2011 Marktonderzoek Lokale Duurzame Energiebedrijven
Erik Jansen De Jonge Milieu Advies 20-5-2011 1
Managementsamenvatting Klimaatverandering is al heel lang een hot item, maar de laatste jaren begint het toch serieuzere vormen aan te nemen. Fossiele brandstoffen dreigen op te raken, de prijzen voor olie en benzine rijzen uit de pan, gemeenten leggen op eigen initiatief hun klimaatambities vast, en lokale duurzame energiebedrijven beleven hun opmars. Middels dit rapport wil De Jonge Milieu Advies zich verdiepen in de markt van lokale duurzame energiebedrijven, ook wel afgekort met LDEB. Door middel van ‘desk research’, interviews met LDEB en gemeenten, en enquêtes onder groepen burgers is door dit onderzoek inzicht verkregen in de marktwerking tussen deze drie partijen en alle factoren die daarbij een rol spelen. Het rapport is als volgt opgebouwd: het eerste hoofdstuk geeft inzicht in de werking van een LDEB. Er wordt gekeken welke LDEB er zijn, hoe ze zijn opgericht, wat hun activiteiten zijn, hoe ze gefinancierd zijn, wat hun successen zijn, en welke knelpunten ze tegen zijn gekomen. Het tweede hoofdstuk geeft weer wat de klimaatdoelstellingen van gemeenten zijn t.a.v. energiebesparing en duurzame energievoorzieningen. Ook wordt gekeken hoe deze gemeenten hun doelstelling realiseren door hun inwoners te stimuleren, en op welke manier zij een LDEB zouden willen ondersteunen. In het derde hoofdstuk wordt de visie van enkele burgergroeperingen t.a.v. energiebesparing en duurzame energie duidelijk. Er is onderzocht wat actieve mensen beweegt om zich aan te sluiten bij een LDEB, en wanneer niet-actieve mensen in beweging zijn te krijgen zodat zij gaan participeren in een LDEB. Tenslotte worden in hoofdstuk 4 middels een SWOT-analyse de kansen en bedreigingen van de markt voor lokale duurzame energiebedrijven op een rij gezet. Deze indeling is gebaseerd op de ‘Trias Innervatie’. Dit model is tot stand gekomen tijdens een eerder onderzoek naar ambitieuze klimaatdoelstellingen bij gemeenten. Dit model dient als visie van JMA in het proces van de energietransitie naar duurzame energie. Het model ziet er als volgt uit:
De visie van JMA in dit model is dat wanneer burgers, bedrijven, en overheden samenwerken, er een opgaande ontwikkeling zal ontstaan van het aantal LDEB’s in Nederland. Tevens zal duurzame energie goedkoper worden dan energie uit fossiele brandstoffen. In het eerste hoofdstuk zien we vooral de werking van een LDEB. We zien dat alle leden bijdragen aan de financiering van productiemiddelen, en dat de meeste initiatieven zijn opgericht uit duurzaamheidsbelang. Ook wordt duidelijk dat de successen van een LDEB heel erg afhankelijk zijn van het draagvlak onder de bevolking, de inzet van mensen de vereniging besturen, en het draagvlak bij de gemeentelijke overheid. Waar draagvlak is, zal immers geen weerstand geleverd worden.
2
En aangezien weerstand het grootste knelpunt is gebleken bij de LDEB uit de onderzoekspopulatie, is het zaak dat weerstand moet worden voorkomen. Dit kan door met iedereen te communiceren over de activiteiten binnen een LDEB, ook met niet-leden. In het tweede hoofdstuk wordt duidelijk dat alle gemeenten uit de onderzoekspopulatie een ambitieus beleid hebben ten aanzien van duurzaamheid. Zij vinden ook dat zij hun inwoners actief stimuleren door subsidies, duurzaamheidsleningen en projecten. Wat we echter constateren is dat de gemeenten op deze manier helemaal niet goed stimuleren, maar het grootste gedeelte van de bevolking ongebruikt laat. En dat is ook de reden dat er in veel gemeenten nog geen LDEB is. De gemeente laat het initiatief aan de burgers, maar de burgers worden helemaal niet geïnformeerd en betrokken. Het derde hoofdstuk bevestigd dat nog eens wanneer een burger enquête in de gemeente Veenendaal laat zien dat veel mensen niet op de hoogte zijn van de klimaatplannen in de gemeente. Dit terwijl er toch een hoge bereidheid is om mee te werken aan het realiseren van deze plannen, mits dat de bewoners financieel voordeel oplevert. De innovatie-theorie van Everett Rogers (1962) wordt toegepast om te laten zien hoe individuen bij een innovatie betrokken kunnen geraken. Het vierde en laatste hoofdstuk geeft middels een SWOT-analyse inzicht in de sterkten, zwakten, kansen, en bedreigingen van de markt voor lokale duurzame energiebedrijven. We zien dat energiebelasting een bedreiging vormt, in tegenstelling tot de stijging van de energieprijs en de liberalisering van de energiemarkt, die als grote kansen voor deze markt worden gezien. De eindconclusie is dat het tandwiel ‘Lokale overheid’ in de ‘Trias Innervatie’ niet goed draait. De gemeenten stimuleren namelijk vooral de burgers die op zoek zijn naar energiebesparing en duurzame energie. Zij zijn degenen die zich inschrijven voor een subsidie, die een duurzaamheidslening aanvragen, of die zich aanmelden voor een project vanuit de gemeente. Het grootste gedeelte van de burgers wordt echter niet gebruikt en niet bereikt. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen zijn als volgt: De gemeente moet actief de voordelen van lokale duurzame energieopwekking zichtbaar maken. Niet alleen via voorlichting, maar ook via aansprekende voorbeelden en beleid. Alleen zo wordt kennisname concreet gemaakt en stimuleert dat de bereidheid van inwoners en organisaties om zelf actief te worden. De gemeente moet actief en met concrete voorbeelden en projecten duidelijk maken dat gezamenlijke lokale energieproductie door inwoners en bedrijven niet alleen goed is voor de aarde maar ook voor de sociale cohesie. De gemeente moet een beleid voeren waarbij inwoners en bedrijven hun eigen duurzame energie kunnen produceren, ook als hun eigen woonlocatie deze mogelijkheden niet biedt. Dit kan de gemeente doen door locaties beschikbaar te stellen voor productiemiddelen. De gemeenten moeten hun beleid actief communiceren naar alle inwoners. Dit kunnen zij in eerste plaats in samenwerking doen in samenwerking met een LDEB die leden werft. Het draagvlak onder de bevolking, waaronder het ledenaantal van een LDEB, is immers een belangrijke succesfactor voor een LDEB. Daarnaast kunnen zij ook de hulp gebruiken van een adviesbureau, gespecialiseerd in communicatie en milieu. Ervaring t.a.v. duurzame energievoorzieningen en technisch inhoudelijke kennis zijn daarbij van belang. Middels een goede voorlichting (communicatie) naar alle burgers kunnen er volgens het model van Everett Rogers vele burgers worden meegenomen bij een innovatie. Al samenvattend kunnen we zeggen dat het tandwiel ‘gemeente’ niet goed draait, maar dit heeft de gemeente zelf nog niet door. Ze zeggen dat ze stimuleren, en nemen een regisserende rol in ten aanzien van energie besparing en lokale energievoorzieningen, maar in werkelijkheid stimuleren zij niet (goed).
3
Inhoudsopgave Managementsamenvatting ..................................................................................................................................... 2 Inleiding................................................................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1
Lokale duurzame energiebedrijven .............................................................................................. 6
Hoofdstuk 2
Gemeenten ................................................................................................................................. 27
Hoofdstuk 3
Burgers ........................................................................................................................................ 38
Hoofdstuk 4
Kansen en bedreigingen.............................................................................................................. 51
Conclusies en aanbevelingen ................................................................................................................................ 53 Bijlage 1: Lokale duurzame energiebedrijven ....................................................................................................... 55 Bijlage 2: Respondenten LDEB .............................................................................................................................. 56 Bijlage 3: Gemeenten ............................................................................................................................................ 57 Bijlage 4: Respondenten gemeenten .................................................................................................................... 58 Bijlage 5: krantenartikelen .................................................................................................................................... 59
4
Inleiding Klimaatverandering is al heel lang een hot item, maar de laatste jaren begint het toch serieuzere vormen aan te nemen. Fossiele brandstoffen dreigen op te raken, de prijzen voor olie en benzine rijzen uit de pan, gemeenten leggen op eigen initiatief hun klimaatambities vast, en lokale duurzame energiebedrijven beleven hun opmars. Middels dit rapport wil De Jonge Milieu Advies zich verdiepen in de markt van lokale duurzame energiebedrijven (LDEB). Lokale duurzame energiebedrijven zijn de opzichzelfstaande groeperingen die zich inzetten voor de opwekking van duurzame energie. Dit doen zij door zelf productiemiddelen (zonnepanelen, windturbines, biomassa installaties etc.) te realiseren en daarmee energie op te wekken. Zij helpen op deze manier het beeld de wereld uit dat alleen energiebedrijven als Eneco zich hiervoor inzetten. Aangezien LDEB een nieuwe, opkomende markt is die zich snel ontwikkeld, is er nog weinig inhoudelijke kennis aanwezig. Door middel van ‘desk research’, interviews met LDEB en gemeenten, en enquêtes onder groepen burgers is door dit onderzoek inzicht verkregen in de marktwerking tussen LDEB, gemeenten en burgers, en alle factoren die daarbij een rol spelen. JMA hoopt op deze manier zelf de markt te leren kennen, maar wil haar ook graag haar kennis delen. Voor het onderzoek is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Welke marktkansen zijn er voor lokale duurzame energiebedrijven, en hoe kan hun positie in de markt worden verstevigd? Deze hoofdvraag is opgedeeld in de volgende deelvragen:
Welke lokale duurzame energiebedrijven zijn er opgericht als gevolg van burgerinitiatief of coöperatieve samenwerking, wat zijn hun activiteiten en waar liggen hun successen? Wat is het beleid van de lokale overheid ten aanzien van duurzame energievoorziening, hoe stimuleren zij, en hoe zouden ze een lokaal duurzaam energiebedrijf willen ondersteunen?’ Wat beweegt actieve burgers om zich aan te sluiten bij een duurzame energie vereniging, en hoe groot is de bereidheid om mee te doen met initiatieven voor lokale productie van duurzame energie onder niet-actieve burgers? Wat zijn de kansen en bedreigingen in de makt van lokale duurzame energiebedrijven?
Door het afzonderlijk onderzoeken en beantwoorden van de deelvraag moet aan het einde van het onderzoeksrapport het antwoord op de hoofdvraag duidelijk worden.
5
Hoofdstuk 1
Lokale duurzame energiebedrijven
In dit eerste hoofdstuk van het onderzoek naar de marktkansen van lokale duurzame energie bedrijven (LDEB) zal er gekeken worden naar de eerste van de drie doelgroepen uit de Trias Innervatie, namelijk de lokale duurzame energie initiatieven zelf. We zullen kijken welke LDEB er allemaal zijn opgericht in coöperatief verband, wat ze doen en wat hun belangrijkste succesfactoren zijn. In dit hoofdstuk zal daarom de vraag centraal staan: ‘Welke lokale duurzame energiebedrijven zijn er opgericht als gevolg van burgerinitiatief of coöperatieve samenwerking, wat zijn hun activiteiten en waar liggen hun successen?’ Voor het beantwoorden van de deelvraag was het noodzakelijk om eerst de doelgroep helder te hebben. In de inleiding zijn er namelijk vijf manieren beschreven om duurzame energie op te wekken. En in de lijst met lokale duurzame energie initiatieven, die onderaan deze pagina aanvangt, zijn vele projecten opgenomen die binnen de onderzoekspopulatie zouden vallen. Om deze populatie in te perken is er besloten het onderzoek niet te richten op alle vijf de methoden van energieopwekking die in de inleiding beschreven staan. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op windenergie, en in zekere mate ook op zonne-energie en geothermische energie. Voor energie uit biomassa laat JMA een opzichzelfstaand onderzoek uitvoeren, en energie uit water is een te technisch verhaal om op te nemen in dit onderzoek. Om te beginnen hebben we een lijst samengesteld met alle lokale duurzame energie initiatieven of -projecten die er in Nederland zijn opgericht. Deze lijst is in januari 2011 samengesteld, en het is mogelijk dat deze op moment van publiceren niet meer actueel genoemd kan worden. Lokale duurzame energie initiatieven schieten immers als paddenstoelen uit de grond. Hieronder volgt de lijst: Gemeente Aalten (GLD) Alkmaar Ameland Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Apeldoorn Apeldoorn Arnhem Beetsterzwaag Beneden Leeuwen Bergerden Biddinghuizen Breda Breda Bronsbergen Culemborg Delft Den Haag Den Haag Den Haag Den Helder Deventer Drachten Eindhoven Friesland Goes Gouda Groningen
Naam project Windmolenpark Hagenwind HVC Amelander Energie Coöperatie Afval Energie Bedrijf NDSM-werf, Kinetisch Noord BV Ode Oosterdokseiland Westpoort warmte Onze Energie Zuidbroek, RWZI deA Arnhem Centraal WKO Biomassa-installatie Beetsterzwaag Henricushoeve, Boer zoekt Buur Bergerden Kubbeweg De Kroeten Stadskantoor, Casino en Chassétheater Vakantiepark Bronsbergen smart grid Energiebedrijf Thermo Bello B.V. Warmtebedrijf Eneco Delft B.V. Wateringseveld Energiecoöperatie Biesland Duindorp de Eendragt Pothoofd Noordenwind Sanergy, Strijp S Noordenwind Ouverture De Windvogel Smart grid Hoogkerk
6
Groningen Groningen Heerhugowaard Heerhugowaard Heerlen Hoofddorp Hoorn Houten Kerkrade Leeuwarden Lelystad Maastricht Mijdrecht Naaldwijk Noord Holland Oss Oude Tonge Putten Rotterdam Sittard Sneek Sneek Texel Utrecht Utrecht Veenendaal Venlo Waalwijk Waterland Westland Woerden Zaanstad Zee Zeeland Zeewolde Zevenaar
Huismeesters Nij Bosma Zathe Stad van de zon Samenwerken in ‘Kennemerwind' Mijnwaterproject Heerlen Meerwind West-Friese Windmolen Coöperatie ADEM De Locht Zuidlanden Orgaworld Sappi WDE Hoogeland De Noord-Hollandse Energie Coöperatie Transportbedrijf ITC Holland Coöperatie Deltawind Biovergister Maas verwarmt en koelt Maastoren Biomassa Energiecentrale Lemmerwerg Oost De Wieren, Noordhoek Texel Energie Ecofys: kleinschalig biogas uit afval Energie-U DEVO Sunny Tom Ecopark Waalwijk CWV Waterland Biologische groentekwekerij BiJO V.O.F. Jonker DDW, Spoorzone Zaanse Energie Kooperatie Meewind Zeeuwind Polderwijk Groot Holthuizen
Uit deze lijst hebben de initiatieven aan het onderzoek deelgenomen door middel van een persoonlijk gesprek, telefonisch gesprek, of e-mailcontact: - West-Friese Windmolen Coöperatie; - Windpark Kubbeweg; - Texel energie; - Energiebedrijf Thermo Bello B.V.; - Zaanse Energie Kooperatie; - DEVO; - De Eendragt; - Kennemerwind; - Onze Amsterdam Noord energie; - Deltawind; - Meerwind; - Meewind; - Amelander Energie Coöperatie; - De Windvogel; - Energie-U. Van deze initiatieven volgt nu een uitgebreidere beschrijving om een beeld te creëren van de activiteiten en successen die deze initiatieven hebben gerealiseerd.
7
West-Friese Windmolen Coöperatie Plaats: Initiatief: Burgers
Oprichting In 1986 organiseerde de Organisatie voor Duurzame Energie (ODE) uit Utrecht een voorlichting te Venhuizen over windmolen coöperaties. Een aantal bezoekers van die bijeenkomst hebben daarna besloten krachten te bundelen en de West-Friese Windmolen Coöperatie (WWC) op te richten. In het daaropvolgende jaar hebben zij zelf een aantal bijeenkomsten georganiseerd om leden te werven. Doel De enige doelstelling die de WWC heeft is om hun huidige molens zo lang mogelijk te laten draaien zolang dat voor het milieu voordeel oplevert. Activiteiten De coöperatie heeft momenteel vier windmolens in bezit. Dit waren er vijf, maar bij een molen was de besturingskast uitgebrand waarna de molen is verkocht. De overige vier molens leveren ongeveer 350.000 KWh per jaar op. Organisatievorm De WWC is een coöperatieve vereniging met uitgesloten aansprakelijkheid. Deze organisatievorm is aantrekkelijk omdat uitgesloten aansprakelijkheid (UA) betekent dat de leden slechts aansprakelijk zijn tot het bedrag van hun contributie en hoeven niet mee te betalen aan het tekort.
Financiering De eerste drie windmolens van de WWC zijn voor 30% gefinancierd door overheidssubsidie. Dit betrof de toenmalige IPW-subsidie (Integraal Plan Windenergie) waarvoor een ieder die een grote windmolen wilde bouwen in aanmerking kon komen. Deze subsidie is destijds opgeheven. De andere 70% is gefinancierd door leningen die door leden aan de vereniging verstrekt zijn. Over deze leningen werd in eerste instantie 4% dividend uitgekeerd wat later opgeschroefd werd naar 7%. De vierde en vijfde molen zijn eveneens gefinancierd met overheidssubsidie, en het resterende via een hypotheek bij de ASN Bank. Succes- en faalfactoren In eerste instantie is het succes te danken aan het enthousiasme van een kleine groep personen die de vereniging hebben opgericht en bestuurd. Bovendien zijn de leningen en subsidies belangrijk geweest voor de uitvoering van het project. Voor een coöperatieve vereniging als de WWC is succes onmogelijk als er in de omgeving geen mogelijkheden zijn om windmolens te plaatsen. En voor een vereniging, die eigenlijk een vrijwilligersorganisatie is, moeten er mensen zijn die bereid zijn zich in te zetten voor de vereniging naast hun eigen baan. Informatie Kees Schouten
[email protected] www.wfr-wind.nl
8
Windpark Kubbeweg Plaats: Biddinghuizen (gem. Dronten) Initiatief: Burgers
Oprichting Elf jaar voor de officiële opening van het windpark ontstonden de eerste ideeën aan de Kubbeweg om iets met windenergie te gaan doen. Eén van de agrariërs wilde zijn kleinere molen vervangen door een grotere, en wist de overige elf agrariërs mee te krijgen in zijn plannen. Na het ontstaan van het idee zijn de twaalf agrariërs tien jaar bezig geweest met de voorbereiding. In juni 2006 stonden de molens met de wieken in de wind en werd het park officieel geopend. Momenteel staan er zeventien windmolens in het land aan de Kubbeweg.
