Beste meneer, mevrouw, Graag nodigen wij u uit voor de eerstvolgende workshop van de Stichting Veilig Ontwerp Beheer:
De grote verbouwing - goed voor veiligheid en leefbaarheid? In deze workshop staan de naoorlogse wijken centraal, waarin nu veelal op grote schaal herstructurering plaatsvindt. De vraagstelling van de workshop luidt: Is menging van bevolkingsgroepen gunstig voor veiligheid en leefbaarheid, en zo ja hoe moet je de openbare ruimte aan pakken voor een optimaal resultaat? Voor deze workshop nodigen wij aantal sprekers uit die hun sporen verdiend hebben in de praktijk van herstructurering, of die daarnaar intensief onderzoek hebben gedaan. De resultaten van de workshop worden onder meer gebruikt voor de herziening van het handboek sociaal veilig ontwerpen, die bij de stichting veilig ontwerpen beheer op stapel staat. Tijd: dinsdag 20 juni, 14:30 tot 17:00. Plaats: bureau DSP-groep, Van Diemenstraat 374, te Amsterdam. U kunt zich voor deze workshop opgeven door te mailen naar
[email protected]. De deelname is voor SVOB-leden kosteloos. U ontvangt na uw aanmelding een bevestiging, een routebeschrijving en het definitieve programma met vermelding van de sprekers. Om u een idee te geven van de vragen die in de workshop aan de orde kunnen komen, volgt hier een lijst (waar u naar believen uw eigen vragen aan toe kunt voegen): • wanneer de sociale huurwoningen deels vervangen worden en gemengd worden met dure koop appartementen, komt dan interactie tot stand tussen de verschillende bevolkingsgroepen? Verbetert dat de omgang met elkaar en met de openbare ruimte? • Worden door de sloop van woningen en uitplaatsing van zittende bewoners bestaande sociale structuren wellicht "meegesloopt" en zo ja, heeft dat effect op de veiligheid de leefbaarheid? • Wat betekent herstructurering voor het op peil houden van publieke voorzieningen zoals scholen, winkels, wijkgebouwen en sportverenigingen? • Introduceer je met de aanpak van de woningen een andere aanpak van de openbare ruimte of borduur je voort het op het oude concept van gebouwen die geplaatst zijn in een gemeenschappelijke groene ruimte? • Vindt er concentratie van het probleem en plaats in de overblijvende, nog niet aangepakte delen van de herstructureringsgebieden?
Met vriendelijke groeten, namens het bestuur van de stichting veilig ontwerp en beheer,
Caroline van Elferen
Verslag SVOB workshop gemengd bouwen in herstructureringsgebieden 20 juni 2006 Vooraf Veel flatwijken uit de jaren ‘50 en ‘60 van de vorige eeuw (en soms ook nieuwere) worden op dit moment grondig geherstructureerd: de woningen (meestal flats in 3 of 4 bouwlagen) worden gesloopt en maken plaats voor een meer gevarieerde bebouwing. Een van de belangrijkste stelregels is dat de variatie in typen bewoners en prijsklassen toeneemt. Een van de argumenten is dat de veiligheid en leefbaarheid zou toenemen. De stichting Veilig Ontwerp en Beheer vond het interessant om te kijken in hoeverre dit ‘gemengd bouwen’ ook werkelijk veiligheidseffecten oplevert, en hoe je daar met de aanpak van de openbare ruimten (bijvoorbeeld het afschermen van groene ruimten met hekken) aan kan meehelpen. Als sprekers waren uitgenodigd: • Jacqueline Tellinga, auteur van het boek ‘De Grote Verbouwing’ • André Buijs, senior onderzoeker en adviseur bij Rigo, die een studie heeft gedaan over gemengd bouwen.
