12
Leefbaarheid en veiligheid De mate waarin de woonomgeving als leefbaar en veilig wordt ervaren heeft invloed op hoe mensen zich voelen in de stad en op hun participatie. Daarbij is de tevredenheid met de woning en de verhuisgeneigdheid van belang. Deels hangen beide samen met de plek waar men woont. Ook het samenleven met buurtbewoners is van belang voor de perceptie van de woonomgeving. Leefbaarheid, sociale cohesie en veiligheid zijn de centrale thema’s in dit hoofdstuk.
118
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Kernpunten • De tevredenheid met de buurt krijgt een 7,3 als rapportcijfer. Geen enkele buurt heeft nog een onvoldoende. • Zes van de tien Amsterdammers vinden dat buurtbewoners goed omgaan met culturele en etnische verschillen. • Het vertrouwen in buurtgenoten is weer iets toegenomen, 55% heeft redelijk en 22% heeft veel vertrouwen in buurtgenoten. • De ervaren sociale cohesie is gelijk gebleven aan voorgaande jaren en de verschillen tussen stadsdelen zijn kleiner geworden. • De ervaren verloedering in de buurt is iets afgenomen, 23% van de Amsterdammers ervaart verloedering in de buurt. • De ervaren sociale veiligheid is in de afgelopen acht jaar verbeterd.
In 2012 ervaart 37% van de Amsterdammers algemene onveiligheid, 28% voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt. • Bewoners van Nieuw-West, Zuidoost en Noord voelen zich het vaakst onveilig. • Vanaf 2008 daalt het aandeel bewoners dat aangeeft slachtoffer te zijn van een delict. Deze daling stopt in 2011 en in 2012 is het gerapporteerde slachtofferschap met 43% gelijk aan 2011. • In 2012 is het aantal aangiften in Amsterdam ruim 93.500, een lichte stijging (+ 1,4%) ten opzichte van 2011. Vanaf 2000 tot 2009 was een constante daling te zien. • Bij driekwart van de buurten in Amsterdam komen de subjectieve en objectieve veiligheidsindex niet
In dit hoofdstuk komen aspecten van leefbaarheid en veiligheid aan de orde. Hoe denken bewoners over hun woonomgeving, hoe leven ze samen met buurtgenoten, ervaren ze overlast? De veiligheid in de stad wordt bekeken vanuit de subjectieve of ervaren veiligheid en de objectieve veiligheid in de vorm van aangiften en slachtofferschap.
overeen. Buurten die objectief veel veiliger zijn dan subjectief liggen veelal van het centrum af. Bewoners van buurten in het centrum vinden het juist veiliger dan de objectieve index weergeeft. • In 2012 werd 2,1% van de volwassenen verdacht van een delict, iets minder dan in 2011 (toen 2,3%). 4,5% van de jongeren werd verdacht. • De jeugdcriminaliteit is tussen 2007 en 2012 sterk gedaald. De sterkste daling is te zien in Nieuw-West, gevolgd door Noord en Oost. • Jongeren (12 t/m 24 jaar) die verdacht worden van een delict wonen relatief vaak in een eenoudergezin en zijn relatief vaak van Marokkaanse of Surinaamse afkomst.
Wonen, leefbaarheid en samenleven Tevredenheid met de buurt Amsterdammers zijn redelijk tevreden over hun buurt, zij geven in 2011 een 7,3 als rapportcijfer. Dit is gelijk aan 2009. Daarmee is een einde gekomen aan de stijgende lijn in de buurttevredenheid in Amsterdam. In 2001 lag de tevredenheid nog op 6,9.
Afb. 12.1 Tevredenheid met de buurt, 2011 (rapportcijfer)
6,0 – 6,5 6,5 – 7,0 7,0 – 7,5 7,5 – 8,0 8,0 en hoger
bron: WZS, Wonen in Amsterdam 2011 (bewerking O+S)
12 | Leefbaarheid en veiligheid
Afb. 12.2 Tevredenheid met de buurt, ontwikkeling 2001-2011 (rapportcijfer)
stijging 1,2 tot 1,6 stijging 0,9 tot 1,2 stijging 0,6 tot 0,9 stijging 0,3 tot 0,6 geen significante daling of stijging daling –0,3 tot –0,7
bron: WZS, Wonen in Amsterdam 2011 factsheet leefbaarheid
Het is wel voor het eerst dat alle buurten een voldoende scoren. In 2001 scoorden nog veertien buurten een onvoldoende, in 2009 alleen Overtoomse Veld nog. In 2011 krijgen alle buurten een voldoende. Met name de buurten rond de binnenstad, in de gordel ‘20-‘40 hebben de afgelopen tien jaar een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Daar bevinden zich buurten die met meer dan een heel punt gestegen zijn: de Indische Buurt West van een 5,4 naar een 7,0 en de Krommert-Zuid in de Baarsjes van een 5,5 naar eveneens een 7,0.1 In stadsdeel Noord gaan de buurten het minst mee met de positieve ontwikkeling in leefbaarheid.
Verwachte ontwikkeling van de buurt Buurtbewoners zijn redelijk positief over de verwachte ontwikkeling van hun buurt. Zij geven gemiddeld een 7,0. In het algemeen geldt: hoe hoger bewoners hun buurt waarderen, hoe positiever zij zijn over de toekomstige ontwikkelingen. Afbeelding 12.3 laat het verschil per buurt zien. In de groene gebieden verwachten de bewoners een positieve ontwikkeling, in de rode een negatieve. Buurten waar men relatief positief is over de toekomst van de buurt zijn bijna allemaal te vinden in de stadsdelen Oost en West. Het gaat om Bos en Lommer, de strook tussen het spoor en de ring A10 en delen van Westerpark en De Baarsjes. In Oost gaat het om de Indische buurt en delen van OudOost. Daarnaast zijn de bewoners van de IJplein/ Vogelbuurt in Noord relatief optimistisch over de toekomstige ontwikkeling van de buurt.
Buurten waar men negatiever is over de ontwikkeling van de buurt zijn meer te vinden aan de randen van de stad. In Zuidoost gaat het om Nellestein, Holendrecht/Reigersbos en Driemond. Verder gaat het om de buurten uit de jaren negen tig in Nieuw-West (De Aker, Nieuw-Sloten, De Eendracht), Osdorp-Oost (Nieuw-West) en in Noord Buikslotermeer en Tuindorp Buiksloot/Tuindorp Nieuwendam. In de andere stadsdelen gaat het om Betondorp, Frankendael (Oost) en BuitenveldertOost (Zuid). Ook drie buurten in Centrum en Zuid kleuren nog oranje, maar hier is de verwachte ontwikkeling met een 7,5 wel ruim op peil. Dit zijn buurten waar de buurtwaardering zeer hoog ligt. In 2009 kwamen Bijlmer-Centrum en Geuzenveld positief naar voren, hier waren de verwachtingen relatief hoog en in 2011 is deze verwachting ingelost: de tevredenheid met de buurt is hier iets gestegen.
Focusgebieden – hervorming stedelijke vernieuwing Voor de acht buurtcombinaties die er het minst goed voorstaan in de stad op het gebied van leefkwaliteit en sociaaleconomische positie van de bewoners is een focusaanpak stedelijke vernieuwing gestart. Dit betekent dat er verschillende actieprogramma’s worden uitgevoerd om de leefkwaliteit en de sociaaleconomische positie van de bewoners te verhogen. Het gaat om: • De Kolenkit • Slotermeer-Noordoost • Slotermeer-Zuidwest
119
120
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Afb. 12.3 Verschil tussen het rapportcijfer voor de buurt en de verwachte ontwikkeling van de buurt, 2011
zeer positief positief neutraal negatief zeer negatief
bron: WZS, Wonen in Amsterdam 2011 (bewerking O+S)
Verhuiswensen
• Volewijck • IJplein/Vogelbuurt • Nieuwendam-Noord • Bijlmer-Centrum • Holendrecht/Reigersbos Dit zijn buurten waar de tevredenheid over de buurt relatief gering is en bewoners relatief weinig vertrouwen hebben in de ontwikkeling van de buurt.2 In deze buurten worden verschillende projecten en acties ondernomen om onder andere de buurt te verbeteren en het vertrouwen van bewoners in hun buurt te verhogen. Opvallend is dat in de buurt waar de tevredenheid over de buurt het laagst is, de Kolenkitbuurt, het vertrouwen in de toekomst van de buurt relatief hoog ligt.
Afb. 12.4 Amsterdammers die zeker willen verhuizen, 2008, 2010 en 2012 (procenten) 30 % 25 20 15
Het aandeel huishoudens met verhuisplannen is sinds 2000 redelijk constant: een vijfde tot een bijna een kwart. In 2010 was dit aandeel voor het eerst onder de 20% gedaald. In 2012 is het percentage wederom gedaald, naar 18% (afb. 12.4). De terughoudendheid op de woningmarkt na het begin van de kredietcrisis (2008) is dus nog niet minder geworden. Met name in Centrum is de verhuisgeneigdheid sterk teruggelopen: slechts 7% geeft hier aan te willen verhuizen (tegenover 18% in 2008). Bij de andere stadsdelen varieert het tussen de 14% (Zuidoost) en 22% (Noord). Met name in de woonmilieus met een lage sociaaleconomische status is de wens om te verhuizen gebleven. In het woonmilieu transitie is dat voor 25% van de bewoners het geval en in verbinding voor 22%. Deze woonmilieus liggen vaak in herstructureringsgebieden. In de nieuwbouwgebieden (rond de 12%) en de welgestelde delen van de binnenstad (welgesteld stedelijk: 12%; centrum/centrumrand: 15%) is de verhuisgeneigdheid beperkt. Opvallend is de daling in verhuisgeneigdheid in dorp en stadsrand, van 18% in 2010 naar 6% in 2012. Voorts blijkt dat met name mensen met een middelbare opleiding, niet-alleenstaanden en 18- t/m 34-jarigen een sterkere verhuisgeneigdheid hebben.