Financiering De zeventien windmolens hebben bij elkaar 45 miljoen euro gekost en zijn volledig gefinancierd door de bank. De terugverdientijd van deze investering bedraagt ongeveer negen jaar. De twaalf agrariërs van de Kubbeweg zijn allemaal aandeelhouder, de winst wordt als dividend aan hen uitgekeerd. Momenteel wordt de investering nog terugverdiend en betaald aan de bank, maar er wordt ook al winst gemaakt. De visie is continuïteit van het project, niet de uitbreiding.
Doel De visie van dit project is afkomstig uit landbouwbelang. Doel is om de akkerbouwbedrijven te versterken. Agrariërs hebben vaak lappen grond die niet optimaal worden benut. Door het plaatsen van een windmolen kunnen ze ook aan de molen verdienen. Doel is windmolens zo lang mogelijk laten staan. Het is niet mogelijk het project uit te breiden en dat is ook niet het streven. Continuïteit is het belangrijkste doel.
Succes- en faalfactoren Het succes van dit windpark ligt hem voornamelijk in het open gebied waarin de windmolens zijn gevestigd. Hierbij is de beschikbaarheid van de molens belangrijk, wat betekend dat wanneer het waait, de windmolen ook in staat is om daadwerkelijk te produceren. Terreinruwheid zou het succes van een windpark in de weg kunnen staan. Dit houdt in dat er zich teveel obstakels in het gebied bevinden die een remmende werking hebben op de wind.
Activiteiten Aan de Kubbeweg in Biddinghuizen liggen een aantal boerderijen met een enorme lap grond aan de achterkant. De hele weg heeft aan weerskanten molens in het land gezet, met een onderlinge afstand van 350 meter. In totaal zijn er 17 molens geplaatst. Een ondergrondse kabel verbindt de molens aan elkaar en deze kabels leiden naar een zelf geplaatst onderstation. Via dit onderstation wordt de opgewekte energie omgezet in elektronen en gaan ze het net op.
Informatie Frits Iordens
[email protected] www.windparkkubbeweg.nl
Organisatievorm Windpark Kubbeweg is een Besloten Vennootschap. Hier is voor gekozen omdat een rechtspersoon noodzakelijk is voor het sluiten van overeenkomsten en het verkrijgen van subsidies. Tevens is het de meest geschikte vorm om de agrariërs aandeelhouder te laten worden.
9
Texel Energie Plaats: Den Burgh (gem. Texel) Initiatief: Burgers
Oprichting Op Texel was men al een tijdje bezig met duurzaamheid. Voornamelijk de werkgroep ‘Duurzaam Texel’ was er mee bezig. Binnen deze werkgroep heerste het idee om een lokale identiteit te creëren en zelfvoorzienend te worden door een duurzaam energiebedrijf. Als gevolg daarvan werd in 2007 Texel Energie opgericht als een lokaal duurzaam energiebedrijf. De eerste stap was het meten en creëren van belangstelling waarna de productiemiddelen kunnen worden gecreëerd.
Doel Op Texel verbruikt men jaarlijks ongeveer 28 miljoen euro aan energiekosten. Dat geld ging altijd naar Eneco, Nuon, Essent of anderszins. Het doel van Texel Energie is om dit geld te laten rouleren in de eigen economie. Dit kan door deze gelden te steken in eigen productiemiddelen. In 2020 wil Texel energieonafhankelijk zijn. Men wil dan alle energie die op Texel verbruikt wordt zelf opwekken. Activiteiten Texel Energie heeft een contract gesloten met Greenchoice waarvan ze groene stroom en gas afnemen. De volgende stap is om dit zelf op te wekken. Als tegenhanger doet Greenchoice de facturering en administratie voor Texel Energie. Daarnaast heeft Texel Energie van enkele agrariërs de daken geleased en daar zonnepanelen op gezet. Ook hebben ze via Nuon een aantal windmolens gehad waarvan er nu nog één over is. De energie die hiermee opgewekt wordt gaat het net op.
Financiering De 3000 leden van Texel Energie hebben destijds een aandeel gekocht voor € 50,- per stuk. Het aandelenkapitaal bedraagt dus € 150.000,-. Voor het zonne-energieproject heeft de provincie een subsidie verstrekt die de kosten aanzienlijk drukt. Daarnaast is er een lening afgesloten bij de bank. Succes- en faalfactoren Het succes van Texel Energie ligt hem in het feit dat ze een eiland zijn, en niet geheel afhankelijk willen zijn van de rest van Nederland. Voorbeeld hiervan is de TESO (Texels Eigen Stoomboot Onderneming). Daarnaast heeft men veel zon op Texel. De meeste zonuren van Nederland. Er kan dus veel energie opgewekt worden door zonnepanelen. Bovendien heeft men op Texel veel wind doordat het eiland geheel omringd is door de zee. Door middel van windmolens kan hier ook veel energie opgewekt worden. Bovenal biedt Texel veel ruimte om de productiemiddelen voor zonne-energie en windenergie te plaatsen. Dit komt door de lage terreinruwheid en de vele boerderijen. We merken echter wel enige weerstand tegen de windmolens, wat een faalfactor zou kunnen zijn. Ongeveer 50% van de Texelaars zijn tegen windmolens en de andere 50% heeft er niets op tegen. Informatie Peter Bakker
[email protected] www.texelenergie.nl
Organisatievorm Texel Energie is een coöperatie met 3000 leden. Alle Texelaars hadden de mogelijkheid om aandeelhouder te worden. Elk lid van de coöperatie heeft één stem ongeacht het aantal aandelen wat hij bezit. Op die manier kan de coöperatie niet worden overgenomen door een lid die een aandelenmeerderheid heeft.
10
Thermo Bello B.V. Plaats: Culemborg Initiatief: Burgers
Oprichting In 2006 besloot de Raad van Bestuur van drinkwaterbedrijf Vitens zich te concentreren op haar kerntaak, namelijk de winning en levering van drinkwater, en alle niet-kerntaken af te stoten. Dit hield in dat Vitens haar installaties voor de productie van warmte en het warmtenetwerk te koop aanbood. Het werd in de eerste plaats aangeboden aan de gemeente Culemborg, die afzag van overname. Vervolgens werd de Bewonersvereniging Eva Lanxmeer (BEL) benaderd voor overname. Nadat deze groep een jaar lang intensief de buurt informeerde over de kans, werd het besluit tot overname met een grote meerderheid van stemmen aangenomen. Op 1 april 2009 werd de formele overdracht van Vitens aan Thermo Bello bekrachtigd. Doel Thermo Bello stelt zich ten doel om de 175 huizen en 7 bedrijven in de wijk EVA-Lanxmeer te voorzien van duurzame verwarming tegen kosten die lager of gelijk zijn dan anders. Daarnaast wil Thermo Bello in Culemborg de toepassingen van duurzame energie en energieopwekking ontwikkelen, beheren en optimaliseren. Bovendien wil men uitbreiding van lokale duurzame energiebedrijven in Nederland stimuleren door het vergaren en verspreiden van kennis en ervaring. Activiteiten 9000 GJ per jaar wordt verzorgd door een elektrisch aangedreven waterpomp met een vermogen van 780 KWh. In het station staan ook twee gasketels (elk 640 KW) voor bijverwarming bij koud weer en om warmte te produceren bij uitval van de warmtepomp (service of storing).
Financiering Het benodigde kapitaal voor de aankoop voor de aankoop van het warmtenet werd verkregen door storting van kapitaal in de B.V. Het minimale startkapitaal voor een B.V. bedraagt € 18.000 en werd gestort door de oprichters. Bij de oprichting van Stichting Administratiekantoor werd er door kapitaalverstrekkers € 150.000 ingelegd. Voor de Bewonersvereniging Eva Lanxmeer (BEL) zijn er 600 certificaten van aandelen uitgegeven voor € 250,- per stuk, waarvan € 30,- nominaal en € 220,- agio. Dit heeft voor de kapitaalverstrekkers als voordeel dat als de nominale waarde daalt, de certificaatwaarde als geheel redelijk op niveau blijft door het relatief grote agiodeel. Daarnaast heeft Thermo Bello nog een lening bij Greenchoice en bij de bank. Succes- en faalfactoren Thermo Bello bevond zich in een unieke situatie, aangezien zij het aanbod kregen om het om het warmtenetwerk over te kopen van Vitens. Dit was een eenmalige mogelijkheid. De medewerking van de Bewonersvereniging Eva Lanxmeer (BEL) is van groot belang geweest. Zij hebben zich een jaar lang ingezet om de overname te realiseren. Een knelpunt is datThermo Bello niet kan uitbreiden. Het warmtenet lag onder een bestaande woonwijk.
Informatie Gerwin Verschuur
[email protected] www.thermobello.nl
Organisatievorm Om op 1 januari 2009 van start te kunnen gaan, werd op 27 november 2008 een besloten vennootschap opgericht. Het hiervoor benodigde kapitaal (€ 18.000) werd gestort door de drie leden van het projectteam. Om de zeggenschap van de eindgebruikers vorm te geven, is een B.V. niet genoeg. Vertrouwde rechtsvormen in Nederland om zeggenschap te delen, zijn de coöperatieve vereniging en de stichting administratiekantoor. Het projectteam had in het bedrijfsplan een stichting administratiekantoor voorgesteld wat uiteindelijk ook is uitgevoerd.
11
Zaanse Energie Coöperatie Plaats: Zaanstad Initiatief: Burgers
Oprichting De Zaanse Energie Kooperatie (ZEK) is in 1991 opgericht om te laten zien dat er een duurzame energietoekomst is zonder kernenergie en kolen. Toentertijd wilde de regering vijf kerncentrales plaatsen in Nederland. In Zaandam was dit onwenselijk en na de ontploffing van een kerncentrale in Tsjernobyl werd ter demonstratie de ZEK opgericht. Honderd leden brachten geld bij elkaar om een windmolen te plaatsen, een agrariër uit Assendelft verkocht een stukje grond voor één gulden, en de gemeente Zaandam verleende enthousiast een bouwvergunning.
Doel De ZEK is een coöperatieve vereniging die duurzame energie propageert in de Zaanstreek. De vereniging zet zich in om meer windenergie weg te zetten op locaties die door de gemeente wordt aangewezen. Daarnaast wil zij laten zien dat kernenergie niet nodig is om een duurzame samenleving te creëren. De vereniging stelt zich ten doel om de huidige molen zo lang mogelijk te laten draaien, en indien nodig restaureren of vervangen. Activiteiten De ZEK is eigenaar van een kleine windmolen en dus leverancier van schone energie. Deze energie wordt opgewekt door een 80 KWh molen die ongeveer 150.000 KWh per jaar oplevert. Deze energie wordt verkocht en gaat het net op. De opbrengsten worden gebruikt om schulden af te lossen en dividend uit te keren. Daarnaast is de ZEK vraagbaak voor de gemeente, bedrijven, en particulieren die meer willen weten over duurzame energie. Daartoe baseert ze zich op eigen kennis en het uitgebreide netwerk.
Financiering De molen met fundering en netaansluiting kostte € 100.000. De honderd leden brachten € 68.180 bij elkaar, waarover zij in beginsel 5% dividend over kregen. De rest werd verkregen via een lening bij Deltawind (een windmolen coöperatie te Zeeland), en bij installatiebedrijf Firma Boon te Assendelft, die ook de installatie en kabelaanleg belangeloos hebben gedaan. Tevens werd de ZEK voorzien van een MEP-subsidie, wat nu een SDEsubsidie heet. Succes- en faalfactoren Een belangrijke succesfactor voor de ZEK was de idealistische agrariër die een stuk van zijn grond verkocht, waar vervolgens een molen op werd gebouwd. Tevens waren de vergunningen en subsidies van de toenmalige gemeente van essentieel belang. Het gevaar dreigt echter dat de ZEK binnen afzienbare tijd opgeheven moet worden aangezien de huidige gemeente geen vergunning wil verstrekken voor de bouw van een nieuwe, grotere molen. De huidige molen gaat nog drie jaar mee. Bovendien worden er steeds meer woonwijken rondom de windmolen gebouwd wat leidt tot terreinverruwing en een lage beschikbaarheid voor de windmolen. Informatie Dick Beets
[email protected] www.zaansenergiecoop.com
Organisatievorm De Zaanse Energie Kooperatie is een coöperatieve vereniging met uitgesloten aansprakelijkheid. Dat wil zeggen dat de leden hooguit hun inleg kwijt kunnen raken, maar verder niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schulden die de coöperatieve vereniging maakt.
12
Duurzame Energie Veenendaal Oost (DEVO) Plaats: Veenendaal Initiatief: Gemeente en marktpartijen
Oprichting Het idee voor de oprichting van DEVO is ontstaan in 2005, waarna DEVO is 2007 daadwerkelijk is opgericht. In december 2010 is men begonnen met het leveren van warmte. DEVO bevind zich in een bijzondere situatie omdat het een samenwerkingsverband betreft tussen de gemeente en marktpartijen. Eigenlijk is DEVO ontstaan doordat projectontwikkelaars een nieuwe woonwijk wilden ontwikkelen in Veenendaal Oost, en de gemeente wilde dat dit duurzaam zou gebeuren. Doel 1240 woningen in Buurtstede, onderdeel van de uitbreidingswijk Veenendaal Oost, worden voorzien van duurzame warmte. Activiteiten Warmte/koudeopslag in de bodem en warmtepompen voor verwarming en koeling. De warmte wordt middels een leidingnet van het energiehuis naar de woningen gebracht. Om de warmtepompen te laten draaien wordt elektriciteit gemaakt uit aardgas (later evt. biogas) middels een warmtekrachtinstallatie. Deze generator heeft als restproduct warm water wat naar de woningen wordt geleid. Extra elektriciteit wordt terug geleverd aan het net.
Organisatievorm Drie partners (die samenwerken onder de naam Quattro Energie B.V.) werken samen met de gemeente in de PPSconstructie DEVO B.V. Deze is voor 50% in handen van de gemeente Veenendaal en voor 50% in handen van Quattro B.V. (Patrimonium woonstichting, Latei Projectontwikkeling en De Smalle Akker B.V.). Deze publiek private samenwerking maakt het mogelijk het financiële voordeel uiteindelijk bij de bewoners terecht te laten komen. De eindverbruikers hebben geen zeggenschap. Alle bewoners die in Veenendaal Oost komen wonen zijn automatisch aangesloten op het warmtenet.
Financiering Het gehele project heeft ongeveer achttien miljoen euro gekost. De gemeente Veenendaal en Quattro energie zijn ieder voor 50% aandeelhouder, en hebben dit gefinancierd middels een lening bij de bank. De gemeente Veenendaal en Quattro Energie hebben ingestemd met een minimaal rendement. Indien er meer rendement is, komt dit middels een revolving fund ten goede aan andere energieprojecten in Veenendaal. Succes- en faalfactoren Het is de overtuiging van DEVO dat een aantal factoren het proces soepel heeft laten verlopen: 1. Partijen kenden elkaar al omdat ze samen een belang in het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost (OVO) hebben, de grond in eigendom hebben en vanaf het allereerste moment betrokken waren bij de ideevorming. 2. Een eerder gezamenlijk project op basis van WKO (warmte uit asfalt) is mislukt, waardoor partijen een duidelijk beeld hadden wat ze niet wilden. 3. Een gedreven woningbouwcorporatie die is blijven hameren op het concept van ‘zelf doen’. Enthousiasme bij betrokkenen, heldere advisering, doorzettingsvermogen, strakke regie en besluitvaardigheid. 4. Veel mogelijkheden om in de toekomst uit te breiden. 5. Er wordt financieel voordeel gecreëerd voor bewoners 6. Positieve geluiden van de buitenwereld. 7. Klimaat is hot Naast deze succesfactoren heeft DEVO ook te maken gehad met knelpunten die vooral het rendement van het project hebben vertraagd, namelijk bouwvertraging, discussie met bewoners, veel afstemmen met betrokken partijen, wachttijd warm tabwater was te lang, en achteraf had DEVO de bewoners van tevoren beter willen voorlichten. Informatie Jan-Willem Zwang
[email protected] www.devo-veenendaal.nl
13
Heldersche Coöperatieve Windmolen Vereniging ‘de Eendragt’ Plaats: Den Helder Initiatief: Burgers
Oprichting De Helderse Coöperatieve Windmolen Vereniging “De Eendragt” is opgericht door enkele particuliere initiatiefnemers op 9 december 1989. De aanzet is ooit gegeven door Jaap Langenbach (toen ODE medewerker). De gemeente heeft vervolgens een vergunning verleend. De eerste locatie voor de plaatsing van een windmolen was in het bestemmingsplan al aangegeven. De gemeente had hier al eerder een windmolen geplaatst gehad. Vervolgens heeft ODE als koepelorganisatie geholpen bij het opstellen van de statuten, huishoudelijk regelement en de uitgifte van de certificaten.
Financiering Alle leden dienen jaarlijks € 5 contributie te betalen. Daarnaast dienen de leden geld in te leggen door een certificaat te kopen van minimaal € 50. De certificaten zijn na 10 jaar inwisselbaar en er wordt jaarlijks rente over betaald. De rente wordt steeds bepaald op de ledenvergadering en bedroeg de laatste jaren steeds 7%. Ook hebben we een lening bij het Helders Natuur en Milieu Contact en een lening bij de Triodos bank. De Eendragt is een Coöperatie vereniging is zonder winstoogmerk. Winst wordt omgezet in investeringen in nieuwe projecten en in ondersteuning van maatschappelijke organisaties.
Doel De vereniging heeft ten doel: het bevorderen en gebruik van windenergie en andere vormen van duurzame energie, met name in coöperatief verband, en het op milieuvriendelijke wijze produceren van (elektrische) energie in het belang van haar leden door ‘De Eendragt’ wil deze doelen bereiken door het oprichten en aanhouden van één of meer windturbines en tevens het geven van voorlichting over het gebruik van windenergie en andere energiebronnen.
