht geen vrijwillige progressie. Voor de vaste inkomens zijn de tijden waarlijk niet zoo rooskleurig, dat men eigener beweging de contributie kan verhoogen. Speculeeren op het standsgevoel, zooals de heer Wierdels wil beproeven, acht spr. uit den booze. Alle leden zijn in onze vereeniging gelijk berechtigd en standsidees met daaruit voortsprui-
tende verplichtingen moeten we niet aankweeken. Spr. constateert, dat bij de debatten de motiveering van het bestuursvoorstel inzake de reisvergoeding niet is aangevochten. De voorstellers van het behoud dezer vergoeding hebben evenmin de consequentie van hun standpunt aanvaard door de contributie hooger te willen stellen dan in het bestuursvoorstel is geschied. Men kan wel besluiten tot handhaving van de reisvergoeding, maar als men dan niet de geldmiddelen aan het bestuur ter beschikking stelt, neemt men een onuitvoerbaar besluit. De heer D i e g e s is bereid de contributie voor 1919 zooveel hooger te stellen als noodig is ter handhaving der reisvergoeding. Spr. erkent, dat over zijn eerste voorstel niet direct besloten kan worden. Uitvoerig bestrijdt spr. de afschaffing der reisvergoeding, als wordende daardoor een extra belasting gelegd op de ijverige leden, die door het bezoek der vergaderingen belangstelling voor de vereeniging toonen. De heer P a s d e l o u p oppert het denkbleed een reisgeldfonds te stichten. De heer v a n d e n B r o e k laakt de mededeeling van den secretaris, dat reisvergoeding is gevraagd door leden, voor wie ze niet bestemd is. Dit heeft het bestuurniet te beoordeelen. De V o o r z i t t e r merkt op, dat de desbetreffende zinsnede is opgenomen naar aanleiding eener opmerking van den penningmeester in een bestuursvergadering. Namen zijn evenwel niet genoemd. De heer D i e g e s stelt thans voor de contributie der gewone leden over 1919 te bepalen op ƒ 6.— en voor de buitengewone leden op ƒ 7.50, het besluit tot reisvergoèding te handhaven en over zijn voorstel advies uit te brengen. Na eenig debat verklaart de V o o r z i t t e r , dat het bestuur het voorstel-Dieges inzake de contributie overneemt, en dat het bestuur over het voorstel-Dieges inzake de reisvergoeding advies zal uitbrengen vóór de volgende algemeene vergadering, in verband waarmede punt 9 der agenda (voorstel tot intrekking van het besluit inzake de toekenning van vergoeding) door het bestuur wordt t e r u g g e n o m e n . In stemming komt thans: het voorstel tot wijziging van art. 10 der statuten, strekkend, dat de contributie der gewone en buitengewone leden jaarlijks voor het volgend vereenigingsjaar door de algemeene vergadering wordt vastgesteld. Dit voorstel wordt z. h. st. a a n g e n o m e n ; het gewijzigd bestuursvoorstel inzake de contributie voor 1919 (ƒ 6.— voor de gewone en ƒ 7.50 voor de buitengewone leden). Dit voorstel wordt bij hoofdelijke omvraag met algemeene stemmen a a n g e n o m e n . Hierna wordt gepauzeerd. Na de pauze is aan de orde: 95
U i t g i f t e M e d e d e e l i n g e n . Het voorstel is opgenomen in no. 19 der Mededeelingen. De heer W e s s e 1 i n g wenscht een woord van lof te spreken voor de samenstelling van het orgaan. De uitgifte van dit blad is een goed werk geweest en spr. acht het van groot belang voor de vereeniging, als het orgaan op deze wijze wordt voortgezet. (Teekenen van instemming). De V o o r z i t t e r sluit zich hierbij aan en licht in het kort nog het voorstel toe, dat hierna z. h. st, wordt g o e d g e k e u r d . S t e u n f o n d s (zie de Mededeelingen no. 17 en 19). De V o o r z i t t e r wil ook hier ter plaatse erkentelijkheid uitspreken jegens die directies, welke voor het stichtingskapitaal van het Steunfonds hun bijdragen zonden. Moge dit voor degenen, die tot dusverre achterwege bleven, een aansporing zijn hun bijdrage alsnog beschikbaar te stellen. Spr. hoopt, dat het Steunfonds algemeene waardeering bij de directies zal blijven vinden. De heer W e s s e l i n g betoogt, dat het Steunfonds geen al te beperkte strekking moet krijgen. Het moet niet worden zooals het Steunfonds van den Ned. Journalistenkring. Z.i. behoeft het karakter van een weerstandskas niet geheel buitengesloten te zijn. Het stichtingskapitaal zal op de meest zuinige wijze beheerd moeten worden, teneinde het in stand te houden. Het kapitaal mag niet wo.den aangesproken. De ondersteuning moet Vo/uen uit rente, contributie e.d. De heer V i e n i n g s vraagt, of overwogen is een deel der contributie voor het Steunfonds af te zonderen. De V o o r z i t t e antwoordt, dat deze laatste vraag in het bestuur behandeld is, maar dat de stand der kas het niet toelaat, Om diezelfde redenen heeft het bestuur gemeend de oprichtingskosten ten laste van het fonds te moeten brengen. De omschrijving van de bestemming voor het fonds wenscht spr. over te laten aan het te benoemen fondsbestuur, dat dienaangaande voorstellen zal doen aan de Algemeene Vergadering. Door het aanwerven van donateurs voor het fonds zal gepoogd worden de inkomsten te versterken. De heer H e 1 m e r wil ook een ruime strek king aan het fonds geven, maar he: rj oet niet gaan dienen als weerstandskas. De heer W i e r d e 1 s zou de inrichting van het Steunfonds als weerstandskas een onbescheiden daad vinden tegenover de samenstellers van het stichtingskapitaal, al erkent spr. dat men formeel daartoe gerechtigd is. Spr. is er echter voor, dat eventueele steunverleening op onbevangen wijze geschiede. Daarvoor is geen wijziging noodig van het voorstel, omdat uit de discussiën de bedoeling duidelijk is gebleken.
