13
Leefbaarheid en veiligheid De mate waarin de woonomgeving als leefbaar en veilig wordt ervaren heeft invloed op hoe mensen zich voelen in de stad en op hun participatie. Hoe mensen met elkaar omgaan in de buurt is hierin een belangrijk onderdeel. Dit hangt dus samen met de plek waar men woont. Leefbaarheid, sociale cohesie en veiligheid zijn de centrale thema’s in dit hoofdstuk.
142
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Kernpunten Leefbaarheid ■ Amsterdammers zijn in toenemende mate tevreden over hun buurt (rapportcijfer 7,4) en ze zijn positief over de ontwikkelingen (27% ziet vooruitgang, 16% achteruitgang). ■ Gebieden waar bewoners achteruitgang zien én weinig positief zijn over de ontwikkelingen nu en in de toekomst liggen in oudere nieuwbouwgebieden als De Aker/Nieuw-Sloten en De Eendracht in Nieuw-West, Oostzanerwerf/Kadoelen in Noord en Nellestein in Zuidoost. ■ In de Focusbuurten zijn bewoners neutraal of positief (IJplein/Vogelbuurt, De Kolenkit) over de verwachte ontwikkeling van de buurt. In 2011 waren bewoners van Holendrecht/ Reigersbos en Nieuwendam-Noord nog relatief negatief. ■ De tevredenheid over het beheer van de openbare ruimte neemt langzaam toe, van een 6,0 voor het schoon houden van straten en stoepen in 2003 naar een 6,4 in 2013. ■ De zelfredzaamheid van de buurt verschilt sterk tussen de verschillende delen van de stad. De Kolenkit kent de minste zelfredzaamheid, Waterland/de Dijken de meeste. ■ De helft van de Amsterdammers heeft wekelijks contact met de buren, dit is
minder dan in 2012 (51% resp. 59%). Het contact met anderen in de buurt is gelijk gebleven (28% wekelijks). ■ Zes van de tien Amsterdammers vinden dat buurtbewoners met verschillende etnische of culturele achtergrond goed met elkaar omgaan. Dit verschilt wel sterk naar gebied waar men woont: van 40% op IJburg/Eiland Zeeburg tot 81% in Centrum Oost. ■ In 2014 namen de spanningen in de stad na een daling weer toe. Amsterdammers voelen meer spanningen met buurtgenoten afkomstig uit een andere cultuur. In 2013 gaf 15% van de Amsterdammers dit aan, in 2014 19%. Veiligheid ■ Het aantal geregistreerde misdrijven in Amsterdam daalde in 2014 ten opzichte van 2013 sterk en bereikte het laagste niveau sinds vijf jaar. De daling komt door een afname in zakkenrollerij, woninginbraak en diefstal uit en vanaf motorvoertuigen. Heel Nederland laat al sinds 2009 een daling zien. ■ In buurten en stadsdelen met veel jeugdige verdachten wonen ook veel volwassen verdachten. Zowel het aandeel jeugdige als het aandeel
In dit hoofdstuk komen aspecten van leefbaarheid en veiligheid aan de orde. Hoe denken bewoners over hun woonomgeving, hoe leven ze samen met buurtgenoten, ervaren ze overlast? De veiligheid in de stad wordt bekeken vanuit criminaliteitscijfers, bestrijding van criminaliteit, ervaren overlast en onveiligheidsgevoelens.
Wonen, leefbaarheid en samenleven Tevredenheid met de buurt Gemiddeld geven Amsterdammers hun buurt een 7,4 als rapportcijfer. Dit is een tiende punt hoger dan in 2011. Sinds 2001, de eerste keer dat dit gemeten is en het uitkwam op een 6,9, is het rapportcijfer iedere twee jaar met een tiende toegenomen, behalve in 2011, toen het gelijk bleef aan 2009. In de regio Amsterdam (inclusief Amsterdam)1 geven bewoners gemiddeld een 7,6 aan hun buurt, iets meer dan gemiddeld in Amsterdam. Zowel de hoogste als de laagste rapportcijfers in de regio zijn in Amsterdam te vinden. De hoogste rapportcijfers zijn voor Amsterdam-Centrum (8,1), Haarlem Oude stad en Haarlem Zuidwest, Heemstede, Volendam (alle 8,1)
volwassen verdachten is het hoogst in stadsdeel Zuidoost. In Zuid en Centrum wonen juist de minste verdachten van jeugd- en volwassenencriminaliteit. ■ Vanaf 2009 neemt de jeugdcrimina liteit in Amsterdam af. In 2009 pleegden de 12- t/m 24-jarigen 15.647 misdrijven, in 2014 nog 11.550 (–26%). Deze daling begon in 2007 en het aantal jeugdige verdachten kwam na 2009 onder het niveau van 2004 en 2005. Ook landelijk daalde het aantal jeugdige verdachten. ■ Een belangrijke vorm van overlast is jongerenoverlast. In 2014 gaf 12% van de Amsterdammers aan veel jongerenoverlast te ervaren. De verschillen tussen de 22 gebieden in Amsterdam zijn hierbij groot, van 2% in Buitenveldert/Zuidas tot 23% in het gebied Osdorp. ■ Tussen 2004 en 2014 schommelt de veiligheidsbeleving, maar in beide jaren voelt 40% van de Amsterdammers zich wel eens onveilig. Opvallend is dat in het afgelopen jaar de veiligheidsbeleving in het algemeen verslechterde, terwijl de veiligheidsbeleving in de buurt verbeterde. Ten opzichte van de 70.000+ gemeenten scoort Amsterdam op dit punt gemiddeld.
en Bloemendaal (8,4). Het minst tevreden met hun buurt zijn bewoners van Amsterdam Nieuw-West (6,7), Noord (7,0) en Zuidoost (7,1). In de regio is dit te vergelijken met Haarlem Schalkwijk (6,9), Haarlem Oost, Zaanstad Zuidoost (beide 7,0) en Almere Poort (7,1).2 Afbeelding 13.2 laat de buurttevredenheid zien op het niveau van buurtcombinaties. Binnen de stadsdelen bestaan nog aanzienlijke verschillen in tevredenheid. Stadsdeel West heeft een gemiddelde tevredenheid, maar kent ook gebieden (delen van Bos en Lommer en De Baarsjes) waar de buurt minder gewaardeerd wordt. In Nieuw-West is de tevredenheid relatief laag, maar dit geldt niet voor bijvoorbeeld De Aker en Nieuw-Sloten. De tevredenheid nam vooral toe in buurten met een lage buurttevredenheid: ■ Oud Noord (Volewijck van 6,6 naar 6,9, IJplein/ Vogelbuurt van 6,4 naar 6,8) ■ delen van Zuidoost (Venserpolder van 6,4 naar 6,7 en Bijlmer Oost van 6,7 naar 7,1) ■ en delen van Bos en Lommer (Bosleeuw van 6,3 naar 6,9, De Kolenkit van 6,0 naar 6,4 en Landlust Zuid van 6,6 naar 6,9).
13 | Leefbaarheid en veiligheid
Afb. 13.1 Tevredenheid met de buurt in de regio, 2013 (rapportcijfer)
waardering buurt rapportcijfer 6,7 - 7,2 7,2 - 7,6 7,6 - 7,8 7,8 - 8,1 8,1 en hoger
bron: Stadsregio, Wonen in de regio Amsterdam 2013
Afb. 13.2 Tevredenheid met de buurt, 2013 (rapportcijfer)
6,2 - 6,5 6,5 - 7,0 7,0 - 7,5 7,5 - 8,0 8,0 en hoger bron: afd. Wonen/Wonen in Amsterdam 2013
Maar ook in de hooggewaardeerde Weteringsschans nam de tevredenheid toe (8,1 naar 8,4).