Succes- en faalfactoren Het succes van ‘de Eendragt’ hangt nauw samen met de betrokkenheid met de leden. Bovendien geschiedt de promotie van duurzame energie vanuit idealistisch oogpunt en niet met een winstoogmerk. De lokale overheid wordt gezien als grootste faalfactor. Deze is voornamelijk besluiteloos, en stroperig in de besluitvorming. Tevens zijn ze slordig, en zijn ze al diverse keren stukken kwijtgeraakt. Ook is het nadelig dat er een vliegveld vlak bij de windmolens is.
Activiteiten De Eendragt zet zich in voor windenergie op land en zonneenergie. In 1993 werd de eerste windmolen geplaatst in Den Helder naast het zwembad. Deze is ondertussen vervangen door een nieuwe grotere molen. Ook neemt de vereniging deel in windpark Westeinde (7 molens) en V.O.F. Oostenwind (1 molen).
Informatie Rien Haasnoot
[email protected] www.eendragtig.nl
Organisatievorm De Eendragt is een coöperatieve vereniging waarbij alle leden dezelfde doelstelling hebben. De belangrijkste eigenschappen van coöperatieve vereniging ‘de Eendragt’ zijn: Geen winstoogmerk Alle leden delen in de winst, maar kunnen geen verlies lijden Alle leden hebben stemrecht Eens per jaar wordt er een ledenvergadering gehouden
14
Kennemerwind Plaats: Heerhugowaard Initiatief: Burgers
Oprichting Coöperatie Kennemerwind is opgericht in 1988. De eerste windturbine werd geplaatst in 1989. Vervolgens zijn er stapsgewijs negen turbines overgenomen van toenmalig energiebedrijf PEN (Provinciaal Elektriciteitsbedrijf NoordHolland). PEN had een proefpark van 15 turbines opgezet om te onderzoek welk type windturbine geschikt was voor grootschalige opwekking in de provincie. Dit is er nooit van gekomen aangezien de ontwikkeling in de richting van grotere turbines ging. Daarna heeft Kennemerwind nog geparticipeerd in ‘Windpark Burgervlotbrug’ en in ‘Windpark Jan van Kempen’. Doel Kennemerwind heeft als doel het handhaven van de huidige molens. Echter, De coöperatie is niet actief op zoek naar nieuwe projecten maar probeert de huidige molens te handhaven. Dit willen ze doen door de huidige molens te vervangen voor 2MW molens die driemaal zoveel produceren. Activiteiten Coöperatie Kennemerwind participeert momenteel in drie projecten die allen duurzame energieopwekking realiseren door middel van windturbines.
Organisatievorm Coöperatieve vereniging met uitgesloten aansprakelijkheid. Op deze manier kunnen de leden financieel voordeel ervaren en kunnen ze hooguit hun inleg verliezen. Voor schulden worden zij niet aansprakelijk gesteld. Voordeel is ook dat iedereen evenveel inspraak heeft.
Succes- en faalfactoren Het is belangrijk voor een coöperatie als Kennemerwind dat er een groep mensen is die zich inzetten, waarvan er één voortdurend de kar blijft trekken. Het is belangrijk dat één iemand voortdurend contact houdt met gemeente en provincie, en op die manier het gezicht van de coöperatie wordt. Kennemerwind heeft te maken gehad met veel weerstand van de bevolking. Dit is voornamelijk ontstaan doordat men de coöperatie met een eigen groep leden wilde realiseren, en er geen rekening werd gehouden met de directe omwonenden van de windturbines. Bij deze mensen ontstond weerstand en ze verspreidden weerstand. Tevens deed de voorzitter in een interview een uitspraak die niet goed viel bij de bevolking. De coöperatie heeft aan den lijve ondervonden dat het beter is bezwaarmakers te voorkomen dan ze te bestrijden. Ook wijst de voorzitter er op dat nieuwe initiatieven rekening moeten houden met de invloed van de provincie. Vaak wordt de rol van deze partij onderschat en wordt er bij de gemeente aangeklopt. De provincie heeft echter een plan van ruimtelijke ordening binnen de provincie. Wanneer zij voor bepaalde gebieden andere plannen hebben, dan zullen daar zeker geen windmolens mogen staan. Het is dus belangrijk hier in een vroeg stadium van op de hoogte te zijn.
Informatie Cees Bakker
[email protected] www.kennemerwind.nl
Financiering De eerste negen molens zijn gefinancierd met de inleg van de leden. De molens kostten toen 200.000 gulden per stuk, wat makkelijk op te brengen was. De leden kregen 7% dividend over hun inleg wat later 4% werd. De investeringen die daarna zijn gepleegd zijn gefinancierd middels een obligatielening bij de Triodos Bank
15
Onze Amsterdam Noord Energie Plaats: Amsterdam Initiatief: Burgers
Oprichting Het begon allemaal in het houten wijkgebouwtje van Schellingwoude. Daar werd begin 2007, voor een stuk of twintig buurtbewoners, ‘An Inconvenient Truth’ gedraaid, de film van Al Gore die een vloedgolf van ogen over de hele wereld heeft geopend, een natuurverschijnsel op zich. Drie idealisten startten vanuit de stichting 'Mijn CO2 Spoor' een burgerinitiatief voor windenergie in Amsterdam Noord. Op één zaterdag op het Buikslotermeerplein werden 600 handtekeningen opgehaald. De handtekeningen zijn met het voorstel aangeboden aan het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Noord. In oktober 2007 is er een raadsbesluit genomen dat stelt dat het Stadsdeel Amsterdam-Noord heeft ingestemd met de uitvoering van het burgerinitiatief windenergie voor Noord en haar medewerking zal verlenen aan de plaatsing van windturbines op het grondgebied van Amsterdam-Noord. Doel Samen met de leden een actieve bijdrage leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot. Daarnaast mensen stimuleren en helpen om zoveel mogelijk energie voor eigen gebruik duurzaam op te wekken. Bovendien op deze manier ervoor zorgen dat energie op de langere termijn beschikbaar en betaalbaar blijft voor iedereen. Er wordt naar gestreefd om de leden van Onze Energie duurzame energie aan te bieden voor een vaste lage prijs.
Activiteiten Momenteel zijn er nog geen windturbines in AmsterdamNoord. De coöperatie is bezig om de bouw te realiseren. Helaas hebben zulke projecten een lange doorlooptijd. We streven naar maximaal 7 turbines (afhankelijk van de grootte) die bij elkaar jaarlijks 41 miljoen kWh kunnen leveren, wat gelijk is aan 8.000 huishoudens.
Financiering Om 8.000 huishoudens te voorzien van eigen duurzaam opgewekte energie is een investering van ongeveer € 27 miljoen nodig. Minimaal 70% van dit bedrag is middels vreemd vermogen (bancair krediet) te financieren, wat betekent dat we maximaal € 8,1 miljoen euro nodig hebben aan eigen vermogen. Aangezien Onze energie voor 50% aandeelhouder wordt is dit nog 4,05 miljoen euro. Dit verwachten we bij elkaar te krijgen door de eenmalige inleg van de leden, de marge die we nu ontvangen uit de verkopen van stroom en gas via Greenchoice, en door participatie van bedrijven en leden. Succes- en faalfactoren Stadsdeel Amsterdam-Noord heeft in een raadsbesluit ingestemd met de uitvoering van het burgerinitiatief en zal haar medewerking verlenen aan de plaatsing van de turbines. Daarnaast is het succes afhankelijk van het aantal leden en de eenmalige bijdrage van de leden die in het financieringsplan is opgenomen. In de toekomst is het belangrijk om een financiering bij de bank rond te krijgen.
Informatie Marco Boone
[email protected] www.onzeenergie.nl
Organisatievorm Er is gekozen voor een coöperatieve vereniging omdat de coöperatie iedereen graag de mogelijkheid wil bieden mee te participeren en mee te profiteren van de opbrengsten van Onze Energie. Daarnaast wil de coöperatie de leden de mogelijkheid bieden om ideeën of suggesties in te brengen en op zo transparant mogelijke wijze het gezamenlijke doel te realiseren. De coöperatieve vereniging als rechtsvorm leent zich daar uitstekend voor.
16
Coöperatie Deltawind Plaats: Oude Tonge (Goeree-Overflakkee) Initiatief: Burgers
Oprichting In 1992 is Deltawind opgericht. Deltawind was toentertijd een particulier initiatief die mensen om zich heen verzameld heeft. Ruim een jaar na de oprichting van Deltawind plaatste zij haar eerste turbine genaamd “De Plaet” nabij de zuivering van Ooltgensplaat. In hetzelfde jaar volgde nog een tweede turbine en in 1993 werden de nummers drie en vier geplaatst. Doel Deltawind kiest in de toekomst voor vormen van duurzame energie hanteren die substantieel bijdragen aan de reductie van de CO2-emissie. Daarnaast willen zij actief communiceren over duurzame energie, om zo kennis en draagvlak te vergroten. En bovendien worden energiebesparende maatregelen gestimuleerd. Activiteiten Deltawind exploiteert op dit moment 22 windturbines. Samen produceren de turbines jaarlijks genoeg schone elektriciteit voor alle huishoudens op Goeree-Overflakkee. Daarnaast heeft Deltawind bijgedragen aan vier projecten met pv-panelen. Photo-voltaistische (pv-)cellen zetten daarbij zonlicht om in elektriciteit. Op het gemeentehuis van Middelharnis is 43 m2 zonnepaneel geïnstalleerd. Ook drie scholen zijn voorzien van zonnepanelen. Bovendien hebben de leden van Deltawind met een forse financiële bijdrage de plaatsing van een warmtepomp in twee schoolgebouwen mogelijk gemaakt. Tenslotte geeft Deltawind voorlichting over energiebesparing en duurzame energie. Met lezingen, gastlessen en excursies informeren zij jong en oud over het nut en noodzaak van duurzame energie.
Financiering De 1200 leden leggen eenmalig een minimaal kapitaal van € 50,- in waar zij jaarlijks 10% rente over ontvangen. Er kan maximaal € 2.250,- uitgeleend worden, zodat de coöperatie niet overgenomen kan worden door één kapitaalkrachtig lid. Over het bedrag boven de € 50,- ontvangen de leden een rentepercentage van minimaal 2% boven de marktrente. Het ledenkapitaal fungeert als eigen vermogen wat momenteel drie miljoen euro bedraagt. De rest van de investeringen zijn betaald met een lening bij de bank. De winst die wordt gebruikt wij voor onderhoud, uitbreiding en ondersteuning van andere duurzame energie initiatieven of projecten. Succes- en faalfactoren De coöperatie is gevestigd op het eiland Goeree-Overflakkee. De grenzen zijn wat dat betreft helder. Men kan alleen lid worden wanneer men op het eiland Goeree-Overflakkee woont. Dit heeft te maken met visuele bewustwording. Als we achteraf terugkijken zouden we op één punt anders te werk zijn gegaan wanneer we het over zouden kunnen doen. Dan zouden we namelijk meer energie hebben gestoken in de vrijwilligers/leden van de coöperatie. Nu is het zo dat we veel energie hebben gestoken in het opzetten van windparken
Informatie Monique Sweep
[email protected] www.deltawind.nl
Organisatievorm Deltawind is een coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid. Onder deze holding hangen de twee B.V. ’s namelijk de twee windparken. Deze organisatievorm maakt het mogelijk om de leden een leuk rendement te laten hebben in onze coöperatie, maar ze worden er niet vermogend van.
17
Coöperatie Meerwind Plaats: Hoofddorp Initiatief: Burgers
Oprichting In de jaren 70 ontstonden er zorgen om het milieu. Groepen mensen voelden zich verantwoordelijk voor een duurzaam gebruik van de aarde. Zo zag in 1979 de "Organisatie voor Duurzame Energie" (ODE) het leven. In het begin deelden mensen via deze organisatie hun ervaringen met eigen toepassingen voor duurzame energie en energie besparing. Vooral de zelfbouwwindmolens waren toen populair. Maar al gauw kwam de gedachte naar voren dat samen een grote windmolen kopen en die aan het elektriciteitsnet aan sluiten een efficiëntere oplossing zou kunnen zijn. Zo ontstonden er in het land diverse windmolencoöperaties. Ook Haarlemmermeerse initiatiefnemers werden zo door ODE ondersteund om een coöperatie op te richten. De oprichting van de Coöperatieve Windenergievereniging Meerwind werd op 3 april 1989 een feit.
Financiering We zijn gefinancierd door geld van de leden. We hebben 925 leden die jaarlijks € 5,- contributie betalen. Bovendien hebben zij gezamenlijk de kosten van onze eerste (€ 250.000) en onze tweede molen (€ 2.000.000) bij elkaar gebracht. Daarnaast kregen we voor de eerste molen een investeringssubsidie. De leden ontvingen jaarlijks een dividend van 6-8% over het geld wat ze ingelegd hebben. De investering van de eerste molen is in vijftien jaar terugverdiend, de tweede molen is nog bezig zichzelf terug te verdienen. Ondertussen is er aardig wat Eigen Vermogen opgebouwd wat in de toekomst wordt besteedt aan een derde molen, die moet dienen als vervanging van de eerste molen. Daarnaast stelt de coöperatie vermogen beschikbaar ter subsidie voor andere projecten.
Doel De vereniging heeft niet ten doel om zelf zo veel mogelijk windmolens te plaatsen, maar heeft ook ten doel om andere projecten te steunen. Dus het produceren en stimuleren van energieproductie. Daarom wordt een deel van de winst besteed als subsidie voor andere projecten. Ook besteed de vereniging tijd aan educatie en voorlichting. Dit gebeurt met de insteek om particulieren mee laten doen en draagvlak creëren.
Succes- en faalfactoren Meerwind heeft haar succes in de eerste plaats te danken aan de inzet van het bestuur. Daarnaast heeft het forse ledenaantal (925) flink heeft bijgedragen aan het succes van de coöperatie. Ook heeft de coöperatie te maken gehad met knelpunten. Ze hebben weerstand ervaren van burgers en omwonenden. Daar krijgt elke coöperatie mee te maken, maar de kunst is om juist deze mensen er bij te betrekken. Meerwind heeft geprobeerd om de bewoners inspraak te geven en te laten merken dat we zij serieus genomen worden. Dit hebben we laten zien door het ons plan enigszins aan hen aan te passen. Het is cruciaal om veel te communiceren met bewoners en leden. Elke keer weer moet je ook met de niet-leden communiceren. Horizonvervuiling moet je niet bestrijden maar accepteren.
Activiteiten Eind december 1993 werd de eerste windmolen ‘de Meermin’ langs de A4 bij het viaduct van de Venneperweg in gebruik genomen. Deze molen is een Micon M350 (Vermogen 250 kW) en levert gemiddeld stroom voor zo’n 100 huishoudens. In 1996 begon de tweede windmolen ‘de Polderjongen’ te draaien. Deze molen is een Micon M700 (Vermogen 225 kW) en levert elektrische energie voor zo’n 120 huishoudens. Organisatievorm De officiële naam van Meerwind is: Coöperatieve Windenergie Vereniging MEERWIND U.A. Die U.A., dat "Uitgesloten Aansprakelijkheid" betekent, is vooral belangrijk voor de leden. Het beschermt hen indien er claims zouden komen ten aanzien van aansprakelijk die de vereniging niet zou kunnen betalen. Meerwind is een coöperatie. Hiervoor is gekozen omdat de coöperatieve vereniging de mogelijkheid biedt om leden te laten participeren (o.a. in besluitvorming). Dit in tegenstelling tot een B.V. die een bestuur heeft van een aantal mensen die de beslissingen nemen. Bovendien hebben we uitgesloten aansprakelijkheid zodat de leden hooguit hun inleg kwijt kunnen raken maar niet verantwoordelijk zijn voor de schulden van de vereniging.
Informatie Marry Scholten
[email protected] www.meerwind.nl
18
De Amelander Energie Coöperatie U.A. Plaats: Buren (Ameland) Initiatief: Burgers
Oprichting De Amelander Energie Coöperatie is op gericht in 2009 door een tweetal eilandbewoners. De aanleiding was de oprichting van Texel Energie. Men zag het voorbeeld van Texel waar men zelfvoorzienend wilde worden en het geld in de eigen economie laten rouleren. Ook kan Ameland daardoor een eigen identiteit creëren en zich profileren richting het vasteland.
Financiering Bij de oprichting heeft de coöperatie een opstartsubsidie verkregen bij de gemeente. Leden worden bij ons lid door het kopen van 1 aandeel tot maximaal 500 aandelen. Elk aandeel kost € 50,00. Elk lid heeft ongeacht het aantal aandelen 1 stem. Momenteel telt de Coöperatie 207 leden die samen 1000 aandelen hebben ingelegd. Er is dus een ledenkapitaal van € 50.000,-
Doel De Amelander Energie Coöperatie U.A.(AEC) is een bedrijf dat is opgericht met als doel de Amelander energiegebruikers duurzaam opgewekte stroom en co2 gecompenseerd gas te leveren tegen aantrekkelijke tarieven. De energie die wordt geleverd is 100 % groen en wordt momenteel betrokken van Greenchoice De doelstelling van de AEC sluit aan bij het streven van de Gemeente Ameland om in 2020 co2-neutraal te zijn.
Succes- en faalfactoren Het feit dat ze een eiland zijn en zelfvoorzienend willen worden. Er heerst een community-gevoel. De inwoners van Ameland worden actief betrokken bij duurzame energie waardoor veel mensen overstappen op groene stroom. Er heerst op Ameland niet veel weerstand tegen duurzame energie, wel merkt de coöperatie veel conservatisme. Mensen zijn tevreden met hun eigen energieleverancier en zien geen reden om uit de huidige situatie te stappen.
Activiteiten AEC is een coöperatie zonder winstoogmerk. De opbrengsten worden gebruikt voor de ontwikkeling van duurzame energiebronnen. Zo wordt er geïnvesteerd in projecten om op Ameland energie te produceren. Die energie zal via de AEC op Ameland worden geleverd.
Informatie
[email protected] www.amelandenergie.nl
Organisatievorm AEC is een coöperatie om ervoor te zorgen dat alle aandeelhouders/ leden evenveel zeggenschap kunnen hebben in de activiteiten van AEC. AEC stelt zich op het standpunt dat met elkaar het doel snel kan worden bereikt en met elkaar veel kennis en enthousiasme aanwezig is om te werken aan een duurzaam Ameland.