10 5 0 Nieuw-West
West
Noord
2008
2010
2012
Zuidoost
Oost
Centrum
Zuid
Amsterdam
Vergeleken met voorgaande jaren zijn de redenen om te willen verhuizen niet veel veranderd. De kwaliteit van de woning blijft de belangrijkste reden (36%), gevolgd door (veranderde) omstandigheden in het huishouden (18%). Redenen die te maken hebben met de buurt (zoals de ervaren sfeer en overlast)
121
12 | Leefbaarheid en veiligheid
tevredenheid met de buurt
Afb. 12.5 Samenhang leefbaarheidfactoren (op individueel niveau) met tevredenheid met de buurt
sociaal
tevredenheid fysieke woonomgeving
veilig voelen
aanbod tevredenvan heid voorzieningen woning
tevredenheid mate van menging leefstijl
tevredenheid mate van menging leeftijd
tevredenheid openbare ruimte
tevredenheid mate van menging etniciteit
overlast
bron: WZS/O+S, Wonen in Amsterdam 2009, leefbaarheidsrapportage
namen in voorgaande jaren iets af in belang; in 2012 zijn ze ongeveer even belangrijk als in 2010.
Leefbaarheid: fysiek en sociaal Sociale omgang in de buurt belangrijkste peiler voor leefbaarheid Hoe tevreden Amsterdammers met hun buurt zijn hangt sterk samen met hun waardering van de sociale omgang in de buurt. Des te beter de sociale omgang, des te hoger de leefbaarheid. Het gaat dan om de omgang tussen buurtbewoners, de sfeer in de buurt en het vertrouwen in de buurt. Ook de fysieke woonomgeving bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid. Hoe tevredener iemand is met de woningen in de buurt, de inrichting van de woonomgeving en het groen, hoe hoger het totaaloordeel over de buurt. Het gevoel van veiligheid draagt eveneens bij aan de leefbaarheid, zij het minder. Hoe veiliger iemand zich voelt, hoe hoger de tevredenheid over de buurt. Op buurtniveau speelt de sociaaleconomische status een rol. Hoe lager die status, hoe lager de tevredenheid over de buurt.
Wat bepalend is voor de leefbaarheid in een buurt vertoont ruimtelijke verschillen. Zo is het aanbod van voorzieningen binnen de ring een belangrijker factor inzake leefbaarheid dan erbuiten. Buiten de ring speelt de sociale factor juist een veel grotere rol.3 Hieronder wordt ingegaan op de volgende bepalende aspecten van leefbaarheid: woning, voorzie ningen, sociale aspecten en beheer van de buurt.
Meeste Amsterdammers tevreden met hun woning Gemiddeld waarderen Amsterdammers hun woning met een ruime voldoende: 7,5. Dit is in 2011 voor het eerst gelijk gebleven aan de vorige meting, vóór 2009 was er sprake van een gestage stijging van de tevredenheid over de woning. Vooral mensen met een koopwoning zijn tevreden, zij geven een 8,2. Dit is door de jaren heen gelijk gebleven. Wat de huurwoningen betreft: de waardering voor corporatiewoningen steeg van een 6,7 in 2001 naar een 7,0 in 2007 en sindsdien schommelt de waardering tussen 6,9 en 7,0. Bewoners van particuliere huurwoningen gaven in 2001 een 6,7 en nu een 7,4. De waardering in deze sector steeg tussen 2009 en 2011 van 7,2 naar 7,4.
Afb. 12.6 Rapportcijfer voor de woning per stadsdeel alleen huurwoningen, 2001-2011 corporatiewoningen
particuliere huurwoningen
8
8
7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0 Centrum 2001
Zuid 2003
Oost 2005
West 2007
Zuidoost 2009
NieuwWest 2011
Noord
0
Centrum
Zuid
Oost
West
Zuidoost
NieuwWest
Noord
bron: WZS, Wonen in Amsterdam 2001-2011 (bewerking O+S)
122
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Afb. 12.7 Beoordeling aanbod aan winkels in de buurt, 2011 (rapportcijfers)
tot 6,0 6,0 – 7,0 7,0 – 8,0 8,0 en hoger
bron: WZS, Wonen in Amsterdam 2011 (bewerking O+S)
In de stadsdelen Centrum, Zuid, Oost en West nam zowel de tevredenheid over corporatiewoningen als die over particulier verhuurde woningen toe. In Zuidoost, Nieuw-West en Noord schommelt de tevredenheid in beide sectoren en zien we geen eenduidige stijging. Dit is opvallend, omdat met name in Zuidoost en Nieuw-West veel is geïnvesteerd in de corporatiewoningen. Dit heeft dus (nog) geen directe invloed gehad op de tevredenheid over deze woningen.
Aanbod aan voorzieningen Goede voorzieningen leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid in een buurt. Met name winkels zijn daarin belangrijk. De winkels in een buurt worden met een 7,1 redelijk goed beoordeeld. Er zijn buurten waar de bewoners
Afb. 12.8 B eoordeling betrokkenheid buurtbewoners bij de buurt, 2001-2011 (rapportcijfers) 7 6 5 4 3 2
Bewoners zijn weinig tevreden over de parkeergelegenheid in hun buurt. Gemiddeld waarderen zij dit met een 6,3. Dit is overigens wel een verbetering, in 2005 was dit nog een 5,9. In Centrum is men het minst tevreden over het parkeren in de buurt, maar ook daar nam de tevredenheid iets toe: van een 5,3 naar een 5,5. Het openbaar vervoer in de buurt wordt beter beoordeeld dan het parkeren, met een 7,7 zijn bewoners daar redelijk tevreden mee. Dit verschilt ook weinig tussen de stadsdelen. In Noord is de waardering het laagst, met een 7,4, in West het hoogst met een 7,9.
Betrokkenheid buurtbewoners
1 0
zeer tevreden zijn over het winkelaanbod en waar rapportcijfers hoger dan een 8 worden gegeven. Dit zijn bijvoorbeeld de winkelgebieden bij uitstek in het Centrum, maar ook de Pijp, Oud-West, de Dapperbuurt in Oost en Buikslotermeerpleinbuurt in Noord. Buurten waar bewoners ronduit ontevreden zijn over het winkelaanbod zijn te vinden in de buitengebieden: Driemond (2,7), Waterland (3,6), Nellestein (4,5), De Omval en Betondorp in Oost (4,8 resp. 5,0) en De Eendracht (4,9) in Geuzenveld. Voor Driemond, Waterland, Nellestein en Betondorp geldt overigens dat de totale waardering voor de buurt wel hoog is. Een matig winkelaanbod leidt dus niet direct tot een lagere leefkwaliteit.
Centrum 2001
Zuid 2003
Oost 2005
West 2007
Noord 2009
Zuidoost
Nieuw-West
2011
bron: WZS, Wonen in Amsterdam 2001-2011 (bewerking O+S)
De mate waarin Amsterdammers vinden dat buurtbewoners betrokken zijn bij de buurt is door de jaren heen langzaam gestegen. Toch zijn de rapportcijfers nog altijd laag, gemiddeld een 6,2 in 2011 (in 2001 was dit een 5,6). West ging er het meest op voor-
123
12 | Leefbaarheid en veiligheid
uit: van een 5,2 in 2001 naar een 6,2 in 2011. Ook in Oost was er een sterke vooruitgang, van 5,6 naar 6,3. In Noord was er tot 2005 een afname aan ervaren betrokkenheid van bewoners, maar deze negatieve trend lijkt te zijn gekeerd. In Nieuw-West is sinds 2007 sprake van een toename aan betrokkenheid. Hier ligt de ervaren betrokkenheid, samen met die in Zuidoost, nog wel op het laagste niveau van de stad (5,9).
Zes van de tien Amsterdammers hebben wekelijks contact met de buren De meerderheid van de Amsterdammers, zes van de tien (58%), heeft minimaal eenmaal per week contact met de buren. Het percentage ligt iets lager dan in 2010 (61%), maar hoger dan in 2008 en 2006 (beide 55%). Amsterdammers van middelbare (68%) en hogere leeftijd (64%), gezinnen met kinderen (70%) en mensen van Marokkaanse herkomst (67%), geven aan vaker frequent contact te hebben. In de nieuwbouwmilieus transformatie en groen en water ligt het burencontact boven de 70%. Ook in de vergrijsde tuinstad is het contact relatief hoog (65%). De groep bewoners die zelden of nooit contact met de buren heeft nam af. In 2000 was dit nog 18%, in 2006 17%, in 2008 14% en in 2010 10%. In 2012 is het niet meer gedaald (11%). Ruim een kwart van de Amsterdammers (28%) heeft wekelijks contact met andere buurtgenoten dan de buren. In 2010 was dit hoger (33%), maar daarvoor lag het ook lager (29% in 2008). Ook de groep die zelden tot nooit contact heeft met andere buurtbewoners dan de buren ligt op 30% (27% in 2010, 33% in 2008).
