Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012
Onderzoek & Statistiek
Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012
Schiedam, mei 2013 Onderzoek & Statistiek 010-2191007 / 2191008 Foto’s: Jan van Kampenhout en Jan van der Ploeg
Inhoud
3
1
Inleiding ................................................................................................................................... 5
1.1
Aanleiding en opdracht ............................................................................................................... 5
1.2
Responsoverzicht ........................................................................................................................ 5
1.3
Inhoud van het rapport ................................................................................................................ 6
2
Wonen en Sociale samenhang ......................................................................................... 9
2.1
Woning en woonomgeving ......................................................................................................... 9
2.2
Ontwikkeling woonbuurt........................................................................................................... 11
2.3
Bewonersvereniging in de wijk ................................................................................................. 12
2.4
Sociale kwaliteit ........................................................................................................................ 13
2.5
Discriminatie ............................................................................................................................. 14
3
Leefbaarheid......................................................................................................................... 17
3.1
Buurtproblematiek..................................................................................................................... 17
3.2
Verloedering.............................................................................................................................. 20
3.3
Overlast ..................................................................................................................................... 20
3.4
Functioneren gemeente ............................................................................................................. 22
4
Veiligheid ............................................................................................................................... 25
4.1
Onveiligheidsgevoelens ............................................................................................................ 25
4.2
Onveiligheid en buurtproblemen ............................................................................................... 27
4.3
Onveilige plekken .................................................................................................................... 29
5
Toezicht & Handhaving ..................................................................................................... 33
5.1
Tevredenheid laatste contact ..................................................................................................... 33
5.2
Beoordeling team Toezicht & Handhaving ............................................................................... 34
5.3
Totaal beeld ............................................................................................................................... 35
5.4
Toezicht met behulp van camera’s ........................................................................................... .35
6
Voorzieningen ...................................................................................................................... 37
6.1
Rapportcijfer voorzieningen ...................................................................................................... 37
6.2
Tevredenheid voorzieningen ..................................................................................................... 37
6.3
Sociale voorzieningen ............................................................................................................... 39
7
De wijken nader bekeken ................................................................................................ 41
8
Samenvatting en conclusies ............................................................................................ 51
4
hoofdstuk
Inleiding 1.1 Aanleiding en opdracht Het meten van de leefbaarheid en de veiligheidssituatie wordt in Schiedam al vele jaren uitgevoerd. Reeds in de jaren ’90, na de invoering van het Grotestedenbeleid, ontstond bij de rijksoverheid en de gemeenten de behoefte aan periodieke informatie over de voortgang en resultaten van het gevoerde beleid. In het kader daarvan werd met de gemeenten afgesproken dat er minimaal één keer per twee jaar een Leefbaarheidsonderzoek onder de bevolking werd uitgevoerd. Door middel van een standaardvragenlijst, waardoor alle Gsb-gemeenten met elkaar konden worden vergeleken, werd het GsbLeefbaarheidsonderzoek in 1998, 2000, 2002, 2004, 2006, en 2007 (verplichte extra meting) in Schiedam gehouden. Door de overlap tussen het Gsb-Leefbaarheidsonderzoek en de Politiemonitor Bevolking heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2008 deze twee onderzoeken samengevoegd tot de Integrale Veiligheidsmonitor. Met de hiervoor ontwikkelde vragenlijst is het mogelijk om zowel de leefbaarheids- als de veiligheidsvraagstukken te beantwoorden. Historische vergelijkingen op basis van eerder gehouden onderzoek blijven daardoor mogelijk. Op landelijk niveau worden de bevolkingsenquêtes uitgevoerd door het CBS. Voor de Regionale Veiligheidsmonitor heeft de politieregio Rotterdam-Rijnmond in 2009 en 2011 de gegevens verzameld. Op gemeentelijk niveau heeft Onderzoek & Statistiek van de gemeente Schiedam in 2009 het onderzoek verricht. Inmiddels is het Grotestedenbeleid weliswaar beëindigd, echter de behoefte aan beleidsinformatie betreffende dit onderwerp is nog steeds aanwezig. Daarom heeft in het najaar van 2012 wederom in Schiedam een onderzoek in het kader van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor plaatsgevonden. Voorliggende rapportage geeft de uitkomsten van dit onderzoek. Het levert een beeld op van hoe zaken als woonplezier, veiligheid en sociale cohesie zich in Schiedam ontwikkelen. Dit kan dienen als belangrijke onderbouwing van het gemeentelijk beleid. 1.2 Responsoverzicht Het veldwerk van het onderzoek bestaat evenals in 2009 uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft een vragenlijst via internet die is voorgelegd aan het gemeentelijk internetpanel. Maar liefst 921 panelleden hebben de vragenlijst ingevuld. Dit komt overeen met een respons van 38 procent. Het overgrote deel van het veldwerk is echter ingenomen door middel van schriftelijke bevraging van de vragenlijst. Voor dit doel werd een steekproef van 4.600 personen in de leeftijd van 18 tot en met 80 jaar aselect uit het bevolkingsregister getrokken. Deze personen kregen een vragenlijst thuisgestuurd met het verzoek deze in te vullen en terug te sturen. Vijfentwintig formulieren bleken om uiteenlopende redenen (verhuizing, overlijden, etc,) onbestelbaar. Van de resterende 4.575 stuurden uiteindelijk in totaal 1.431 personen een volledig ingevuld vragenformulier terug. De respons op dit onderdeel bedraagt derhalve 31 procent. In figuur 1.1 is de totale netto respons verdeeld naar de in Schiedam aanwezige wijken.
5
H1 Inleiding
Figuur 1.1
NETTO RESPONS PER WIJK (TOTAAL VAN SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE METHODE) wijk aantal respondenten responspercentage Centrum 193 35% Oost 229 28% West 314 35% Zuid 228 29% Nieuwland 272 34% Groenoord 257 32% Kethel 248 40% Woudhoek 311 39% Spaland/Sveaparken 252 33% Totaal
2.352*
34%
* van 48 personen is niet bekend in welke wijk zij woonachtig zijn
Bovenstaande figuur geeft duidelijk weer dat de respons per wijk nogal verschilt. Evenals in voorgaande onderzoeken blijkt ook nu weer dat de wijken in het noordelijk stadsdeel een relatief hoog responspercentage laten zien. De animo voor dit onderzoek is in Oost het laagst. Hiermee was van tevoren rekening gehouden door de omvang van de steekproef in sommige wijken te verhogen. De uiteindelijk respons van de schriftelijke vragenlijst wordt altijd vergeleken met de samenstelling van de totale bevolking van Schiedam. Voor zover nodig wordt de respons door middel van weegfactoren gecorrigeerd zodat uiteindelijk een exacte afspiegeling ontstaat van de totale Schiedamse bevolking in de leeftijd van 18 tot en met 80 jaar. De uitkomsten van het onderzoek leveren daarmee een betrouwbaar beeld op van de mening van de Schiedammer. Dit wordt gestaafd door de constatering dat - op basis van acht metingen sinds 1998 - feitelijkheden zoals inkomen, opleiding en etniciteit weliswaar aan veranderingen onderhevig zijn maar dat dit slechts heel geleidelijk gaat. En dat is uiteraard logisch want dat soort dingen veranderen nu eenmaal niet zo snel. Echter als het gaat om zaken als bijvoorbeeld leefbaarheid, slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens kunnen bepaalde gebeurtenissen of veranderingen in een buurt in een kort tijdsbestek soms een grote rol spelen. Dat soort effecten zijn dan ook meestal duidelijk terug te vinden in de uitkomsten van het onderzoek: ondanks het feit dat meningsvragen over leefbaarheid en dergelijke doorgaans bepaalde trends vertonen, willen deze nogal eens aan schommelingen onderhevig zijn (met name op wijkniveau). 1.3 Inhoud van het rapport In het eerstvolgende hoofdstuk komt de leefbaarheid op buurt- en wijkniveau aan bod. Aan de orde komen het wonen en de sociale samenhang in Schiedam. In hoofdstuk 3 ligt de focus op het bestaan van buurtproblemen; hoe vaak ondervinden bewoners overlast of is er bijvoorbeeld sprake van verloedering. Hoofdstuk 4 heeft het thema veiligheid als onderwerp. Het gaat hierbij om veiligheidsgevoelens en de invloed van eventueel cameratoezicht in de stad. Hoofdstuk 5 omvat het functioneren van het team Toezicht en Handhaving van de gemeente Schiedam en de tevredenheid van de Schiedamse bevolking over het contact met hen. In het daaropvolgende hoofdstuk komt het voorzieningenniveau (hoofdstuk 6) aan de orde. Hoofdstuk 7 geeft per wijk een uiteenzetting van de meest opvallende zaken op het gebied van leefbaarheid en veiligheid. In dit hoofdstuk zal tevens op een lager schaalniveau dieper worden ingegaan op een aantal van deze onderwerpen. In het laatste hoofdstuk (8) worden de belangrijkste uitkomsten en conclusies gepresenteerd.
6
H1 Inleiding
7
H1 Inleiding
8
H2 Wonen en Sociale samenhang
hoofdstuk
Wonen en Sociale samenhang De leefbaarheid van buurten en wijken wordt door vele aspecten bepaald. Niet alleen de fysieke omgeving zoals de eigen woning en woonomgeving, maar zeker ook de sociale samenhang in een buurt speelt hierin een belangrijke rol. Aan de hand van dit soort aspecten die een onderdeel vormen van het begrip ‘leefbaarheid’ hebben de bewoners de huidige situatie in hun woonbuurt beoordeeld. Daarnaast is in de enquête gevraagd naar de ontwikkeling van de eigen woonbuurt in het afgelopen jaar. 2.1 Woning en woonomgeving Zoals gezegd speelt de fysieke omgeving een belangrijke rol in de beleving van leefbaarheid. Dit gevoel van leefbaarheid wordt onder andere door de waardering van de eigen woning en woonomgeving bepaald. In het onderzoek is Schiedammers daarom gevraagd een rapportcijfer te geven voor hun woning en woonomgeving. Het gemiddelde rapportcijfer dat ‘de Schiedammer’ aan zijn of haar woning geeft, is al vele jaren stabiel te noemen. In vergelijking met de meting in 1998 is dit rapportcijfer met twee tienden van een punt gestegen naar een 7.7. Het rapportcijfer waarmee bewoners hun woonomgeving waarderen is de laatste jaren eveneens redelijk gelijk gebleven. Gemiddeld krijgt de woonomgeving in Schiedam een 6.9. FIGUUR 2.1
ONTWIKKELING GEMIDDELDE RAPPORTCIJFERS VOOR DE EIGEN WONING EN WOONOMGEVING IN SCHIEDAM
8 7,8 7,6 7,4 7,2
rapportcijfer woning
7 6,8
rapportcijfer woonomgeving
6,6 6,4 6,2
9
H2 Wonen en Sociale samenhang
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
6
Wat betreft de waardering voor de eigen woning lopen de rapportcijfers op wijkniveau nogal uiteen, maar zijn door de tijd heen redelijk constant. FIGUUR 2.2
GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE EIGEN WONING PER WIJK
wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken Schiedam
2009 7.9 7.3 8.0 7.5 7.3 7.3 8.2 8.1 8.2
2012 8.1 7.3 7.8 7.8 7.2 7.3 8.3 8.1 8.3
7.7
7.7
Centrum, Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken zijn de enige wijken die hoger dan een 8 scoren. Daarentegen ligt het rapportcijfer in Oost, Nieuwland en Groenoord al jaren onder het stedelijk gemiddelde. Nieuwland ontwikkelde zich voorheen wel gunstig. In het jaar 2000 kreeg een woning in Nieuwland een gemiddeld rapportcijfer van 6.8 tegen een 7.3 in 2009. Hiermee werd het effect van de stedenbouwkundige vernieuwingsimpulsen in die periode duidelijk zichtbaar. Echter door de economische recessie zijn er minder nieuwbouwwoningen gebouwd dan voorheen en is deze positieve ontwikkeling tot stilstand gekomen. Een positief punt is dat de waardering voor de woning in Centrum en Kethel de laatste jaren alleen maar is gestegen. De waardering per wijk hangt samen met het woningtype waarin men woont. Flats met minder dan 5 woonlagen, vaak zonder lift, krijgen een lage waardering. Dit type woningen komt, ondanks de sloop van dit soort woningen, nog steeds veel voor in Nieuwland. Dat verklaart voor een belangrijk deel het lagere rapportcijfer in Nieuwland. De wijk Oost bestaat overwegend uit vooroorlogse boven-/benedenwoningen die niet altijd in optimale staat van onderhoud verkeren. Daarnaast komt er ook nog een redelijk aantal flatwoningen zonder lift voor. Dit alles bij elkaar verklaart waarom de gemiddelde woningwaardering in Oost laag uitvalt. Dit is vooral het geval in het oostelijk deel van de wijk, waar de waardering op een rapportcijfer van een 6.9 ligt. In het deel van wijk Oost (met veel meer eengezinswoningen en/of koopwoningen) dat aan het Centrum grenst valt de waardering voor de eigen woning veel hoger uit, namelijk een 8.0.
10
H2 Wonen en Sociale samenhang
Deze situatie is ook van toepassing op de wijken Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken in Schiedam-Noord. Deze wijken bestaan voor een belangrijk deel uit eengezinswoningen die veelal prima beoordeeld worden. Maar ook het feit dat in deze gebieden veel koopwoningen voorkomen, speelt hierbij een rol. Want eigenaarbewoners beoordelen hun woning beduidend beter dan huurders: gemiddeld waarderen eigenaren hun woning met een 8.1 en huurders met bijna een punt lager, namelijk een 7.2. Omdat kopers vaker dan huurders een hoog inkomen hebben (hetgeen blijkt uit de inkomensgegevens), mag worden aangenomen dat kopers een ruimere keuze hebben op de woningmarkt. Zij zijn hierdoor beter in staat een woning naar wens te bemachtigen en deze vervolgens ook verder naar hun zin te maken. Lagere inkomensgroepen zijn veelal aangewezen op de goedkopere, kwalitatief vaak mindere woningvoorraad in de huursector. Zij beoordelen hun woning dan ook met een 7.0 een stuk lager dan hogere inkomensgroepen die de eigen woning met een 8.4 waarderen. Allochtonen behoren vaker dan autochtonen tot de lagere inkomensgroepen en hebben daardoor eveneens een beperkte keuze op de woningmarkt. Met als gevolg dat allochtonen heel vaak in matig gewaardeerde woningen als flats zonder lift wonen. Allochtonen zijn gemiddeld genomen dan ook minder tevreden over hun woonsituatie dan autochtonen (7.2 tegenover 7.9). Dit laatste geldt eveneens voor jongeren. Zij staan nog aan het begin van hun woon- en arbeidscarrière waardoor zij veelal in de minder gewaardeerde woningen wonen. Voor wat betreft de woonomgeving is in de enquête de respondenten eveneens gevraagd hun waardering samen te vatten in een algemeen rapportcijfer (zie figuur 2.1). Zoals gezegd is dit cijfer voor geheel Schiedam de laatste jaren redelijk stabiel gebleven. Gemiddeld krijgt de woonomgeving in Schiedam hetzelfde rapportcijfer als in 2009, namelijk 6.9. Dit is een cijfer dat in vergelijking met andere voormalig Gsb-gemeenten laag is. Elders in het land worden doorgaans scores van 7 of hoger behaald. Het landelijk gemiddeld rapportcijfer ligt op een 7.5, waarbij de regio RotterdamRijnmond het laagst scoort met een gemiddeld rapportcijfer voor de woonomgeving van 7.2. Uitgesplitst op wijkniveau blijkt het rapportcijfer te variëren tussen een 6.0 voor Oost en een 7.9 voor Kethel (zie figuur 2.3).
FIGUUR 2.3
GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE WOONOMGEVING PER WIJK
wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken
2009 7.1 6.1 7.1 7.0 6.6 6.6 7.8 7.3 7.5
2012 7.2 6.0 7.1 7.0 6.4 6.5 7.9 7.6 7.7
6.9
6.9
Schiedam
Niet alleen Kethel scoort bovengemiddeld, ook de bewoners van Woudhoek en Spaland/Sveaparken waarderen hun woonomgeving opvallend positief (7.6 of hoger). De beoordeling van de woonomgeving in deze wijken, maar ook in wijk Centrum vertoont tevens een opgaande lijn. In Oost en Nieuwland wordt de woonomgeving slechter dan gemiddeld in Schiedam beoordeeld. Daarnaast blijkt de waardering voor de woonomgeving in deze wijken nogal te schommelen. Het gemiddelde rapportcijfer voor de woonomgeving in Groenoord neemt sinds 2006 enigszins af. In Groenoord heeft dit waarschijnlijk te maken met de vele bouwactiviteiten die zich in deze wijk voordoen. De woonomgeving wordt pas na realisatie van de nieuwbouw aangepakt. Als onderdeel van de waardering van de woonomgeving is gevraagd in hoeverre de buurt/woonomgeving prettig is om in te wonen. Daaruit blijkt dat gemiddeld 83 procent van de Schiedammers van mening is dat men in een prettige buurt woont. Dit aandeel is redelijk gelijk aan voorgaande metingen. Op wijkniveau zijn de verschillen wederom groot. FIGUUR 2.4
BEOORDELING WOONBUURT IN %
In het overgrote deel van de Schiedamse wijken is het volgens de bewoners prettig wonen. In wijken als Centrum, West, Zuid, Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken geven minstens 8 van de 10 bewoners aan dat zij in een prettige buurt wonen. Aan de andere kant zijn bewoners van Oost, Groenoord en Nieuwland relatief vaak van mening dat ze in een (zeer) onprettige buurt wonen, respectievelijk 29, 21 en 20 procent van de bewoners. 2.2 Ontwikkeling woonbuurt Hoe oordelen Schiedammers over de ontwikkeling van hun eigen woonbuurt in het afgelopen jaar? Over de gehele periode dat deze vraag is voorgelegd aan bewoners blijkt het negativisme enigszins te overheersen: 35 procent vindt dat de eigen woonbuurt het afgelopen jaar achteruit is gegaan, terwijl 11 procent juist een positieve ontwikkeling signaleert. Ongeveer de helft (49%) heeft geen duidelijke ontwikkelingsrichting kunnen constateren en zegt dat de buurt gelijk is gebleven. Een klein deel (5%) kan zich er geen mening over vormen. In vergelijking met het landelijke beeld zien de inwoners van Schiedam vaker een achteruitgang van de eigen woonbuurt. Ten opzichte van voorgaande metingen lijkt de verbetering in 2009 een tijdelijke opleving te zijn geweest. FIGUUR 2.5
ONTWIKKELING AANDEEL BEWONERS DAT DE BUURT VOORUIT/ACHTERUIT VINDT GEGAAN IN HET AFGELOPEN JAAR, IN % 40 35 30 25 20 15 10
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
achteruit
vooruit
In de huidige meting is het aandeel Schiedammers dat hun woonbuurt vooruit vindt gegaan gedaald en het aandeel dat de buurt achteruit vindt gaan is gestegen.