Verwachte ontwikkeling van de buurt In de regel geldt dat in buurten waar men positief is over de buurt, men ook positief is over de verwachte
143
144
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Afb. 13.3 Verschil tussen het rapportcijfer voor de buurt en de verwachte ontwikkeling van de buurt, 2013
zeer negatief negatief gemiddeld positief zeer positief bron: afd. Wonen/Wonen in Amsterdam 2013
Afb. 13.4 Ontwikkeling buurt in afgelopen jaar, 2014 (procenten)
Zuidoost
Nieuw-West
Noord
Noord-West Noord-Oost Oud-Noord Aker/Nieuw-Sloten Slotermeer/Geuzenveld Osdorp Slotervaart Gaasperdam/Driemond Bijlmer Oost Bijlmer Centrum
Zuid
Buitenveldert/Zuidas De Pijp/Rivierenbuurt Zuid-Noord
Oost
IJburg/Eiland Zeeburg Watergraafsmeer Indische B./Oostel. Havengebied
West
Centrum
Oud-Oost Centrum West Centrum Oost Oud-West/De Baarsjes Bos en Lommer Westerpark Amsterdam 0 vooruit
20 achteruit
40
60 gelijk gebleven
80
100% weet niet
ontwikkeling van de buurt. Er zijn echter ook buurten waar men een relatief laag rapportcijfer geeft en toch relatief positief is over de toekomst. Gebieden waar men relatief positief over toekomstige ontwikkelingen is liggen in West (Bos en Lommer, De Baarsjes) en in Oost (Transvaalbuurt, Indische buurt). Buurten waar men daarin relatief minder vertrouwen heeft zijn te vinden aan de randen van de stad. Vaak gaat het om wat oudere nieuwbouwgebieden: De Aker, Nieuw-Sloten, De Eendracht in Nieuw-West, Buitenveldert in Zuid, Kantershof, Nellestein en Driemond in Zuidoost, Betondorp in Oost en Oostzanerwerf/ Kadoelen in Noord. Plus de Diamantbuurt en de Schinkelbuurt in Zuid. In de Staat van de Stad-enquête wordt gevraagd naar de ontwikkeling van de buurt in het afgelopen jaar. Zevenentwintig procent van de Amsterdammers geeft aan dat hun buurt er het afgelopen jaar op vooruit is gegaan, 16% ziet een achteruitgang. De rest ziet geen verandering (46%) of weet het niet (11%). Dit is vergelijkbaar met 2012, toen 26% vooruitgang zag en 17% achteruitgang. In de gebieden Oud Oost en Westerpark is men zeer positief, hier geeft de helft van de bewoners aan dat hun buurt er het afgelopen jaar op vooruit is gegaan. Ook in Bos en Lommer (46% vooruit) en Bijlmer Centrum (45% vooruit) is men vaak positief. In Gaasperdam/Driemond (31%), Noord Oost (33%), Noord West (33%) en Geuzenveld/Slotermeer (33%) geeft een derde van de bewoners aan dat hun buurt erop achteruit is gegaan. Ook in De Aker/Nieuw-Sloten (25%), Osdorp
145
13 | Leefbaarheid en veiligheid
en Oud Noord (beide 23%) is er een relatief grote groep die achteruitgang signaleert. Opvallend is het contrast in stadsdeel Zuidoost: in de Bijlmer is men overwegend positief, terwijl in Gaasperdam/Driemond juist veel achteruitgang wordt gezien. Focusgebieden – hervorming stedelijke vernieuwing In 2012 zijn in het kader van de Hervorming Stedelijke Vernieuwing de wijkaanpak (een landelijke regeling waarbij een veertigtal wijken werden geselecteerd voor extra financiering om achterstanden in te halen) en de stedelijke vernieuwing samengevoegd tot de gemeentelijke Focusaanpak. Voor deze Focusaanpak zijn acht buurtcombinaties geselecteerd die achterstanden hebben op zowel leefbaarheid als de sociaaleconomische positie van bewoners. Dit zijn: ■ De Kolenkit (E39) ■ Slotermeer Noordoost (F76) ■ Slotermeer Zuidwest (F77) ■ Volewijck (N60) ■ IJplein/Vogelbuurt (N61) ■ Nieuwendam Noord (N68) ■ Bijlmer Centrum (T93) ■ Holendrecht/Reigersbos (T96). De Focusaanpak liep in 2013-2014 en is verlengd tot in 2015. Begin 2016 verschijnt de end term meting. Gedurende de looptijd is bewoners gevraagd of zij merken dat er extra geïnvesteerd wordt in hun buurt en hoe zij denken over de ontwikkelingen in de buurt. Bewoners merken inderdaad dat er meer geïnvesteerd wordt. En zeker als het grote ingrepen betreft (het opknappen van de Van der Pekstraat in Volewijck of de vernieuwing rond het winkelcentrum van Holendrecht) zijn bewoners positiever over de ontwikkeling van hun buurt geworden.3 Opvallend is dat in al deze focusbuurten de bewoners neutraal of positief (IJplein/Vogelbuurt, De Kolenkit) zijn over de verwachte ontwikkeling van de buurt (afb. 13.3). In 2011 waren bewoners van Holendrecht/Reigersbos en Nieuwendam-Noord nog relatief negatief.4 Leefbaarheid: fysiek en sociaal Sociale omgang in de buurt meest van invloed op leefbaarheid Hoe tevreden Amsterdammers met hun buurt zijn hangt sterk samen met hun waardering van de sociale omgang in de buurt. Hoe beter de sociale omgang, des te hoger de leefbaarheid. Het gaat dan over omgang met elkaar, sfeer en vertrouwen. Ook de fysieke woonomgeving bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid. Hoe tevredener bewoners zijn over de woningen in de buurt, de inrichting van de woonomgeving en het groen, hoe positiever hun totaaloordeel. Het gevoel van veiligheid draagt eveneens bij aan de leefbaarheid, zij het minder. Hoe veiliger iemand zich voelt, hoe tevredener hij of zij over de buurt is. Op buurtniveau speelt de sociaaleconomische status een rol. Hoe lager die status, hoe lager de tevredenheid over de buurt.5
Afb. 13.5 Tevredenheid over het onderhoud van de openbare ruimte, Amsterdam, 2003-2013 (rapportcijfers) 8,0
rapportcijfer
7,5 7,0 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0
2003
2005
2007
2009
2011
2013
staat van onderhoud van straten en stoepen staat van onderhoud van de groenvoorziening schoonhouden van straten en stoepen schoonhouden van de groenvoorzieningen bron: afd. Wonen/Wonen in Amsterdam 2003-2013
Hieronder wordt ingegaan op de volgende bepalende aspecten van leefbaarheid: het beheer van de openbare ruimte, voorzieningen in en sociale aspecten van de buurt. Beoordeling van het beheer van de openbare ruimte De leefbaarheid in de stad is de afgelopen tien jaar sterk verbeterd. Dit is ook terug te zien in de beoordeling van het beheer van de openbare ruimte. De tevredenheid over het beheer is toegenomen. De tevredenheid over het schoonhouden van straten en stoepen ging van een 6,0 in 2003 naar een 6,4 in 2013. Ook de tevredenheid over het onderhoud van straten en stoepen nam met 0,4 punt toe: van 6,2 naar 6,6. Over het beheer van de groenvoorziening is men in het algemeen iets tevredener. Hier gingen de rapportcijfers van 6,2 naar 6,7 (onderhoud groen) en van 6,4 naar 6,8 (schoonhouden groen).6 Overlast door vervuiling Op verschillende plekken in de stad wordt nog wel veel overlast van vervuiling gerapporteerd. Amsterdammers geven een 6,2. Het rapportcijfer is sinds 2003 (6,0) slechts licht gestegen. In verschillende delen van de stad geven bewoners echter een onvoldoende. Onder andere in delen van Geuzenveld en Slotermeer, De Kolenkit en Overtoomse Veld wordt relatief veel overlast door vervuiling ervaren. Opvallend is dat dit het geval is in de gehele Gordel ’20-’40, van Bos en Lommer, De Baarsjes, Oud-West tot de Pijp, Oud Oost en de Indische buurt. Ook in grote delen van Noord ervaart men veel overlast van vervuiling. Aanbod aan voorzieningen Amsterdammers zijn te spreken over het aanbod van stedelijke voorzieningen zoals het openbaar vervoer (een 7,8) en winkels (7,2) in de buurt. Maar ook het aanbod aan zorgvoorzieningen wordt hoog gewaardeerd: 7,4. Het cijfer over het aanbod aan horeca is een 6,8, maar het oordeel loopt sterk uiteen in de verschillende delen van de stad: van een 5,4 in
146
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Afb. 13.6 Overlast door vervuiling, 2013 (rapportcijfers, hoe hoger, hoe minder overlast)
4,9 - 5,5 5,5 - 6,0 6,0 - 6,5 6,5 - 7,0 7,0 en hoger bron: afd. Wonen/Wonen in Amsterdam 2013
Afb. 13.7 Algemeen rapportcijfer dat bezoekers geven aan het winkelgebied waar zij het vaakst boodschappen doen, 2014
7,0 tot 7,5 6,5 tot 7,0 6,0 tot 6,5 5,5 tot 6,0 buiten beschouwing bron: OIS Consumentenenquête
147
13 | Leefbaarheid en veiligheid
Zuidoost en 5,5 in Noord tot een 8,3 in Centrum. Het minst tevreden is men over de parkeervoorzieningen (6,4) en het aanbod aan buurthuizen en wijkcentra (6,5).
