Leiden kijkt vooruit en pakt door
Nota Wonen 2020 Inspraakversie 3 juli 2012
Samenvatting Voorwoord ....................................................................................................................3 1. Inleiding .....................................................................................................................................................7 1.1. Aanleiding nieuwe nota...........................................................................................................7 1.2 Doel en werking nota Wonen ................................................................................................7 1.3. Relatie andere beleidsstukken..............................................................................................8 1.4 Samenwerking.............................................................................................................................9 1.5 Rol gemeente ............................................................................................................................ 10 1.7 Leeswijzer.................................................................................................................................. 11 2. Visie en hoofdopgaven .................................................................................................................. 12 2.1 Visie ............................................................................................................................................. 12 2.2 Drie hoofdopgaven ................................................................................................................. 12 2.2.1 Hoofdopgave 1: meer balans tussen de vraag naar en het aanbod aan woningen.................................................................................................................................... 12 2.2.2. Hoofdopgave 2.: investeren in de kwaliteit van de woningvoorraad en woonomgeving......................................................................................................................... 13 2.2.3. Zorgen voor voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere markt terecht kunnen............................................................................................................ 14 3 Leiden kijkt vooruit ............................................................................................................................ 15 3.1 Leiden aantrekkelijke woonstad, stad van ontdekkingen....................................... 15 3.2 Hoofdopgave 1: meer balans tussen vraag en aanbod ............................................ 16 3.2.1 Vraag en aanbod...................................................................................................................... 16 3.2.2 Doelgroepen.............................................................................................................................. 19 3.2.3 Mensen met een beperking ................................................................................................. 27 3.3 Hoofdopgave 2: investeren in de kwaliteit van de woningvoorraad en leefomgeving............................................................................................................................. 32 3.3.1 Renovatie.................................................................................................................................... 32 3.3.2 Beperking van de energielasten........................................................................................ 32 3.3.3 Duurzaamheid.......................................................................................................................... 33 3.3.4 Leefbaarheid ............................................................................................................................. 34 3.4 Hoofdopgave 3: zorgen voor voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere markt terecht kunnen................................................................................... 37 3.4.1 Sociale voorraad en scheef wonen ................................................................................... 37 3.4.2 Middeninkomens..................................................................................................................... 39 4. Leiden pakt door................................................................................................................................. 40 4.1 Doorpakken in zwaar weer tot 2020............................................................................... 41 4.2 Doorpakken na 2020 ............................................................................................................. 42 4.3 Conclusies, aanbevelingen en acties................................................................................ 45 4.4 Financiën .................................................................................................................................... 48 4.5 Monitor en evaluatie.............................................................................................................. 48 Bijlagen ........................................................................................................................................................ 51
2
Samenvatting Leiden aantrekkelijke woonstad, stad van ontdekkingen Een betere balans tussen vraag en aanbod, versterking van de kwaliteit en voldoende aanbod voor hen die niet op de particuliere markt terecht kunnen, zien wij als de drie hoofdopgaven voor ons woonbeleid. Dit is nodig om: het tekort aan (studenten)woningen in te lopen te zorgen voor een betere benutting van de sociale voorraad, ruimte te bieden aan huishoudens met een middeninkomen de kwaliteit van de woningvoorraad en leefomgeving te verbeteren te anticiperen op voortschrijdende vergrijzing en extramuralisering van de zorg Met deze opgaven willen wij bereiken dat Leiden ook in de toekomst een aantrekkelijke internationale kennisstad blijft met ruimte voor de daarbij bijhorende diversiteit aan inwoners en leefstijlen. Onzekere tijden en samenwerking Niemand weet of er sprake zal zijn van een tijdelijke dip of dat we naar een fundamenteel andere woningmarkt gaan. De roep om hervormingen in het landelijk woonbeleid wordt steeds sterker. Voor de realisering van ons woonbeleid zijn wij als gemeente in hoge mate afhankelijk van andere partijen. Deze ontwikkelingen vragen dan ook een flexibele houding. Geen knellende kaders voor een lange periode vastleggen, maar periodiek kijken hoe de woningmarkt zich onder invloed van economie en rijksbeleid ontwikkelt en wat dat betekent voor de keuzes die wij in deze nota maken. Het realiseren van die keuzes vraagt om het faciliteren van kansen waar die zich voordoen en vooral om investeren in samenwerking en een gezamenlijke drijfveer bij alle partners die een rol op de woningmarkt kunnen spelen. Ook de regio heeft hierin een rol. De uitdaging is om met zo weinig mogelijk middelen en ruimtebeslag zoveel mogelijk te sturen op hogere kwaliteit en kwantiteit van de woningvoorraad en leefomgeving. Balans tussen vraag en aanbod Het tekort aan woningen blijft. Er is sprake van een uitgestelde vraag. Ook op de langere termijn. Woningen die nodig zijn om onze (toekomstige) inwoners te kunnen huisvesten. Een evenwichtige bevolkingsopbouw met ruimte voor verschillende leefstijlen en inkomensgroepen moet het draagvlak onder onze voorzieningen (blijven) garanderen, zorgen voor voldoende werkgelegenheid en het reservoir bieden aan vrijwilligers en mantelzorgers dat we met de vergrijzing en bezuinigingen hard nodig hebben. De keuze voor een bepaald soort woning, buurt en stad wordt niet alleen ingegeven door de vraag of deze past bij het inkomen en de levensfase (gezin, alleenstaand, oud/ jong, student) van de betreffende woningzoekende, maar ook door de vraag in hoeverre deze appelleert aan haar of zijn belevingswereld. Uit onderzoek van marktonderzoekbureau Smart Agent blijkt een zekere mismatch tussen de mate waarin bepaalde leefstijlen in Leiden voorkomen en de woonmilieus die je op basis daarvan zou verwachten. Met de lopende en toekomstige projecten willen we die meer met elkaar in balans brengen.
3
De veranderingen op de woningmarkt en de bezuinigingen vragen om een sterkere focus op de vraag van de consument, om kleinschalige projecten, meer aandacht voor (particuliere) huur en een optimale prijs‐kwaliteitverhouding. Een betere balans tussen vraag en aanbod is ook nodig met het oog op de voortschrijdende vergrijzing. Als gevolg daarvan neemt het aantal mensen met een beperking de komende decennia toe en daarmee de vraag naar voor hen geschikte woningen. Dit wordt nog eens versterkt door de extramuralisering van de zorg waardoor mensen met beperkingen (dit geldt niet alleen voor oudere gehandicapten maar voor alle leeftijdscategorieen) langer in hun eigen huis blijven wonen. Om hierop te anticiperen is het nodig te investeren in de kwaliteit van de bestaande “nultredenwoningen” en te stimuleren dat elk nieuw appartement in principe levensloopgeschikt is. Versterking van de kwaliteit Met het oog op woongenot, duurzaamheid en vanwege de beperkte mogelijkheden voor uitbreiding is het belangrijk naar de toekomstbestendigheid van de bestaande woningvoorraad te kijken. Bij versterking van de kwaliteit denken wij aan energiebesparende maatregelen, duurzaamheid, levensloopgeschiktheid en leefomgeving. De grootste milieuwinst en kostenbesparing (de energielasten zijn in een periode van tien jaar vrijwel verdubbeld) is te halen door te investeren in de bestaande voorraad. De corporaties doen de komende periode veel aan planmatig onderhoud en renovatie. Particuliere woningbezitters stimuleren we met gerichte campagnes energie te besparen. Daarnaast moedigen wij hergebruik van bestaand vastgoed en duurzaam bouwen aan. Niet alleen de kwaliteit van de woning zelf ook die van de leefomgeving is belangrijk voor het woongenot van mensen. Sommige wijken scoren hier wat minder goed. Daarom gaan we door met de wijkontwikkelingsplannen voor Leiden Noord en Zuid West en met het verbeteren van de leefbaarheid. Dit doen we in nauwe samenwerking met de woningcorporaties. Voldoende aanbod voor hen die niet op de particuliere woningmarkt terecht kunnen Versterking van de slaagkans voor de lage inkomens, zoeken wij vooral in het beter matchen van inkomens en woningvoorraad onder andere door de bestrijding van scheefwonen. Leiden ontbeert een volwaardig middensegment. Dit is ook één van de belangrijkste oorzaken van het scheefwonen. Leiden heeft een redelijk grote sociale voorraad. Desondanks zijn er flinke wachtlijsten. Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat deze woningen vaak bewoond worden door mensen die qua inkomen niet tot de doelgroep behoren en anderzijds met het feit dat het aantal mutaties het afgelopen jaar drastisch is afgenomen. Hierdoor is het voor starters moeilijk om aan een sociale huurwoning te komen. Meer betaalbare en kwalitatief goede woningen voor de middeninkomens is daarmee ook een manier om de kansen voor de laagstbetaalden te doen toenemen via doorstroming. Wij denken dat de komende jaren een grote behoefte is aan huurwoningen met een huur net boven de liberaliseringsgrens (anno 2012 tussen € 650,‐‐‐850,‐‐). Met de corporaties en de FHLO spreken wij af dat de corporaties bij liberalisatie en verkoop voorrang geven aan mensen die een sociale huurwoning in Leiden achterlaten. Daarnaast blijven wij inzetten op 20% sociale huisvesting bij nieuwbouw in Leiden en 30% in Holland Rijnland.
4
Leiden pakt door Wij gaan door met de woningbouwprojecten die zijn gestart. Naast het afmaken van de wijkontwikkelingsplannen Leiden Noord en Zuid‐West betekent dat doorgaan met de campus Leidse Schans, wonen boven winkels en het ontwikkelen van het stationsgebied. Tot slot herijken wij de prestatieafspraken en zorgen wij voor investeringscapaciteit via een Stedelijk vernieuwingsfonds van corporaties en gemeente. Regeren is vooruitzien. Om ons als stad te blijven ontwikkelen is het nodig dat we over de horizon van deze crisis kijken naar de kansen die zich na 2020 voordoen. Tussen het ontwikkelen van woningbouwprojecten en de daadwerkelijke uitvoering zit immers een groot aantal jaren. Vandaar dat wij ook gekeken hebben naar de ontwikkelkansen voor de jaren na 2020. In ons actieprogramma hebben wij een onderscheid gemaakt tussen acties voor de korte termijn (tot 2020) en voor de periode daarna.
5
Voorwoord Leiden is een aantrekkelijke woonstad, in de ranglijst voor gemeenten staan we op een mooie nummer 9. Aantrekkelijk willen we blijven voor nu en voor later; een stad met woningen voor iedereen: voor starters op de huizenmarkt, voor studenten, voor gezinnen, voor ouderen èn voor mensen die zijn aangewezen op sociale huur. Dat vraagt een compleet aanbod, doorstroming en een goede markt. Om Leiden aantrekkelijk te houden als woonstad hebben we extra woningen nodig. Bovendien moeten we de middeninkomens aan onze stad binden. Ze wonen graag in onze stad. Doordat er nu te weinig geschikt woningaanbod voor hen is, zien we ze vaak vertrekken. Jammer, want Leiden moet voor middeninkomens een thuishaven kunnen blijven. Anderzijds blijft deze groep vaak noodgedwongen te lang in hun, vaak goedkopere, huurwoningen zitten. Hierdoor stagneert de doorstroming. Scheef wonen is echt een probleem. Om te zorgen dat onze sociale woningvoorraad vrij komt voor mensen met een laag inkomen die het echt nodig hebben, bouwen we meer huurwoningen met een duurdere huur. Met alleen meer aanbod komen we er niet, het gaat er ook om hoe dat aanbod er uit ziet. Dat betekent luisteren naar de markt. Wat willen huidige en toekomstige inwoners van Leiden? Signalen opvangen en vertalen naar aantrekkelijke woningen en buurten, zodat mensen daadwerkelijk gemotiveerd worden te verhuizen – om een wooncarrière te maken in onze stad. Ook in de woningmarkt merk je de recessie. Mensen vinden geen passende woning door gebrek aan aanbod of financiering. Als gemeente kunnen we de crisis niet stoppen. Wel zien we dat woningcorporaties hun best doen om betaalbaar aanbod op de huur en koopmarkt te brengen. Ook dit zorgt voor doorstroming en geeft mensen de kans een wooncarrière te maken. We bouwen nu alles wat we hebben afgesproken, denk aan de woonwijken Nieuw Leyden, Groenoord, Haagwegwartier en Dieperhout. Als alle huizen straks staan, moeten we niet achterover leunen. We moeten constant scherp blijven, opletten en plannen maken voor de volgende generatie. Zodat ook zij – na 2020 – in een mooie aantrekkelijke stad kunnen wonen. Laten we zorgen dat we ook dan in de top 10 van meest aantrekkelijke steden staan. Want daar hoort Leiden. Pieter van Woensel Wethouder Ruimtelijke Ordening
6
1.
Inleiding
Een betere balans tussen vraag en aanbod, versterking van de kwaliteit en voldoende aanbod voor hen die niet op de particuliere markt terecht kunnen, zien wij als hoofdopgaven voor ons woonbeleid. Daarmee lopen wij het tekort aan (studenten)woningen in, benutten we de sociale voorraad beter, bieden we ruimte aan huishoudens met een middeninkomen en verbeteren we de kwaliteit van de woningvoorraad. Hiermee willen we bereiken dat Leiden ruimte biedt aan de diversiteit aan inwoners en leefstijlen die passen bij het profiel van een aantrekkelijke internationale kennisstad.
1.1. Aanleiding nieuwe nota De crisis heeft de woningmarkt veranderd van een dynamische woningmarkt in een meer statische woningmarkt. Rijkssubsidies zijn afgenomen, de (financiële) speelruimte van de corporaties is aanzienlijk kleiner door diverse toeslagen en nieuwe regelgeving, de sociale voorraad neemt af en marktpartijen zien minder investeringsmogelijkheden. Voor Leiden komt daarbij dat we geen grote uitleglocaties meer hebben. Zoals aangekondigd in de Woonvisie 2005 2015 is onderzoek gedaan naar de woonwensen van mensen met een beperking, verhuisketens, de vraag naar een‐ en meergezinswoningen en de particuliere huurmarkt. Het huidige college heeft daar een onderzoek naar financieel Scheefwonen en een onderzoek naar de behoefte aan studentenhuisvesting (in samenwerking met de universiteit en SLS) aan toegevoegd. Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot deze Nota Wonen 2020.
1.2
Doel en werking nota Wonen
In deze nota Wonen geven wij aan welke drie grote opgaven wij dit decennium zien op het terrein van het wonen en de woonomgeving, de wijze waarop wij deze denken te realiseren, welke problemen wij hiermee oplossen en wat dat betekent voor de lopende en toekomstige projecten. We doen uitspraken over de komende jaren en denken na over de kansen in het volgende decennium. De nota Wonen dient als kader voor (nieuwe) prestatieafspraken met de corporaties. Zij fungeert als toetsingsinstrument en handelingsperspectief voor college en raad bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen van corporaties, ontwikkelaars en beleggers. Onzekere tijden Niemand weet of sprake is van een tijdelijke dip of dat we naar een fundamenteel andere woningmarkt gaan. De steeds sterkere roep om hervormingen in het landelijk woonbeleid maken ingrijpende maatregelen waarschijnlijk. Dit vraagt om een flexibele houding. Geen knellende kaders voor een lange periode, maar periodiek kijken hoe de woningmarkt zich onder invloed van economie en rijksbeleid ontwikkelt en wat dat betekent voor de keuzes die wij in deze nota maken. Het realiseren van die keuzes vraagt om het faciliteren van kansen waar die zich voordoen en vooral om investeren in samenwerking en een gezamenlijke drijfveer bij alle partners die een rol op de woningmarkt kunnen spelen. De uitdaging is hoe we met zo weinig mogelijk middelen
7
en ruimtebeslag zoveel mogelijk kunnen sturen op hogere kwaliteit en kwantiteit van de woningvoorraad.
1.3. Relatie andere beleidsstukken In deze nota leggen wij de relatie met Leidse kaderstellende nota’s zoals de ontwikkelingsvisie Leiden, Stad van Ontdekkingen, de SociaalMaatschappelijke structuurvisie 2025, de fysieke structuurvisie Leiden 2025 en de nota Verder met de Binnenstad. Lokale kaders De Stadsvisie: Leiden, Stad van ontdekkingen vormt het overkoepelende kader voor de sociaal‐maatschappelijke structuurvisie en de ruimtelijke structuurvisie. Deze vormen op hun beurt weer het kader voor de visies op de verschillende deelterreinen waaronder deze nota Wonen. In onderstaand schema als volgt gevisualiseerd:
Stadsvisie Leiden, Stad van ontdekkingen Leiden is een aantrekkelijke woonstad door haar centrale ligging in de Randstad, haar historische binnenstad met veel monumenten en grachten, haar culturele aanbod (4e gemeente van Nederland) en de vele kennisinstellingen. Leiden wil deze sterke kanten nog meer uitventen en zich promoten als “Stad van Ontdekkingen” met als pijlers internationale kennisstad en cultuurhistorische binnenstad. Bovenstaande betekent dat de vraag naar woningen hier altijd groot zal zijn én dat Leiden zich vooral wil richten op de kenniswerkers. De kenniswerkers die wij zo graag huisvesten vormen uiteraard geen
8
homogene groep. Er zijn verschillen in inkomen, in huishoudsamenstelling en in leefstijl. Daarom zorgen we voor voldoende variatie in het woningaanbod, in prijsklasse, typologie en woonmilieus en het bij een aantrekkelijke stad behorende voorzieningenniveau. Twee structuurvisies: onderling verbonden De ruimtelijk structuurvisie en de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie staan op hetzelfde niveau en zijn onderling met elkaar verbonden. De ‘hardware’ (stenen) en de ‘software’ (de mensen) kunnen immers niet zonder elkaar. Dit is bij uitstek aan de orde op het terrein van wonen: een aantrekkelijk woonmilieu heeft invloed op het gedrag van mensen en het soort woningen dat je bouwt heeft invloed op de mensen die je aan je stad bindt. Verder met de binnenstad Cultuur, historisch erfgoed, economie en uitgaan zijn belangrijke functies in een aantrekkelijke binnenstad. Wonen kan deze functies versterken zolang de aard van de woningen en de daarmee aan te trekken doelgroepen passen binnen het hoofdkarakter van bepaalde buurten. “Verder met de binnenstad” beschrijft de gewenste ontwikkelingen in de binnenstad. Een groot deel van de binnenstad blijft als hoofdfunctie wonen houden. Andere delen krijgen als hoofdfunctie winkels, horeca, cultuur, uitgaan, werken of een combinatie daarvan. Wonen is op die plekken aanvullend of ondersteunend aan die hoofdfuncties.