19
De Windvogel Plaats: Initiatief: Burgers
Oprichting De windvogel is opgericht in 1991 door een groepje burgers die het initiatief hebben genomen om de coöperatie op te richten. Vervolgens is men actief aan de slag gegaan met het werven van leden. Doel Het is windmolenvereniging ‘De Windvogel’ ernst om nog meer locaties te vinden waar windturbines zonder veel hinder voor de omgeving kunnen worden geplaatst. Op deze manier probeert de vereniging het aandeel duurzaam opgewekte energie te vergroten. Activiteiten De vereniging exploiteert momenteel vijf windturbines. De eerste twee, namelijk ‘De Volhouder’ in Halsteren en ‘De Windvogel’ in Bodegraven, zijn respectievelijk geplaatst in 1991 en 1994 en hebben ieder een vermogen van 80 kW. In 2000 is ‘de Gouwevogel’ geplaatst lang de Gouwe in Gouda. Deze molen heeft een vermogen van 600 KW. Vervolgens is in 2005 in Oudekerk a/d Amstel ‘de Amstelvogel’ geplaatst die een vermogen heeft van 2 MW. In 2011 heeft de Windvogel haar vijfde molen (900 KW) mogen toevoegen aan haar bezittingen. Deze turbine staat in Zeewolde naast een appelboomgaard, waardoor de turbine de naam ‘appelvogel’ toegediend kreeg. De vereniging maakt zich hard om op de Maasvlakte, maar ook in Ede en Amsterdam, turbines te plaatsen waar burgers aan mee kunnen doen. Organisatievorm De Windvogel is een coöperatieve vereniging die burgerparticipatie mogelijk maakt. De eenmalige inleg dient als risicodragend kapitaal, overige leningen vallen buiten het risicodragend vermogen van de coöperatieve vereniging. De vereniging telt momenteel 1700 leden.
Financiering De eerste vier turbines hebben allemaal rond de € 500.000 gekost en zijn betaald met leningen van Windvogelleden, subsidies en leningen bij banken. De laatste turbine was er een van grotere omvang en opbrengst (2MW). Dit was een grotere investering maar is tevens betaald door leden en leningen. Alle 1700 leden hebben € 50,- in moeten leggen en sommigen hebben ook nog grotere leningen verstrekt. De opbrengsten worden gebruikt voor dividend, nieuwe turbines, of andere projecten.
Succes- en faalfactoren Dat de Windvogel succesvol is geworden door het plaatsen van vijf windturbines, is sterk afhankelijk geweest van uithoudingsvermogen, doorzettingsvermogen en overtuigingsvermogen. Deze drie competenties zijn nodig geweest om draagvlak te creëren bij betrokken partijen. Voor het behalen van de beschreven doelstelling zijn tevens meer sympathisanten en leden nodig, die willen helpen en daarmee het draagvlak vergroten voor de toepassing van windenergie. Stagnatie van het project wordt momenteel als knelpunt gezien, daar er moeilijk nieuwe locaties te vinden zijn waar de Windvogel nieuwe windturbines mag plaatsen. Om toch actief te blijven heeft de Windvogel noodgedwongen geïnvesteerd in zonne-energieprojecten, die gezien de huidige technieken minder rendabel zijn. Informatie Dick van Elk
[email protected] www.windvogel.nl
20
Coöperatie Meewind Plaats: Heemstede Initiatief: Burgers
Oprichting Meewind is een initiatief Johan Swager en Willem Smelik, die samen Seawind Capital Partners hebben opgericht. Het initiatief is ontstaan uit een onderzoek waaruit blijkt dat windenergie op zee grote waarde kan hebben voor de regionaal economische stimulering in Noord-Holland.
Activiteiten Bij het oprichten van een lokaal duurzaam initiatief doen zich drie problemen voor: - Gebrek aan eigen vermogen; - Consistent overheidsbeleid; - Effectief lobbykanaal. De oplossing hiervoor is een windfonds. Mensen die beleggen in Meewind dragen bij aan de CO2-reductie, stimuleren de productie van duurzame energie én ontvangen langdurig een goed rendement. Met het geld van de beleggers wordt geïnvesteerd in de productie van windenergie. Bedrijven, overheden en individuen kunnen bij Meewind vermogen verkrijgen voor het opzetten van een windpark. Zo heeft Meewind een participatie van 11,8% verworven in Belwind N.V., een windpark in de Noordzee langs de kust van België. Doel Meewind wil twee soortgelijke windparken als Belwind realiseren in het Nederlandse gedeelte van de Noordzee. Daarna is Meewind ook bereid te investeren in andere duurzame energie projecten in Nederland. Doel is meer om de transitie naar duurzame energie te bevorderen door vermogen beschikbaar te stellen. Organisatievorm Meewind heeft de structuur van een beleggingsfonds. Hiervoor is een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) verkregen. De functie van een beleggingsfonds is het realiseren van rendement tegen een geaccepteerd risico voor haar beleggers. Meewind biedt ook kleine beleggers de mogelijkheid om tegen dezelfde condities te participeren. Hierdoor wordt de maatschappelijke verankering gerealiseerd het draait niet alleen om rendement, maar ook om het afgegeven signaal om vaart te maken met het produceren van duurzame energie.
Financiering Particulieren, bedrijven en gemeenten kopen participaties in Meewind. Met dat vermogen heeft Meewind geïnvesteerd in Belwind N.V. en hoopt Meewind te gaan investeren in twee potentiele Nederlandse windparken op zee. De financiering van Belwind bestaat uit drie soorten financiering namelijk: eigen vermogen, mezzaninefinanciering, en overige leningen. Het eigen vermogen wordt verschaft door een combinatie van Belgische en Nederlandse investeerders. Het Nederlandse deel bestaat uit SHV, Meewind en Rabo Project Equity. Meewind heeft een aandeel van 12 % in het windpark en een zetel in de raad van bestuur van Belwind N.V. De mezzanine financiering, een achtergestelde lening met een hogere rente en een looptijd van 12 jaar, wordt verstrekt door: De Colruyt groep, ParticipatieMaatschappij Vlaanderen, van Oord, de Rabobank en Meewind. De overige leningen worden verstrekt door de volgende financiers: De Europese Investeringbank ( EIB), Eksport Kredit Fonden (EKF), Rabobank, ASN en Dexia. Succes- en faalfactoren Het blijkt dus dat Meewind zelf geen lokaal duurzaam energiebedrijf is. Maar Meewind stelt wel voorwaarden en heeft er een visie op. Zo moet een LDEB zelf duurzame energie opwekken. Een Greenchoice-constructie alleen draagt niet bij aan de opwekking van meer duurzame energie. Daarnaast moet het net er op aangepast worden. Door middel van een Smart Grid (slim energienet) ziet Meewind graag dat vraag en aanbod van energie beter wordt gematched. Dit is belangrijk omdat elektriciteit moeilijk kan worden opgeslagen. Ook is het belangrijk om veel mensen bij het project te betrekken zodat er draagvlak voor lokale opwekking ontstaat. Ten slotte vraagt de energietransitie naar duurzame energie om trendbreuk.
Informatie Willem Smelik
[email protected] www.meewind.nl
21
Energie-U Plaats: Utrecht Initiatief: Burgers
Oprichting In mei 2010 werd er in Houtzaagmolen ‘De Ster’ in Lombok door de gemeente Utrecht een energiecafé georganiseerd als onderdeel van het Klimaatstraatfeest 2009-2010. Dit met als doel inwoners van Utrecht-West bij elkaar te brengen en op het spoor te brengen van energie besparen en duurzame energie opwekken. De huidige voorzitter deed daar het voorstel met elkaar windmolens neer te zetten. Anderen raakten enthousiast bij dit idee en brachten hun eigen ambities en gedachten in. Zo ontstond het idee voor EnergieU: een vereniging waarmee mensen gemakkelijk mee kunnen doen met energiebesparing en energieopwekking.
Financiering Een lidmaatschap van de vereniging kost € 25,- per jaar voor een volwassene, en € 10,- per jaar voor een jeugdlid. Verder worden er af en toe kleine donaties ontvangen. Daarnaast kan er af en toe een subsidie aangevraagd worden, maar dat is niet structureel. Voor de ontwikkeling van de windmolens geldt een heel andere aanpak, namelijk dat de leden aandeelhouders worden en leningen verstrekken. Een lening bij de bank behoort tot de opties wanneer er niet genoeg financiële middelen gegenereerd kunnen worden.
Doel Het doel van de vereniging is: het op milieuvriendelijke wijze produceren van energie in het belang van alle Utrechters, zowel inwoners, ondernemers, als maatschappelijke organisaties. Hieronder wordt onder andere verstaan het bevorderen van het gebruik van windenergie en andere vormen van duurzame energie alsmede het minimaliseren van het energieverbruik en het zo efficiënt mogelijk gebruik van energie in het algemeen.
Succes- en faalfactoren Het succes is toe nu toe afhankelijk van laagdrempeligheid, een goed en kloppend verhaal, het feit dat we dicht bij de burgers staan, leuke activiteiten. En de financiële voordelen die er worden geboden voor de leden. Tot nu toe zijn vooral hoog opgeleide Utrechters lid geworden, die veel gerichte inhoudelijke kennis hebben over duurzame energie en energiebesparing. Nu moeten de “echte” Utrechters nog lid worden.
Activiteiten Energie-U zet zich in eerste instantie in voor het besparen op energieverbruik door onze leden en andere burgers bewust te maken van hun energie-lekkende huis. Dit wil de vereniging doen voor de Utrechters, maar ook voor de burgers van de buurgemeenten van Utrecht. De vereniging gaat zich organiseren als een soort ANWB, ze geven advies, doen aan voorlichting, en regelen aanbiedingen. Het lange termijn doel is zelf een aantal windmolens te plaatsen op industrieterrein Lage Weide.
Informatie Arjan van den Hoogen
[email protected] www.energie-u.nl
Organisatievorm Energie-U is een coöperatieve vereniging met drie bestuursleden (voorzitter, penningmeester, en secretaris). Zodra het iets wordt met de windmolens zal er een aparte B.V. opgericht worden om de windmolen-activiteiten in onder te brengen. De bedragen die hiermee gemoeid zijn, zijn hoog en dat risico moet goed beheerd worden. Dit kan in een aparte B.V.
22
Conclusies Na een beeld te hebben geschetst van enkele lokale duurzame energiebedrijven kunnen vervolgens de belangrijkste aspecten van deze initiatieven er uit worden gelicht. Dit zijn onder andere de motieven waardoor een LDEB is opgericht, de activiteiten, succesfactoren, en tenslotte de faalfactoren die als leerpunt kunnen dienen. Motieven In de interviews werd eigenlijk als eerste gesproken over de oprichting van het energie initiatief. Zoals in figuur 2 te zien is zijn er vier verschillende motieven langsgekomen die hebben geleid tot de oprichting van een lokaal duurzaam energie initiatief.
Motieven LDEB
13%
7% 13%
67%
Zelfvoorzienend worden Landbouwpositie verstevigen Demonstratie tegen kernenergie Terugdringen CO₂-uitstoot
Figuur 2: Motieven LDEB Zoals verwacht is het merendeel van de initiatieven tot stand gekomen vanuit het duurzaamheidsidealisme, namelijk het terugdringen van de CO2-uitstoot (67%). Van de overige 33% is 7% afkomstig uit de visie op de positie van landbouwers te verstevigen. 13% procent is destijds ontstaan als demonstratie tegen kernenergie, en nog eens 13% werd opgericht met de intentie om zelfvoorzienend te worden. Dit waren de LDEB die op een eiland waren gevestigd. Geen enkel LDEB is opgericht met een primair commercieel doel. Dat verklaart ook het grote aandeel (67%) duurzaamheidsmotieven.
23
Activiteiten Van alle LDEB uit de onderzoekspopulatie zijn de activiteiten gebundeld en weergegeven in figuur 3. Dit diagram laat zien hoe de verdeling is qua activiteiten binnen een LDEB.
Activiteiten LDEB Windturbines realiseren 15%
5%
Zonnepanelen realiseren
10% 55%
Warmtenet realiseren
15% Ondersteunen andere projecten Kennis delen
Figuur 3 : Activiteiten LDEB Opvallend is dat de LDEB zich voornamelijk focussen op windenergie. Dit heeft te maken met drie dingen, namelijk de opbrengst, het coöperatieve aspect, en de kosten. Windenergie is namelijk iets waar mensen gezamenlijk in kunnen investeren en gezamenlijk kunnen delen in de opbrengst, in tegenstelling tot bijvoorbeeld zonne-energie. Bovendien kan het veel meer KWh en dus geld opleveren waardoor de invetsering sneller kan worden terugverdiend. Om het contrast duidelijk weer te geven volgt nu hieronder een korte financiële analyse.
Zonnepanelen De aanschaf van zonnepanelen is duur. Voor kleine systemen (dak van een woning) liggen de prijzen voor een compleet geïnstalleerd systeem op ca. € 5,50 per Watt piek vermogen. Op een gemiddeld woning dak past zo'n 3 kilowatt-peak, dat kost dan € 16.500. In Nederland levert iedere kilowatt-peak per jaar zo'n 800 - 950 kWh (kilowattuur). Bij een vergelijking van energiewinst, aanschafkosten en levensduur van de zonnepanelen speelt men tot nu toe nagenoeg quitte, maar alleen op lange termijn (terugverdientijd minstens 30 jaar). Sinds 2008 is er in Nederland subsidie voor zonnepanelen (de SDE) die ondanks haar beperkingen de terugverdientijd ongeveer halveert. Windenergie De aanschaf van een windmolen is ook duur. Een 2MW Windmolen kost al snel twee miljoen euro. Zo’n molen gaat minstens vijftien jaar mee en levert elk jaar 4,5 miljoen KWh. Bij een marktprijs van € 0,20 per KWh levert de molen jaarlijks € 900.000 dat € 13.500.000 in vijftien jaar betekend. Een dergelijke molen kan zichzelf, afhankelijk van de manier van financieren en rente, binnen vijf jaar terugverdienen wanneer deze geplaatst wordt in een omgeving met een lage terreinruwheid en een hoge beschikbaarheid. Windenergie in coöperatief verband vraagt een lagere investering per persoon en kan vele huishoudens volledig van energie voorzien.
24
Succesfactoren In de gesprekken met de LDEB uit de onderzoekspopulatie zijn er veel succesfactoren genoemd. Voor het totaalplaatje zijn deze succesfactoren bij elkaar gevoegd en gegroepeerd in de categorieën zoals die te zien zijn in figuur 4.
Succesfactoren LDEB 12 10 8 6 4 2 0
Figuur 4: succesfactoren LDEB Zoals in figuur 4 te zien is, is draagvlak onder burgers de grootste succesfactor. Hier verstaan we niet alleen de leden van diverse LDEB onder, maar draagvlak kan ook gecreëerd worden door veel te communiceren met alle inwoners, omwonenden, etc. Er moet alles aan gedaan worden dat deze mensen geen weerstand gaan leveren. Dan hoeven ze nog wel geen lid te zijn, zolang ze de ontwikkelingen maar accepteren. Tevens is de inzet van mensen van groot belang. Hieronder vallen voornamelijk initiatiefnemers of het bestuur van een aantal LDEB. Het is belangrijk dat de kar getrokken wordt door een aantal mensen die tijd willen investeren in een initiatief. Onder beschikbaarheid verstaan we dat de productiemiddelen voor het opwekken van duurzame energie ook daadwerkelijk produceren. Windturbines en zonnepanelen die niet produceren, leveren niets op. Beschikbaarheid gaat samen met de succesfactor locatie, die goed uitgekozen moet worden i.v.m. de hoeveelheid wind of zonlicht die een bepaalde locatie vangt. Al met al kunnen we constateren dat een drietal succesfactoren van cruciaal belang zijn voor het laten slagen vaan een LDEB, namelijk draagvlak onder de burgers, draagvlak bij de gemeente, en de inzet van mensen binnen een LDEB. Als er correct met deze factoren rekening wordt gehouden, dan moet de rest ook lukken. Dan moet het geen obstakel zijn om de financiering rond te krijgen, en de vergunningen te krijgen.
25
Knelpunten In de gesprekken met de LDEB uit de onderzoekspopulatie zijn knelpunten genoemd waar de LDEB mee te maken hebben gekregen of nog steeds mee te maken hebben. De belangrijkste knelpunten zijn weergegeven in figuur 5.
Knelpunten LDEB 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
Figuur 5: Knelpunten LDEB In de bovenstaande tabel zijn er twee knelpunten die opvallen. Namelijk, ‘weerstand’ en ‘te weinig communiceren’. Wat hierbij op te merken valt is dat de tweede oorzaak is van het eerste knelpunt. Veel LDEB hebben te kennen geven veel weerstand te merken tegen hun plannen van windturbines en zonnepanelen. Mensen geven horizonvervuiling als argument en zijn niet bereid te breken met deze trend. Maar enkele LDEB hebben aangegeven dat ze deze weerstand zelf hebben veroorzaakt door niet goed te communiceren met alle bewoners van een gemeente. Tevens hebben ze de omwonenden van (potentiele) windmolenlocaties over het hoofd gezien. En aangezien weerstand beter te voorkomen dan te bestrijden is, is het van belang dat een LDEB hier rekening mee houdt. Communiceren is van groot belang! Ook met niet-leden! Daarnaast komt het voor dat er nieuwbouwwijken worden geplaatst in de buurt van de windturbines. Dit wordt terreinverruwing genoemd. Hierdoor vangt de molen minder wind dan daarvoor. Dit is een factor die moeilijk te vermijden is, zeker gezien de lange leeftijd van een molen. Als er tijden de bouw geen huizen omheen staan, kan dat 10 jaar later wel het geval zijn.