Inleiding door Jacqueline Tellinga De vroege naoorlogse wijken stoelde in het Westen van het land op de ‘community-school’ gedachte: woningen gegroepeerd rondom een school. In het oosten en zuiden van het land vind je ook een ‘katholieke variant’, waarbij de kerk centraal staat in de wijk. In die wijken is de architectuur van de flats vaak wat traditioneler. Gemeenten waren leidend in het planningsproces van de vroeg naoorlogse wijken, de corporaties waren volgend. De meeste sloop en nieuwbouw vindt plaats in de bekende 56 aandachtswijken, maar ook in andere kleinere gemeenten wordt gesloopt, soms zelfs laagbouw. Wat hebben deze wijken gemeen? • Dat ze onder regie van ‘Den Haag’ gebouwd zijn • Dat ze allemaal in het bezit zijn van woningcorporaties, dus geen eigenaarbewoners. De gekozen oplossing voor het probleem is altijd: woningdifferentiatie vergroten, winkels vernieuwen en de veiligheid aanpakken. De oplossingen zijn overal hetzelfde, het lijkt een confectiepak. Dat is verdacht, voor een optimale effectiviteit zou het veel meer maatwerk moeten zijn. Wat betreft het gemengde bouwen kunnen extreme contrasten in de inkomenspositie van mensen in de wijk nooit interactie opleveren. In een bepaalde wijk waar een gebied werd bebouwd met dure woningen, vroegen de nieuwe bewoners van de dure woningen zelfs om een eigen afslag van de ringweg, om maar niet door de bestaande wijk heen naar hun woning te hoeven.
Of een project geslaagd is, kun je pas zeggen als het opgeleverd is en een tijdje in gebruik. Dus niet als het nog in het ontwerpstadium is. In de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam wordt een wat meer gevarieerde aanpak gehanteerd. Naast sloop en nieuwbouw heb je daar ook projecten met ‘opkopping’ (het toevoegen van een bouwvolume aan de kopse gevel van de flat), hoog niveaurenovatie en verkoop van de huurwoningen aan de zittende bewoners (geen sloop dus). Dat laatste lukte (een deel van de bewoners wilde daadwerkelijk hun woning kopen) omdat mensen inmiddels trots op hun wijk waren geworden, door de vele veranderingen en verbeteringen. In een herstructureringswijk in Leeuwarden was door het architectenbureau dat daar betrokken was, geopperd om de bewoners zelf opdrachtgever te laten zijn voor de sloop en nieuwbouw. Dat mislukte. De corporatie nam het opdrachtgeverschap toen weer over. Ondanks het feit dat er vele nieuwe bevolkingsgroepen genesteld zijn in de herstructureringsgebieden die andere samenlevingsvormen hebben en dus waarschijnlijk ook een andere woningplattegrond zouden willen, zie je heel weinig initiatieven bij corporaties om de plattegrond of de opzet van het blok te vernieuwen. Een uitzondering is de wijk Malburgen bij Arnhem. Daar is in samenspraak met de bewoners een nieuwe plattegrond ontwikkeld voor gezinnen uit mediterrane gebieden. Dat zijn hele aardige woningen geworden, die waarschijnlijk ook bij andere bevolkingsgroepen aan zullen slaan wanneer de oorspronkelijke bewoners waarvoor de plattegrond ontworpen is, weer zouden zijn vertrokken. Over de bereidheid van bewoners om hun woning te kopen, voegt André Buijs toe dat het van groot belang is om te proberen iets te bouwen dat hun behoeften aansluit. Hoe aantrekkelijker het voor ze is, hoe groter de kans dat ze zullen overgaan tot kopen. Wanneer je eenmaal een basis hebt gevonden voor trots en gevoel van identiteit in de wijk, kun je ook meer gaan denken aan vormen van collectief particulier opdrachtgeverschap voor de woningen en eventueel voor delen van de openbare ruimte, zoals plantsoenen en speelplekken. Dan kun je die lijn doorzetten in het beheer, en de bewoners daar een rol in geven, zodat de trots en de identiteit blijvend versterkt wordt.