1.4
Samenwerking
Voor de realisering van ons woonbeleid zijn wij als gemeente in hoge mate afhankelijk van andere partijen. Een speciale rol spelen de woningcorporaties en de Federatie van Huurdersorganisaties van Leiden en Omstreken (FHLO). De vijf corporaties, Portaal, Ons Doel, de Sleutels, Ymere en SLS Wonen, hebben gezamenlijk circa 40% van het Leidse woningbestand in beheer. Zij investeren in de kwaliteit van hun woningen, in de leefomgeving en in maatschappelijk vastgoed. De FHLO denkt actief met ons en de corporaties mee over de vraag hoe we in deze stad zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor hen die op de particuliere woningmarkt niet terecht kunnen. Deze samenwerking vindt onder meer plaats in het Leids Platform Wonen waaraan alle 5 de corporaties, de FHLO en de Huurdersbelangenvereniging de Eendracht deelnemen. Een ander platform voor samenwerking is de Taskforce Studentenhuisvesting. Hieraan nemen deel de Universiteit van Leiden, SLS‐Wonen, BRES, de Hogeschool Leiden, PKVW, DUWO, Syntrus Achmea en de gemeente. Regio Als gevolg van het gebrek aan ruimte in Leiden zal het niet lukken iedere student of kenniswerker aan ons te binden. Voor hen die een voorkeur hebben voor de wat ruimer opgezette en groenere woonmilieus bieden de omringende gemeenten ook mogelijkheden. Leiden vormt onderdeel van een veel grotere stedelijke agglomeratie. Ontwikkelingen in de aangrenzende gemeenten (Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten, Zoeterwoude, Katwijk hebben gevolgen voor de vraag naar woningen in Leiden en andersom. Het is in de huidige woningmarkt belangrijk de woningbouwprogramma’s van de gemeenten binnen de Leidse regio goed op elkaar af te stemmen. In plaats van de
9
concurrentie aan te gaan om de koopkrachtige woonconsument, onderzoeken we waar we elkaar aanvullen en versterken zodat er voor de mensen die wij aan onze regio willen binden voldoende variatie in het aanbod is. De regiogemeenten spelen eveneens een rol in het binden van de kenniswerkers aan Leiden en het vergroten van het draagvlak voor de Leidse voorzieningen. Bewoners van deze gemeenten zijn immers sterk gericht op Leiden voor openbaar vervoer, winkels, cultuur, sport en horeca. Binnen het grotere verband van Holland Rijnland wordt de woonruimteverdeling van de sociale huurwoningen geregeld waarbij ook speciale afspraken gemaakt zijn voor de huisvesting van bijzondere doelgroepen waaronder verslaafden en daklozen.
1.5
Rol gemeente
De mogelijkheden van een gemeente om te sturen op kwantiteit en kwaliteit van het woningaanbod zijn begrensd. De gemeente kan beleidsmatig invloed uitoefenen (via het woonbeleid, structuurvisies, ruimtelijke ordeningsbeleid, etcetera), via bouw en woningtoezicht, gronduitgifte/ exploitatie, stedelijke subsidies en privaatrechterlijke overeenkomsten (zoals het Sociaal Statuut). Samenwerking is het sleutelwoord. Hierin nemen wij een actieve en scherpe rol. Daarnaast zien wij onze rol in het woonbeleid vooral als regisserend, voorwaardenscheppend, faciliterend, toetsend en aanjagend. Hierbij laten wij ons leiden door: de lange termijnbelangen (demografische ontwikkelingen zoals verdunning van de huishoudens, vergrijzing, extramuralisering van de zorg, duurzaamheid); de belangen van mensen die op de markt niet terecht kunnen (lage en lage middeninkomens) én; het totaaloverzicht van de woningmarkt en de betekenis daarvan voor de stad.
1.6
Tot stand koming visie
Deze visie is tot stand gekomen in overleg met de vijf Leidse corporaties, de Federatie Huurdersorganisaties Leiden en omstreken en de Huurdersbelangenvereniging de Eendracht, vertegenwoordigd in het Leids Platform Wonen. Ter voorbereiding voor de nota zijn raadscommissie, gemeente, corporaties en FHLO op excursie geweest naar Groningen om zich te laten inspireren door goede voorbeelden van compact stedelijk bouwen, functiemenging en wijkaanpak. Deze excursie kreeg een vervolg in een serie workshops van het Rijnlands Architectuur Platform (RAP) over de relatie tussen wonen en de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Deze workshops concentreerden zich op de fysieke aspecten van het wonen in Leiden. Wat betekent Leiden, internationale kennisstad voor het soort woningen, de woon‐ en werkmilieus en de ruimtelijke kwaliteit van de locaties waar we die woningen en woonmilieus realiseren? Het resultaat van deze workshops is verwerkt in paragraaf 3.2.2. van deze nota. De inhoud van deze nieuwe nota Wonen is tweemaal onderwerp geweest van een woondebat. Tot slot hebben wij diverse marktpartijen geraadpleegd zoals Achmea Vastgoed, Proper Stok, De Leeuw makelaardij en Arcadis.
10
1.7
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 geven wij onze visie weer en leggen wij uit waarom we voor de drie genoemde hoofdopgaven kiezen. In Hoofdstuk 3 werken wij deze hoofdopgaven nader uit en leggen we de relatie met Leiden, stad van ontdekkingen, de sociaal maatschappelijke en de ruimtelijke structuurvisie. Hoofdstuk 4 beschrijft onze inzet voor de komende periode tot 2020 en voor de langere termijn. Wij eindigen met een overzicht van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen, gevolgd door het actieprogramma, de financiën, beleidsmonitor en evaluatie.
11
2.
Visie en hoofdopgaven
2.1
Visie
Een betere balans tussen vraag en aanbod, versterking van de kwaliteit en voldoende aanbod voor hen die niet op de particuliere markt terecht kunnen zien wij als hoofdopgaven voor ons woonbeleid. Daarmee bereiken we dat Leiden ruimte biedt aan de diversiteit aan inwoners en leefstijlen die passen bij het profiel van een aantrekkelijke internationale kennisstad.
2.2
Drie hoofdopgaven
Woningen voorzien in verschillende functies. Allereerst voorzien zij in een primaire behoefte. Daarnaast dragen de woningen, de bijbehorende woonmilieus en de mensen die deze aantrekken bij aan de uitstraling die je als stad wilt hebben. Het eerste betekent dat er genoeg woningen met voldoende kwaliteit moeten zijn om te beantwoorden aan de woonbehoefte van de mensen die niet op de markt terecht kunnen. Bij het tweede is de vraag aan de orde welke woonmilieus en woningbouwprojecten het profiel van Leiden als stad van ontdekkingen versterken. Op basis van bovenstaande visie zien wij de volgende drie hoofdopgaven: 1. meer balans tussen vraag en aanbod aan woningen; 2. investeren in de kwaliteit van de woningvoorraad en woonomgeving; 3. zorgen voor voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere markt terecht kunnen. Op dit moment zijn vraag en aanbod in Leiden niet in balans. Er is een tekort aan studentenhuisvesting, evenals aan woningen voor de (lage en hoge) middeninkomens (anno 2012 >€ 34.085 < circa € 80.000,‐‐). De sociale voorraad neemt af. De bestaande woonmilieus en woningen sluiten onvoldoende aan bij de diversiteit aan inwoners en leefstijlen die wij als aantrekkelijke internationale kennisstad willen huisvesten. De leefbaarheid in sommige buurten moet beter en de kwaliteit van een aantal woningen, evenals die van de woonomgeving schiet tekort. Bovenstaande leidt ertoe dat wij het risico lopen op een steeds onevenwichtigere bevolkingssamenstelling waarin ouderen, “gesettelden” en mensen met een sociaaleconomisch zwakkere positie oververtegenwoordigd zijn. Als wij de net afgestudeerden, de jonge gezinnen en de starters niet aan ons binden, is dat slecht voor de economie, voor het draagvlak onder de voorzieningen en voor de sociale samenhang in een stad. Juist ook om ervoor te zorgen dat ook de mensen die het minder goed getroffen hebben voldoende kansen en ondersteuning krijgen (waaronder mantelzorg, zorg, onderwijs, kans op werk) is het belangrijk dat we zorgen voor een evenwichtige bevolkingsopbouw. Daarom investeren wij ook in deze minder voorspoedige tijden via deze drie hoofdopgaven in kwaliteit en omvang van de woningvoorraad. Zodat Leiden niet alleen een rijk verleden maar ook een veelbelovende toekomst heeft.
2.2.1 Hoofdopgave 1: meer balans tussen vraag en aanbod De keuze voor een bepaald soort woning, buurt en stad wordt niet alleen ingegeven door de vraag of deze past bij het inkomen en de levensfase (gezin, alleenstaand, oud/ jong, student) van de betreffende woningzoekende, maar ook door de vraag in hoeverre deze
12
appelleert aan haar of zijn belevingswereld. Recent onderzoek van marktonderzoekbureau Smart Agent laat zien dat sommige woningen en woonmilieus in Leiden ondervertegenwoordigd zijn. Dit zijn juist het soort woningen en woonmilieus die in trek zijn bij de doelgroep van Leiden Stad van Ontdekkingen. Om deze reden streven wij naar een betere balans tussen vraag en aanbod van woningen en woonmilieus.
2.2.2. Hoofdopgave 2: investeren in de kwaliteit van de woningvoorraad en woonomgeving Om te zorgen voor een betere balans tussen vraag en aanbod is het niet alleen van belang te investeren in kwalitatief hoogwaardige, duurzame uitbreiding maar vooral ook in de kwaliteit van de woningvoorraad. Met het oog op duurzaamheid en omdat Leiden beperkte mogelijkheden heeft voor uitbreiding is het belangrijk naar de toekomstbestendigheid van de bestaande voorraad te kijken. Bij versterking van de kwaliteit denken we aan het energiezuiniger maken van woningen, aan duurzaamheid, aan wooncomfort, aan hergebruik van bestaand vastgoed en aan levensloopgeschikt‐ heid. De stijging van de woonlasten is voor een groot deel te wijten aan de kosten van energieverbruik. Bij duurzaamheid gaat het om het stimuleren van het gebruik van duurzaam materiaal bij nieuwbouw en renovatie en om hergebruik van bestaand vastgoed (zoals leegstaande kantoren, historisch erfgoed en scholen). Het toevoegen van kwaliteit is ook nodig om te voorzien in de groeiende vraag naar levensloopgeschikte woningen. Het aantal 65‐plussers neemt toe: van 15,3 duizend in 2012 tot 19,7 duizend inwoners in 2020 en 24,0 duizend in 2030. Dat betekent dat hun aandeel stijgt naar 13% in 2012 tot 20% in 2030. Terwijl we ouder worden blijven we langer jong. Met het stijgen der jaren neemt de kans op gebreken toe, maar deze openbaren zich gemiddeld gezien pas na het 75e / 80e levensjaar. Veel mensen leiden na hun 65e nog steeds een actief leven niet gehinderd door beperkingen. Overigens is binnen de groep ouderen sprake van grote verschillen in gezondheid en beperkingen. Dit is afhankelijk van de sociaaleconomische positie en vooral van het opleidingsniveau. Tussen hoog opgeleiden en laag opgeleiden zit gemiddeld een verschil van 17 jaar tussen de leeftijd waarin beperkingen zich manifesteren en 20 jaar als het gaat om een achteruitgang in de gezondheid1. Een groot deel van de mensen met een laag inkomen heeft een laag opleidingsniveau en woont in een sociale huurwoning. De kans dat deze groep eerder met beperkingen te maken krijgt is groot. Dit betekent dat we met de corporaties goede afspraken moeten maken over de beschikbaarheid van voldoende levensloopgeschikte woningen. Tot slot besteden we aandacht aan leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. Nieuwbouw, renovatie en functiemenging moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de stad, de kwaliteit van de woning zelf en gezonde en leefbare woonomgeving.
1 Bron: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (lezing congres Scheiden Wonen en Zorg, TU
Delft, 12 juni 2012 prof.dr. L.J.W. van Wissen)
13
2.2.3. Hoofdopgave 3: zorgen voor voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere markt terecht kunnen Wonen voorziet in een primaire behoefte en is tegelijkertijd een schaars goed, zeker in Leiden. Dat betekent dat sociale huurwoningen in principe bij die mensen terecht moeten komen die op een andere manier niet in hun woonbehoefte kunnen voorzien. Ook de mensen met een (laag) middeninkomen (anno 2012 > € 34.085 < 43.000,‐‐) kunnen niet op de particuliere markt terecht omdat er te weinig betaalbare woningen voor hen zijn. Uit het Rapport Scheefwonen blijkt dat financieel scheefwonen vooral een gevolg is van inkomensstijging nádat men een sociale huurwoning heeft betrokken. Bij gebrek aan voldoende alternatieven blijven deze mensen langer in hun sociale huurwoning wonen. Een uitbreiding van het aantal bereikbare woningen voor mensen met een inkomen boven de liberalisatiegrens (anno 2012 > € 34.085,‐‐) in combinatie met andere acties om financieel scheefwonen te doen afnemen, kan er tegelijkertijd voor zorgen dat er meer sociale huurwoningen vrijkomen voor mensen met een laag inkomen. In het volgende hoofdstuk werken wij deze drie hoofdopgaven verder uit. In hoofdstuk vier leest u hoe onze visie doorwerkt in beleid en uitvoering.
14
3
Leiden kijkt vooruit
Wat betekent Leiden, aantrekkelijke internationale kennisstad voor ons toekomstig woonbeleid? Hoe spelen we in de huidige context in op de verwachte inhaalvraag naar woonruimte in deze regio, op vergrijzing, op extramuralisering en op de vraag naar kwaliteit, energiebesparing en duurzaamheid?
3.1
Leiden aantrekkelijke woonstad, stad van ontdekkingen
Leiden is een internationaal georiënteerde kennisstad die wijd en zijd bekend staat om haar universiteit, maar die ook veel andere kennisinstellingen herbergt. Leiden heeft als historische universiteitsstad veel moois te bieden. Al eeuwenlang worden in Leiden baanbrekende wetenschappelijke ontdekkingen gedaan. Ook heeft de stad al eeuwenlang een rijk cultureel leven. Dit draagt bij aan het prettige woonklimaat. Mensen wonen namelijk prettig in een plaats waar geschikte woningen zijn en een goede leefomgeving is met voldoende voorzieningen. Op een plek waar het veilig is, waar steeds wat te doen en te zien is, waar ze elkaar ontmoeten en van waaruit andere plaatsen makkelijk te bereiken zijn. Kennis is de motor voor groei van werkgelegenheid en welvaart voor iedereen, jong en oud, laag‐ en hoogopgeleid. In de Leidse regio zetten we ons daarom in voor voortreffelijk onderwijs voor leerlingen en studenten op alle niveaus, voor commerciële en maatschappelijke toepassing van kennis, voor aantrekkelijke studentenhuisvesting en woonmilieus, voor maatschappelijke innovatie en voor de ontwikkeling van een tweede kenniscluster naast het life science cluster, waarin onderwijs, onderzoek, ondernemers en overheid gezamenlijk een nieuwe bron van welvaart leveren. In Leiden gaan we uit van de kracht van de stad, van mensen en van organisaties. Dat uit zich op allerlei manieren. Zo binden we graag maatschappelijk bewuste, krachtige mensen aan Leiden door een aantrekkelijke stad te zijn. Ook richten we ons op versterking van de arbeidsmarkt, vooral met het oog op mensen die (tijdelijk) zonder werk zitten en we zetten ons in voor maatschappelijke participatie van alle Leidenaren, met als uitgangspunt “iedereen doet mee”. In de Woonaantrekkelijkheidsindex2 van de 50 grootste steden van Nederland staat Leiden op de 9e plaats.3 Uit ander onderzoek blijkt dat de meeste Leidenaren zeer tevreden tot tevreden zijn over hun woning en woonomgeving. 4 Deze goede resultaten geven geen reden tot achterover leunen. De concurrentie tussen steden gaat immers verder. De aantrekkelijkheid van onze stad blijft belangrijk voor onze huidige en toekomstige inwoners, ondernemingen, de universiteit en andere instellingen. In een aantrekkelijke stad vestigt men zich graag, een groot
2 De Woonaantrekkelijkheidsindex bestaat uit de volgende indicatoren: kwaliteit van woningen, een
historische binnenstad, het cultuuraanbod, de nabijheid van natuur, bereikbaarheid, bereikbaarheid van banen en veiligheid. 3 Atlas voor gemeenten 2012, Marlet. 4 Woon 2009, landelijk onderzoek van het ministerie van VROM.
15
arbeidspotentieel trekt vervolgens bedrijven en dat is goed voor de werkgelegenheid. En meer banen betekent ook meer mogelijkheden voor mensen zich te ontwikkelen en mee doen in de maatschappij. We hebben dan ook afgesproken te blijven investeren in de aantrekkelijkheid van de stad. Dus investeren in mensen, onderwijs, bereikbaarheid, de binnenstad, cultuur, studentenhuisvesting, groen en voorzieningen. We realiseren ons dat wij de aankomende periode hierin keuzes moeten maken. In de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie 2025 hebben we een aantal verbeterpunten vastgesteld waarmee we de aantrekkelijkheid van Leiden vergroten zoals bijvoorbeeld bereikbaarheid en toegankelijkheid, versterking kenniseconomie, uitbreiding winkelaanbod etc . Voor het woonbeleid is de verbetering van de woningvoorraad en het versterken van de leefbaarheid met name in wijken waar deze minder goed is van belang. Daarnaast hebben wij als uitgangspunt vastgesteld dat onze woningbouwopgave aansluit bij onze Stadsvisie Leiden Stad van Ontdekkingen. Deze onderwerpen komen terug in de volgende paragrafen.