Afb. 13.8 Wekelijks contact met de buren, 2012 en 2014 (procenten)
Amsterdammers geven gemiddeld het hoogste rapportcijfer aan de winkelgebieden Jan Pieter Heijestraat , het Gelderlandplein , de Utrechtsestraat en de Maasstraat (alle 7,4). Vijf winkelgebieden scoren (net) een onvoldoende: Delflandplein (5,6), Mosveld (5,6), August Allebéplein (5,7), De Aker, Dukaat (5,9) en de winkels op de Wittenburgergracht/Oostelijke eilanden (5,9). Het blijkt dat het uiterlijk van de winkels, de sfeer alsmede aankleding en inrichting het meest bepalend zijn in het oordeel. Opvallend is dat de bereikbaarheid (parkeermogelijkheden en openbaar vervoer) uiteindelijk geen rol speelt in het totaaloordeel.8
50
Afname aan burencontact Iets meer dan de helft van de Amsterdammers (51%) geeft aan wekelijks contact te hebben met de buren. Dit is lager dan in 2012 (59%). Met name vrouwen geven minder vaak aan wekelijks contact te hebben: van 58% in 2012 naar 47% in 2014. Bij mannen was de afname minder groot: van 60% naar 55%. Een volgende meting van De Staat van de Stad zal moeten uitwijzen of deze afname structureel is. De afname is in de meeste stadsdelen terug te zien, met name in West (45% tegenover 57%) en Oost (44% tegenover 59%). In deze stadsdelen is in 2014 ook het minste burencontact gerapporteerd. In Centrum (57%), Noord (57%) en Zuidoost (56%) wordt het vaakst aangegeven dat mensen wekelijks contact hebben met de buren. In het algemeen hebben gezinnen met kinderen (62%) meer contact met buren dan alleenstaanden (45%) en Amsterdammers tussen de 55 en 74 jaar meer (63%) dan Amsterdammers tussen de 18 en 34 jaar (40%). Herkomst maakt geen verschil. Dertien procent van de Amsterdammers geeft aan zelden of nooit contact met de buren te hebben. Hoewel mannen in het algemeen vaak aangeven wekelijks contact te hebben, zijn het vooral jonge mannen (tot 34 jaar) die vaak aangeven zelden tot nooit contact met hun buren te hebben (20%). Bij jonge vrouwen is dit aandeel met 16% ook hoger dan gemiddeld. Deze jonge huishoudens hebben vaak nog geen kinderen, en huishoudens zonder kinderen hebben vaker weinig contact met buren. Amsterdammers hebben meer contact met directe buren dan met andere buurtgenoten. Zo geeft 28% aan wekelijks contact te hebben met anderen in de buurt (tegenover 51% met buren). Dit is gelijk aan 2012 (28%). Mannen en vrouwen verschillen hier niet in. Herkomst maakt hier wel uit: vooral Amsterdammers van Marokkaanse herkomst hebben veel contact met anderen in de buurt: 41% geeft aan wekelijks contact te hebben met andere buurtgenoten dan de directe buren. Amsterdammers van Surinaamse
70
%
60
40 30 20 10 0
Centrum 2012
West
Nieuw-West
Zuid
Oost
Noord
2014
herkomst geven juist minder vaak aan contact te hebben met andere buurtgenoten, 19% heeft wekelijks contact. Ongeveer een derde deel van de Amsterdammers heeft zelden tot nooit contact met anderen in de buurt. Dit verschilt weinig naar herkomstgroep. Overlast van buren De meeste Amsterdammers ervaren weinig overlast van buren. Uitgedrukt in een rapportcijfer geven ze hier gemiddeld een 7,3 voor (hoe hoger, hoe minder overlast). In oudere wijken, waar mensen dichter op elkaar wonen is de overlast wel groter. In het gebied de Pijp is de overlast het grootst (6,8), met name in de Diamantbuurt ( 6,4). Ook in De Baarsjes (6,9), onder andere rond het Columbusplein (6,4), in OudWest en het westelijk deel van gebied Zuid Noord (beide 7,0) wordt relatief veel overlast van buren ervaren.9 Omgang met verschillen in de buurt Zes van de tien (62%) Amsterdammers vinden dat buurtgenoten met verschillende etnische of culturele achtergronden goed tot zeer goed met elkaar omgaan. Dit is gelijk aan 2012. De mening over de omgang verschilt naar gebied in de stad (afb. 13.9). Op IJburg/Eiland Zeeburg geeft slechts 40% van de bewoners aan dat de omgang tussen buurtgenoten met een verschillende achtergrond goed is. Een groter deel, 44%, geeft aan dat de omgang matig tot slecht is. Ook in Geuzenveld/Slotermeer is men niet altijd tevreden over de omgang met elkaar, maar hier is de groep die de omgang goed vindt (49%) wel groter dan de groep die de omgang matig tot slecht vindt (43%). In Centrum Oost is men het positiefst over de omgang tussen buurtgenoten met verschillende achtergronden: 81% vindt die omgang (zeer) goed. Daarna volgen etnisch zeer gemengde gebieden in Zuidoost: Gaasperdam/Driemond (75%) en Bijlmer Oost (73%). Over het algemeen zijn Amsterdammers van nietwesterse herkomst positiever over de omgang met buurtgenoten van verschillende herkomst: 68% vindt de omgang (zeer) goed tegenover 59% onder Amsterdammers van Nederlandse herkomst, gelijk aan 2012. Maar in Geuzenveld/Slotermeer, waar men in
Zuidoost Amsterdam
148
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
het algemeen minder positief is over de omgang met elkaar (49%), zijn ook bewoners van niet-westerse herkomst hier kritischer over (volgens 58% gaat het goed, volgens 31% matig tot slecht).
