Monitor leefbaarheid en veiligheid Woonvoorziening Boschdijk, Eindhoven één-meting, 2012
Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Eindhoven DIMENSUS beleidsonderzoek November 2012 Projectnummer 497
Inhoud
Samenvatting
3
Inleiding
7
1
Het beheergebied 1.1 De woningvoorraad 1.2 De bewoners 1.3 Voorzieningen
9 10 10 10
2
Woonbeleving 2.1 Oordeel over en gehechtheid aan de buurt 2.2 Sociaal klimaat 2.3 Oordeel over de ontwikkeling van de buurt 2.4 Medeverantwoordelijkheid voor de leefbaarheid
11 11 12 13 15
3
Leefbaarheid 3.1 Mate van overlast 3.2 Meest storende vormen van overlast 3.3 Veroorzakers en plekken van overlast
17 17 20 21
4
Veiligheid 4.1 Onveiligheidsgevoelens 4.2 Onveilige plekken 4.3 Slachtoffers van delicten 4.4 Meldingen bij de politie 4.5 Bekendheid van de (buurt)brigadier(s) 4.6 Functioneren van de gemeente en de politie
25 25 26 27 28 29 30
5
De woonvoorziening 5.1 Bekendheid met en mening over de woonvoorziening 5.2 De beheergroep 5.3 Het beheerplan 5.4 Gevolgen voor de leefbaarheid en veiligheid
33 33 34 36 37
6
Gesprekken met betrokkenen en bewoners
39
Bijlage 1 Bijlage 2
Responsoverzicht Vragenlijst
41 43
1
2
Samenvatting
De één-meting Voor een meer adequate aanpak van dak- en thuisloosheid in Eindhoven, is eind 2011 aan de Boschdijk 260-270 in Woensel-Zuid een beschermde woonvoorziening gerealiseerd voor de opvang van (28) chronisch verslaafde dak- en thuislozen. De omwonenden van de voorziening worden door de gemeente, de politie, Stichting Trudo en Novadic-Kentron nauw betrokken bij de realisering en de inpassing ervan in de wijk. De komst van de woonvoorziening mag niet leiden tot (meer) overlast in de directe omgeving. Om de invloed van de woonvoorziening op de leefbaarheid en veiligheid in de omgeving te kunnen vaststellen, worden drie onderzoeksmetingen verricht. In 2011 heeft een nulmeting plaatsgevonden, een half jaar vóór de opening van de voorziening. Deze rapportage heeft betrekking op de één-meting die in september 2012 heeft plaatsgevonden, ruim een half jaar ná de opening. Uit deze meting kunnen de eerste mogelijke effecten worden afgeleid. Voor het onderzoek is een enquête gehouden onder bewoners in de directe omgeving van de woonvoorziening. De enquête kon via internet of op papier worden ingevuld of telefonisch worden afgenomen. Er hebben 345 bewoners meegewerkt aan het onderzoek, iets minder dan in 2011 (368). De respons bedraagt 30%. Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen voor de totale populatie, zijn de resultaten gewogen naar leeftijd en etniciteit. Naast enquêtegegevens zijn cijfers over incidenten en misdrijven uit de buurt opgevraagd bij de politie. Tenslotte zijn gesprekken gevoerd met betrokkenen en omwonenden om dieper op de enquête-uitkomsten in te gaan. Woonbeleving Het wonen in de buurt wordt door de meeste bewoners (83%) onverminderd als prettig of zelfs zeer prettig ervaren; 17% vindt de buurt echter niet prettig, waarvan 3% zeer onprettig. Als de bewoners de buurt met een rapportcijfer moeten waarderen dan geven zij gemiddeld een 6,6. De cijfers over de woonbeleving zijn (nagenoeg) gelijk aan die van 2011. Net als in 2011 voelen veel bewoners (69%) zich mede verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt. Oordeel over de ontwikkeling van de buurt De helft van de bewoners is van mening dat de buurt het afgelopen jaar niet vooruit maar ook niet achteruit is gegaan. Eén op de drie bewoners vindt dat de buurt achteruit is gegaan (34%), dat is twee keer zoveel dan het aandeel bewoners dat vooruitgang heeft geconstateerd (16%). De komst van de woonvoorziening heeft ook op dit punt geen grote veranderingen teweeg gebracht. Deze cijfers lijken namelijk sterk op die van 2011. Bewoners die vinden dat de buurt is achteruit gegaan schrijven dit vooral toe aan de bevolkingsamenstelling van de buurt en aan verloedering, maar ook aan dealen en drugsgebruik en rondhangende jongeren in de buurt. De prognose voor de komende jaren is positiever. Zo gaat een derde (32%) van de bewoners uit van een vooruitgang van de buurt (in 2011 was dat 22%) en denkt 25% dat de buurt achteruit zal gaan (een daling ten opzichte van 2011 (38%). De woonvoorziening voor verslaafde dak- en thuislozen aan de Boschdijk wordt wel als reden genoemd voor verdere achteruitgang, maar minder vaak dan in 2011. Vooruitgang wordt vooral gerelateerd aan sloop en nieuwbouwplannen en de verbetering van de Woenselse Markt.
3
Leefbaarheid Overlast in de buurt In de buurt ervaren bewoners veel verschillende vormen van overlast. Als aan de bewoners een lijst met voorvallen en delicten wordt voorgelegd, met de vraag in welke mate deze in hun buurt voorkomen, staan rommel op straat en fietsendiefstal bovenaan. Bijna 80% van de bewoners geeft aan dat rommel op straat en fietsendiefstal soms tot vaak voorkomen in de buurt. Bijna 70% vindt dat woninginbraak, dronken mensen op straat en vernielingen aan auto’s vaak of soms voorkomen. Wanneer specifiek wordt gekeken naar overlast die samenhangt met drugsgebruik dan ervaren bewoners vooral overlast van gebruik van drugs op straat (64% soms tot vaak), overlast van verslaafden en buitenslapers (51%), handel in drugs op straat (55%) en handel in drugs in woningen (43%). De cijfers wijken niet heel veel af van die van 2011. Er is zeker geen sprake van het noemenswaardig vaker voorkomen van bepaalde voorvallen. Een aantal voorvallen komt zelfs minder vaak voor, zoals woninginbraak en geweldsdelicten. Rommel op straat wordt door de bewoners veruit het meest storend ervaren. Veroorzakers en plekken van overlast Buurtbewoners (30%), jongeren (30%) en drugsverslaafden (30%) worden veelal als veroorzakers van overlast gezien. In mindere mate wordt gewezen op alcoholverslaafden (20%), dealers (19%) en dak- en thuislozen (17%). Men kon meerdere antwoorden geven op deze vraag. Vergeleken met 2011 worden verslaafden of dealers niet vaker genoemd. Logischerwijs worden deze groepen wel vaker in verband gebracht met drugs- en alcohol gerelateerde problemen, maar ook met diefstal en inbraak en het lastig vallen van mensen. Als wordt gevraagd naar specifieke plekken waar overlast vooral voorkomt kunnen de meeste bewoners deze niet noemen, men geeft vaak aan dat het in het hele gebied voorkomt. Specifiek worden wel vaker genoemd de Lijmbeekstraat, de Boschdijk, de Kruisstraat en het van Gentplein.
Veiligheid Onveiligheidsgevoelens De meeste bewoners (84% zelden of nooit onveilig) voelen zich overdag in hun eigen woning en in de buurt (78% zelden of nooit) over het algemeen veilig. ’s Avonds nemen de gevoelens van onveiligheid toe, vooral in de buurt toe. Zo voelt 21% zich ’s avonds in de buurt vaak of zelfs altijd onveilig en nog eens 30% soms. Het gevoel van onveiligheid is sinds 2011 nauwelijks veranderd tot licht afgenomen. Veroorzakers en onveilige plekken Net als in 2011 worden de onveiligheidsgevoelens bij bewoners van deze buurt vooral veroorzaakt door drugsverslaafden (50%), dealers (37%), dak- en thuislozen (36%) en alcoholverslaafden (33%). In minder mate wordt gewezen op jongeren. Wanneer bewoners concreet moeten aangeven waar men zich onveilig voelt, dan geeft een groot aantal bewoners over het algemeen aan zich in de buurt of in de straat onveilig te voelen. Er zijn wel enkele specifieke plekken die vaker worden genoemd, zoals de Kruisstraat, de Boschdijk, de van de Waalsweg en het park bij de Anthony van Leeuwenhoeklaan. Ook de omgeving van de C1000 en de verschillende tunnels in de buurt worden vaker als onveilige plek naar voren gebracht. Het zijn veelal dezelfde plekken als die in 2011 naar voren zijn gebracht.