Schiedam -40 -30 -20 -10
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
(zeer) onprettig
11
2001
0
2000
5
Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spal./Sveap.
(zeer) prettig
H2 Wonen en Sociale samenhang
Op wijkniveau zijn de verschillen groot. Wel wordt in alle wijken vaker een achteruitgang dan een vooruitgang geconstateerd.
uitkomsten op deze vraag op wijkniveau zien.
FIGUUR 2.6 VOORTUITGANG (+) OF ACHTERUITGANG (-) VAN DE BUURT IN HET AFGELOPEN JAAR NAAR WIJK (2012)
FIGUUR 2.7
BEKENDHEID BEWONERSVERENIGINGEN IN SCHIEDAM, NAAR WIJK IN % ja, die ja, ik nee, die wijk ken ik weet ken ik goed van het niet bestaan
Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spal./Sveap. Schiedam -50
-40
-30
-20
-10
achteruitgang
0
10
20
vooruitgang
In de wijken Oost, Zuid, Nieuwland en Groenoord zijn de bewoners negatiever dan in 2009 over de ontwikkeling van hun woonbuurt. In Nieuwland was men altijd redelijk positief gestemd over de ontwikkeling. Echter de laatste jaren is ook hier het aandeel dat de buurt achteruit vindt gegaan sterk gestegen (naar 40 procent). In Centrum zijn bewoners het meest positief: ongeveer een vijfde van de ondervraagden in Centrum vindt dat de wijk het afgelopen jaar vooruit is gegaan. Ook in de noordelijk gelegen wijken van Schiedam, zoals Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken zijn bewoners over het algemeen positiever over de ontwikkeling van de woonbuurten dan bewoners uit andere wijken. Jongeren (18-34 jaar) oordelen vaker positief over de ontwikkeling in het afgelopen jaar van de eigen woonbuurt dan andere leeftijdscategorieën. Dit geldt eveneens voor allochtonen. 16 procent van de allochtone respondenten vindt dat de eigen woonbuurt het afgelopen jaar vooruit is gegaan, terwijl dit voor slechts 9 procent van de autochtone bevolking geldt. Tussen het oordeel van mannen en vrouwen bestaat weinig verschil en ook het opleidingsniveau en de hoogte van het inkomen geven geen eenduidige verklaring. 2.3 Bewonersvereniging in de wijk Aan het vragenblok over de woonbuurt zijn enkele vragen met betrekking tot de Schiedamse bewonersverenigingen toegevoegd. Aan de respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met de bewonersvereniging in hun wijk. Het blijkt dat 21 procent van de Schiedammers deze goed kent. Bijna de helft weet van het bestaan van de bewonersvereniging, maar kent deze niet zo goed. Dit betekent dat een derde van de respondenten de bewonersvereniging in de eigen wijk niet kent. Figuur 2.7 laat de
12
H2 Wonen en Sociale samenhang
30
Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken
16% 16% 21% 29% 13% 21% 45% 28% 19%
47% 46% 48% 49% 46% 41% 31% 41% 55%
37% 38% 32% 21% 41% 39% 24% 30% 25%
Schiedam
21%
46%
34%
De bewonersvereniging in wijk Kethel is het meest bekend (45% van de bewoners zegt deze goed te kennen). In Centrum, Oost en Nieuwland zijn de bewonersverenigingen aldaar het minst bekend bij de bewoners. In het algemeen kan gesteld worden dat de bewonersverenigingen redelijk wat naamsbekendheid hebben, maar dat bewoners veelal niet weten wat de activiteiten zijn van de bewonersverenigingen. Vervolgens zijn enkele stellingen met betrekking tot de bewonersverenigingen voorgelegd. Het gaat dan om het belang dat wordt toegekend aan bewonersverenigingen te kunnen meten. Tevens is er gevraagd of de bewonersverenigingen voldoende informatie over de wijken geven en of er voldoende activiteiten worden georganiseerd. FIGUUR 2.8
STELLINGEN MET BETREKKING TOT DE BEWONERSVERENIGINGEN IN SCHIEDAM
stelling
Ik vind het belangrijk dat elke wijk een bewonersvereniging heeft Het is nuttig dat in elke wijk een bewonersvereniging actief is Ik ontvang voldoende informatie van de bewonersvereniging over mijn wijk Er worden voldoende activiteiten door de bewonersvereniging georganiseerd
(helemaal) mee eens
(helemaal) mee oneens
63%
4%
67%
3%
36%
29%
28%
15%
Het overgrote deel van de bewoners is het eens met de stelling dat het belangrijk is dat elke wijk een bewonersvereniging heeft. Ook vinden zij het nuttig dat er in elke wijk een
bewonersvereniging actief is. Slechts een klein deel van de Schiedammers is het oneens met deze stellingen. Over de hoeveelheid informatie die men ontvangt over de wijk zijn de meningen meer verdeeld. Opvallend vaak is geantwoord met ‘neutraal’ of ‘weet niet/geen mening’. Bovendien zijn personen die de bewonersverenigingen niet (goed) kennen het meest kritisch. Hier geldt duidelijk het credo ‘onbekend maakt onbemind’. Men is blijkbaar te weinig bekend met de informatie en de activiteiten van de bewonersverenigingen om hier een (positief) oordeel over te geven. Een betere communicatie zou de bekendheid en het oordeel over de bewonersverenigingen kunnen verbeteren.
gemeenten. Landelijk ligt deze indicator op een waarde van 6,3. Positief is dat de score licht is verbeterd in vergelijking met de meting van 2009.
2.4 Sociale kwaliteit Het sociale klimaat van de omgeving is van invloed op de waardering voor het wonen. Daarnaast wordt verondersteld dat sociale cohesie de dominante factor is bij het versterken van leefbaarheid en veiligheid. Betrokkenheid bij de buurt leidt er toe dat burgers zich actiever opstellen ten aanzien van omgang met de openbare ruimte en medebewoners. Om dit te kunnen meten is de indicator ‘waardering sociale kwaliteit’ opgesteld. Deze indicator is opgebouwd uit de beantwoording van de volgende stellingen: De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks; De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om; Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is; Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen.
Schiedam
Daarbij geldt dat hoe hoger de indicatorscore, hoe beter het met de sociale cohesie is gesteld. FIGUUR 2.9
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
7,0 6,8 6,6 6,4 6,2 6,0 5,8 5,6 5,4 5,2 5,0
1998
ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘SOCIALE COHESIE’ IN SCHIEDAM (HOE HOGER, HOE BETER)
De indicatorscore voor sociale cohesie bedraagt in de huidige meting een 5,7. Hiermee verkeert Schiedam net als Rotterdam nog altijd in de onderste regionen van voormalig Gsb-
13
H2 Wonen en Sociale samenhang
FIGUUR 2.10 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘SOCIALE COHESIE’ IN SCHIEDAM (HOE HOGER, HOE BETER)
wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken
2009 5,7 5,2 5,9 6,6 4,9 4,8 7,2 5,9 5,9
2012 5,8 4,9 6,0 6,3 5,3 5,0 7,2 6,0 6,5
5,6
5,7
Bijna in alle wijken, op Oost en Zuid na, is de indicatorscore voor sociale cohesie gestegen of gelijk gebleven. Kethel is al jarenlang de bestscorende wijk op het gebied van sociale kwaliteit en samenhang (in deze meting een 7,2). In Sveaparken is de sociale cohesie inmiddels van een zeer goed niveau. In 2009 bedroeg de score nog 6,1. In de huidige meting is dit gestegen naar 6,9. Het is een bekend verschijnsel dat het kennen van, omgang met en het thuisvoelen bij buurtbewoners in een nieuw gebouwde omgeving jaren duurt en vaak nog moet groeien. Opvallend is de afname van sociale cohesie in Zuid. De sociale cohesie was hier traditiegetrouw altijd hoog, net als in Kethel, maar loopt in de afgelopen 10 jaar steeds verder terug. Bovendien nemen andere zaken zoals het bestaan van allerlei buurtproblemen en overlastsituaties toen. Dit zorgt ervoor dat bewoners niet meer zo positief zijn over Zuid dan voorheen. In Oost heeft de forse instroom van MOElanders en het hoge aantal verhuisbewegingen wellicht een negatieve invloed op de mate van sociale cohesie. Oost is nu de wijk die het laagst scoort op het gebied van sociale cohesie. In figuur 2.11 is een aantal stellingen weergegeven welke eveneens betrekking hebben op de sociale woonomgeving. Ook hier is te zien dat Oost op alle onderzochte punten slecht scoort. Daarnaast is het opvallend dat de sociale kwaliteit van deze wijk zich negatief ontwikkelt. Nieuwland en Groenoord springen er eveneens uit in negatieve zin. Dit is niet nieuw. Ook deze wijken verkeren al vele jaren in een achterstandspositie.
FIGUUR 2.11 STELLINGEN MET BETREKKING TOT DE
FIGUUR 2.12 AANDEEL BEWONERS DAT AFGELOPEN JAAR
SOCIALE WOONOMGEVING stelling komt relatief veel voor in:
ACTIEF IS GEWEEST OM DE EIGEN BUURT TE VERBETEREN komt relatief weinig voor in:
De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om Als het maar enigszins mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen Ik heb veel contact met andere buurtbewoners Ik ben tevreden over de bevolkingssamenstelling in deze buurt Ik ben gehecht aan de buurt waar ik woon
Oost (41%) Nieuwland (39%) Groenoord (37%) Kethel (81%) Spal./Sveap. (71%)
Kethel (9%) Spal./Sveap. (18%) Zuid (22%) Oost (35%) Groenoord (39%)
Oost (36%) Nieuwland (28%)
Kethel (3%) Spal./Sveap. (4%) Woudhoek (5%) Groenoord (22%) Oost (23%)
Ik voel mij mede verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt
Kethel (87%) Spal./Sveap. (77%) Centrum (74%)
Kethel (65%) Zuid (48%) Kethel (76%) Spal./Sveap. (64%) Kethel (56%) Zuid (40%) Spal./Sveap. (73%) Kethel (72%) Woudhoek (64%) Kethel (79%) Spal./Sveap. (66%)
Oost (27%) Nieuwland (30%) Groenoord (32%) Groenoord (22%) Oost (23%) Oost (23%) Groenoord (26%) Nieuwland (34%) Oost (38%) Groenoord (40%) Nieuwland (41%) Groenoord (51%) Oost (52%)
Net als in voorgaande metingen wordt de sociale woonomgeving in Kethel nog altijd zeer goed gewaardeerd. Op de meeste onderzochte punten scoort deze wijk veel positiever dan andere delen van Schiedam. In Zuid geldt dit ook nog, maar deze kwaliteit neemt wel duidelijk af. Bij de meeste stellingen is Zuid ingehaald door Spaland/Sveaparken. De sociale component van de woonomgeving in deze wijk wordt inmiddels net zo goed beoordeeld als de fysieke kenmerken van de wijk. Men gaat prettig met elkaar om en voelt zich thuis in de eigen woonbuurt. Zuid scoort wel beter als het gaat om daadwerkelijk veelvuldig contact met buurtbewoners en het hebben van een gezellige buurt waar veel saamhorigheid is. Dan is te zien dat bewoners van ‘nieuwbouwwijken’ toch wat meer individualistisch zijn ingesteld. Deze aspecten komen dan in Woudhoek en Spaland/Sveaparken minder goed uit de verf. Schiedam-West en Centrum geven een vrij gemiddeld beeld te zien, waarbij wel vermeld moet worden dat de sociale woonomgeving door de bewoners van Centrum iets beter wordt beoordeeld dan bij de meting van 2009. In hetzelfde vragenblok over de woonbuurt is in de enquête gevraagd of bewoners het afgelopen jaar actief zijn geweest om de eigen buurt te verbeteren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het organiseren van een wijk- of buurtfeest of het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid in de eigen straat. De uitkomsten van deze vraag zijn weergegeven in figuur 2.12.
14
H2 Wonen en Sociale samenhang
wijk Schiedam
2009 16%
2012 22%
Regio Rotterdam-Rijnmond (2009 en 2011) Nederland (2009 en 2011)
17% 18%
17% 18%
Het aandeel bewoners dat actief is geweest om de eigen woonbuurt te verbeteren is in Schiedam sinds de laatste meting gestegen. Lag deze in 2009 nog onder het gemiddelde in de regio Rotterdam-Rijnmond en daarmee ook lager dan het landelijk gemiddelde, in 2012 is 22 procent van de respondenten actief geweest. Vooral in Kethel, Centrum, Spaland/Sveaparken en Zuid kan op de bewoners gerekend worden. 2.5 Discriminatie Net als in het Omnibusonderzoek van 2010 is aan de respondenten van dit onderzoek gevraagd of zij zich in het afgelopen jaar wel eens gediscrimineerd hebben gevoeld. Dat blijkt in 17 procent van de gevallen inderdaad zo te zijn geweest. Uit onderzoek in Amsterdam blijkt een vergelijkbaar aandeel van de bevolking zich het afgelopen jaar gediscrimineerd te hebben gevoeld. Gelukkig betekent dit ook dat ruim acht op de tien inwoners hier niet mee te maken heeft gehad. In 2010 bedroeg het aandeel gediscrimineerde personen nog 20 procent. De mate waarin men zich gediscrimineerd voelt hangt samen met afkomst. Allochtonen ervaren vaker discriminatie dan autochtonen. Ook het opleidings- en inkomensniveau speelt een rol. Hoe hoger dit is, hoe minder vaak men zich gediscrimineerd voelt. Van de onderscheiden leeftijdscategorieën voelen de 65-plussers zich het minst vaak gediscrimineerd. Op wijkniveau valt het op dat er volgens de bewoners weinig sprake is van discriminatie in de noordelijk gelegen wijken van Schiedam zoals Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken. In Nieuwland, Oost, Groenoord en Zuid heeft 20 tot 26 procent van de bewoners zich het afgelopen jaar wel eens gediscrimineerd gevoeld. Vervolgens is in dit onderzoek aan het deel van de inwoners dat zich gediscrimineerd voelt gevraagd wat volgens hen de reden van de discriminatie was.
FIGUUR 2.13 REDEN VAN DISCRIMINATIE, IN % VAN HET AANTAL GEDISCRIMINEERDEN
ras/afkomst/huidskleur leeftijd/geslacht godsdienst/levensovertuiging handicap/chronische ziekte homoseksualiteit overige redenen weet ik niet/wil ik niet zeggen 0
10
20
30
40
50
Dat blijkt in bijna de helft van de gevallen te gaan om discriminatie op basis van ras, afkomst of huidskleur en een kwart om geslachts- of leeftijdsdiscriminatie. Discriminatie betreffende homoseksualiteit komt volgens de uitkomsten van dit onderzoek veel minder voor. Dit kan overigens ook het gevolg zijn van het feit dat discriminatie vermeden wordt door in allerlei situaties niet uit te komen voor seksuele voorkeur1. Bovendien zijn er in de lokale media geen berichten over discriminatie, intimidatie, een negatieve houding of een toegenomen (gevoel van) onveiligheid. Toch blijkt uit de Schiedamse Jeugdmonitor 2006 dat volmondige acceptatie van homoseksuelen niet vanzelfsprekend is. In het huidige onderzoek is aan Schiedammers in de leeftijd 18 t/m 80 jaar een aantal stellingen voorgelegd om een beeld te schetsen van de houding tegenover homoseksuelen. FIGUUR 2.14 STELLINGEN M.B.T. HOMO(IN)TOLERANTIE stelling (helemaal) (helemaal) mee eens mee oneens Ik heb er geen problemen mee dat homoseksuele en lesbische paren trouwen en kinderen opvoeden Homoseksuelen moeten niet zo te koop lopen met hun homoseksualiteit (bijv. hand in hand over straat lopen) Ik zou er moeite mee hebben als mijn kind een homoseksuele relatie zou hebben
70%
10%
19%
50%
16%
56%
1
Gemeente Schiedam (2011), Lokaal Emancipatiebeleid 2012-2014
15
H2 Wonen en Sociale samenhang
Zeven op de tien respondenten hebben er geen problemen mee dat homoseksuele en lesbische paren trouwen en kinderen opvoeden. Iets minder tolerant zijn Schiedammers als het gaat om de stellingen ‘Homoseksuelen moeten niet zo te koop lopen met hun homoseksualiteit (bijv. hand in hand over straat lopen)’ en ‘Ik zou er moeite mee hebben als mijn kind een homoseksuele relatie zou hebben’. Ongeveer de helft is het oneens met deze stellingen. In de gemeente Amsterdam zijn in het verleden soortgelijke stellingen voorgelegd aan bewoners. De acceptatie van homo´s/lesbo´s in Schiedam ligt op een redelijk vergelijkbaar niveau. In Schiedam is er een duidelijk verband met het opleidings- en inkomensniveau. Hoe hoger dit niveau, des te toleranter men is. Verder geldt dat vrouwen in het algemeen toleranter zijn dan mannen. Een nog groter verschil treedt op als wordt gekeken naar de etnische herkomst. Dan valt op dat het tolerantieniveau van met name allochtone mannen behoorlijk achterblijft bij het gemiddelde. FIGUUR 2.15 HOMO(IN)TOLERANTIE NAAR GESLACHT EN ETNICITEIT
stelling Ik heb er geen problemen mee dat homoseksuele en lesbische paren trouwen en kinderen opvoeden Homoseksuelen moeten niet zo te koop lopen met hun homoseksualiteit (bijv. hand in hand over straat lopen) Ik zou er moeite mee hebben als mijn kind een homoseksuele relatie zou hebben
‘(helemaal) mee eens’ autochtoon allochtoon man vrouw man vrouw
74%
82%
52%
56%
25%
14%
26%
13%
14%
6%
37%
23%
Onder Nederlandse vrouwen is de homotolerantie het grootst. De uitkomsten laten zien dat allochtonen nog altijd een veel traditionelere kijk op de samenleving hebben dan Nederlanders.