Omgang met verschillen in de buurt Een meerderheid (61%) van de Amsterdammers vindt dat buurtbewoners met verschillende etnische of culturele achtergrond goed tot zeer goed met elkaar omgaan. Bijna een kwart (23%) vindt de omgang matig, een kleine groep, 6%, vindt de omgang slecht tot zeer slecht. Met name jonge mensen zijn positief over de omgang met elkaar (18- t/m 34-jaar: 67% goed, 55-plussers: 52% goed). In stadsdeel Centrum is men het meest te spreken over de omgang met elkaar, 77% vindt dit goed. Ook in Oost en Zuidoost is men positief over de omgang met verschillen in de buurt. In Nieuw-West en Noord is men minder positief. Hier geeft een grote groep (30%) aan dat de omgang matig is. In Nieuw-West geeft daarnaast nog 11% aan dat die slecht is. De verschillen tussen de woonmilieus zijn aanzienlijk: in transitie en verbinding vindt 30% de omgang matig, iets meer dan 50% vindt de omgang goed. In dorp en stadsrand en nieuwbouw groen en water ligt het aandeel dat de omgang in de buurt goed vindt boven de 70%.
Vertrouwen in buurtgenoten Bijna acht op de tien Amsterdammers hebben redelijk (55%) tot veel (22%) vertrouwen in hun buurtgenoten. Hiermee is het vertrouwen in buurtgenoten iets
Afb. 12.9 O ordeel over hoe mensen met een verschillende etnische of culturele achtergrond met elkaar omgaan in de buurt, 2012 (procenten) (zeer) goed
matig (zeer) slecht
weet niet
Centrum
77
14
0
9
West
60
25
5
11
Nieuw-West
53
30
11
6
Zuid
56
19
7
19
Oost
65
22
5
9
Noord
55
30
6
9
Zuidoost
64
27
3
7
Amsterdam
61
24
6
10
toegenomen ten opzichte van 2010 (van 73% naar 77%, zie afb. 12.10). De sterkste stijging heeft zich voorgedaan in Centrum, Oost en West. In Centrum is het vertrouwen, evenals in voorgaande jaren, het grootst (94%), gevolgd door Zuid (84%). In NieuwWest (67%), Zuidoost en Noord (beide 68%) is het vertrouwen het laagst. In Nieuw-West is het vertrouwen het sterkst afgenomen, maar het ligt nog wel ruim boven het lage percentage van 2008 (toen 63%). Voorts bestaan er verschillen tussen het vertrouwen in buurtgenoten naar opleidingsniveau en arbeidsparticipatie. Hoger opgeleiden hebben meer vertrouwen in hun buurtgenoten, net als mensen met betaald werk. In de woonmilieus transitie en verbinding (met een lage sociaaleconomische status) ligt het vertrouwen het laagst, maar in deze milieus heeft zich in de periode 2010-2012 wel een stijging voorgedaan: ongeveer twee op de drie bewoners heeft daar nu redelijk of veel vertrouwen in buurtgenoten, tegenover 60% in 2010. In centrum en centrumrand en welgesteld stedelijk is de toch al hoge mate van vertrouwen verder toegenomen: van zo’n 80% naar 90% in 2012. In water en groen en transformatie, dorp en suburb is de mate van vertrouwen in buurtgenoten stabiel gebleven (75-80%).
Afb. 12.10 V ertrouwen in buurtgenoten naar stadsdelen, 2008, 2010 en 2012 (percentage redelijk/veel vertrouwen) Centrum Zuid Oost West Nieuw-West Noord Zuidoost
Amsterdam 0
20 2008
2010
40
60
80
% 100
2012 bron: WZS, Wonen in Amsterdam 2001-2011 (bewerking O+S)
124
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Sociale cohesie De ervaren sociale cohesie wordt bepaald aan de hand van de volgende zes stellingen: • De mensen in deze buurt kennen elkaar nauwelijks. • De mensen in deze buurt gaan op een prettige manier met elkaar om. • Ik woon in een (gezellige) buurt waar veel saamhorigheid is. • Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen. • Ik heb veel contact met mijn directe buren. • Ik ben tevreden met de bevolkingssamenstelling van deze buurt. Respondenten konden aangeven of zij het hier helemaal mee eens waren, mee eens, niet mee eens/niet mee oneens, mee oneens of helemaal mee oneens. De antwoorden zijn daarna omgezet naar een cohesieschaal van 1 tot 10. Deze schaal bleef in 2012 ten opzichte van 2010 onveranderd: 6,2. Ook voor de verschillende stadsdelen zien we weinig fluctuaties over de jaren. Wel valt op dat de sociale cohesie in Nieuw-West relatief laag is. In de woonmilieus dorp en Amsterdamse suburb en het nieuwbouwmilieu water en groen is de cohesie het hoogst (6,7 resp. 6,6). In transitie en verbinding, die voornamelijk uit buurten met een lage sociaal-
Afb. 12.11 G emiddelde score op sociale cohesie naar
economische status bestaan, is de sociale cohesie geringer (5,8). Wanneer we kijken naar herkomst, dan valt op dat Marokkaanse Amsterdammers de sterkste cohesie voelen (6,5). Amsterdammers van Nederlandse herkomst scoren met een 6,2 gemiddeld en Amsterdammers van overige westerse herkomst scoren het laagst (5,8). De ervaren sociale cohesie hangt samen met een aantal factoren. Zo ervaren ouderen meer cohesie dan jongeren, en ervaren mensen met kinderen meer cohesie dan mensen zonder kinderen. Ook voelen mensen die vaker contact hebben met de buren meer cohesie dan zij die dat minder vaak of niet hebben. Ook Amsterdammers die hun buren vertrouwen, ervaren meer sociale cohesie. Voor opleiding zien we geen duidelijk verband, behalve dat ongeschoolden hoger scoren op sociale cohesie dan mensen die wel een opleiding hebben gevolgd.
Inzet voor buurt of stad Ruim eenvijfde van de Amsterdammers heeft zich de afgelopen twaalf maanden ingezet voor een kwestie in de buurt of de stad (21%). Dit is iets meer dan in 2008 en 2010 (beide 18%). De inzet in de verschillende stadsdelen fluctueert over de jaren heen. Bewoners in Centrum (33%) en Noord (24%) zetten zich in 2012 hiervoor vaker in dan gemiddeld en hun participatie nam ook toe. In West en Zuidoost zette men zich iets minder vaak in dan gemiddeld in de stad (17% resp. 18%).
stadsdelen, 2008, 2010 en 2012 (hoe hoger,
Minder ervaren verloedering en minder vuil op straat
des te meer sociale cohesie) stadsdeel
2008
2010
2012
Centrum
6,4
6,6
6,4
West
5,9
6,0
6,1
Nieuw-West
5,6
5,7
5,6
Zuid
6,3
6,5
6,2
Oost
6,1
6,2
6,2
Noord
5,9
6,2
6,2
Zuidoost
6,3
6,2
6,2
Amsterdam
6,0
6,2
6,1
Afb. 12.12 O ntwikkeling verloedering naar stadsdelen, 2008,
Verloedering wordt veel gebruikt als indicator voor leefbaarheid. De percentages in afbeelding 12.12 geven het aantal keren weer dat ‘vaak’ is geantwoord op vragen naar het vóórkomen van bekladding van muren en gebouwen, rommel op straat, hondenpoep en vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes. Dan zien we dat de ervaren verloedering licht afneemt. In 2008 ervoer nog 26% ‘vaak’ verloedering, in 2012 23%. In bijna alle stadsdelen is de verloedering afgenomen; in Centrum is die gelijk gebleven. De afname is het sterkst in Zuidoost, Noord en Oost (zie afb. 12.12).
2010 en 2012 (gemiddeld percentage dat ‘vaak’ antwoordt op vier aspecten van verloedering) stadsdeel
Leefbaarheidsindex4
2008
2010
2012
Centrum
27
25
25
West
26
25
24
Nieuw-West
28
26
25
Zuid
21
21
20
Oost
24
23
18
Noord
32
34
29
Zuidoost
27
30
23
Amsterdam
26
25
23
bron: O+S/Veiligheidsmonitor
Een openbare ruimte die schoon, heel en veilig is draagt bij aan de leefbaarheid van de buurt en het verminderen van gevoelens van onveiligheid. Daarom is in het Programakkoord Amsterdam 2010-2014 opgenomen dat de leefbaarheid van de Amsterdamse buurten gemonitord moet worden met een leefbaarheidsindex. Op verzoek van de directie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) van de gemeente Amsterdam heeft O+S deze leefbaarheidsindex ontworpen. De leefbaarheidsindex bestaat uit drie deelindexen, die elk uit acht indicatoren
12 | Leefbaarheid en veiligheid
Afb. 12.13 Items leefbaarheidsindex Amsterdam per deelindex (gegevens afkomstig uit Veiligheidsmonitor) fysiek
overlast
sociaal
1. bekladding muren/gebouwen
1. overlast zwervers en daklozen
1. gezellige buurt, saamhorigheid
2. rommel op straat
2. overlast door horecagelegenheden
2. prettige omgang bevolkingsgroepen
3. onderhoud wegen/paden/pleintjes
3. dronken mensen op straat
3. huissleutel toevertrouwen buren
4. onderhoud perk/plantsoen/park
4. drugsoverlast
4. thuis voelen bij mensen in buurt
5. hondenpoep
5. overlast door omwonenden
5. spanning door overlast jongeren
6. beoordeling leefbaarheid
6. overlast door groepen jongeren
6. spanning door (niet) schoonhouden
7. oordeel speelplekken kinderen
7. parkeeroverlast
7. niet positief denken bevolkingsgroepen
8. oordeel voorzieningen jongeren
8. geluidsoverlast door verkeer
8. spanningen buurtgenoten andere cultuur bron: O+S/Veiligheidsmonitor
bestaan (afb. 12.13). De indicatoren komen uit de Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland, die jaarlijks onder Amsterdammers wordt afgenomen. De leefbaarheidsindex betreft de wijze waarop bewoners de leefbaarheid in hun buurt ervaren. Het gaat dus om een subjectieve index. Het bronjaar van de leefbaarheidsindex is 2010 (index 100). De scores op de 24 verschillende indicatoren zijn per indicator geïndexeerd door te delen door de gemiddelde waarde in 2010.5 De indexcijfers worden per buurt gepresenteerd met toevoeging van de kleuren rood, oranje, lichtgroen en donkergroen. De kleuren laten zien hoe de leefbaarheid van de buurt zich verhoudt tot de gemiddelde buurt in Amsterdam in 2010.6 De meest actuele gegevens over de leefbaarheid in Amsterdamse buurten komen uit de Amsterdamse
Veiligheidsmonitor over het gehele jaar 2012. Afbeelding 12.14 geeft per buurt7 de leefbaarheidsindex van 2012 weer. Buurten waar de leefbaarheidsindex hoog is, dus de leefbaarheid slecht, bevinden zich vooral in de stadsdelen Nieuw-West en Noord. In Zuid en Centrum (uitgezonderd de Wallen) is de leefbaarheidsindex juist laag, dus de leefbaarheid goed. Afbeelding 12.15 laat zien in welke tien Amsterdamse buurten bewoners de leefbaarheid het slechtst beoordelen, waar de leefbaarheidsindex dus het hoogst is. Bewoners van de Burgwallen-Nieuwe Zijde (stadsdeel Centrum) ervaren in 2012 de minste leefbaarheid (index 117). Dit komt vooral door een hoge overlast index. In de top 10 staat nog een buurt uit Centrum, drie buurten uit Nieuw-West, twee buurten uit Noord, twee buurten uit Oost en één buurt uit West.