4
Slachtofferschap Bewoners zijn net als in 2011 het meest geconfronteerd met fietsendiefstal (26%), vandalisme (18%) en vernielingen aan auto’s (17%). Eén op de tien ondervraagde bewoners is het slachtoffer geweest van diefstal uit de auto. Ook is 10% het slachtoffer geweest van een (poging tot) inbraak in de woning, dat is veel minder dan vorig jaar (20%). Over de hele linie genomen is het percentage slachtoffers van één of meer delicten licht terug gelopen. Meldingen en aangiften van incidenten en misdrijven Volgens de enquête-uitkomsten heeft bijna één op de drie bewoners het afgelopen jaar een melding van overlast doorgegeven of aangifte gedaan bij de politie. Het gaat hierbij vooral om geluidsoverlast, drugsgerelateerde overlast, vernielingen en inbraak in de auto of de woning. Volgens de officiële registratie van de politie zijn in Hemelrijken, Limbeek noord en zuid en de Gildebuurt, in de periode januari tot en met oktober 2012, 135 incidenten gemeld die geheel of gedeeltelijk kunnen worden toegeschreven aan verslaafden en dak- en thuislozen. Over heel 2011 was dat 163. Het cijfer van 2012 ligt dan in dezelfde orde van grootte. Vergeleken met 2011 is het aantal meldingen van drugsoverlast toegenomen en het aantal meldingen van overlast door zwervers gedaald. Naast deze meldingen van overlast is in 2011 in totaal bijna 800 keer aangifte gedaan van een delict. Het gaat dan met name om fietsendiefstal, overige diefstal en auto-inbraak. Tot en met oktober ligt het aantal aangiften in 2012 op 630. Als de lijn wordt doorgetrokken (gemiddelde per maand) zou het eindcijfer voor 2012 uitkomen op circa 750. Dat zou een lichte daling betekenen ten opzichte van 2011. Ook in 2012 nemen fietsendiefstal en auto-inbraken het leeuwendeel van de aangiften voor hun rekening. Vooral het aantal aangiften voor woninginbraken, van zakkenrollerij en van winkeldiefstal is afgenomen. Bekendheid en functioneren van de wijkagent Een kwart (26%) van de bewoners kent de buurtbrigadier(s), dat is iets meer dan in 2011 (22%). Over de aandacht die de politie en de gemeente hebben voor de problemen in de buurt lopen de meningen net als vorig jaar nogal uiteen. Eén op de drie bewoners vindt de aandacht van de politie voldoende tot goed. Ruim een kwart van de bewoners is echter van mening dat de politie weinig tot zeer weinig aandacht heeft voor de problemen in de buurt. Over de aandacht van de gemeente zijn de bewoners nog iets negatiever: een derde van de bewoners vindt dat de gemeente te weinig aandacht hiervoor heeft. De cijfers zijn sinds vorig jaar nauwelijks veranderd.
De woonvoorziening Bekendheid met en mening over de komst van de woonvoorziening De woonvoorziening aan de Boschdijk is bij een groot deel van de bewoners bekend (84%), zelfs nog iets meer dan in 2011 (80%). De meeste bewoners (57%) vinden het een goede maatregel en dat is aanzienlijk meer dan in 2011 (43%). Vorig jaar vond één op de drie bewoners (34%) de woonvoorziening nog een slechte maatregel, dit percentage ligt in 2012 veel lager (16%). Hieruit kan worden afgeleid dat men positiever tegen de woonvoorziening aankijkt nu deze er eenmaal is. Het zijn vooral sociale motieven die een rol spelen bij de positieve houding van bewoners bij de woonvoorziening. Een deel geeft aan dat door deze voorziening de overlast op straat zal verminderen doordat de controle toeneemt.
5
Bewoners die de voorziening geen goede maatregel vinden, vinden vooral de plek die is gekozen niet goed (woonwijk, kinderen). De beheergroep en het beheerplan De beheergroep is veel minder bekend dan de woonvoorziening (33%), de bekendheid is ook lager dan in 2011 (43%). Over het algemeen vindt men het wel goed dat er een beheergroep is. Een kwart denkt ook dat de beheergroep een goede bijdrage kan leveren aan de inpassing van de woonvoorziening in de wijk, dat is veel lager dan in 2011 (57%). De meeste geven aan niet te weten of de beheergroep een positieve bijdrage heeft geleverd. Een vijfde van de bewoners kent het beheerplan (21%). Ook voor het beheerplan geldt, voor zover men erover kan oordelen, dat men zich hierover wel positief uitlaat. Gevolgen van de komst van de woonvoorziening Bij de nulmeting is de bewoners gevraagd of men verwachtte dat de voorziening een effect had op de overlast door verslaafden in de buurt, de overlast door dealers, het gevoeg van onveiligheid en de kans op slachtofferschap. Veel bewoners verwachtten dat de komst van de voorziening tot een toename van deze vormen van overlast zou leiden (36% tot 53%). Als dezelfde vraag nogmaals wordt gesteld nu de voorziening is geopend, blijkt dat veel bewoners hun mening in positieve zin bijstellen: het percentage bewoners dat vindt dat de overlast op deze punten is toegenomen is gedaald naar 12% tot 19%. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verwachte toename van de overlast is uitgebleven.
6
Inleiding
In het kader van een meer adequate aanpak van dak- en thuisloosheid in Eindhoven, is aan de Boschdijk 260-270, in samenwerking met gemeente, politie, woningcorporaties, zorginstelling, buurtbewoners en omwonenden een woonvoorziening voor verslaafde dak -en thuislozen gerealiseerd. In de voorziening verblijven 28 bewoners onder intensieve begeleiding en permanente toezicht. De omwonenden van deze woonvoorziening zijn door de gemeente nauw betrokken bij de realisering en inpassing van de voorziening in de wijk. Er is een beheergroep geformeerd, waarin naast vertegenwoordigers van de betrokken instanties ook bewoners zitting hebben. De beheergroep heeft een beheergebied vastgesteld en een beheerplan opgesteld, waarin afspraken zijn opgenomen over onder andere, de veiligheid en leefbaarheid in de wijk, de communicatie tussen instanties onderling en tussen instanties en bewoners. Van groot belang is dat de woonvoorziening niet leidt tot (meer) overlast in de directe omgeving van de voorziening. Om de invloed van de woonvoorziening op de leefbaarheid en veiligheid in de omgeving te kunnen vaststellen, worden op drie momenten leefbaarheids- en veiligheidsmetingen uitgevoerd. De nulmeting heeft plaatsgevonden in september 2011, een paar maanden voor de opening van de woonvoorziening. De tweede meting is precies één jaar later uitgevoerd, namelijk in september 2012. De derde meting volgt in september 2013. Evenals voor de nulmeting is voor de éénmeting een enquête gehouden onder bewoners in de directe omgeving van de woonvoorziening. Bewoners konden op verschillende manieren aan het onderzoek meewerken: via internet, schriftelijk of telefonisch. Bewoners waarvan een telefoonnummer bekend was, werden eerst uitgenodigd om de enquête via internet in te vullen. Bewoners die geen gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid zijn vervolgens gebeld met de vraag of zij telefonisch wilden meewerken. Bewoners waarvan geen telefoonnummer bekend was, hebben een schriftelijke enquête toegestuurd gekregen. Ook zij hadden de mogelijkheid om de enquête via internet in te vullen. Iedereen kreeg hiervoor een persoonlijke inlogcode. In totaal hebben 345 bewoners meegewerkt aan het onderzoek: 94 via internet, 138 schriftelijk en 113 telefonisch. De respons ten opzichte van de bruto steekproef bedraagt 30%. Ouderen en autochtone bewoners zijn enigszins oververtegenwoordigd in de respons, jongeren en niet-westerse allochtonen zijn juist iets ondervertegenwoordigd. Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen voor de totale populatie, zijn de resultaten gewogen naar leeftijd en etniciteit. In bijlage 1 is een meer gedetailleerd responsoverzicht opgenomen. Naast enquêtegegevens zijn kerncijfers van incidenten en misdrijven opgevraagd.
7
In de voorliggende rapportage zijn de resultaten van de éénmeting weergegeven. Hierin staat de situatie op het gebied van leefbaarheid en veiligheid ruim een half jaar nadat de woonvoorziening aan de Boschdijk is geopend. Er wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten van de nulmeting van een jaar geleden. De resultaten zijn gebaseerd op de meningen van de bewoners die hebben meegewerkt aan het onderzoek. Hoofdstuk 1 voorziet in een korte kennismaking met de directe omgeving van de woonvoorziening: hoe ziet de woningvoorraad eruit, wie wonen er en welke voorzieningen zijn er in de directe omgeving te vinden. De wijze waarop de bewoners het wonen in de buurt beleven, vormt het onderwerp van hoofdstuk 2. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt achtereenvolgens ingegaan op de leefbaarheid en op de veiligheid in het gebied. De woonvoorziening zelf staat centraal in hoofdstuk 5.
8
1
Het beheergebied
De nieuwe woonvoorziening ligt in de wijk Woensel-Zuid in de buurt Hemelrijken aan de Boschdijk nr. 260 – 270. De Boschdijk is de oude doorgaande weg vanaf het station richting Den Bosch. Aan deze weg zijn winkels gevestigd maar ook grote kantoorpanden en woningen. Een deel van de oorspronkelijke bebouwing in de wijk is door herstructurering vervangen door nieuwbouw. De overkant van de Boschdijk grenst aan de buurt Limbeek. De Gildebuurt ligt oostelijk van Hemelrijken. Het beheergebied omvat de wijk Limbeek-Noord en het grootste deel van Hemelrijken. Alleen het zuidelijke deel van deze wijk valt er buiten. De Gildebuurt valt buiten het beheergebied, evenals Limbeek-Zuid. In deze wijken zijn in het kader van de komst van de woonvoorziening wel kwetsbare locaties aangewezen.
Het beheergebied
bron: gemeente Eindhoven * de nieuwe woonvoorziening is rood gekleurd
9
1.1
De woningvoorraad Hemelrijken (circa 1.350) en Limbeek (circa 1.800) bestaan voor het belangrijkste deel uit huurwoningen. Zo is 84% van de woningen in Hemelrijken en 74% van de woningen in Limbeek een huurwoning.