Afb. 13.9 B eoordeling van de omgang tussen buurtgenoten met een verschillende
Nieuw-West
West
Centrum
etnische of culturele achtergrond, naar 22 gebieden, 2014 (procenten) Centrum West Centrum Oost
Vertrouwen in buurtgenoten Het vertrouwen in buurtgenoten is redelijk groot: 80% van de Amsterdammers geeft aan dat zij redelijk tot veel vertrouwen hebben in hun buurtgenoten. Ook in 2012 was dit het geval (81% redelijk/veel vertrouwen). In gebieden waar bewoners minder positief zijn over de omgang tussen buurtbewoners van verschillende herkomst is ook het vertrouwen in elkaar lager. Dit geldt bijvoorbeeld voor IJburg/ Eiland Zeeburg, Slotermeer/Geuzenveld, Oud Noord, Slotervaart en Oud Oost. Andersom is het ook zo dat in gebieden waar men positief is over de omgang met elkaar, het vertrouwen ook groot is. Dit zien we in Zuid (Noord West en Midden en Buitenveldert/ Zuidas) en in Centrum. Hoewel de bewoners van Zuidoost (Gaasperdam/Driemond en Bijlmer Oost) wel te spreken zijn over de omgang met elkaar, is het vertrouwen in elkaar niet heel groot: 75% resp. 77% heeft redelijk tot veel vertrouwen in buurtgenoten, iets minder dan het gemiddelde van Amsterdam (81%).
Bos en Lommer Westerpark Oud-West/De Baarsjes Slotermeer/Geuzenveld De Aker/Nieuw-Sloten Slotervaart Osdorp
Zuid
De Pijp/Rivierenbuurt Zuid-Noord Buitenveldert/Zuidas
Oost
IJburg/Eiland Zeeburg Indische B./Oostelijk Havengebied Oud-Oost
Zuidoost
Noord
Watergraafsmeer Noord-Oost Oud-Noord Noord-West Bijlmer Centrum Bijlmer Oost Gaasperdam/Driemond Amsterdam 0
20
(heel) goed
40 matig
60 (zeer) slecht
80
100 % weet niet
Sociale cohesie De ervaren sociale cohesie wordt bepaald aan de hand van de volgende zes stellingen. ■ De mensen in deze buurt kennen elkaar nauwelijks.
Afb. 13.10 Bewoners met redelijk tot veel vertrouwen in buurtgenoten per gebied, 2014 (procenten)
veel lager dan gemiddeld lager dan gemiddeld gemiddeld hoger dan gemiddeld veel hoger dan gemiddeld
13 | Leefbaarheid en veiligheid
149
Afb. 13.11 Ervaren sociale cohesie per gebied, 2014
veel lager dan gemiddeld lager dan gemiddeld gemiddeld hoger dan gemiddeld veel hoger dan gemiddeld
■ De
mensen in deze buurt gaan op een prettige manier met elkaar om. ■ Ik woon in een (gezellige) buurt waar veel saamhorigheid is. ■ Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen. ■ Ik heb veel contact met mijn directe buren. ■ Ik ben tevreden met de bevolkingssamenstelling van deze buurt. Hieruit volgt een schaal die loopt van 0 tot en met 10. In 2014 haalde Amsterdam gemiddeld een 6,1. Dit is gelijk aan 2012 (6,2).
Afb. 13.12 Sociale buurtaspecten naar bewonersgroep redelijk/veel vertrouwen in buurtgenoten 100 80
60 wekelijks burencontact
buurt blijft gelijk/ gaat vooruit
40 20
Gezinnen met kinderen ervaren meer cohesie (6,4), evenals mensen van niet-westerse herkomst (6,3). Ook leeftijd en inkomen spelen een rol: hoe ouder en hoe rijker mensen zijn, hoe meer cohesie zij ervaren. In drie van de vier gebieden in Nieuw-West ervaren bewoners weinig cohesie: Slotermeer/Geuzenveld (5,4), Slotervaart (5,5) en Osdorp (5,6). Dit geldt ook voor twee van de drie gebieden in Noord: Noord Oost (5,6) en Noord West (5,8). Daarnaast zijn de scores laag in Bijlmer Centrum (5,6) en in Oud Oost (5,6). In Nieuw West ervaren bewoners weinig sociale cohesie, maar bewoners van niet-westerse herkomst ervaren meer cohesie (6,2) dan bewoners van Nederlandse of westerse herkomst (5,4). Ook Noord kent dit verschil (6,1 resp. 5,7). Wanneer de verschillende aspecten van sociale omgang in samenhang worden bekeken, valt een verschil op tussen directe contacten (burencontact,
cohesie (*10)
omgang (heel) goed
autochtoon/westers allochtoon buiten de ring autochtoon/westers allochtoon binnen de ring niet-westerse allochtonen buiten de ring niet-westerse allochtonen binnen de ring totaal Amsterdam
beoordeling omgang met elkaar) en meer abstracte sociale aspecten (vertrouwen, beoordeling of de buurt vooruitgaat). In de stadsdelen binnen de ring A10 (Centrum, Zuid, West, Oost) hebben buurtbewoners meer vertrouwen in elkaar en zien zij meer vooruitgang in de buurt. Dit geldt sterker voor bewoners van Nederlandse en westerse herkomst dan voor
150
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
(dit betrof een kleine groep, waarbij het niet duidelijk was waarom zij het niet van toepassing vinden).
Afb. 13.13 De mate waarin buurtbewoners iets doen als er ruzie op straat is, graffiti wordt gespoten en als er een inbraak wordt gepleegd, 2013 (procenten)
ruzie op straat
graffiti
inbraak
0
20
40
ja, zeker wel
waarschijnlijk wel
zeker niet
weet niet
60
80
100%
eerder niet dan wel
Zeventien procent van de Amsterdammers denkt dat graffitispuiters worden aangesproken, 13% denkt dat er wordt ingegrepen als er ruzie op straat is en 30% denkt dat buurtbewoners ingrijpen als er wordt ingebroken. Ruim een derde deel van de Amsterdammers denkt dat in alle drie de gevallen waarschijnlijk wordt ingegrepen (33 tot 40%). Een relatief groot deel, 13% tot 16%, heeft geen idee of buurtbewoners zouden ingrijpen. Wellicht kennen zij hun buren niet goed genoeg om een inschatting te kunnen maken.