3.2
Hoofdopgave 1: meer balans tussen de vraag en aanbod van woningen
Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven, gaat het bij de balans tussen vraag en aanbod om aantallen woningen, prijsklasse, kwaliteit, omvang, huur of koop én om de match tussen woonmilieus en leefstijlen. Omdat Leiden deel uitmaakt van een grotere stedelijke agglomeratie kijken wij hierbij ook naar de woningen en woonmilieus die de aangrenzende gemeenten bieden. Het ligt daarbij voor de hand dat Leiden zich bij transformatie en nieuwbouw concentreert op de (hoog‐) stedelijke milieus.
3.2.1 Vraag en aanbod Uitgestelde vraag De situatie op de woningmarkt is erg onzeker. Landelijk worden kleine stapjes genomen de woningmarkt te hervormen. Waar een afname van de verhuiswensen voor de hand had gelegen, zien we in Leiden in 2009 ten opzichte van een meting van 2006 zelfs een flinke toename. Ook recent landelijk onderzoek laat zien dat we te maken hebben met een uitgestelde verhuiswens. Mensen willen wel verhuizen maar durven niet te kopen vanwege de vele onzekerheden op de woningmarkt (onder andere onduidelijkheid over de hypotheekrenteaftrek, de verscherping van de regels voor het krijgen van een hypotheek, stijgende huurprijzen, etc.), het gebrek aan aanbod in de juiste prijsklasse (middensegment) en hun economische situatie. Daarbij speelt dat de waarde van koopwoningen daalt. Er is een beperkt aanbod op de huurmarkt. De woningmarkt verandert hierdoor van een dynamische in een meer statische woningmarkt. Terug naar de stad De stad is weer in opmars na een periode van suburbanisatie. Vooral steden zoals Leiden die hoog in de aantrekkelijkheidsranglijst staan (in de Atlas voor gemeenten staat Leiden ook in 2012 op de 9e plaats) zijn in trek. Daarbij komt dat de de druk op de Amsterdamse woningmarkt groter is dan deze stad aan kan. Voor een deel van de woningzoekers in Amsterdam is Leiden wellicht een goed alternatief. Het Centraal Plan Bureau voorspelt dat ongeveer 1 miljoen mensen de komende jaren naar de Randstad trekken.
16
Vraag en aanbod De provincie heeft in 2010 de woningbehoefteraming voor Leiden opgesteld. Deze is als volgt:
Op 1 januari 2012 zijn in Leiden 52. 684 woningen geregistreerd bij het Centraal Bureau voor de Statistiek terwijl de behoefte berekend is op 54.567 woningen. Dit geeft een tekort aan circa 1800 woningen. De grafiek laat zien dat van 2012 tot 2020 4.750 woningen extra nodig zijn. Uit de Nieuwbouwmonitor5 blijkt dat we voor de periode 2012 – 2020 circa 7.000 woningen in ontwikkeling hebben. De verwachting is dat hiervan circa 3.500 woningen daadwerkelijk in die periode worden opgeleverd.6 Dit is inclusief de bouw van studentenwoningen. Ook van belang is dat volgens plan circa 600 woningen worden gesloopt. De verwachting is dat in 2020 nog een tekort aan circa 3.000 woningen is. Daarnaast verwachten we, zoals eerder aangegeven, dat Leiden op termijn te maken krijgt met een flinke inhaalvraag vanwege de gunstige ligging in de Randstad, het goede voorzieningenniveau, de vele kennisinstellingen, de historische binnenstad en de voortzettende huishoudensverdunning. Recent onderzoek naar studentenhuisvesting (2012) wijst uit dat tot 2020 circa 2.300 extra studenten in Leiden woonruimte zoeken. Ondanks de circa 1.800 studentenwoningen die campus de Leidse Schans oplevert blijft een begroot tekort van enkele duizenden woningen aan studentenhuisvesting. Naast een kwantitatief tekort is het ook van belang dat de beschikbare voorraad studentenwoningen matcht met de vraag in betaalbaarheid, type en kwaliteit. Bovengenoemd onderzoek geeft tevens aan welke woonwensen bijna‐ en net afgestudeerden hebben. Op basis van deze ontwikkelingen kijken we of het Leidse bouwprogramma voldoende op de vraag aansluit en of hierin nog aanpassingen mogelijk zijn. Om voorbereid te zijn op de verwachte inhaalvraag, moeten we over de horizon van deze crisis heen kijken en anticiperen op de kansen die zich op de kortere en langere termijn voordoen om Leiden als aantrekkelijke stad te versterken. Om een gemêleerde bevolkingssamenstelling te realiseren en onze voorzieningen in stand te houden, zijn
5 Nieuwbouwmonitor, 1e kwartaal 2012. 6 Uit ervaring wordt gerekend met de zogenaamde factor 2 in verband met vertraging, uitstel van
projecten.
17
meer én ook betere woningen nodig. Op dit moment zien wij de kansen daarvoor vooral in kleinschalige ingrepen in de bestaande voorraad, via kleinschalige nieuwbouwprojecten, via functiemenging en via herbestemming van langdurig leegstaande panden (kantoren, scholen, winkels, ruimtes boven winkels, etc). Omdat Leiden een aantrekkelijke woonstad is en de ruimte beperkt is verwachten wij dat Leiden in de toekomst te maken krijgt met een forse inhaalvraag naar woonruimte. Vraag centraal De woningmarkt is van een aanbodmarkt veranderd in een vragersmarkt. Uit onderzoek7 is gebleken dat er een grote vraag is naar eengezinswoningen binnen Leiden. Uit de cijfers van de Nieuwbouwmonitor blijkt dat er juist veel meer plannen zijn voor het bouwen van appartementen. Dit is een moeilijk vraagstuk voor de stad. Verdichting is juist noodzakelijk om een aantrekkelijke stad te blijven. Er zijn echter meer keuzes mogelijk en noodzakelijk dan die tussen eengezinswoning in de traditionele vorm (grondgebonden woning met tuin) en appartement. Een voorbeeld hiervan is eengezinswoningen in hoge dichtheden met dakterrassen en of collectieve buitenruimten die een alternatief bieden voor een tuin. Woonmatch (bouwconcept dat woningkopers veel keuzevrijheid biedt in grootte en ontwerp van hun woning ) en collectief opdrachtgeverschap zijn manieren om de vraag van woningzoekenden centraal te stellen. Nieuw Leyden en de Minervalaan in Roomburg zijn goede voorbeelden van het laatste. Dit kan ook via projecten die inspelen op specifieke woonstijlen en/ of door (collectieven van) toekomstige bewoners rechtstreeks in contact te brengen met aanbieders van nieuwbouw zoals Nidoo doet8. Wij zien een vraagverschuiving van koop naar huur en van duurder naar goedkoper. Het ligt voor de hand dat om de gewenste doelgroepen aan ons te binden vooral een toename van het aantal huurwoningen in het segment net boven de liberalisatiegrens (anno 2012 € 650,‐‐) nodig is. Goedkopere woningen mogen echter niet ten koste gaan van duurzaamheid en kwaliteit. Wij willen voorkomen dat het honoreren van de korte termijnvraag naar woningen de gewenste transformatie en de toekomstbestendigheid van de woningvoorraad op de langere termijn in gevaar brengt. Alleenstaanden Demografische ontwikkelingen laten zien dat de groep alleenstaanden in Leiden van 30.600 naar 36.200 (2030)personen stijgt. Dit is een flinke toename. Hoewel de Leidse woningvoorraad veel kleine woningen kent, lijkt het een groep te worden waarvoor specifieke aandacht nodig is. Wij onderzoeken dan ook met de corporaties wat deze toename voor consequenties heeft op de woningmarkt en woningvoorraad. Flexibel en duurzaam Met de ontwikkeling van flexibele en duurzame bouwvormen en flexibele eigendomsconstructies spelen we beter in op een veranderende vraag. Woningen die gemakkelijk aan te passen zijn aan een verandering van levensstijl of levensfase (aantal bewoners, toenemende beperkingen, etc) of arbeidssituatie (combinatie van wonen en
7 Behoefte aan eengezinswoningen en appartementen in Leiden, Leiden 2011. 8 Nidoo is een digitaal platform waar (collectieven van) eindgebruikers
rechtsreeks gematcht worden met locaties waar woningbouw mogelijk is en met de realisators van deze nieuwbouw zodat in één keer goed en vraag gericht ontwikkeld kan worden.
18
werken) zijn dus vereist. Dit realiseren we door het benutten van de recent verruimde mogelijkheden te creëren voor het verhelen of splitsen van woningen, door alle toe te voegen appartementen per definitie levensloopbestendig te maken en door meer ruimte te creëren voor onbestemd bouwen en voor solids (gebouwen waarvan de functie niet van te voren wordt vastgelegd). De huidige woningmarkt vraagt om meer variatie en flexibiliteit in eigendoms‐ constructies. Koopgarant zorgt voor risicobeperking voor kopers onder de lagere inkomensgroepen doordat de corporaties een terugkoopplicht (en recht) hebben. Voor de midden en hogere inkomensgroepen kan eveneens gedacht worden aan constructies die, al naar gelang de situatie op de markt of de omstandigheden van de woonconsument, het risico voor kopers en verkopers beperken. Huur‐ kooparrangementen en Te Woon (dat betekent dat de woonruimtevrager zelf kan kiezen voor koop of huur) zijn daarvan goede voorbeelden. Corporatie De Sleutels biedt bijvoorbeeld een gedeelte van haar woningen te koop aan via het zogenaamde Koop‐ garantsysteem.
3.2.2 Doelgroepen Vier belevingswerelden Kennis van de belevingswereld van woonconsumenten is nuttig bij het ontwikkelen van huisvestingsprojecten, vooral bij het invullen van de architectuur, het stedenbouwkundig plan, de openbare ruimte, voorzieningen en beoogd type bewoners. Essentieel is dat de woonomgeving met de locatie een totaalbeleving vormt die nauw aansluit bij de diepere (psychologische) behoeften van de klant. De vorige woonvisie heeft een aantal woonmilieus gedefinieerd. Deze indeling is erg vanuit het bestaande aanbod geredeneerd. Door te denken vanuit de vraagzijde maken we een meer praktisch toepasbare woonmilieuvisie. Hiermee beantwoorden we de vraag met welke woonmilieus en projecten we de voor ons belangrijke doelgroepen aantrekken en bedienen. Leefstijlen: Een indeling van doelgroepen SmartAgent heeft onderzoek gedaan naar (psychologische) behoeften van mensen en kwam zo globaal tot vier verschillende groepen, die ieder gericht zijn op bepaalde, dominante behoeften. De vier groepen zijn “belevingswerelden” genoemd. In iedere groep staan andere behoeften centraal, waardoor ze op een andere manier naar de wereld kijken en andere keuzen maken. De groepen onderscheiden zich van elkaar op twee dimensies. De eerste (horizontaal) maakt een onderscheid tussen een gerichtheid op de groep (familie, vrienden, etc.) of op de eigen persoon. De tweede (verticaal) maakt onderscheid tussen mensen die gemakkelijk hun emoties tonen en contact maken, en mensen die juist hun emoties onderdrukken en minder snel contact maken. Een individu hoort zelden voor 100% tot een van deze werelden, vaak heeft iemand kenmerken van meerdere werelden. Wel is het zo dat één wereld doorgaans het meest van toepassing is op één persoon; over het algemeen geldt dat iedereen een dominante kleur heeft. Wanneer ontwikkeld wordt vanuit een belevingswereld heeft dat een gunstige invloed op de binding aan de wijk/ buurt en daarmee op de leefbaarheid. Immers, de kans is
19
ego
groep
groter dat de bewoners het goed met elkaar kunnen vinden omdat ze qua mentaliteit (leefstijl) op elkaar lijken. Hieronder worden de vier belevingswerelden in kleuren weergegeven: extravert enthousiast sportief harmonie geloven in jezelf ontplooien plezier creatief gelijkheid zelfverzekerd vernieuwing genieten evenwichtigheid passie groeien verwennen avontuurlijk ongebonden erbij horen vriendschap heldendom vrij sociaal contact gezelligheid rebels onafhankelijk verbondenheid ontmoeting uitdaging eigenzinnig netheid betrokken ambitie expressief fatsoen hulpvaardig risico sterk karakter normen solidariteit presteren erkenning warmte privacy succes prestige intimiteit rust carrière controle liefde & geluk ontspanning rationaliteit zekerheid volgzaam status efficiëntie geborgenheid respect hebben aanzien onopvallend perfectie veiligheid verdraagzaam macht buitenstaander teruggetrokken introvert Rode wereld: vrijheid en flexibiliteit Consumenten die tot de rode wereld horen beschrijven zichzelf als intelligent, eigenzinnig en zelfbewust. Voor de rode wereld is er in het leven meer dan alleen werk, het gezin of de buurt. Genieten is een sleutelbegrip en een belangrijk onderscheid met de blauwe wereld. Voor ‘blauw’ zijn werk en carrière allesbepalend, terwijl ‘rood’ ook tijd wil inruimen voor culturele ontwikkeling en het maken van verre reizen. De rode consument heeft een losse en actieve manier van leven. In marketingtermen geldt rood als een “early adopter” – een consument die graag producten als eerste koopt of gebruikt en niet afwacht totdat iets mainstream is geworden. Je zou de basiswaarde van deze leefstijl kunnen typeren met ‘vitaliteit’. Binnen de context van de woningmarkt heeft men vaak een stedelijke oriëntatie (of soms juist het tegenovergestelde: oriëntatie op landelijk wonen). Dit betekent echter niet dat al deze consumenten in of vlakbij het centrum wonen (of juist het tegenovergestelde); men hoeft immers niet stedelijk te wonen om vaak in de stad te zijn en zich stedelijk te voelen. Rode leefstijlen vinden we vooral in de stad. Naast de binnenstad is Nieuw Leyden een goed voorbeeld van een project dat zich richt op de rode leefstijl. De blauwe wereld: ambitie en controle In de blauwe wereld staat presteren centraal. Deze groep is over het algemeen zeer ambitieus en ziet een succesvolle carrière als een belangrijk doel in het leven. Hierbij maakt men gebruik van een tomeloze inzet, analytische capaciteiten en assertiviteit,
20
maar ook bedachtzaamheid; beslissingen worden weloverwogen genomen. Mensen in de blauwe wereld zijn directief ingesteld; men houdt de touwtjes graag in handen. De basiswaarde is ‘controle’. De blauwe wereld houdt van luxe en mooie dingen en is gevoelig voor status. Dat men een succesvolle carrière heeft opgebouwd (of daarmee bezig is) mag immers best getoond worden. In het wonen leidt dit tot een voorliefde voor de statusrijke gebieden. Men woont het liefst tussen gelijkgestemde zielen. De meerderheid van de blauwe consumenten richt zich op de rustige, ruim opgezette woonmilieus om te ontladen van de hectiek van het werk. Voorbeelden van deze leefstijl in Leiden zijn het Waardeiland, de Zijlzijde van de Merenwijk en de omgeving van de Rijnsburgerweg. Een deel van de blauwe groep woont juist graag in hoogwaardige stedelijke gebieden. De historische binnenstad van Leiden, in het bijzonder het Rapenburg en de directe omgeving daarvan, herbergt veel mensen met deze leefstijl. In de regio vinden we de blauwe leefstijl vooral in gemeenten als Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar en deels ook in Leiderdorp. De gele wereld: betrokkenheid en harmonie De gele wereld staat voor een groepsgerichte en extraverte instelling. Deze consumenten hechten veel waarde aan goede (gezellige) sociale contacten, zowel in de buurt waar men woont als op het werk. Men heeft een open instelling, voelt zich erg betrokken bij anderen en is altijd bereid om een ander te helpen. Harmonie en evenwicht zijn belangrijke drijfveren voor deze consumenten. Hierbij gaat het zowel om harmonie tussen buren als harmonie tussen werk en privé. Door het belang dat gehecht wordt aan het gezinsleven en sociale contacten in de buurt, voelen de meeste consumenten uit de gele wereld zich het meest thuis in een ‘gewone’ woonwijk. De “gele wereld” treffen we bijvoorbeeld in de Kooi en de Zeeheldenbuurt aan. Ook in Leiderdorp wonen veel mensen met een ‘gele’ levensstijl. De groene wereld: geborgenheid en zekerheid De groene wereld is eveneens groepsgericht, maar is veel meer naar binnen gericht dan de gele wereld. Men leidt een rustig leven en beweegt zich in een kleine kring van familie, vrienden en/of buren waarmee men intensieve contacten heeft. Men typeert zichzelf als kalm, rustig en serieus. Privacy is erg belangrijk; de groene consument trekt zich dan ook graag terug in de eigen woning. ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ zou een lijfspreuk kunnen zijn van de groene consument, die wars is van toeters en bellen. Dit geldt ook voor het wonen, waarin experimentele of onderscheidende architectuur niet wordt gewaardeerd. Deze consument woont het liefst in een rustige, nette omgeving, met mensen met dezelfde mentaliteit. Er heerst een zekere sociale controle. De groene leefstijl vind je in Leiden met name in (delen van) wijken als de Stevenshof en de Merenwijk. In de regio met name in Katwijk.
21
Leefstijlen in Leiden en omgeving:
Woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen In de vorige woonvisie is een indeling in tien woonmilieus gepresenteerd, die aansloot bij de woonmilieu‐indeling die door Holland‐Rijnland werd aangehouden. We zien het centrumstedelijk milieu zich uitbreiden naar een deel van de huidige buitenwijken. De leefstijl die graag in een centrumstedelijk woonmilieu woont (rode doelgroep) bevestigt dit. Een deel van de huidige buitenwijken transformeert richting een meer centrumstedelijk gebied, uiteraard met behoud van focus op de bijzondere kwaliteiten die de wijken hebben. Uiteraard is er geen 1:1 verband tussen leefstijl en woonmilieu. In ieder woonmilieu wonen mensen met kenmerken van de vier leefstijlen. De ‘rode’ leefstijl is met name dominant in het woonmilieu stedelijk , de blauwe leefstijl vooral in de exclusieve milieus, de gele in de rustige stedelijke milieus en de compacte suburbane milieus en de groene leefstijl in de grondgebonden suburbane milieus. Globaal gesteld is de rode leefstijl in de stad Leiden als geheel twee keer zo sterk vertegenwoordigd als de overige drie afzonderlijke leefstijlen, die elk ongeveer even ‘groot’ zijn.