16
H3 Leefbaarheid
hoofdstuk
Leefbaarheid De leefbaarheid van buurten en wijken wordt negatief beïnvloed door het bestaan van allerlei buurtproblemen en overlastsituaties. Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke problemen op het gebied van leefbaarheid en overlast er volgens de bewoners voorkomen in hun woonbuurt. Verder is in de enquête gevraagd naar het functioneren van de gemeente als het gaat om de aanpak van problemen in de stad. 3.1 Buurtproblematiek Om nader in te gaan op de situatie in een buurt of wijk, is aan de ondervraagden een 32-tal problemen voorgelegd met de vraag of deze vaak, soms of (bijna) nooit in hun buurt voorkomen. Van deze buurtproblemen zijn er 28 die ook in de vragenlijst van voorgaande jaren waren opgenomen. De uitkomsten van deze vraag zijn omgezet in een indicatorscore ’buurtproblemen’. Dit houdt in dat op een schaal van 0 tot en met 100 de frequentie wordt weergegeven. Een waarde 0 betekent dat een probleem nooit voorkomt, terwijl de waarde 100 weergeeft dat een probleem zich vaak voordoet. Het gaat hier om een inschatting van de respondenten die niet gebaseerd hoeft te zijn op eigen ervaringen. Er wordt dus vooral een beeld gemeten van vervelende voorvallen en misdrijven in de eigen woonbuurt. De ontwikkeling van het bestaan van dit soort buurtproblemen in Schiedam is middels zo’n indicator in figuur 3.1 weergegeven op basis van de oorspronkelijke 28 buurtproblemen2. FIGUUR 3.1
INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN IN SCHIEDAM (0=NOOIT, 100=VAAK)
45 40 35 30 25 20
2
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
15
De indicatorscore buurtproblemen berekend over de voorgelegde 32 buurtproblemen bedraagt 31. Echter voor de vergelijking met voorgaande jaren is gekozen voor het gemiddelde over de oorspronkelijke 28 voorvallen en misdrijven.
17
H3 Leefbaarheid
18
H3 Leefbaarheid
Woudhoek
Spaland/Svea.
Net als in voorgaande jaren vormen ‘hondenpoep’, ‘rommel op straat’, ‘te hard rijden’, ‘gaten en verzakkingen in de bestrating’ en ‘parkeeroverlast’ de top-5 van buurtproblemen in Schiedam. De frequentie van vier van deze problemen neemt volgens de bewoners wel af. Dit geldt echter niet voor ‘te hard rijden’. Dit probleem is evenals ‘agressief verkeersgedrag’ volgens bewoners in 2012 vaker voorgekomen dan in de jaren ervoor. Verder valt op dat met name autodelicten naar de beleving van de bewoners vaker zijn voorgekomen. Er is volgens hen meer sprake van beschadiging/vernieling aan auto’s en diefstal uit auto’s dan tijdens de meting in 2009. Ook het verkeerd aanbieden van huisafval/ vuilnis naast de container, vernieling van straatmeubilair, dronken mensen op straat, lawaai op straat en overlast door omwonenden
Kethel
33
buurtprobleem hondenpoep rommel op straat te hard rijden gaten/verzak. bestrat. parkeeroverlast vuil naast container overlast groepen jongeren vernieling straatmeubilair agressief verkeersgedrag lawaai op straat fietsendiefstal beschadiging/vernieling aan auto geluidsoverlast door verkeer inbraak in woningen lawaai omwonenden dronken mensen op straat diefstal uit auto’s bekladden van muren/gebouwen
Groenoord
32
INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN PER WIJK, 2012 (0=NOOIT, 100=VAAK)
Nieuwland
35
FIGUUR 3.3
Zuid
gemiddeld
Naast bovenstaande voorvallen en misdrijven bevat de vragenlijst van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor enkele problemen die niet tot de landelijke standaard vragenlijst behoren. Deze vier buurtproblemen zijn in 2009 voor het eerst aan de Schiedammer voorgelegd. Het betreft voorvallen als ‘industrielawaai’, ‘overlast van zwervers/daklozen’, ‘vrouwen en meisjes die op straat worden nagefloten, nageroepen of op een andere manier ongewenst aandacht krijgen’ en ‘jeugdcriminaliteit’. In figuur 3.3 zijn ook deze ‘nieuwe’ buurtproblemen per wijk weergegeven. Het blijkt dat op wijkniveau de indicatorscores vaak sterk uiteen lopen.
West
INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN, 2012 (0=NOOIT, 100=VAAK) rang 2012 buurtprobleem 2007 2009 2012 1 hondenpoep 70 68 63 2 rommel op straat 65 62 60 3 te hard rijden 57 56 59 4 gaten/verzakkingen in bestrating 61 59 51 5 parkeeroverlast 54 54 49 6 vuil naast de container 45 48 49 7 overlast van groepen jongeren 40 42 42 8 vernieling van straatmeubilair 38 39 40 9 agressief verkeersgedrag 48 34 38 10 lawaai op straat 39 35 37 11 fietsendiefstal 41 33 37 12 beschadiging/vernieling aan auto 40 33 37 13 geluidsoverlast door verkeer 45 36 36 14 inbraak in woningen 38 27 34 15 lawaai van omwonenden/buren 31 26 30 16 dronken mensen op straat 19 24 29 17 diefstal uit auto’s 34 23 29 18 bekladden van muren/gebouwen 34 35 28 19 andere vormen v. geluidsoverlast 31 25 26 20 wildplassen 26 25 26 21 overlast door omwonenden 17 20 22 22 drugsoverlast 15 14 19 23 aanrijdingen 23 18 18 24 lastig gevallen worden 14 14 17 25 bedreiging 15 13 16 26 gewelddelicten 17 12 15 27 straatroof 12 7 10 28 overlast v. horecagelegenheden 8 6 7
De problemen die naar de mening van de respondenten minder vaak zijn voorgekomen in vergelijking met 2009 hebben vooral betrekking op de openbare ruimte. Dit betreft, naast de eerder genoemde problemen hondenpoep, rommel op straat en gaten/verzakkingen in de bestrating, bekladding van muren en gebouwen.
Oost
FIGUUR 3.2
(zowel geluidsoverlast als overlast anderszins) wordt door Schiedammers vaker ervaren dan in voorgaande jaren. Het is eveneens zorgwekkend dat ook zwaardere delicten als woninginbraak, bedreiging, gewelddelicten en straatroof volgens de respondenten vaker zijn voorgevallen.
Centrum
Na een daling in 2009 vinden bewoners in de huidige meting dat het aantal buurtproblemen in Schiedam het afgelopen jaar licht is toegenomen. Figuur 3.2 geeft aan welke buurtproblemen onderscheiden zijn. In de vragenlijst van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor zijn alle voorvallen en misdrijven uit de landelijke standaard vragenlijst overgenomen. Uitbreidingen die zich in de loop der jaren hebben voorgedaan zijn opgenomen in figuur 3.3.
69 64 59 44 58 50
67 71 70 50 51 66
69 61 56 46 54 51
81 70 64 52 64 49
60 65 57 52 43 52
64 61 59 48 27 55
44 41 44 53 46 29
59 49 55 63 55 42
50 45 59 57 52 21
50
46
24
43
48
43
30
39
55
35
43
32
44
39
44
34
45
46
46 53 34
52 49 52
34 33 41
41 41 39
45 43 39
38 41 43
23 25 27
25 21 22
28 25 24
39
50
35
40
34
39
32
30
29
41 24 31
42 31 41
33 34 25
42 32 35
39 40 35
42 34 34
36 40 13
20 29 23
26 33 19
57 29
51 36
25 22
33 28
34 33
16 31
12 27
13 20
14 27
39
32
24
29
34
34
11
20
18
Centrum
Oost
West
Zuid
Nieuwland
Groenoord
Kethel
Woudhoek
Spaland/Svea.
29 47 20 27
29 41 34 26
19 17 18 11
29 24 26 20
31 32 24 27
29 32 30 26
33 10 9 9
19 8 15 13
24 10 12 19
30 26 18 15 22 17 22 14 28 9
37 34 24 17 30 21 24 17 13 12
13 10 17 27 11 13 11 7 7 3
16 23 17 29 12 15 14 5 11 4
27 28 20 18 25 26 24 18 6 7
19 17 20 16 18 18 15 11 2 2
3 4 15 12 5 7 5 3 6 2
5 5 14 6 6 6 5 2 1 1
7 7 11 6 9 9 6 3 1 2
gemiddelde frequentie3 36
39
28
33
34
31
22
23
23
buurtprobleem andere vormen van geluidsoverlast wildplassen overlast omwonenden jeugdcriminaliteit ongewenst gedrag tav vrouwen drugsoverlast aanrijdingen industrielawaai lastig gevallen worden bedreiging gewelddelicten straatroof overlast van horeca overlast zwervers/dakl.
Zo komen in Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken buurtproblemen minder vaak voor dan in andere delen van de stad. De gemiddelde frequentie van buurtproblemen is in Woudhoek zelfs een fractie afgenomen. Specifieke problemen, die in deze noordelijke wijken wel veel worden genoemd, zijn bijvoorbeeld de slechte staat van de bestrating, jongerenoverlast, vernielingen in de openbare ruimte en parkeeroverlast. De buurtproblemen in wijk Oost komen volgens de bewoners iets minder vaak voor dan in 2009, maar scoort nog steeds slechter dan gemiddeld. Bijna alle onderscheiden buurtproblemen komen vaker voor dan gemiddeld in Schiedam. Het gaat dan niet alleen om zaken als hondenpoep en zwerfafval, maar ook om zware misdrijven zoals gewelddelicten, straatroof en diefstal. Ook het Centrum kent zo z’n eigen buurtproblemen. Lawaai en dronken mensen op straat, maar ook geluidsoverlast van horeca en wildplassen is in deze wijk logischerwijs meer te vinden dan elders. Daarnaast is er in vergelijking met de vorige meting sprake van een toename van een aantal buurtproblemen, met name wat betreft overlastgevende situaties. Het gaat dan om vernieling van straatmeubilair, drugsoverlast, ongewenst gedrag tegenover vrouwen en lawaai van omwonenden. De situatie in Zuid, Nieuwland en Groenoord is ten opzichte van de meting in 2009 naar de mening van de bewoners verslechterd. De gemiddelde frequentie van buurtproblemen is 3
De gemiddelde frequentie van buurtproblemen per wijk is berekend over alle 32 onderscheiden voorvallen en misdrijven. Om die reden is dit gemiddelde niet te vergelijken met de gemiddelde frequentie over 28 buurtproblemen in figuur 3.2.
19
H3 Leefbaarheid
volgens hen toegenomen. Niet alleen allerlei overlastsituaties, maar ook zwaardere delicten komen vaker voor. In Groenoord valt het op dat veel zaken gerelateerd kunnen worden aan de fors toegenomen jongerenoverlast en jeugdcriminaliteit. Om nader in te gaan op de situatie in een buurt of wijk is vervolgens gevraagd wat volgens de bewoners het belangrijkste probleem in de buurt is, waarvan men vindt dat die met voorrang moet worden aangepakt. Oftewel aan de hand van deze vraag kan per wijk een prioriteitenlijst worden opgesteld. FIGUUR 3.4
BELANGRIJKSTE BUURTPROBLEMEN DIE AANPAK BEHOEVEN IN VOLGORDE VAN BELANGRIJKHEID, PER WIJK wijk 1e 2e 3e Centrum te hard rijden jongerenparkeerover(15%) overlast last (13%) (13%) Oost te hard rijden vuil naast rommel op (13%) container straat (9%) (12%) West parkeeroverhondenpoep te hard rijden last (18%) (13%) (10%) Zuid
parkeeroverlast (14%)
hondenpoep (13%)
Nieuwland
rommel op straat (14%)
jongerenover -last (11%)
Groenoord
bestrating/ verzakkingen (18%)
geluidsoverlast door verkeer (10%)
Kethel
bestrating/ verzak. (22%)
parkeeroverlast (18%)
geluidsoverlast door verkeer (10%) vuil naast container (8%) rommel op straat + te hard rijden (8%) te hard rijden (8%)
Woudhoek
bestrating/ verzak. (22%)
parkeeroverlast (21%)
te hard rijden (10%)
Spal./Svea.
jongerenoverlast (24%)
bestrating/ verzakkingen (17%)
parkeeroverlast (14%)
Schiedam
bestrating/ verzak. (13%)
parkeeroverlast (13%)
te hard rijden (10%)
In de huidige meting is de staat van de bestrating (gaten en verzakkingen) net als in 2009 volgens de respondenten topprioriteit nummer één in Schiedam. Parkeeroverlast (plaats 2) en de vervuiling in de vorm van hondenpoep (plaats 5) en rommel op straat (plaats 6) komen minder vaak voor, maar zijn echter nog niet verdwenen. Verder valt op dat de respondenten te hard rijden vaker als probleem ervaren en ook hoog op de prioriteitenlijst zetten (plaats 3). Jongerenoverlast completeert met een vierde plaats de prioriteiten volgens de Schiedammers.
Ondanks dat de situatie stadsbreed is verbeterd, geven met name bewoners van de wijken in het noordelijk deel van Schiedam aan dat het probleem betreffende gaten en verzakkingen in de bestrating met voorrang als eerste moet worden aangepakt. Ook parkeeroverlast is nog altijd in de noordelijke wijken een heikel punt. In oude stadswijken als West en Zuid wordt parkeeroverlast eveneens als belangrijk buurtprobleem ervaren gevolgd door hondenpoep. In een groot gedeelte van wijk Oost is in samenwerking met bewoners en ondernemers de parkeerproblematiek aangepakt door onder andere de invoering van betaald parkeren. Dit heeft in de beleving van bewoners duidelijk invloed gehad. Parkeeroverlast stond in deze wijk jarenlang als belangrijkste buurtprobleem bovenaan. In de huidige meting is dit probleem in Oost uit de top-3 verdwenen. Te hard rijden staat nu in Oost, maar ook in Centrum, bovenaan de lijst van buurtproblemen om volgens de bewoners als eerste aangepakt te worden. 3.2 Verloedering De frequentie waarmee volgens bewoners bepaalde voorvallen of vervelende situaties in de buurt voorkomen, bepaalt mede de beleving van de fysieke kwaliteit van een buurt. Om dit te meten is een indicator voor de mate van “verloedering” in een buurt opgesteld. De indicator verloedering is opgebouwd uit het voorkomen van de volgende voorvallen of situaties: bekladden van muren en/of gebouwen; rommel op straat; hondenpoep op straat; vernieling van straatmeubilair. Op een schaal van 0 (=nooit) tot en met 10 (=vaak) scoort Schiedam een 4,8. Dit betekent wederom een verbetering ten opzichte van de vorige meting. FIGUUR 3.5
ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘VERLOEDERING’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER) 6,0 5,8 5,6 5,4 5,2 5,0
20
H3 Leefbaarheid
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
4,6
1998
4,8
Drie van de vier genoemde voorvallen zijn volgens de bewoners van Schiedam minder vaak voorgekomen dan in 2009. Er wordt volgens hen vooral minder overlast ervaren van hondenpoep en bekladding van muren en/of gebouwen. De rommel op straat is eveneens licht afgenomen. Het aantal vernielingen van straatmeubilair is daarentegen in de beleving een fractie gestegen. Bij elkaar genomen zorgt dit voor de beste score ooit voor verloedering in Schiedam. Desondanks blijft de score van Schiedam in vergelijking met andere grote gemeenten en in vergelijking met het landelijk gemiddelde van 3,6 aan de matige kant. Binnen Schiedam zijn er op wijkniveau grote verschillen waarneembaar. FIGUUR 3.6
INDICATORSCORE ‘VERLOEDERING’ NAAR WIJK (HOE LAGER, HOE BETER)
Wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken Schiedam
2009 5,9 6,5 5,0 5,5 4,9 5,1 3,8 4,6 4,0
2012 5,2 5,3 4,6 5,6 4,9 5,1 3,3 4,3 3,9
5,1
4,8
In bijna alle wijken van Schiedam is de indicatorscore voor verloedering verbeterd. Zo is in Oost volgens de bewoners de verloedering fors gedaald van een 6,5 naar een 5,3. Ook in Centrum en West is de situatie op dit punt sterk verbeterd. Kethel scoort net als in de voorgaande metingen op dit gebied het best; de indicatorscore voor verloedering bedraagt 3,3. In Zuid, het oostelijk deel van Nieuwland (CBS-buurten 63-67) en het deelgebied Sveaparken is de verloedering van de openbare ruimte iets toegenomen. Bewoners in deze delen van de stad ervaren vaker vernielingen van straatmeubilair en rommel op straat dan in 2009. 3.3 Overlast Een andere indicator die mede bepalend is voor het woongenot en de leefbaarheid in een wijk of buurt, is de mate van overlast. Voor het al dan niet ondervinden van bepaalde vormen van overlast is op basis van een aantal vragen een “overlast”-indicator opgesteld. Deze indicator geeft op een schaal van 0 (=nooit) tot en met 10 (=vaak) aan in welke mate bewoners overlast ervaren.