1.2
De bewoners De buurt Hemelrijken telt circa 3.500 inwoners. Ruim één op de drie bewoners is een nietwesterse allochtoon. De buurt telt relatief veel eenpersoonshuishoudens (64%) mede vanwege het grote aantal studenten dat er woont. Eén op de zes huishoudens bestaat uit een gezin met kinderen. Circa de helft van de huishoudens heeft een laag inkomen, 8% behoort tot de hoge inkomens. Limbeek telt eveneens circa 3.500 inwoners. Ruim een kwart is van niet-westerse afkomst. Twee derde is alleenstaand en 14% betreft een gezin met kinderen. Van de bewoners behoort 44% tot de lagere inkomens en 10% tot de hogere.
1.3
Voorzieningen In de directe omgeving van de opvangvoorziening ligt de Coffeeshop Marconilaan. Hiernaast ligt een shoarmazaak. Beide voorzieningen zorgen voor de nodige verkeersbewegingen. In de directe omgeving is vaak afval te vinden afkomstig van bezoekers aan de shoarmazaak. Net buiten het beheergebied liggen het Diaconaal Centrum ’t Hemeltje en het Leger de Heils. ’t Hemeltje is een initiatief van de gezamenlijke kerken in Eindhoven en omgeving om dak- en thuislozen en eenzame mensen een laagdrempelig "Welkom in de huiskamer" te bieden. Mensen kunnen er binnenlopen voor een kopje koffie of thee. Het Leger des Heils is gevestigd in de Gildebuurt. Ook dit is een opvangvoorziening voor dak- en thuislozen. De wijken tellen daarnaast verschillende cafés.
10
2
Woonbeleving In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het oordeel over de buurt, het woongenot, de beleving van de ontwikkeling van de buurt het afgelopen jaar en de verwachting hierover voor de toekomst. Daarnaast komt het medeverantwoordelijkheidsgevoel voor de leefbaarheid aan de orde.
2.1
Oordeel over en gehechtheid aan de buurt Een groot deel van de ondervraagde bewoners woont al lang in de wijk. Circa vier op de tien bewoners wonen zelfs al tien jaar of langer in de wijk (43%) en nog eens een kwart (23%) tussen de vijf en tien jaar. Circa één op de tien bewoners woont er nog geen twee jaar. Twee derde van de ondervraagde bewoners woont in een huurwoning, waarvan het overgrote deel eigendom is van een woningcorporatie (61%). Slechts een klein deel betreft particuliere verhuur (4%). Bijna een derde van de woningen is een koopwoning. Enkele ondervraagde bewoners huren een kamer of een etage (4%).
Oordeel over de buurt Beoordeling van de buurt, in procenten, in 2011 en 2012 (N = 327 in 2012 en 364 in 2011) zeer prettig
11
17 66
prettig
71
2012
14 15
onprettig
2011
3 3
zeer onprettig 0
20
40
60
80
100
Iets meer dan acht op de tien bewoners vinden de buurt waarin men woont prettig (66%) tot zeer prettig (17%) om in te wonen. De overige bewoners zijn deze mening niet toegedaan en geven vooral aan de buurt onprettig (14%) of zelfs zeer onprettig (3%) te vinden. Het oordeel verschilt nauwelijks naar bewoningsduur. Daarnaast denken huurders er niet echt anders over dan kopers. Het oordeel wijkt vrijwel niet af van dat van vorig jaar. Bewoners geven nu iets vaker aan de buurt zeer prettig te vinden. Als wordt gevraagd de buurt te beoordelen aan de hand van een rapportcijfer dan levert dat gemiddeld een 6,6 op. Van de bewoners geeft 17% een onvoldoende en een iets groter aandeel (22%) een 8 of hoger. Het merendeel (61%) geeft een 6 of een 7. Het gemiddelde rapportcijfer is niet veranderd vergeleken met vorig jaar.
11
2.2
Sociaal klimaat Om een idee te krijgen van het woongenot zijn enkele stellingen over het sociale klimaat voorgelegd aan de bewoners. Oordeel over een aantal stellingen over het wonen in de buurt, in procenten (N varieert van 271 tot 323) 11
de mensen in deze buurt blijven hier graag wonen
als je in deze buurt woont heb je het goed getroffen
6
ik heb veel contacten met de mensen die in deze buurt wonen
7
als het maar enigszins mogelijk is ga ik uit deze buurt verhuizen
9
het is vervelend om in deze buurt te wonen 2 8
0 helemaal eens
eens
49
26
36
31
27 16
21
niet eens / niet oneens
21
6
35
18
10
37
16 20
13 1
20
51 40 oneens
23 60
80
100
helemaal oneens
Respondenten zijn duidelijk vaker positief dan negatief over het wonen in de buurt, gezien de antwoorden op de stellingen. Zo is het aandeel bewoners dat de buurt vervelend vindt om te wonen beperkt (10%), denkt meer dan de helft dat de mensen graag in de buurt blijven wonen (60%) en dat bewoners de buurt niet direct verlaten zodra het mogelijk is (57%). Bewoners zijn meer verdeeld over de stelling of men het nu zo heeft getroffen in de buurt: circa vier op de tien bewoners vinden van wel, maar ruim een kwart denkt van niet. Daarnaast hebben niet alle bewoners veel contacten in de buurt: 34% is van mening dat men veel contacten heeft in de buurt, 45% vindt dat dit niet het geval is. Bewoners die al langer dan 10 jaar in de buurt wonen en 55-plussers hebben meer contact met andere buurtbewoners (resp. 51% en 41% veel contact tegenover 34% gemiddeld). Daarnaast vinden 55-plussers vaker dat je het goed getroffen hebt in de buurt (59% tegenover 42% gemiddeld). 55-Plussers willen, als het maar enigszins mogelijk is, minder vaak verhuizen (13% tegenover 25% gemiddeld).
12
Percentage van de bewoners dat het eens is met de stellingen, in 2011 en 2012 60 58
de mensen in deze buurt blijven hier graag wonen
42 37
als je in deze buurt woont heb je het goed getroffen ik heb veel contacten met de mensen die in deze buurt wonen
34 36
als het maar enigszins mogelijk is ga ik uit deze buurt verhuizen
25 26
2012 2011
10 11
het is vervelend om in deze buurt te wonen
0
20
40
60
80
100
Op hoofdlijnen komt dit beeld overeen met dat van vorig jaar.
Oordeel over de ontwikkeling van de buurt Het afgelopen jaar Oordeel over de ontwikkeling van de leefbaarheid in buurt het afgelopen jaar, in procenten (N = 298 in 2012 en 336 in 2011) 16 18
vooruit
50 50
gelijk gebleven
2012
34 32
achteruit 0
20
2011 40
60
80
100
De helft van de respondenten vindt dat de buurt het afgelopen jaar niet is veranderd. Respondenten die wel een verandering hebben ervaren, zien beduidend vaker een achteruitgang (34%) dan een vooruitgang (16%). Bewoners die al langer dan 10 jaar in de buurt wonen, vinden meer dan gemiddeld dat de buurt erop achteruit is gegaan (40%). Ondanks dat bewoners iets negatiever zijn gestemd over de ontwikkelingen van de buurt het afgelopen jaar, is het oordeel vergeleken met vorig jaar niet echt gewijzigd. De bewoners geven verschillende redenen aan waarom zij vinden dat de buurt erop achteruit is gegaan. Redenen die veel vaker naar voren worden gebracht, zijn: “de samenstelling van de buurt is veranderd, er zijn meer buitenlanders gekomen”, maar ook “studenten, de vervuiling neemt toe, nieuwe bewoners zijn a-socialer, er is meer geluidsoverlast, er is meer overlast door dealers en drugsverslaafden en er hangen meer
13
mensen op straat rond, waaronder jongeren”. Daarnaast hebben nu meer bewoners aangegeven dat men zich onveiliger voelt en dat de parkeeroverlast is toegenomen. De komst van de woonvoorziening wordt door vijf bewoners specifiek genoemd. De bewoners zijn van mening dat de buurt erop vooruit is gegaan omdat er nieuwbouw is gekomen, de Kruisstraat is aangepakt, huiseigenaren hun woningen hebben verbeterd en er meer voorzieningen zijn gekomen in het park.
Toekomstige ontwikkeling Ontwikkeling van de buurt de komende jaren, in procenten (N = 254 in 2012 en 298 in 2011) 32
vooruit
22 43
gelijk blijven
40
2012
25
achteruit
2011
38 0
20
40
60
80
100
Over de toekomst zijn de meningen eveneens sterk verdeeld. Zo denkt een groot deel (43%) dat er niets zal veranderen, een kwart verwacht dat de buurt erop achteruit zal gaan en een iets groter aandeel, dat de buurt erop vooruit zal gaan. Bewoners van 55 jaar of ouder verwachten minder vaak dan gemiddeld dat de buurt er de komende jaren op vooruit zal gaan (18% tegenover 32% gemiddeld). Daarnaast gaan bewoners die meer dan 10 jaar in de buurt wonen, vaker uit van een achteruitgang (32% tegenover 25% gemiddeld). Vergeleken met vorig jaar zijn bewoners duidelijk positiever gestemd over de toekomst van de buurt. Zo ligt het aandeel dat een vooruitgang verwacht duidelijk hoger en het aandeel dat uitgaat van een achteruitgang duidelijk lager. Wanneer de verwachtingen worden gelegd naast de ontwikkelingen van het afgelopen jaar, dan zijn bewoners eveneens duidelijk positiever over de toekomst van de buurt dan over de ontwikkelingen van het afgelopen jaar. De achteruitgang die bewoners voorzien, wordt toegeschreven aan verschillende zaken: “nieuwe bewoners, de mentaliteit, het gebrek aan toezicht, de verslaafden en daklozen, dronken mensen, de woonvoorziening en te weinig aandacht voor de problemen in de buurt”, zijn redenen die allemaal regelmatig naar voren zijn gebracht. Vooral het feit dat er niets wordt gedaan is volgens bewoners dikwijls een reden dat de buurt er op achteruit zal gaan.