De heer W e s s e l i n g wenscht nog de bepaling te schrappen, dat het door en uit het bestuur te benoemen bestuurslid van het Steunfonds de penningmeester van het fonds zal zijn. Die beperking acht spr. niet terzake dienende. De V o o r z i t t e r heeft geen bezwaar in dier voege het voorstel te wijzigen. Het voorstel wordt hierna g o e d g e k e u r d , en wordt thans overgegaan tot de benoeming van 2 bestuursleden door de gewone leden. Uitgebracht worden 19 stemmen, waarvan verkregen de heeren Schuurs 15, Bruysten 11, Dieges 3, Wesseling 3, Van den Broek 1, Heimer 1, Vervoort 1, Vienings 1 en Wessels 1, zoodat gekozen zijn de heeren Schuurs en Bruysten. Door het bestuur wordt uit zijn midden aangewezen de heer J. W. Heimer. Het bestuur van het Steunfonds bestaat derhalve uit de heeren S. Bruysten (Residentiebode) te 's-Gravenhage, J. W. Heimer (Tijd) te Amsterdam en J. H. A. Schuurs (Maasbode) te Rotterdam. Namens de verificateurs deelt de heer B e r d e n mede, dat boeken en kas van den penningmeester in orde zijn bevonden en adviseert hij tot décharge, waartoe zonder hoofdelijke stemming wordt besloten. Alvorens punt 11 aan de orde te stellen, vraagt de heer van den B r o e k of het voorstel inzake de Mededeelingen in zijn geheel werd goedgekeurd, daarbij inbegrepen het tweede deel betreffende de benoeming van een verantwoordelijk redacteur door het bestuur. De V o o r z i t t e r meent, dat de vergadering stilzwijgend ook aan dit deel van het voorstel haai goedkeuring hechtte, maar heeft geen bezwaar de gelegenheid tot het maken van opmerkingen daarover alsnog op te stellen. De heer B r u y s t e n vraagt, of het niet wenschelijk is een reglement voor de redactie vast te stellen. De heer Ale ven acht dit niet strikt noodig. Spr. zet uiteen, dat ieder lid, die voluit onderteekend een bijdrage inzendt, recht op plaatsing van die copie heeft, tenzij het stuk van ongewenschten vorm of inhoud mocht zijn. Bij verschil van meening heeft spr. het bestuur laten beslissen. Anders staat het met hen, die hun bijdragen anoniem wenschen te plaatsen. Dan is degene, die deze ongeteekende copie plaatst, er mede aansprakelijk voor. Spr. geeft in overweging de practijk eerst een jaartje aan te zien en voorloopig niets te reglementeeren. De heer B r u y s t e n merkt op, dat er nu een verantwoordelijk redacteur komt, die alleen over de plaatsing van copie beschikt. De heer A 1 e v e n meent dat ook bij den nieuwen loop van zaken dezelfde weg kan worden gevolgd. 96
De heer Br u y s t e n : Maar dan is er geen verantwoordelijk redacteur meer. De heer W i e r d e 1 s vraagt zich af, welk bezwaar er kan bestaan, dat men bij verschil van meening advies inwint? De beslissing blijft dan in handen van den redacteur. De heer Br uy s t e n zou wenschen, dat de leden bij niet-plaatsing hunner copie gelegenheid hadden zich op een ander college te beroepen. De heer W e s s e 1 i n g meent, dat een kort reglement wel gewenscht schijnt. De V o o r z i t t e r , opmerkend dat er tegen een reglement in beginsel geen bezwaren bestaan, zegt toe de zaak in het bestuur te zullen overwegen. M a r c o n i s t e n . (Hetbestuursvoorstel, strekkend tot toelating van marconisten als gewoon lid, is opgenomen in no. 19 der Mededeelingen). De heer v a n d e n B r o e k acht toelating van marconisten in strijd niet art. 5 der statuten. Marconisten zijn geen journalisten. Als we deze categorie toelaten, kunnen anderen ook langs een achterdeur de vereeniging binnenkomen. De heer B r u y s t e n ziet geen bezwaar in de toelating van marconisten. De heer W i e r d e 1 s meent, dat een marconist onderscheidt wat hij opneemt. Hij beoordeelt welke berichten voor zijn courant van belang kunnen zijn. Het bestuur heeft zich omtrent de werkwijze van marconisten laten inlichten, waardoor het tot de overtuiging is gekomen, dat een marconist een technisch reporter is, die veel energie in het opnemen kan betoonen. De heer v a n d e n B r o e k zegt, dat er van die menschen geen letter in de courant komt. Hun taak is alleen berichten middels hun toestel opnemen. Het redigeeren, de plaatsing der berichten geschiedt door de redacteuren. Beoordeeling van berichten, waarop de heer Wierdels zich beroept, maakt nog geen journalist. Energie in het