bron: afd. Wonen, Wonen in Amsterdam 2013
bewoners van niet-westerse herkomst. Buiten de ring ligt het laatste andersom: bewoners van westerse herkomst hebben minder vaak het gevoel dat hun buurt erop vooruit gaat dan bewoners van nietwesterse herkomst. Amsterdammers van niet-westerse herkomst woonachtig in stadsdelen buiten de ring willen vaker binnen hun eigen stadsdeel verhuizen. Amsterdammers van Nederlandse herkomst buiten de ring woonachtig willen vaker weg uit dat stadsdeel.10 Amsterdammers van niet-westerse herkomst hebben, ongeacht waar zij wonen, meer contacten met buren, ervaren meer cohesie en vinden vaker dat buurtgenoten met verschillende achtergronden goed met elkaar omgaan dan Amsterdammers van Nederlandse of westerse herkomst. Zelfredzaamheid van de buurt De mate waarin mensen bereid zijn om anderen op gedrag aan te spreken in de openbare ruimte geeft een beeld van de zelfredzaamheid van een buurt. Deze zelfredzaamheid is gemeten met drie vragen. Denkt u dat de mensen uit deze buurt iets doen als anderen: ■ graffiti spuiten ■ ruzie maken op straat ■ inbreken? Respondenten konden hier op antwoorden met: zeker wel, waarschijnlijk wel, eerder niet dan wel, zeker niet, niet van toepassing en weet niet. In de analyse is ‘niet van toepassing’ niet meegenomen
De drie vragen zijn omgezet in een zelfredzaamheidsschaal van de buurt, waarbij de groep ‘weet niet’ de laagste zelfredzaamheid kent en de groep ‘zeker wel’ de hoogste. De schaal loopt van 1 tot en met 5 (1 een niet-zelfredzame buurt is en 5 een zelfredzame). Het gemiddelde van Amsterdam komt uit op 3,4. Buurten die met een hoog rapportcijfer worden gewaardeerd, hebben vaak ook een hoge zelfredzaamheid, bijvoorbeeld Haarlemmerbuurt, Helmersbuurt/Vondelbuurt, Willemspark, Museumkwartier/ Duivelseiland en Waterland/Dijken. Opvallend is de hoge zelfredzaamheid in Driemond, een plek waar de leefbaarheid niet uitzonderlijk positief wordt beoordeeld (een 7,6, net iets boven het gemiddelde van 7,4). Buurten met de laagste zelfredzaamheid zijn te vinden in West: De Kolenkit, Van Galenbuurt en Landlust Noord. Naast de leefbaarheid in de buurt (bijvoorbeeld uitgedrukt als het rapportcijfer voor buurt en verwachte ontwikkeling) zijn ook andere kenmerken van invloed op de ervaren zelfredzaamheid van een buurt: mensen met een koopwoning ervaren meer zelfredzaamheid (3,6 tegenover 3,2 onder huurders van corporatie- en 3,4 onder huurders van particuliere woningen). Met name ouderen ervaren daarentegen weinig zelfredzaamheid in de eigen buurt (3,0 bij 75-plussers). Ook het inkomen doet ertoe: hogere inkomens (3,7) ervaren meer zelfredzaamheid dan lagere inkomens (3,3). Spanningen tussen bevolkingsgroepen Om de mate van spanningen tussen bevolkings groepen in beeld te brengen worden sinds 2011 in
Afb. 13.14 Buurten met de laagste en hoogste zelfredzaamheid, 2013 lage zelfredzaamheid van de buurt
hoge zelfredzaamheid van de buurt
E39
De Kolenkit
2,90 A05
E41
Van Galenbuurt
2,98 E20/E22 Helmersbuurt/Vondelbuurt
3,78
E37ab/E36
Landlust Noord
3,01 K46
Willemspark
3,80
F81
Osdorp-Oost
3,04 T98
Driemond
3,93
N69
Buikslotermeer
3,10
Museumkwartier/ Duivelseiland
3,94
T93
Bijlmer-Centrum (excl. Venserpolder)
3,10
overig 3,10
K47/K50
Haarlemmerbuurt
N73/N72/N64 Waterland/de dijken
3,77
4,13
bron: afd. Wonen, Wonen in Amsterdam 2013
13 | Leefbaarheid en veiligheid
Afb. 13.15 Zelfredzaamheid van de buurt, 2013
lage zelfredzaamheid ondergemiddelde zelfredzaamheid gemiddelde zelfredzaamheid bovengemiddelde zelfredzaamheid hoge zelfredzaamheid bron: afd. Wonen/Wonen in Amsterdam 2013
Afb. 13.16 Ervaren spanningen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdam naar buurtcombinatie, 2014
weinig spanningen relatief weinig spanningen relatief veel spanningen veel spanningen
bron: OIS
151
152
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
de Amsterdamse Veiligheidsmonitor de spanningen in de buurt gemonitord. Op basis van acht stellingen wordt een spanningenindex berekend die de mate van spanningen in de verschillende buurten laat zien.11 Drie van de acht stellingen meten drie uitingen van onprettig samenleven: negatief denken over andere bevolkingsgroepen, spanningen ervaren met andere bevolkingsgroepen en contactvermijding als gevolg van deze spanningen. De andere vijf stellingen gaan in op de oorzaken, zoals overlast van jongeren of verschillen in normen en waarden. De spanningenindex heeft 2011 als indexjaar, wat betekent dat het gemiddelde in dit jaar op 100 is gezet. Ten opzichte van 2011 neemt de spanningenindex in 2014 iets toe (van 100 naar 101), terwijl deze in 2012 en 2013 nog daalde (in beide jaren 99). De toename komt doordat meer Amsterdammers spanningen voelen met buurtgenoten die uit een andere cultuur komen dan zijzelf. In 2013 gaf 15% van de Amsterdammers dit aan, in 2014 19%. In 2014 ervaren bewoners vooral in de stadsdelen Noord en Nieuw-West spanningen. In Nieuw-West gaat het om de buurten Geuzenveld/Spieringhorn, Slotermeer Noordoost, Slotermeer Zuidwest, Eendracht, Osdorp Oost, Osdorp Midden, Overtoomse Veld en Westlandgracht. In Noord gaat het om de buurten Nieuwendam Noord, De Banne/Buiksloterham en IJplein/Vogelbuurt.12 In vergelijking tot 2013 zijn de buurten Erasmuspark, Tuindorp Nieuwendam/ Buiksloot en de Punt uit de top 10 verdwenen. Nieuw
in de top 10 zijn Eendracht, Overtoomse Veld en Hoofdweg e.o.
Veiligheid Veiligheidsindex Om aan de veelheid van veiligheidscijfers betekenis te geven, berekent OIS sinds 2003 de Veiligheidsindex, bestaande uit een objectief en een subjectief deel. Beide indexen geven de veiligheid op buurtcombinatieniveau weer en zijn digitaal te raadplegen via www.amsterdam.nl/veiligheid en www. os.amsterdam.nl. Voor het berekenen van de index wordt gebruik gemaakt van politieregistraties en de Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland die OIS jaarlijks onder meer dan tienduizend Amsterdammers afneemt. De objectieve index bestaat uit politiecijfers en zelf gerapporteerde slachtofferschappen uit de enquête. De subjectieve Veiligheidsindex bestaat volledig uit enquêtegegevens, waaronder hoe veilig men zich voelt in de buurt en welke buurtproblemen er spelen. De situatie in 2003 geldt als referentiepunt (index = 100). Lager dan 100 is veiliger, hoger onveiliger. De objectieve Veiligheidsindex daalde in 2014 naar 66, wederom een verbetering ten opzichte van het voorgaande jaar. Vijf van de zeven elementen van de Veiligheidsindex veroorzaken deze daling: inbraak, geweld, overlast, vandalisme en verkeer. De elemen-
Afb. 13.17 Objectieve Veiligheidsindex Amsterdam, 2014
veilig relatief veilig relatief onveilig onveilig
bron: OIS
153
13 | Leefbaarheid en veiligheid
ten diefstal en drugs zijn gestegen. De subjectieve index is door grote veranderingen in de vragenlijst van de Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland niet meer te berekenen.
Afb. 13.18 Objectieve Veiligheidsindex en onderliggende deelelementen voor
In 2015 wordt de Veiligheidsindex aangepast. Naast criminaliteit en onveiligheidsbeleving krijgt overlast in de nieuwe Veiligheidsindex een aparte status. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de maatschappelijke discussie of overlast een objectieve of een subjectieve component is. De nieuwe Veiligheidsindex zal dus bestaan uit drie aparte indexen: ■ de criminaliteitindex ■ overlastindex ■ en de onveiligheidsbelevingindex.
Objectieve Veiligheidsindex
Amsterdam, 2013 en 2014 2013 2014 70 66
inbraak
71 62
diefstal
74 79
geweld
63 53
overlast
123 121
vandalisme
64 56
verkeer
52 50
drugs
63 71 bron: Veiligheidsindex Amsterdam-Amstelland
In de criminaliteitsindex en de overlastindex worden zowel politiecijfers als enquêtegegevens uit de Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland verwerkt. Voor de onveiligheidsbeleving-index worden alleen gegevens uit de enquête voor de Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland gebruikt. Bij de criminaliteitsindex wordt in navolging van Amsterdams beleid onderscheid gemaakt tussen high impact (de ernstige vormen van) criminaliteit en high volume (vaak voorkomende) criminaliteit. Niet alleen in Amsterdam wordt gewerkt met een Veiligheidsindex. Het Britse opinieweekblad The Economist publiceerde in januari 2015 de Safe Cities Index, waarin vijftig internationale steden zijn vergeleken op meer dan veertig kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. Deze indicatoren zijn onder te verdelen in vier gebieden waarbij veiligheid een belangrijke rol speelt: digitale veiligheid, gezondheidszorg, veilige infrastructuur en persoonlijke veiligheid. Op de Safe Cities Index staat Amsterdam op de vijfde plaats, achter Tokio, Singapore, Osaka en Stockholm. Als gekeken wordt naar de deelindex persoonlijke veiligheid (criminaliteit en de inzet van politie in de stad) staat Amsterdam nog steeds in de top 10, op plaats negen. Met de digitale veiligheid (onder andere de politie-inzet tegen digitale criminaliteit en het aantal camera’s dat in de stad hangt) is het in bijna alle Europese steden slecht gesteld, volgens deze index. Amsterdam staat wat digitale veiligheid betreft op een zeventiende plaats.