22
Kaart verdeling woonmilieus over de leefstijlen
Vitaliteit
Harmonie
extravert
Stedelijk wonen/ binnenstad Stedelijk wonen/ nieuwe centra Stads wonen 5%
20%
8% 19%
Parkstad
11% Stads wonen/ intensief Moderne wijk met hoogbouw 6% 1% Stadsboulevard
ego
groep
13% 3% Groene rand
Controle
Tuinstad
15% Moderne wijk met laagbouw
introvert
Bescherming
Waar de ‘rode’ leefstijl ten opzichte van de andere leefstijlen in de stad Leiden gekwalificeerd kan worden als ‘dominante’ leefstijl, komt dit niet overeen met de verdeling van de woonmilieus over de woningvoorraad. Er kan gesproken worden van een zekere ‘mismatch’:
23
Kaart mismatch leefstijlen en woonmilieus
Vitaliteit
20% 36%
8 5
ego 13
Controle
19
20% 11 %
6
3
Harmonie
extravert
21
groep
23 11
introvert
Bescherming
Het vierkant geeft de vraag aan. De cirkel het aanbod in woonmilieus. Er is geen eenduidige relatie te leggen tussen leefstijl en inkomen, huishoudsamenstelling of levensfase. Rode, gele, groene en zelfs blauwe leefstijlen treffen we in alle inkomensgroepen aan, zowel bij de doelgroep van de corporaties als bij de mensen die aangewezen zijn op de markt. Om haar woonambities te realiseren moet de blauwe leefstijl uiteraard wel over meer dan een gemiddeld inkomen beschikken. Ook ligt het voor de hand dat naar mate mensen meer beperkingen kennen, zij een meer beschermd, dus een “groener”, woonmilieu opzoeken. Conclusie en aanbevelingen Globaal kan geconcludeerd worden dat Leiden relatief veel woonmilieus kent die geschikt zijn voor mensen met een voorkeur voor de geel/groene leefstijl, met als basiswaarden respectievelijk ‘harmonie’ en ‘bescherming’, en relatief weinig woonmilieus voor degenen die zich meer vinden in een ‘rood/blauw’ profiel, met als basiswaarden respectievelijk ‘vitaliteit’ en ‘controle’. Deze groepen hebben, zoals de kaart laat zien, wel hun plek in Leiden gevonden. In dit opzicht is het interessant om te zien hoe de twee (min of meer) recente nieuwbouwlocaties van Leiden, Nieuw Leyden en Roomburg, getypeerd worden. Uit het onderzoek van SmartAgent blijkt dat in Nieuw Leyden de ‘rode’ leefstijl relatief hoog scoort en in Roomburg de ‘blauwe’. Afgezet tegen genoemde conclusie kan gesteld worden dat deze wijken een prima toevoeging aan de voorraad zijn gebleken.
24
Wat kunnen we met deze conclusie? Om deze vraag te beantwoorden is het van belang om te weten wat voor stad Leiden is en waarin de stad zich wil onderscheiden van de directe omgeving. In de ‘Stadsvisie Leiden, stad van ontdekkingen’ wordt gesteld dat Leiden een aantrekkelijke woonstad is en zal blijven. Daarbij wil de stad zich in de toekomst (nog) meer richten op kenniswerkers. De opgave is om een zo goed mogelijke match te realiseren tussen de woningvoorraad en de verschillende leefstijlen. Daarom ligt het ons inziens voor de hand om daar waar mogelijk, woonmilieus toe te voegen die kansen bieden voor ‘rode’ en ‘blauwe’ leefwerelden. De mensen met de verschillende leefstijlen hebben namelijk hun eigen wensen voor appartementen, eengezinswoningen met tuin of buitenruimte. Leiden kan vanwege de beperkte ruimte niet iedereen huisvesten en maakt hierin keuzes. Het overzicht laat zien dat Leiden qua woonmilieu steeds meer verstedelijkt en dit trekt met name de ‘rode’ en deels de ‘blauwe’ leefstijl aan. Buiten de zogenaamde Ring van Leiden en in de buurgemeenten wonen meer de mensen met een ‘ gele’ en ‘groene’ leefstijl omdat dit woonmilieu beter bij hun leefstijl aansluit. Het beeld kan komen te bestaan dat Leiden alleen de ‘rode’ en ‘blauwe’ doelgroep wil huisvesten. Dit is niet het geval. De locatie en de omliggende omgeving en voorzieningen bepalen voor een belangrijk deel welke doelgroep zich daar wil vestigen. Op onderstaande kaart wordt weergegeven welke gebieden op langere termijn getransformeerd worden naar interessante woonmilieus dan wel nader onderzocht op mogelijkheden voor verruiming van de woningvoorraad. Wij nodigen ontwikkelende partijen, corporaties en ontwikkelaars, uit om met ons na te denken over onderstaande transformatie en herontwikkeling van bepaalde gebieden. Met de corporaties proberen we te komen tot een gezamenlijk Stedelijk Vernieuwingsprogramma met investeringscapaciteit. Daarnaast starten we met voorbereidende werkzaamheden voor de benodigde beleidskaders voor deze kansrijke locaties en bereiken hierdoor dat wij dat na 2020 daadwerkelijk met deze gebieden aan de slag kunnen. De Kansenkaart is ook een bouwsteen voor de ruimtelijke Structuurvisie die wij in 2014 actualiseren. Stadsring9 Wij zien op de Kansenkaart een zogenaamde nieuwe Stadsring ontstaan langs de Willem de Zwijgerlaan, Oostelijke Ringweg, Churchillaan, Bio Sciencepark en Oegstgeesterweg. De verwachting is dat binnen deze ring het centrum stedelijk woonmilieu zich verder ontwikkelt en aantrekkelijk is voor de zogenaamde ‘rode’ doelgroep. Onze inschatting is dat de grote tussenmilieus uit de jaren ’50, ’60, ’70 die Leiden nu in grote mate telt op den duur verdwijnen doordat zij ofwel langzaam bij het centrum worden betrokken ofwel een echte buitenwijk worden door verdunning van de bebouwing. Een langzame transformatie vangt de afnemende populariteit van dit type wijken op. Hierbij is het uitgangspunt bestaande kwaliteiten te behouden en wellicht zelfs te versterken. Kleine ingrepen zijn hier soms effectiever dan grootschalige vernieuwing.
9 voordracht W. Debets; workshop RAP 14 februari 2012.
25
Bovenstaande kansenkaart geeft een overzicht van de lopende ontwikkelingen (in het rood) en eventuele ontwikkelmogelijkheden (in het blauw) voor de toekomst. Daarnaast hebben wij een onderscheid gemaakt tussen gebieden en projecten van stedelijk belang. Deze projecten voegen namelijk een flink aantal woningen toe . Vandaar dat wij deze geschaard hebben onder de noemer projecten van stedelijk belang. De lopende ontwikkelingen zoals het Stationsgebied en de Leidse Schans zijn in rood weergegeven. Hiervoor zijn we reeds met planontwikkeling bezig. Over de blauwe gebieden starten wij met nadenken over de toekomst van deze locaties. We gaan onderzoeken of deze gebieden zich in de toekomst lenen voor het realiseren van de lange termijn doelen van de nota wonen. Hierbij kan voor de locaties worden gedacht aan de verbetering van de woonkwaliteit in gebieden waar al gewoond wordt (herstructurering, sloop/nieuwbouw), het toevoegen van extra woningen in al reeds
26
bestaande woongebieden en het transformeren van locaties naar woningbouw, waardoor een substantiële toevoeging van woningen aan de stad mogelijk wordt. Dit nadere onderzoek naar deze locaties moet echter eerst uitwijzen OF en zo ja op welke wijze ontwikkeling of transformatie van de gebieden tot de mogelijkheden behoort. Om aan de ambities van de stadsvisie tegemoet te komen en de potenties van de stad beter te benutten, is het nodig dat er voldoende variatie in het woningaanbod is, in prijsklasse, typologie en woonmilieus. Daar waar de omliggende wijken en gemeenten woonmilieus bieden die vooral aantrekkelijk zijn voor de leefwerelden ‘groen’, ‘blauw’ en ‘geel’, zetten we de locaties in Leiden, met name die langs het water en rond de binnenstad, vooral in om mogelijkheden te bieden aan bewoners met een ‘rood’ profiel. Wat dat concreet voor (uitgangspunten voor) toekomstige bouwplannen betekent valt niet eenvoudig en eenduidig te omschrijven. Het gaat hierbij niet om duur in plaats van goedkoop, om huur in plaats van koop (dat is afhankelijk van de woningmarkt) , om hoog in plaats van laag, om groot in plaats van klein Eerder gaat het juist om en/en. En dan niet alleen met betrekking tot woningen, maar ook om de combinatie met andere functies. Een voorgenomen plan als de Meelfabriek is bij uitstek een ‘rood’ woonmilieu, met zijn verscheidenheid aan functies en voorzieningen. Een locatie als het Werninkterrein biedt ook kansen om een dergelijk woonmilieu te creëren, in combinatie met bestaande of nieuwe bedrijfsfuncties en een aangepaste infrastructuur. Om in beelden te spreken, we denken niet aan Vinex wijken, Stevenshoven of Merenwijken, maar aan Ij‐oevers (Amsterdam) of Nieuw Leydens. Een andere invalshoek is het verkennen van de mogelijkheden die het in Leiden zo talrijk aanwezige water biedt voor uitbreiding van de woningvoorraad. Landelijk zijn experimenten gestart met nieuwe woonvormen op het water die nieuwe inzichten opleveren voor de toekomst van het wonen. Dergelijke experimenten passen goed bij de voorkeur die wij willen geven aan de “rode” leefstijl en zijn de moeite waard om nader te bekijken. Vooral omdat Leiden weinig grond voor nieuwbouw heeft. De uitdaging is om waar mogelijk en verantwoord kansen tot variatie te benutten. Uiteindelijk gaat het erom om ook met de ruimtelijke ontwikkeling van de stad een bijdrage te leveren aan de realisatie van de stadsvisie: een aantrekkelijke, leefbare en bereikbare stad waar zowel plaats is voor de eigenzinnige stedeling als de op privacy gestelde rustzoeker. Hierbij kijken we over de stadsgrenzen heen naar de hele stedelijke agglomeratie waar Leiden deel van uitmaakt. Omdat gemeentegrenzen een steeds kleinere rol spelen in de leefwereld van bewoners en andere belanghebbenden, verdient het aanbeveling om in regionaal verband te overleggen over de sterke kanten en potenties van bestaande en mogelijke ontwikkellocaties. Met als inzet van de stad Leiden dat zij zich vooral wil toeleggen op het faciliteren van het ontwikkelen van ‘stedelijke’ woonmilieus in de rode en blauwe leefstijl.
3.2.3 Mensen met een beperking Het adagium “iedereen doet mee”van de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie 2025 ‘Leven in Leiden’ betekent dat wij de zelfredzaamheid bij mensen met een beperking
27
zoveel mogelijk willen stimuleren. Daarvoor is het nodig dat er voldoende aangepaste woningen en voorzieningen zijn en dat de woonomgeving goed toegankelijk is. Diverse ontwikkelingen leiden tot nieuwe uitdagingen op het gebied van wonen voor mensen met beperkingen. Zoveel mogelijk thuis Uit het onderzoek over mensen met een beperking10 blijkt dat de trend van de afgelopen jaren dat mensen met beperkingen zoveel en zo lang mogelijk zelfstandig wonen zich door zet. Hier wordt ook sterk op gestuurd vanuit het Rijk (extramuralisering). Het Rijksbeleid is erop gericht dat mensen met een beperking steeds minder snel in aanmerking komen voor langdurig verblijf in een intramurale voorziening (bijvoorbeeld een verpleeghuis, een GGZ‐instelling of gezinsvervangend tehuis). Steeds vaker wordt er verwacht dat er thuis voorzien kan worden in de zorgvraag. Dat geldt voor alle mensen met beperkingen, oud en jong, en voor mensen met lichamelijke en voor mensen met geestelijke (verstandelijke, psychiatrische, etc) beperkingen. Onderdeel van dit Rijksbeleid is ook het scheiden van wonen en zorg waarover hieronder meer. Scheiding wonen en zorg Naast het strenger omgaan met het afgeven van indicaties voor langdurig verblijf in een instelling wil het Rijk de kosten van de langdurige zorg (gefinancierd via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) ook beheersbaar houden door de scheiding van wonen en zorg. Het scheiden van wonen en zorg houdt in dat bewoners van een intramurale instelling (verzorgings‐ , verpleeghuis, GGZ‐instelling, etc) huur moeten betalen waar dat voorheen integraal onderdeel uitmaakte van de AWBZ indicatie en vergoeding. Verpleeghuizen en andere intramurale instellingen krijgen dus niet langer de kosten voor verblijf via de AWBZ vergoed. Dit geldt in eerste instantie voor de zorgzwaartepakketten 1, 2 en 311. Zorginstellingen krijgen daardoor te maken met de wereld van het wonen met zijn puntenstelsel, huuradministratie, huurrecht, huurtoeslag en huurdersverenigingen. Corporaties krijgen te maken met huurders met een ander risicoprofiel. Op dit moment is nog onduidelijk wat de bestaande intramurale instellingen doen. Gaan zij hun vastgoed zelf exploiteren of dragen zij de huisvestingstaak over aan andere partijen zoals de corporaties die daar veel meer ervaring mee hebben? Wij voorzien in ieder geval een daling van het aantal verblijfsplaatsen in een intramurale instelling waardoor de druk op de reguliere woningvoorraad toeneemt. Daarnaast leidt het scheiden van wonen en zorg tot een grotere vraag naar woningaanpassingen. Woningaanpassingen zijn onderdeel van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn. In het volgende Beleidsplan Maatschappelijke Ontwikkeling gaan wij dieper in op de gevolgen van de extramuralisering en de scheiding tussen wonen en zorg voor het gemeentelijk beleid. Samenwerking zorg en wonen
10 Woonwensen van mensen met een beperking, gemeente Leiden 2011.
11 afhankelijk van de zwaarte van de beperking van een cliënt krijgt hij/zij een indicatie voor een bepaald
zorgzwaartepakket, waarin wordt aangegeven hoeveel begeleiding, verzorging, verpleging etc. nodig is. De pakketten 1, 2 en 3 zijn de pakketten met de minst intensieve zorg en ondersteuning.
28
Er wordt in Leiden veel samengewerkt tussen zorg‐ en welzijnsinstellingen enerzijds en corporaties anderzijds. Een goed voorbeeld van deze samenwerking tussen zorginstelling en woningcorporatie is die tussen Libertas en Ons Doel in het complex De Parelvissers. Het complex bevat een buurtrestaurant en 120 woningen die al naar gelang de zorgvraag van de bewoner veranderd kunnen worden van een woning met intramurale zorg naar een woning met meer of minder intensive thuiszorg naar een woning zonder zorg. De conditie van de bewoner bepaalt hier de mate van zorg die verleend wordt en niet de woning. Ook is in Leiden het Living Lab voor Zorginnovaties actief, waarin Radius, Libertas en Ons Doel samenwerken met bedrijven en kennisinstellingen om nieuwe ideeën en producten te ontwikkelen waardoor mensen langer prettig zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Het kan dan gaan om e‐health, maar ook producten die het werk van de individueel begeleider vergemakkelijken (www.livinglab.nl). Zorg volgt wonen Het hierboven beschreven concept past goed bij de veranderende visie op wonen en zorg. Zoals werk wonen volgt, in de theorie van de aantrekkelijke stad, volgt zorg wonen. Zorg aan huis en aanpassingen aan de woning moeten opname in een intramurale voorziening zo lang mogelijk voorkomen. Intramurale voorzieningen zoals verpleeghuizen blijven nodig voor die mensen die ook met intensieve thuiszorg niet thuis verzorgd kunnen worden, maar instellingen als de verzorgingshuizen verdwijnen. Wij verwachten dat de behoefte aan woningen die, al naar gelang de zorgvraag van de bewoner, gemakkelijk omgeklapt kunnen worden van woning met intensieve zorg en alle tussenvarianten die daarbij mogelijk zijn, naar een zelfstandig appartement in de nabije toekomst toeneemt. Dergelijke initiatieven stimuleren wij van harte, vanwege de gewenste nabijheid van goede voorzieningen bij voorkeur in stedelijke gebieden en/ of woonservicezones. Woonservices zones zullen meer voorzieningen gaan omvatten (eerstelijns gezondheidszorg en andere zorgvoorzieningen; aangepaste, toegankelijke woningen) en zullen winnen in belang, maar mogen niet tot gevolg hebben dat elders in de stad geen aandacht is voor de toegankelijkheid van wonen en de woonomgeving. Stimuleren doorstroming Uit financieel en volkshuisvestelijk oogpunt is het wenselijk de doorstroming van ouderen uit eengezinswoningen naar levensloopgeschikte appartementen te stimuleren. Deze wens staat haaks op de realiteit dat de verhuisgeneigdheid met het stijgen der jaren sterk afneemt. Daarbij komt dat de voordelen van een verandering van leefomgeving in de vorm van een meer op de zorgbehoefte ingericht huis op hoge leeftijd vaak niet opwegen tegen de nadelen. Ook het verschil in woonlasten tussen de huidige en de nieuwe woning speelt hierbij een rol. Licht dementerende ouderen die zich nog net redden in een vertrouwde omgeving, gaan vaak hard achteruit als zij elders komen te wonen. Ook voor mensen die door fysieke problemen een beperkte actieradius hebben, is het een handicap als zij verder van hun sociale netwerk en voorzieningen terecht komen. In de praktijk blijkt ook dat acties gericht op doorstroming van mensen die al flink ouder zijn en/of onderhevig aan beperkingen slechts een marginaal effect hebben.