26
Hoofdstuk 2
Gemeenten
In dit tweede hoofdstuk van het onderzoek naar de marktkansen van lokale duurzame energiebedrijven (LDEB) zal er gekeken worden naar de tweede doelgroep van de Trias Innervatie, namelijk de gemeenten. In het vorige hoofdstuk hebben we een aantal keren gemerkt dat gemeenten niet altijd als behulpzaam worden ervaren. Daarom zal er nu gekeken worden naar de visie en activiteiten van enkele gemeenten ten aanzien van duurzame energievoorziening. In dit tweede hoofdstuk de vraag centraal staan: ‘Wat is het beleid van de lokale overheid ten aanzien van duurzame energievoorziening, hoe stimuleren zij, en hoe zouden ze een lokaal duurzaam energiebedrijf willen ondersteunen?’ Voor het beantwoorden van de deelvraag moet er opgemerkt worden dat de doelgroep ‘gemeenten’ enigszins wordt afgebakend door de indeling in stedelijkheidsklassen. Deze indeling is gebaseerd op omgevingsadressendichtheid en heeft de indeling zoals die te zien is in de volgende tabel:
Indeling gemeenten in stedelijkheidsklassen Stedelijkheidsklasse 1 Stedelijkheidsklasse 2 Stedelijkheidsklasse 3 Stedelijkheidsklasse 4 Stedelijkheidsklasse 5
2
Zeer stedelijk gebied met meer dan 2500 omgevingsadressen per km 2 Sterk stedelijk gebied met 1500-2500 omgevingsadressen per km 2 Matig stedelijk gebied met 1000-1500 omgevingsadressen per km 2 Weinig stedelijk gebied met 500-1000 omgevingsadressen per km 2 Zwak stedelijk gebied met minder dan 500 omgevingsadressen per km
In het onderzoek richten we ons voornamelijk op de gemeenten die zich kenmerken met stedelijkheidsklasse 2 of 3. Deze keuze is gemaakt vanwege het feit dat De Jonge Milieu Advies haar klanten voornamelijk in deze doelgroep terugvindt, en deze populatie daarom het meest interessant vindt. Ook voor deze doelgroep is een kwalitatieve onderzoeksmethode gehanteerd. De volgende gemeenten hebben in het onderzoek geparticipeerd: - Gemeente Ede (stedelijkheidsklasse 3) - Gemeente Doetinchem (stedelijkheidsklasse 3) - Gemeente Nijmegen (stedelijkheidsklasse 2) - Gemeente Veenendaal (stedelijkheidsklasse 2) - Gemeente Apeldoorn (stedelijkheidsklasse 2) - Gemeente Zeist (stedelijkheidsklasse 3) - Gemeente ’s Hertogenbosch (stedelijkheidsklasse 2) Van deze gemeenten volgt nu een uitgebreidere beschrijving wat betreft hun klimaat- en duurzaam energiebeleid. Deze is ingedeeld in drie sub onderwerpen, namelijk beleid, stimuleren, en ondersteuning. Eerst het beleid, omdat dit leidend is voor de stimulering en ondersteuning. Daarna zal zichtbaar worden hoe de gemeenten energiebesparing in het algemeen stimuleren. Tenslotte wordt weergegeven hoe een gemeente een LDEB zou willen ondersteunen. Aan het einde van het hoofdstuk zal door middel van conclusies en grafische weergaven de deelvraag beantwoord worden.
27
Gemeente Ede Beleid Eind 2012 mikt de gemeente Ede op de volgende resultaten t.a.v. energiebesparing en duurzame energie: Het jaarlijkse energiebesparingtempo ligt op 2%; Het aandeel (lokaal geproduceerde) duurzame energie bedraagt 5%; De broeikasgasemissies zijn met 5% gedaald t.o.v. 1990; Pilots voor klimaatbestendige inrichting van de stad zijn in uitvoering. Stimuleren Subsidie energiebesparing Vanaf 1 januari 2011 kunnen inwoners van de gemeente Ede subsidie aanvragen voor energiebesparende maatregelen aan hun woning. Dit geldt alleen voor maatregelen aan bestaande woningen. De hoogte van het subsidiebedrag is maximaal € 500,-. Er gelden beperkende voorwaarden op grond van bouwjaar en waarde van de woning en te nemen maatregelen. Duurzaamheidslening Inwoners van Ede kunnen een lening afsluiten bij de gemeente om de duurzaamheidmaatregelen te financieren. Het te lenen bedrag is minimaal € 2.500,- en maximaal € 15.000,-. De rente bedraagt 3,25% per jaar voor leningen met een 10 jarige looptijd en 3,90% per jaar voor leningen met een 15 jarige looptijd. De rente staat gedurende de gehele looptijd van de lening vast. Realisatie windpark A30 Na veel noodzakelijk onderzoek is in 2009 een aanbestedingsprocedure gestart voor de plaatsing van een tweetal windturbines 3MW langs de A12/A30. Deze turbines kunnen een grote hoeveelheid stroom opwekken die overeen komt met het jaarverbruik van ca. 3600 huishoudens. Naast bevoegd gezag voor de (planologische regeling en) vergunningen is de gemeente Ede ook de aanbestedende dienst. Als eis hebben we in de aanbesteding opgenomen dat de uiteindelijke ontwikkelaar/exploitant een vorm van burgerparticipatie mogelijk maakt zodat het lokale belang bij het project toeneemt. WKO bedrijventerrein De gemeente Ede heeft een duurzaam warmte- en koudenet laten aanleggen op het nieuwe bedrijventerrein A12 Ede-Veenendaal. Het warmte- en koudenet maken gebruik van de warmte en koude van het grondwater in de bodem. Het water wordt opgepompt en via een ringleidingnet gedistribueerd naar de aangesloten bedrijven. De bedrijven hebben een elektrische warmtepomp, waarmee het aangevoerde water op de gewenste temperatuur kan worden gebracht om de gebouwen te verwarmen. Zomers kan het koude water gebruikt worden om ruimten te koelen. Biomassa-installatie Tenslotte is de gemeente Ede, in samenwerking met de Valleigemeenten, bezig om een initiatief voor energieproductie uit biomassa te faciliteren. Ondersteuning De gemeente Ede houdt doel en middel gescheiden. Zij zien een lokaal duurzaam energiebedrijf vooral als middel om de klimaatdoelen te realiseren. Zelf doen ze dat echter door middel van de hierboven beschreven afzonderlijke projecten. Voor de projecten windpark, WKO, en biomassa-installatie heeft de gemeente het startschot gegeven waarna ze het overdragen aan de markt. Vooral om de markt initiatief te laten nemen wil de gemeente niet actief en financieel in een gemeentelijk energiebedrijf gaan zitten. Pas wanneer de exploitatie op de klippen dreigt te lopen omdat een marktpartij niet zoveel wil investeren, geen risico’s wil lopen of ontevreden is over de terugverdientijd/rendement, dan is het vanaf dat moment een optie dat de gemeente Ede middels een financiering bij het lokale duurzame energie initiatief aanhaakt zodat het een gemeentelijk duurzaam energiebedrijf wordt. Informatie Erik van Tol
[email protected] www.ede.nl
28
Gemeente Doetinchem Beleid De gemeente Doetinchem streeft naar vergroting van het aandeel duurzame Energie productie naar 20% in 2020. Dit betekent bijvoorbeeld dat zij andere vormen van duurzame energie stimuleert, zoals energie uit biomassa. Stimuleren Subsidieregeling ‘de Achterhoek bespaard’ Net zoals in 2009 en in 2010 krijgen Doetinchemse huiseigenaren de mogelijkheid om maximaal € 500 subsidie te ontvangen voor energiebesparende maatregelen in hun woning. Hiermee wil de gemeente huiseigenaren van woningen, waarin ze zelf wonen, stimuleren om energiebesparende maatregelen toe te passen die goed zijn voor milieu en klimaat. De subsidie is te krijgen voor de volgende maatregelen: aanbrengen van HR++ glas, vloerisolatie, dakisolatie en gevelisolatie of spouwmuurisolatie. Project: Kansen voor biomassa De gemeente Doetinchem is op eigen initiatief een onderzoek gestart naar de kansen voor biomassa binnen de gemeente Doetinchem. Het doel hiervan is om inzicht verkrijgen in de mogelijkheden voor het opwekken en benutten van geproduceerde duurzame energie op het gebied van biomassa binnen de regio Achterhoek. De gemeente doet het onderzoek, en hoopt op die manier dat er marktpartijen zijn die de uitvoering op zich willen nemen. Want de gemeente is niet van plan om het project ook daadwerkelijk zelf uit te voeren. Ondersteunen De gemeente Doetinchem zou het project ‘Kansen voor biomassa’ willen ondersteunen door ruimte te bieden en vergunningen te verstrekken aan burgers en marktpartijen die de uitvoering op zich willen nemen. De gemeente neemt hier zelf geen initiatief in, maar wil wel ondersteunen door alle benodigdheden te creëren, zoals vergunningen, informatie, locatie etc. Maar de rol die deze gemeente inneemt is vooral gericht op stimuleren en regisseren van het project. Informatie Linda Nieuwenhuis
[email protected] www.doetinchem.nl
29
Gemeente Veenendaal Beleid De hoofddoelstelling voor het milieubeleid is als volgt geformuleerd: ‘het realiseren van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving en bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van de gemeente Veenendaal’ Voor het thema ‘energie’ heeft de gemeente de volgende doelstellingen geformuleerd: De gemeente hanteert een EPC van 10% onder het wettelijk vereiste minimum; Per project spreekt de gemeente een aanvullende inspanningsverplichting af; Bij grote projecten wordt een Energie Prestatie op Locatie (EPL) afgesproken; De gemeente stimuleert projectontwikkelaars en burgers tot het nemen van energiebesparende maatregelen. Stimuleren Subsidieregeling Energie Besparen en Zonnepanelen Particuliere woningeigenaren en eigenaren van sportgebouwen konden een subsidie aanvragen voor het plaatsen van zonnepanelen en bouwkundige besparingsmaatregelen, zoals HR++ glas, vloer-, dak-, en gevelisolatie. Duurzaam ondernemen als organisatie De gemeente wil aan de burgers het voorbeeld geven door als organisatie duurzaam te ondernemen. Dit wil de gemeente doen door een beleidsvisie op te stellen, energie te besparen op openbare verlichting en verkeerslichten. Tevens wordt de doelstelling gehanteerd dat bij minstens de helft van het inkoopbudget duurzaamheid zwaarwegend wordt meegenomen. Ondersteunen De gemeente neemt voor 50% deel aan de lokale duurzame energieonderneming DEVO B.V. De publiek-private samenwerking (PPS) maakt het mogelijk om een goede energie-ambitie neer te zetten terwijl bewoners een financieel voordeel kunnen ervaren. Vaak worden collectieve duurzame energieprojecten gefinancierd door energiebedrijven. Dit heeft als nadeel dat eindgebruikers vastzitten aan langlopende en soms ondoorzichtige energiecontracten, waar ze zelf geen voordeel van ondervinden. Het publiek-private samenwerkingsverband in Veenendaal maakt het mogelijk realisatie, exploitatie en beheer in eigen hand te houden. Het rendement dat DEVO op termijn verwacht te maken komt grotendeels ten goede aan andere duurzame projecten in Veenendaal. Overigens is niet alleen de gemeente actief op dit gebied. De woningbouwcorporatie Patrimonium heeft in 2 2004 8.000 zonnepanelen (ongeveer 11.000m ) geplaatst op haar flatgebouwen in Veenendaal. Informatie Fenna Aarts
[email protected] www.veenendaal.nl www.devo-veenendaal.nl
30
Gemeente Nijmegen Beleid De gemeente Nijmegen hanteert de volgende doelstelling t.a.v. energieproductie: In 2020 is 20 procent van de energie afkomstig van duurzame energiebronnen. Burgers en woningcorporaties zoveel mogelijk stimuleren tot energiebesparing en duurzame energie. Stimuleren Subsidieregeling zonne-energie Particuliere woningeigenaren en woningcorporaties kunnen een subsidie krijgen voor zowel het plaatsen van zonneboilers als zonnepanelen. Duurzaamheidslening Wanneer woningeigenaren hun eigen huis willen verduurzamen door energiebesparende maatregelen te nemen, biedt de gemeente Nijmegen deze woningeigenaren een duurzaamheidslening aan. De lening kan worden verkregen tegen een rentetarief dat 3% lager ligt dan de marktrente en moet worden gebruikt voor energiebesparende maatregelen. Er kan minimaal €2.500 en maximaal €15.000 worden geleend. Het Groene Hert Verder heeft de gemeente in het verleden een campagne gevoerd, ‘het groene hert’ genaamd. Deze campagne heeft de gemeente overgedragen aan de markt waardoor het nu een multifunctionele organisatie is met de volgende vier functies: Winkel voor duurzame producten (van LED-lampen tot gezichtscrème en van pannen tot speelgoed). Advies voor burgers over subsidies en het energiezuinig verbouwen van de woning. Aanbod voor consumenten om daadwerkelijk maatregelen te nemen. Netwerken voor ondernemers met een duurzame ambitie d.m.v. meetings en netwerkborrels. De gemeente hoopt dat ‘het groene hert’ een plaats is waar een LDEB kan worden ontplooid. Project windenergie Ook verleent de gemeente haar medewerking aan het project windenergie. Er worden voorbereidingen getroffen om langs de A15/A50 een vijftal windturbines te plaatsen. De molens moeten jaarlijks minimaal 10.000 KWh leveren, zodat 5000 Nijmeegse huishoudens voorzien kunnen worden voorzien van energie. Restwarmte Belangrijke nieuwbouwprojecten zijn de Waalsprong (10.000 woningen) en het Waalfront (2.500 woningen). Deze woningen worden, wat de werkgroepen betreft, aangesloten op een gemeenschappelijk warmtenet van Arnhem en Nijmegen. Bij voorkeur wordt de provincie initiatiefnemer, en de gemeente Nijmegen zal het initiatief ondersteunen. Ondersteuning In Nijmegen is op dit moment nog geen lokaal duurzaam energiebedrijf (LDEB) gevestigd. In het verleden is er wel een initiatief ontplooid dat om onbekende redenen niet van de grond is gekomen. Desondanks ziet de gemeente het niet zitten om zelf de kar te gaan trekken voor een LDEB. Ze nemen geen initiatief hiervoor en stimuleren het ook niet actief. Er wordt meer gestimuleerd tot energiebesparing en niet direct tot energieopwekking. De voornaamste reden is dat zij het initiatief aan de burgers willen laten, in plaats van het hen op te leggen. Wel neemt de gemeente graag een regisserende functie in door bijvoorbeeld bestaande energie-initiatieven uit te nodigen bij het groene hert. Zo wordt er een bijeenkomst georganiseerd waarin burgers geprikkeld kunnen worden om een eigen initiatief te ontplooien. Informatie Kim Kerckhoffs (adviseur duurzame ontwikkeling)
[email protected] www.nijmegen.nl www.hetgroenehert.nl
31
Gemeente Apeldoorn Beleid Ambities De gemeente Apeldoorn wil dat in 2020 de gebouwde omgeving energieneutraal is. Dat betekend dat er dan evenveel duurzame energie wordt opgewekt als in de gebouwde omgeving wordt verbruikt. Met de gebouwde omgeving wordt bedoeld: alle woningen (koop en huur), scholen, gemeentelijke gebouwen, en openbare voorzieningen (bijvoorbeeld rioleringen en openbare verlichting). Kiezen voor een energie neutrale gebouwde omgeving is een logische eerste stap, omdat de gemeente daar het meeste invloed op heeft. Stimuleren Subsidieregeling energiebesparing Onlangs konden de inwoners van Apeldoorn gebruikmaken van een aantrekkelijke subsidieregeling. De regeling heeft als doel om woningbezitters in Apeldoorn, gebruik te laten maken van een aantrekkelijke subsidieregeling om energiebesparende maatregelen in hun huis uit te laten voeren. Afhankelijk van de gerealiseerde energiebesparing kan het subsidiebedrag oplopen tot € 1.000,-. Voorwaarde voor de subsidie was dat een woningeigenaar door een gecertificeerde adviseur eerst de energieindex en het energielabel van zijn woning laat bepalen. Project ‘uw woning in de watten’ Voor deelname aan ‘Uw woning in de watten’ moet allereerst een energieadvies opgesteld worden (een zogenaamd EPA-maatwerkadvies) door een gecertificeerde EPA-adviseur. Het energieadvies is een rapport over de huidige staat van het huis en bevat vier pakketten van maatregelen die een energetische verbetering en/of een comfortverbetering voor de woning opleveren. In het rapport wordt aangegeven welke besparingen de pakketten opleveren en welke investeringen in een bepaalde situatie het meeste effect zullen hebben. De financiële ondersteuning gaat gepaard met de subsidieregeling energiebesparing, en de hoogte van de ondersteuning die wordt geboden is afhankelijk van de keuze voor een maatregelpakket. Duurzaamheidslening Als gemeente is het vrij makkelijk om bij een bank een forse lening te krijgen. Daarom heeft de gemeente Apeldoorn een duurzaamheidslening ter beschikking gesteld waarbij de inwoners van Apeldoorn een lening kunnen krijgen om hun huis te verduurzamen. Deze lening kan worden verkregen tegen het lage rentetarief van 2% en bedraagt maximaal € 20.000. Duurzame Energie Apeldoorn In het verleden is er initiatief genomen tot actieve participatie in een lokale duurzame energiecoöperatie, maar precies op dat moment kwamen er gemeenteraadsverkiezingen. Het nieuwe college dacht geheel anders over het plan en besloot te focussen op het regisseren van duurzame projecten in plaats van participeren. Het project is overgenomen door de markt en is nu een energiecoöperatie in oprichting (deA) Ondersteuning De gemeente faciliteert en regisseert, andere (markt)partijen zijn aan zet om de projecten uit te voeren. In de routekaart kiest de gemeente voornamelijk projecten die gericht zijn op energiebesparing bij bestaande koopen huurwoningen, biomassa, en zonne-energie. Om duurzame projecten van de grond te krijgen is het noodzakelijk dat de gemeente een voorbeeldfunctie inneemt, en de projecten ondersteunt. Door slimme financieringsconstructies op te zetten en randvoorwaarden te scheppen, kan de gemeente bereiken dat andere partijen de projecten realiseren. Ook is er nu het initiatief deA (www.de-a.nl), een energie coöperatie i.o. Na het werven van 600 leden zal dit initiatief zich onder andere inzetten voor het plaatsten van windmolens op het bedrijventerrein Ecofactorij. De gemeente kan dit initiatief ondersteunen door het vergunning traject soepel te laten verlopen. Informatie Carola Hoogland (Programma manager Apeldoorn Energieneutraal)
[email protected] www.apeldoorn.nl
32