14
Bewoners die uitgaan van een verbetering van de buurt, wijzen vooral op de sloop- en nieuwbouwplannen die er zijn. Ook de vernieuwing van de Woenselse markt wordt veelvuldig naar voren gebracht. 2.3
Medeverantwoordelijkheid voor de leefbaarheid Medeverantwoordelijkheid voor de leefbaarheid in de buurt, in procenten (N = 322 in 2012 en 370 in 2011) 69 69
mede-verantwoordelijk niet medeverantwoordelijk
19 22 2012 12
weet niet
2011
9 0
20
40
60
80
100
Ruim twee op de drie buurtbewoners voelen zich medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid en veiligheid in de buurt, één op de vijf voelt zich niet medeverantwoordelijk. Bewoners die nog geen twee jaar in de buurt wonen, voelen zich minder vaak verantwoordelijk (47% verantwoordelijk) evenals bewoners tot 35 jaar (63%). Bewoners van koopwoningen voelen zich juist vaker verantwoordelijk (78%). Het medeverantwoordelijkheidsgevoel is niet echt veranderd vergeleken met vorig jaar.
15
16
3
Leefbaarheid De leefbaarheid in de buurt staat centraal in dit hoofdstuk. Aspecten die aan de orde komen zijn de ervaren overlast en de meest storende overlast. Ook wordt gekeken naar de veroorzakers van de overlast en de plekken waar overlast wordt ervaren. Daarnaast wordt aandacht besteed aan meldingen over overlast en aan de wijze waarop bewoners de aandacht beoordelen die de gemeente heeft voor de problemen in de buurt.
3.1
Mate van overlast Om inzicht te krijgen in de overlast die bewoners in de buurt ervaren is de bewoners gevraagd in hoeverre verschillende vormen van overlast voorkomen in de buurt. Rommel op straat is volgens de bewoners de meest voorkomende vorm van overlast in de buurt. Ruim driekwart van de bewoners is van mening dat dit vaak (44%) tot soms (34%) voorkomt. Fietsendiefstal neemt de tweede plaats in. Eveneens driekwart van de bewoners is van mening dat fietsendiefstal vaak (33%) tot soms (44%) voorkomt. Andere vormen van overlast die volgens circa twee derde van de bewoners (soms tot vaak) voorkomen zijn inbraak in woningen (68%), dronken mensen op straat (67%), vernielingen aan auto’s (67%), diefstal uit auto’s (64%) en gebruik van drugs op straat (64%). Overlast van groepen jongeren komt volgens 58% van de bewoners (soms tot vaak) voor evenals geluidsoverlast anders dan door verkeer (57%) en handel in drugs (55%). Als specifiek wordt gekeken naar overlast die samenhangt met drugsgebruik dan denkt een groot aantal bewoners dat overlast van gebruik van drugs op straat (27% vaak, 37% soms), handel in drugs op straat (22% vaak, 33% soms), overlast van verslaafden en buitenslapers (15% vaak, 36% soms), handel in drugs in woningen (15% vaak en 28% soms) en gebruikte spuiten (6% vaak, 13% soms) dikwijls voorkomen. Naast de woonvoorziening kunnen andere voorzieningen voor deze overlast zorgen, zoals de in de buurt aanwezige coffeeshop en andere opvangvoorzieningen zoals het Leger des Heils en het Diaconaal centrum ’t Hemeltje. Als het gaat om vormen van overlast die volgens de bewoners het vaakst voorkomen in de buurt, dan spant rommel op straat duidelijk de kroon (44%), op enige afstand gevolgd door fietsendiefstal (33%). Tussen Hemelrijken en Limbeek-Noord zijn de verschillen minimaal wat betreft het voorkomen van overlast. Vergeleken met vorig jaar lijken de meeste vormen van overlast iets minder vaak voor te komen. Dit geldt het meest voor inbraken in woningen of bergingen, geluidsoverlast anders dan door verkeer, vandalisme, handel in drugs in woningen en geweldsdelicten. Wanneer ook wordt gekeken naar overlast die soms voorkomt, dan is er sprake van een lichte toename van handel in en gebruik van drugs op straat, overlast door jongeren en van vandalisme.
17
Mate waarin verschillende vormen van overlast volgens de bewoners voorkomen in de buurt, in procenten (N varieert van 174 tot 309) 44
rommel op straat
34
33
fietsendiefstal
43
inbraak in woningen of bergingen
20
48
dronken mensen op straat
22
45
vernieling aan auto´s en diefstal vanaf auto´s, bijvoorbeeld wieldoppen
21
46
diefstal UIT auto´s
19
45
27
gebruik van drugs op straat
37
23
overlast van groepen jongeren
35
17
geluidsoverlast anders dan door verkeer
40
22
handel in drugs op straat
33
12
vandalisme / vernieling
40
overlast van verslaafden en buitenslapers
15
36
overlast door omwonenden
15
32
bekladding van muren en/of gebouwen
15
30
handel in drugs in woningen
15
28
7
mensen die op straat worden lastig gevallen
26
diefstal VAN auto’s 4
27
geweldsdelicten
5
24
bedreiging
6
21
weggegooide condooms op straat
5
15
gebruikte spuiten
6
13
tasjesroof
5
13
0 vaak
18
20
40
60
80 soms
100
Percentage van de bewoners dat vindt dat vormen van overlast vaak voorkomen in de buurt, in 2011 en 2012 44 47
rommel op straat
33 37
fietsendiefstal
27 24
gebruik van drugs op straat
23 20
overlast van groepen jongeren
22 26
dronken mensen op straat
22 19
handel in drugs op straat vernieling aan auto´s en diefstal vanaf auto´s, bijvoorbeeld wieldoppen
21 24 20
inbraak in woningen of bergingen
28 19 19
diefstal UIT auto´s
17
geluidsoverlast anders dan door verkeer
23 15 18
bekladding van muren en/of gebouwen
15 16
overlast door omwonenden
15 18
overlast van verslaafden en buitenslapers
15
handel in drugs in woningen
20 12
vandalisme / vernieling
18 7 8
mensen die op straat worden lastig gevallen bedreiging
6 4
gebruikte spuiten
6 5 2012
5
geweldsdelicten
11
tasjesroof
5 7
weggegooide condooms op straat
5 6
2011
4
diefstal VAN auto’s
7 0
20
19
40
60
80
100
3.2
Meest storende vormen van overlast Meest storende vormen van overlast volgens de bewoners, in procenten (N=339) geen storende overlast
17
rommel op straat
31
geluidsoverlast anders dan door verkeer
17
handel in drugs op straat
16
inbraak in woningen of bergingen
15
overlast van groepen jongeren
15
fietsendiefstal
14
overlast door omwonenden
11
overlast van verslaafden en buitenslapers
11
vernieling aan auto´s en diefstal vanaf auto´s, bijvoorbeeld wieldoppen
9
dronken mensen op straat
8
diefstal UIT auto´s
8
vandalisme / vernieling
7
gebruik van drugs op straat
7
handel in drugs in woningen
5
bekladding van muren en/of gebouwen
4
geweldsdelicten
3
mensen die op straat worden lastig gevallen
3
bedreiging
3
gebruikte spuiten
1
diefstal VAN auto’s
1
weggegooide condooms op straat
1 0
20
20
40
60
80
100
Als bewoners drie vormen van overlast mogen aangeven waaraan men zich het meest stoort, dan geeft 17% van de respondenten aan geen ‘storende’ overlast te ondervinden. De bewoners die zich wel storen aan de overlast in de buurt, storen zich duidelijk het meest aan rommel op straat (31%). Daarnaast gaat het volgens de bewoners nog om een groot aantal andere vormen van overlast zoals geluidsoverlast anders dan door verkeer (17%), handel in drugs op straat (16%), inbraak in woningen en bergingen (15%), overlast door groepen jongeren (15%) en fietsendiefstal (14%). Naast handel in drugs op straat, storen mensen zich ook erg aan andere drugs gerelateerde overlast, zoals overlast van verslaafden en buitenslapers (11%), gebruik van drugs op straat (7%), handel in drugs in woningen (5%) en gebruikte spuiten (1%). Bewoners van 60 jaar en ouder hebben minder last van de overlast (28% stoort zich nergens aan). Dit geldt ook iets vaker voor niet-westerse allochtonen (22%).