29
Woningcorporatie De Sleutels signaleert een teruglopend animo voor seniorenwoningen. Nader onderzoek moet nog uitwijzen wat de achterliggende reden is. Ligt het aan de kwaliteit en ligging of zijn er (daarnaast) andere factoren in het spel? In Holland Rijnland wordt gewerkt aan een nieuw woonruimteverdeelsysteem. Onderdeel daarvan zal ook zijn het labellen van woningen voor mensen met beperkingen. Overzichtelijker maken aanbod Voor de mensen die op zoek zijn naar een aangepaste woning is het belangrijk dat er een goed overzicht is van het aanbod. De woonruimteverdeling vindt plaats op het niveau van Holland Rijnland via Woonzicht. In Holland Rijnland verband wordt gewerkt aan het toegankelijker maken van Woonzicht voor de mensen met een specifieke woonvraag. waardoor vraag en aanbod beter gematcht worden. Tot voor kort werd hiervoor een sterrenclassificatie gehanteerd. Het voorstel is deze in navolging van de Regionale Commissie Gezondheidszorg te vervangen door een aanduiding die gelijk duidelijk maakt waar het om gaat dus rolstoeltoe‐ en doorgankelijk, etc. Meer sturing match vraag en aanbod Gemeenten zijn op basis van de WMO verantwoordelijk voor aanpassingen aan woningen voor mensen met beperkingen. Hier gaat veel geld in om en de druk op het gemeentelijk budget wordt groter met de voortschrijdende vergrijzing en het scheiden van wonen en zorg (zie ook hierboven). Het is daarom belangrijk aangepaste woningen die beschikbaar komen doordat de bewoner verhuist of overlijdt, weer toe te wijzen aan mensen die deze aanpassingen kunnen gebruiken. Wij stellen daarom voor hiervoor een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de woningcorporaties en vertegenwoordigers van de uitvoering van de WMO in te stellen. Voldoende levensloopgeschikte appartementen Hoewel er volgens onderzoek in theorie voldoende aanpasbare appartementen die zeer dicht bij winkels en ontmoetingsplekken liggen zijn, is dit de facto niet het geval omdat de aangeboden kwaliteit in een aantal gevallen tekortschiet. Naast het stimuleren van kwaliteitsverbetering schrijven wij daarom in principe ook voor dat elk nieuw gebouwd appartement levensloopgeschikt is. Hiermee bedoelen we dat deze woning rolstoeltoegankelijk en rollatordoorgankelijk moet zijn. Toegankelijke woonomgeving Met de toenemende vergrijzing wordt de groep mensen met (fysieke) beperkingen groter. Het belang van een goed toegankelijke woonomgeving neemt daarmee toe. Denk hierbij aan beperkte niveauverschillen, geleidelijk toenemende, in plaats van steile, hellingen bij bruggen, tunnels en overkluizingen, voldoende rustpunten, etc. Bij alle ontwerpen voor gemeentelijke projecten is toegankelijkheid voor minder validen een belangrijk uitgangspunt en bij strijdigheid van belangen, een bestuurlijk afwegingspunt. Ook is het van belang dat winkels en een pinautomaat in de buurt zijn. Dit is opgenomen in de Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte uit 2012 en in CROW –richtlijnen (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond‐, Water‐ en Wegenbouw en de Verkeerstechniek). Naar aanleiding van een rondwandeling in de binnenstad van gemeenteraad‐ en collegeleden en ambtenaren hebben wij besloten het Platform
30
Gehandicapten Leiden al in een vroeg stadium van een gemeentelijk project op het gebied van openbare ruimte of een openbaar gebouw te betrekken. Dit platform vertegenwoordigt een veertiental organisaties die zich inzetten voor de belangen van mensen met beperkingen. Voorkomen eenzaamheid Langer zelfstandig wonen versterkt het risico op eenzaamheid, een veelvoorkomend probleem bij ouderen door hun geringere mobiliteit en door het wegvallen van familie en vrienden. We zien overal in den lande nieuwe vormen van kleinschalig wonen en woonzorgcomplexen voor ouderen en mensen met beperkingen verrijzen. Dit vinden we een goede ontwikkeling. Wij onderzoeken of dit in Leiden ook mogelijk is. Een ander voorbeeld van een initiatief om de eenzaamheid onder ouderen tegen te gaan is Solink. Solink matcht studenten die een woning zoeken met ouderen die ruimte over hebben en hebben daarvoor de corporaties benaderd. Solink wil met hun initiatief twee vliegen in een klap slaan: bijdragen aan het oplossen van de kamernood onder studenten én aan de eenzaamheid onder ouderen. De praktijk moet uitwijzen of de samenwerking tussen Solink en de woningcorporaties leidt tot passende matches. Geestelijke beperkingen Een aparte positie nemen de mensen met een psychische, verstandelijke of psychiatrische beperking in. Voor hen zijn, enkele uitzonderingen daargelaten, geen aangepaste woningen nodig maar vaak wel aangepaste huurcontracten, extra begeleiding en soms aparte locaties. Dat geldt in het bijzonder voor de daklozen, (ex‐) verslaafden waarvoor de corporaties met de zorginstellingen speciale arrangementen maken. Vaak is sprake van een zogenaamd driehoekscontract tussen corporatie, zorgaanbieder en cliënt om overlast en (huur‐)betalingsachterstanden te voorkomen. Hierbij verhuurt de corporatie de woning onder voorwaarde dat de cliënt zich laat begeleiden en een zorgaanbieder zich garant stelt voor die begeleiding. Om de uitstroom uit intramurale voorzieningen te bevorderen stellen de corporaties per jaar een aantal woningen ter beschikking waarop de zorginstellingen zoals Brijder, Rivierduinen, de Vrouwenopvang, de Haardstee en de Binnenvest e.a. aanspraak maken voor hun cliënten. De afspraken gericht op de uitstroom van mensen met een psychiatrische beperkingen, daklozen, (ex‐)verslaafden etc. vinden in regionaal niveau plaats onder de noemer huisvesting bijzondere doelgroepen. Het huisvesten van de bijzondere doelgroep legt op sommige wijken met veel sociale huurwoningen een behoorlijke druk. Wij willen met de corporaties bespreken wat de mogelijkheden zijn om deze druk te verminderen. Conclusies Samengevat zijn onze speerpunten: verbetering van de kwaliteit van de (bestaande en nieuw te bouwen) levensloopgeschikte appartementen zorgen dat alle toe te voegen appartementen in principe levensloopgeschikt zijn het inzichtelijker maken van het aanbod aan aangepaste woningen regie nemen in het bijeenbrengen van woon‐ en zorgaanbieders onderzoeken of het mogelijk is in Leiden kleinschalige vernieuwende woonvormen, woonzorgcomplexen en andere experimenten te stimuleren en daarvoor plekken aan te wijzen op de kansenkaart voortzetting van de afspraken over de huisvesting van bijzondere doelgroepen
31
Blijven inzetten op vernieuwende vormen van het verbinden van zorg en welzijn (bijv. Solink, Living Lab voor Zorginnovaties, Student in de wijk) Bij het verbeteren van de kwaliteit denken wij ook aan flexibel bouwen waardoor woningen gemakkelijker aangepast worden al naar gelang levensfase en behoefte. De paragraaf over kwaliteitsverbetering hieronder gaat hier nader op in. De inzet van de Leidse corporaties voor de huisvesting van de bijzondere doelgroepen leggen wij vast in de nieuwe prestatieafspraken.
3.3 Hoofdopgave 2: investeren in de kwaliteit van de woningvoorraad en leefomgeving In deze paragraaf gaan we in op de kwaliteit van de woningvoorraad zoals renovatie, het beperken van de energielasten, duurzaamheid en leefbaarheid.
3.3.1 Renovatie De Leidse corporaties blijven de komende periode actief in hun woningvoorraad investeren door middel van (planmatig) onderhoud en renovatie. Voor de periode 2012‐ 2015 is de renovatie van circa 1.900 woningen gepland bovenop de bijna 500 woningen die tussen 2009‐2011 gerenoveerd zijn. In de nieuwe prestatieafspraken leggen wij dan ook het aantal renovaties van 2015‐2020 vast. Bij deze renovaties gaat het onder meer om maatregelen als isolatie en andere investeringen in duurzaamheid, vernieuwing van het dak, de portiekingang, vervanging van installaties en verhoging van het uitrustingsniveau (keuken/badkamer).
3.3.2 Beperking van de energielasten Leiden als duurzame stad We willen de leefbaarheid en beleefbaarheid van Leiden behouden en duurzaam verbeteren. Een duurzame stad is nu en in de toekomst aantrekkelijker om in te wonen, werken en recreëren. Onze Duurzaamheidsagenda kent vijf speerpunten: 1. Energiebesparing in de bestaande bouw; 2. Duurzame energieopwekking; 3. Afvalscheiding en duurzame verwerking; 4. Groenontwikkeling en biodiversiteit; 5. Duurzame mobiliteit en verkeer. Op het speerpunt 'energiebesparing in de bestaande bouw' gaan we nader in. Beperken van energielasten Met het oog op het energieverbruik en stijgende kosten voor deze energie wordt het verduurzamen van de woningvoorraad steeds meer noodzaak. – met name voor de huishoudens met een lager inkomen die vaak in energieverslindende woningen wonen. Het moment komt steeds dichterbij dat de woonlasten de huurkosten overtreffen. Energiebesparing heeft dan ook diverse positieve effecten tegelijk: woonlastenverlaging, comfortverhoging, minder uitstoot van klimaat opwarmende gassen en biedt kansen voor een opwaardering van de leefomgeving. Tenslotte wordt het lokale bedrijfsleven met de benodigde aanpassingen gestimuleerd. Uit onderzoek blijkt dat de uitgaven voor energie toegenomen zijn. In 2002 gaven
32
Leidse huurders nog gemiddeld € 89 uit aan energielasten, in 2009 is dat opgelopen tot €168. In de koopsector zijn de gemiddelde energielasten gestegen van €114 naar €218 per maand. Hierin zien wij een opgave. Besparing op energieverbruik heeft verschillende voordelen: het is goed voor het milieu (minder CO2‐uitstoot), houdt woonlasten beheersbaar en geeft verbetering van wooncomfort. Eerder hebben wij geconstateerd dat de grote milieuwinst met name te behalen is door te investeren in de bestaande voorraad. In 2009 zijn bijvoorbeeld in de Prestatieafspraken 2009 ‐2015 met de corporaties afspraken gemaakt over het nemen van energiebesparende maatregelen in de bestaande woningvoorraad. Veel woningen in de sociale huursector zijn matig of slecht geïsoleerd en hebben verouderde verwarmingsinstallaties. De corporaties De Sleutels, Ons Doel en Portaal hebben de afgelopen jaren hierin flink geïnvesteerd. De komende jaren blijven zij dit doen. Ook vanuit de gemeente zien we de noodzaak te investeren in de bestaande woningvoorraad. We stimuleren ook particuliere woningeigenaren met gerichte campagnes via de website www.energievoordetoekomst.nl energie te besparen. Daarnaast richten we een stimuleringsfonds op voor het duurzaam maken van particuliere woningen. Dit wordt gebruikt voor een subsidieregeling voor particuliere woningeigenaren. We verwachten hiermee een bijdrage aan de verduurzaming van de woningvoorraad te leveren. Energiebewust gedrag Naast het energiezuinig maken van woningen en het onderzoeken van nieuwe bronnen en technieken is er nog een derde factor en niet de minste: het gedrag van de bewoner zelf. Daarbij gaat het niet alleen om klassieke thema's als duur en tijdstip van ventileren, maar vooral om bewust stookgedrag en het aanleren en vasthouden van goede gewoontes. Daarmee is veel winst te behalen, zowel milieuwinst als kostenbesparing voor de bewoners zelf. Het fenomeen ‘ meten is weten’ blijkt een enorme stimulerende factor te zijn. Kan een gebruiker zijn eigen energieverbruik direct aflezen dan is hij eerder geneigd energiebesparende acties te ondernemen. SLS‐wonen en een studentenvereniging bekijken of een dergelijke actie mogelijk is om studenten tot bewuster stookgedrag te verleiden. Wij stimuleren energiezuinig gedrag van inwoners. De website www.energievoordetoekomst.nl geeft toegang tot het Energieservicepunt. Iedereen kan hier terecht voor informatie, advies en praktische hulp bij het bedenken en uitvoeren van energiebesparende maatregelen.
3.3.3 Duurzaamheid Duurzaam bouwen De gemeente benadert en stimuleert woningcorporaties, projectontwikkelaars, architecten en aannemers om bij nieuwbouw aan de richtlijnen van Duurzaam Bouwen te voldoen. De Regionale Duurzaam Bouwen Plus Richtlijn 2008‐2012 geeft richtlijnen voor nieuwbouw van woningen waar het gaat om energieverbruik, milieubelasting, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Verduurzaming van de warmtevoorziening Duurzame warmtelevering in het stedelijk gebied is een van de kansen om de klimaatdoelstelling te realiseren en de afhankelijkheid van (duurder wordende) fossiele
33
brandstoffen te verminderen. De gemeente heeft daarom in de Duurzaamheidsagenda het voornemen uitgesproken om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van geothermie (aardwarmte). Samen met de provincie en warmteleveranciers is de gemeente verder betrokken bij een breder onderzoek naar het duurzaam maken van de warmtevoorziening van de toekomst. Flexibel bouwen Ook flexibel bouwen draagt bij aan duurzaamheid. Een volgende levensfase (kinderen uit huis, ouderdom), gezinsvorming, het “nieuwe werken, etc leiden ertoe dat een behoefte ontstaat aan een andere inrichting en omvang van de woning. Flexibel bouwen houdt in dat woningen zonder hele grote ingrepen worden uitgebreid of opnieuw ingedeeld. Zo ontstaan woningen die mee veranderen met gewijzigde leefomstandigheden of met nieuwe bewoners. Om woningen flexibel te maken, zijn er allerlei systemen ontwikkeld, zoals verplaatsbare wanden, flexibele waterleidingen en aansluitpunten voor elektra in alle ruimten van de woning. Dit maakt het mogelijk om bijvoorbeeld bij gezinsuitbreiding zonder problemen een extra slaapkamer te maken door een wand te plaatsen. Of een slaapkamer te veranderen in een werkruimte zonder dat er veel aan bekabeling gedaan hoeft te worden. De woning is eenvoudig en gemakkelijk aan te passen aan de wensen en behoeften van bewoners. Flexibel bouwen maakt het ook mogelijk om zo lang mogelijk in de woning te blijven wonen wat gezien de geringe verhuisgeneigdheid van ouderen een groot voordeel is. Hergebruik bestaand vastgoed Herbruikbaarheid van een gebouw door een andere functie verlengt de levensduur. Het ruimtelijke casco van een gebouw moet een goed evenwicht brengen in permanente en variabele ruimtebehoefte. Een generieke draagstructuur biedt ruimte voor verandering. Het kader is blijvend en biedt ruimtelijkheid en overmaat. De drager moet veranderingen keer op keer mogelijk maken. Uit duurzaamheidsoverwegingen en vanuit de wens historisch erfgoed te behouden door deze een functie voor de toekomst te geven streven wij naar zoveel mogelijk hergebruik van bestaand vastgoed. Op dit moment is het vooral de leegstand bij kantoren die onze aandacht vraagt. Een kantoorloods kijkt naar de mogelijkheden voor herbestemming waarbij ook huisvesting (waaronder studentenhuisvesting) betrokken wordt.
3.3.4 Leefbaarheid We willen dat het fijn is in Leiden te leven. De woningen moeten van goede kwaliteit zijn en het moet goed toeven zijn op straat. Dit bevordert de kwaliteit en de kwantiteit van de buurtcontacten. Natuurlijk moeten er ook voldoende voorzieningen zijn die aansluiten bij de behoefte van de bewoners. De leefomgeving het buiten zijn en bewegen stimuleert. Voor kinderen betekent dit dat er voldoende groene ruimte is waar ze kunnen spelen, voor volwassenen betekent dit dat het gebruik van de fiets vanzelfsprekend is door het hebben van voldoende veilige fietspaden. Het project ‘Groene Singelrand’ is een goed voorbeeld van hoe de openbare ruimte beweging kan stimuleren. Dit alles sluit aan bij de keuze van Leiden om in te zetten op integraal beleid om gezondheid van haar inwoners te verbeteren en gezondheidsachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen. “Een goede leefbaarheid is dan ook belangrijk. Dit geldt ook voor de ontmoetingsfunctie. Wie zich verbonden voelt
34
met medebuurtbewoners, wil eerder iets voor de buurt betekenen. Ook dat maakt de stad aantrekkelijk. Leefbaarheid is een gezamenlijk belang van inwoners, de gemeente, verhuurders, instellingen en bedrijven. Een goede leefomgeving bestaat uit de gebouwde omgeving en de openbare ruimte. Beide moeten hoogwaardig zijn. Voor de openbare ruimte vraagt dat om meer dan alleen schoon, heel en veilig. In de Kadernota ‘Kwaliteit openbare ruimte” is de ambitie neergelegd dat we ons onderscheiden door een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte. Daarvoor moet er meer samenhang komen in ontwerp‐ ambities, inrichtingsprincipes en beheerafspraken. Daarnaast is van belang dat er voldoende financiële middelen beschikbaar moeten zijn om te kunnen beheren. Alleen dan verbetert de kwaliteit van de openbare ruimte en daarmee de verblijfswaarde. De Kadernota ‘Kwaliteit openbare ruimte’ en de CROW‐richtlijnen bieden ook het kader voor goede toegankelijkheid voor mensen met fysieke beperkingen. Leefbaarheid staat volop in de aandacht, maar de leefbaarheidsproblemen die optreden, zijn divers. Het ministerie van VROM heeft de Leefbaarometer laten ontwikkelen. 12 Voor Leiden geeft dit het volgende beeld13:
12 De Leefbaarometer baseert zich zowel op de meningen als het gedrag van de inwoners. Dit resulteert in één algemene leefbaarheidscore. Om meer inzicht in de leefbaarheidsituatie, biedt de Leefbaarometer de mogelijkheid om de algemene score uit te klappen naar de zes onderliggende dimensies. Dit zijn woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningenniveau, bevolkingssamenstelling, sociale samenhang en veiligheid. In totaal is er gebruik gemaakt van ongeveer 50 indicatoren. 13 De algemene leefbaarheidscore wordt uitgedrukt in een kleur. Zie de legenda hieronder. Hoe donkerder groen, hoe positiever en hoe meer rood, hoe negatiever. Elke twee jaar, vanaf 1998, is er een nieuwe meting van de leefbaarheid.