Afb. 13.19 Misdrijven in Amsterdam, de regio en Nederland, 2009-2013/2014 110
index 2009 = 100
105 100 95 90 85 2009 Amsterdam
2010
2011
2012
Regio Amsterdam-Amstelland
2013
bron: Politie Eenheid Amsterdam/CBS Statline
In de regio Amsterdam-Amstelland is in 2009-2014 eenzelfde ontwikkeling te zien in het aantal misdrijven als in Amsterdam, maar heel Nederland laat een ander verloop zien. In heel Nederland daalt het aantal misdrijven al vanaf 2009 en vanaf 2011 sterker dan in Amsterdam en de regio Amsterdam-Amstelland. De daling vanaf 2011, met iets meer dan 106.000 misdrijven, wordt voor een groot deel veroorzaakt door een afname van het aantal vernielingen (met meer dan 30.000) en een afname van het aantal diefstallen (met bijna 30.000). Het aantal woninginbraken is landelijk tussen 2011 en 2013 licht gedaald, met een kleine 2%.
Criminaliteit Aantal misdrijven in Amsterdam In 2014 registreerde de politie Eenheid Amsterdam iets minder dan 93.000 misdrijven in Amsterdam.13 Dit is een sterke daling ten opzichte van 2013, toen de politie ruim 97.000 misdrijven registreerde. Het aantal geregistreerde misdrijven is hiermee dan ook het laagst sinds vijf jaar. De afname van bijna 5.000 misdrijven komt met name door een afname in zakkenrollerij, woninginbraak en diefstal uit en vanaf motorvoertuigen.14 De stijging van het aantal misdrijven van 2009 tot en met 2011 lag met name aan een toename van fietsendiefstal en overige vermogensdelicten.
2014
Nederland
Criminaliteit gepleegd door volwassene en jongeren OIS brengt jaarlijks zowel de criminaliteit gepleegd door volwassenen als de jeugdcriminaliteit in beeld, in beide gevallen met een index. De index voor criminaliteit door volwassenen geeft het aandeel unieke verdachten van 25 t/m 55 jaar per buurt weer op basis van de woonplaats van de verdachten.15 De jeugdcriminaliteitindex geeft het aandeel unieke verdachten van 12 t/m 24 jaar weer op basis van de woonplaats van de jongeren.16 De resultaten van de volwassenencriminaliteitsindex en de jeugdcriminaliteitsindex komen overeen. In buurten en stadsdelen met veel jeugdige verdachten wonen ook veel volwassen verdachten.
154
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Afb. 13.20 Volwassenencriminaliteitsindex per buurt, 2014 (gebaseerd op woonplek, basisjaar 2011)
sterke stijgers sterke dalers weinig criminaliteit volwassenen relatief weinig criminaliteit volwassenen relatief veel criminaliteit volwassenen veel criminaliteit volwassenen
bron: OIS/ fact sheet Volwassencriminaliteit en risicofactoren
Afb. 13.21 Jeugdcriminaliteitsindex per buurt, 2014 (gebaseerd op woonplek jongeren, basisjaar 2007)
sterke stijgers sterke dalers weinig jeugdcriminaliteit relatief weinig jeugdcriminaliteit relatief veel jeugdcriminaliteit veel jeugdcriminaliteit
bron: OIS/fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren
13 | Leefbaarheid en veiligheid
In 2014 is van de Amsterdamse volwassenen van 25 t/m 55 jaar 1,8% verdacht van het plegen van een delict. Dat is beduidend minder vaak dan de jongeren: 3,6% van de 12- t/m 24-jarigen. Ook het totaal aantal gepleegde delicten ligt bij verdachte volwassenen lager dan bij verdachte jongeren: 9.938 tegenover 11.550. Zowel het aandeel jeugdige als het aandeel volwassen verdachten is het hoogst in stadsdeel Zuidoost. In Zuid en Centrum wonen juist de minste verdachten van jeugd- en volwassenencriminaliteit. Vanaf 2009 neemt de jeugdcriminaliteit in Amsterdam af. In 2009 pleegden de 12- t/m 24-jarigen 15.647 misdrijven, in 2014 nog 11.550 (–26%). Het aandeel van jeugdige verdachten in het totale aantal misdrijven in Amsterdam (93.000) is 12%. In 2009 was dat nog 17%. Kanttekening hierbij is dat in veel zaken geen verdachte bekend is. Ook als rekening wordt gehouden met de toe- of afname van het aantal jongeren, daalt de jeugdcriminaliteit. In 2009 was 5,9% van alle Amsterdamse jongeren van 12 t/m 24 jaar verdachte, in 2014 is dit 3,6%. De afname is sterker onder 12- t/m 17-jarigen dan onder 18- t/m 24-jarigen, maar relatief gezien plegen zij nog altijd meer misdrijven dan de 18- t/m 24-jarigen. In 2013 is door Lokale Zaken en Bureau Beke in opdracht van de gemeente Amsterdam en de Politie Eenheid Amsterdam onderzoek gedaan naar de daling van het aantal jeugdige verdachten in Amsterdam.17 Die daling begon in 2007 en na 2009 kwam het aantal jeugdige verdachten onder het niveau van 2004 en 2005. Ook landelijk daalde het aantal jeugdige verdachten. Het onderzoek van Lokale Zaken en Bureau Beke laat zien dat een deel van de daling het gevolg lijkt te zijn van beleid, zowel Amsterdams als landelijk beleid. Zo is veel ingezet op het vroegtijdig signaleren van
Afb. 13.22 Criminaliteit vergeleken tussen jongeren en volwassenen, 2014 indicator
12-24 jarigen
25-55 jarigen
% verdacht van delict
3,6% 1,8%
ontwikkeling 2013 en 2014
van 3,8% naar 3,6%
van 1,9% naar 1,8%
hoogste % verdachten
Zuidoost 5,6%
Zuidoost 3,2%
laagste % verdachten
Centrum 2,0% en Zuid 2,2%
Centrum 1,3% en Zuid 1,1%
aantal delicten gepleegd in Amsterdam
11.550 9.938 bron: OIS/ fact sheet Volwassencriminaliteit en risicofactoren
risicojongeren en -gezinnen en is de samenwerking tussen verschillende instanties intensiever geworden, de zogenaamde ketensamenwerking. Ook wijzen de onderzoekers op intensievere vormen van handhaving, zoals straatcoaches en cameratoezicht. Het Veiligheidsplan Amsterdam markeert vanaf 2003 een koerswijziging in de aanpak van veiligheid: doelgroepgerichte daderaanpak en gebiedsgerichte aanpak. Dit betekent dat de politie inzet op hotspots, problematische jeugdgroepen en kopstukken, zoals jeugdige veelplegers. Een ander deel van de daling is waarschijnlijk niet terug te voeren op beleid, maar heeft een andere oorzaak. Een voorbeeld daarvan is de registratie door de politie. De politie lijkt het gedrag van jeugdigen sinds 2010 vaker als overlast te registreren en (dus) minder vaak als criminaliteit. Bestrijden van criminaliteit: Top600 aanpak, donkere dagen offensief en de inzet van camera’s Bij het bestrijden van criminaliteit wordt in Amster dam onderscheid gemaakt tussen high volume (vaak voorkomende criminaliteit) en high impact (de ernstige vormen van criminaliteit). Zo staat in het coalitieakkoord 2014-2018 van Amsterdam dat high impact delicten zoals straatroven, woninginbraken en overvallen met voorrang worden aangepakt. In de eerste plaats gebeurt dit met de Top600-aanpak.