opnemen van primeurs bestaat bij marconisten niet. Laat men de marconisten toe, dan zullen aanstonds vele anderen zich ook voor het lidmaatschap aanmelden. De heer W i e r d e l s betoogt, dat met de redeneering van den heer v. d. Broek de redacteuren van Reuter ook geen journalisten zijn. Een goed dagblad-marconist behoort, naar spr. uiteenzet, journalistiek onderscheidingsvermogen te hebben en van dit standpunt bezien, werkt hij mede aan de samenstelling der bladen, hetgeen door de statuten als eisch voor toelating tot het gewone lidmaatschap wordt gesteld. Een lawine van nieuwe gevallen zal zich niet voordoen. Dit is het eerste dubium in 15 jaar tijds. De heer Helm er pleit voor een ruime interpretatie der statuten. We staan hier voor iets nieuws, voor een geval, dat bij de samenstelling
der statuten niet kon worden voorzien. Spr. is voor toelating. De heer van den B r o e k heeft ookaan het bestuur van den Ned. Journalistenkring deze quaestie voorgelegd. De Kring neemt echter geen marconisten aan. De heer W i e r d e l s merkt op, dat wij daar niet mede te maken hebben. Iedere organisatie neemt zelfstandige beslissingen. Is in den Kring deze zaak zoo ernstig overwogen en van alle kanten bezien als in onze Vereeniging? Indien dat gebeurt, komt men daar misschien tot dezelfde slotsom als hier. Het voorstel, strekkende tot de toelating van marconisten tot het gewone lidmaatschap, wordt goedgekeurd met 16 tegen 2 st. die van de heeren v. d. Broek en Smits. Alvorens de rondvraag aan de orde te stellen wenscht de V o o r z i t t e r een vriendelijk welkom toe te roepen aan het eerste vrouwelijke lid der vereeniging, mevrouw J. van der Lans, die heden door het bestuur als buitengewoon lid is aangenomen. Spr. hoopt, dat haar voorbeeld navolging moge vinden. (Teekenen van instemming). De heer W e s s e 1 i n g wenscht een eigenaardig geval te bespreken, dat zich onlangs heeft voorgedaan. Voor een nieuw katholiek dagblad zocht de hoofdredacteur een parlementair medewerker. Hiervoor zijn niet aangezocht de drie katholieke journalisten, die de kamerzittingen meemaken, maar 's mans keuze is gevallen op een eigenaardige persoonlijkheid, op een Israëliet. Spr. wil niets afdingen op de bekwaamheid van deze als journalist, maar vindt het geval toch wel zoo curieus om het hier te releveeren. De heer B r u y s t e n vraagt, of het bestuur zijn aandacht aan de pensioenquaestie wil schenken. Hoe langer hiermede getalmd wordt, des te moeilijker wordt het vraagstuk. De V o o r z i t t e r zegt toe, dat het bestuur zich met deze aangelegenheid zal bezighouden. De heer W i l h e l m vraagt, of de Ned. Kath. Journ. Ver. geen invloed kan uitoefenen op de totstandkoming van een kath. directeurenvereeniging. De V o o r z i t t e r ziet hierin weinig heil. Hij wil echter nog eens bij den heer Thijssen informeeren hoe het hiermede staat. De heer W i e r d e l s en na hem de V o o r z i t t e r spraken een vriendelijk woord aan het adres van den secretaris, waarna de vergadering te 3 uur werd gesloten.
ONS STEUNFONDS. Als donateurs van het Steunfonds zijn toegetreden : Directie N.V. Dagblad en Drukkerij De Tijd te Amsterdam tegen ƒ 10.— donatie 'sjaars. 97
F. Hoefnagels, directeur N.V. Drukkerij Hermes (uitg. Eindh. Dagblad), Eindhoven, tegen ƒ 5.— donatie 'sjaars. Aan de donateurs van het Steunfonds worden gratis de Mededeelingen der vereeniging toegezonden.
LEDENLIJST.
— DeN. V. D e S p a a r n e s t a d t e Haarlem heeft op een buitengewone aandeelhoudersvergadering in verband met uitbreiding der zaken haar maatschappelijk kapitaal gebracht op f 750,000,-. — De M a a s b o d e geeft een 5 °/0 hypothecaire obligatie-leening van ƒ250.000.— uit.
NIEUWE LEDEN.
ONZE VAKORGANISATIE.
Door het bestuur zijn aangenomen als gewoon lid: J. F. Baksteen, Maasbode, Bleiswijkstr. 25B, Rotterdam (marconist). H. W. van den Berg, Limburger Koerier, Batterijstraat 23, Maastricht. Jos. Borghouts, De Zoom, Asp. res. officier Ie Comp. He Bat. 3e Reg. Inf. Veldleger. F. H. A. Grimmon, Maasbode, Bergweg 338, Rotterdam (marconist). J. de Louw, Nieuwsblad van het Zuiden, Markt 23, Tilburg. Jacq van der Marck, Nieuwsblad van het Zuiden, Bredasche weg 219 i, Tilburg. Als b u i t e n g e w o o n l i d : Mevr. J. van der Lans—Russel, Nijmegen.