35
Conclusies De afbeeldingen laten zien dat de algemene leefbaarheid in Leiden is verbeterd. Een forse verbetering is merkbaar bij de Binnenstad –Noord. Er kleuren steeds meer gebieden ‘ groen’. Er blijven echter gebieden met een negatieve of matige leefbaarheid zoals Slaaghwijk, stukken van Leiden‐Noord en Zuid‐West. Wijkontwikkelingplannen LeidenNoord en ZuidWest In de afgelopen jaren hebben gemeente en partners met de Wijkontwikkelingsplannen Noord en Zuidwest veel geïnvesteerd. Hierdoor is geprobeerd te voorkomen dat deze wijken verder afglijden. De initiatieven in beide wijkontwikkelingsplannen lopen nog. We verwachten dat de gevolgen van deze initiatieven op de leefbaarheid in de komende jaren zichtbaar worden. Dit zijn maatregelen die zorgen voor een betere afstemming tussen ontwikkeling en beheer voor die plekken waar nog gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Desondanks is het noodzakelijk om extra inzet te blijven plegen in Leiden‐ Noord, enkele stukken in Zuid‐West en Slaaghwijk die een matige of negatieve leefbaarheid houden. In Slaaghwijk is bijvoorbeeld het gebied met de score ‘matig’ groter geworden. In de bestaande gebieden blijft een nauwe samenwerking tussen de gemeente en partners over hun investeringen in onderhoud, inrichting en beheer sociale stijging te bereiken een speerpunt. Verbetering van de leefbaarheid zien we in wijken in de noordelijke Binnenstad en de Mors (Agaatlaan). Partners
36
Belangrijke partners zijn de Leidse corporaties en de bewoners. Eerder hebben wij met de Leidse corporaties in de Prestatieafspraken afspraken gemaakt over huismeesters. Ook in de nieuw op te stellen Prestatieafspraken maken wij afspraken over het verbeteren van de leefbaarheid onder andere door het afstemmen van elkaars acties. Ook de bewoners spreken we aan op hun verantwoordelijkheid en bespreken hoe de leefbaarheid, ook op de langere termijn, verbeterd wordt. Het project Student in de wijk van SLS Wonen biedt hiertoe goede aanknopingspunten. Dit project voorziet in studentenhuisvesting in wijken die meer aandacht nodig hebben waarbij betreffende studenten zich inzetten voor de buurt. Voorbeelden van een dergelijke inzet zijn bijlessen, onderzoeken etc. Zo zetten we kennis en middelen in ten behoeve van een goede leefbaarheid in Leiden.
3.4 Hoofdopgave 3: zorgen voor voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere markt terecht kunnen Woonruimte voorziet in een primaire behoefte en is tegelijkertijd een schaars goed, zeker in Leiden. Dat betekent dat woningen met een huurprijs onder de huurtoeslaggrens bij die mensen terecht moeten komen die op een andere manier niet in hun woonbehoefte kunnen voorzien. Ook een deel van de doelgroep van Stad van Ontdekkingen heeft een laag inkomen. Hierbij valt te denken aan werknemers van startende innovatieve bedrijven, net afgestudeerden en mensen werkzaam in de culturele sector.
3.4.1 Sociale voorraad en scheefwonen Leiden heeft een redelijk grote sociale voorraad (45% van de totale woningvoorraad volgens WOON 2009). Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat deze voorraad slinkt door liberalisatie, verkoop en sloop (de nieuwbouw compenseert deze slechts gedeeltelijk). De wachttijden voor een sociale huurwoning zijn lang. Dit heeft verschillende oorzaken. Het aantal mutaties neemt af waardoor er minder mensen kunnen in‐ en doorstromen. Circa een kwart van de sociale huurwoningen wordt bewoond door mensen die qua inkomen (> € 34.085,‐‐) niet tot de doelgroep behoren (de zogenaamde financiële scheefwoners). Een deel van de woningen dat vrijkomt via mutaties moet ingezet worden om aan de afspraken die in Holland Rijnland verband zijn gemaakt over de huisvesting van stadsvernieuwingsurgenten en bijzondere doelgroepen te voldoen. Daarnaast krijgen we jaarlijks een taakstelling voor de huisvesting van asielzoekers van het Rijk opgelegd. Tot slot speelt de afname van de sociale voorraad en een toename van de doelgroep mensen met een inkomen< 34.085,‐‐), een rol. Sociale nieuwbouw Laatstgenoemde factor betekent dat wij ons ervoor blijven inzetten dat, grosso modo, minimaal 20% van onze nieuwbouw bestaat uit woningen met een sociale huur. Ook blijven we ons er voor hard maken dat de gemeenten in de regio Holland Rijnland 30% van hun nieuwbouw hiervoor reserveren. Dit verschil in percentage valt te rechtvaardigen door het lagere aandeel sociale huurwoningen in de bestaande voorraad van de buurgemeenten. Aanbiedingsafspraken als alternatief voor de factor 1,5 Factor anderhalf, de afspraak dat de sociale voorraad minimaal anderhalf maal de omvang van de doelgroep van beleid (inkomens tot de huurtoeslaggrens) moet hebben,
37
zou garant moeten staan voor voldoende woningen voor de lage inkomens. De sterk dalende lijn van het aantal vrijkomende woningen in de afgelopen periode geeft aan dat de factor anderhalf op zichzelf onvoldoende waarborg geeft. Bij de lange wachttijd voor starters speelt immers niet alleen de omvang van de sociale voorraad een rol maar vooral het gebrek aan mutaties. Door de “Europanorm” is de inkomensgrens van de doelgroep van de corporaties verhoogd van de huurtoeslaggrens naar € 34.085,‐‐. Huishoudens met een inkomen tussen € 34.085 en € 43.000 bevinden zich in een precaire positie. Zij komen formeel gesproken niet meer in aanmerking voor de sociale huurwoning (met uitzondering van de 10% die de corporaties vrij kunnen toewijzen zonder het risico te lopen hun staatssteun te verliezen). Er is echter in Leiden nauwelijks aanbod in de categorie huurwoningen net boven de liberalisatiegrens Om deze reden heeft De FHLO voorgesteld te werken met ‘aanbiedingsafspraken’ als alternatief voor “factor 1,5” . Werken met aanbiedingsafspraken houdt in dat de corporaties zich vastleggen op het aanbieden van een aantal vrijkomende woningen in een bepaalde huurklasse. Hierbij kunnen zij eventueel ook geliberaliseerde of in maatschappelijk eigendom verkochte woningen kunnen inzetten en de inkomenscategorie boven €33.614,‐‐ bij de afspraken betrekken. In de huidige context, waarin het aantal mutaties redelijk onvoorspelbaar is en corporaties grotendeels afhankelijk zijn van huurverhogingen, liberalisatie en verkoop om aan hun verplichtingen (de door het Rijk opgelegde heffingen en de verbeteropgave afgesproken in de Leidse prestatieafspraken) te voldoen, leggen de corporaties zich hier nu niet op vast. Pilot: compromis corporaties en FHLO Op initiatief van de FHLO is daarom in het Leids Platform Wonen het volgende compromis bereikt: we voeren een Pilot uit, waarbij gedurende een jaar alle vrijkomende woningen van de corporaties in de huurklasse tussen €664,66 ‐ € 800,‐‐ met voorrang worden aangeboden aan de lage middeninkomens (< €43.000), die een sociale huurwoning in Leiden achterlaten. Wij vragen de corporaties deze huurders daarvoor actief te benaderen. De resultaten van de pilot moeten bouwstenen leveren voor nieuwe prestatieafspraken over de omvang van de sociale voorraad en de omvang van de zogenaamde “maatschappelijk geliberaliseerde” voorraad (met een huur tussen € 665,‐‐ en €800,‐‐). Scheefwonen: hogere slaagkans lage inkomens door uitbreiding aanbod middeninkomens Uit het Rapport Scheefwonen blijkt dat financieel scheefwonen vooral een gevolg is van inkomensstijging nádat men een sociale huurwoning heeft betrokken. Hoeveel mensen er financieel (goedkoop) scheefwonen in Leiden is afhankelijk van de definitie van scheefwonen. Op basis van de "Europaregel" die stelt dat corporaties slechts 10% van hun bezit mogen toewijzen aan inkomens > € 34.085 wonen in Leiden bijna 7.000 huishoudens scheef. Omdat zoals boven al aangegeven de huishoudens met een inkomen tussen € 34.085 en € 43.000 in een gespannen woningmarkt zoals in Leiden vrijwel geen alternatief hebben, geven wij er de voorkeur aan pas bij een inkomen van > € 43.000 te spreken van scheefwonen. In dat geval wonen in Leiden circa 4.000 huishoudens scheef en bezetten daarmee ongeveer 17% van de sociale woningvoorraad. Wij vinden het scheefwonen van huishoudens met een inkomen boven € 43.000 ongewenst omdat dit tot gevolg heeft dat er minder sociale huurwoningen bereikbaar
38
zijn voor mensen met een laag inkomen (< € 34.085 ). Wij overleggen met de corporaties in welke wijken de bestrijding van scheefwonen prioriteit krijgt. Zorgen voor meer kwalitatief goede huurwoningen in de categorie > € 650,‐‐ ‐ € 900,‐‐ ligt in deze markt het meest voor de hand als middel om scheefwoners te verleiden naar andere woonruimte uit te zien. Daarnaast willen wij onderzoeken of meer partijen met Koopgarant willen werken om koop voor deze doelgroep aantrekkelijker te maken. Bij Koopgarant heeft de verkoper (in de meeste gevallen de corporaties) een terugkoopplicht en delen koper en verkoper eventuele waardevermindering (of vermeerdering). Woningcorporatie de Sleutels heeft daar goede ervaringen mee opgedaan bij de verkoop van haar woningen Naast de lokale mogelijkheden die we hebben om financieel scheefwonen tegen te gaan zijn er wetsvoorstellen in voorbereiding die de corporaties in de gelegenheid stellen, naast de jaarlijkse huurverhoging, een extra huurverhoging te mogen op te leggen aan huishoudens die financieel scheefwonen. Deze maatregel heeft twee doelen namelijk de corporaties meer mogelijkheden te geven aan hun financiële verplichtingen te voldoen (zoals het betalen van de Huurtoeslag) en (financieel) scheefwonen tegen te gaan. Ruimtelijk scheefwonen Naast financieel scheefwonen is ook sprake van ruimtelijk scheefwonen: mensen die in verhouding tot hun huishoudsamenstelling in een erg grote woning wonen. De corporaties Ons Doel, Portaal en De Sleutels zijn een experiment gestart om mensen met een financiële prikkel te verleiden kleiner te gaan wonen. Ook Ymere heeft hier met ‘van groot naar beter’ ervaring in Amsterdam en Haarlemmermeer mee opgedaan. De genoemde projecten vroegen veel capaciteit, terwijl de resultaten zeer wisselend waren. Samengevat Samen gevat stellen wij de volgende maatregelen en acties om scheefwonen tegen te gaan voor: de eerder genoemde pilot gericht op de huishoudens met een inkomens tussen € 34.085,‐‐ en € 43.000,‐‐; in overleg met de corporaties aanwijzen van wijken waar scheefheidsbestrijding al dan niet prioriteit heeft; geven van voorrang aan scheefwoners met een inkomen tot € 43.000,‐‐ bij nieuwbouwwoningen. Dit is wettelijk alleen mogelijk bij sociale huur‐ of koopwoningen; onderzoeken of meer partijen, marktpartijen en corporaties, mogelijkheden zien in Koopgarant of een dergelijke constructie om de koopmarkt toegankelijker te maken voor deze doelgroep. op de langere termijn zorgen voor meer woningen voor de lage en hogere middeninkomens door hier in de nieuwbouwplannen ruimte voor te reserveren (zie ook hieronder).
3.4.2 Middeninkomens Zoals boven aangegeven is er een duidelijke relatie tussen scheefwonen, de slaagkans voor de lage inkomens en het aanbod voor de middeninkomens.
39
Bij de middeninkomens maken wij een onderscheid tussen de lage middeninkomens (<43.000) en de hogere middeninkomens (>€ 43.000,‐‐ < circa € 80.000). Wij zien huisvesting van eerstgenoemde groep in eerste instantie ook als taak van de corporaties in de gespannen woningmarkt die Leiden kent. Voor het realiseren van meer woningen voor de hogere middeninkomens zien wij primair een rol voor de marktpartijen. Bij de ontwikkeling van bouwprojecten willen wij daarom zoveel mogelijk sturen op uitbreiding van het aanbod in het middensegment Meer woningen in het middensegment In Leiden hebben wij relatief veel goedkope huurwoningen en duurdere koopwoningen. Niet alleen voor mensen met een inkomen tussen € 34.085 en € 43.000,‐‐ is het moeilijk aan betaalbare woonruimte te komen in Leiden. Dit geldt ook voor de hogere middeninkomens (tussen € 43.000 en circa € 80.000) door het gebrek aan vrije sector (huur‐)woningen die betaalbaar zijn voor deze doelgroep. Meer woningen voor de middeninkomens is niet alleen belangrijk om meer woningen vrij te spelen in de sociale voorraad (in verband met de doorstroming van scheefwoners) maar ook om te zorgen voor een gemêleerde bevolkingsopbouw: “De middeninkomens zijn drager en uitvoerder van functies die direct het reilen en zeilen van de maatschappij raken (zorg, politie, detailhandel, overheidsfuncties, dienstverlening). Als de middeninkomens geen huis vinden is dat een vraagstuk van grote maatschappelijke betekenis”14. De middenklasse is belangrijk voor het draagvlak van de culturele, sportieve en sociale voorzieningen in de stad, voor de horeca en voor de winkels. (Daarvoor hoeven ze overigens niet perse allemaal zelf in Leiden te wonen.) Het toevoegen van treden op de woonladder is noodzakelijk om de middeninkomens beter te accommoderen, voor de werking van het verhuisketenmodel en de aanpak van financieel scheefwonen. Immers als er treden ontbreken stagneert de doorstroming en wonen mensen langer scheef. Bij die uitbreiding leggen wij het accent bij huurwoningen. De strengere hypotheekeisen en de dalende prijzen maken dat mensen voorzichtiger zijn bij het kopen van een woning.
14 Zie advies van de raden voor de leefomgeving en infrastructuur “Open deuren, dichte deuren,
Middeninkomens op de woningmarkt”.
40
4.
Leiden pakt door
De afgelopen periode heeft een groot aantal bouwprojecten en initiatieven het licht gezien waarvoor de huidige Woonvisie 2005‐2015 het kader vormde. Bovenstaande visie en hoofdopgaven betekenen voor de kortere termijn (tot ongeveer 2020) dat wij door gaan met de in gang gezette projecten. “Leiden, aantrekkelijke kennisstad” heeft de kwaliteitsimpuls en de uitbreiding van woonruimte waar deze projecten aan bijdragen hard nodig. De uitvoering van de wijkontwikkelingsplannen voor Noord en Zuid West is in volle gang. Hiermee versterken wij de samenhang in deze wijken en verhogen de aantrekkelijkheid voor verschillende doelgroepen. Prestatieafspraken en herstructureringsfondsen15 dienden om de rol en verantwoordelijkheid over en weer van gemeente en corporaties te verhelderen en investeringscapaciteit te genereren. Nieuwe projecten zijn in gang gezet.
4.1
Doorpakken in zwaar weer tot 2020
Doorstroming is een voorwaarde voor een goede match tussen vraag en aanbod, uitbreiding en verbetering van de woningvoorraad ook. De omgeving waarin we moeten opereren is wel ingrijpend veranderd. Met de heffingen die van rijkswege in 2011, 2012 en straks in 2013 aan de corporaties zijn opgelegd is de tijd dat de financiële positie van de corporaties “ rooskleurig” was voorbij. Rijkssubsidiestromen zijn vrijwel opgedroogd, consumenten krijgen minder krediet en ontwikkelaars zien hun afzet niet langer zonder meer gegarandeerd. Desondanks zijn ook de afgelopen periode nieuwe projecten gestart, mede dankzij de herstructureringsfondsen en de prestatieafspraken met de woningcorporaties. Voorbeelden hiervan zijn Nieuw Leyden, de Nicolaas Beetstraat, de Alexanderstraat, Het Gebouw (Kooiplein) en Trisor (Diamantlaan), Het huidige economisch klimaat heeft op onderdelen geleid tot bijstelling van de projecten om beter in te spelen op veranderingen in de vraag. Bij de uitvoering van deze projecten is een belangrijk leerpunt dat het verbeteren van fysieke zaken samen moet gaan met investeringen in sociale stijging. Bij het instellen van een Stedelijk Vernieuwingsfonds onderzoeken wij of corporaties en gemeente tot een gezamenlijk vernieuwingsprogramma kunnen komen dat zich richt op zowel de fysieke en sociale structuur. Mogelijk spelen ook maatschappelijke organisaties daar een rol in. Een goed voorbeeld hiervan is het initiatief Student in de wijk dat huisvesting van studenten combineert met maatschappelijke betrokkenheid. Ook in deze minder gemakkelijke tijden blijven we doorgaan op de ingeslagen weg: streven naar meer en betere woningen, woningen die passen bij de aantrekkelijke stad die Leiden wil blijven.
15 In 2004 en in 2007 hebben drie corporaties (Portaal, Sleutels en Ons Doel) afzonderlijk met de
gemeente Leiden afgesproken een fonds ten behoeve van de volkshuisvesting te realiseren. Deze drie fondsen, de zogenaamde herstructureringsfondsen ofwel de Big Deals, zijn gevoed uit gelden die afkomstig zijn van de conversie van geëxpireerde erfpachtcontracten naar volledig eigendom. De gemaakte afspraken zorgen ervoor dat bouwprojecten daadwerkelijk worden of zijn gerealiseerd.