Gemeente ’s Hertogenbosch Beleid De gemeente ’s Hertogenbosch stelt zich de volgende doelen: Gemeentelijke organisatie in 2020 klimaatneutraal; Gebouwde omgeving in 2035 klimaatneutraal; Gehele stad in 2045 klimaatneutraal; Daarom gaat de gemeente de komende jaren een forse energiebesparing realiseren, duurzame energieopwekking realiseren, en randvoorwaarden scheppen in ruimtelijke plannen, grondbeleid en woonbeleid. Concreet zet de gemeente in op het tien initiatieven waarin meerdere bedrijven en inwoners gezamenlijk duurzame energieopwekking realiseren. Stimuleren Bossche Energie Subsidie De BES is er voor particuliere woningeigenaren in ’s-Hertogenbosch die hun woning (huis, appartement, flat) laten isoleren. In aanmerking komen isolatie van glas, gevel, spouwmuur, dak en vloer. De gemeente vergoedt maximaal 50% van de werkelijke isolatiekosten, met een maximum van € 4000,- per woning. SDE-subsidie voor zon, wind, biomassa en waterkracht Inwoners kunnen subsidie krijgen op de productie van elektriciteit met bijvoorbeeld een nieuwe zon-pv installatie. De stroom wordt verkocht via het openbare elektriciteitsnet. Mensen krijgen een vergoeding voor de stroom die zij zelf gebruiken. De subsidie bedraagt 25,3 cent per KWh die aan het net wordt geleverd. Ondersteuning De gemeente biedt ondersteuning door initiatieven van bedrijven die net niet van de grond komen een extra zetje te geven, zodat ze daadwerkelijk worden gerealiseerd. Dat doet de gemeente met advies en financiering. Een op voorhand afgebakende financiële regeling is ongewenst, aangezien iedere situatie andere ondersteuning wenst. Binnen de uitgangspunten van dit programma wil de gemeente bedrijven uitnodigen om plannen en initiatieven voor te leggen en concreet aan te geven welke ondersteuning nodig is voor realisatie. Informatie Erwin Bosch (Coördinator energie- en klimaatprogramma)
[email protected] www.s-hertogenbosch.nl
33
Gemeente Zeist Beleid Voor de komende jaren zet de gemeente zich in om: Als gemeentelijke organisatie in 2014 klimaatneutraal te zijn. Dit kan door energieverbruik te reduceren, duurzame energie in te kopen, en resterende CO 2 te compenseren. Burgers en bedrijven actief te stimuleren om minder energie te verbruiken. Een toename van het percentage duurzame energie te realiseren. Stimuleren SLOK (Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven) Op basis van de SLOK-regeling ondersteunt het Rijk projecten van gemeenten die bijdragen aan een structurele vermindering van de emissie van broeikasgassen. Het kan er voor zorgen dat het draagvlak voor nieuw beleid binnen een gemeente wordt vergroot, en het kan de gemeente en burgers een duwtje in de rug geven om daadwerkelijk aan de slag te gaan met lokale klimaatinitiatieven. Kosten voor activiteiten die bij de doelstelling van de regeling passen, kunnen tot 50 procent worden vergoed. Duurzaam ondernemen als organisatie De gemeente wil haar voorbeeldfunctie richting de inwoners zo goed mogelijk innemen door zelf duurzaam te ondernemen als organisatie. Zo wil zij besparen op openbare verlichting, komt er een investeringsprogramma voor eigen gebouwen en wagenpark, en zet zij zich in om 100% duurzame energie in te kopen en indien nodig ook te compenseren. Energieloket Het energieloket Zeist is opgezet voor inwoners van Zeist (huurders en particuliere woningeigenaren), maar ook voor kleine bedrijven die betrokken zijn bij maatregelen en bouwwerkzaamheden in woningen. Het energieloket biedt de informatie die nodig is om voor een situatie of woning te bepalen welke energiemaatregelen mogelijk zijn, interessant zijn, wie het kan uitvoeren, en wat de kosten en besparingen zijn. De reden voor het opzetten van een energieloket in de gemeente Zeist is, dat er naast internet, behoefte is aan onafhankelijke en vrijblijvende (niet-commerciële) informatie over energiemaatregelen in woningen. Ondersteunen Momenteel is er nog geen lokaal duurzaam energiebedrijf in de gemeente Zeist. Er liggen wel veel mogelijkheden tot energiebesparing aangezien Zeist veel oude energievretende huizen telt. De gemeente stimuleert energiebesparing middels het hiervoor beschreven energieloket, en zal een potentieel LDEB ondersteunen waar dat mogelijk is. Ze zal hier echter geen actieve rol innemen maar vooral concentreren op het faciliteren. Informatie Corina Onderstijn
[email protected] www.zeist.nl www.milieudienstzou.nl
34
Conclusies Aan het einde van dit hoofdstuk kijken we terug naar de onderzoeksvraag die aan het begin van dit hoofdstuk werd gesteld, namelijk: ‘Wat is het beleid van de lokale overheid ten aanzien van duurzame energievoorziening, hoe stimuleren zij, en hoe zouden ze een lokaal duurzaam energiebedrijf willen ondersteunen?’ Het beantwoorden van deze vraag zullen Beleid In voorgaande zeven pagina’s is zichtbaar geworden dat alle gemeenten beleid en doelstellingen hebben geformuleerd ten aanzien van duurzaamheid, energiebesparing, en sommigen ook specifiek voor energieopwekking. We zijn geen gemeente tegengekomen die niet actief is op dit gebied. Hier kunnen we verder kort over zijn. Het is interessanter om te kijken hoe gemeenten dit beleid in de praktijk brengen. Stimuleren Om het beleid te bereiken en zichtbaar te maken moet een gemeente haar burgers stimuleren tot het nemen van energiebesparende maatregelen of het nemen van initiatief t.a.v. energieopwekking. Er is gekeken hoe de gemeenten uit de onderzoekspopulatie vinden dat zij haar burgers stimuleren. In figuur 1 zijn de uitkomsten zichtbaar. Het gaat hierbij puur om het stimuleren richting de burgers tot energiebesparing in het algemeen.
Stimulering energiebesparing 4%
9%
5%
32%
Subsidies Duurzaamheidslening Projecten
32% 18%
Duurzame winkel Duurzaam ondernemen Energieloket
Figuur 1: Stimulering energiebesparing vanuit gemeente Het is opvallend dat de gemeenten uit dit onderzoek vrijwel allemaal aangeven energiebesparing en duurzame energie te stimuleren door middel van subsidies (32%), leningen (18%) en projecten (32%). De gemeenten vinden dat zij op deze manier actief stimuleren. Het nadeel van deze voorzieningen is echter dat zij alleen worden opgemerkt door de burgers die er naar op zoek zijn. Dit is meestal een relatief klein groepje burgers die vanuit eigen initiatief energie willen besparen, zich interesseren voor milieu, of een bepaald idealisme nastreven waardoor zij zich actief inzetten voor duurzaamheid. De grootste doelgroep wordt echter niet bereikt met deze manier van stimuleren. Het grootste gedeelte van de inwoners zijn hier niet mee bekend en niet naar op zoek, en ervaren op deze manier ook niet dat zij gestimuleerd worden. Ondersteunen Het is gebleken dat een gemeente vaak een cruciale partij is om projecten zoals een lokaal duurzaam energiebedrijf op gang te helpen. De rol die de gemeente hierin kiest, hangt af van diverse aspecten. Wil een gemeente leidend zijn of is het ondersteunen van initiatieven het uitgangspunt? Wil een lokale overheid zich beperken tot faciliteren of actief participeren? In de gesprekken heb ik verschillende rollen gezien die gemeenten willen innemen. Enkele mogelijke belangrijke gemeentelijke rollen op een rij:
35
Dienstverlener of regisseur Optreden als dienstverlener kan bijvoorbeeld door een snelle en eventuele digitale afhandeling van vergunningaanvragen voor oprichting van een lokaal duurzaam energiebedrijf. Een andere vorm van dienstverlening is dat een gemeente fysieke capaciteit beschikbaar stelt. Dit kan bijvoorbeeld door het inhuren van energieconsulenten die vervolgens worden aangeboden aan de partijen die een lokaal duurzaam energiebedrijf willen oprichten. Er wordt dan kennis en organisatorisch vermogen beschikbaar gesteld. Naast de rol als dienstverlener kan de gemeente als regisseur gaan optreden. De gemeente neemt dan de rol op zich om, op eigen initiatief of dat van anderen, partijen bij elkaar te brengen. Launching customer Als launching customer treedt de gemeente op als ‘klant’ of opdrachtgever, bijvoorbeeld bij het opzetten van nieuwe woonwijken waar de gemeente dan concessie verleent aan de marktpartijen. De concessie is een recht om een energievoorziening te exploiteren. De gemeente kan dan bij de selectie van de marktpartij in de aanbestedingsstukken als eis opnemen dat er lokale duurzame energievoorzieningen worden geëxploiteerd. Als de gemeente een complexe vraag aan de markt wil voorleggen, bijvoorbeeld meerdere vormen van duurzame energie op een bedrijventerrein, kan de gemeente kiezen voor de zogenoemde ‘concurrentiegerichte dialoog’. Dit is een speciale aanbestedingsprocedure waarbij de gemeente in dialoog met marktpartijen kan treden. Medefinancier De gemeente kan lokale initiatieven mede financieren door middel van subsidies of het verstrekken van (achtergestelde) leningen of garanties. Bij de eerste twee rollen laat de gemeente het initiatief vooral aan de markt, de derde rol is er een van actieve participatie. Bij de zeven gemeenten die meededen aan het onderzoek trof ik de volgende indeling aan: Gemeente Dienstverlener of Launching Medefinancier Regisseur Customer Ede Doetinchem Nijmegen Veenendaal Apeldoorn Zeist ’s Hertogenbosch
X X X X X X X
X
Wanneer we deze indeling grafisch weergeven, ziet dat er als volgt uit:
Gemeentelijke rol
29% Dienstverlener of regisseur 57% 14%
Launching customer Mede-financier
Figuur 3: Gemeentelijke rol
36
Zoals figuur 3 laat zien, willen de meeste gemeenten een rol van dienstverlener of regisseur innemen ten aanzien van lokale energievoorzieningen. Dit betekend dat ze haar inwoners actief zouden moeten confronteren en bewust laten worden van de noodzaak tot energiebesparing of duurzaam energiegebruik. Al met al lijkt het er op dat de regisserende rol die gemeenten graag willen innemen, niet zo regisserend is als het lijkt. Omdat, zoals al eerder gezegd, door de stimulerende middelen van de gemeente maar een relatief klein percentage van de inwoners wordt bereikt. In het volgende hoofdstuk zullen we kijken of burgers van een willekeurige gemeente dit ook daadwerkelijk zo ervaren, door middel van een burgerenquête die onderzoekt in welke mate inwoners bekend zijn de klimaatplannen en duurzame voorzieningen van haar gemeente. De rol van regisseur of dienstverlener is oké, maar moet wel praktischer ingevuld worden, want op de huidige manier laten gemeenten het grootste gedeelte van de inwoners ongebruikt in het realiseren van haar klimaatdoelstellingen. Al met al kunnen we de volgende conclusies trekken: De gemeenten moet actief de voordelen van lokale duurzame energieopwekking zichtbaar maken. In de eerste plaats door middel van voorlichting, maar ook via aansprekende voorbeelden. Op die manier wordt kennisname concreet gemaakt en dit stimuleert de bereidheid van inwoners en organisaties om te participeren dan wel zelf actief te worden en initiatieven te nemen. Voorlichting is in de eerste plaats belangrijk. Dit kan succesvol zijn wanneer men zich hierbij beperkt tot buurt- of wijkniveau, wanneer men gebruik maakt van het zelf organiserend vermogen van mensen, wanneer men tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten voortborduurt op de bestaande sociale structuren binnen de gemeente, en wanneer men een bijvoorbeeld een werkconferentie organiseert. Op deze manier worden mensen er actief bij betrokken en mogen zij ook zelf een bijdrage gaan leveren. Kortgezegd is voorlichting een bijeenkomst die een LDEB kan ontplooien. Daarnaast is het zaak dat de gemeente aansprekende voorbeelden realiseert die zichtbaar zijn voor alle inwoners binnen de gemeente. In dit onderzoek zien we dat alleen de gemeente Veenendaal dit goed heeft gedaan door voor 50% aandeelhouder te worden van DEVO. Tevens is er een belangrijke hoofdweg met promotieborden door de betreffende wijk gelegd, zodat een ieder die daar eenmaal langs heeft gereden weet dat de gemeente daar bezig is met duurzame energie.
De gemeente moet actief en met concrete voorbeelden en projecten duidelijk maken dat gezamenlijke lokale energieproductie door inwoners en bedrijven niet alleen goed is voor de aarde maar ook voor de sociale cohesie.
De gemeente moet een beleid voeren waarbij inwoners en bedrijven hun eigen duurzame energie kunnen produceren, ook als hun eigen woonlocatie deze mogelijkheden niet biedt. Dit kan de gemeente doen door locaties beschikbaar te stellen voor productiemiddelen.
De gemeenten moeten hun beleid actief communiceren naar alle inwoners. Dit kunnen zij in eerste plaats in samenwerking doen in samenwerking met een LDEB die leden werft. Het draagvlak onder de bevolking, waaronder het ledenaantal van een LDEB, is immers een belangrijke succesfactor voor een LDEB. Daarnaast kunnen zij ook de hulp gebruiken van een adviesbureau, gespecialiseerd in communicatie en milieu. Ervaring t.a.v. duurzame energievoorzieningen en technisch inhoudelijke kennis zijn daarbij van belang.
In het volgende hoofdstuk zal de bereidheid onder de burgers worden gemeten.
37
Hoofdstuk 3
Burgers
In dit derde hoofdstuk van het onderzoek zal op de derde doelgroep van de Trias Innervatie worden ingezoomd, namelijk de burgers. In de vorige hoofdstukken hebben we gezien dat het ledenaantal en meewerken van mensen van wezenlijk belang is voor het laten slagen van een lokale duurzame energie coöperatie. Daarom zal er in dit hoofdstuk worden gekeken naar de beweegredenen van leden van een lokale duurzame energie coöperatie en naar de bereidheid tot deelname in een dergelijke coöperatie door burgers die nog niet actief zijn op dit gebied. Voor het onderzoeken van deze doelgroep is de volgende deelvraag geformuleerd: Wat beweegt actieve burgers om zich aan te sluiten bij een duurzame energie vereniging, en hoe groot is de bereidheid om mee te doen met initiatieven voor lokale productie van duurzame energie onder niet-actieve burgers? Voor het beantwoorden van deze onderzoeksvraag zijn er twee steekproeven uitgevoerd. De eerste steekproef bedroeg een enquête die gehouden is onder de leden van Energie-U te Utrecht. Energie-U is een lokale duurzame energie vereniging die sinds het najaar van 2010 actief is in Utrecht. De vereniging telt op moment van schrijven 153 leden. Deze steekproef heeft antwoord gegeven op de vragen waarom mensen zich hebben aangesloten bij een lokale duurzame energie coöperatie, hoe ze met de vereniging in aanraking zijn gekomen, wat hun verwachtingen zijn, en welke bijdrage zij zouden willen leveren aan de vereniging. De tweede steekproef laat de andere kant zien. Deze steekproef vindt plaats onder burgers die niet aangesloten zijn bij een lokale duurzame energie coöperatie. Deze steekproef heeft plaats gevonden in de gemeente Veenendaal. Middels deze steekproef is de bereidheid gemeten van burgers tot deelname aan een lokale duurzame energie coöperatie. Ook is er geïnventariseerd onder welke omstandigheden mensen lid zouden worden. Kortgezegd wordt er gekeken hoe mensen in beweging zijn te krijgen voor het lokaal opwekken van duurzame energie. De oplettende lezer zal opmerken dat er in de gemeente Veenendaal alreeds een lokaal duurzaam energiebedrijf gevestigd is. DEVO is immers de partij die in de nieuwbouwwijk Veenendaal-Oost een WKO heeft geëxploiteerd. DEVO beperkt zich echter tot puur en alleen de nieuwbouwwijk Veenendaal-Oost. Maar voor de eigen woningbezitters in de bestaande bouw van Veenendaal is er (nog) geen mogelijkheid om deel te nemen aan een vereniging die zich inzet voor de lokale productie van duurzame energie. En dat terwijl de gemeente Veenendaal ambitieuze klimaatdoelstellingen heeft geformuleerd. Daarom is er gekozen om onder deze eigen woningbezitters een steekproef te houden om de bereidheid te meten.
38
Enquête Energie-U De steekproef werd gehouden middels een gestructureerde digitale vragenlijst. Het bestuur van de vereniging heeft de enquête doorgemaild naar alle 153 leden, waarvan er 46 leden de enquête daadwerkelijk hebben ingevuld. Dit is een respons van 30%. In Figuur 1 is de respons weergegeven in percentages.
Respons voltooide enquêtes 30% non-respons 70%
Figuur 1: Respons Als we kijken naar de betrokkenheid van de leden bij de vereniging zien we dat 32% van de leden lid is, maar weinig betrokken. De vereniging moet het voornamelijk hebben van de redelijk actieve leden (43%) en de zeer actieve leden (20%). De overige 5% is nog te kort lid om zich actief te kunnen noemen. Figuur 2 laat een grafische weergave zien van de betrokkenheid van de leden bij Energie-U.
Betrokkenheid leden bij de vereniging
5%
20%
43%
Weinig, ik ben lid maar ben minimaal betrokken bij de vereniging 32% Gemiddeld, ik blijf op de hoogte en indien mogelijk woon ik een bijeenkomst bij Zeer actief, ik woon alle bijeenkomsten bij en denk mee met het bestuur
Figuur 2: Betrokkenheid van leden bij de vereniging
39
Vervolgens is het belangrijk om te weten hoe de leden met de vereniging in aanraking zijn gekomen. Het is opvallend om te zien dat 44% van de leden via bestaande leden/kennissen met de vereniging in aanraking zijn gekomen. Het blijkt dus dat netwerken, en gebruik maken van netwerken van de leden, een effectief wervingskanaal is waar in de toekomst nog veel winst te behalen valt. Daar komt nog eens 11% bij wanneer we werving door middel van de netwerken van de initiatiefnemers hier ook bij rekenen. Van de overige leden is 11% via de website met Energie-U in aanraking gekomen, 9% via lokale media, 5% via foldermateriaal, en 5% via de gemeente. De 13% die onder ‘overig’ vallen, gaven aan initiatiefnemer te zijn of niet direct meer te weten middels welk kanaal men voor het eerst met de vereniging geconfronteerd werd. In figuur 3 zijn de percentages grafisch weergegeven.