Den laatsten tijd hoort men steeds verkondigen, dat de Nederlandsche R. K. Journalisten-Vereeniging meer de richting van vakvereeniging uitgaat. En werkelijk, de actie, de laatste jaren door het bestuur getoond, bevestigt dit ten volle. Voor een goede vakorganisatie, want daarvoor en daarvoor alléén zijn wij in een vereeniging, is in de eerste plaats noodig een stevige grondveste. Want is dit niet het geval, dan staat het gebouw, dat daarop opgetrokken wordt, onvast en kunnen wrijvingen in den boezem der vereeniging, 't zij vroeg of laat, niet uitblijven. Als basis van uitgang dienen wij de volgende vragen te stellen: Waaruit moet onze vereeniging zijn samengesteld, wie moeten haar gewone leden zijn en wie kunnen wij daarneven voor steun als buitengewone leden beschouwen? Deze grenzen moeten uit den aard der zaak, vooral wat eerstgenoemde categorie van personen aangaat, de onmiddellijk belanghebbenden, scherp omlijnd wezen; daaruit moet ieder geweerd worden, die daar niet in thuis behoort, daarentegen iedereen ingehaald worden, wiens directe belangen ook die van den Bond zijn. Dit voornaamste punt, vormende de grondslag, de hoeksteen van onze R. K. Journalisten-Vereeniging, komt in de statuten m. i. niet bijster gelukkig tot uitdrukking. Immers, onze Vereeniging laat toe Directeuren van dagbladen als „buitengewoon" lid, zelfs, dat een Directeur in het Bestuur zitting neemt. Hoewel ten zeerste apprecieerend, wat deze in het belang der Vereeniging tot stand hebben gebracht en de toewijding aan hun functie, meen ik toch de opmerking niet te moeten achterhouden, dat directeuren n i e t in onzen kring thuis hooren. Wij zien reeds de geringe animo onder deze categorie van personen, we tellen er meen ik 3, zoodat de meeste zelfs uit eigen beweging overtuigd zijn, dat het lidmaatschap niet is overeenkomstig hun positie in de courantenwereld. Maar ook, in de vereeniging zelf is, logisch gesproken, hun plaats een onhoudbare. Zou de vereeniging eens het advies van directeuren in de een of andere kwestie wenschen, dan is het toch verkieslijker, dat de meening bekend wordt van het meerendeel der directeuren en niet van de enkelingen, die nu toevallig lid zijn. Daarom, op dit punt is een statutenwijziging niet alleen gewenscht, maar
BEDANKT:
H. J. van den Broek, Hondiusstraat 23A, Rotterdam. VERANDERINGEN.
P. J. J. Reuser is niet meer verbonden aan De Limburger Koerier, maar aan het Middenstandsblad voor Limburg, Maastricht. Martin Berden, van Speijkstraat 39, 's-Gravenhage, is van gewoon lid overgeschreven als buitengewoon lid.
NIET OFFICIEEL. (Voor alle niet onderteekende bijdragen is de secretaris verantwoordelijk.)
UIT EIGEN KRING. — Collega C. de Mooij van de Nieuwe Haarlemsche Courant is verbonden aan Ons Blad te Alkmaar. — In een commissie, ingesteld door het bestuur der R.-K. Rijkskieskring-kiesvereeniging 's-Gravenhage tot het ontwerpen van een gem e e n t e p r o g r a m hebben o.a. zitting collega's G. P. Bon, S. Bruysten, C. D. Wesseling en mr. T. J. Verschuur. — Te Heerlen is verschenen het eerste nummer van een nieuw Katholiek dagblad L i m burgsch Dagblad. — Tot president-commissaris van de N. V. Dagblad en Drukkerij De Tijd is gekozen de heer A. C. A. van Vuuren, inplaats van jhr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, die zijn functie in verband met zijn ministersbenoeming had neergelegd.
98
voor een goeden gang van zaken zelfs zeer noodig. Nogmaals, het geldt hier niet personen, maar een principe. In de tweede plaats, de gewone leden moeten bestaan uit redactieleden, d.w.z. personen die direct werkzaam zijn voor het redactioneele gedeelte eener courant, hun werk op het redactiebureau vinden en aansprakelijk zijn voor hetgeen zij publiceeren. Dit punt is in de statuten goed omschreven en behoeft geen nadere toelichting. Echter, het bestuur eener vereeniging heeft te zorgen, dat de statuten worden nageleefd, dat daarvan niet wordt afgeweken, noch in een huishoudelijk reglement, noch door zelf handelingen te doen, welke daarmede in strijd zijn. Wat dit laatste betreft, moet mij van het hart, dat het Bestuur daarover licht schijnt heen te stappen, iets wat in een Vereeniging niet toelaatbaarisenwaarmedede organisatie vrijwel op losse schroeven wordtgezet. Ik wil ter staving van mijn beweren twee voorbeelden aanhalen. Toen in 1914 de wereldoorlog uitbrak, vond het Bestuur daarin aanleiding geen jaarvergadering te houden, hoewel de statuten dit uitdrukkelijk vermeldden (zie art. 16). Uitvluchten zijn gemakkelijk te vinden, ze kwamen ook. Het waren de tegenwoordig bijna spreekwoordelijk geworden: wegens tijdsomstandigheden, den beperkten treinenloop (welke ondertusschen nu nog tot de helft is teruggebracht!) enz. Ieder zal zich echter herinneren, dat, al was in de eerste week der mobilisatie de algemeene toestand in ons land opgewonden, spoedig een reactie intrad. En het groot aantal vak- en sportverenigingen, dat vervolgens weer in vergaderingen bijeen kwam, gaf het doorslaande bewijs, dat ook de R. K. J. V. met wat goeden wil de statuten had kunnen naleven, hetgeen echter niet is geschied. Een tweede voorbeeld, m.i. van veel ingrijpender aard, dat op de laatste algemeene vergadering is voorgevallen. Niettegenstaande de statuten duidelijk verklaren, wie als gewoon lid kunnen toetreden, heeft het Bestuur aanbevolen een voorstel om Marconisten tot het gewone lidmaatschap toe te laten. Onze leden hebben het vóór en tegen kunnen beoordeelen uit de Mededeelingen. We kunnen deze zaak in tweeën splitsen. Eerstens hebben wij marconisten aan de dagbladen op één lijn te stellen met redacteurs, tweedens laten de statuten toe, dat marconisten worden aangenomen? Over de eerste vraag kunnen de meeningen uiteenloopen. Wel heeft de jaarvergadering in gunstigen zin beslist, maar de motieven waarom het meerendeel der leden er voor was, liepen uiteen. Er werd o.a. gezegd, dat ze ook contributie betaalden!!