41
Dat betekent doorpakken met: de ontwikkelingsplannen voor Leiden Noord en Zuidwest: het afmaken van de projecten die zijn gestart; de campus aan de Leidse Schans: de duurzaamste campus van Nederland een combinatie van 1800 studentenwoningen en 200 starterswoningen voor afgestudeerden; wonen boven winkels: een uitbreiding van de woningvoorraad met zo’n 200 woningen en tegelijkertijd verlevendiging van de binnenstad; ontwikkelen van het stationsgebied: het vijfde station van Nederland waar per dag zo’n 60.000 mensen in‐ en uitstappen, wordt een kwalitatief hoogwaardig stedelijk woon‐ en werkmilieu voorzien. Een combinatie van sociale woningbouw, eengezinswoningen en appartementen met winkels en creatieve bedrijvigheid moet de aantrekkingskracht van deze entree naar de historische binnenstad en het Bio Science Park vergroten. én herijken van de prestatieafspraken; zorgen voor een gezamenlijk stedelijk Vernieuwingsprogramma van de corporaties en gemeente met investeringscapaciteit door het vormen een gezamenlijk Stedelijk Vernieuwingsfonds van corporaties en gemeente16. Wat is daarvoor nodig? Zoals aangegeven is de investeringscapaciteit bij alle partijen: gemeente, corporaties, woonconsumenten, projectontwikkelaars, etc. teruggelopen. Sturen op doorstroming is noodzakelijk maar niet eenvoudig. Er zijn onvoldoende betaalbare alternatieven en men wil niet de kans lopen bij verhuizing met een huurverhoging en/ of waardedaling geconfronteerd te worden. Voor nieuwbouw en renovatie is minder geld beschikbaar. Doorpakken betekent daarom, meer dan in het verleden, samenwerking tussen corporaties, huurders, gemeente en marktpartijen. Doorpakken impliceert meer dan ooit investeren in een gezamenlijke drijfveer en visie bij allen die een rol spelen in het verbeteren van de woningvoorraad en de uitstraling van de stad. Doorpakken betekent ook eventueel plannen herijken: soepeler meebewegen met, en inspelen op, de wensen van consumenten, relevante trends voor de woningmarkt en investeringsmogelijkheden van partijen. Doorpakken betekent tot slot optimaal gebruik maken van de creativiteit die in deze stad aanwezig is.
4.2
Doorpakken na 2020
Regeren is vooruitzien. Voordat een bouwplan daadwerkelijk is gerealiseerd, zijn we vaak een aantal jaar verder. Om bouwplannen in 2020 en verder gerealiseerd te krijgen, moeten we nu alvast beginnen na te denken over mogelijke kansen. Daarom kijken wij met de Kansenkaart naar de ontwikkelingsmogelijkheden van onze stad na 2020. Wij willen onze stad ook na 2020 aantrekkelijk houden. Wij blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden zoals de Kansenkaart aangeeft voor (kleinschalige) uitbreiding die tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit van de stad versterken. Wij hebben aangegeven welke potentiële locaties zich lenen voor welke leefstijlen. Zoals eerder aangegeven, geeft de Kansenkaart een overzicht van de lopende ontwikkelingen (in het rood) en eventuele ontwikkelmogelijkheden (in het blauw) voor 16 Via het verkopen van erfpacht naar vol eigendom.
42
de toekomst. Daarnaast hebben wij een onderscheid gemaakt tussen gebieden en projecten van stedelijk belang. Deze projecten voegen namelijk een flink aantal woningen toe . Vandaar dat wij deze geschaard hebben onder de noemer projecten van stedelijk belang. De lopende ontwikkelingen zoals het Stationsgebied en de Leidse Schans zijn in rood weergegeven. Hiervoor zijn we reeds met planontwikkeling bezig. Over de blauwe gebieden starten wij met nadenken over de toekomst van deze locaties. We gaan onderzoeken of deze gebieden zich in de toekomst lenen voor het realiseren van de lange termijn doelen van de nota wonen. Hierbij kan voor de locaties worden gedacht aan de verbetering van de woonkwaliteit in gebieden waar al gewoond wordt (herstructurering, sloop/nieuwbouw), het toevoegen van extra woningen in al reeds bestaande woongebieden en het transformeren van locaties naar woningbouw, waardoor een substantiële toevoeging van woningen aan de stad mogelijk wordt. Dit nadere onderzoek naar deze locaties moet echter eerst uitwijzen OF en zo ja op welke wijze ontwikkeling of transformatie van de gebieden tot de mogelijkheden behoort. Wij nodigen ontwikkelende partijen, corporaties en ontwikkelaars, uit om met ons na te denken over deze gebieden. Met de corporaties proberen we te komen tot een gezamenlijk Stedelijk Vernieuwingsprogramma met investeringscapaciteit. Daarnaast starten we met voorbereidende werkzaamheden voor de benodigde beleidskaders voor deze kansen en bereiken hierdoor dat wij dat na 2020 daadwerkelijk met deze gebieden aan de slag kunnen. De Kansenkaart is ook een belangrijke bouwsteen voor de ruimtelijke Structuurvisie die wij in 2014 actualiseren.
43
Stilstand is achteruitgang: het is noodzakelijk dat we de stad blijven ontwikkelen. Ondanks de huidige crisis hebben wij nog steeds te maken met een verdunning van de huishoudens. Dit betekent dat we alleen al om het huidige inwonertal te behouden meer woningen nodig hebben Als we daar niet voor zorgen brengen we het draagvlak onder onze voorzieningen in gevaar. Een tennisclub kan alleen bestaan als er voldoende leden zijn, datzelfde geldt voor winkels, de schouwburg, het onderwijs en de zorg. Ook in ander opzicht is het belangrijk dat we voldoende inwoners hebben en een evenwichtige bevolkingssamenstelling: een groot arbeidspotentieel, trekt bedrijvigheid aan en dat is goed voor de werkgelegenheid. Meer banen betekent weer meer mogelijkheden voor mensen zich te ontwikkelen en mee te doen in de maatschappij. Dit is de kern van de visie van de aantrekkelijke stad waar de Sociaal Maatschappelijke Structuurvisie 2025 ‘Leven in Leiden’ op gebaseerd is. Als Leiden niet de goede woonmilieus kan bieden met woningen variërend in prijsklasse, omvang en typologie, lopen wij het risico dat we een eenzijdige stad worden van ouderen, sociaal zwakkeren en gesettelden. Een stad waar geen plaats is voor jong talent en waar de zorg voor mensen die dat nodig hebben onder druk komt te staan. Het
44
zijn vooral de starters, de net afgestudeerden en de gezinnen die de stad dreigen te verlaten bij gebrek aan aanbod. Dit voorkomen wij met de hieronder aangegeven maatregelen voor de kortere termijn (tot 2020) en onze visie op het volgend decennium!
4.3
Conclusies, aanbevelingen en acties
Het zijn onzekere tijden. Niemand weet hoelang de crisis duurt en hoe het rijksbeleid er na 2012 en verder uit ziet. Daarom maken wij een onderscheid tussen wat wij op de kortere termijn denken te realiseren en welke kansen we op de langere duur zien. Met onze hoofdopgaven: een betere balans tussen vraag en aanbod, investeren in kwaliteit en voldoende woningen voor de lage inkomens pakken wij de bestaande problemen en risico’s aan. Daarmee voorkomen wij dat een tekort aan (studenten)woningen “Leiden, internationale kennisstad”, in gevaar brengt. Een evenwichtige bevolkingsopbouw met ruimte voor verschillende leefstijlen, inkomensgroepen moet het draagvlak onder onze voorzieningen (blijven) garanderen, zorgen voor voldoende werkgelegenheid en het reservoir bieden aan vrijwilligers en mantelzorgers dat we met de voortschrijdende vergrijzing en aankomende bezuinigingen hard nodig hebben. Tot 2020 Algemeen 1. Voortzetten en verstevigen van de samenwerking met de naburige gemeenten en ontwikkelende partijen zoals corporaties, ontwikkelaars, makelaars en grote particuliere verhuurders; 2. herijken van de prestatieafspraken met de Leidse corporaties; 3. onderzoeken of corporaties en gemeente een gezamenlijk Stedelijk Vernieuwingsfonds kunnen instellen dat we voor een gezamenlijk stedelijk vernieuwingsprogramma van gemeente en corporaties inzetten; 4. We zetten ons actief in om de doelstellingen van deze nota ook met marktpartijen te realiseren. Meer balans tussen vraag naar en aanbod van woningen 5. het huidige bouwprogramma, waar mogelijk, aanpassen aan de gesignaleerde tekorten aan de ‘rode’ en in iets mindere mate aan de ‘ blauwe’ woonsferen; 6. prioriteit geven aan het afmaken van Leiden‐Noord en Zuid‐ West, het ontwikkelen van het Stationsgebied en de Leidse Schans en het bevorderen van Wonen boven Winkels; 7. in de Prestatieafspraken met de corporaties opnemen dat minimaal 20% van de nieuwbouw in Leiden bestemd is voor sociale huur‐ of sociale koopwoningen; 8. doorgaan met de Taskforce studentenhuisvesting; 9. bij nieuwbouw de vraag van de woonconsumenten centraal stellen en hiermee rekening houden bij het ontwerp van de woning en woonomgeving; 10. rekening houden met de vraagverschuivingen (van duurder naar minder duur en van koop naar huur): bijvoorbeeld zorgen voor meer huurwoningen met een huur net boven de liberalisatiegrens (anno 2012 tussen € 650,‐‐ en € 850,‐‐); 11. Samen met de corporaties onderzoeken wat voor consequenties de toename van alleenstaanden heeft op de woningmarkt; 12. initiatief nemen om de bouwprogramma’s in de regio Holland Rijnland op elkaar af te stemmen en op te nemen in de nieuw op te stellen regionale Woonvisie.
45
Hierbij is het Leidse uitgangspunt dat wij elkaar niet beconcurreren maar elkaar aanvullen; 13. de corporaties (via de prestatieafspraken) vragen er op te sturen dat “nultredenwoningen” en rollator‐ en rolstoel toe‐ en doorgankelijke woningen terecht komen bij mensen met een beperking; 14. corporaties en particuliere woningaanbieders verzoeken de aanduiding levensloopgeschikt te hanteren in plaats van het begrip seniorenwoning; 15. sturen op uitbreiding van het aantal levensloopgeschikte woningen bij nieuwbouw of renovatie en van woningen die flexibel aan te passen zijn aan de levensomstandigheden (verhelen/ splitsen in twee woningen, toegankelijkheid).17 16. stimuleren dat corporaties en particuliere woningaanbieders kwaliteit toevoegen aan het bestaande (nultreden) aanbod via renovatie of transformatie. Er zijn voldoende nultredenwoningen maar een aantal daarvan zijn voor veel mensen ronduit onaantrekkelijk, bijvoorbeeld galerijflats; 17. vragen aan Holland Rijnland erop toe te zien dat Woonzicht goed toegankelijk en inzichtelijk is voor ouderen en woningen geschikt voor mensen met een beperking duidelijk als zodanig te labellen. Daarbij de huidige aanduiding met sterren te vervangen door termen als levensloopgeschikt, rolstoeltoegankelijk en rollatordoorgankelijk; 18. regie nemen in het bijeenbrengen van woon‐ en zorgaanbieders; 19. onderzoeken of het mogelijk is in Leiden kleinschalige vernieuwende woonvormen, woonzorgcomplexen en andere experimenten te stimuleren en daarvoor plekken aan te wijzen op de kansenkaart; 20. huisvesten van bijzondere doelgroepen als (ex‐) verslaafden en daklozen legt op sommige wijken met veel sociale huurwoningen een behoorlijke druk. Wij willen met de corporaties bespreken wat de mogelijkheden zijn deze druk te verminderen; 21. vastleggen van de gevraagde inzet van de corporaties in concrete en meetbare afspraken in de nieuwe prestatieafspraken.18 22. Doorstroming is een belangrijk middel om vraag en aanbod beter met elkaar in balans te brengen. Een groot deel van de bovengenoemde actiepunten zijn dan ook gericht op het bevorderen van de doorstroming.
Investeren in kwaliteit van de bestaande voorraad en leefomgeving 23. in de prestatieafspraken vastleggen hoeveel woningen de corporaties gaan renoveren en in hoeverre de 20% op het totale gasverbruik 2008 ‐2018 gereduceerd zijn; 24. beperken van de energielasten via het Actieprogramma van de Duurzaamheidsagenda19;
17 Levensloopgeschikt wil zeggen dat de woning rolstoeltoegankelijk en rollatordoorgankelijk is. Indien
blijkt dat deze wens de ontwikkeling van het project tegenhoudt, kan de gemeenteraad deze wens laten vervallen. 18 niet alleen vanuit het oogpunt van de verdeling van de voorraad is het belangrijk dat hierop gestuurd wordt, aanpassing van bestaande woningen kost ook veel (WMO‐) geld: investeringen die vervolgens weer teniet worden gedaan (bij overlijden of verhuizing naar een verpleeghuis). 19 Indien blijkt dat deze acties de ontwikkeling van een project tegenhoudt, kan de gemeenteraad deze wens laten vervallen.
46
25. het voortouw nemen om samen met inwoners en partners de leefbaarheid te verbeteren, ook op de langere termijn, in Leiden Zuid‐west, Leiden Noord en Slaagwijk; 26. zorgen voor een betere afstemming tussen de plannen van corporaties en die van de gemeente zodat acties om de leefbaarheid te verbeteren elkaar versterken; 27. maken van nieuwe afspraken met de corporaties over het verbeteren van de leefbaarheid in die wijken waar dat nodig is; 28. blijvend streven naar een verbetering in de ontwerpkwaliteit van plannen zodat de leefbaarheid, toegankelijkheid en beheerbaarheid van het gebied voorop staan. Dit vraagt een goede samenwerking tussen ontwikkeling en beheer. Voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere woningmarkt terecht kunnen 29. erop sturen dat de sociale voorraad zoveel mogelijk ten goede komt aan de mensen die daarvan afhankelijk zijn; 30. in het verlengde daarvan financieel scheefwonen tegengaan onder andere door uitbreiding van het middensegment; 31. uitvoeren van pilot, voorgesteld door de FHLO om gedurende een jaar alle vrijkomende woningen in de huurklasse tussen 664,66‐800 met voorrang aan te bieden aan de lage middeninkomens (tot 43.00 euro) die een sociale huurwoning in Leiden achterlaten. De resultaten van en bevindingen opgedaan met de pilot moeten bouwstenen leveren voor de nieuwe Prestatieafspraken over de omvang van de sociale voorraad en de omvang van de zogenaamde “maatschappelijk geliberaliseerde” voorraad (>€ 665‐< 800); 32. in de prestatieafspraken vastleggen dat de Leidse corporaties indien mogelijk hun financieel goedkoop en ruimtelijke scheefwoners actief benaderen met een alternatief aanbod, vooral de ouderen onder hen; 33. in overleg met de corporaties aanwijzen van wijken waar scheefheidsbestrijding al dan niet prioriteit heeft; 34. het geven van voorrang aan scheefwoners met een inkomen tot € 43.000 euro bij nieuwbouwwoningen. Dit is alleen mogelijk bij sociale huur‐ of koopwoningen; 35. onderzoeken of marktpartijen en corporaties mogelijkheden zien in Koopgarant of een dergelijke constructie; Na 2020 1. streven naar uitbreiding van de woningvoorraad. De verwachting is dat we na 2020 nog een paar duizend woningen nodig hebben om de eerder geconstateerde problemen verder op te lossen; 2. laten bouwen van woningen in een woonsfeer waaraan behoefte is voornamelijk de zogenaamde ‘rode’ en de in iets mindere mate de ‘ blauwe’ woonsfeer; 3. nieuwbouwmogelijkheden zoeken in verdere verdichting en functiemenging op díe plekken die zich daarvoor lenen (zie de Kansenkaart en de zogenaamde Ring van Leiden) en op díe manier dat deze nieuwbouw tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit bevordert. Daarbij kijken wij ook naar de mogelijkheden voor wonen op het water; 4. bij nieuwbouw, herstructurering en renovatie de vraag van de woonconsumenten centraal stellen; 5. zorgen voor eengezinswoningen, maar dan wel compact gebouwd, en voor appartementen maar dan wel het soort waar behoefte aan is;
47
6. rekening houden met de eerder genoemde vraagverschuivingen (van duurder naar goedkoper en van koop naar huur): oa. zorgen voor meer huurwoningen net boven de liberalisatiegrens (anno 2012 tussen € 650 en € 850).
4.4
Financiën
Op basis van bovengenoemde actie‐ en beleidsuitgangspunten stellen wij voor middelen te reserveren voor: Marketing/communicatiestrategie voor het aantrekken en behouden van mensen met de zogenaamde ‘rode’ en blauwe leefstijl. Wonen in Leiden is leuk! Met natuurlijk als doel bevordering verkoop nieuw‐ en bestaande bouw € 25.000,‐‐
Marktonderzoek woningbouwprojecten; consumentenonderzoek etc. en daarop inspelen via woningbouwprogramma
€ 50.000,‐‐
leefstijlenonderzoek in verband met monitoring effecten toevoeging woonmilieus op samenstelling Leidse bevolking in 2015 en in 2018
€ 20.000,‐‐
Leefbaarheid Goede leefbaarheid is een belangrijke randvoorwaarde. Met diverse maatregelen investeren we extra in drie wijken, Slaaghwijk, Leiden Noord en Leiden Zuid West, om de leefbaarheid te verbeteren en de participatie van de bewoners te vergroten. € 150.000,‐‐
faciliteren experimenten en initiatieven die bijdragen aan het realiseren van onze visie
€ 75.000,‐‐
Projectsubsidie FHLO voor het inhuren van professioneel advies voor het maken van nieuwe Prestatieafspraken met de corporaties
€ 30.000,‐
€ 350.000,
Totaal
Gezamenlijk Stedelijk vernieuwingsprogramma Eerder hebben de herstructureringsfondsen met de corporaties bewezen een effectief middel te zijn om projecten te realiseren. Samen met de corporaties stellen we een stedelijk vernieuwingsprogramma op. Ter financiering daarvan onderzoeken wij of we tot één gezamenlijk fonds kunnen komen.