3.3
Veroorzakers en plekken van overlast Respondenten die hebben aangegeven overlast te ondervinden, is per vorm van overlast gevraagd door wie deze overlast wordt veroorzaakt. Veroorzakers van overlast, in procenten van alle respondenten andere buurtbewoners
30
jongeren
30
41 38 30 29
drugsverlaafden
20 22
alcoholverslaafden
19 17
drugsdealers
17
dak- en thuislozen
22 15 18
openbare dronkenschap
11
studenten
16 2012
10 12
anders
2011 27 25
weet niet
0
20
40
60
80
100
Wanneer wordt gekeken naar alle vormen van overlast dan zijn er drie groepen die vooral als veroorzakers worden gezien: andere buurtbewoners, jongeren en drugsverslaafden. Daarnaast wordt vaker gewezen op alcoholverslaafden, drugsdealers en dak- en thuislozen. Een kwart van de bewoners kon niet aangeven wie verantwoordelijk is voor de overlast die zij ervaren.
21
Naast overlast door buurtbewoners houden respondenten de buurtbewoners ook veelal verantwoordelijk voor geluidsoverlast (50%) en rommel op straat (45%). Jongeren zorgen naast jongerenoverlast (84%) vooral voor vernieling aan auto’s (48%) en vandalisme (49%). Bij drugsverslaafden gaat het vooral om aan drugsgerelateerde vormen van overlast, zoals overlast van verslaafden en buitenslapers (64%), gebruik van drugs op straat (61%) en handel in drugs op straat (42%). Ook zijn zij volgens de respondenten deels verantwoordelijk voor diefstal uit auto’s (45%), inbraak in woningen (36%) en het lastig vallen van mensen op straat (34%). Alcoholverslaafden worden verantwoordelijk gehouden voor de aanwezigheid van dronken mensen op straat (50%), het lastig vallen van mensen op straat (44%) en overlast door verslaafden en buitenslapers (42%). Drugsdealers houden zich bezig met handel in drugs op straat (63%) en in woningen (41%). Ook worden zij vaker verantwoordelijk gehouden voor geweldsdelicten (35%) en voor het gebruik van drugs op straat (31%). Studenten zorgen niet voor specifieke vormen van overlast, maar dragen op verschillende manieren bij aan de overlast. Vergeleken met vorig jaar worden buurtbewoners en jongeren minder vaak aangewezen als veroorzaker, maar ook dak- en thuislozen worden minder vaak als zodanig gezien. Wijze waarop men weet wie de veroorzaker is van de overlast, in procenten van respondenten die overlast hebben ervaren 76
zelf gezien
80 45 45
gehoord
8
gelezen
16 2012
14
op een andere manier
2011
20 0
20
40
60
80
100
Wanneer bewoners wordt gevraagd hoe zij weten wie de veroorzaker is van de overlast dan geeft driekwart aan dit zelf te hebben gezien en bijna de helft (45%) heeft dit gehoord. Er zijn weinig mensen die dit ergens hebben gelezen (8%). De overige bewoners weten dit op een andere manier (20%). Handel van drugs op straat (92%), het lastig vallen van mensen op straat (88%), overlast van jongeren (85%) en handel van drugs in woningen (80%) hebben bewoners veelal zelf gezien. Dit geldt ook voor rommel op straat (74%), voor gebruik van drugs op straat (71%) en overlast van omwonenden (70%). Overlast door omwonenden (55%) en geluidsoverlast (54%) wordt vooral gehoord. Over geweldsmisdrijven en tasjesroof heeft men meestal iets gelezen.
22
Vergeleken met vorig jaar hebben bewoners dit jaar minder vaak iets gelezen over vormen van overlast. Er wordt een groot aantal plekken naar voren gebracht waar de verschillende vormen van overlast wordt ervaren. Vaak geven mensen aan dat de overlast plaatsvindt in de gehele wijk, in de buurt of in de straat. Voor een aantal vormen van overlast worden bepaalde locaties vaker genoemd, zoals voor fietsendiefstal de Lijmbeekstraat, voor vernieling aan auto’s de Lijmbeekstraat en de Boschdijk, voor inbraken de Lijmbeekstraat, voor overlast door jongeren de ’s Gravesandestraat, de Kruisstraat, de Lijmbeekstraat en het van Gentplein, voor overlast door omwonenden de Boschdijk, de Kruisstraat en de Lijmbeekstraat, voor verslaafden en buitenslapers de ’s Gravesandestraat en het park, voor vandalisme de van Gentstraat en het van Gentplein en voor handel in drugs op straat de Johannes de Waalstraat en het park.
23
24
4
Veiligheid In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het gevoel van (on)veiligheid van de buurtbewoners, de plekken waar men zich onveilig voelt en degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn volgens de bewoners. Ook de vraag of bewoners zelf het slachtoffer zijn geweest van delicten en of men eventuele meldingen of aangiften heeft gedaan bij de politie komen aan de orde. Tot slot wordt gekeken naar de bekendheid met de buurtbrigadiers en naar de aandacht die de politie en de gemeente hebben voor de buurt.
4.1
Onveiligheidsgevoelens Onveiligheidsgevoelens in de buurt en in de woning, in procenten (N varieert van 292 tot 314) 's a vonds i n de buurt
7
's avonds i n de ei gen woni ng
33
overda g i n de buurt 1 4 overdag in de ei gen woni ng 1 3
14
49
21
73
17
78
12
84
0 a l ti jd
30
20
va a k
40
60
s oms
80
100
zel den of nooi t
Bewoners voelen zich overdag in de eigen woning over het algemeen veilig (84% voelt zich zelden of nooit onveilig). Toch geeft 12% aan zich overdag in de eigen woning soms onveilig te voelen en 4% voelt zich dan vaak tot altijd onveilig. De gevoelens van onveiligheid nemen overdag in de buurt en ’s avonds in de eigen woning toe: één op de vijf tot zes bewoners voelt zich dan soms onveilig en 5% tot 6% voelt zich, vaak tot altijd overdag in de eigen buurt of ’s avonds in de eigen woning, onveilig. ’s Avonds nemen de onveiligheidsgevoelens in de buurt sterk toe. Bijna een derde voelt zich soms ’s avonds onveilig in de buurt en één op de vijf bewoners voelt zich vaak (14%) tot altijd (7%) onveilig. De helft van de bewoners voelt zich zelden tot nooit onveilig.
Percentage bewoners dat zich altijd of vaak onveilig voelt in de buurt en in de woning, in 2011 en 2012 21 22
's avonds in de buurt 6 7
's avonds in de eigen woning overdag in de buurt
5
overdag in de eigen woning
4 3
2012
8
0
2011
20
40
25
60
80
100
Vergeleken met vorig jaar is de beleving van veiligheid niet echt veranderd. Bewoners voelen zich nu eerder iets veiliger dan onveiliger overdag in de buurt. Vooral vrouwen voelen zich ’s avonds in de buurt minder veilig. Zo voelt bijna twee derde van de vrouwen, waarvan 25% vaak tot altijd, zich ’s avonds in de buurt wel eens onveilig.
4.2
Onveilige plekken Wanneer wordt gevraagd aan te geven waar bewoners zich onveilig voelen dan geeft een groot aantal respondenten aan dat men zich over het algemeen in de buurt of in de eigen straat niet veilig voelt. Daarnaast wordt een groot aantal verschillende onveilige plekken naar voren gebracht zoals de Kruisstraat, de Boschdijk en de Johannes van de Waalsweg. Ook de tunnels naar het centrum en de achterdoorgangen bij de huizen worden dikwijls als onveilige plek ervaren evenals het park bij de Anthony van Leeuwenhoeklaan en het park bij het spoor. Andere plekken die veelvuldig zijn genoemd, zijn de coffeeshop, de omgeving van de C1000, de ’s Gravesandestraat en de Gemmastraat. De Woenselse Markt wordt dit jaar minder vaak als onveilige plek naar voren gebracht.
Veroorzakers van gevoelens van onveiligheid, in procenten van de respondenten die zich wel eens onveilig voelen, 2012 en 2011 50
drugsverlaafden
58
37 39
drugsdealers
36 37
dak- en thuislozen
33
alcoholverslaafden 28
jongeren
44
33
26 27
openbare dronkenschap
20 23
andere buurtbewoners
2012
4 3
studenten anders
2011 14
19
13 16
weet niet 0
20
40
60
80
100
Aan de respondenten die zich altijd of vaak onveilig voelen, is gevraagd naar de veroorzakers van deze gevoelens van onveiligheid. De helft (50%) van de respondenten die zich onveilig voelen, wijst op drugverslaafden die, volgens hen, hiervoor verantwoordelijk zijn. Daarnaast worden echter nog meer veroorzakers aangewezen, zoals drugsdealers (37%), dak- en thuislozen (36%), alcoholverslaafden (33%), jongeren (28%), openbare dronkenschap (26%) en andere buurtbewoners (20%).
26
Bewoners die nog andere groepen naar voren brengen, wijzen vaker op buitenlanders in het algemeen, maar ook bijvoorbeeld op ongure types die rondlopen, inbrekers en op een algemeen gevoel van onveiligheid. Studenten worden hier nauwelijks genoemd. Vergeleken met vorig jaar worden vooral alcoholverslaafden en drugsverslaafden minder vaak als veroorzaker aangewezen.