Hoe de leden met de vereniging in aanraking zijn gekomen Via lokale media 13%
9% 11%
11%
5% 2%
5%
Via website Via foldermateriaal Via bijeenkomsten
44% Via bestaande leden/kennissen Via de gemeente
Figuur 3: Manier waarop leden bij de vereniging betrokken zijn geraakt
Nu duidelijk is hoe de leden met de vereniging in aanraking zijn gekomen en hoe actief ze betrokken zijn, is het belangrijk om te weten wat de motieven waren om lid te worden. Welke aspecten die de vereniging biedt, spraken de leden aan? Door de leden te vragen naar hun motieven om lid te worden, hebben we hier een beeld van gekregen. De resultaten zijn weergegeven in figuur 4. Opvallend is dat de meeste waarde wordt gehecht aan bijdrage aan duurzaamheid, het initiatief op zich, en het zelf opwekken van energie. Financieel voordeel is van zeer gering belang. Deze leden denken in eerste instantie niet aan hun eigen portemonnee, maar aan hun idealisme en bijdrage aan de CO2-reductie.
40
Motieven om lid te worden Bijdrage leveren aan duurzaamheid
3% 7% 29%
Eigen energie opwekken
24% Financiele voordelen 17%
8% 7%
Netwerken
5% Aandeel in windpark Leuk initiatief
Figuur 4: Motieven tot deelname
Wat betreft de motieven om lid te worden, moet er een link te leggen zijn met de verwachtingen van de leden ten aanzien van de vereniging. Deze linken hebben we kunnen constateren door de leden de vraag voor te leggen wat hun verwachtingen zijn van de vereniging. De resultaten van de vraag zijn weergegeven in figuur 5. De grootste verwachting is de duurzame opwekking van energie. Dat is niet verwonderend aangezien de vereniging daar in eerste instantie voor is opgericht is. Maar daarnaast wordt het interesseren van overige burgers en hulp bij energiebesparende maatregelen ook erg belangrijk gevonden. In hoofdstuk 1 werd duidelijk dat het ledenaantal een belangrijke succesfactor voor een lokaal duurzaam energiebedrijf is. Daarom is goed om te zien dat leden dit ook zo ervaren en verwachten van de vereniging dat deze zich inzet voor een fors ledenaantal. Bovendien geven de leden aan hulp bij energiebesparende maatregelen te willen krijgen. Hiermee geven ze een signaal af dat ze zelf al meteen aan de slag willen. Voordat er daadwerkelijk productiemiddelen voor energieopwekking gerealiseerd zijn, is er naar verwachting al veel tijd verstreken. Daarom is het een positief signaal dat de leden zelf ook initiatief nemen en daarmee een voorbeeld kunnen zijn voor anderen.
41
Verwachtingen leden t.a.v. de vereniging Hulp bij energiebesparende maatregelen 11%
3%
Informatiepunt
15% 11%
18%
Adviespunt
8% 11% 23%
Duurzame opwekking van energie Belangen van leden behartigen Overige burgers interesseren
Figuur 5: Verwachtingen van leden t.a.v. de vereniging
Tenslotte werd de leden de vraag voorgelegd welke manier van ondersteuning zij wensen van de gemeente Utrecht. De uitkomsten van deze vraag zijn terug te vinden in figuur 6 en hebben een opmerkelijk verband met de uitkomsten van hoofdstuk 2 van dit rapport. Daar werd duidelijk dat de gemeenten die in het onderzoek participeerden voor het grootste gedeelte de rol van regisseur of .. innamen. Dit wordt ook door de burgers als de meest ideale rol gezien. Dit komt voornamelijk omdat zij met die gemeentelijke rol, relatief onafhankelijk kunnen opereren.
Gewenste gemeentelijke ondersteuning Financiële ondersteuning 5% 5%
15%
17%
Ondersteuning door kennis, vergunningen en organisatorisch vermogen beschikbaar te stellen 58%
Door als 'klant' of opdrachtgever op te treden
Geen ondersteuning
Figuur 6: Gewenste gemeentelijke ondersteuning
42
Enquête gemeente Veenendaal Deze steekproef is gehouden onder de woningbezitters in de gemeente Veenendaal. Er is bewust gekozen om de steekproef uit te zetten bij de wijken met huizen die al wat ouder, en dus niet energiezuinig zijn. De steekproef is verspreid in een envelop en bij willekeurige woningen binnen de hiervoor beschreven wijken bezorgt. Mensen kregen de mogelijkheid om de vragenlijst op papier in te vullen en te retourneren, maar konden de vragenlijst ook online invullen. In de eerste vraag van de enquête werd gevraagd in welke mate de burgers van Veenendaal bekend zijn met de klimaatplannen en ambities van haar gemeente op het gebied van duurzaamheid en duurzame energievoorziening. De resultaten van deze vraag zijn weergegeven in figuur 7.
Bekendheid klimaatplannen 15%
7%
Bekend Onbekend 78%
In grote lijnen
Figuur 7: Bekendheid met klimaatplannen We kunnen constateren dat er maar een klein gedeelte van de bevolking (7%) echt weet wat de gemeente van plan is op het gebied van duurzame energievoorzieningen. 15% geeft aan in grote lijnen bekend te zijn met de plannen, maar 78% is er helemaal niet mee bekend. Dit bevestigd de aanname die in hoofdstuk 2 werd genoemd, namelijk dat de regisserende rol van de gemeenten niet zo regisserend is als het lijkt. Op de volgende pagina’s zullen we kijken of burgers willen bijdragen aan deze plannen.
43
Na de klimaatplannen kort te hebben geschetst, werden de respondenten gevraagd op welke manier zij zouden willen bijdragen aan het realiseren van deze plannen. Op deze manier wordt de bereidheid van de inwoners gemeten. De resultaten zijn weergegeven in figuur 8.
Bereidheid bijdrage aan klimaatplannen Door het nemen van energiebesparende maatregelen
3% 20%
44%
Door het gebruik van duurzame energie
33%
Door bij te dragen aan de opwekking van duurzame energie Geen
Figuur 8: Bereidheid om een bijdrage te leveren aan het realiseren van de klimaatplannen We zien in figuur 8 dat 44% van de burgers wil bijdragen door het nemen van energiebesparende maatregelen. Hieronder kunnen we verstaan: woningisolatie, HR++ glas, etc. 33% geeft aan bij te willen dragen door het gebruik van duurzame energie. Deze respondenten zijn bereid groene energie af te nemen bij hun energiebedrijf. 20% geeft aan om bij te willen dragen aan de opwekking van duurzame energie. Zij willen niet alleen hun verantwoordelijkheid nemen in het afnemen van energie, maar willen ook bijdragen aan de CO2-reductie. Dat wil zeggen dat zij enerzijds energie verbruiken, maar dit anderzijds weer reduceren door bij te dragen aan de duurzame opwekking van energie. Zo blijft de weegschaal in balans. Slechts 3% zegt geen bijdrage te willen leveren aan het realiseren van de klimaatplannen. Aangezien er onder de respondenten een relatief grote bereidheid is om bij te dragen aan de realisatie van de klimaatplannen, is het nodig om te weten of zij ook bereid zijn om via een lening of met eigen geld energie op te wekken voor eigen gebruik. Deze vraag werd de respondenten voorgelegd en in figuur 9 zien we hoe hier op werd gereageerd.
Bereidheid om met lening of eigen geld energie op te wekken 31% Ja
54%
Nee 15%
Misschien
Figuur 9: bereidheid om zelf energie op te wekken
44
31% van de respondenten zegt bereid te zijn om geld te investeren in het opwekken van energie voor eigen gebruik. 15% zegt hier absoluut niet in te investeren, en 54% zou het in overweging nemen. Bij deze laatste groep liggen nog kansen om ze wel zover te krijgen. De respondenten werd ook naar de terugverdientijd van deze investering gevraagd. Deze resultaten zijn weergegeven in figuur 10.
Terugverdientijd investering binnen 3 jaar 5%
9%
9%
18%
binnen 5 jaar binnen 10 jaar
59%
binnen 15 jaar Terugverdientijd is minder van belang
Figuur 10: Terugverdientijd investering Het is opvallend om te zien dat het grootste gedeelte van de respondenten (59%) de investering in energieopwekking voor eigen gebruik, binnen vijf jaar terug wil zien. Men is dus wel bereid om geld te investeren, maar wil het snel terugverdienen. Dit betekend dat de investering niet te groot mag zijn, wil deze in vijf jaar terugverdiend worden. 18% van de respondenten wil de investering zelf binnen 3 jaar terugverdiend hebben. Verder zegt 5% de investering in 10 jaar terug te willen hebben, 9% vindt 15 jaar een mooie tijd als terugverdienperiode, en 9% zegt de terugverdientijd van gering belang te vinden bij het overwegen van een investering in de opwekking van energie voor eigen gebruik. In de voorgaande enquêtevragen merkten we een relatief grote bereidheid om bij te dragen aan duurzaamheid en de lokale opwekking van duurzame energie. Het lijkt er echter op dat de burgers nog overtuigd moeten worden van de coöperatieve vorm van duurzame energieopwekking. Figuur 11 laat namelijk zien dat maar 4% meteen lid zou worden, wanneer er een energiecoöperatie opgericht zou worden in de gemeente Veenendaal. Nog eens 4% zegt lid te worden wanneer een behoorlijk aantal andere inwoners lid zijn, 27% zegt in geen geval lid te worden, en 65% zegt een lidmaatschap in overweging te nemen.
45
Bereidheid tot deelname aan energiecoöperatie 4% 4% 0% 27%
Onmiddellijk Als een behoorlijk aantal anderen lid zijn Als bijna iedereen lid is
65% Overwegen In geen geval Figuur 11: Bereidheid tot deelname aan energie coöperatie Bij de laatste groep, de 65% die een lidmaatschap in overweging nemen, liggen nog kansen om hen wel mee te krijgen in lokale duurzame energievoorzieningen wanneer zij overtuigd raken. Hier zal op aan het eind van dit hoofdstuk aandacht aan worden geschonken. Als laatste vraag kregen de respondenten de vraag voorgelegd welke omstandigheden hen zouden prikkelen om zich aan te sluiten bij een vereniging die zich inzet voor duurzame opwekking van energie binnen de gemeente. Deze vraag is weergegeven in figuur 12 op de volgende pagina.
46
Voorwaarden voor deelname aan energiecoöperatie Financieel voordeel
Wanneer de prijs voor energie uit fossiele brandstoffen aanzienlijk stijgt 6% 22%
Bijdrage aan duurzaamheid
25%
6%
Bijdrage aan klimaatdoelstellingen realiseren
12% 1%
10%
18%
Hulp met energiebesparende maatregelen plaats van ontmoeting
bijdrage aan energiebesparing of opwekking van duurzame energie Niet
Figuur 12: Wanneer burgers zich aansluiten bij een lokale duurzame energie coöperatie Het is opvallend dat een vierde deel (25%) van de respondenten aangeeft aan te zullen sluiten wanneer er zij daar financieel hun voordeel mee doen. Ze moeten er dus geld mee verdienen, of de energie moet goedkoper worden. Toch staat op de tweede plaats de bijdrage aan energiebesparing of de opwekking van duurzame energie. Een aandeel van 22% in figuur 12. Mensen zijn zich dus wel bewust van de ontwikkelingen op het gebied van energie. Er zijn namelijk maar weinig die pas in beweging komen als de prijs voor fossiele brandstoffen stijgt. Al met al kunnen we zeggen dat mensen die actief zijn op het gebied van duurzaamheid zich zonder moeite aansluiten bij een vereniging voor lokale energievoorziening. Maar mensen die nog niet actief zijn op het gebied van duurzaamheid zullen pas in beweging komen als het hen geld oplevert, of als ze geld besparen. Maar stiekem zijn deze mensen zich wel bewust dat er iets moet gebeuren op het gebied van duurzaamheid.
47
Conclusies Aan het einde van dit hoofdstuk kijken we terug op de onderzoeksvraag die aan het begin van dit hoofdstuk is geformuleerd, namelijk: Wat beweegt actieve burgers om zich aan te sluiten bij een duurzame energie vereniging, en hoe groot is de bereidheid om mee te doen met initiatieven voor lokale productie van duurzame energie onder niet-actieve burgers? Aan de hand van de alreeds beschreven enquêtes kunnen we een aantal conclusies trekken. Op grond van dit onderzoek hebben we twee soorten burgers kunnen onderscheiden, namelijk actieve en nietactieve burgers. De actieve burgers hebben we in de eerste enquête benaderd, en zij hebben een idealisme. De voornaamste redenen voor een lidmaatschap bij een LDEB zijn een bijdrage aan duurzaamheid, en eigen energie opwekken. Die insteek hadden ze al, en daar hoefden ze dus niet meer voor overtuigd te worden. Toen de lokale duurzame energie coöperatie Utrecht opgericht werd, hoefden zij alleen nog maar lid te worden. Het is deze mensen niet om geld te doen. Onder de niet-actieve burgers verstaan we de mensen die niet primair tot doel hebben zich in te zetten voor een duurzame samenleving, en die in ieder geval nog niet aangesloten zijn bij een LDEB. Zij waren de respondenten van de tweede enquête. Onder hen werd een verrassend grote bereidheid waargenomen om bij te dragen aan het realiseren van de doelstellingen van de gemeente. Zij wilden dit vooral doen door het nemen van energiebesparende maatregelen en het gebruik van duurzame energie. We hebben gezien dat hier nog veel kansen liggen, aangezien er nog weinig aan energiebesparing wordt gedaan, en daarnaast gaven veel respondenten aan te overwegen om zich aan te sluiten bij een LDEB wanneer die opgericht zou worden in de gemeente. Wel gaven zij grotendeels aan zich aan sluiten wanneer het hen financieel voordeel oplevert. Dat is heel kenmerkend voor deze markt, wanneer er duidelijk geld te verdienen valt, zijn mensen en bedrijven bereid om mee te doen en te investeren. Dan maakt het niet uit hoe en waarmee er geld verdiend wordt. We zullen ons nu even beperken tot de burgers uit de tweede steekproef, die we graag zouden willen bewegen tot het nemen van initiatief ten aanzien van energiebesparing en lokale energieopwekking. Dit betekent dat gemeenten actief hun beleid en doelstellingen communiceren, en alle inwoners actief voorlichten en stimuleren over energiebesparing en lokale energieopwekking. Dit kan een gemeente in samenwerking doen met een plaatselijke LDEB, of een adviesbureau dat gespecialiseerd is in milieuzaken (voornamelijk lokale energieopwekking- en besparing) en communicatie. De burgers die in de enquête hebben aangegeven participatie te overwegen, kunnen overtuigd worden om daadwerkelijk mee te doen. Zo ook met de mensen die er nog helemaal niet van op de hoogte zijn. Maar dan moeten ze wel kennis nemen van de innovatie, en zodanig overtuigd raken, dat zij besluiten over te gaan tot actie. Dit proces valt goed toe te passen op de innovatietheorie van Everett Rogers (1962) zoals die is weergegeven in figuur 13 op de volgende pagina. Rogers beschrijft hoe adaptatie en verspreiding van innovatie in vijf stappen plaatsvindt. De individuele besluitvorming verloopt in vijf fasen en uiteindelijke adaptatie vereist dat elke fase positief wordt afgesloten.
48
Figuur 13: Innovation decision process from Rogers (1995) De eerste fase is die van de Kennisname (Knowledge, Awareness). In dit stadium komt het individu voor het eerst in aanraking met een innovatie, maar informatie erover ontbreekt nog. De tweede fase is Overtuiging (Persuasion). In dit stadium raakt het individu geïnteresseerd in de innovatie en zoekt het actief naar informatie en details over de innovatie. De derde fase is die van Beslissing (Decision). In dit stadium overweegt het individu de voor- en nadelen van de innovatie en beslist het of het meegaat in de innovatie (Adoption) of dat de innovatie wordt afgewezen (Rejection). Na het maken van deze beslissing bestraat de mogelijkheid nog om later over te stappen naar de andere keuzemogelijkheid. Rogers laat dit zien in figuur 13. Hierna volgt de implementatie (Implementation). Tot slot volgt de fase van bevestiging (Confirmation) waarin definitief wordt besloten de innovatie toe te passen De eerste twee fasen zijn de fasen waarin het individu externe ondersteuning kan worden geboden. Maar voordat een individu de eerste fase in gaat, moet er voldaan worden aan een aantal omstandigheden (prior conditions). Prior Conditions (voorwaarden) Previous practice: Het individu moet bekend zijn met de praktijk zoals die eerst was of nog steeds is. Felt need/problems: Het individu moet op de hoogte zijn van de problemen die de huidige praktijk met zich mee kan nemen. Innovativeness: Innovativiteit, de behoefte of bereidheid naar een nieuwe praktijk die hetzelfde, of zelfs nog meer oplevert. Onder deze condities kan het individu fase 1 Vervolgens kan het individu fase 1 ingaan, waarin Fase 1: Knowledge (Kennisname) Socio-economische omstandigheden: deze kenmerken zijn aan een persoon of huishouden gebonden en zijn in grote mate constant. Hierbij kan gedacht worden aan jong of oud, vrijgezel of getrouwd, met of zonder kinderen. Persoonlijksheidwaarden: welke normen en waarden heeft een individu? Waar staat het individu voor? Vanuit welk idealisme handelt het individu? Hier kan in de kennisfase op ingespeeld worden. Manier waarop mensen communiceren: via welke sociale netwerken communiceren mensen? Als dat bekend is kunnen mensen ook op die manier met de innovatie bekend.