4.5
Monitor en evaluatie
Meetbare doelstellingen zijn van belang om richting te geven aan het beleid. Het resultaat ervan zichtbaar en meetbaar te maken, te evalueren en verantwoording over af te leggen. Wanneer doelstellingen en prestaties zelf niet meetbaar zijn, worden indicatoren gebruikt. Een indicator staat als het ware voor een effect of prestatie.
48
We kijken naar wat we willen bereiken. Vervolgens werken we verschillende (beleids)doelen uit. Een doel is erop gericht een bepaald maatschappelijk effect of resultaat te bereiken. Met het meetbaar maken van beleid zijn we in de gemeente Leiden al een aantal jaren bezig. Zowel in de Programmabegroting als in beleidsnota’s wordt al resultaatgericht gewerkt. Dat wil niet zeggen dat we voor alle beleidsdoelen al passende indicatoren hebben. Sommige doelen zijn zo abstract of subjectief dat ze zich niet eenvoudig laten vangen in een indicator. Soms is er wel een logische indicator, maar kunnen we hem niet meten of ontbreken de middelen hiervoor. Doelen en indicatoren Onderstaande tabel biedt een overzicht van de doelen die we nastreven en de indicatoren waarmee we meten of we de doelen ook realiseren. Visie: Een betere balans tussen vraag en aanbod, versterking van de kwaliteit en voldoende aanbod voor hen die niet op de particuliere markt terecht kunnen, zien wij als hoofdopgaven voor ons woonbeleid. Daarmee willen we bereiken dat Leiden ruimte biedt aan de diversiteit aan inwoners en leefstijlen die passen bij de aantrekkelijke internationale kennisstad. Hoofdopgaven
Indicator
Bron
Frequentie
Betere balans tussen vraag en aanbod
Positie Woonaantrekkelijkheidsindex binnen 50 grootste gemeenten
Atlas voor Gemeenten
Jaarlijks
Toevoeging aantal woningen (koop, huur, vrije sector, sociaal en studentenwoningen)
Nieuwbouwmonitor
Jaarlijks
Aantal vernietigde woningen
CBS
Jaarlijks
Aantal studenten die in Leiden wonen en studeren
min. van Onderwijs, DUO
Jaarlijks
Leefstijlenonderzoek
Onderzoekbureau
2015 en 2018
Overzichtskaart Leiden per postcodegebied: Leefbaarometer
Leefbaarometer
Tweejaarlijks vanaf 2012
Rapportcijfer leefbaarheid
Veiligheidsmonitor
Jaarlijks
Rapportcijfer woonomgeving
Veiligheidsmonitor
Jaarlijks
Sociale cohesie
Veiligheidsmonitor
Jaarlijks
Renovatie corporatiewoningen
Monitor Prestatieafspraken
Jaarlijks
Kwaliteit van de woning en woonomgeving
49
Voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere markt terecht kunnen
Levensloopgeschiktheid van woningen
Nieuwbouwmonitor en monitor Prestatieafspraken
Jaarlijks
Energielabels corporatiewoningen
Monitor Prestatieafspraken
Jaarlijks
Aantal sociale huurwoningen van de corporaties
Monitor Prestatieafspraken
Jaarlijks
% scheefwoners
Monitor Prestatieafspraken
Jaarlijks
Evaluatie Het is van belang na een aantal jaar te bekijken hoe het staat met de uitvoering, de hoofdopgaven en ambities. Zijn deze nog realistisch? Hebben wij onze acties uitgevoerd? Hebben we vraag en aanbod van onze woningen meer in balans gebracht. En hoe is het met de kwaliteit van onze woningvoorraad? Zijn er nog voldoende woningen voor mensen die niet op de particuliere markt terecht kunnen? Om deze vragen te beantwoorden vindt begin 2016 een tussenevaluatie en rapportage plaats.
50
BIJLAGEN
51
Leidse woningvoorraad Bijlage 1 Woningvoorraad In Nederland woont 96% van de huishoudens in een woning. In steden is het percentage dat anders gehuisvest is (niet zelfstandig in een woning) meestal wat groter. Dat gaat zeker op voor een studentenstad als Leiden waar ongeveer 87% van de huishoudens hoofdbewoner is van een woning. Daarnaast is ongeveer 13% woonachtig in een wooneenheid of als ‘inwonend huishouden’ in een woning. In andere studentensteden als Groningen en Nijmegen is het percentage huishoudens dat in een niet‐woning woont zelfs nog hoger dan in Leiden, respectievelijk 28% en 20%. Huishoudens naar huisvestingssituatie Holland huisvestingssituatie
Leiden
%
Rijnland
%
Nederland
%
woning
53.600
87%
169.900
94%
6.996.500
96%
zelfstandige wooneenheid
1.600
3%
1.700
1%
104.400
1%
onzelfstandige wooneenheid
5.200
8%
7.600
4%
142.500
2%
bewoonde andere ruimte
300
1%
300
0%
22.300
0%
inwonend huishouden
600
1%
1.400
1%
46.900
1%
61.300
100%
180.900
100%
7.312.600
100%
totaal huishoudens
Bron: WoON 2009
De bewoonde woningvoorraad in Leiden bestaat in 2009 voor 48% uit koopwoningen. In 2002 was dit 43%. Dit is een flinke stijging. Toch ligt dit nog behoorlijk onder het landelijke gemiddelde van 59 %. In heel Holland Rijnland ligt het aandeel koopwoningen boven het Nederlandse gemiddelde. In 2009 is het aandeel eengezinswoningen in Leiden 49%. In 2002 was dit 45%. Ondanks een stijging van 5% is dit ook lager dan het gemiddelde van 69% in Nederland. In Holland Rijnland ligt het percentage eengezinswoningen met 66% iets onder het gemiddelde. In Leiden is 45% van de woningen een sociale huurwoning. Zowel voor wat betreft het percentage eengezinswoningen als het percentage koopwoningen geldt dat dit over het algemeen in stedelijke gemeenten onder het landelijke gemiddelde ligt. Voor gemeenten tussen 100.000 en 150.000 inwoners, waartoe Leiden behoort, liggen de percentages gemiddeld duidelijk lager dan het Nederlandse gemiddelde. Leiden ligt qua percentage koopwoningen onder het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten. Ook voor wat betreft het percentage eengezinswoningen is de gemeente wat ‘stedelijker’ dan het gemiddelde van 65%. Bewoonde woningen naar woningtype en eigendom Holland woningtype
Leiden
%
Rijnland
%
Nederland
%
eengezinswoningen
26.000
49%
110.000
65%
4.794.200
69%
- koop
18.000
69%
85.800
78%
3.530.600
74%
- huur
8.000
31%
24.200
22%
1.263.600
26%
27.600
51%
59.900
35%
2.202.300
31%
- koop
7.600
28%
19.800
33%
589.800
27%
- huur
20.000
72%
40.000
67%
1.612.500
73%
meergezinswoningen
52
koopwoningen totaal
25.600
48%
105.700
62%
4.120.400
59%
huurwoningen totaal
28.000
52%
64.200
38%
2.876.000
41%
totaal bewoonde woningen
53.600
100%
169.900
100%
6.996.500
100%
Bron: WoON 2009
Bewoonde woningen naar eigendom en prijs Het aandeel huurwoningen tot de kwaliteitskortingsgrens is in Leiden veel hoger dan gemiddeld (32% versus 23% in de regio en 25% in heel Nederland). In Leiden is 45% van de woningen een sociale huurwoning. Ook het aandeel huurwoningen boven de liberaliseringsgrens is in Leiden hoger dan landelijk (12% versus 8% gemiddeld). In de koopsector valt juist het lage aandeel goedkope woningen op. Dit geldt zowel voor Leiden als voor de gehele regio. In de regio zijn met name de koopwoningen met een WOZ‐waarde tussen € 250.000,‐‐ en € 400.000,‐‐ ruim vertegenwoordigd. In Nederland behoort 34% van de koopwoningen tot dit segment, in Holland Rijnland 45%, in Leiden 39%.20 Tussen 2002 en 2006 is het aandeel sociale koopwoningen sterk afgenomen. Dat geldt niet alleen voor de gemeente Leiden, maar ook voor Holland Rijnland en voor heel Nederland. In 2002 viel nog een groot deel van de woningen onder grens van €168.000 die voor 2002 gehanteerd wordt voor de sociale koop (conform de Regionale Woonvisie Holland Rijnland 2009‐2019). Door de prijsstijgingen is een groot deel van deze woningen in 2006 boven de grens van €180.000 uitgekomen. Uit de Atlas 2010 voor Gemeenten blijkt Leiden op de zesde plaats te staan qua gemiddelde huizenprijzen in euro’s per vierkante meter (2009). Deze Atlas is een vergelijking tussen de 50 grootste gemeenten van Nederland. In de top 5 staan Amsterdam, Utrecht, Amstelveen, Haarlem en Hilversum. Bewoonde woningen naar eigendom en prijs Holland woningtype
Leiden
%
Rijnland
%
Nederland
%
koopwoning
25.600
48%
105.700
62%
4.120.400
59%
- sociaal < €191.580)
4.800
19%
11.400
11%
933.600
23%
- sociaal tot €250.000
5 900
23%
19.200
18%
1.078.900
26%
- €250.000 tot €400.000
9 900
39%
52.400
50%
1.389.300
34%
- boven €400.000
4.900
19%
22.700
21%
718.600
17%
28.000
52%
64.200
38%
2.876.000
41%
8 900
32%
17.000
26%
725.700
25%
huurwoning - tot kwaliteitskortingsgrens - tot aftoppingsgrens
11.700
42%
30.000
47%
1.440.900
50%
- tot liberalisatiegrens
4.000
14%
9.900
15%
476.700
17%
- boven liberalisatiegrens
3.400
12%
7.300
11%
232.800
8%
totaal bewoonde woningen
53.600
100%
169.900
100%
6.996.500
100%
Bron: WoON 2009
Toename woningvoorraad De woningvoorraad is in Leiden in de periode tussen 1990 en 2009 toegenomen met 7.436 woningen. Met name tussen 1990 en 2000 werden veel woningen gebouwd. In de 20
Bron: rapportage Woon 2009; landelijk onderzoek VROM.
53
afgelopen tien jaar is de voorraadontwikkeling beperkt van omvang geweest. De nieuwbouwproductie was beperkt en bovendien zijn veel woningen aan de voorraad onttrokken. In de periode 2006 – 2008 zijn per saldo meer woningen onttrokken (door bijvoorbeeld sloop of functieverandering) dan er toegevoegd zijn. In 2009 is per saldo een behoorlijk aantal woningen toegevoegd. Dat zien we terug in het migratiepatroon. Na jaren met een sterk negatief binnenlands migratiesaldo was 2009 een jaar waarin per saldo nauwelijks inwoners uit Leiden vertrokken.
In de afgelopen 10 jaar bestond de nieuwbouw in Leiden voor 45% uit eengezinswoningen. In de 10 jaar daarvoor (1990‐1999) was dit 44%. Het aandeel koopwoningen in de nieuwbouw is in de afgelopen 10 jaar met 80% veel hoger geweest dan in de periode 1990‐1999. Toen was het aandeel 63%. In de Staat van Leiden is geconstateerd dat er een verschuiving opgetreden is in het migratiepatroon, namelijk een toename van het vertrek van gezinnen na de periode 1990‐1994. In de samenstelling van de nieuwbouw is geen verschuiving te zien. Het aandeel eengezinswoningen in de nieuwbouw is vrijwel gelijk gebleven. Wat wel zichtbaar is, is een afname van de omvang van de nieuwbouw. In het begin van de jaren negentig werden er duidelijk meer woningen gebouwd dan in de periode daarna. Dit zal een effect hebben gehad op de mate waarin gezinnen wegtrekken uit de gemeente.
54
Bijlage 2 demografische ontwikkelingen Inwoners Volgens de actuele bevolkingsprognose groeit de omvang van de bevolking in de Randstad meer dan eerder werd verwacht. Dit geldt ook voor Leiden. Op 1 januari 2012 had Leiden 118,7 duizend inwoners. In de prognose groeit de Leidse bevolking tot ongeveer 121 duizend in het jaar 2020 en tot ongeveer 125 duizend inwoners in 2030. Vergrijzing en ontgroening In de actuele prognose schommelt het aantal jeugdigen onder de twintig tot 2030 rond de 24 à 25 duizend. Het aantal 65‐plussers neemt in diezelfde periode duidelijk toe: van 15,3 duizend in 2012 tot 19,7 duizend inwoners in 2020 en 24,0 duizend in 2030. Dat betekent dat hun aandeel toeneemt van 13% in 2012 tot 20% in 2030. Dit zal consequenties hebben voor de vraag naar levensloopgeschikte woningen en woningaanpassingen. Ontwikkeling drie leeftijdsgroepen in de Leidse bevolking (aantallen 70 60 50 40 30 20 10 0 2012
*1000).
jonger dan 20
2020
20-64
2030
65+
55
Maatschappelijke trends Bijlage 3. Opleidingsniveau Van de bevolking van 15 tot en met 64 jaar heeft 44% in 2011 een hoog opleidingsniveau, dat is hoger dan in 2002. Het aandeel inwoners met een laag opleidingsniveau ligt rond de 21 à 23%, het aandeel met een middelbaar opleidingsniveau ligt rond de 33%. Terug naar de stad Steden en stedelijk wonen zijn weer populair na een tijd van suburbanisatie. Vooral steden met een aantrekkelijke (historische) binnenstad, een hoog voorzieningenniveau (waaronder cultuur) en een gunstige ligging. Leiden scoort op alle drie deze elementen goed. Het CBS voorspelt een trek van zo’n miljoen mensen naar de Randstad. Meer functiemenging Nieuwe technologische ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat werk, wonen, recreëren en zorgen (bijvoorbeeld voor kinderen) steeds minder aan vaste tijden en locaties onderworpen zijn. Dit heeft gevolgen voor het ruimtebeslag (functiescheiding vraagt meer fysieke ruimte) en voor het huidig en toekomstig karakter van veel woonwijken (meer functiemenging). Functiemenging heeft als voordeel dat het de sociale veiligheid versterkt (wonen boven winkels). Een compacte stad zorgt voor draagvlak onder de voorzieningen wat juist in deze tijden van crisis en bezuinigingen des te belangrijker is. Van dynamische woningmarkt naar statische woningmarkt Als gevolg van de crisis is de mobiliteit op de woningmarkt sterk teruggelopen. De belangstelling voor koopwoningen is sterk gedaald. Niet alleen door de strengere hypotheekvoorschriften maar ook omdat het kopen van een huis in deze tijden eerder lijkt bij te dragen aan het vergroten van schulden, dan aan vermogensvorming, zoals dat in de jaren hiervoor wel het geval was. De dalende huizenprijzen zijn hier debet aan. Ook de onzekerheid over de toekomstbestendigheid van de hypotheekrenteaftrek speelt een rol. Dit heeft als gevolg dat investeerders/ projectontwikkelaars terughoudender zijn geworden omdat afzet niet meer automatisch gegarandeerd lijkt. Daarbij is de verwachting dat de koopkracht de komende jaren daalt als gevolg van de recessie. Dit vraagt om consument gericht bouwen. Collectief particulier opdrachtgeverschap is een goed voorbeeld hiervan. Daarnaast willen wij zoeken naar andere, goedkopere en laagdrempeligere manieren om de vraag van de consument meer centraal te stellen. Verschuiving vraag Als gevolg van de crisis zijn de hypotheekvoorschriften sterk aangescherpt. Door de wens de staatschuld te verlagen staat de hypotheekrente aftrek onder druk. Gevoegd bij de dalende huizenprijzen geeft dit een verschuiving in de vraag van koop‐ naar huur en van duurdere woningen naar minder dure woningen te zien.
56
Bezuinigingen Zowel kabinet als gemeenten voelen zich genoodzaakt fors te bezuinigen en inkomsten te genereren. Dat betekent dat er veel minder middelen zijn voor investeringen in woningbouw en gebiedsontwikkeling, dat verhuurders van meer dan 10 woningen met een forse aanslag te maken krijgen en de investeringscapaciteit van corporaties, door deze en andere heffingen en maatregelen, flink is aangetast. Kleinschalige projecten De afgenomen investeringscapaciteit bij zowel gemeente, corporaties (vennootschapsbelasting, huurtoeslag, beperkingen staatsteun) als marktpartijen (verminderde afzetmogelijkheden) én de beperkte ruimte in Leiden vragen om een verkleining van de schaal van woningbouwprojecten. Groeiend belang van duurzaamheid In het woonbeleid kunnen wij in belangrijke mate bijdragen aan een duurzame toekomst door het stimuleren van energiebesparende maatregelen, het gebruik van duurzame materialen bij nieuwbouw en renovatie en door rekening te houden met de toekomstbestendigheid van huidige (hergebruik) en nieuwe bouwwerken. Globalisering en internationalisering Globalisering en internationalisering betekenen dat Leiden in haar woonbeleid rekening moet houden met een toenemende vraag naar woningen van vooral internationale studenten en kenniswerkers. Lokalisering Als reactie op globalisering zien wij tegelijkertijd dat de kwaliteit van de buurt en directe leefomgeving weer aan belang wint. Daarbij gaat het zowel om de aanwezigheid van voorzieningen (cultuur, welzijn, zorg, etc) als om “schoon, heel en veilig”. Nieuwbouw, renovatie en functiemenging moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, de kwaliteit van de woning zelf en de leefbaarheid. Reactie op bureaucratisering en schaalvergroting; De afgelopen periode heeft een sterke nadruk op verantwoording en schaalvergroting laten zien. Langzamerhand wint het inzicht terrein dat deze in een aantal gevallen in de praktijk hun doel (versterking effectiviteit en efficiency) voorbij zijn geschoten. Teveel aandacht voor regels en administratie kunnen belemmerend en kostenverhogend werken voor onderhoud en productie van woningen. Vandaar dat wij ons steeds willen blijven afvragen welke regels en voorschriften echt noodzakelijk zijn.
57