4.3
Slachtoffers van delicten Persoonlijk ervaren slachtofferschap, de afgelopen 12 maanden, 2012 en 2011, in procenten (N = 307 in 2012 en 364 in 2011) 26 26
diefstal van fiets
18 21
vandalisme (beschadiging of vernieling van eigendom) diefstal of vernieling aan de buitenkant van de auto (niet door aanrijding)
17 23 10 12
diefstal uit de auto
6
(poging tot) inbraak in uw woning, zonder diefstal
12 4
bedreiging met geweld
9 4
inbraak in uw woning of berging, met diefstal
8 3 4
diefstal van de auto diefstal van portemonnee of tasje, zonder (dreiging met) geweld
2 5
bedrijfsinbraak
2 3
diefstal van portemonnee of tasje, met (dreiging met) geweld
2 3
2012 2011
1
mishandeling
4 0
20
40
60
80
100
Van de ondervraagde bewoners is een kwart het slachtoffer geweest van diefstal van de fiets (26%), 18% van vandalisme en 17% van diefstal of vernieling aan de buitenkant van de auto. Van diefstal uit de auto is één op de tien bewoners het slachtoffer geweest en van poging tot inbraak in de woning zonder dat er iets is gestolen 6%. Vergeleken met vorig jaar zijn bewoners dit jaar minder vaak het slachtoffer geworden van een misdrijf. Dit geldt vooral voor diefstal of vernieling aan de buitenkant van de auto, (poging) tot inbraak in de woning zonder diefstal, bedreiging en inbraak in de woning of berging met diefstal.
27
4.4
Meldingen en aangiften bij de politie Aandeel van de bewoners dat het afgelopen jaar een melding van overlast of aangifte heeft gedaan bij de politie, 2012 en 2011, in procenten (N = 300 in 2012 en 370 in 2011) 69 68
geen melding gedaan
31 32
melding gedaan
0
20
2012 2011 40
60
80
100
Bijna één op de drie respondenten heeft aangegeven het afgelopen jaar wel eens een melding van overlast of van een delict te hebben gemeld bij de politie. Bewoners van een koopwoning (46%) hebben vaker een melding doorgegeven dan huurders (30%). 55-Plussers hebben minder vaak dan gemiddeld een melding doorgegeven (22%). De meldingen hebben vooral betrekking op geluidsoverlast, overlast door dealers en drugsgebruik, vernielingen, maar ook op inbraken en auto-inbraken. Het meldgedrag is niet echt veranderd vergeleken met vorig jaar.
Geregistreerde meldingen van overlast Meldingen van incidenten, naar type overlast, 2010, 2011 en 2012 (januari t/m september), in de buurten Limbeek-zuid, Limbeek-noord, Hemelrijken en Gildebuurt
Overlast i.v.m. zwervers / drugs* Bezit harddrugs / softdrugs* Handel in harddrugs / softdrugs* totaal Bron: politie Eindhoven * categorieën zijn samengenomen
2010 (jan-sep) 35 9 3 47
2011 (jan-sep) 126 5 2 133
2012 (jan-sep) 98 17 5 120
Om inzicht te krijgen in mogelijke veranderingen zijn de geregistreerde meldingen in de periode van januari tot en met september 2011, de periode voordat de woonvoorziening er was, vergeleken met de cijfers voor de periode van januari tot en met september 2012, de periode waarin de woonvoorziening is gevestigd aan de Boschdijk. Volgens de officiële registraties zijn er in de eerste drie kwartalen van 2012 vanuit de aangrenzende buurten circa 120 incidenten gemeld, die een relatie hebben met dak- en thuislozen en drugs/verslaving. Het merendeel daarvan heeft te maken met overlast door zwervers en/of drugs (82%). De officiële cijfers zijn iets lager dan die van 2011 (133). Dat geldt vooral voor overlastmeldingen. Door de politie is echter aangegeven dat de opheffing van het POV-team (preventie overlast verslaafden) geleid kan hebben tot afname van het aantal meldingen, omdat bewoners daardoor minder geneigd zijn om een melding te doen. 28
Geregistreerde aangiften van misdrijven Aangiften van misdrijven bij de politie in Limbeek-zuid, Limbeek-noord, Hemelrijken en Gildebuurt , 2010, 2011 en 2012 (januari t/m september)* 2010 (jan-sep)
2011 (jan-sep)
2012 (jan-sep)
82 57 54 13 121 90 27 29 35 1 509
79 79 55 13 131 92 29 43 41 4 566
142 55 37 11 149 92 25 44 45 600
Diefstal uit/van personenauto of ander vervoermiddel** Inbraak woning / box/garage/schuur/tuinhuis** Winkeldiefstal Diefstal personenauto Diefstal fiets / bromfiets / snorfiets** Overige (eenvoudige) diefstal Zakkenrollerij / tassenrollerij / straatroof** Vernielingen overige objecten Openlijke geweld / bedreiging / mishandeling** Overval (in woning / overige objecten) Totaal Bron: gemeente / politie Eindhoven * de cijfers wijken af van die van de vorige rapportage ** categorieën zijn samengenomen
Volgens de officiële politieregistraties is er in de vier buurten rondom de woonvoorziening in de eerste drie kwartalen van 2012 in totaal 600 keer aangifte gedaan van een misdrijf. Dat is 6% meer dan in 2011 (566) en 12% meer dan in 2010 (509). De toename van het aantal aangiften kan te maken hebben met toename van het aantal voorvallen, maar ook door toename van de aangiftebereidheid (door promotie hiervan door de politie). Opgemerkt moet worden dat niet duidelijk is hoe de ontwikkeling in andere wijken in Eindhoven is. De meeste aangiften hebben betrekking op fietsendiefstal (25%), auto-inbraak (24%) en overige diefstal (15%). Vergeleken met 2011 is met name het aantal aangiften van autoinbraken fors (+80%) toegenomen. Het aantal aangiften van woninginbraak (-30%) en winkeldiefstal (-33%) is juist afgenomen. Het aantal aangiften van overige delicten is ongeveer gelijk gebleven.
4.5
Bekendheid van de buurtbrigadier(s) Bekendheid van de buurtbrigadier, 2012 en 2011, in procenten, (N = 316 in 2012 en 368 in 2011) 74
onbekend met de buurtbrigadier(s)
78 2012
26
bekend met de buurtbrigadier(s)
2011
22 0
20
40
29
60
80
100
Een kwart van de respondenten kent de buurtbrigadier. Bewoners die al meer dan 10 jaar in de buurt wonen, bewoners van Hemelrijken en 35-plussers zijn meer dan gemiddeld bekend met de buurtbrigadier, respectievelijk 40%, 35% en 34%. De buutbrigadier(s) zijn iets beter bekend dan vorig jaar.
4.6
Functioneren van de gemeente en de politie Aandacht van de buurtbrigadier(s) / de politie voor de problemen in de buurt, 2012 en 2011, in procenten (N = 317 in 2012 en 366 in 2011) er zijn geen problemen in mijn buurt
5 4
veel / meer dan voldoende
4 6 28 28
voldoende aandacht 18 19
weinig aandacht 12
zeer weinig aandacht
7
2012 2011
33 36
weet niet / geen mening 0
20
40
60
80
100
Eén op de drie respondenten (33%) kan niet aangeven of de buurtbrigadier(s) of de politie voldoende aandacht hebben voor de problemen in de buurt. De overige bewoners zijn verdeeld. Het aandeel bewoners dat vindt dat zij (meer dan) voldoende aandacht hebben (32%) is vrijwel even groot als het aandeel dat van mening is dat zij (zeer) weinig aandacht (30%) hiervoor hebben. Het aandeel bewoners dat van mening is dat de buurtbrigadier(s) zeer weinig aandacht hebben voor de problemen in de buurt is iets toegenomen vergeleken met vorig jaar.
30
Aandacht van de gemeente voor de problemen in de buurt, 2012 en 2011, in procenten (N = 317 in 2012 en 367 in 2011) 6
er zijn geen problemen in mijn buurt
3 5 6
veel aandacht
27 30
voldoende aandacht
35 35
te weinig aandacht
2012
27 26
weet niet / geen mening 0
20
2011
40
60
80
100
Ook over het functioneren van de gemeente kan een deel van de bewoners geen uitspraak doen (27%). De overige bewoners zijn eveneens verdeeld hierover. Zo vindt een derde dat de gemeente te weinig aandacht heeft voor de problemen in de wijk en vindt een vrijwel even groot aandeel dat de gemeente voldoende tot zelfs veel aandacht hiervoor heeft. Op hoofdlijnen is het oordeel niet veranderd vergeleken met vorig jaar.
31
32
5
De woonvoorziening In dit laatste hoofdstuk komt de nieuwe woonvoorziening aan de orde. Ingegaan wordt op de bekendheid met de woonvoorziening, de beheergroep en het beheerplan en de wijze waarop de bewoners aankijken tegen een dergelijke voorziening. Ook wordt aandacht besteed aan de ervaringen van bewoners met de woonvoorziening wat betreft overlast.
5.1
Bekendheid met en mening over de woonvoorziening Bekendheid met de woonvoorziening aan de Boschdijk, 2012 en 2011, in procenten (N = 317 in 2012 en 368 in 2011) bekend met de woonvoorziening
84 80
onbekend met de woonvoorziening
16
2012 20
0
2011
20
40
60
80
100
Vier op de vijf respondenten weten dat eind 2011 / begin 2012 een woonvoorziening voor chronisch verslaafde dak- en thuislozen is geopend aan de Boschdijk. Niet alle bewonersgroepen zijn even goed op de hoogte. Zo zijn bewoners van een koopwoning meer dan gemiddeld op de hoogte (88% tegenover 79% van de huurders), evenals autochtonen (87% tegenover 72% van de niet-westerse allochtone respondenten) en bewoners van 55 jaar en ouder (85% tegenover 72% van de bewoners tot 35 jaar). De bekendheid is iets toegenomen vergeleken met vorig jaar en de verschillen in bekendheid tussen de groepen zijn iets kleiner geworden.