Inleiding André Buijs, over het onderzoek ‘door één deur’. Veel gemeenten willen gemengd bouwen. Het gaat om het mengen van inkomensgroepen en van culturen. Waarom zou je dat willen? Er zijn 3 soorten redenen voor: • Economisch: het gemengd bouwen appelleert aan het rechtvaardigheidsgevoel (zoals de vroegere Amsterdamse wethouder Schaeffer dat wilde:
iedereen, van welke inkomensklasse dan ook, moest de kans krijgen overal te kunnen wonen) • Cultureel: het inzetten van een ‘beschavingsoffensief’, het bevorderen van de integratie en het wederzijds begrip voor elkaars culturen • Veiligheid en leefbaarheid: het voorkomen dat er getto’s ontstaan, gebieden die echt de putjes van de woningmarkt worden en zo een bepaald imago in de stad en in het land krijgen. Door gemengd te bouwen verdun je de problemen en kun je voorkomen dat problemen zo groot worden dat het tij niet meer te keren is. André Buijs wijst op het proefschrift van Werner Kleinhans over dit onderwerp. Vaak wordt onder menging ook verstaan dat er bedrijvigheid in de wijk komt. Maar in de wijk Bos en Lommer blijkt dit niet productief te hebben gewerkt. De bedrijfsruimten zijn te duur voor de oorspronkelijke allochtone ondernemers die in de buurt gevestigd waren, en die ruimen daardoor het veld waardoor de levendigheid en de bedrijvigheid eerder afneemt dan toeneemt. Over de schaal waarop je de menging zou moeten toepassen zegt André: het kan een kleine schaal zijn, minimaal het portiek of het complex moet homogeen zijn. De overkant van de straat mag al voor een andere groep zijn. Het gaat er om dat je mensen het gevoel geeft dat ze ergens thuis zijn. De aantalsverhoudingen moeten kloppen, geen van de groepen moet sterk in de minderheid zijn. Dus op het niveau van de wijk en de stad moet het niveau gemengd zijn, op het niveau van de buurt en het blok kun je streven naar homogeniteit en zorgen dat er een gemeenschappelijke identiteit ontstaat in dat gebied. Maar op welk schaalniveau het omslagpunt zit, daar is geen vuistregel voor. De benadering lijkt enigszins op de benadering van Oscar Newman eind jaren 70 in zijn publicatie ‘community of interest’. Wanneer je eenmaal homogeniteit en identiteit hebt bereikt is vervolgens een goed beheer belangrijk. André wijst op de aanpak ‘knocking on doors’ die in Glasgow is toegepast. Het mengen op gebouwniveau geeft doorgaans problemen. Op de schaal van het gebouw moet je dat niet willen. Dat getuigt echt van ‘mengingsdrang’, die geen effect op de integratie heeft, of zelfs een averechts effect. Het is André opgevallen dat in de meeste herstructureringsprojecten het conceptueel denken en werken de overhand heeft. De architect en de opdrachtgever gaan bij elkaar zitten en verzinnen een thema voor de wijk. Pas veel later komen de bewoners en hun behoeften in beeld. Deze conceptuele benadering is lijnrecht het tegenovergestelde van ‘bouwen voor de buurt’, waarbij je geen vooraf omschreven plan hebt en eerst met de buurt om de tafel gaat om te kijken welke problemen en behoeften er zijn. André kent voorbeelden van projecten die mislukt zijn in die zin dat belangstelling voor de woningen achter blijft bij de verwachtingen (problemen bij de verkoop en verhuur), waar de integratie niet tot stand komt en waar soms
leefbaarheidsproblemen optreden. Hij ziet dat o.a. wanneer de prijsklassen extreem verschillen (hele goedkope en hele dure woningen in eén complex zonder tussencategorie). Een van de basisuitgangspunten om te zorgen dat een project geliefd is, is te zorgen dat de prijsklassen van de woningen op elkaar aansluiten (voor elke beurs wat wils). Discussie Veel van de bijdragen in de discussie gaan over de rol van bewoners in het herstructureringsproces en vervolgens in het beheer van de wijk. Uit ervaring weten we hoe belangrijk betrokkenheid van bewoners is voor de veiligheid en leefbaarheid. Dan is het vreemd om te merken dat veel gemeenten en corporaties nauwelijks een rol geven aan de bewoners en ook niet inspelen op de behoefte van nieuwe categorieën bewoners, en dat soms hele ongelukkige indelingen van prijscategorieën worden gekozen die niet aansluiten op de mogelijkheden en de behoeften van potentiële bewoners. Aan de andere kant weten we uit het voorgaande hoe belangrijk identiteit en imago zijn voor een wijk om (weer) succesvol te zijn op de woningmarkt. Daarom is het heel begrijpelijk en ook prijzenswaardig dat opdrachtgevers en hun architecten hun best doen om thema’s te ontwikkelen voor de projecten, om de projecten sfeer en identiteit mee te geven. De vraag is alleen waarom het niet én én gebeurt. Je zou methodieken moeten ontwikkelen waarbij je zowel werkt aan ontwikkeling van thema’s en concepten, als ook de bewoners daarbij betrekt en regelt dat er een gevoel van trots van bewoners bij de wijk ontstaat, al in de planfase. Daar kun je in de beheerfase op voortborduren en dan kun je het beheer organiseren met een grotere mate van betrokkenheid dan wanneer het thema op de bewoners ‘geparachuteerd’ is. De stichting veilig ontwerp en beheer zou zich voor zo’n dubbele benadering sterk kunnen maken. Om wat meer praktijkkennis te krijgen, zal eerst een excursie worden georganiseerd in het najaar van 2006 naar de herstructureringswijk Hoogvliet bij Rotterdam.