Van bestuurszijde werd medegedeeld, dat men inlichtingen had ingewonnen bij enkele leden, aan De Maasbode verbonden. Het ware beter geweest, in zulk een kwestie, de hoofdredactie te erkennen. Het meest doorslaand bewijs is toch zeker wel, dat de marconisten door de directie en n i e t door den hoofdredacteur worden aangenomen. Dit alles echter ter zake. Maar.. . volgens den letter der statuten kunnen marconisten géén gewoon lid worden. Welnu, het Bestuur redeneert als volgt: wij kunnen ze „beschouwen" als „luchtreporters", zijn dus gelijk aan stadsreporters, ergo redacteurs, ergo ze kunnen lid worden. Let wel, het Bestuur „ b e s c h o u w t ze a l s " daarmede erkennende, dat zij het in werkelijkheid niet zijn. En hiermede heeft het Bestuur een gevaarlijk precedent geschapen, het had deze zaak nimmer mogen verdedigen, het zet daarmede de statuten op zij, geeft er een uitlegging en uitbreiding aan, die de deuren wijd openzet voor alle mogelijke categorieën van personen, omdat straks een kleine meerderheid in een vergadering ook eens aan „het beschouwen" is gegaan. Het is het bekende hellende vlak, waarvan men wel het begin, maar niet het einde weet. Deze kwestie is een strijd over grondbeginselen, waarover eigenlijk geen strijd moest zijn, omdat het Bestuur is aangewezen, dezen tot eiken prijs te mijden, door zich strikt aan de statuten te houden. Nu het dit niet heeft gedaan, wordt tweedracht gezaaid, waarvan de wrange vruchten niet zullen uitblijven. Wil onze vereeniging, die de laatste jaren kon bogen op gestadige uitbreiding en symphathie onder haar leden, den rechten weg blijven bewandelen en zich verzekeren van blijvenden bloei, dan moet van haar spoedigst uitgaan herziening der statuten, waarin met het bovenstaande rekening is gehouden. HENRI J. v. D. BROEK. N a s c h r i f t . Onzerzijds naar aanleiding van het bovenstaande enkele korte bemerkingen. Collega van den Broek ontpopt zich als een slecht organisatieman, om tweeerlei redenen: allereerst bedankt hij voor het lidmaatschap, omdat hij zich met een besluit der algemeene vergadering niet kan vereenigen en vervolgens gaat hij napleiten en oude koeien uit de sloot ophalen. Alléén collega van den Broek heeft indertijd bezwaar gemaakt tegen het toelaten van marconisten. Hij schreef op 21 April aan het bestuur: „Laat het bestuur eerst een algemeene vergadering uitspraak laten doen, indien ten minste de statuten zich op dit punt niet duidelijk verklaren". Nu heeft het bestuur aangetoond op pag. 90 der Mededeelingen, dat de statuten dagblad-marconisten niet van het ge99
wone lidmaatschap buitensluiten en steunde die meening o. a. op hetgeen de Maasbodeleden omtrent den werkkring der marconisten hadden medegedeeld. Toch onderwierp het bestuur de quaestie aan het oordeel der algemeene vergadering, om den heer van den Broek de volle maat toe te meten. Maar nu die beslissing niet uitvalt zooals de heer van den Broek zich die gedacht had, loopt hij weg. Waarvoor was dan zijn beroep op de algemeene vergadering noodig? En hoe denkt de heer van den Broek zich het vereenigingsleven, als ieder zijn voorbeeld volgt? Het genomen besluit heeft geen ander effect, dan dat twee personen tot het lidmaatschap worden toegelaten, van wie de heer van den Broek meent, dat zij in het kader der vereeniging niet passen. Wordt hierdoor echter iets veranderd aan het wezen of aan de richting onzer organisatie? Immers neen! Twee marconisten tegenover honderd journalisten maken van onze organisatie geen marconistenvereeniging en de richting zullen de marconisten evenmin gewijzigd willen zien als welk ander lid ook. Wat nu de handhaving der statuten betreft, is het kinderachtig zich nu nog dik te maken over het niet houden eener algemeene vergadering in 1914. Indien het bestuur deswege in gebreke moest worden gesteld, had dit moeten gebeuren ter algemeene vergadering van 1915. Daar was de heer van den Broek aanwezig, maar heeft hij het niet de moeite waard gevonden aanmerking te maken. Waarom komt hij er nu mede aan? Dat is minstens drie jaar te laat! Indien de heer van den Broek statutenwijziging wenscht, laat hij dan met een voorstel voor den dag komen. De critische opmerkingsgave, die journalisten eigen pleegt te zijn, dispenseert mij van verdere weerlegging. Terloops wil ik alleen nog wijzen op de averechtsche opvatting van den heer van den Broek, dat ieder in een vereeniging thuisbehoort, .wiens directe belangen ook die van den Bond zijn". Een vereeniging als zoodanig heeft geen belangen, maar vindt haar taak in de directe en indirecte belangen van de personen, wier gemeenschappelijke en waar mogelijk individueele belangen onder een bepaald, in de statuten vastgelegd opzicht te behartigen zij zich als doel stelde. Op den hoeksteen van den heer van den Broek zou moeilijk een hecht gebouw kunnen verrijzen. A.