Afb. 12.14 Leefbaarheidsindex, 2012 (hoe hoger de index, des te slechter de leefbaarheid)
heel laag laag hoog heel hoog
bron: O+S/Veiligheidsmonitor
125
126
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Afb. 12.15 Top 10 buurten met de hoogste leefbaarheidsindex, 2012 leefbaarheidsindex
fysieke index
overlastindex
sociale index 103
Burgwallen-Nieuwe Zijde
A01
117
115
133
Burgwallen-Oude Zijde
A00
115
117
134
93
Volewijck
N60
113
121
109
108
Van Galenbuurt
E41
111
108
115
110
Nieuwendam-Noord
N68
110
119
98
115
Geuzenveld/Spieringhorn
F78(F75)
110
118
100
114
Osdorp-Midden
F82
110
107
108
115
Indische Buurt West
M31
110
110
110
109
Slotermeer-Zuidwest
F77
109
111
107
109
Dapperbuurt
M29
109
103
119
105
bron: O+S/Veiligheidsmonitor
De leefbaarheidsindex verschilt van de leefbaarheid gedefinieerd vanuit de tevredenheid van bewoners met de buurt. Dit komt met name door het onderdeel ‘overlast’. Een aantal buurten komt negatief, of minder positief, uit de leefbaarheidsindex naar voren, omdat deze buurten enige overlast kennen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Burgwallen, De Pijp en delen van West en Oud-Oost. Hoewel er wel sprake is van overlast in deze buurten, zijn bewoners er wel tevreden met hun buurt.
Afb. 12.16 Onveiligheidsgevoelens in Amsterdam, 2004-2012 (procenten) 45
%
40 35 30 25 20 15 10 5 0 2004
2005
2006
voelt zich wel eens onveilig
2007
2008
2009
2010
2011
2012
voelt zich wel eens onveilig in eigen buurt bron: O+S /Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland
Onveiligheidsbeleving, ervaren overlast en ervaren criminaliteit Minder Amsterdammers voelen zich onveilig De ervaren sociale veiligheid in Amsterdam is in de afgelopen acht jaar verbeterd. Hoewel men spreekt van veiligheid, is de gebruikelijke benadering vaak het tegenovergestelde. Het gaat niet om hoe veilig, maar om hoe onveilig men zich voelt. In 2004 voelde ruim 40% van de Amsterdammers zich wel eens onveilig, in 2012 daalde dit naar 37%.8 Een fenomeen dat ook landelijk te zien is, is dat mensen zich veiliger voelen in de eigen buurt dan in het algemeen. In 2012 gaf 37% van de Amsterdammers aan zich wel eens onveilig te voelen, 28% gaf aan zich wel eens onveilig te voelen in zijn of haar buurt. Als het gaat om algemene veiligheid denkt men al snel aan veel meer dan veiligheid alleen. Veiligheid kan dan ook worden opgevat als een semantisch sleepnet voor problemen die variëren van terrorisme tot vervuiling en van overlast tot georganiseerde misdaad.9 Dit wordt ook wel de ‘geuite’ angst genoemd, wat symbool staat voor alle mogelijke sociale problemen.10 De geuite angst houdt niet zozeer de angst in om zelf slachtoffer van criminaliteit te worden als wel de zorgen om criminaliteit en veiligheid in het algemeen. Veiligheid in de eigen buurt raakt veel meer de ‘ervaren’ angst. Ervaren angst wordt bepaald door de directe omgeving, criminaliteit en de persoonlijke kwetsbaarheid.
Afb. 12.17 B ewoners die zich wel eens onveilig voelen naar politieregio en Nederland,
Vergeleken met andere Europese landen, voelen Nederlanders zich veilig. In The European Social Survey wordt gevraagd hoe onveilig men zich voelt in het donker alleen op straat in de buurt. In 2008 gaf 18% van de Nederlanders aan zich in deze situatie onveilig te voelen, tegen 30% gemiddeld in Europa.11
2008-2011 (procenten) 40
%
35 30 25 20 15 10 5 0
Nederland
2008
Utrecht
2009
2010
RotterdamRijnmond 2011
Haaglanden
AmsterdamAmstelland
bron: Integrale Veligheidsmonitor 2011/CBS
Voor de landelijke vergelijking moet er worden gekeken naar het jaar 2011. Volgens de Veiligheids monitor Amsterdam-Amstelland voelde 38% van de Amsterdammers zich in 2011 wel eens onveilig, in Nederland was dit volgens de landelijke Veiligheidsmonitor met 25% een stuk lager. Ook wanneer we kijken naar de politieregio AmsterdamAmstelland voelen relatief veel bewoners zich in
127
12 | Leefbaarheid en veiligheid
vergelijking met heel Nederland onveilig. In 2011 gaf 35,5% in de landelijke Veiligheidsmonitor aan zich wel eens onveilig te voelen. Dit is duidelijk hoger dan in de politieregio’s van de andere drie grote gemeenten: in de politieregio Rotterdam-Rijnmond voelde 30,2% zich wel eens onveilig, in Haaglanden 30,3% en in de regio Utrecht 27,5%. De onveiligheidsgevoelens in Amsterdam-Amstelland laten – net als de drie anderen grote gemeenten en heel Nederland – een kleine verbetering zien ten opzichte van het jaar daarvoor. Binnen de zeven stadsdelen van Amsterdam zijn de onveiligheidsgevoelens van de bewoners van NieuwWest, Zuidoost en Noord het hoogst (afb. 12.18). Afb. 12.18 O nveiligheidgevoelens in de buurt (wel eens),
sinds 2008 onveranderd. Nieuw in de top 5 in 2012 is inbraak in woningen. Te hard rijden is uit de top 5 verdwenen.
Ervaren criminaliteit: slachtofferschap na daling stabiel In 2012 geven vier op de tien Amsterdammers (43%) aan dat ze in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer zijn geworden van een misdrijf. Dit is gelijk aan het jaar daarvoor. De respondenten zijn dertien soorten misdrijven voorgelegd, die onder drie categorieën vallen: vermogensdelicten, geweldsdelicten en vandalisme (zie kader). De meeste misdrijven waarvan bewoners slachtoffer zijn geworden betreffen een vermogensdelict (29%) of vandalisme (23%, zie afb. 12.19). Slachtofferschap van geweldsdelicten komt minder vaak voor (8%).
2008, 2011 en 2012 (procenten) stadsdeel
2008
2011
2012
Nieuw-West
32,1
36,9
32,6
Zuidoost
30,3
34,2
30,9
Noord
27,3
30,2
31,3
West
29,2
29,6
28,5
Oost
29,0
27,9
25,9
Zuid
21,6
19,4
21,3
Centrum
25,1
24,7
23,8
Amsterdam
27,6
28,7
27,5
Vermogensdelicten (8) (Poging tot) inbraak, fietsdiefstal, diefstal van en uit de auto, zakkenrollerij (met en zonder geweld), overige diefstal. Geweldsdelicten (3) Seksuele delicten, mishandeling, bedreiging. Vandalisme (2) Beschadiging auto, iets vernield of beschadigd.
bron: O+S/Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland
Ervaren overlast; kwart ervaart rommel op straat Ervaringen met overlast bepalen mede hoe veilig bewoners een buurt vinden. Overlast betreft volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling gedragingen die op zichzelf niet strafbaar zijn (bijvoorbeeld rondhangen van jongeren, onbeleefdheden, rondslingerend vuil of scheldpartijen), maar die wel als hinderlijk worden ervaren. Overlast is daarmee een subjectief begrip. Wat de één als overlast ervaart, is dat voor de ander niet. Bovendien hoeft een bepaald soort gedrag in bepaalde omstandigheden niet als overlast te worden ervaren, terwijl dat in andere omstandigheden wel het geval kan zijn. Er is een duidelijk verband tussen overlast, verloedering en criminaliteit. Overlast en verloedering sporen crimineel gedrag aan doordat men denkt dat er in een buurt weinig sociale controle bestaat en de pakkans dus klein is. Hierdoor zorgt verloedering voor hogere criminaliteit. Deze theorie staat ook wel bekend als de broken window-theorie. Door de veronderstelde samenhang tussen overlast en criminaliteit ontstaat er ook steeds meer discussie over het strafbaar maken van bepaalde soorten overlastgedrag.