3,0 2,8 2,6
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2,2
2006
2,4
Omdat in 2006 de vragenlijst op het punt van overlastproblematiek is aangepast, is een vergelijking met eerdere jaren niet mogelijk. De indicatorscore wordt overigens het sterkst beïnvloed door jongerenoverlast. Maar liefst 61 procent van de respondenten ervaart soms tot vaak overlast van jongeren. Overlast en lawaai door omwonenden is volgens de respondenten toegenomen, maar komt niet zo vaak voor als jongerenoverlast. FIGUUR 3.8
INDICATORSCORE ‘OVERLAST’ NAAR WIJK (HOE LAGER, HOE BETER)
Wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken
2009 3,1 3,7 2,4 3,3 3,3 3,0 1,9 2,5 2,5
2012 3,4 4,0 2,2 3,4 3,6 3,5 1,7 2,6 2,9
2,9
3,1
Op deze indicatorscore voor verkeersoverlast scoort de gemeente Schiedam een 4,6. In vergelijking met de landelijke score van 3,6 en die van de regio Rotterdam-Rijnmond (4,0) moet geconstateerd worden dat men in Schiedam veel hinder ondervindt van verkeer. Van alle deelnemende gemeenten scoort Schiedam zelfs het slechtst op deze indicator. In onderstaande figuur is eveneens de waarde van voorgaande jaren te zien. FIGUUR 3.9 ONTWIKKELING
INDICATORSCORE ‘VERKEERSOVERLAST’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER) 5,6 5,4 5,2 5,0 4,8 4,6 4,4 4,2
Schiedam
Op wijkniveau vallen de volgende zaken op; in bijna alle wijken, op West en Kethel na, is de indicatorscore voor overlast toegenomen. In Centrum en Oost is vooral burengerucht toegenomen. In het oostelijk deel van Nieuwland (CBS-buurten 63 t/m 67) en Groenoord ervaren de bewoners meer overlast
21
H3 Leefbaarheid
2012
3,2
2011
3,4
2010
3,6
2009
ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘OVERLAST’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)
2008
FIGUUR 3.7
In het kader van de landelijke Integrale Veiligheidsmonitor is eveneens een indicatorscore opgesteld met betrekking tot verkeersoverlast. Deze score is op dezelfde wijze op basis van een aantal vragen samengesteld en geeft tevens op een schaal van 0 (=nooit) tot en met 10 (=vaak) aan in welke mate bewoners hinder van verkeer ervaren. Hoe hoger de score op deze schaal, hoe meer overlast men ervaart. De indicator voor verkeersoverlast bestaat uit de vragen naar: agressief verkeersgedrag; geluidsoverlast door verkeer; te hard rijden; parkeeroverlast.
2007
Gemiddeld scoort Schiedam op een schaal van 0-10 een waarde van 3,1. Daarmee is de overlastindicator in vergelijking met de meting van 2009 gestegen, oftewel verslechterd.
van omwonenden. In de wijk Spaland / Sveaparken is de verslechtering van de indicator geheel toe te schrijven aan een forse stijging van jongerenoverlast in het deelgebied Sveaparken. Ondanks deze toename liggen de problemen in de noordelijke wijken Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken op een aanzienlijk lager niveau dan in de rest van Schiedam. In Oost, Nieuwland, Groenoord, Zuid en het Centrum ervaren de bewoners de meeste hinder van overlast.
2006
Voor deze indicator is gevraagd of de volgende vormen van overlast vaak, soms of (bijna) nooit voorkomen in de buurt: overlast van groepen jongeren; overlast door omwonenden (geen geluidsoverlast); lawaai van omwonenden / burengerucht.
Na een forse daling van de verkeersoverlast in de periode 2006-2009 is de score in de huidige meting gestegen (lees: verslechterd). Dit is vooral het gevolg van een stijging van de hinder van agressief verkeersgedrag en te hard rijden. De parkeeroverlast is volgens de bewoners gemiddeld genomen verminderd (met name de
afname van parkeeroverlast in Oost heeft voor deze daling gezorgd). De geluidsoverlast door verkeer is in vergelijking met de vorige meting op hetzelfde niveau gebleven. Op wijkniveau ziet het beeld er als volgt uit: FIGUUR 3.10
INDICATORSCORE ‘VERKEERSOVERLAST’ NAAR WIJK (HOE LAGER, HOE BETER)
Wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken Schiedam
2009 5,4 5,8 4,8 5,1 4,0 4,1 3,7 4,2 4,0
2012 5,1 5,4 4,4 5,3 4,6 4,2 3,7 3,9 4,1
4,5
4,6
In bijna alle wijken is de hinder van agressief verkeersgedrag sinds de laatste meting toegenomen. In Nieuwland heeft dit samen met de overlast van ‘te hard rijders’ voor een verslechtering van de indicatorscore gezorgd. Bewoners van Zuid hebben naar hun mening veel meer te maken gekregen met geluidsoverlast door verkeer. 3.4 Functioneren gemeente In de vragenlijst van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor is tevens gevraagd de leefbaarheid in de eigen woonbuurt door middel van een rapportcijfer te beoordelen. FIGUUR 3.11
GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE LEEFBAARHEID (2009 EN 2012)
Wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken Schiedam Nederland (2009, 2011)
2009 6.9 6.2 7.1 7.0 6.4 6.6 7.7 7.3 7.4 6.8
2012 7.1 6.0 7.0 6.8 6.3 6.5 7.7 7.5 7.5 6.8
7.3
7.4
Voor wat betreft de leefbaarheid komt het gemiddelde rapportcijfer voor geheel Schiedam uit op een 6.8, gelijk aan de score van de meting in 2009. Echter op wijkniveau zijn er wel enkele verschillen waarneembaar. Wat opvalt is dat de ‘oude’ stadswijken Oost, West en Zuid, maar ook de naoorlogse wijken Nieuwland en Groenoord een fractie minder scoren dan in 2009. De leefbaarheid in Centrum
22
H3 Leefbaarheid
en de wijken Woudhoek en Spaland/Sveaparken in het noordelijk stadsdeel worden beter beoordeeld dan in de vorige meting. Het gemiddelde rapportcijfer voor de leefbaarheid is in wijk Kethel het hoogst (7.7). Het lijkt er op dat de verschillen tussen het zuidelijk en noordelijk stadsdeel op het gebied van leefbaarheid van de woonbuurten groter worden. Door middel van een aantal stellingen (zie figuur 3.12) is de mening van de Schiedammers bevraagd over het functioneren van de gemeente in de woonbuurten. Dit betreft onder andere de aanpak van problemen op het gebied van leefbaarheid. FIGUUR 3.12
STELLINGEN M.B.T. HET FUNCTIONEREN VAN DE GEMEENTE IN DE WOONBUURT gemeente werkt aan een aantrekkelijke stad gemeente helpt mijn wijk beter te maken ik heb veel vertrouwen in toekomst van mijn wijk gemeente reageert op klachten over leefbaarheid en overlast het bestuur van Schiedam doet moeite om problemen aan te pakken 0%
(helemaal) mee eens
20%
neutraal
40%
60%
80% 100%
(helemaal) mee oneens
Net als in 2009 blijken heel wat Schiedammers kritisch tegenover het functioneren van de gemeente te staan als het gaat om de aanpak van leefbaarheid en het aantrekkelijker maken van de stad. 38 procent van de ondervraagden zegt te zien dat de gemeente aan een aantrekkelijke en plezierige stad werkt. De overige stellingen scoren minder. Ongeveer een derde van de respondenten geeft aan dat de gemeente helpt om de wijken beter te maken. Dit geldt eveneens voor het vertrouwen hebben in de toekomst van de eigen wijk. Een kwart van de ondervraagden is het eens met de stelling ‘de gemeente reageert op meldingen en klachten betreffende de leefbaarheid en overlast in de wijken’. Dit geeft aan dat de gemeente in de ogen van de Schiedammers klachten serieuzer zou moeten nemen en meer zou moeten communiceren over de aanpak van de melding. Tot slot geeft 22 procent van de Schiedammers aan dat het bestuur van Schiedam veel moeite doet om problemen in de stad aan te pakken.
Op basis van figuur 3.12 zou enerzijds de conclusie kunnen worden getrokken dat de gemeente in de ogen van de respondenten te weinig doet, maar anderzijds ook dat het gevoerde beleid te weinig wordt herkend. Het grote aandeel personen dat zich hierover geen mening kan vormen of hierin neutraal staat, bevestigt deze conclusie min of meer. In de praktijk zijn echter allerlei maatregelen getroffen die voor de burger zichtbaar zouden moeten zijn. Zo zijn er de afgelopen jaren vele ondergrondse afvalcontainers geplaatst en zijn er op grote schaal ophogings- en herbestratingswerkzaamheden uitgevoerd. Ook wordt het verwijderen van graffiti structureel aangepakt en is het team Toezicht en Handhaving in alle wijken van Schiedam actief. Wellicht kan het imago van de gemeente verbeterd worden indien zij nog meer en duidelijker laat zien wat er allemaal in gang wordt gezet om de leefbaarheid in buurten te optimaliseren. Kortom, duidelijke communicatie.
23
H3 Leefbaarheid
24
H3 Veiligheid
hoofdstuk
Veiligheid De leefbaarheid van een buurt wordt in sterke mate bepaald door het gevoel van veiligheid. Het verbeteren van de veiligheidssituatie is dan ook één van de speerpunten van het Grotestedenbeleid. Hierbij gaat het zowel om veiligheid als om slachtofferschap van criminaliteit. Onveiligheidsgevoelens worden door een scala aan factoren veroorzaakt. Daadwerkelijk slachtofferschap is er slechts één van. Verhalen en gebeurtenissen in de omgeving van mensen en berichtgeving in de media blijken eveneens in belangrijke mate te zorgen voor gevoelens van onveiligheid. In het onderzoek is getracht inzicht te krijgen in de mate waarin Schiedammers zich onveilig voelen, zowel in het algemeen als toegespitst op de buurt waar men woont. Verder is gevraagd in hoeverre er sprake is van verschillende vormen van overlast en criminaliteit in de eigen woonbuurt. Ook is geïnformeerd naar de eigen ervaringen met een aantal misdrijven, waarbij het zowel kan gaan om minder zware soorten zoals fietsendiefstal als om zwaardere zaken zoals geweldsdelicten. 4.1 Onveiligheidsgevoelens Over langere tijd bezien vertoont het aandeel van de bevolking dat zich in het algemeen wel eens onveilig voelt, een licht stijgende lijn. In 2012 lag dit aandeel precies op 50 procent. Als het gaat om de eigen woonbuurt dan zijn de percentages weliswaar lager maar ook hier is een ongunstige ontwikkeling zichtbaar. Het aandeel onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt van 37% in 2012, is het hoogste percentage dat tot nu toe is gemeten. FIGUUR 4.1
ONTWIKKELING VAN ONVEILIGHEIDSGEVOELENS: IN HET ALGEMEEN EN IN DE EIGEN WOONBUURT, IN %
60 50 40 30 20 In het algemeen 10
In de eigen woonbuurt
25
H4 Veiligheid
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
0
Naast de constatering dat de onveiligheidsgevoelens zich niet gunstig ontwikkelen, zijn deze ten opzichte van andere gemeenten bovendien ook aan de hoge kant. Zeker voor zover het de algemene onveiligheidsgevoelens betreft. Deze zijn vergelijkbaar met die van de grote steden in Nederland. Uiteraard speelt hierbij mee dat Schiedam deel uit maakt van een dichtbevolkte regio met veel onderlinge interactie van mensen en verkeer. Dat betekent dat niet alleen voorvallen en gebeurtenissen die in Schiedam plaatsvinden van invloed zijn op de veiligheidsbeleving van Schiedammers, maar ook wat er zich in de dichtbij gelegen buurgemeenten voordoet. Een bekend gegeven is dat vrouwen zich vaker onveilig voelen dan mannen (57% respectievelijk 41%). Bovendien blijkt bij elke meting weer dat jongeren zich vaker onveilig voelen dan ouderen (zie figuur 4.2)
FIGUUR 4.3 AANDEEL PERSONEN DAT ZICH WEL EENS ONVEILIG VOELT IN HET ALGEMEEN EN IN DE EIGEN WOONBUURT, IN %
Schiedam
Spal./Sveap. Woudhoek Kethel Groenoord Nieuwland Zuid West Oost Centrum
FIGUUR 4.2
AANDEEL PERSONEN DAT ZICH (IN HET ALGEMEEN) WEL EENS ONVEILIG VOELT, IN %
Leeftijd < 35 jr. 35-49 jr. 50-64 jr. 65+ Totaal gemiddeld
% 59 53 48 40 50
Bij jongeren is dat voornamelijk gerelateerd aan het uitgaansgedrag. Daardoor komen zij vaker in (nachtelijke) situaties waarbij de veiligheid wel eens in het geding kan zijn. Inwoners met een allochtone achtergrond voelen zich vaker onveilig dan autochtonen. Dat heeft mede te maken met de woon- en woonomgevingsfactoren en dus met de wijk waar men woont. Zo wonen naar verhouding veel allochtonen in Nieuwland en Oost. Dat zijn nu precies de wijken waar bewoners het meest te kampen hebben met gevoelens van onveiligheid (zie figuur 4.3).
0
10
H4 Veiligheid
30
40
50
in het algemeen
Met name als het gaat om de veiligheid in de eigen woonbuurt, zijn de verschillen tussen de wijken behoorlijk groot. Zo scoren Spaland/Sveaparken, Woudhoek en Kethel aanzienlijk beter dan Nieuwland en Oost. Heel opmerkelijk is dat de bewoners van Oost zich in de eigen woonwijk (nog) onveiliger voelen dan in het algemeen. Ook is gevraagd de veiligheidssituatie in de buurt waar men woont, te beoordelen met een rapportcijfer. FIGUUR 4.4
GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE VEILIGHEID (2009 EN 2012)
Wijk Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spaland/Sveaparken Schiedam Nederland (2008, 2011)
26
20
in de eigen woonbuurt
2009 6.4 5.8 6.8 6.7 6.1 6.5 7.1 7.0 7.1 6.5
2012 6.6 5.5 6.6 6.6 5.8 6.0 7.1 7.1 7.0 6.3
7.0
7.0
60
Gemiddeld wordt de veiligheid gewaardeerd met een 6,3. Dat is ruim een half punt lager dan het landelijk cijfer. Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken halen dat landelijk gemiddelde overigens wel. Daarentegen scoren Oost, Nieuwland en Groenoord er ruim onder. Bovendien is het rapportcijfer in Groenoord fors teruggelopen. Meer specifiek is gevraagd naar onveiligheidsgevoelens in het openbaar vervoer. Ruim de helft (55%) van de ondervraagden blijkt zich wel eens onveilig te voelen in metro, bus, tram of trein. In 2009 werd exact hetzelfde percentage gemeten. Verder is voor de afzonderlijke trein- en metrostations gevraagd hoe de (sociale) veiligheid op en rondom deze locaties wordt beoordeeld. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in figuur 4.5. Overigens is daar de categorie ‘weet niet’ buiten gelaten (niet iedere Schiedammer reist met het openbaar vervoer). FIGUUR 4.5
MATE WAARIN MEN ZICH ONVEILIG VOELT OP OV-STATIONS, IN % Metrostation Vijfsluizen NS/Metro Station SchiedamCentrum NS Station SchiedamNieuwland Metrostation Troelstralaan Metrostation Parkweg 0%
20%
40%
(bijna) nooit
60%
soms
80% 100%
vaak
Evenals in 2009 wordt de veiligheid op en rondom metrostation Vijfsluizen en NS/Metro Station Schiedam-Centrum het beste beoordeeld. Op het metrostation Parkweg scoort de veiligheid duidelijk minder goed. Rond de 70 procent (!) van de ondervraagden voelt er zich soms tot vaak onveilig. Cijfers van de RET bevestigen dit beeld ten dele. Zo stond op de lijst van alle metrostations in de regio, station Parkweg in 2012 in de top 10 voor wat betreft tourniquet-gerelateerde incidenten, dat wil zeggen het open trappen/-trekken, inslaan van toegangsdeuren etc. Anderzijds worden er op het station zelf (op de perrons) relatief weinig incidenten gemeld. Waar er op de Calandlijn in 2012 gemiddeld 89 incidenten per station voorkomen, bleef dit op station Parkweg beperkt tot 63. Kortom, de onveiligheid bij dit station ligt vooral rondom de toegang op het plein en niet zo zeer op het station zelf. Verder zijn er in het onderzoek vragen gesteld
27
H4 Veiligheid
met betrekking tot de veiligheid rondom uitgaansgelegenheden, plekken waar jongeren rondhangen en winkelcentra. Dat levert het volgende beeld op: FIGUUR 4.6
OORDEEL SOCIALE VEILIGHEID M.B.T. UITGAANSGELEGENHEDEN, JONGERENPLEKKEN, WINKELGEBIEDEN EN THUIS, IN % in eigen huis winkelgebied in eigen wijk uitgaansgelegenheden centrum van Schiedam plekken waar jongeren rondhangen 0%
20%
40%
(bijna) nooit
60%
80%
soms
100%
vaak
Thuis voelt met zich in het algemeen wel veilig. Opvallend is wel dat de onveiligheidsgevoelens in de eigen woning ten opzichte van 2009 behoorlijk zijn toegenomen. Voelde drie jaar geleden nog 8 procent zich in eigen huis niet altijd veilig, in 2012 is dit aandeel gestegen tot bijna 20 procent. In Oost en Nieuwland ligt dit aandeel overigens duidelijk hoger (met 30% respectievelijk 27%). Buiten de eigen woning voelen Schiedammers zich in het winkelgebied in de eigen woonwijk over het algemeen ook behoorlijk veilig. De veiligheidsgevoelens nemen behoorlijk af als het gaat om het centrum van de stad en rondom uitgaansgelegenheden. Het minst veilig voelt men zich in de buurt van plekken waar veel jongeren rondhangen. Zo’n driekwart van de ondervraagden geeft aan zich daar in meer of mindere mate onveilig te voelen. 4.2 Onveiligheid en buurtproblemen In het onderzoek kregen de respondenten een aantal buurtproblemen voorgelegd met de vraag aan te geven in welke mate die zich in de eigen woonbuurt voordoen. Enkele aan (on)veiligheid gerelateerde problemen zijn gebundeld in de indicatoren vermogensdelicten en dreiging. Het betreft een subjectief oordeel over problemen die in de buurt kunnen voorkomen. Men hoeft dus niet noodzakelijkerwijs zelf direct schade of hinder te hebben ondervonden van deze problemen. In figuur 4.7 wordt de indicatorscore voor ‘vermogensdelicten’ weergegeven. Deze score is berekend op basis van een viertal variabelen: fietsendiefstal; diefstal uit auto’s;
beschadiging of vernieling aan auto’s; inbraak in woningen. De indicatorscore wordt uitgedrukt in een waarde van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor ‘komt (bijna) nooit voor’ en 10 voor ‘komt vaak voor’. Naarmate de score hoger is, ervaren bewoners dus meer vermogensdelicten in de buurt. FIGUUR 4.7
ONTWIKKELING INDICATOR ‘VERMOGENSDELICTEN’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)
In alle wijken worden vermogensdelicten in meerdere mate ervaren dan in 2009. In Oost doen vermogensdelicten zich relatief het sterkst voor (score 4,2). Groenoord en Nieuwland doen het met een score van 3,6 iets beter. Zoals gebruikelijk is de situatie in Woudhoek en Spaland/Sveaparken gunstiger: in deze wijken komen in de beleving van de bewoners vermogensdelicten minder vaak voor dan elders in de stad. Figuur 4.9 geeft de scores voor de indicator ‘dreiging’ weer. Deze is samengesteld op basis van het aantal keer dat de volgende voorvallen in de beleving van de bewoners - voorkomen: dreiging in de buurt; mensen die op straat worden lastig gevallen; dronken mensen op straat; gewelddelicten; straatroof; drugsoverlast.