Afb. 13.23 Ontwikkelingen misdrijven in Amsterdam, totaal, jongeren 12 t/m 24 jaar en volwassenen 12 t/m 55 jaar, 2009-2014 2009 2010 2011 2012 2013 2014 totaal aantal misdrijven in Amsterdam
93.700 95.641 98.141 96.680 97.374 92.636
aantal misdrijven gepleegd door 12 tot en met 24 jarigen
15.647 15.076 14.555 12.917 11.770 11.550
aantal misdrijven gepleegd door 25 tot en met 55 jarigen
155
12.975 11.489 10.197 9.938
% misdrijven gepleegd door 12 tot en met 24 jarigen
17 16 15 13 12 12
% misdrijven gepleegd door 25 tot en met 55 jarigen
13 12 10 11 bron: OIS/ Politie Eenheid Amsterdam
Afb. 13.24 Ontwikkelingen misdrijven in Amsterdam, jongeren 12 t/m 24 jaar, 2009-2014 (procenten) 2009 2010 2011 2012 2013 2014 12 tot en met 17 jarigen
6,9 6,3 5,6 4,9 4,2 4,2
18 tot en met 24 jarigen
5,5 5,1 5,0 4,3 3,6 3,4
totaal (12 tot en met 24 jarigen)
5,9 5,5 5,1 4,5 3,8 3,6 bron: OIS/ fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren
156
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Afb. 13.25 Bekendheid Top600 aanpak, 2012-2014 (procenten) 58%
25% 5% 2012
13%
13%
2013
2014
spontane bekendheid met Top600 aanpak
27%
12% 2012
2013
52%
45%
36%
2014
gehoord van ‘Top600 aanpak’
2012
7%
7%
2013
2014
gehoord van ‘aanpak tegen 600 meest criminele veelplegers’
2012
2013
2014
niet bekend met Top600 aanpak
bron:OIS/ Publieksonderzoek Top-600 aanpak. Amsterdam,2014
Het doel van deze aanpak is de daders die voor de meeste ‘overlast’ verantwoordelijk zijn, de veelplegers van high impact delicten, integraal aan te pakken. Zeven van de tien (72%) Amsterdammers hebben er vertrouwen in dat de criminaliteit daalt door de Top600-aanpak, 19% heeft hier geen vertrouwen in. Een bijna even groot deel (69%) vindt dat Amsterdam veiliger wordt door de aanpak, 17% vindt dit niet.18 De bekendheid van de Top600-aanpak onder Amsterdammers is tussen 2012 en 2014 toegenomen, van 42% naar 55%. Met name de geholpen bekendheid (in plaats van de spontane bekendheid) is iets toegenomen: in 2014 heeft 36% van de Amsterdammers weleens van de Top600-aanpak gehoord, terwijl dit in 2012 nog 25% was. De aanpak is het minst bekend bij jonge Amsterdammers (16- t/m 25-jarigen). Om te bepalen of de high impact criminaliteit (overvallen, woninginbraken, zware mishandelingen, straatroven en openlijk geweld) daalt, kijkt het Programmabureau Top600 onder andere naar het recidivecijfer. Dit is het verschil tussen alle gedagvaarde zaken en strafbeschikkingen van Top600-personen door het Openbaar Ministerie voor en nadat
zij (minimaal een jaar) onder regie van de Top600 vallen. In de periode mei 2009 tot en met september 2014 stroomden 2.146 zaken van Top600-personen in bij het Openbaar Ministerie voordat ze onder regie waren en 1.185 zaken vanaf dat ze in regie waren, een afname van 45%. De recidive van high impact delicten (in totaal 750 delicten) daalde met 52% en de recidive van de overige delicten met 41%. Een andere aanpak van high impact criminaliteit is het ‘donkere dagen offensief’ van de politie. In de wintermaanden slaan criminelen vaker hun slag dan in de rest van het jaar, vaak met een piek voor de feestdagen. Met name woninginbraken komen dan relatief vaak voor. Om dit tegen te gaan, neemt de politie in de periode oktober tot en met februari extra maatregelen . De politie Eenheid Amsterdam heeft twaalf aandachtsgebieden, die met name in de stadsdelen Oost, Noord en Nieuw West liggen. Uit analyses van OIS blijkt dat bewoners van deze gebieden inderdaad vaker aangeven slachtoffer te zijn van inbraak dan de rest van Amsterdam-Amstelland.19 De woningen in deze gebieden liggen ver onder de gemiddelde WOZ-waarde van Amsterdam en het percentage sociale huurwoningen is met 62% hoog.
Afb. 13.26 Ontwikkeling recidive HIC-delicten Top600, 1 mei 2009 tot 30 september 2014
bron: Programmabureau Top600
13 | Leefbaarheid en veiligheid
Afb. 13.27 Percentage dat vaak jongerenoverlast ervaart naar de 22 gebieden, 2014
veel slechter dan gemiddeld slechter dan gemiddeld gemiddeld beter dan gemiddeld veel beter dan gemiddeld
bron: Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland/gebiedsanalyses OIS
Bij het bestrijden van criminaliteit worden in Amsterdam, net als in de rest van de wereld, camera’s ingezet. Amsterdam heeft 203 gemeentelijke camera’s oftewel 1 camera per 3.900 Amsterdammers. Dit is minder dan in Rotterdam (1 op 2.100 inwoners), Den Haag (1 op 3.200) en Utrecht (1 op 3.600). En dan is nog geen rekening gehouden met het grote aantal bezoekers dat Amsterdam trekt. In vergelijking met internationale steden scoort Amsterdam gemiddeld. Er zijn steden met duidelijk meer camera’s per inwoners, zoals Londen (1 op 1.000 inwoners), Manhattan (1 op 550) en Manchester (1 op 300). Maar er zijn ook steden met duidelijk minder camera’s per inwoner: San Francisco (1 op 11.300) en Parijs (1 op 6.700). Antwerpen is vergelijkbaar met Amsterdam.20 Cameratoezicht heeft een positief effect op het veiligheidsgevoel van de bewoners en bezoekers. Volgens de meest recente cijfers voelt 36% van de Amsterdammer en bezoekers van de stad zich in cameragebieden veiliger. Ondanks een verbeterd veiligheidsgevoel is er geen eenduidig effect van cameratoezicht op de door de politie geregistreerde criminaliteit. In Amsterdam liet de helft van de 20 geëvalueerde projecten een daling in de criminaliteit zien. Internationaal is bij 14 van 41 projecten (34%) een daling te zien.21
Overlast Jongerenoverlast Veel vormen van overlast zijn niet strafbaar, maar er is een duidelijke trend zichtbaar in termen van criminalisering van bepaald overlast gevend gedrag. Dit omdat er een duidelijk verband is tussen overlast, verloedering en criminaliteit. Overlast en verloedering sporen crimineel gedrag aan, doordat men denkt dat er in die buurt weinig sociale controle is en de pakkans dus klein. Zo zorgt verloedering voor meer criminaliteit. Deze theorie staat ook wel bekend als de broken window-theorie.22 Een belangrijke vorm van overlast is jongerenoverlast. In 2014 gaf 12% van de Amsterdammers aan veel jongerenoverlast te ervaren. De verschillen tussen de 22 gebieden in Amsterdam zijn hierbij erg groot, van 2% in Buitenveldert/Zuidas tot 23% in het gebied Osdorp. Naast het gebied Osdorp ervaren bewoners ook veel overlast in de gebieden Slotermeer/Geuzenveld (22%) en Oud Noord (21%), IJburg/Eiland Zeeburg (19%), Bijlmer Centrum (18%), Oud Oost (17%) en de Indische buurt/Oostelijk Havengebied (16%). Bestrijden van ernstige overlast: Treiteraanpak Een aanpak die ernstige vormen van overlast en intimidatie in de woonomgeving tegengaat is de Treiteraanpak, gestart in januari 2013. Het gaat hierbij niet om gewone burenruzies, maar om structurele treiterijen, bedreigingen en overlast. Elk stadsdeel heeft een stadsdeelregisseur Treiteraanpak en een of
157
158
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
meerdere informatiemakelaars. Meldingen kunnen direct bij de Treiteraanpak gedaan worden, maar de stadsdeelregisseur kan ook een ‘reguliere’ overlastmelding als een mogelijke treiterzaak identificeren. Voor de tien meest complexe gevallen is er een stedelijk top 10 team (TTT), dat snel kan optreden op het allerhoogste bestuurlijke niveau.