Bewoners van Amsterdam zijn vaker slachtoffer van een misdrijf dan bewoners uit de Amstelland gemeenten (43% versus 27-36%). Binnen Amsterdam ligt het aandeel slachtoffers hoger in de stadsdelen West (49%) en Zuid (48%) dan in de andere stads delen (28-44%). Vanaf 2008 daalt het aandeel bewoners dat aangeeft slachtoffer te zijn geworden van een delict. De daling stopt in 2011 en in 2012 is het gerapporteerde slachtofferschap gelijk aan 2011. Wel zijn er ontwikkelingen binnen de stadsdelen. De vermogensdelicten zijn toegenomen in Zuid (van 29% in 2011 naar 34% in 2012) en Nieuw-West (van 21% naar 23%). Vandalisme is toegenomen in West (van 22% naar 26%). In Nieuw-West namen de geweldsdelicten af met 3%, in Noord daalde het percentage vermogens delicten (–4%) en in Zuidoost de vermogens- en geweldsdelicten (–6% resp. –2%).
Afb. 12.19 G erapporteerd slachtofferschap in de politieregio Amsterdam-Amstelland, 2008-2012 (procenten)
Rommel op straat zorgt bij de bewoners van Amsterdam voor de meeste overlast en wordt dan ook aangewezen als belangrijkste buurtprobleem in 2012 (25%). Op grote afstand volgen overlast van groepen jongeren (13%), inbraak in woningen (12%), hondenpoep (11%) en parkeeroverlast (11%). De top 2 (rommel en overlast van groepen jongeren) is
2008
2009
2010
2011
2012
vermogensdelicten
29,5
28,5
28,2
27,5
28,6
geweldsdelicten
13,6
10,1
9,0
9,3
8,2
vandalisme
27,0
24,9
23,9
22,8
23,4
totaal
46,8
45,7
44,3
43,0
43,1
bron: O+S/Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland
128
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Criminaliteit
respectievelijk 91. De politieregio Utrecht zit met 69 het eerst sinds jaren onder het Nederlandse gemiddelde van 72.
Aantal aangiften na daling licht gestegen In 2012 is bij het politiekorps Amsterdam-Amstelland ruim 93.500 keer aangifte gedaan. Al tien jaar lang is te zien dat ongeveer 90% van al deze aangiften wordt gedaan in Amsterdam, de overige 10% vindt plaats in de overige gemeenten in het district. Het totaal aantal aangiften in de regio AmsterdamAmstelland is in 2012 met 1,1% licht gestegen ten opzichte van 2011, in alleen de stad Amsterdam is een stijging te zien van 1,4% vergeleken met 2011. Vanaf 2000 was een constante daling te zien van het aantal aangiften in zowel Amsterdam als AmsterdamAmstelland. Deze daling hield in 2009 op. De stijging in Amsterdam zit voornamelijk in de toename van het aantal aangiften van zakkenrollerij. In 2011 waren er 6.320 aangiften, in 2012 steeg dit met 37% naar 8.648. Ook het aantal aangiften van woninginbraak is sterk gestegen: van 5.216 in 2011 naar 5.756 in 2012 (10%).
Daling aantal geregistreerde misdrijven Het aantal geregistreerde misdrijven is in de politieregio Amsterdam-Amstelland hoger dan in de andere drie grote steden. Per 1.000 inwoners worden in Amsterdam-Amstelland 117 misdrijven geregistreerd. Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond volgen met 92
Afb. 12.20 Opgenomen aangiften Amsterdam en Amsterdam-Amstelland, 2000-2012 140
x 1.000
120 100 80 60 40 20 0 2000
2001
2002
2003
2004
Amsterdam-Amstelland
2005
2006
2007
Amsterdam
2008
2009
2010
2011
2012
bron: politie Amsterdam-Amstelland
Afb. 12.21 Geregistreerde misdrijven bij politieregio’s per 1.000 inwoners, 2005-2011 140 120 100 80 60 40 20 0 2005
2006
Amsterdam-Amstelland Haaglanden
2007
2008 Rotterdam-Rijnmond Nederland
2009
2010
2011
Utrecht bron: CBS
In de politieregio’s Amsterdam-Amstelland en Utrecht is vanaf 2005 een daling te zien van het aantal geregistreerde misdrijven per 1.000 inwoners. Dit is gelijk aan de ontwikkeling van het gemiddelde van Nederland. De politieregio’s Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden laten vanaf 2005 sterke schommelingen zien.
Objectieve en subjectieve veiligheidsindex Om aan de veelheid van veiligheidscijfers (onveiligheidsbeleving, ervaren overlast, ervaren criminaliteit en aangiften) betekenis te geven, berekent O+S sinds 2003 zowel de objectieve als de subjectieve Amsterdamse veiligheidsindex. Beide indexen geven de veiligheid op buurtcombinatieniveau weer en zijn digitaal te raadplegen via www.amsterdam.nl/veiligheid en www.os.amsterdam.nl. De objectieve index bestaat uit politiecijfers en slachtofferschappen. De subjectieve index bestaat uit de beleving van Amsterdammers, waaronder hoe veilig men zich voelt in de buurt en welke buurtproblemen er spelen. Het slachtofferschap, de onveiligheidsbeleving en de buurtproblemen van Amsterdammers worden gehaald uit de Veiligheidsmonitor die O+S jaarlijks onder tienduizend Amsterdammers afneemt. In 2012 is de algehele score voor de objectieve veiligheid 70, wederom een verbetering ten opzichte van het voorgaande jaar. De daling wordt veroorzaakt door de daling op vier van de zeven elementen: geweld, vandalisme, verkeer en drugs. De elementen diefstal en overlast zijn gelijk gebleven, het element inbraak is licht gestegen ten opzichte van 2011. De subjectieve index is in de afgelopen jaren, net als de objectieve index, sterk gedaald. In 2012 is de algehele score voor de subjectieve veiligheid 73. De objectieve en de subjectieve veiligheid komen vaak niet overeen. Criminaliteit en onveiligheids gevoelens zijn niet hetzelfde. Feitelijke criminaliteit speelt maar een beperkte rol bij veiligheidsgevoelens. Bij driekwart van de 78 buurten in Amsterdam die een indexscore krijgen, komen de subjectieve indexscore en de objectieve indexscore niet overeen. Buurten die objectief veel veiliger zijn dan subjectief liggen veelal verder van het centrum af. Dit komt overeen met de verschillen in veiligheidsbeleving, in afbeelding 12.24 is te zien dat bewoners van de drie stadsdelen aan de rand van Amsterdam (Nieuw-West, Noord en Zuidoost) zich duidelijk onveiliger voelen dan bewoners van de overige stadsdelen. In het centrum van Amsterdam liggen veel buurten die door bewoners veiliger worden gevonden dan dat de objectieve index weergeeft.
12 | Leefbaarheid en veiligheid
Afb. 12.22 Objectieve veiligheidsindex Amsterdam, 2012
veilig relatief veilig relatief onveilig onveilig
bron: O+S
Afb. 12.23 Subjectieve veiligheidsindex Amsterdam, 2012
veilig relatief veilig relatief onveilig onveilig
bron: O+S
129
130
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Afb. 12.24 Verschil objectieve en subjectieve veiligheid, 2011-2012
subjectief veel veiliger subjectief veiliger subjectief even veilig als objectief objectief veiliger objectief veel veiliger
bron: O+S
Spanningen tussen bevolkingsgroepen In veel buurten leven bewoners op een prettige manier met elkaar samen. Buurtgenoten hebben
vertrouwen in elkaar en er bestaan weinig onderlinge spanningen. Als bewoners met elkaar vertrouwd zijn is de kans groter dat er informele sociale controle wordt uitgeoefend. Sociale controle kan positief
Afb. 12.25 Ervaren spanningen in Amsterdam, 2012
relatief weinig spanningen relatief redelijk weinig spanningen relatief redelijk veel spanningen relatief veel spanningen
bron: O+S
12 | Leefbaarheid en veiligheid
bijdragen aan onder meer de veiligheid in buurten. In sommige buurten staat de sociale cohesie onder druk; bewoners voelen zich er niet (meer) thuis en er zijn spanningen tussen bevolkingsgroepen. Hierdoor is de kans kleiner dat er informele sociale controle wordt uitgeoefend. Omdat spanningen in buurten vaak onderhuids plaatsvinden, zijn ze niet makkelijk in de dagelijkse praktijk waar te nemen. Vandaar dat O+S in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut en de Leerstoel Veiligheid en Burgerschap van de VU een instrument heeft ontwikkeld om deze spanningen in buurten door middel van bewonersonderzoek te kunnen signaleren. Dit nieuwe signaleringsinstrument, dat sinds september 2011 in de Amsterdamse Veiligheidsmonitor is opgenomen, meet ten eerste verschillende gradaties van het mogelijke onprettig samenleven in de buurt: negatief denken over andere bevolkingsgroepen, spanningen ervaren met andere bevolkingsgroepen en contactvermijding door deze spanningen. Ten tweede biedt het instrument inzicht in de mogelijke oorzaken van deze spanningen, zoals overlast van jongeren of verschillende normen en waarden. Op basis van dit instrument is een spanningenindex ontwikkeld die de mate van spanningen in Amsterdamse buurten laat zien. De spanningenindex heeft 2011 als indexjaar, wat betekent dat het gemiddelde in dit jaar op 100 is gezet. Binnen Amsterdam zijn er verschillen in de ervaren spanningen. Vooral in de stadsdelen Nieuw-West en Noord ervaren bewoners spanningen met andere
131
Afb. 12.26 Top 10 buurten met hoogste score op spanningenindex, 2012
buurt
buurt
1
Nieuwendam-Noord
N68
6
Geuzenveld/Spieringhorn
F78(F75)
2
Buikslotermeer
N69
7
Westlandgracht
F87
3
Osdorp-Midden
F82
8
Slotervaart
F85
4
De Kolenkit
E39
9
De Punt
F83
5
Overtoomse Veld
F86
10
Osdorp-Oost
F81 bron: O+S
bevolkingsgroepen. In Centrum en Zuid is er naar verhouding juist weinig sprake van spanningen. Afbeelding 12.26 laat zien in welke tien buurten de spanningenindex in 2012 het hoogst was. Alle buurten in deze top 10, uitgezonderd De Kolenkit, liggen in de stadsdelen Noord en Nieuw-West.