2012
ONTWIKKELING INDICATOR ‘DREIGING’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER) 2,0 1,8
De indicatorscore voor dreiging komt voor geheel Schiedam uit op 1,8. Dit is de hoogste waarde die ooit gemeten is. Overigens geeft de score van 1,8 aan dat (ernstige) delicten die tot de categorie ‘dreiging’ behoren in ieder geval wel veel minder vaak voorkomen dan vermogensdelicten als fietsendiefstal en autoinbraken (want een score van 3,4).
2012
Nieuwland
Zuid
West
Oost
Centrum 0
1
2
H4 Veiligheid
3
4
5
6
7
2012
2011
2010
2009
2008
2009
Groenoord
28
2007
1,0
Kethel
2006
1,2
2005
Woudhoek
2004
1,4
2003
Spal./Sveap.
2002
1,6
2001
INDICATORSCORE ‘VERMOGENSDELICTEN’ 2009 EN 2012 PER WIJK (0=NOOIT, 10=VAAK)
FIGUUR 4.9
2000
FIGUUR 4.8
Ook hier geldt weer dat 0 de meest gunstige score is (‘komt nooit voor’) en 10 de meest ongunstige (‘komt vaak voor’).
1999
Op een schaal van 0 (=nooit) tot 10 (=vaak) scoort Schiedam een 3,4. Voor het eerst sinds 2002 betekent dat een verslechtering ten opzichte van voorgaande metingen. Overigens is in vergelijking met andere steden de score voor vermogensdelicten in Schiedam een redelijk normale waarde.
1998
2011
2010
2009
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
5,2 5,0 4,8 4,6 4,4 4,2 4,0 3,8 3,6 3,4 3,2 3,0 2,8 2,6 2,4
FIGUUR 4.10
INDICATORSCORE ‘DREIGING’ 2009 EN 2012 PER WIJK (0=NOOIT, 10=VAAK)
FIGUUR 4.11
TOP 15 VAN GENOEMDE ONVEILIGE PLEKKEN IN SCHIEDAM
Schiedam
locatie Binnenstad (m.n. Hoogstraat, Koemarkt) Parkweg (incl. metrostation) Prinses Beatrixpark wijk Oost (m.n. Singel en Boerhaavelaan) Mgr. Nolenslaan Omgeving Station S’dam Centrum (achterz.) wijk Nieuwland NS- en metrostations in het algemeen Troelstralaan (incl. metrostation) Tunnels bij sporthal Margriet, Hazepad Maasboulevard Hof van Spaland / Blauwe Brug/ Bachplein Bedrijventerreinen wijk West wijk Groenoord
Spal./Sveap. Woudhoek Kethel Groenoord Nieuwland Zuid West Oost Centrum 0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
2009 2012
Binnen Schiedam worden de hoogste (lees: slechtste) scores gemeten in Oost (3,0), Nieuwland (2,6) en Centrum (2,6). In Groenoord en Nieuwland is de situatie er ten opzichte van de meting in 2009 er het meeste op achteruit gegaan. Maar ook in Zuid, West en Centrum is de beleving van ‘dreiging’ verslechterd. Hoewel de score in Spaland/Sveaparken nog altijd gunstig laag, is de situatie wel verslechterd. Dat heeft voornamelijk te maken met klachten over rondhangende jongeren bij het winkelcentrum Krona die regelmatig voor een dreigende sfeer zouden zorgen. In Kethel en Woudhoek zijn de scores voor dreiging – eigenlijk zoals altijd relatief gunstig en bovendien gelijk gebleven ten opzichte van 2009. 4.3 Onveilige plekken In het onderzoek kregen de respondenten de vraag voorgelegd of er bepaalde plekken zijn in Schiedam die men liever mijdt omdat men er zich onveilig voelt. Bijna de helft van de ondervraagden antwoordde bevestigend en noemde vervolgens één of meerdere locaties. In totaal leverde dat 1484 antwoorden op. Deze konden worden teruggebracht tot 35 locaties. In figuur 4.11 staat hiervan de top 15 afgebeeld.
29
H4 Veiligheid
aantal x genoemd 218 181 133 130 101 96 87 59 59 44 34 33 29 22 20
Zo’n 10 procent van alle ondervraagden noemt de binnenstad van Schiedam als plek waar men zich niet (altijd) veilig voelt. De meest genoemde locaties zijn de Hoogstraat, Koemarkt, Broersvest en Broersveld. Vooral na sluitingstijd van de winkels voelen relatief veel mensen zich dan niet echt prettig. Dat wordt nog eens versterkt door de winkelleegstand, zo wordt soms gezegd. Evenals in 2009 staat het gebied rondom metrostation Parkweg onveranderd hoog op de lijst van onveilige plekken. Zoals gebruikelijk wordt (de toegang tot) het Prinses Beatrixpark en de gebieden daarom heen, genoemd als plek waar men niet graag komt. Wel is de frequentie waarin deze locatie wordt genoemd, wat lager dan in 2009. Met name het gebied rondom zwembad Groenoord en sporthal Margriet komt minder vaak voor. Opvallend in de lijst is de 4e positie van de wijk Oost. In 2009 kwam deze wijk in de top 15 zelfs in het geheel niet voor. De Boerhaavelaan, Van ’t Hoffplein en Singel worden daarbij het meest genoemd. Maar daarnaast komen eigenlijk alle buurten in Oost wel op de lijst voor. Kortom, het onveiligheidsgevoel beperkt zich niet tot een enkele locatie maar geldt vrijwel voor de gehele wijk. Op plaats 5 staat de Mgr. Nolenslaan in Nieuwland. Dit keer is deze locatie aanzienlijk vaker genoemd dan in 2009. Anderzijds is er een behoorlijke daling zichtbaar van metrostation Troelstralaan en omgeving. Het lijkt er sterk op dat de maatregelen die enkele jaren geleden door de gemeente, politie en RET
zijn genomen om allerlei overlastproblemen aan te pakken, zich langzaam laten vertalen in een verbetering van het imago. Op plaats 6 staat station Schiedam-Centrum. Het stationsgebouw en de perrons worden weliswaar redelijk goed beoordeeld (zie figuur 4.5), de omgeving van het station echter een heel stuk minder. Met name de achteruitgang en het aangrenzende gebied worden daarbij genoemd, maar ook de omgeving van het stationsplein aan de voorkant van het gebouw vindt men niet altijd even prettig. Net niet in de top 15 maar wel nieuw op de lijst is het winkelcentrum Krona in Sveaparken. De onveiligheid hier wordt telkens in verband gebracht met rondhangende jongeren.
30
H4 Veiligheid
31
H4 Veiligheid
hoofdstuk
Toezicht & Handhaving Hoe het functioneren van het team Toezicht & Handhaving gewaardeerd wordt, komt in dit hoofdstuk aan de orde: hoe worden de contacten tussen bewoners en het team beoordeeld, wat is het imago van het team en in welke mate is de Schiedammer tevreden over Toezicht & Handhaving. Op basis van de uitkomsten kunnen wellicht zaken verbeterd worden. Ook wordt ingegaan op de mening over cameratoezicht. 5.1 Tevredenheid laatste contact Zo’n 21 procent van de Schiedammers heeft in een tijdsbestek van 12 maanden contact gehad met het team Toezicht & Handhaving (ook wel Lichtblauwe Brigade genoemd). Aan hen is gevraagd wat de reden was van dat contact en in hoeverre daar men tevreden over was. FIGUUR 5.1 REDEN VAN LAATSTE CONTACT MET TOEZICHT & HANDHAVING, IN % Reden % vragen of klachten over huisvuil 14 in verband met een bekeuring 12 in verband met parkeren (controle, overlast) 40 algemene informatievragen 15 andere reden (o.a. overlast honden(poep), jongeren, verkeer) 20
Zaken met betrekking tot parkeren (overlast, bekeuring, controle etc.) zijn de meest genoemde redenen waarom men contact heeft gehad met het team Toezicht & Handhaving. Overigens verschilt dit aandeel nogal per wijk. Zo geeft in het Centrum en Oost ongeveer één op de drie bewoners aan contact gehad te hebben met de Lichtblauwe Brigade terwijl dat in Schiedam-Noord voor één op de zes bewoners geldt. Aan de ondervraagden die contact met medewerker(s) van het team Toezicht & Handhaving hebben gehad, is vervolgens een oordeel gevraagd over het optreden van hen bij die gelegenheid. Omdat in 2008 dezelfde vraag is gesteld, is een vergelijking in de tijd mogelijk. Dat levert het volgende beeld op: FIGUUR 5.2 MATE VAN TEVREDENHEID OVER HET LAATSTE CONTACT MET HET TEAM TOEZICHT & HANDHAVING, IN % (zeer) tevreden
43 60
niet tevreden, niet ontevreden
26
2012
16
(zeer) ontevreden
2008 31 24
0
10
20
30 %
40
50
60
70
Zo’n 43 procent van de Schiedammers die de afgelopen 12 maanden contact hebben gehad met het team Toezicht & Handhaving, is daar tevreden over. Anderzijds is 31 procent ontevreden. Daarmee is de situatie in 2012 minder gunstig dan in 2008. Toen was namelijk nog 60% van de ondervraagden tevreden over het contact met Toezicht & Handhaving. Overigens zijn in 2009 dezelfde vragen gesteld over contacten met de politie. Daaruit valt af te leiden dat de waardering van het contact voor politie en Toezicht & Handhaving op een vergelijkbaar niveau ligt.
33
H5 Toezicht & Handhaving
5.2 Beoordeling team Toezicht & Handhaving Om inzicht te krijgen in de mening van Schiedammers ten aanzien van het functioneren en de beschikbaarheid van het team Toezicht & Handhaving, is alle ondervraagden een 12-tal stellingen voorgelegd die met het functioneren van het team te maken hebben. De stellingen zijn afwisselend positief en negatief geformuleerd om beïnvloeding van de respondenten te voorkomen. Voor de leesbaarheid van de figuren en tabellen zijn alle stellingen in dit rapport in een geheel positieve formulering omgezet. Daarbij geldt dat hoe hoger de score, des te beter Toezicht & Handhaving op het betreffende item uit de bus komt. De maximale score is 100 (hetgeen betekent dat iedereen het ‘zeer eens’ is met de stelling). FIGUUR 5.3 INDICATORESCORE IMAGO TEAM TOEZICHT & HANDHAVING OP EEN SCHAAL VAN 0 (= ZEER MEE ONEENS) TOT 100 (= ZEER) MEE EENS)
Stelling
2008 2012
doet haar best voldoende tijd (*) is voldoende aanspreekbaar (*) reageert goed op problemen heeft voldoende kennis van zaken komt professioneel over pakt de zaken efficiënt aan grijpt voldoende in (*) deelt niet te veel bekeuringen uit (*) straalt gezag uit heeft voldoende contact is voldoende zichtbaar (*)
61 54 49 44 48 46 44 40 48 40 35 31
53 49 46 44 44 42 42 42 42 37 35 35
toe-/afname -8 -5 -3 0 -4 -4 -2 +2 -6 -3 0 +4
totaal alle stellingen 45 43 -2 * Deze stellingen waren in de vragenlijst negatief geformuleerd
De meeste ondervraagden vinden dat de medewerkers van het team Toezicht & Handhaving haar best doen. Anderzijds leeft er bij de ondervraagden het gevoel dat het team weinig zichtbaar is en onvoldoende contacten onderhoudt met de bevolking. Verder valt op dat op de meeste onderdelen de scores enigszins lager zijn dan in 2008 toen dezelfde vragen zijn gesteld. Kortom, het imago van de Lichtblauwe Brigade is er de afgelopen vier jaar niet op vooruit gegaan. Een deel van de stellingen uit figuur 5.3 was ook in het onderzoek van 2009 voorgelegd maar dan voor wat betreft het functioneren van de politie. Daar komen in grote lijnen vergelijkbare scores en ongeveer dezelfde rangorde uit als die van Toezicht & Handhaving. Wel scoort de politie beter op het punt van goed reageren op problemen, terwijl anderzijds Toezicht & Handhaving wat hoger scoort op zichtbaarheid en aanspreekbaarheid.
34
H5 Toezicht & Handhaving
Leeftijd Ten aanzien van de stellingen valt allereerst op dat ouderen (65+) vaker dan gemiddeld geen mening hebben over het functioneren van het team Toezicht & Handhaving. Daarentegen heeft de groep tot 50 jaar een wat meer uitgesproken mening. Zij staan ook het meest kritisch tegenover de Lichtblauwe Brigade. Zo vinden zij vaker dan gemiddeld dat de Lichtblauwe Brigade te weinig contact heeft met buurtbewoners en de zaken niet efficiënt aanpakt. Geslacht Mannen hebben iets vaker een mening over het team Toezicht & Handhaving dan vrouwen. Toch zijn de verschillen in opvatting tussen mannen en vrouwen niet erg groot. Wel zijn mannen zijn wat meer van mening dat het team te weinig ingrijpt. Etniciteit Tot nu toe beoordeelden in diverse onderzoeken Schiedammers met een allochtone achtergrond het functioneren van de politie beduidend positiever dan autochtone Schiedammers. Als het gaat om de beoordeling van het team Toezicht & Handhaving dan is er echter nauwelijks een verschil waarneembaar. Slechts op één punt verschillen allochtonen en autochtonen wat meer van mening: Schiedammers met een allochtone achtergrond vinden vaker dat de Lichtblauwe Brigade te veel bekeuringen uitdeelt. Wijkniveau Op wijkniveau lopen de meningen niet zo heel erg ver uiteen. Schiedam-Oost is wat dat betreft een duidelijke uitzondering: waar in andere wijken soms een behoorlijk deel van de ondervraagden geen mening heeft over het functioneren van het team Toezicht & Handhaving, is in Oost het tegendeel het geval. Relatief veel bewoners van Oost hebben zich juist wel een mening kunnen vormen over Toezicht & Handhaving. Dat komt mede omdat meer dan in andere wijken bewoners van Oost contact hebben gehad met het team. Overigens is men wel aanzienlijk kritischer over het functioneren van het team dan in andere wijken. Vermoedelijk houdt dit verband met de leefbaarheidsproblematiek die in Oost groter is dan gemiddeld (zie hoofdstuk 3). Kennelijk worden juist in een wijk die te kampen heeft met overlastproblemen, de werkzaamheden en de effectiviteit van het team Toezicht & Handhaving door de bewoners nog nadrukkelijker onder het vergrootglas gelegd.
5.3 Totaal beeld Naast de stellingen over de beschikbaarheid en het functioneren van het team Toezicht & Handhaving is ook gevraagd een alomvattend oordeel te geven over de mate waarin men tevreden is over het optreden van Toezicht & Handhaving in de eigen woonbuurt. Dat levert met name op wijkniveau een iets ander beeld op dan op basis van de stellingen in de vorige paragraaf. FIGUUR 5.4 MATE VAN TEVREDENHEID OVER HET OPTREDEN VAN HET TEAM TOEZICHT & HANDHAVING, IN %
2012
14
(zeer) tevreden
28
2008 64
neutraal
47 22 25
(zeer) ontevreden
0
10
20
% 30 40
50
60
70
Figuur 5.4 geeft een beeld van het imago van Toezicht & Handhaving. Daaruit valt op te maken dat 14 procent van de ondervraagden (zeer) tevreden is over het functioneren van Toezicht & Handhaving. Daarentegen is een grotere groep (22%) ontevreden over het team. Bovendien is de ontwikkeling door de tijd ongunstig. Zo is er ten opzichte van 2008 een duidelijke verschuiving waarneembaar in de richting van ‘tevreden’ naar ‘neutraal’. Slechts onder ouderen (65+) is het aandeel ‘tevreden’ fractioneel groter dan het aandeel ‘ontevreden’. Wat opvalt is dat als het gaat over daadwerkelijke contacten met de Lichtblauwe Brigade, de tevredenheid aanzienlijk hoger is (zie figuur 5.2). Kortom, de contacten scoren een stuk beter dan het imago van Toezicht & Handhaving. Een vergelijking met het oordeel over de politie (monitor Leefbaarheid & Veiligheid 2009) laat zien dat de politie toen een iets beter imago had dan Toezicht & Handhaving in zowel 2008 als 2012. Zo was in 2009 33 procent (zeer) tevreden over het functioneren van de politie en 16 procent ontevreden. Op wijkniveau valt op dat met betrekking tot het team Toezicht & Handhaving het Centrum de enige wijk is waar de groep ‘tevreden’ nog iets groter is dan de groep ‘ontevreden’ (figuur 5.5).
35
H5 Toezicht & Handhaving
FIGUUR 5.5 SALDO (ZEER) TEVREDEN MINUS (ZEER) ONTEVREDEN PER WIJK (IN %)
Stelling
% (zeer) % (zeer) tevreden ontevreden
saldo tevredenontevreden
Centrum Oost West Zuid Nieuwland Groenoord Kethel Woudhoek Spal./Sveap.