OOK EEN NABETRACHTING. In een nabetrachting over haar gouden jubilé schreef De Maasbode: „Een eigen glans aan dit feest is voor ons geweest de waarlijk algemeene deelneming van geheel de Katholieke Pers, welke zich geuit heeft in waardeerende artikelen
en zoovele en warme collegiale felicitaties per brief of telegram". Hiervoor betuigde het blad „collegialen dank aan onze medestrijders voor de Katholieke zaak, aan de zuster-organen in den lande". Wij hebben deze woorden van een onzer groote dagbladen hier ter plaatse willen herhalen, omdat zij een al te veel veronachtzaamde waarheid inhouden. Alle katholieke organen zijn strijders voor één- en dezelfde Roomsche zaak en dit feit legt een band tussehen alle katholieke bladen, Maar laten wij dan toch hieruit de consequenties trekken en aanvaarden. Het was niet alleen voor De Maasbode een aangename verrassing, dat zoo talrijke katholieke bladen haar op haar gouden jubeldag met collegiale gelukwenschen tegemoet traden; ook anderen is dit opgevallen. Wij zien hierin een uiting van Roomsch journalistieke eenheid. En toch, op de keper beschouwd, hoorde het onder ons zoo niet te gaan dag in dag uit? Of voelen wij onze journalistieke éénheid slechts als 't geldt op collega's een toast af te draaien? Bestaat onze saamhoorigheid alleen bij jubilea en soortgelijke plechtigheden? Een collega met groote ervaring schreef ons eens, dat journalisten elkanders pennevruchten slecht lezen. Dat stemt wel eenigermate overeen met de klacht van collega Bruysten, hierop neerkomende, dat de Roomsche bladen onderling veel te weinig notitie van elkander nemen. Als we ons nu zoo één gevoelen, waarom veranderen we dan niet die ingewortelde gewoonte, welke ons tot nadeel strekt? In hoeveel gevallen zouden wij berichten uit Roomsche couranten kunnen overnemen, terwijl wij voortgaan de niet-Roomsche pers te citeeren? We gewagen van den vooruitgang onzer Roomsche bladen, ook van hun redactietechniek, maar te pas en te onpas zetten wij onzen lezers den kost der niet-kath. pers voor. Valt hier niets te verbeteren? Laat het gevoel van eenheid, dat zoo krachtig en zoo prachtig bij het feest van De Maasbode tot uiting kwam, doorwerken in de dagelijksche redactie-practijk. Laten wij het goede gaan opsporen in onze Roomsche bladen, groot en klein; breken wij met de sleur uit niet-Roomsche couranten het nieuws te putten! Toasten op jubilea's zijn alleen mooi, als de daad op het woord volgt.
MAASBODE-JUBILÉ. Door bemiddeling van Mgr. A. J. Callier mocht De Maasbode, naar aanleiding van haar gouden jubilé, het volgende telegram namens Z. H. den Paus ontvangen: 100
ROME, Ie 30 Septembre 1918. Le Saint Père accorde bien volontiers la benediction demandée par votre Grandeur pour le journal de Maasbode avec toutes Ses felicitations pour le bien fait a la religion en Hollande pendant un demi siècle et Ses meilleurs souhaits pour 1'avenir. Cardinal GASPARRI. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem, Mgr. A. J. Callier, zond het volgend schrijven: Het is u bekend, dat bij de talrijke belangen welke voortdurend onze aandacht bezig houden, de bloei der Katholieke Pers Ons van den beginne af op heel bijzondere wijze ter harte ging. Onze bijzondere voorliefde voor dit overwegend katholiek belang deed het Ons oprecht betreuren, dat Wij, katholieken, niet in staat schenen in voldoende mate te concurreeren met de ongeloovige en zoogenaamd neutrale Pers, welke juist in onze dagen en in onze rangen ook zoo menige verwoesting heeft aangericht. Zoo hebben Wij het dan ook van ganscher harte toegejuicht, toen uw Vennootschap den moed toonde, om De Maasbode op te voeren tot het eerste en eenige R. K. blad met ochtenden avond-editie. En thans — nu het blad zijn 50-jarig jubilé mag vieren — zijn Wij vervuld van innige dankbaarheid voor het onnoemlijk vele in die jaren gewerkt, door u en door uwe waardige voorgangers. Dankbaar zijn Wij jegens den goeden God, die hunnen en uwen arbeid zoo overvloedig heeft willen zegenen; — dankbaar tevens jegens u en allen, die — somsten spijt van veel miskenning — het kleine blad van weleer wisten te maken tot het alom gezochte „Groot Blad" van nu. Moge, — zoo wenschen en bidden Wij, — ook in de komende tijden de rijkste Zegen Gods op uwe onderneming rusten, opdat De Maasbode met immer schooner resultaat de Katholieke zaak in ons Vaderland blijve bevorderen. t A. J. CALLIER, Bisschop van Haarlem.