Criminaliteit gepleegd door jongeren en volwassenen Bij criminaliteit wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen criminaliteit gepleegd door volwassenen en criminaliteit gepleegd door jongeren. O+S laat elke vier maanden zien hoe het gaat met de jeugdcriminaliteit in Amsterdam.14 Hiervoor is een index ontwikkeld die het aandeel unieke verdachten in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar per buurt weergeeft. Het gemiddelde voor Amsterdam is in 2007 op 100 gezet. Hoe hoger de index, hoe hoger de jeugdcriminaliteit.
Afb. 12.27 Jeugdcriminaliteitsindex per buurtcombinatie, 2012 (gebaseerd op woonplek jongeren)
top 10 dalers top 10 stijgers veel jeugdcriminaliteit redelijk veel jeugdcriminaliteit redelijk weinig jeugdcriminaliteit weinig jeugdcriminaliteit
bron: O+S
132
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Afb. 12.28 T op 10 buurtcombinaties met hoogste score op jeugdcriminaliteitsindex in 2012 (gebaseerd op woonplek jongeren)
buurtcombinatie
score
buurtcombinatie
1
Van Galenbuurt
162
Tuindorp Nieuwendam/
2
Holendrecht/Reigersbos/
Buikslotermeer
117
Amstel III/Bullewijk
128
7
Tuindorp Oostzaan
110
3
Indische Buurt Oost
124
8
Overtoomse Veld
108
4
Bijlmer Oost (E,G,K)
121
9
Nieuwendam-Noord
106
5
Bijlmer Centrum (D,F,H)
118
10
IJ-eiland e.o.
106
6
score
bron: O+S
Jeugdcriminaliteit sterk gedaald De jeugdcriminaliteitsindex is in Amsterdam sterk gedaald, van 100 in 2007 naar 72 in 2012. Alle stadsdelen laten sinds 2007 een daling zien, maar de sterkste daling – met 2,3% – jeugdige verdachten is te zien in Nieuw-West, gevolgd door Noord en Oost (beide –1,9%, zie afb. 12.29). De jeugdcriminaliteitsindex is in 2012 het hoogst in Zuidoost (index 103). Van alle jongeren in Zuidoost werd in 2012 6,4% verdacht van het plegen van een delict. In Zuid (index 45) en Centrum (41) is de jeugdcriminaliteitsindex het laagst. In deze stadsdelen werd 2,8% resp. 2,5% van de jongeren verdacht van een delict. In Centrum wordt wel de meeste jeugdcriminaliteit gepleegd, vooral op de Wallen. Afbeelding 12.28 laat zien in welke tien buurten de jeugdcriminaliteitsindex in 2012 het hoogste was. De Van Galenbuurt, gelegen in stadsdeel West, neemt de eerste plaats in met een index van 162 (9,2% verdachte jongeren). Dat is een opvallend hoge index, zeker omdat de index in 2011 maar 68 punten was. In de Jan van Galenstraat is sinds september 2012 zowel het jongerenloket van DWI als het DWIloket voor dak- en thuislozen gevestigd. Dakloze ouderen en jongeren met een briefadres zijn dus vanaf september 2012 ingeschreven op de Jan van
Galenstraat. Zonder direct te kunnen stellen dat alle dak- en thuislozen verdacht worden van crimineel gedrag, valt op dat sinds de komst van het postadres het aantal jeugdige verdachten van criminaliteit daar sterk is toegenomen. Van de jeugdige verdachten weten we niet hoeveel er alleen een postadres in de Van Galenbuurt hebben. Wel weten we (na navraag bij DWI) dat er 214 dak- en thuisloze jongeren zijn die de Jan van Galenstraat als postadres hebben gekregen (van wie 12 ouder zijn dan 26). In 2007 werd 6,2% van alle jongeren verdacht van een delict, in 2012 is dit gedaald tot 4,5%. De afname is duidelijk groter bij de 12- t/m 17-jarigen (van 7,8% naar 4,9%) dan bij de 18- t/m 24-jarigen (van 5,4% naar 4,3%). Ook landelijk is het aantal jeugdige verdachten in deze periode sterk gedaald. Gegevens van het CBS laten tussen 2007 en 2011 een afname zien van 2,7% naar 1,5% bij de 12- t/m 17-jarigen en een afname van 3,9% naar 3,0% bij de 18- t/m 24-jarigen. In een andere publicatie van O+S wordt aandacht gegeven aan de achtergrondkenmerken van de jeugdcriminaliteit.15 Zo vormen jongens de overgrote meerderheid van de verdachten. De verhouding jongens/meisjes is in 2011 84% om 16%, vergelijkbaar met de voorgaande jaren. Verdachten van Marokkaanse en Surinaamse afkomst zijn oververtegenwoordigd in de populatie jeugdige verdachten (12 t/m 24 jaar). Drie van de tien (28%) Amsterdamse verdachten in 2011 zijn van Marokkaanse afkomst en 19% is van Surinaamse afkomst. Dat is veel meer dan de aandelen Marokkaanse en Surinaamse jongeren van 12 t/m 24 jaar in de totale populatie: 13% resp.11%. Ook jongeren van Antilliaanse afkomst zijn oververtegenwoordigd, maar het gaat wel om een klein aandeel van de verdachten (4%, tegenover 2% in populatie). Bij verdachten van Nederlandse afkomst is het omgekeerde het geval: 19% van alle verdachten tegenover 42% in de populatie. De overige herkomstgroepen
Afb. 12.29 J ongeren verdacht van criminaliteit per stadsdeel, 2007-2012 (gebaseerd op woonplek jongeren; procenten en absoluut)
aantal
verdachte
jongeren
stadsdeel
aandeel jongeren (%) 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2012
Centrum
4,2
4,0
3,9
3,3
3,0
2,5
295
West
5,7
5,7
5,6
5,2
4,9
4,3
850
Nieuw-West
7,2
6,8
6,8
6,1
5,8
4,9
1.217
Zuid
4,3
4,4
4,6
3,7
3,6
2,8
501
Oost
6,5
6,0
5,8
5,6
5,5
4,6
877
Noord
7,0
6,8
6,3
6,6
6,0
5,1
729
Zuidoost
7,7
7,4
7,8
7,8
6,4
6,4
952
Amsterdam
6,2
6,0
5,9
5,5
5,1
4,5
5.421 bron: O+S
12 | Leefbaarheid en veiligheid
Afb. 12.30 Volwassencriminaliteitsindex per buurt, 2012 (gebaseerd op woonplek volwassenen)
top 10 dalers top 10 stijgers veel volwassenencriminaliteit redelijk veel volwassenencriminaliteit redelijk weinig volwassenencriminaliteit weinig volwassenencriminaliteit
bron: O+S
maken een substantieel kleiner deel uit van de jeugdige verdachten: Amsterdammers van overige nietwesterse herkomst 11% (12% in populatie), westerse migranten en hun nakomelingen 5% (12% in populatie), Turkse Amsterdammers 7% (8% in populatie). Dit beeld is door de jaren heen vrij stabiel. Jongeren die verdacht worden van een delict wonen relatief vaker in een eenoudergezin dan gemiddeld in Amsterdam (44% versus 35%). Wanneer alleen wordt gekeken naar verdachte jongeren die broers en/of zussen hebben, dan heeft 6% van de verdachten in 2011 ook een verdachte broer of zus. Wanneer naar een langere periode wordt gekeken (2004 t/m 2011) dan is dit percentage veel hoger en woont eenderde van de jeugdige verdachten in een gezin waarin ook broers of zussen verdacht werden. Er lijkt geen relatie te bestaan tussen de positie van de verdachte in het gezin en criminele activiteiten. Ze zijn even vaak het jongste als het oudste kind (24% resp. 26%). Evenmin komen verdachten vaker uit een gezin van alleen jongens of alleen meisjes. Ruim de helft van de verdachten uit gezinnen met meer kinderen (55%) heeft zowel broers als zussen.