Mening over de woonvoorziening, 2012 en 2011, in procenten (N = 315 in 2012 en 365 in 2011) 57
goede maatregel
43 16
slechte maatregel
34 2012 27
geen mening
2011
23 0
20
40
60
80
100
Iets meer dan de helft van de bewoners vindt een dergelijke opvangvoorziening voor verslaafde dak- en thuislozen een goede maatregel (57%). De overige bewoners hebben vaak geen mening hierover uitgesproken (27%). Eén op de zes bewoners geeft aan een dergelijke voorziening niet goed te vinden (16%). 33
De mening over de woonvoorziening verschilt naar doelgroep. Zo vinden respondenten tot 40 jaar een woonvoorziening vaker een goede maatregel (48%) dan 40-plussers (33%). Vooral bewoners in de leeftijd van 40 tot 60 jaar vinden het vaker een slechte maatregel (46%) evenals bewoners die al meer dan tien jaar in de buurt wonen (49%). Daarnaast staan westerse allochtonen vaker negatief (51% slechte maatregel) tegenover een woonvoorziening dan autochtonen (33%) of niet-westerse allochtonen (30%). Ook bewoners van een koopwoning hebben duidelijk meer moeite hiermee dan bewoners van een huurwoning, respectievelijk 46% en 30% vinden het een slechte maatregel. Bewoners die het een goede maatregel vinden, hebben hiervoor vrijwel allemaal sociale motieven: • deze mensen hebben begeleiding en hulp nodig; • er is controle mogelijk door een dergelijke voorziening; • deze mensen moeten ook ergens terecht kunnen; • ze veroorzaken door deze voorziening minder overlast op straat; • deze mensen hebben ook recht op onderdak; • iedereen verdient een tweede kans. Bewoners die de woonvoorziening een slechte maatregel vinden, hebben vooral moeite met het plaatsen van een dergelijke voorziening in een woonwijk waar ook nog kinderen wonen. Men maakt zich vooral zorgen om het toezicht buiten de voorziening. Ook is een aantal bewoners van mening dat de overlast en de criminaliteit toenemen door deze voorziening.
5.2
De beheergroep Bekendheid van de beheergroep, 2012 en 2011, in procenten (N = 314 in 2012 en 363 in 2011) 2012
33
bekend met de beheergroep
2011
43 67
onbekend met de beheergroep
57 0
20
40
60
80
100
Eén op de drie bewoners weet dat er een beheergroep is, twee derde weet dit niet. De beheergroep is minder bekend dan een jaar geleden toen 43% wist dat deze bestond. Niet-westerse allochtonen zijn iets minder goed op de hoogte van de beheergroep (23%). Bewoners van koopwoningen (38%) en bewoners die langer dan tien jaar in de buurt wonen (39%) weten juist vaker van het bestaan van de beheergroep af.
34
Mening over het bestaan van de beheergroep, 2012 en 2011, in procenten (N = 313 in 2012 en 359 in 2011) 60
goed
2012
71
2011 3
niet goed
5 37
weet niet
24 0
20
40
60
80
100
Ruim de helft van de bewoners laat zich in positieve zin uit over het bestaan van de beheergroep. Slechts enkelen (3%) zijn negatief hierover. Ruim een derde van de bewoners weet het niet. Bewoners kunnen dit jaar vaker geen oordeel over de beheergroep geven. Het aandeel bewoners dat positief is hierover, ligt dit jaar lager dan vorig jaar. Autochtone bewoners zijn vaker positief over de beheergroep (67%), niet-westerse allochtonen geven vaker aan het niet te weten (52%). Bewoners die positief zijn over de beheergroep, brengen hiervoor verschillende redenen naar voren, zoals: • buurtbewoners hebben hierdoor een aanspreekpunt; • er is betere communicatie mogelijk; • bewoners zijn hierdoor goed op de hoogte; • er kan gemakkelijke worden ingegrepen als het fout gaat; • er is betere controle mogelijk; • er kan gemakkelijk teruggekoppeld worden als dat nodig is; • de veiligheid in de buurt is hiermee gebaat.
Bijdrage van de beheergroep aan de inpassing van de woonvoorziening in de wijk, 2012 en 2011, in procenten (N = 314 in 2012 en 364 in 2011) 23
bijdrage
57 7
geen bijdrage
14
2012 70
weet niet
2011
29 0
20
40
60
80
100
Een meerderheid van de bewoners kan niet aangeven of de beheergroep volgens hen een bijdrage heeft geleverd aan een goede inpassing van de woonvoorziening in de wijk.
35
De bewoners die zich hierover wel uitlaten, zijn vaker positief (23%) dan negatief (7%). Bewoners die negatief zijn, hebben hiervoor verschillende redenen naar voren gebracht. Een aantal komt terug op de plek die men niet passend vindt, anderen geven aan dat je niets hebt gemerkt van een beheergroep en/of dat er nog steeds sprake is van overlast. Vergeleken met 2011, valt op dat bewoners vaker geen oordeel hierover kunnen geven. Zowel het aandeel bewoners dat positief als negatief is gestemd, is daardoor lager.
5.3
Het beheerplan Bekendheid van het beheerplan, 2012 en 2011, in procenten (N = 313 in 2012 en 364 in 2011) 2012
21
bekend met de beheerplan
2011
28 79
onbekend met de beheerplan
72 0
20
40
60
80
100
Ruim een vijfde van de bewoners weet dat er een beheerplan is opgesteld, waarin afspraken zijn gemaakt over het beheer van het gebied en wie waarvoor moet worden aangesproken. Respondenten van 55 jaar en ouder (28%) autochtonen (28%) en bewoners die al meer dan 10 jaar in de buurt wonen (29%), weten vaker dat er een beheerplan is. Bewoners tot 35 jaar (14%) en niet-westerse allochtonen (8%) zijn duidelijk minder bekend met het beheerplan. Vergeleken met vorig jaar is ook het beheerplan minder bekend bij de bewoners.
Mening over het bestaan van het beheerplan, 2012 en 2011, in procenten (N = 317 in 2012 en 364 in 2011) 68
goed
80 2 3
ni et goed
2012 30
weet niet
2011
17 0
20
40
60
80
100
Ondanks het feit dat slechts een vijfde van de bewoners weet van het bestaan van een beheerplan, is twee derde van de bewoners enthousiast over dit plan. Slechts 2% van de respondenten geeft aan een dergelijk plan niet goed te vinden.
36
5.4
Gevolgen van de woonvoorziening voor de leefbaarheid en veiligheid Effecten van de komst van de woonvoorziening op de gevoelens over overlast en veiligheid, 2012 en 2011, in procenten (N = 303 in 2012 en circa 359 in 2011) Overlast door verslaafden in uw buurt
19
Uw gevoel van onveiligheid in uw buurt
18
De kans dat u of een van uw gezinsleden slachtoffer wordt van een misdrijf in uw buurt
14
Overlast door dealers in uw buurt
12
0
68
13
73
9
75
11
76
20
toegenomen
12
40
60
gelijk gebleven
80
100
afgenomen
Als de bewoners wordt gevraagd welke effecten de komst van de woonvoorziening heeft gehad op de overlast en op de veiligheidsgevoelens, dan geeft twee derde tot driekwart van de bewoners aan dat er niets is veranderd. De overige bewoners zijn iets vaker van mening dat dit meer negatieve dan positieve gevolgen heeft gehad. Het meest negatief is men over de gevoelens van onveiligheid: zo vindt 18% dat deze zijn toegenomen en 9% dat deze zijn afgenomen. Bij de overige aspecten zijn de verschillen kleiner. Zo acht 14% van de bewoners de kans groter dat men zelf of een van de gezinsleden het slachtoffer wordt tegenover 11%, die de kans juist kleiner acht. De overlast door verslaafden is volgens 19% van de bewoners toegenomen en volgens 13% juist afgenomen. Over de overlast door dealers lopen de meningen iets meer uiteen: zo vindt 12% dat de overlast door dealers is toegenomen en een even groot aandeel dat deze juist is afgenomen. Percentage van de bewoners dat een toename heeft verwacht (2011) en ervaren (2012) van de overlast en de gevoelens van onveiligheid als gevolg van de woonvoorziening 19
Overlast door verslaafden in uw buurt
53 18
Uw gevoel van onveiligheid in uw buurt
41 14
De kans dat u of een van uw gezinsleden slachtoffer wordt van een misdrijf in uw buurt
36 2012
12
Overlast door dealers in uw buurt
2011
47 0
20
40
60
80
100
Wanneer de daadwerkelijke toe- of afname volgens de bewoners wordt gelegd naast de verwachtingen die bewoners hadden, dan moet worden geconcludeerd dat de overlasttoename en de gevoelens van onveiligheid veel minder zijn toegenomen dan verwacht. Dit geldt het meest voor de overlast door verslaafden en door dealers. 37
38
6
Gesprekken met betrokkenen en bewoners
Aansluitend aan de enquête onder bewoners en de analyse van de politiecijfers zijn gesprekken gevoerd met professionele betrokkenen. Doel van de gesprekken was, om de uitkomsten van de enquête en de cijfers te bespreken en te interpreteren vanuit het perspectief van direct betrokkenen. De gesprekken zijn gevoerd met: De locatiemanager, de wijkagent, medewerkers veiligheid van de gemeente, een medewerker van Trudo, de eigenaar van het pand en van Domein Wonen (de woningbouwvereniging die veel huurwoningen in de directe omgeving bezit), de bedrijfsleider van de C1000 en omwonenden van de woonvoorziening. De uitkomsten van de gesprekken zijn hieronder kort weergegeven.