WELKECOURANTENZIJNVERBODEN? Pater M. van Grinsven C.ss.R., stelt in De Tijd van 26 October de vraag: welke Nederlandsche couranten heeft de nieuwe Codex aan de katholieken verboden? en antwoordt hierop: lo. Die couranten, welke dwalingen door den H. Stoel verworpen, verdedigen. (Canon 1399. 6o.) Zulke dwalingen, door den H. Stoel verworpen, zijn b.v. h e t l i b e r a l i s m e en h e t s o c i a l i s m e . Vandaar dat couranten, welke de verdediging der liberale en socialistische beginselen op haar program hebben staan, den Katholieken door het hoogste Kerkelijk Qezag verboden zijn. Zulk een dwaling, door den H. Stoel verworpen, is ook de wenschelijkheid van n e u t r a a l o n d e r w i j s voor de jeugd, aan het toezicht en de waakzaamheid der Kerk onttrokken. Vandaar dat bladen, welke zulk een onderwijs voorstaan, den Katholieken verboden zijn. Zulk een mengsel van dwalingen (of zelfs van ketterijen) is het m o d e r n i s m e . Vandaar dat ook modernistische
couranten den Katholieken niet toegestaan zijn. Deze laatste zullen ook nog gewoonlijk onder den volgenden regel vallen.
2o. Couranten van alle niet-katholiekén, welke ex professo (met opzet, dus niet ter loops) over godsdienst handelen, zoolang het niet zeker is, dat daarin niets vervat is tegen den.katholieken godsdienst. (Canon 1399. 4o.) Vallen hieronder niet die couranten, welke in haar vaste kerknieuwsrubriek de waarheden van onzen katholieken godsdienst aanvallen en het ongeloof of de ketterij bevorderen?
3o. Couranten, van welke schrijvers dan ook, welke de ketterij of het schisma verdedigen of de grondslagen zelve van den godsdienst op eenigerlei wijze trachten omver te halen. (Canon 1399. 2o.) Zulk een grondslag van den godsdienst is toch zeker het bestaan van God, de menschelijke vrijheid en de onsterfelijkheid der ziel. Couranten dus, waarin de materialistische evolutieleer wordt aanbevolen, vallen naar onze meening onder dit verbod.
4o. Couranten, die den godsdienst of de goede zeden met voorbedachten rade (data opera) aanvallen. (Canon 1399. 3o.) 5o. Couranten, die welkdanig katholiek dogma ook bestrijden of belachelijk maken; die aan den goddelijken eeredienst te kort doen; die de kerkelijke tucht trachten omver te werpen; en die met voorbedachten rade (data opera) de kerkelijke hiërarchie of den clericalen of kloosterlijken staat beleedigen. (Canon 1399. 6o.) 6o. Couranten, die welkdanig bijgeloof ook, leeren of aanbevelen. (Canon 1399. 7o.) Van de verschillende soorten van bijgeloof worden het raadplegen van het lot (sortilegium), de wichelarij (divinatio), de too verkunst (magia) en de oproeping der geesten (evocatio spirituum) met name vermeld, terwijl .andere dergelijke" bijgeloovigheden nog in het algemeen genoemd worden. Zonder twijfel vallen dus onder dit verbod ook alle couranten, welke het spiritisme leeren of aanbevelen.
7o. Couranten, die de geoorloofdheid van het duel, van den zelfmoord en van de echtscheiding verdedigen; (hoevele reeds verdedigen tegenwoordig de echtscheiding!) die over de vrijmetselaarssekten of andere dergelijke vereenigingen handelen en beweren, dat deze nuttig en niet schadelijk zijn voor Kerk en Maatschappij. 8o. Couranten, die uiteraard onzedelijke of wellustige zaken ex professo (met opzet, dus niet terloops) behandelen, verhalen of leeren. Couranten, die het hemeltergend Neo-Malthusianisme zouden uiteenzetten, en aanbevelen, zouden o.i. onder dit verbod vallen. Ziedaar een opsomming van couranten, welke door den nieuwen Codex aan de Katholieken verboden zijn. Wij hebben ze genoemd in eene andere volgorde dan de Codex ze geeft, daar wij wilden beginnen met die klasse, waaronder volgens onze meening reeds de meeste (zco niet alle) niet-katholieke couranten zullen vallen,- als er eenige leiding van uitgaat. Waar wij het woord „couranten" gebruikten, staat in den Codex het Latijnsche woord „libri". Dit woord, dat eigenlijk „boeken" beteekent, omvat echter in canon 1399 volgens par. 2 van canon 1384 ook alle dagbladen, periodieken en alle1 andere uitgegeven geschriften.
Wii herinneren hier verder nog aan par. 1 van canon 1398 waarin gezegd wordt, dat, als een courant verboden is zulk een courant noch uitgegeven, noch gelezen, noch bewaard, weer verkocht, noch in een andere taal overgezet, noch op eenigerlei wijze aan anderen meegedeeld mag worden. . . . m Na het bovenstaande onthouden wij ons er van, om namen van Nederlandsche couranten te noemen. Voor wie ooren heeft om te hooren, heeft nu de stem der Kerk duidelijk genoeg weerklonken.