Volwassenencriminaliteit gedaald Naast de jeugdcriminaliteit brengt O+S ook de volwassenencriminaliteit in beeld met een index.16 Deze volwassenencriminaliteitsindex geeft het aandeel unieke verdachten in de leeftijd van 25 t/m 55 jaar per buurt weer. Het gemiddelde voor Amsterdam is in 2011 op 100 gezet. Hoe hoger de index, hoe hoger de volwassenencriminaliteit. De resultaten van
de volwassenencriminaliteitindex komen overeen met die in de jeugdcriminaliteitsindex. In buurten en stadsdelen met veel jeugdige verdachten wonen ook veel volwassen verdachten. Tussen 2011 en 2012 is de volwassenencriminaliteitsindex in Amsterdam afgenomen van 100 naar 91. Alle stadsdelen laten een daling zien. De sterkste dalingen zien we in de stadsdelen Nieuw-West, Zuid en Zuidoost. De daling wordt veroorzaakt door een afname van veel voorkomende criminaliteit, ook wel high volume-criminaliteit genoemd. De stijging wordt veroorzaakt door een toename van de high impactdelicten. High impact-delicten zijn delicten die een relatief grote invloed hebben op hun slachtoffer, zoals inbraak in een woning, zware mishandeling en misdrijven met geweld. In 2011 werden er nog 744 high impact-delicten gepleegd, 5,8% van alle gepleegde delicten door volwassenen. In 2012 is dit toegenomen tot 767 delicten, 6,7% van alle delicten. In 2012 is de volwassenencriminaliteitsindex met 159 het hoogst in stadsdeel Zuidoost. Van alle volwassenen daar werd 3,7% in 2012 verdacht van het plegen van een delict. In Zuid (index 66) en Centrum (64) is de volwassenencriminaliteitsindex het laagst. In deze stadsdelen werd 1,5% van de volwassenen verdacht van een delict. In Centrum werd in 2012 wel een groot deel van de criminaliteit door volwassenen gepleegd. De Jan van Galenbuurt staat in 2012 op nummer 1 in de top 10 van buurten met de hoogste score op de volwassenencriminaliteitsindex (afb. 12.31).
133
134
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Afb. 12.31 T op 10 buurtcombinaties met hoogste score op volwassencriminaliteitsindex, 2012 (gebaseerd op woonplek volwassenen)
buurtcombinatie
score
buurtcombinatie
score
1
Van Galenbuurt
270
6
Volewijck
169
2
Kinkerbuurt
265
7 Holendrecht/Reigersbos/
3
De Punt
232
Amstel III/Bullewijk
157
4
Bijlmer Centrum (D,F,H)
214
8
Slotermeer-Noordoost
154
5
Bijlmer Oost (E,G,K)
199
9
Indische Buurt Oost
146
10
Nieuwendam-Noord
145
bron: O+S
Afb. 12.32 V olwassenen verdacht van criminaliteit per stadsdeel, 2011 en 2012
Van de 3.343 ingeschreven bewoners tussen de 25 en 55 jaar werden er in 2012 188 verdacht van een misdrijf (5,6%). Van deze 188 woont er echter slechts één daadwerkelijk in de Van Galenbuurt, 187 hebben er een postadres. In 2011 werd 2,3% van alle volwassenen verdacht van een delict, in 2012 is dit gedaald naar 2,1%. Dit is duidelijk lager dan het aandeel verdachte jongeren: 4,5%. Ook het aantal door volwassenen gepleegde delicten in Amsterdam is lager dan delicten gepleegd door jongeren van 12 t/m 24 jaar (11.489 versus 12.917). Het aantal unieke verdachten ligt bij volwassenen met 8.493 wel duidelijk hoger dan de 5.421 unieke verdachte jongeren.
(gebaseerd op woonplek volwassenen; procenten en absoluut)
aandeel verdachte volw. (%)
stadsdeel
aantal verdachte volwassenen 2011
2012
Maatregelen tegen criminaliteit De gemeente Amsterdam neemt verschillende maatregelen om criminaliteit tegen te gaan, onder meer de Top600-aanpak, preventief fouilleren (wapencontroles)17 en het uitdelen van verwijderingsbevelen.18
2011
2012
Centrum
1,6
1,5
746
692
West
2,2
2,1
1.678
1.667
Nieuw-West
2,7
2,4
1.691
1.525
Zuid
1,9
1,5
1.366
1.103
Top600-aanpak
Oost
2,0
1,8
1.287
1.156
Noord
2,6
2,5
979
935
Zuidoost
4,0
3,7
1.553
1.415
Amsterdam
2,3
2,1
9.300
8.493
In 2011 is gestart met de Top600-aanpak: in deze aanpak wordt een groep van 600 personen die verdacht zijn van of veroordeeld zijn tot high impactdelicten in de regio Amsterdam-Amstelland met voorrang aangepakt. De aanpak kent drie doelen, die gezamenlijk moeten leiden naar een veiliger Amsterdam (afb. 12.33).
bron: O+S
Afb. 12.33 Doelen Top600-aanpak
1.
Het verminderen van de huidige omvang van high impact delicten
2.
Het verbeteren van het persoonlijk perspectief van de Top600 subjecten
3.
Het voorkomen van toekomstige instroom van hun broertjes en zusjes bron: OOV
Om deze doelstellingen te bereiken zetten ruim dertig organisaties zich in om (1) snel, consequent en streng op te treden, (2) een combinatie van straf en zorg te bieden en (3) een gezinsgerichte aanpak in het belang van de broertjes en zusjes van Top600personen. Iedere persoon op de lijst krijgt een regisseur toegewezen, die verantwoordelijk is voor
Afb. 12.34 Ontwikkeling recidive HIC-delicten Top600, 1 mei 2009 tot 31 oktober 2012
bron: OOV
135
12 | Leefbaarheid en veiligheid
het coördineren van de integrale persoonsgebonden aanpak en alle acties.
Afb. 12.35 O ntwikkeling wapenincidenten in geheel Amsterdam en per veiligheids
In deze paragraaf wordt ingegaan op de cijfers die in maart 2013 beschikbaar kwamen wat betreft de eerste doelstelling: vermindering van de omvang van high impact-delicten. Om dit te bepalen heeft het programmabureau van de Top600 (in samenwerking met de politie en OM) gekeken naar de recidive. Hieronder vallen alle zaken die aan de rechter zijn voorgelegd19 tussen 1 mei 2009 tot 31 oktober 2012. Omdat het moment dat iemand uit de Top600 ‘in regie wordt genomen’ een belangrijk markeerpunt is in de aanpak, zijn de periodes vóór en na dit moment met elkaar vergeleken (afb. 12.19) Het totale aantal gedagvaarde zaken en strafbeschikkingen van high impact-delicten is gedaald met 57%. De Top600 was vóór ze in regie werd genomen goed voor gemiddeld 190 zaken per jaar, tegenover 82 zaken nadien. In afbeelding 1 zijn de afnames ook per high impactdelict te zien.20 Bij de overige delicten (dus niet high impact) is het aantal zaken eveneens afgenomen – en wel met 46%: van gemiddeld 414 naar 225 zaken per jaar. Hiermee komt de afname van alle delicten samen op 49%, van gemiddeld 605 naar 307 zaken per jaar. Ook als gekeken wordt naar de aanhoudingen voor high impact-delicten is een vergelijkbare afname te zien: 59%.
september 2010-
september 2011-
procentuele
augustus 2011
augustus 2012
ontwikkeling
Wapencontroles en verwijderingsbevelen In Amsterdam worden sinds 2002 wapencontroles gehouden. Het doel ervan is wapenbezit en wapengeweld terug te dringen en het veiligheidsgevoel van burgers te vergroten. Wapencontroles zijn alleen mogelijk in een gebied dat door de burgemeester is aangewezen als een veiligheidsrisicogebied. Op dit moment zijn er vier: in Centrum, Zuidoost, Oost en West. De inzet van dit instrument heeft in 2012 in elk van de vier gebieden steeds ongeveer 1 fte gekost. Uit de Omnibus van O+S in 2012 blijkt dat 73% van de Amsterdammers voorstander is van wapen controles en eenzelfde percentage denkt dat wapencontroles de stad veiliger maakt. Het aandeel Amsterdammers dat vindt dat er meer gebieden in de stad moeten komen waar wapencontroles worden toegestaan is in de afgelopen negen jaar duidelijk gedaald, van 66% in 2003 tot 33% in 2012.
risicogebied in de periode 1 september 2010 t/m 31 augustus 2012
VRG Centrum
475
451
– 5%
VRG Zuidoost
433
386
–11%
VRG West
245
226
– 8%
VRG Oost
267
261
– 2%
4.108
3.901
– 5%
Amsterdam
bron: Rapportage Evaluatie wapencontrole 2011-2012, Gemeente Amsterdam, Directie Openbare Orde en Veiligheid in samenwerking met O+S.
veiligheidsrisicogebieden (1.324 van de 3.901). Het aantal wapenincidenten is daar met gemiddeld 7% sterker gedaald dan in heel Amsterdam: –5%. De afname komt met name door de sterke daling van het aantal wapenincidenten in de veiligheidsrisicogebieden Zuidoost (–11%) en West (–8%). In de veiligheidsrisicogebieden Centrum en Oost daalde het aantal wapenincidenten eveneens, maar minder dan in Zuidoost en West. Amsterdam heeft naast veiligheidsrisicogebieden ook zogenaamde overlastgebieden. Ook deze worden aangewezen door de burgemeester. In overlastgebieden heeft de burgemeester de bevoegdheid om overlast veroorzakende personen de toegang tot het gebied te ontzeggen. Er zijn drie soorten verwijderingsbevelen: een algemeen bevel, een dealerbevel en een uitgaansbevel. In Amsterdam zijn twee overlastgebieden waar de politie algemene verwijderingsbevelen uitvaardigt voor minimaal 24 uur en maximaal drie maanden: een deel van stadsdeel Centrum en een gebied in Zuidoost. In deze gebieden kan naast drugsgerelateerd gedrag ook alleen hinderlijk gedrag leiden tot een verwijderingsbevel. Naast de algemene overlastgebieden is er een overlastgebied uitgaansgeweld op en rondom het Leidseplein en het Rembrandtplein.