Functioneren van de woonvoorziening De woonvoorziening functioneert volgens de locatiemanager goed. Er gebeurt intern uiteraard wel eens wat, maar niet extreem. Dit heeft ook te maken met het wennen van de bewoners aan andere leefomstandigheden en aan elkaar. Nu is dat meer geland. Er gelden strenge regels, zowel voor binnen als buiten de woonvoorziening! Alcohol is uit den boze bijvoorbeeld, ook op straat. Bij een melding wordt meteen een gesprek aangegaan. De locatiemanager probeert ook normen en waarden over te brengen aan de bewoners. Het blijft echter een grijs gebied, er gebeurt vast meer dan dat men ziet en weet, maar wel veel minder dan toen ze nog op straat leefden. Het gebruik van drugs en alcohol door de bewoners is ook wezenlijk afgenomen. Ze proberen zich ook wel aan de regels te houden, want ze willen niet weg. Er is in ieder geval een bewoner met een betaalde baan en een stel met een relatie, ze kunnen zelf boodschappen doen en men kookt soms samen. Er wordt wel veel gemopperd, maar uiteindelijk wijzen de signalen erop dat de bewoners zich hier prima thuis voelen. Het aantal meldingen uit de buurt is beperkt, vaak is het ook loos alarm. De woonvoorziening in haar directe omgeving De wijk waarin de woonvoorziening ligt is (wel) kwetsbaar en kent van oudsher problemen met drugsverslaafde en alcoholverslaafde zwervers. De problematiek is en blijft groot in de wijk, dat laten de cijfers ook zien, maar dit staat veelal los van de woonvoorziening. Desondanks blijft de directe omgeving van de woonvoorziening een aandachtspunt, met name de Gemmastraat en de C1000. De overlast is daar groot. Het gebied heeft een grote aantrekkingskracht op daklozen omdat er verschillende voorzieningen zijn in de wijk. Doordat elders in Eindhoven voorzieningen zijn gesloten, is de overlast in deze wijk toegenomen. Deze overlast heeft echter geen directe relatie met de woonvoorziening
39
Incidenten Ook het afgelopen jaar zijn er pieken geweest van incidenten: auto-inbraken, fietsendiefstal, winkeldiefstal, brandstichting, diefstal van lood en koper. Op verzoek van de politie is een lijst gemaakt van de bewoners en hun bezoekers. Dat maakt de bewoners zichtbaar. Daarmee heeft men kunnen ontkrachten dat de overlast vanuit de woonvoorziening kwam. Er hangen in de buurt veel mensen rond die wel tot de doelgroep horen maar niets met de voorziening te maken hebben. Als je met mensen in de buurt praat wordt de overlast vaak niet zozeer aan de woonvoorziening gekoppeld, maar aan verslaafden in het algemeen. Bewoners kunnen echter geen onderscheid maken tussen bewoners en andere dak- en thuislozen. De voorziening heeft wel een aantrekkingskracht. Als er een incident is in de buurt, wordt echter wel gauw naar de voorziening gewezen. Bij een recent incident waarbij een bewoner van de woonvoorziening zichzelf bedreigde, is veel politie op de been gebracht. Dit heeft veel onrust in de buurt veroorzaakt. Dat blijft ook lang hangen. Het incident zelf is echter veel groter gemaakt dan dat het was. Relatie woonvoorziening met de directe woonomgeving Aan de andere kant zijn de bewoners in deze wijk heel tolerant. Dat verklaart waarom men het toch veelal heel plezierig vindt om in deze wijk te wonen. De contacten van buurtbewoners met de woonvoorziening zijn echter minimaal. Er is geprobeerd meer interactie te krijgen door activiteiten (bijv. kunst) vanuit de voorziening, maar dit komt nog niet zo van de grond. Het is wat lastig om met de bewoners afspraken hierover te maken. In eerste instantie zijn ze vaak enthousiast, maar bij nader inzien laten ze het vaker afweten. De uitdrukking ’onbekend maakt onbemind’ is hier echter van toepassing. Veel buurtbewoners zijn wat angstig en terughoudend richting de woonvoorziening, ze durven er niet heen en ervaren de mensen die er in- en uitgaan en de herrie die er soms wordt gemaakt wel als intimiderend en bedreigend. De drempel is voor veel mensen te hoog. Gesuggereerd wordt dat de beheerder naar de buurtbewoners zou moeten toegaan om kennis te maken, mensen uit te nodigen en zodoende de drempel te verlagen en het draagvlak te vergroten. Terugkoppeling naar de buurt gebeurt nu door middel van nieuwsbrieven. Opheffing POV-team De opheffing van het POV (preventie overlast verslaafden)-team is wel een aderlating voor de wijk. Het POV-team was goed bereikbaar en gemakkelijk toegankelijk, bij overlast van zwervers. Het nieuwe 0900-nummer is een heel andere, meer afstandelijke benadering. De indruk bestaat dat bewoners nu niet meer zo snel bellen, men krijgt ook geen directe respons meer. Het aantal meldingen is daardoor gedaald, maar dat wil niet zeggen dat de overlast minder wordt. Het gat dat het POV-team heeft achtergelaten wordt zo goed mogelijk gedicht door de wijkagent en door de ambulante medewerker van Novadic Kentron. Deze mensen onderhouden veel contacten, zijn zichtbaar en reageren direct op meldingen. Desalniettemin is men heel ongelukkig met het verdwijnen van het POV-team.
40
ommunicatie Volgens een aantal partijen komt het afgesproken communicatietraject niet van de grond. Incidenten in de woonvoorziening, worden niet altijd gemeld aan andere betrokken partijen (bijv. de corporatie). Dat schaadt het vertrouwen wel enigszins bij een aantal partijen. Volgens de locatiemanager van Novdic-Kentron zijn tijdgebrek en personeelsgebrek daarvan de oorzaak. Als er een incident plaatsvindt zijn er allerlei zaken te regelen en de communicatie naar buiten blijft dan vaak liggen. De meldingen worden wel keurig geregistreerd en afgehandeld. Overigens hoeft ook niet altijd alles naar buiten te worden gebracht, je hoeft het niet groter te maken dan het is, maar ook niet achter te houden. Beheergroep De betrokkenen zijn wel positief over de beheergroep en prijzen de constructieve opstelling van alle partijen.
41
42
Bijlage 1 Responsoverzicht
Steekproef en respons, naar wijze van enquêteren Met telefoonnummer Zonder telefoonnummer Totaal Waarvan: - Enquête via internet - Schriftelijke enquête - Telefonische enquête
Steekproef
Respons
In %
362 805 1.167
345
30%
94 138 113
27% 40% 33%
Verdeling populatie (16+) en respons (ongewogen), naar leeftijd en etniciteit Bewoners
Respons
16-39 jaar 40-59 jaar 60+
65% 21% 13%
52% 27% 21%
Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon
50% 15% 35%
63% 15% 22%
Absoluut 4.425 * van 6 respondenten zijn de gegevens niet bekend
339*
Jongeren en niet-westerse allochtonen zijn ondervertegenwoordigd in de respons. Door middel van weging is dit gecorrigeerd.
43
44
Bijlage 2 De vragenlijst
45
!
! !
"
# $ !
!
&
! !
$
%
$
%
" !
'
&
"
( $ !
" !
"
)
#
*
+
,
$ !
$
!
&
$
!
-
.
! ! !
# $
%&
'
(
) *
+
,
' '!
. / 0 1 #2 ## #$ #( #, ##. #/ #0 #1 $2 $# $$
/ !
0
+ !
! 1! 2 !
# $ ( , . / 0 1 #2 ## #$ #( #, ##. #/ #0 #1 $2 $# $$ $(
%& ) *
! ! ' ' '
!
$
3
'!
" #,
#
0 #
!
!!
1! 2 !
3
/
!
( .
!! !
&
"
"
"
33333
33333
33333
"
"
"
33333
33333
33333
4
!
.
"
!!
! &
!
"
4
$ $
.
! $
!!
! &
"
"
"
33333
33333
33333
#" $" ("
4 #
$
+ +
"
4
$ $
$ ! $
#"
3333333333333333333333333333333333333333333333333333
$"
3333333333333333333333333333333333333333333333333333
("
3333333333333333333333333333333333333333333333333333
' 5
!
4 !
"
6
7 ! )
$ 8
$
/
!
/
$
$ !
! !
!
! ! %& ) *
! !
9
$
!
*
1 3
-
0
! !
"
!
"
!
"
#
:
$
/
$
!
#
!
/
$
!
( 0 $
$
: ;
0
/ /
8
$
'0; )0
% !
!
! #
(
< $
!
! !
" !
"
;
!
&
5 5 %
"
$/ $/ '
)
4!
!
"
!
"
!
"
4! !
$ !
% !
%
! /=
*
#
.
> !
" !
"
!
$;
!
!
/
? !
0
/
!
"
(
!
$
%
! (
!
2
!
!
#
?
/
! !
"
1
3
!
!
= ! ((((!
"
1 1
3
3
"
'
)
$
!
@ A
! )
!
6