BELASTING OP ADVERTENTIËN. Minister De Vries, die zelf eens nauw betrokken was bij de uitgifte van een dagblad, koestert geen goede plannen voor de couranten. Hij wil een belasting van 10 pCt. invoeren op de advertenties van dag-, week- en maandbladen. Van je vrienden moet je het maar hebben! In 1869 werd het zegelrecht op dagbladen en advertentiën afgeschaft. Thans, vijftig jaar later, overweegt een minister de wederinvoering ervan om de schatkist aan geld te helpen. Of 't lukken zal is een andere vraag. We zullen eerst de indiening van het wetsontwerp maar eens afwachten. GEEN GRATIS RECLAME VOOR HET RIJK. In Het Advertentiewezen wordt er de aandacht op gevestigd, dat de post-chèque- en girodienst, die maar niet populair wil worden, gratis reclame in de bladen probeert te maken door maandelijksche vermelding van de cijfers der stortingen, afschrijvingen, uitbetaalde cheques, rekeninghouders enz. Terecht wordt opgekomen tegen deze gratis reclame-makerij, welke elk blad aan een particulier zou weigeren, maar die dan ook aan het Rijk niet moet worden toegestaan. De banken adverteeren om voor haar cheque- en girodienst rekeninghouders te trekken. Als het Rijk die reclame noodig heeft, laat het dan ook adverteeren. Wij zijn het hiermede volkomen eens. In onze bladen worden nog tal van berichten opgenomen, die in het advertentie-gedeelte thuis behooren en die daarnaar ook wel zouden verhuizen, als er tusschen de redacties maar overeenstemming bestond. Men ziet over 't hoofd, dat het ook een journalistiek belang is de advertentie-rubriek zooveel mogelijk te bevorderen, omdat het onze couranten financieel sterk maakt. En alleen als er geld in de lade is, zullen wenschen verwezenlijkt kunnen worden, die de journalisten ten aanzien van hun bladen en van zich zelf hebben.
PERSONALIA. — De heer P. A. H a a x m a n Jr. redacteur van De Nieuwe Courant te 's-Gravenhage, viert 1 November a.s. zijn gouden jubilé als journalist. Een comité heeft zich gevormd bestaande uit de heeren M. van Raalte, mr. J. J. van Bolhuis en D. Hans, om dezen veteraan te huldigen. — Begin October zijn met een convooi naar
Engeland vertrokken de heeren H. C. v a n H o u t e n der N. Rott. Crt. en T. L a n d r é v a n het Hbld. als genoodigden der Engelsche Regeering tot een verblijf in het Engelsche hoofdkwartier in Frankrijk, teneinde vandaar verslag hunner bevindingen te geven.
WETENSWAARDIGHEDEN. — In het Mbld van den Ned. Journ. Kring wordt medegedeeld, dat met ingang van 1 October de redacteuren van het Handelsblad een nieuwen d u u r t e t o e s l a g ontvingen. — De Ned. Journalistenkring heeft de c o n t r i b u t i e voor de gewone leden op ƒ 7.50 per jaar gebracht, ingaande 1919. — Voor October is de prijs van het c o u r ante n d r u k door de firma van Gelder Zonen in overleg met de papiercommissie wederom bepaald op f 42.20 voor rotatie en f 48 voor plano. In 't buitenland is de prijs aanmerkelijk goedkooper. Als wij wel zijn ingelicht is de noteering te Berlijn f 34 en in Zweden f 31 per 100 K.G. Uit Duitschland kunnen met groote moeite slechts enkele partijen worden aangevoerd, omdat men daar zelf den papiernood bestrijden moet, en het papier uit Zweden wordt te duur door hooge vrachten en assuranties. De vrede zal hierin echter wel wijziging brengen en als eerste vrucht voor de bladen afwerpen een verlaging van den papierprijs. Bij de firma van Gelder zijn voorloopig nog voldoende grondstoffen voorradig. — Onze cijfers over den o n d e r l i n g e n v e r k i e z i n g s b e r i c h t e n d i e n s t van de Ned. Dagbladpers in ons vorig nummer behoeven eenige correctie. De inkomsten bedroegen ƒ 19602.50, de uitgaven ƒ 18.052.50. Aan den Rijkstelegraafdienst is ƒ 5.026.65 betaald, aan alle medewerkers en berichtgevers in de 18 kieskringen te zamen ƒ 7.828,79. Het saldo zal ƒ 1.550.— zijn. — In ons land bestaan op t oogenbhk 88 dagbladen. — Volgens eene mededeeling van den staatssecretaris voor den Rijkspostdienst aan den Verein Deutscher Zeitungsverleger, hebben sedert het begin van den oorlog van de in de Duitsche taal verschijnende dagbladen en tijdschriften 2042 (waaronder 539 bladen van politieke strekking) hun verschijnen voor goed en 1530 (waaronder 359 van politieke strekking) hun verschijning tijdelijk gestaakt. Te zamen aldus 3572 bladen, waarvan 898 van pohtieken aard Daartegenover staat een toename met 1765 nieuwe bladen, van welke 446 van politieken aard. Het totaal van ongeveer 9000 Duitsche dagbladen en tijdschriften is dus voor meer dan een derde deel geheel van wezen veranderd. Een lange rij van oude, bekende bladen is verdwenen. 102