Afb. 12.36 Ontwikkeling aantal verwijderingsbevelen, 2008-2012
Het aantal wapencontroles is in de periode 1 september 2011-31 augustus 2012 in vergelijking met dezelfde periode het jaar ervoor afgenomen en daarmee ook het aantal personen dat werd gefouilleerd. Wel valt op dat de vondst van wapens steeg terwijl er minder mensen werden gefouilleerd. In de periode 1 september 2011-31 augustus 2012 werden in de vier veiligheidsrisicogebieden en in de metro’s in totaal 19.499 personen gefouilleerd. Daarbij zijn 931 wapens gevonden. Ter vergelijking: in dezelfde periode het jaar ervoor werden 26.080 personen gefouilleerd en 879 wapens gevonden. In de periode 1 september 2011-31 augustus 2012 vond 34% van alle wapenincidenten plaats in de vier
2008
2009
2010
2011
2012
algemene bevelen verwijderingsbevel 24 uur
3.306
2.309
1.259
1.558
1.119
verwijderingsbevel 14 dagen
256
159
49
61
44
verwijderingsbevel 1 maand
152
85
25
16
18
verwijderingsbevel 3 maanden
177
98
47
5
10
verwijderingsbevel 3 maanden
–
–
354
253
289
verwijderingsbevel 6 maanden
–
–
71
132
116
dealerbevelen
uitgaansbevelen verwijderingsbevel do 18.00 - zon 24.00 totaal
–
–
429
629
279
3.891
2.651
2.263
2.654
1.875
bron: Rapportage Evaluatie wapencontrole 2011-2012, Gemeente Amsterdam, Directie Openbare Orde en Veiligheid in samenwerking met O+S.
136
De Staat van de Stad Amsterdam VII
Voor deze gebieden kunnen verblijfsverboden worden uitgevaardigd, die gelden van donderdag 18.00 tot zondag 24.00 uur. Verder zijn er vijf dealeroverlastgebieden, waarvoor verwijderingsbevelen van drie en zes maanden kunnen worden uitgereikt: de Oude en Nieuwe Burgwallen in Centrum, de Transvaalbuurt in Oost alsmede Flierbosdreef en Ganzenpoort in Zuidoost. Tussen 2008 en 201221 is het totale aantal verwijderingsbevelen (algemene, dealer- en uitgaansbevelen) afgenomen van 3.891 naar 1.875. Met name het aantal verwijderingsbevelen daalde in deze periode (van 3.891 naar 1.191). Dit heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de komst van dealerbevelen in 2009. Hierdoor kunnen overlastgevers direct voor drie maanden verwijderd worden, waardoor er minder bevelen nodig zijn. Hoewel het aantal verwijderingsbevelen is afgenomen nam de totale duur tussen 2008 en 2012 sterk toe van 27.380 naar 51.042 dagen. Dit komt doordat dealerbevelen voor langere periodes worden uitgedeeld: drie en zes maanden. De toename heeft dan ook vooral plaatsgevonden net na de invoer van de dealerbevelen. Tussen 2010 en 2012 is de totale duur
van de verwijderingsbevelen weer iets afgenomen: 53.067 naar 51.042 dagen. Iets meer dan de helft van de personen die een uitgaansbevel of een algemeen verwijderingsbevel krijgen, woont in Amsterdam. Van de verwijderde dealers wonen ruim acht op de tien in Amsterdam. De gemiddelde leeftijd van hen die een algemeen verwijderingsbevel krijgen is 40 jaar in het gebied in Centrum en 46 jaar in het gebied in Zuidoost. De verwijderde dealers zijn met 34 jaar iets jonger. Personen die een verblijfsverbod voor een uitgaansgebied krijgen zijn met gemiddeld 27 jaar het jongst. Iedereen die in 2012 een verwijderingsbevel voor een overlastgebied, een verblijfsverbod voor een uitgaansgebied of een dealerbevel ontving, is in de vijf voorafgaande jaren verdacht geweest van een of meer andere delicten. De verwijderde dealers pleegden gemiddeld 28 delicten in de afgelopen vijf jaar. Dit is meer dan de 22 die zij met een algemeen verwijderingsbevel pleegden en veel meer dan de zeven delicten die in de afgelopen vijf jaar werden gepleegd door mensen die een uitgaansbevel kregen.
Noten 1 Dienst Wonen, Zorg en Samenleven.
6 Toekenning van kleuren vindt plaats op basis
12 RMO, Raad voor Maatschappelijke
Fact sheet Wonen in Amsterdam 2011
van de standaarddeviatie. De kleur oranje
Ontwikkeling. Sociale veiligheid organiseren.
Leefbaarheid. Amsterdam, 2011.
wordt toegekend indien de indexscore hoger
Naar herkenbaarheid in de publieke ruimte.
2 O+S. Monitor focusgebieden Hervorming
is dan 100, maar de afwijking van het gemid-
Stedelijke Vernieuwing, nulmeting outcome-
delde binnen één standaarddeviatie valt. De
indicatoren, gemeente Amsterdam 2013.
kleur rood wordt toegekend bij afwijkingen
3 Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Wonen in
van meer dan één standaarddeviatie. Bij de
Den Haag, 2004. 13 Wilson, J.Q. en Kelling, G.L.. Broken windows. Atlantic monthly, p. 29-38, 1982. 14 O+S Fact sheet jeugdcriminaliteit en risico factoren, nummer 7. Amsterdam, 2013.
Amsterdam 2009: Leefbaarheidsrapportage.
kleuren licht- en donkergroen geldt hetzelfde
Amsterdam, 2011.
principe, maar in dat geval is de indexscore
15 O+S Jeugdige verdachten in de politie-
4 De gegevens uit deze paragraaf zijn integraal
lager dan 100. Buurten met een hoge leef-
regio Amsterdam-Amstelland 2004-201.
overgenomen uit de Fact Sheet Leefbaar
baarheidsindex (relatief weinig leefbaarheid)
heidsindex, Periode 2010-2012, nummer 3.
hebben een rode kleur, buurten met een lage
Gemeente Amsterdam, OOV en O+S, februari
leefbaarheidsindex (relatief veel leefbaarheid)
2013.
een donkergroene kleur. Buurten die meer
Amsterdam, 2013. 16 O+S. Fact sheet Volwassencriminaliteit en risicofactoren, nummer 2. Amsterdam, 2013 17 Gemeente Amsterdam, Directie Openbare
een middenpositie innemen, krijgen ofwel een
Orde en Veiligheid in samenwerking met
krijgen en ook recht te doen aan de variantie
oranje kleur toegekend (relatief redelijk weinig
Bureau Onderzoek en Statistiek Evaluatie
in antwoorden, is er voor gekozen geen dum-
leefbaarheid) ofwel een lichtgroene kleur
wapencontroles 2011-2012. Amsterdam,
mies van de antwoorden te maken, maar om
(relatief redelijk veel leefbaarheid)
5 Om zoveel mogelijk variantie in de indexen te
gemiddelde scores te nemen van de gegeven
7 Hiermee wordt ‘buurtcombinatie’ bedoeld.
2012. 18 O+S. Verwijderingsbevelen Amsterdam 2008-2012. Amsterdam, 2013.
antwoorden. Nadere analyse wijst uit dat de
Amsterdam bestaat uit 97 buurtcombinaties,
variantie tussen buurten hierdoor inderdaad
waarvan sommige zijn samengevoegd voor de
verbetert. Omdat verschillende indicatoren en
berekening van de indexen. In deze paragraaf
beschikkingen zijn geanalyseerd, met uitzon-
dimensies andere antwoordmogelijkheden
wordt voor de leesbaarheid gesproken over
dering van (onvoorwaardelijke) sepots, nietig-
hebben (bijvoorbeeld een rapportcijfer
‘buurt’.
verklaringen, vrijspraken en overdrachten naar
versus een frequentieaanduiding) en een andere mate van variantie, worden de z-
8 O+S. Veiligheidsmonitor AmsterdamAmstelland.
scores (gestandaardiseerde waarden) van de
9 Boutellier, J.C.J.. Meer dan veilig: over
24 indicatoren gebruikt om de verschillende
bestuur, bescherming en burgerschap.
deelindexen en de uiteindelijke leefbaarheids-
Den Haag, 2005.
index te berekenen. Eerst wordt geïndexeerd
10 Jackson J.J. Experience and Expression.
(gedeeld door het gemiddelde), vervolgens
British Journal of Criminology, 44 (6),946- 966,
gestandaardiseerd (delen door standaard-
2004.
deviatie en vermenigvuldigen met een gelijke standaarddeviatie van 10).
11 SCP, Continu Onderzoek Burgerperspectieven kwartaalbericht 2010/3.
19 Alle lopende gedagvaarde zaken en straf
een ander parket. 20 Moord/doodslag is niet weergegeven in het figuur, het aantal dagvaardingen voor dit type delict is gestegen met gemiddeld 8 gedagvaarde zaken per jaar naar 9 zaken. 21 Meetperiode: oktober van het jaar daarvoor tot en met september van het genoemde jaar.