18 17 17 10 19 11 8 8 9
16 30 20 21 23 24 13 20 20
+2 -13 -3 -11 -4 -13 -8 -12 -11
totaal
14
22
-8
In alle andere wijken is het saldo negatief, in Oost en Groenoord nog het meest. Voor de wijk Oost is dit beeld zeker niet nieuw. Bij eerder onderzoek scoorde Toezicht & Handhaving in Oost ook het minst van alle wijken. Overigens is dat zelfde beeld al vele jaren waarneembaar als het gaat om de beoordeling van de politie. Ook op dat punt scoorde Oost altijd laag. Maar zoals eerder gezegd is dit dan ook de wijk met relatief veel problemen op het gebied van overlast (o.a. overbewoning) en veiligheid. Zolang de bewoners niet het gevoel hebben dat er zichtbare resultaten worden geboekt in de vorm van minder overlast en een betere veiligheid, zal het oordeel over de Lichtblauwe Brigade in de wijk waarschijnlijk niet snel verbeteren. 5.4 Toezicht met behulp van camera’s Hoe staat de Schiedammer tegenover cameratoezicht? FIGUUR 5.6 MENING T.A.V. TOEZICHT MET BEHULP VAN CAMERA’S (IN %)
cameratoezicht Ik ben er voor het maakt mij niet uit ik ben er op tegen weet niet / geen mening totaal
% 78 14 5 3 100
Ruim driekwart van de ondervraagden is daar voorstander van. Slechts een zeer beperkte groep (5%) is er op tegen. Naarmate de leeftijd stijgt, is men vaker voorstander van cameratoezicht. Zo is onder jongeren 71 procent daar voorstander van terwijl dit aandeel bij de groep 65+ op 84 procent ligt. In mindere mate zijn ook het opleidings- en inkomensniveau van invloed: hoger opgeleiden en hogere inkomensgroepen zijn iets minder vaak voorstander van cameratoezicht dan gemiddeld.
hoofdstuk
Voorzieningen De leefbaarheid van een buurt wordt mede bepaald door de kwaliteit van het voorzieningenniveau. Goede voorzieningen in een buurt maken het aantrekkelijker om er te wonen. In het onderzoek is aan de inwoners van Schiedam gevraagd aan te geven in welke mate zij tevreden zijn over een aantal uiteenlopende voorzieningen. 6.1 Rapportcijfer voorzieningen Schiedammers geven gemiddeld een 6.9 voor de voorzieningen in de eigen woonbuurt. Dit is wederom een lichte verbetering ten opzichte van de vorige meting. Op wijkniveau zijn er enkele verschillen, maar de rapportcijfers kruipen steeds meer naar elkaar toe. FIGUUR 6.1 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE VOORZIENINGEN PER WIJK wijk 2006 2007 2009 Centrum 7.2 7.1 7.1 Oost 6.6 5.8 6.2 West 6.5 6.4 6.8 Zuid 6.9 6.7 6.9 Nieuwland 6.3 6.2 6.6 Groenoord 6.8 6.9 7.0 Kethel 7.1 7.5 7.6 Woudhoek 7.2 7.2 7.2 Spaland/Sveaparken 6.6 6.8 6.9 Schiedam
6.7
6.6
6.8
2012 7.5 6.7 6.7 6.8 6.5 6.9 7.5 7.5 7.2 6.9
De voorzieningen in de wijken Kethel, Woudhoek en Centrum worden het best beoordeeld, namelijk met een 7.5. Forse verbeteringen zijn te zien in Oost en Centrum. Het voorzieningenniveau in Nieuwland ontvangt het laagste rapportcijfer. Als wordt ingezoomd binnen de wijk dan scoort het westelijk deel van Nieuwland gemiddeld het laagst, namelijk 5.9. 6.2 Tevredenheid voorzieningen Een algemeen rapportcijfer voor voorzieningen in de buurt zegt nog niets over met welke voorzieningen men tevreden is en met welke niet. Daarom is in het onderzoek tevens gevraagd naar een afzonderlijke beoordeling van een aantal uiteenlopende voorzieningen. In figuur 6.2 is duidelijk te zien dat de grootste ontevredenheid de jongerenvoorzieningen betreft. Dit is overigens al jaren het geval. Slechts 14 procent van de respondenten is tevreden over de voorzieningen voor jongeren in de buurt. Over parkeergelegenheid en speelplekken voor jonge kinderen is men eveneens niet erg te spreken, ook al is de tevredenheid daarover in vergelijking met de meting in 2009 gestegen.
37
H6 Voorzieningen
Schiedammers zijn over het algemeen wel tevreden als het gaat om mogelijkheden in de buurt voor dagelijkse boodschappen, openbaar vervoer, basisscholen en straatverlichting.
FIGUUR 6.2
TEVREDENHEID OVER VOORZIENINGEN IN DE BUURT IN 2009 EN 2012 winkels dagelijkse boodschappen
Over het algemeen is het oordeel over de voorzieningen verbeterd ten opzichte van de meting in 2009. De voorzieningen die hierbij zeer positief opvallen betreffen de wegen, paden en pleinen en het groen (perken, plantsoenen en parken). Deze voorzieningen in de openbare ruimte worden veel beter beoordeeld dan bij de meting in 2009. Zo was toentertijd 37 procent van de respondenten tevreden over de wegen, paden en pleinen, nu is dit gestegen naar 57 procent. Voor het groen betreft het een stijging van de tevredenheid van 44 naar 58 procent.
openbaar vervoer basisscholen straatverlichting groenvoorzieningen wegen, paden en pleinen crèches/kinderdagverblijven* parkeergelegenheid
Op wijkniveau zijn er soms forse verschillen in tevredenheid over de diverse voorzieningen. In figuur 6.3 is per wijk het aandeel (in %) van de bewoners weergegeven dat (zeer) tevreden is met de betreffende voorziening. De laagste en hoogste scores zijn steeds gearceerd.
speelvoorzieningen voorzieningen voor jongeren 0
20
40
60
80
100
2009 2012 * De tevredenheid over de voorziening ‘crèches/kinderdagverblijven’ maakte in 2009 nog geen onderdeel uit van de vragenlijst.
FIGUUR 6.3 voorziening
Centrum
Oost
West
Zuid
Nieuwland
Groenoord
Kethel
Woudhoek
Spaland / Sveaparken
Schiedam
TEVREDENHEID OVER VOORZIENINGEN IN DE BUURT, PER WIJK (IN %)
winkels dagelijkse boodschappen
96
80
68
79
84
93
98
95
91
85
(haltes van het) openbaar vervoer
90
82
72
55
75
80
83
86
73
77
basisscholen
43
67
77
72
55
56
81
85
88
70
straatverlichting
68
59
69
64
61
66
75
71
74
66
groen (perken, plantsoenen en parken)
50
35
56
48
64
68
80
65
71
58
wegen, paden en pleinen
61
44
52
52
57
62
68
65
65
57
crèches / kinderdagverblijven
44
49
64
44
50
49
64
69
76
57
parkeergelegenheid
33
43
34
24
49
78
59
41
43
45
speelvoorzieningen voor kinderen
33
45
38
38
41
44
51
53
57
45
voorzieningen voor jongeren
15
11
13
9
18
16
14
11
14
14
Hoogste scores Laagste scores
38
H6 Voorzieningen
De mogelijkheden voor het doen van de dagelijkse boodschappen worden goed gewaardeerd; 85 procent is hier tevreden over. Vooral in Kethel met de aanwezigheid van winkelcentrum Hof van Spaland is de tevredenheid groot. Het ontbreken van een grootschalige winkelconcentratie in West zorgt voor relatief veel ontevredenheid over de mogelijkheden om dagelijkse inkopen te doen. In Zuid is men evenals bij voorgaande metingen, nog altijd kritisch ten aanzien van het openbaar vervoer. Wat betreft het basisonderwijs zijn de meningen zeer verdeeld. Zeven op de tien bewoners zijn hierover tevreden. Echter in Centrum zijn de aldaar wonende kinderen door de afwezigheid van een basisschool gedwongen om over de wijkgrenzen heen te kijken. Het overgrote deel van deze kinderen gaat naar een basisschool in Oost. In Nieuwland en Groenoord is de tevredenheid over het basisonderwijs eveneens laag. Het is bekend dat een groot deel van de kinderen uit deze gebieden op scholen in naburige wijken zijn georiënteerd. De aanwezigheid van ‘zwarte’ scholen in Nieuwland en Groenoord speelt een belangrijke rol, waardoor ouders bij de schoolkeuze vaak voor basisscholen buiten de eigen woonwijk kiezen. De straatverlichting wordt in alle wijken redelijk goed beoordeeld (van 59% tevreden bewoners in Oost tot 75% in Kethel). In Oost is men het minst te spreken over de openbare ruimte (wegen, paden en pleinen) en het groen. Wat betreft crèches/kinderdagverblijven is men in Centrum en Zuid het minst tevreden. Parkeergelegenheid is een probleem dat het sterkste wordt ervaren in Zuid. In deze wijk is er een relatie te leggen met de hoge woningdichtheid. Hierdoor is er relatief weinig openbare ruimte beschikbaar hetgeen zich vertaalt in een hoge parkeerdruk. Anderzijds zijn er in een ruim opgezette wijk als Groenoord juist weinig klachten over parkeren. Over de speelmogelijkheden voor kleine kinderen is men in geheel Schiedam matig tevreden (gemiddeld 45% van de bewoners is tevreden). Met name in de oude wijken Centrum, West en Zuid zijn de mogelijkheden volgens de bewoners beperkt. Veruit het meest ontevreden is men over de voorzieningen voor jongeren. De ontevredenheid hierover is stadsbreed, maar in Zuid sterker dan gemiddeld. 6.3 Sociale voorzieningen Naast voorzieningen als winkels, openbaar vervoer en basisscholen biedt Schiedam diverse sociale voorzieningen om de bevolking te ondersteunen en adviseren. De bekendheid en het gebruik van 11 voorzieningen is onderzocht.
39
H6 Voorzieningen
FIGUUR 6.4
BEKENDHEID
EN
GEBRUIK
SOCIALE
VOORZIENINGEN
voorziening Thuiszorg Maatschappelijk werk Centrum voor Jeugd & Gezin Schuldhulpverlening Het WMO-loket Steunpunt mantelzorg Opvoedingsondersteuning Instituut Sociaal Raadslieden Formulierenbrigade Ouderenadviseurs De Vraagwijzer
bekendheid 56% 46% 38% 34% 28% 27% 21% 21% 20% 17% 9%
gebruik 18% 12% 16% 6% 8% 5% 5% 7% 6% 4% 2%
Net als tijdens het Omnibusonderzoek van 2010 is de Thuiszorg het meest bekend en de Vraagwijzer het minst. De bekendheid van de diverse sociale voorzieningen onder Schiedammers van 18 t/m 80 jaar is licht gedaald. Dit geldt overigens ook voor het gebruik van enkele van deze voorzieningen. Verder is het opmerkelijk dat de meeste mantelzorgers onbekend zijn met bijvoorbeeld het WMO-loket en het Steunpunt mantelzorg. Van de Schiedamse bevolking helpt 21 procent een familielid, vriend of kennis die langdurig ziek is, hulpbehoevend of gehandicapt. Toch wordt het Steunpunt mantelzorg door slechts 5 procent van de bevolking gebruikt. Dit relatief lage percentage kan niet (geheel) verklaard worden uit ‘onbekendheid’, want het Steunpunt is bij 27 procent van de Schiedammers bekend. Van de respondenten die hebben aangegeven mantelzorg te verlenen kent 37 procent het WMO-loket. Aan Schiedammers die (wel eens) gebruik hebben gemaakt van één van deze sociale voorzieningen is gevraagd naar de tevredenheid4. Gemiddeld blijkt ongeveer de helft van de cliënten tevreden te zijn over de voorziening. De mate van tevredenheid over Schuldhulpverlening en de Formulierenbrigade blijft enigszins achter bij de andere voorzieningen.
4
De waardering van sociale voorzieningen hangt ook samen met het resultaat dat men voor de cliënt weet te bereiken. Het oordeel is niet altijd een kwestie van een ‘goede’ of ‘slechte’ dienstverlening. Het is bijvoorbeeld bekend dat organisaties die vaak ‘slecht nieuws’ moeten brengen daarop worden ‘afgerekend’ in klanttevredenheidsonderzoeken. Dergelijke organisaties kunnen een prima dienstverlening bieden maar de cliënten kunnen ontevreden zijn over het resultaat en de organisatie daarop beoordelen.
hoofdstuk
De wijken nader bekeken In de voorgaande hoofdstukken zijn reeds vele aspecten van leefbaarheid en veiligheid beschreven. In dit hoofdstuk wordt dieper ingezoomd op de situatie in de afzonderlijke wijken. Voor zover mogelijk wordt afgedaald tot het niveau van wijkdelen. Om het beeld te complementeren worden er tevens enkele statistische gegevens gepresenteerd.
41
H7 De wijken nader bekeken
Centrum
Schiedam
Centrum Het Centrum heeft een bevolkingssamenstelling die typerend is voor veel binnensteden in Nederland. De bevolking bestaat naar verhouding veel uit personen tussen de 20 en 50 jaar. Dit betreft enerzijds jonge alleenstaanden (tot 35 jaar).
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
17%
65+
10%
allochtoon
33%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
15,3 0
10
20
30
40
50
Woningvoorraad: 2.524 woningen (1-1-2013) koopwoning
58%
eengezinswoning
18% 0
10
20
30
40
50
60
70
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
32,3
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
5,8%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem hondenpoep rommel op straat te hard rijden parkeeroverlast dronken mensen op straat
score 69 64 59 58 57
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
5,2
overlast
3,4
vermogensdelicten
3,1
dreiging
2,6
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
5,8 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
30% 0
20
40
60
80
100
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfers Leefbaarheid
7.1
Veiligheid
6.6
42
H7 De wijken nader bekeken
Anderzijds
gaat
het
om
tweepersoonshuishoudens tussen de 35 en 50. Gezinnen met kinderen komen relatief weinig voor evenals ouderen. Een deel van de jonge huishoudens staat nog aan het begin van de wooncarrière. Dat heeft tot gevolg dat er redelijk veel wordt verhuisd. De verhuismobiliteit ligt dan ook ruim boven het stedelijk gemiddelde. De jongere huishoudens richten zich voornamelijk op de huursector. Toch bestaat de meerderheid van de woningen in de wijk uit koopwoningen. Want naast jonge startende huishoudens wordt de binnenstad ook bevolkt door tweepersoonshuishoudens met een hoog opleidingsniveau en een bovengemiddeld inkomen. Dat heeft mede tot gevolg dat het werkloosheidspercentage beneden het stedelijk gemiddelde ligt. Waar de bewoners van het Centrum enerzijds profiteren van het wonen in een binnenstadsmilieu, krijgt men noodgedwongen ook te maken met de nadelen hiervan. Naast het voordeel van veel voorzieningen dicht bij de hand, leidt het uitgaansgedrag van de bezoekers van het Centrum soms tot problemen. Het gevolg hiervan is dat problemen als wildplassen en overlast van horecagelegenheden, weliswaar niet in de top-5 van buurtproblemen staan, maar wel vaker in het Centrum dan in de andere wijken een rol spelen. Andere vormen van overlast die volgens de bewoners veel voorkomen zijn lawaaiige en dronken mensen op straat. Dit kan vooral ’s avonds en in het weekend wel eens voor een minder prettige sfeer zorgen. Hierdoor scoren zaken als overlast en (de perceptie van) het voorkomen van dreiging slechter dan gemiddeld in Schiedam. Als het gaat om de frequentie waarmee allerlei andere buurtproblemen voorkomen, dan scoort het Centrum gunstiger dan voorheen. Hondenpoep en rommel op straat staan nog wel bovenaan maar volgens de bewoners komen deze zaken minder vaak voor dan in 2009. Kenmerkend voor de wijk is het hoge aandeel bewoners dat zich actief inzet voor de eigen buurt. En ondanks de uitgaansgedrag gerelateerde problemen vinden de bewoners het een redelijk leefbare en veilige wijk.
Oost Oost
Schiedam
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
23%
65+
10%
allochtoon
54%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
18,9 0
10
20
30
40
50
60
Woningvoorraad: 5.422 woningen (1-1-2013) koopwoning
51%
eengezinswoning
14% 0
10
20
30
40
50
60
70
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
25,8
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
8,4%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem rommel op straat te hard rijden hondenpoep vuil naast container agressief verkeersgedrag
score 71 70 67 66 52
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
5,3
overlast
4,0
vermogensdelicten
4,2
dreiging
3,0
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
4,9 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
23% 0
20
40
60
80
100
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfers Leefbaarheid
6.0
Veiligheid
5.5
43
H7 De wijken nader bekeken
Schiedam-Oost wordt gekenmerkt door een jonge bevolking. Met name de groep 20-34 jarigen is naar verhouding sterk vertegenwoordigd. Deze groep zit vaak nog aan het begin van de arbeids- en wooncarrière. Met als gevolg dat er veel wordt verhuisd. Dat komt mede omdat er veel kamerverhuurbedrijven in de wijk actief zijn. Vaak betreft de in- en uitstroom in Oost personen van nietNederlandse komaf. Dat verklaart waarom ruim de helft van de bevolking een allochtone achtergrond heeft. Met name MOE-landers (Polen, Bulgaren etc.) vinden vaak (tijdelijke) huisvesting in Oost. Het is dan ook een wijk waar men gemiddeld genomen niet erg lang blijft wonen. Wellicht speelt hierbij ook de soms matige kwaliteit van de woningvoorraad een rol. Het gevolg van dit alles is een komen en gaan van mensen. Op elke 1000 inwoners verhuizen er jaarlijks gemiddeld 189 personen. In andere delen van de stad zijn dat er aanzienlijk minder. In Oost wonen weinig ouderen. Slechts 10 procent is 65 jaar of ouder. Stedelijk ligt dit op 16 procent. De woningvoorraad in Oost – met overwegend vooroorlogse bovenen benedenwoningen – is doorgaans ook niet zo geschikt voor ouderen. Met als gevolg dat veel ouderen op een bepaalde leeftijd wegtrekken naar andere delen van de stad. In sociaal-economsich opzicht staat het gebied er niet zo goed voor. Het inkomen is aan de lage kant en de werkloosheid is er redelijk hoog. Ook de verschillende indicatorscores zijn niet positief te noemen. Veel buurtproblemen komen in Oost vaker voor dan gemiddeld in Schiedam. Het grootste deel daarvan heeft betrekking op de verloedering van het openbaar gebied. De betreffende indicator is met een 5,3 hoog. Dit geldt eveneens voor overlast. In de beleving van de bewoners komen overlast van jongeren en omwonenden aanzienlijk vaker voor dan elders in de stad. Maar ook op het gebied van vermogensdelicten (inbraak e.d.) en dreiging in de buurt, scoort Oost zeer matig. Waarschijnlijk mede als gevolg van de vele verhuizingen is er weinig onderlinge samenhang in de buurt. Dat vertaalt zich in een matige score voor sociale cohesie. Alles overziende moet worden geconcludeerd dat dit deel van de stad er op het gebied van leefbaarheid en veiligheid niet goed voor staat.