49
Wanneer het individu de kennis tot zich heeft genomen, volgt de fase van overtuigen. Fase 2: Persuasion (Overtuigen) De fase van overtuigen wordt beïnvloed door:
Relatief voordeel: de mate waarin een innovatie beter is dan een voorgaand product. De maat waarin vaak gedacht wordt hierbij is het meten van de financiële prestatie, er kan echter ook aan bijvoorbeeld duurzame prestaties worden gedacht. Het relatief voordeel wordt bepaald door winstgevendheid, duurzaamheid en onafhankelijkheid. Compatibiliteit: de mate waarin een innovatie consistent is met bestaande waarden, ervaringen en behoeften. Hierbij kan gedacht worden aan sociaal-culturele aspecten, maar ook aan gedachten over hoe een bepaald product zou moeten functioneren. Complexiteit: de mate waarin een innovatie relatief moeilijk te begrijpen is. Relatief houdt in ten opzichte van bestaande oplossingen. Er kan technologisch en praktisch vergeleken worden, of bijvoorbeeld legale aspecten kunnen bij dit attribuut bepalend zijn. Testbaarheid: de mate waarin een innovatie geëxperimenteerd kan worden. Dit is niet voor alle nieuwe producten van even groot belang en voor sommige innovaties ook eenvoudiger te realiseren dan voor andere. Waarneembaarheid: de mate waarin de resultaten of voordelen van een innovatie duidelijk te zien zijn. Wanneer voor potentiele gebruikers duidelijk is wat de voordelen van een nieuw product zijn, zal eerder worden besloten om het product te gebruiken.
Hierna is het aan het individu zelf om een beslissing te maken, en de stappen van implementatie en bevestiging te doorlopen. Door dit model zien we welke omstandigheden positief werken op een individu in de keuze om al dan niet aan te haken bij een innovatie. Dit is concreet toe te passen op de situatie van dit onderzoek. Bij fase 1 en 2 valt winst te behalen wanneer de conclusies uit hoofdstuk twee worden uitgevoerd. Wanneer er voorlichting en aansprekende voorbeelden worden gebruikt om de opwekking van duurzame energie opwekking aantrekkelijk te maken, kan daarbij rekening worden gehouden met de hierboven beschreven omstandigheden. Zo moet volgens het model van Rogers duidelijk een (financieel) voordeel worden gecreëerd. Als de markt geld kan verdienen of geld kan besparen, is er namelijk een grote bereidheid om mee te doen aan een lokaal duurzaam energie initiatief. En wat betreft complexiteit en waarneembaarheid kan ingespeeld worden op een makkelijke uitleg, waarbij zichtbare voorbeelden worden gebruikt waardoor het individu de innovatie snel snapt. Gemeenten en LDEB zouden er goed aan doen dit model te gebruiken bij respectievelijk het stimuleren van burgers als het werven van leden voor de energie coöperatie.
50
Hoofdstuk 4
Kansen en bedreigingen
SWOT De SWOT-analyse is een bedrijfskundig model dat intern de sterkten en zwaktes en in de omgeving de kansen en bedreigingen analyseert. Op basis hiervan kan vervolgens de strategie worden bepaald. De Engelse term SWOT-analyse staat voor de vier elementen Strengths, Weaknesses, Opportunities, en Treaths. In figuur 1 is de SWOT-analyse weergegeven.
Positief
Negatief
Interne factoren
Sterkten
Zwaktes
Externe factoren
Kansen
Bedreigingen
Figuur 1: SWOT-analyse De SWOT-analyse kan concreet toegepast worden op de markt voor lokale duurzame energie bedrijven (LDEB). De factoren die deze markt beïnvloeden worden hieronder kort uitgewerkt. Bedreigingen Energiebelasting Sinds 2001 is de wet korting op energiebelasting afgeschaft wanneer men duurzame energie opwekt. Veel lokale duurzame energiebedrijven struikelen hier over. Dit kan mensen demotiveren om nog groene energie te gebruiken dan wel op te wekken. Omgekeerd zou het veel mensen kunnen motiveren.
Schaliegas Er zijn nieuwe methoden ontdekt om gasbellen in het gesteente onder de grond vrij te laten komen. Dit kan door horizontaal te boren. Met deze gasbellen kunnen we weer een tiental jaren vooruit. Hierdoor kan de noodzaak voor duurzame energie afnemen. Voor meer informatie over schaliegas, zie bijlage 10.
Kansen Liberalisering van de energiemarkt Er is vrijheid op de energiemarkt. Er is geen monopolie meer, een ieder die wil kan energieopwekking realiseren en dit verkopen aan het net.
Mogelijke stijging energieprijs Mede door de onrust in het Midden-Oosten (voornamelijk Libië) zal de energieprijs naar verwachting snel gaan stijgen. We zien nu de benzineprijs al ver stijgen maar ook qua fossiele energie zijn we voor een groot gedeelte afhankelijk van het Midden-Oosten. Wanneer deze prijs aanzienlijk gaat stijgen, zullen mensen serieuzer overwegen om duurzame energie te gebruiken, dan wel bij te dragen aan de opwekking ervan. Op die manier kunnen ze hun eigen energieprijs beperken.
Direct financieel voordeel voor burgers Zoals we in dit onderzoek duidelijk hebben kunnen zien, bieden de financiële voordelen van een LDEB mogelijkheden voor de toekomst. Mensen kunnen hierdoor geprikkeld worden en besluiten mee te doen aan een LDEB, zeker als de huidige energieprijs blijft stijgen.
Sterkten
51
Lokale groepering Mensen kennen elkaar, er heerst een community-gevoel. En anders smeedt het juist een band door samen doelen te stellen en deze te bereiken. Het is ook belangrijk voor de visuele bewustwording dat de productiemiddelen in de eigen gemeente worden gestald.
Eigen productiemiddelen voor opwekking Zo wordt er niet alleen milieubewust energie afgenomen, maar ook echt bijgedragen aan de energiereductie. Productiemiddelen leiden ook tot zelfvoorziening en onafhankelijkheid. Eigen productiemiddelen creëren een meerwaarde voor het milieu.
Zwakten Nog relatief kleine markt Dit kan als positief worden opgevat aangezien er in de markt nog veel winst te behalen valt. Maar het overheersen de negatieve aspect van de markt is dat de markt nog teveel wordt tegengewerkt omdat nog niet iedereen er mee bekend is. Mensen zijn ook niet bereid tot trendbreuk, wat nodig is om grootschalig duurzame productiemiddelen neer te zetten. Tevens kunnen grootverdieners als Eneco op de lange termijn hun positie gaan verliezen als de ontwikkeling van LDEB goed doorpakt. Zij kunnen dan vanuit economische belangen gaan tegenwerken.
Weinig kennis en ervaring Bij het oprichten van een LDEB ontbreekt het vaak nog aan kennis en ervaring, zo leren de gesprekken met de LDEB. Bijna alle LDEB’s zijn zelf het wiel gaan uitvinden. Dit kost veel tijd en vertraagd het primaire proces van de vereniging, namelijk duurzame energie opwekken. Een gespecialiseerd adviesbureau of een (provinciaal) platform die kennis en ervaring bezitten, kunnen nieuwe LDEB’s helpen om snel succes te boeken.
Zelflevering is vrijwel onmogelijk Het zelf gebruiken van de energie die men zelf opwekt is nog vrijwel onmogelijk. In de meeste gevallen wordt de opgewekte energie verkocht aan het net zodat er aan de ene kant geld wordt verdiend, waarmee aan de andere kant het eigen energiegebruik kan worden betaald. Het we zien nu meer ‘administratieve zelflevering’ dan directe zelflevering.
52
Conclusies en aanbevelingen Eindconclusies: In de eerste plaats moet er wat betreft lokale duurzame energiebedrijven (LDEB) onderscheid worden gemaakt tussen doel en middel. Sommige gemeenten hebben een handvol kleinere projecten die hetzelfde realiseren als een lokaal duurzaam energiebedrijf in een andere gemeente zou doen. In de tweede plaats MOET een LDEB zich inzetten voor eigen productiemiddelen om duurzame energie op te wekken. Een Greenchoice-constructie kan een opstapje zijn om leden milieubewust energie af te laten nemen en vermogen voor de vereniging te genereren, maar mag niet alleen gebruikt worden. Op die manier wordt er namelijk niet bijgedragen aan de reductie van CO 2. De belangrijkste succesfactoren voor lokale duurzame energiebedrijven is in de eerste plaats het draagvlak onder burgers, waarbij vooral gedacht moet worden aan het ledenaantal van een LDEB. Daarnaast is de inzet van mensen heel belangrijk. Hierbij denken we vooral aan initiatiefnemers of het bestuur van een LDEB die vrijwillig tijd en energie kunnen en willen stoppen in een vereniging. Bovendien is draagvlak bij de gemeentelijke overheid van essentieel belang voor het realiseren van een LDEB. Deze laatste partij moet een LDEB mee zien te krijgen voor o.a. vergunningen en leningen. De rol van de provincie wordt onderschat. Zij hebben bestemmingsplannen voor bepaalde gebieden dus is het van belang om dit van tevoren goed te onderzoeken. Ook moet er ontzettend goed rekening worden gehouden met stakeholders die niet direct zichtbaar zijn. Denk aan omwonenden van een (potentieel) windpark. Iedereen moet er bij betrokken worden en naar iedereen moet er gecommuniceerd worden. Dit is tevens een heel belangrijke succesfactor. Wanneer er een groot ledenaantal is, hoeft geld niet direct meer een probleem te zijn. Ledenaantal gaat immers samen met draagvlak en vermogen, en bovendien is er een windfonds die financieringen kan verstrekken. Kennis, vergunningen en weerstand zijn grotere obstakels aangezien de meeste LDEB het wiel zelf uit moeten vinden. Door een (provinciaal) platform te ontwikkelen waar initiatieven elkaar kunnen ontmoeten, kunnen zij tevens van elkaar leren en elkaar helpen. Dit is voornamelijk voor nieuwe initiatieven een uitkomst.
Gemeenten hoeven niet zelf de kar te trekken in het opstarten van een lokaal duurzaam energiebedrijf, maar kunnen ook vanuit hun beleid bijeenkomsten organiseren die een dergelijk initiatief zouden kunnen ontplooien. De meeste gemeenten uit het onderzoek geven aan een regisserende rol in te (willen) nemen op het gebied van lokale energievoorzieningen. Wanneer we de burger enquête bekijken zien we wat tegenstrijdigs, namelijk dat het gemeentebeleid niet bekend is. Het lijkt er op dat gemeenten wel willen regisseren, maar het niet (goed) doen. Vanuit de LDEB is een regisserende rol van de gemeente ook het meest gewenst. Het is zaak dat een gemeente haar beleid communiceert naar alle inwoners. Daarnaast moeten ze de voordelen van lokale duurzame energieopwekking zichtbaar maken. Niet alleen via voorlichting, maar ook door aansprekende voorbeelden en beleid. Mensen haken aan bij een lokaal duurzaam energiebedrijf vanuit een bepaald idealisme. Maar nietidealistische mensen zijn in beweging te krijgen wanneer zij er financieel op vooruit gaan of geld besparen. Het moet voordeliger zijn, maar zeker niet duurder. Mensen zijn een beetje terughoudend tegen initiatieven omdat ze verwachten dat de overheid gaat ingrijpen zodra een groot aantal Nederlanders zich aansluiten bij een lokaal duurzaam energiebedrijf. Dit is niet geheel onterecht aangezien de overheid inkomsten mis gaat lopen wanneer veel burgers overstappen. Ze verwachten dat de overheid belasting op dit terrein gaat invoeren om het rendement in te perken en er zelf een graantje van mee te pikken.
53
Aanbevelingen: Het is aan te bevelen een vervolgonderzoek te starten naar de doelgroep uit hoofdstuk 3, namelijk de burgers. Mijn steekproef is namelijk gebaseerd op de inwoners van één gemeente, en gebaseerd op een kwalitatieve onderzoeksmethode die een lage statistische betrouwbaarheid waarborgt. Tegelijk kan hiermee gebruik gemaakt worden om mensen uit te nodigen voor bijvoorbeeld een bijeenkomst Dus het moet wel in afstemming met … en in dit geval moeten alle inwoners van meerdere gemeenten worden bereikt. Daarnaast is er markt voor een organisatie als JMA wanneer men de gemeenten duidelijk weet te maken dat zij hun burgers niet optimaal stimuleren. JMA zou als kennisplatform kunnen dienen voor een gemeente in het bereiken van alle inwoners. Hierbij kan gedacht worden aan de conclusies uit hoofdstuk twee, waarbij voorlichting en aansprekende voorbeelden naar voren kwamen. Speel met men name in op stap 1 en 2 uit het model van Rogers. Probeer die voorwaarden optimaal uit te voeren, en laat het individu vervolgens zelf zijn werk doen en beslissen. Het belangrijkste hierbij is de mate waarin het geld oplevert voor het individu en de mate waarin de innovatie te begrijpen is. Het mag bij wijze van spreken niet moeilijker zijn dan het vervangen van een lamp (van gloeilamp naar LED-lamp). Maak de innovatie energiebesparing en duurzame energieopwekking voor mensen persoonlijk. Overtuig ze van wat zij kunnen doen, zodat ze verantwoordelijkheid krijgen. Ook een persoonlijk financieel plaatje zal mensen aanspreken Vervolgonderzoek naar de mogelijkheden van zelflevering.
54
Bijlage 1: Lokale duurzame energiebedrijven 1.
Westfriese Windmolen Coöperatie u.a. (WWC): Papiermolen 30, 1622 KV Hoorn, 0229-244121, www.wfr-wind.nl
2.
Windpark Kubbeweg: Kubbeweg 17, 8256 PJ Biddinghuizen, 0321-326464, www.windparkkubbeweg.nl
3.
Texel Energie: Emmalaan 66a, 1791 AV, Den Burgh, 0222-314939. www.texel-energie.nl
4.
Energiebedrijf Thermo Bello B.V.: Godfried Bomansstraat 6C, 4103 WR Culemborg, 06-42340299, www.thermobello.nl
5.
Zaanse Energie Koöperatie u.a. (ZEK): Stationsstraat 38, 1506 DH Zaandam, 06-33800429, www.zaansenergiecoop.com
6.
Duurzame Energie Veenendaal Oost (DEVO): Van Essenlaan 2, 3907 JA Veenendaal, 0318-553444, www.devo-veenendaal.nl
7.
Heldersche Coöperatieve Windmolen Vereniging ‘De Eendragt’ u.a.: Borneolaan 27, 1782 DL Den Helder, 0223-622789, www.eendragtig.nl
8.
Coöperatieve Windenergie Vereniging ‘Kennemerwind’: Bevelandseweg 190A, 1703 AX Heerhugowaard, 072-5741213, www.kennemerwind.nl
9.
Onze Amsterdam Noord Energie: www.onzeenergie.nl
10. Coöperatie Deltawind: Boezemweg 13X, 3255 MC Oude-Tonge, 0187-470544, www.deltawind.nl 11. Coöperatieve Windenergie Vereniging ‘Meerwind’: 12. De Amelander Energie Coöperatie U.A.: strandweg 41, 9164 KA Buren Ameland, 06-20932705, www.amelandenergie.nl 13. Coöperatie Meewind: Leidsevaart 594, 2014 HT Haarlem, 023-7114454, www.meewind.nl 14. Energie-U: www.energie-u.nl 15. De Windvogel: Fazantendreef 6, 2665 ET Bleiswijk, 010-5215953, www.windvogel.nl
55
Bijlage 2: Respondenten LDEB 1.
Westfriese Windmolen Coöperatie: Kees Schouten, (functie)
2.
Windpark Kubbeweg: Frits Iordens, (functie)
3.
Texel Energie: Peter Bakker,
4.
Energiebedrijf Thermo Bello B.V.: Gerwin Verschuur
5.
Zaanse Energie Kooperatie u.a.(ZEK): Dick Beets, (functie)
6.
Duurzame Energie Veenendaal Oost (DEVO): Jan-Willem Zwang ()
7.
Heldersche Coöperatieve Windmolen Vereniging ‘de Eendragt’ u.a.: Rien Haasnoot (voorzitter),
8.
Coöperatieve Windenergie Vereniging ‘Kennemerwind’: Cees Bakker (voorzitter)
9.
Onze Amsterdam Noord Energie: Marco Boone (voorzitter)
10. Coöperatie Deltawind: Monique Sweep (directeur) 11. Coöperatieve Windenergie Vereniging ‘Meerwind’: Marry Scholten (voorzitter) 12. De Amelander Energie Coöperatie U.A.: Johan Kiewiet (voorzitter R.v.B.) 13. Coöperatie Meewind: Wim Smelik (voorzitter) 14. Energie-U: Arjan van den Hoogen (secretaris) 15. De Windvogel: Dick van Elk (voorzitter)
56
Bijlage 3: Gemeenten 1.
Gemeente Ede, Raadhuisplein 2, www.ede.nl
2.
Gemeente Doetinchem, Raadhuisstraat 2, 7001 EW Doetinchem, 0314-377377, www.doetinchem.nl
3.
Gemeente Veenendaal, Raadhuisplein 1, 3901 GA Veenendaal, 0318-538538, www.veenendaal.nl
4.
Gemeente Nijmegen, Korte Nieuwstraat 6, 6500 HG Nijmegen, 14024, www.nijmegen.nl
5.
Gemeente Apeldoorn: Marktplein 1, 7311 LG Apeldoorn, 14055, www.apeldoorn.nl
6.
Gemeente Zeist: Het Rond 1, 3701 HS Zeist, 14030, www.zeist.nl
7.
Gemeente ’s-Hertogenbosch: Markt 1, 5200 GZ ’s-Hertogenbosch, www.s-hertogenbosch.nl
57
Bijlage 4: Respondenten gemeenten 1.
Gemeente Ede: Erik van Tol (Coördinator klimaatbeleid)
2.
Gemeente Doetinchem: Linda Nieuwenhuis (Beleidsmedewerker milieu)
3.
Gemeente Veenendaal: Fenna Aarts (Beleidsmedewerker milieu)
4.
Gemeente Nijmegen: Kim Kerckhoffs (Adviseur duurzame ontwikkeling)
5.
Gemeente Apeldoorn: Carola Hoogland (Programmamanager Apeldoorn Energieneutraal)
6.
Gemeente Zeist: Corina Onderstijn (Energie coördinator)
7.
Gemeente ’s-Hertogenbosch: Erwin Bosch (Coördinator energie- en klimaatprogramma)
58
Bijlage 5: krantenartikelen In de Volkskrant van zaterdag 19 februari 2011 stonden twee artikelen over de ontdekking van gasbellen onder het Nederlands aardoppervlak, schaliegas genaamd. Omdat dit in het vierde hoofdstuk van het onderzoek wordt genoemd, hoop ik door de bijlage duidelijkheid te creëren over dit thema. Zie volgende pagina’s.
59
60