West
Schiedam
West
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
22%
65+
16%
allochtoon
31%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
13,6 0
10
20
30
40
50
Woningvoorraad: 5.472 woningen (1-1-2013) koopwoning
64%
eengezinswoning
33% 0
10
20
30
40
50
60
70
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
33,1
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
5,4%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem hondenpoep rommel op straat te hard rijden parkeeroverlast vuil naast container
score 69 61 56 54 51
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
4,6
overlast
2,2
vermogensdelicten
3,3
dreiging
1,3
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
6,0 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
22% 0
20
40
60
80
100
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfers Leefbaarheid
7.0
Veiligheid
6.6
44
H7 De wijken nader bekeken
Zo op het oog is West een redelijk gemiddelde wijk in Schiedam. Dat geldt onder meer voor de leeftijdsverdeling van de bevolking. Als het gaat om sociaaleconomische kenmerken zijn er wel verschillen maar niet in extreme mate. Anderzijds valt op dat de verschillen binnen de wijk wel behoorlijk groot zijn. Waar andere wijken in Schiedam vrij homogeen zijn qua samenstelling, is dat in West zeker niet het geval. Zo is er een duidelijk onderscheid te maken tussen de gebieden ten noorden en ten zuiden van de Burgemeester Knappertlaan. Waar in het zuidelijk deel (rondom het oude ziekenhuisterrein) er nauwelijks werkloosheid is en de inkomens relatief hoog zijn (gemiddeld €45.200 netto), is dat in het noordelijk deel precies andersom: hogere werkloosheid en veel lagere inkomens-groepen (gemiddeld €29.200 netto). Datzelfde beeld is zichtbaar bij de samenstelling van de bevolking: een relatief laag aandeel allochtonen in het zuidelijk deel (17%) tegen ruim het dubbele (36%) in het noordelijk deel. Alles bij elkaar genomen vallen de cijfers voor West toch redelijk gemiddeld uit. Dat geldt in grote lijnen eigenlijk ook voor de beleving van de leefbaarheid en veiligheid. Vooropgesteld dient te worden dat de scores voor geheel West beter zijn dan het stedelijk gemiddelde. Binnen de wijk is de situatie in het zuidelijk deel nog (aanzienlijk) gunstiger. Verder zijn er enkele specifieke buurtproblemen aanwijsbaar die met name in het noordelijk deel van de wijk spelen en in het zuidelijk deel niet. Dat betreft bijvoorbeeld parkeeroverlast. In het noordelijk deel is de bebouwingsdichtheid zeer hoog en zijn de straten relatief smal. Parkeerterreinen en/of –garages zijn niet aanwezig. Met als gevolg dat er veel klachten zijn over parkeeroverlast. In het veel ruimer opgezette zuidelijk deel van de wijk komen deze klachten slechts sporadisch voor. Een ander punt betreft overbewoning. In het noordelijk deel van de wijk is er in toenemende mate sprake van een instroom van arbeidsmigranten (met name MOE-landers). Dat zorgt in de beleving van de bewoners soms voor overlastsituaties. Ondanks de genoemde problematiek ligt de beoordeling van de leefbaarheid en de veiligheid in het noordelijk deel slechts iets onder het stedelijk cijfer. De betere situatie in het zuidelijk deel zorgt ervoor dat het totaalcijfer voor West boven het Schiedams gemiddelde uitkomt.
Zuid Zuid
Schiedam
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
19%
65+
17%
allochtoon
26%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
11,4 0
10
20
30
40
50
Woningvoorraad: 2.978 woningen (1-1-2013) koopwoning
50%
eengezinswoning
41% 0
10
20
30
40
50
60
70
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
28,1
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
6,4%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem hondenpoep rommel op straat parkeeroverlast te hard rijden gaten / verzakkingen in bestrating
score 81 70 64 64 52
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
5,6
overlast
3,4
vermogensdelicten
3,5
dreiging
1,7
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
6,3 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
26% 0
20
40
60
80
100
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfers Leefbaarheid
6.8
Veiligheid
6.6
45
H7 De wijken nader bekeken
De leeftijdsgroepen 0-19 jr. en 20-34 jr. zijn in Zuid relatief wat minder vertegenwoordigd. Daarentegen is voor een oude stadswijk als Zuid het aandeel allochtonen naar verhouding vrij laag. Doorgaans ligt dit aandeel in andere gebieden met een vergelijkbare woningvoorraad aanzienlijk hoger. In sociaal-economisch opzicht doet de wijk het redelijk. Het inkomen ligt onder het stedelijk gemiddelde maar de werkloosheid ook. Een groot deel van de woningvoorraad behoort tot de goedkope prijsklasse. De woonlasten van veel huishoudens zullen daardoor niet zo heel erg hoog zijn. De woningdichtheid in dit deel van de stad is zeer hoog. Bovendien zijn veel woningen aan de kleine kant. Desondanks zijn de meeste bewoners van Zuid nog altijd behoorlijk sterk aan hun wijk verknocht. De sociale structuur is er naar verhouding nog redelijk hecht hoewel dat volgens de bewoners snel minder wordt. Maar de sociale controle is er nog altijd wel groter dan in andere oude stadsdelen van Schiedam. Op het punt van sociale samenhang en veiligheid scoorde de wijk altijd bovengemiddeld goed. Verontrustend is wel dat het rapportcijfer dat hierop betrekking heeft, bij elke meting steeds verder afneemt. Tot 2009 kwam Zuid samen met Kethel altijd als beste uit de bus. Dat is in 2012 voor het eerst niet meer het geval. Een score van 6,3 voor sociale cohesie is nog wel beter dan het stedelijk cijfer maar het verschil is lang niet meer zo groot als vroeger. De problemen in de wijk die duidelijk boven het stedelijk gemiddelde uitspringen hebben te maken met verloedering (hondenpoep, rommel op straat), parkeren en te hard rijden. Verder zijn er bij elke meting in Zuid altijd veel klachten die betrekking hebben op diverse vormen van overlast. Dat heeft waarschijnlijk mede te maken met het feit dat de wijk zo dichtbebouwd is: er is gewoonweg (te) weinig ruimte. Een punt waar bewoners van Zuid in vergelijking met andere wijken bij elke meting opnieuw behoorlijk ontevreden over zijn, is het openbaar vervoer. Daarnaast is men in Zuid niet te spreken over het aanbod aan kinderdagverblijven en de voorzieningen voor jongeren. Al met al zijn de scores in Zuid voor leefbaarheid en veiligheid weliswaar niet erg goed maar voor een oude stadswijk vooralsnog niet verontrustend.
Nieuwland Nieuwland
Schiedam
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
25%
65+
16%
allochtoon
64%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
12,5 0
10
20
30
40
50
60
70
50
60
70
Woningvoorraad: 6.520 woningen (1-1-2013) koopwoning
30%
eengezinswoning
13% 0
10
20
30
40
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
26,1
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
9,7%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem rommel op straat hondenpoep te hard rijden vuil naast container gaten / verzakkingen in bestrating
score 65 60 57 52 50
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
4,9
overlast
3,6
vermogensdelicten
3,6
dreiging
2,6
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
5,3 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
18% 0
20
40
60
80
100
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfers Leefbaarheid
6.3
Veiligheid
5.8
46
H7 De wijken nader bekeken
De wijk Nieuwland heeft de laatste jaren een flinke metamorfose ondergaan. Zo is de voormalige Slachthuisbuurt gesloopt en inmiddels voor een groot deel herbebouwd met eengezinswoningen. Datzelfde geldt voor de Goemanbuurt, de omgeving van het Dr. Wibautplein en het gebied ParkwegNoord. Toch heeft dat tot nu toe op de samenstelling van de bevolking nog niet zo heel veel effect gehad. Er zijn wel meer gezinnen met kinderen naar de wijk getrokken maar nog altijd bestaat een groot deel (39%) van de huishoudens uit alleenstaanden. De bouw van nieuwe woningen heeft echter wel voor meer stabiliteit in Nieuwland gezorgd. De verhuismobiliteit ligt tegenwoordig op een gemiddeld niveau. Dat is het resultaat van enerzijds weinig verhuizingen in de nieuwbouwgebieden en anderzijds een zeer hoge mobiliteit in met name de oudbouw-huurflats in de Staatsliedenbuurt. Door het vervangen van huurflats door voornamelijk eengezinswoningen in de koopsector is zowel het aandeel koop als het aandeel eengezinswoningen toegenomen. Desondanks liggen deze aandelen nog altijd ver onder het stedelijk gemiddelde. Wat opvalt is dat heel wat nieuwe woningen gekocht zijn door bewoners met een allochtone achtergrond, die voorheen vaak ook al in Nieuwland woonden. Kennelijk hebben zij een bepaalde band met de wijk opgebouwd hetgeen uiteraard een positieve zaak is. Het toevoegen van nieuwbouw verandert echter nog niets aan de situatie van de bevolking in de bestaande flats. Deze is nog altijd niet erg rooskleurig. Het gemiddelde huishoudensinkomen in Nieuwland behoort tot het laagste niveau van Schiedam. De werkloosheid is er relatief zeer hoog. Dat geldt evenzeer voor het aandeel bijstandsgerechtigden. Positief is dat de meest voorkomende buurtproblemen de afgelopen jaren wat minder vaak door bewoners worden ervaren. Ook het openbaar gebied wordt steeds beter beoordeeld. Zo was in het verleden verloedering een thema dat zeer sterk speelde in de wijk. De meting van 2009 liet al wel een gunstige trend zien. In 2012 heeft dit zich doorgezet en is de score voor verloedering van het openbaar gebied gelijk aan het stedelijk gemiddelde. Anderzijds blijven scores voor dreiging, overlast en sociale cohesie aan de verkeerde kant van het gemiddelde steken.
Groenoord Groenoord
Schiedam
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
21%
65+
27%
allochtoon
37%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
12,3 0
10
20
30
40
50
Woningvoorraad: 4.633 woningen (1-1-2013) koopwoning
27%
eengezinswoning
6% 0
10
20
30
40
50
60
70
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
26,2
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
8,9%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem hondenpoep rommel op straat te hard rijden vuil naast container gaten / verzakkingen in bestrating
score 64 61 59 55 48
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
5,1
overlast
3,5
vermogensdelicten
3,6
dreiging
1,6
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
5,0 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
19% 0
20
40
60
80
100
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfers Leefbaarheid
6.5
Veiligheid
6.0
47
H7 De wijken nader bekeken
Groenoord wordt gekenmerkt door een bevolking waarvan veel ouderen deel uitmaken. Hun aandeel begint wel langzaam af te nemen maar nog altijd is 27 procent 65 jaar of ouder. Dat is ruim 11% hoger dan het stedelijk gemiddelde. Lange tijd vormde de oudere bevolking een stabiele groep. Vooral de laatste jaren is in het zuidelijk deel van de wijk het aantal verhuisbewegingen zeer hoog. De inkomende huishoudens hebben vaak andere kenmerken dan de zittende bewoners. Zo is met name in de middelhoogbouw portiek- en galerijflats het aandeel allochtone huishoudens met kinderen zeer hoog. De oudere autochtone Groenoorders zijn heel nadrukkelijk in de hoogbouwflats met lift geconcentreerd. Op het punt van sociale samenhang scoort Groenoord dan ook samen met Nieuwland en Oost naar verhouding laag. De sloop van flats in Groenoord-midden en de nieuwbouw van eengezinswoningen hebben dit deel van wijk een ander aanzien gegeven. Evenals in Nieuwland zijn het ook hier vooral bewoners met een allochtone achtergrond die een nieuwbouwwoning gekocht hebben. Een deel van hen woonde voorheen in een flatwoning in Groenoord. Voor de wijkbinding is dat uiteraard een prima ontwikkeling. Ondanks het toevoegen van een ander woningtype in een duurdere prijsklasse is het werkloosheidsniveau en het aandeel bijstandsgerechtigden in Groenoord nog steeds hoog. Mede hierdoor is het besteedbare inkomen per huishouden laag. Dit wordt mede veroorzaakt door het hoge aandeel 65-plussers in de wijk. Veel ouderen hebben namelijk niet meer inkomen dan een AOW-uitkering, soms aangevuld met een (klein) pensioen. Tot 2009 zakte Groenoord in de metingen met betrekking tot de diverse leefbaarheidsaspecten steeds verder weg. In 2009 leek de situatie zich enigszins te stabiliseren. In 2012 is er echter opnieuw sprake van een achteruitgang. De meeste leefbaarheidsscores blijven achter bij het stedelijk gemiddelde. Overigens lijken de problemen waar Groenoord mee te maken heeft zich vooral in het midden en het zuidelijk deel van de wijk te concentreren. Vanuit Groenoord-Noord (omgeving Bachplein, Lisztplein, Borodinlaan etc.) zijn de geluiden toch wat positiever. Wat bij elke meting weer opvalt is dat in Groenoord - als een van de weinige gebieden in Schiedam - parkeeroverlast bepaald geen hot issue is.
Kethel Kethel
Schiedam
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
22%
65+
25%
allochtoon
15%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
6,2 0
10
20
30
40
50
Woningvoorraad: 1.674 woningen (1-1-2013) koopwoning
72%
eengezinswoning
83% 0
20
40
60
80
100
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
38,6
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
3,0%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem gaten / verzakkingen in bestrating parkeeroverlast hondenpoep te hard rijden rommel op straat
score 53 46 44 44 41
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
3,3
overlast
1,7
vermogensdelicten
3,1
dreiging
0,6
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
7,2 0
1
2
3
4
5
Ook in meting van 2012 blijkt opnieuw dat vrijwel nergens in Schiedam bewoners beter te spreken zijn over hun wijk dan in Kethel. Het is dan ook een zeer stabiele wijk waar heel weinig wordt verhuisd. Hoewel de woningvoorraad overwegend uit eengezinswoningen bestaat, is deze toch behoorlijk gevarieerd qua grootte en prijsniveau. Bovendien herbergt de wijk een behoorlijke hoeveelheid appartementen voor ouderen. De eengezinswoningen worden voornamelijk bewoond door autochtone gezinnen met oudere kinderen of waarvan de kinderen de deur uit zijn. Het gevolg is wel dat de wijk snel vergrijst. Het inkomens- en opleidingsniveau is in Kethel bovengemiddeld hoog. En van werkloosheid is maar in beperkte mate sprake.
6
7
8
De frequentie waarmee allerlei buurtproblemen voorkomen is naar verhouding heel erg laag. Verzakkingen en/of een slechte bestrating staan in Kethel evenals bij eerdere metingen bovenaan de lijst van buurtproblemen. Voor wat betreft de verschillende leefbaarheidsindicatoren als verloedering van het openbaar gebied, overlast, dreiging en onveiligheidsgevoelens doet Kethel het voor Schiedamse begrippen bovengemiddeld goed. Ook op het punt van sociale cohesie doet Kethel het prima: met een score van 7,2 behaalt de wijk de hoogste waarde van de stad. Kethel is daarmee de enige wijk in Schiedam die - overigens al vele jaren - boven de 7 uitkomt. Alles overziend lijkt het alsof de bewoners van Kethel helemaal niets te klagen hebben. En dat is natuurlijk af en toe wel het geval, alleen is de mate waarin dat gebeurt meestal vrij beperkt. De ontevredenheid op het gebied van voorzieningen richt zich evenals in veel andere wijken vooral op het gebrek aan jongerenvoorzieningen.
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
35% 0
20
40
60
80
100
Rapportcijfers Leefbaarheid
7.7
Veiligheid
7.1 0
48
2
H7 De wijken nader bekeken
4
6
8
10
Het aandeel bewoners dat aangeeft zich het afgelopen jaar actief voor de buurt te hebben ingezet is met 35 procent het hoogst gemeten percentage in Schiedam. Het voorafgaande in ogenschouw nemend is het niet verwonderlijk dat de algemene rapportcijfers voor de leefbaarheid en veiligheid in Kethel met respectievelijk een 7.7 en een 7.1 bovengemiddeld hoog uitvalt.
Woudhoek Woudhoek
Schiedam
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
19%
65+
23%
allochtoon
16%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
7,0 0
10
20
30
40
50
Woningvoorraad: 3.423 woningen (1-1-2013) koopwoning
52%
eengezinswoning
58% 0
10
20
30
40
50
60
70
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
36,2
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
4,0%
0
10
0
2
20
4
30
6
40
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem gaten / verzakkingen in bestrating hondenpoep parkeeroverlast te hard rijden rommel op straat
score 63 59 55 55 49
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
4,3
overlast
2,6
vermogensdelicten
2,5
dreiging
0,6
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
6,0 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
17% 0
20
40
60
80
100
Rapportcijfers Leefbaarheid
7.5
Veiligheid
7.1 0
49
2
H7 De wijken nader bekeken
4
6
8
10
De bevolkingssamenstelling van de wijk Woudhoek is typerend voor wijken die eind jaren ’70-begin jaren ’80 zijn gebouwd. Een groot deel van de bevolking heeft een leeftijd tussen de 50 en 65 jaar. Het merendeel van de huishoudens bestaat uit gezinnen met veelal oudere kinderen of waarvan de kinderen reeds de deur uit zijn. Ook het aandeel 65-plussers is hoger dan gemiddeld in Schiedam. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de vestiging van zorgcentrum. Er wonen relatief weinig personen met een nietNederlandse achtergrond. De verhuismobiliteit ligt op een gunstig laag niveau. De woningvoorraad in Woudhoek is zeer gevarieerd. De helft bestaat uit koop- en de andere helft uit huurwoningen. De meeste woningen behoren tot de categorie eengezinswoningen en tot het middeldure segment. De woningdichtheid is vrij hoog. Bovendien zijn in delen van Woudhoek de tuinen gemiddeld niet zo heel erg groot. Het gevolg is een compact woongebied waar in sommige buurten van de wijk het parkeren nog wel eens voor overlast kan zorgen. Desondanks is deze wijk een vrij populair woongebied mede door de aanwezigheid van groen en voorzieningen zoals winkels en basisscholen. Hoewel Woudhoek er in sociaal-economisch opzicht relatief goed voor staat, loopt de situatie wel iets terug. Het besteedbaar huishoudensinkomen ligt nog steeds ruim boven het stedelijk gemiddelde. Dat geldt eveneens voor het opleidingsniveau. Daarnaast is het werkloosheidspercentage naar verhouding gunstig laag. Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid zijn er niet zo heel veel problemen. De leefbaarheidscores bevinden zich allemaal aan de positieve kant. Doordat de wijk op slappe veengrond is gebouwd, zijn er bij elke meting opnieuw veel klachten over gaten en verzakkingen in de bestrating. Ten tijde van de vorige meting werd jongerenoverlast nog als een veel voorkomend probleem genoemd. Daar was in die tijd ook wel reden toe. Inmiddels lijkt dit probleem minder manifest aanwezig: jongerenoverlast wordt tegenwoordig in Woudhoek niet vaker genoemd als in andere delen van de stad. De algemene rapportcijfers voor leefbaarheid en veiligheid van de eigen woonbuurt zijn in Woudhoek een stuk hoger dan gemiddeld. Daarmee behoort Woudhoek tot de best presterende wijken van Schiedam.
Spaland/Sveaparken
Schiedam
Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013) Samenstelling < 20 jr.
29%
65+
7%
allochtoon
17%
verhuismobiliteit (per 100 inw.)
5,2 0
10
20
30
40
50
Woningvoorraad: 3.043 woningen (1-1-2013) koopwoning
85%
eengezinswoning
73% 0
20
40
60
80
100
Sociaal Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)
45,0
Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)
2,6%
0
10
20
30
40
50
0
2
4
6
8
10
Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor rang 1 2 3 4 5
probleem te hard rijden gaten / verzakkingen in bestrating overlast van jongeren parkeeroverlast hondenpoep
score 59 57 55 52 50
Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter) verloedering
3,9
overlast
2,9
vermogensdelicten
2,8
dreiging
0,8
sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)
6,5 0
1
2
3
4
5
6
7
Verantwoordelijkheid eigen buurt Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt
26% 0
20
40
60
80
100
0
2
4
6
8
10
Rapportcijfers Leefbaarheid
7.5
Veiligheid
7.0
50
H7 De wijken nader bekeken
Spaland/Sveaparken Spaland/Sveaparken is een gebied met overwegend gezinshuishoudens. Dit is duidelijk te zien aan de bevolkingsopbouw van de wijk. Een hoog aandeel jongeren en van alle wijken het laagste aandeel alleenstaanden en 65plussers. Ook het percentage personen met een allochtone achtergrond is laag te noemen. Nu de wijk al enige tijd vrijwel helemaal afgebouwd is, is de verhuismobiliteit bijzonder laag. De wijk bestaat voornamelijk uit koopwoningen in het midden en dure segment. Naast een groot aandeel eengezinswoningen, 80 procent van de woningvoorraad, is er ook een aantal appartementencomplexen aanwezig. Het besteedbaar inkomen op huishoudensniveau valt door de aanwezigheid van veel tweeverdieners zeer hoog uit. Het werkloosheidspercentage is het laagste van Schiedam. Wat dat betreft scoort Spaland/Sveaparken samen met Kethel het meest gunstig van alle wijken. Ook op het gebied van veiligheid en leefbaarheid doet de wijk het uitstekend. Desondanks zijn er enkele aandachtspunten. Er wordt redelijk veel geklaagd over gaten/en verzakkingen in de bestrating en is er sprake van parkeeroverlast. En ten opzichte van 2009 is geheel nieuw dat jongerenoverlast hoog op de lijst staat. De klachten concentreren zich met name rondom het winkelcentrum Krona. Te hard rijden is ook een veel gehoorde klacht. Nogal wat bewoners maken zich zorgen om hardrijders in het gebied rondom de basisscholen De Violier en De Vlinder. Ondanks deze klachten zijn de leefbaarheidsscores zeer goed te noemen. Criminaliteit en verloedering komen volgens de bewoners weinig voor. De rapportcijfers die men geeft voor de woning, de eigen woonomgeving en de veiligheid van de buurt zijn het hoogst van Schiedam. De sociale cohesie (kennen van, omgang met en thuisvoelen bij buurtbewoners) zou gezien de andere indicatoren en rapportcijfers wat hoger mogen worden verwacht. Echter dit verschijnsel is in nieuwbouwwijken niet ongewoon. De animo onder de wijkbewoners om zich actief in te zetten voor de wijk is redelijk hoog.
hoofdstuk
Samenvatting en conclusies De achtste meting van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor laat zien dat Schiedam zich op dit gebied niet eenduidig ontwikkeld. Op enkele onderwerpen is sprake van een lichte verbetering, echter dit geldt niet voor alle onderwerpen. In onderstaand overzicht is nog eens schematisch weergegeven wat de belangrijkste ontwikkelingen zijn op het gebied van leefbaarheid en veiligheid. ontwikkeling t.o.v. 2009 o o
onderwerp woning woonomgeving ontwikkeling buurt voorzieningen
+
sociale kwaliteit verhuisgeneigdheid actieve bewoners ontwikkeling:
o/+ +
onderwerp leefbaarheid buurtproblemen verloedering sociale overlast verkeersoverlast veiligheid vermogensdelicten dreiging
ontwikkeling t.o.v. 2009 o o/-
+/+ o/-
o/-
+ positief o neutraal - negatief
Wonen en woonomgeving De uitkomsten in het verleden voor Nieuwland lieten zien dat ingrepen in de woningvoorraad en woonomgeving (gecombineerd met allerlei activiteiten op sociaal gebied) voor steeds betere rapportcijfers zorgden als het gaat om leefbaarheid van woonbuurten. Nu er nog maar heel weinig nieuwbouw wordt gerealiseerd, heeft dat zijn weerslag op de rapportcijfers. Dit heeft tot gevolg dat Nieuwland in de onderste regionen blijft verkeren. Dat laatste geldt overigens ook voor wijk Oost en Groenoord. In het voordeel van Groenoord is wel dat de woonomgeving pas na realisatie van de nieuwbouw wordt aangepakt. In enkele delen van de wijk is dat nog niet helemaal gereed en is er dus nog ruimte voor verbetering. Gemiddeld genomen over geheel Schiedam, is de situatie de afgelopen drie jaar stabiel gebleven. Voorzieningen Gemiddeld geven Schiedammers een 6.9 voor de voorzieningen in de eigen woonbuurt. Dit betekent wederom een lichte verbetering ten opzichte van de vorige meting. Opvallend is de beoordeling in wijken als Centrum en Oost. De voorzieningen in beide wijken scoren naar de mening van de bewoners fors hoger dan drie jaar geleden. In het westelijk deel van Nieuwland wordt het voorzieningenniveau met een rapportcijfer van 5.9 het laagst beoordeeld. Indien de tevredenheid over de afzonderlijke voorzieningen geanalyseerd wordt dan valt vooral de openbare ruimte positief op. De tevredenheid over de wegen, paden en pleinen, maar ook over de groenvoorzieningen is sterk gestegen. Na jaren van lage waardering voor de openbare ruimte is in het gemeentelijk beleid hoge prioriteit gegeven aan de verbetering ervan. Zo zijn er diverse grootschalige projecten met betrekking tot wegen en fietspaden gerealiseerd. Kortom, als het gaat om het onderhoud van het openbaar gebied, zijn zichtbare resultaten een randvoorwaarde om de mening van de burger in positieve zin te kunnen beïnvloeden.
51
H8 Samenvatting en conclusies
Sociale kwaliteit Sinds 1998 is de sociale kwaliteit in Schiedam gedaald. In de huidige meting bedraagt de score voor sociale cohesie een 5,7, een fractie beter dan in 2009. Ondanks deze lichte verbetering is de score van Schiedam vergeleken met landelijke cijfers aan de lage kant. In de meeste wijken is de sociale kwaliteit gestegen, echter in Oost en Zuid is dat niet het geval. In Zuid was dit altijd traditiegetrouw zeer hoog. De daling van de sociale kwaliteit hangt in deze wijk samen met allerlei buurtproblemen en overlastsituaties die vaker zijn voorgekomen dan voorheen. In Oost heeft de instroom van EUarbeidsmigranten en het hoge aantal verhuisbewegingen in de ogen van de bewoners een negatieve invloed op de sociale kwaliteit van de wijk. Bovenstaande geeft aan dat het niet alleen uiterst belangrijk is energie te steken in de verbetering van de sociale kwaliteit van buurten, maar ook dat klachten van bewoners betreffende overlast of andere vervelende situaties blijvend serieus moeten worden genomen. Want dat heeft zowel een positieve invloed op de beleving van leefbaarheid en veiligheid, als op de sociale kwaliteit van een wijk. Buurtproblematiek en openbare ruimte De staat van onderhoud van het openbaar gebied wordt steeds beter beoordeeld, Zo werd in 2009 gesproken van een positief omslagpunt. In de meting van 2012 heeft deze trend zich krachtig doorgezet. Het onderhoud van straten, fiets- en voetpaden wordt opnieuw een stuk beter beoordeeld. Verzakkingen en gaten in het wegdek worden ook nu nog wel genoemd als probleem maar toch aanzienlijk minder dan in voorgaande jaren. Evenzo volgt ook de beoordeling van het onderhoud van het openbaar groen de opgaande lijn die enkele jaren geleden is ingezet. Kortom, het oordeel van Schiedammers ten aanzien van het openbaar gebied is in zo’n tien jaar tijd veranderd van zeer matig in heel redelijk, een waardering zoals die ook in veel andere gemeenten wordt gemeten. Minder positief is dat de totale omvang van de buurtproblemen een fractie is toegenomen. Hoewel de problemen die betrekking hebben op het openbaar gebied weliswaar vrijwel allemaal zijn afgenomen, is er sprake van een behoorlijke toename van allerlei zaken op het gebied van overlast en veiligheid. Lawaai van omwonenden, diefstal uit auto’s, inbraak, bedreiging en geweld worden in 2012 heel wat vaker gemeld dan drie jaar geleden. De aard van de buurtproblematiek is daarmee behoorlijk verscherpt. Dat is een signaal dat serieuze aandacht verdient
52
H8 Samenvatting en Conclusies
en waar niet zo maar aan voorbij kan worden gegaan. In voorgaande metingen bleek telkens dat Schiedammers nogal pessimistisch zijn ingesteld. Dat is ook deze keer geen verandering in opgetreden. Zo is de groep die vindt dat de eigen woonbuurt er op vooruit is gegaan, lang niet zo groot als de groep die een achteruitgang heeft waargenomen. Ondanks de forse verbetering van beoordeling van het openbaar gebied, blijven Schiedammers kritisch ten aanzien van het functioneren van de gemeente in de wijken. Wellicht speelt hierbij een rol dat de buurtproblemen zich in de huidige meting minder toespitsen op het onderhoud van het openbaar gebied maar meer op een veilige woonomgeving. Ten aanzien hiervan zijn er overigens diverse voorbeelden van maatregelen die de gemeente heeft getroffen. Maar het heeft er de schijn van dat veel gemeentelijk beleid nauwelijks als zodanig wordt herkend. Dat vraagt om een nog duidelijkere communicatie vanuit de gemeente over wat er allemaal in gang is en wordt gezet om de leefbaarheid en veiligheid van buurten te verbeteren. Veiligheid Het algemene veiligheidsgevoel is enigszins terug gelopen. Bovendien is het vergeleken met andere steden ook aan de ongunstige kant. Het veiligheidsgevoel in de eigen woonbuurt scoort wat dat betreft beter en loopt ook meer in de pas met wat elders in den lande gebruikelijk is. Maar ook op dit punt is er sprake van een achteruitgang. Dat geldt al helemaal voor bewoners van de wijken Nieuwland, Groenoord en Oost, want ook in de eigen woonbuurt voelen zij zich relatief vaak onveilig. In Oost voelen de bewoners zich in de eigen woonwijk zelfs onveiliger dan elders in de stad! Normaal gesproken is dat andersom. De veiligheidssituatie bij het metrostation Parkweg blijft verontrustend. Het zou vooral te maken hebben met rondhangende jongeren die voor problemen en dreiging zorgen. Maar ook de situatie rondom de Mgr. Nolenslaan vraagt om aandacht. Sowieso komen er relatief veel locaties op de lijst voor die in de wijk Nieuwland zijn gelegen. De verslechtering van het veiligheidsgevoel is ook terug te vinden in de ontwikkeling van de indicatorscores voor vermogensdelicten en dreiging. In de beleving van de Schiedammer komen zaken als inbraak, diefstal, straatroof, geweld etc. tegenwoordig vaker voor dan voorheen. In het gehele zuidelijke stadsdeel en Groenoord is deze mening zichtbaar. Daarentegen is in Kethel, Woudhoek en
Spaland/Sveaparken de situatie naar verhouding gunstig en ook redelijk stabiel. Zodoende wordt het verschil in veiligheidsbeleving tussen deze drie noordelijke wijken en de rest van de stad wel steeds groter. Toezicht & Handhaving Het algemene oordeel over het functioneren van het team Toezicht & Handhaving is niet erg gunstig. Bovendien lijkt er sprake van een dalende trend. Uiteindelijk zijn de behaalde resultaten bepalend voor de mate van tevredenheid over het team. Een goed contact tussen burger en Toezicht & Handhaving kan daarbij helpen. Het zorgt voor meer herkenning van en begrip voor het werk van het team. Want ontevredenheid over de Toezicht & Handhaving blijkt in een deel van de gevallen gebaseerd op beeldvorming en imago. Onbekend maakt vaak onbemind. Wellicht kan het helpen als er (nog) meer bekendheid wordt gegeven aan de resultaten die door Toezicht & Handhaving zoal worden geboekt. Toezicht met camera’s blijkt overigens een breed geaccepteerd hulpmiddel. Wijken Bewoners van Oost geven aan dat allerlei buurtproblemen iets minder vaak zijn voorgekomen dan in 2009. Zo zien de bewoners met name voor wat betreft het openbaar gebied een verbetering. De mate van verloedering is weliswaar nog steeds hoog, maar wel aanzienlijk lager dan in 2009. Desondanks scoort Oost nog altijd slechter dan gemiddeld. De verbeteringen met betrekking tot het openbaar gebied zijn echter niet te zien aan het gemiddeld rapportcijfer dat de bewoners van Oost geven voor de leefbaarheid in de buurt. Want er is namelijk nog steeds sprake van een zorgelijke situatie als het gaat om allerlei vormen van overlast, de veiligheid op straat, de kwaliteit van de woningvoorraad en de hoge verhuismobiliteit. Met name het oostelijk deel van de wijk staat er niet goed voor. In dit deel van Oost wordt er bijzonder veel melding gemaakt van overlast en verloedering. Wat niet helpt in deze situatie is het enorm hoge aantal verhuizingen. Een komen en gaan van mensen (waaronder veel arbeidsmigranten) is niet bevorderlijk voor de sociale samenhang in een buurt. Ook in Nieuwland is de situatie niet echt gunstig. In grote delen van de wijk is er nog altijd sprake van een hoge werkloosheid en een laag inkomen. In de nieuwbouwgebieden is de situatie wel aanmerkelijk gunstiger maar gezien de schaal van Nieuwland is dit maar beperkt in de cijfers terug te vinden. Minstens zo veel aandacht vraagt de zeer matige score voor sociale cohesie in Nieuwland. Daarnaast komt
53
H8 Samenvatting en Conclusies
Nieuwland opvallend vaak voor op de lijst van onveilige plekken. Bij voorgaande metingen zakte het leefbaarheidsniveau in Groenoord langzaam weg. In 2009 leek er even sprake dat deze trend in positieve zin doorbroken zou worden. Vermoedelijk had dit deels te maken met de herstructurering van de wijk waarbij veel flatwoningen plaats hebben gemaakt voor een andersoortige nieuwbouw. Sloop van woningen brengt weliswaar onrust teweeg, maar de daarop volgende nieuwbouw zorgt doorgaans juist weer voor positieve geluiden. In de meting van 2012 is er echter sprake van een terugval van indicatoren die de veiligheid weergeven. De problemen met betrekking tot dreiging, geweld, inbraak en het veiligheidsgevoel zijn in Groenoord behoorlijk verslechterd. Alles overziende wordt duidelijk dat Groenoord, Nieuwland en Oost nog een lange weg te gaan hebben om uit het dal te geraken. Het ingezette beleid vraagt dan ook om een krachtige voortzetting en dient waar mogelijk te worden geïntensiveerd. Voor een oude stadswijk scoorde Zuid in de loop der jaren op het gebied van leefbaarheid en veiligheid doorgaans relatief goed. Wel was er bij elke meting telkens een kleine terugval zichtbaar. In 2012 is dat wederom het geval. Met als gevolg dat Zuid zo langzamerhand toch in de gevarenzone dreigt te geraken. De woning, woonomgeving en sociale cohesie zijn punten waar Zuid nog wel goed op scoort. Anderzijds scoren gebieden als Sveaparken, Spaland, Kethel, Woudhoek en het deel van West ten zuiden van de Burg. Knappertlaan op veel onderzochte punten heel positief. Het verschil tussen deze gebieden en de wijken Oost, Nieuwland, Groenoord (en Zuid) is vrij groot. Zorgelijk is bovendien dat het verschil geleidelijk aan toeneemt. Tot slot De uitkomsten van de meting in 2012 laten zien dat Schiedam op sommige punten duidelijk de weg omhoog heeft gevonden. In het onderzoek van 2009 werd gemeld dat de aanpak van de verloedering van de stad hoge prioriteit had gekregen qua aandacht en middelen. Dat was toen de verklaring voor het positieve effect dat werd gemeten ten aanzien van de beoordeling van het openbaar gebied. Op de ingezette weg verder gaan en een lange adem hebben, was het devies In het onderzoek van 2012 lijkt deze beleidslijn duidelijk z’n vruchten te hebben afgeworpen: de beoordeling van het openbaar gebied is wederom verbeterd. En in deze meting zelfs bijzonder sterk! Het meest verontrustend is de verscherping van de buurtproblematiek. Het werken aan een
veilige woonomgeving zal de uitdaging moeten zijn voor de komende tijd. Dat is mede noodzakelijk omdat de verschillen tussen de achterstandsgebieden en de overige wijken anders wel erg groot dreigen te worden.
54
H8 Samenvatting en Conclusies