Afb. 13.28 Onveiligheidsgevoelens in Amsterdam 2004-2014 (procenten) 45
%
40 35 30 25
Uit onderzoek van OIS blijkt dat bewoners positief zijn over de Treiteraanpak: 24% vindt die zeer goed, 53% goed. Bewoners geven aan het belangrijk te vinden dat slachtoffers worden beschermd en daders gepakt, dat het goed is dat verschillende partijen samenwerken om dit voor elkaar te krijgen en dat de buurt door zo’n aanpak veiliger wordt. Eén op de vijf Amsterdammers heeft wel eens van de Treiteraanpak gehoord.23
20 15 10 5 0
2004
2005
2006
2007
voelt zich wel eens onveilig
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
voelt zich wel eens onveilig in eigen buurt bron: Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland
Afb. 13.29 Onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt volgens de landelijke Veiligheidsmonitor, 2014
t.o.v. gemiddelde 70 000+ lager dan gemiddeld gemiddeld hoger dan gemiddeld 19 27
42
16 26
1
20
50
34
48
30
7
21
3
2
6
12 25
29
38 47
4
44
49
11
8
5
28
14
18
9
4637 36 41
32 33
13 39
10
43
35 15
23 45
40 22 31
24
17
1 Alkmaar 2 Almelo 3 Almere 4 Alphen aan den Rijn 5 Amersfoort 6 Amstelveen 7 Amsterdam 8 Apeldoorn 9 Arnhem 10 Breda 11 Delft 12 Deventer 13 Dordrecht 14 Ede 15 Eindhoven 16 Emmen 17 Enschede 18 Gouda 19 Groningen 20 Haarlem 21 Haarlemmermeer 22 Heerlen 23 Helmond 24 Hengelo 25 Hilversum 26 Hoorn 27 Leeuwarden 28 Leiden 29 LeidschendamVoorburg 30 Lelystad 31 Maastricht 32 Nijmegen 33 Oss 34 Purmerend 35 Roosendaal 36 Rotterdam 37 Schiedam 38 ’s Gravenhage 39 ‘s Hertogenbosch 40 Sittard-Geleen 41 Spijkenisse 42 Súdwest Fryslân 43 Tilburg 44 Utrecht 45 Venlo 46 Vlaardingen 47 Westland 48 Zaanstad 49 Zoetermeer 50 Zwolle
bron CBS/Veiligheidsmonitor 2014
13 | Leefbaarheid en veiligheid
Onveiligheidsbeleving De ervaren sociale veiligheid in Amsterdam is in de afgelopen acht jaar verbeterd. Hoewel men spreekt van veiligheid, is de gebruikelijke benadering vaak het tegenovergestelde. Het gaat niet om hoe veilig, maar om hoe onveilig men zich voelt. Tussen 2004 en 2014 schommelde de veiligheidsbeleving, maar in beide jaren voelde 40% van de Amsterdammers zich wel eens onveilig. Na 2004 is een daling te zien tot 36% in 2008, vervolgens stijgt de veiligheidsbeleving weer naar 39% in 2010, daalt weer tot en met 2013 en stijgt tenslotte in 2014 weer tot het niveau van 2004. Mensen voelen zich – in Amsterdam en landelijk – veiliger in de eigen buurt dan elders. In 2014 gaf 40% van de Amsterdammers aan zich weleens onveilig te voelen (waar dan ook), 26% gaf aan zich weleens in eigen buurt onveilig te voelen. Opvallend is dat in het afgelopen jaar de veiligheidsbeleving in het algemeen verslechterde, terwijl de veiligheidsbeleving
159
in de buurt verbeterde. Een verklaring kan zijn dat veiligheid in het algemeen een semantisch sleepnet is voor problemen variërend van terrorisme tot vervuiling en van overlast tot georganiseerde misdaad.24 Dit wordt ook wel de ‘geuite’ angst genoemd, wat symbool staat voor alle mogelijke sociale problemen. Veiligheid in eigen buurt wordt niet met terrorisme etc. geassocieerd. Ten opzichte van de 70.000+ gemeenten scoort Amsterdam gemiddeld als het gaat om de onveiligheidsbeleving in de buurt. In Maastricht, Rotterdam, Heerlen en Den Haag’ liggen de buurtgerelateerde onveiligheidsgevoelens hoger dan het gemiddelde van de 70 000+ gemeenten. In Súdwest Fryslân, Westland, Hengelo, Zwolle, Amstelveen, Oss, Haarlemmermeer, Purmerend, Deventer, Apeldoorn, Leiden, Alphen aan den Rijn en Haarlem liggen deze juist lager. In Utrecht liggen de buurtgerelateerde onveiligheidsgevoelens net als in Amsterdam rond het landelijk gemiddelde.
Noten 1 In 2013 zijn voor het eerst ook inwoners uit de regio ondervraagd in het onderzoek ‘Wonen in de regio Amsterdam’. De regio bestaat in dit onderzoek uit: Aalsmeer, Almere, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Beverwijk, Bloemendaal, Diemen, Edam-Volendam, Haarlem, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede
7 bron: WZS/Wonen in Amsterdam 2013, leefbaarheidscijfers. 8 O+S. Monitor detailhandel 2014, Amsterdam, 2014. 9 bron: WZS/Wonen in Amsterdam 2013, leefbaarheidscijfers. 10 Gemeente Amsterdam/AFWC. Wonen in
en Spaarnwoude, Heemskerk, Heemstede,
Amsterdam 2013, Verhuiswensen. Amsterdam,
Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmer
2014.
end, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zandvoort, Zeevang 2 bron: O+S. Wonen in de regio, Stadsregio Amsterdam, gemeente Almere, regio ZuidKennemerland/IJmond, een onderzoek naar woonsituatie, woonwensen, verhuisbewegingen van huishoudens, maart 2014. 3 O+S. Monitor Stedelijke Vernieuwing,
11 OIS. Fact sheet spanningen in Amsterdamse buurten 2014. Amsterdam, 2015. 12 OIS. Fact sheet spanningen in Amsterdamse buurten 2014. Amsterdam, 2015. 13 Regionale Veiligheidsrapportage AmsterdamAmstelland. Amsterdam, maart 2015. 14 Met de komst van de Nationale Politie per 1 januari 2013 wordt niet langer gekeken naar
resultaten bewonerspanels West, Nieuw-West,
aangiften, maar naar misdrijven. Een misdrijf
Noord en Zuidoost, meting oktober 2014,
is een strafbaar feit waarvoor de rechter een
gemeente Amsterdam.
gevangenisstraf kan opleggen. Misdrijven
15 OIS. Fact sheet Volwassencriminaliteit en risicofactoren, nummer 4. Amsterdam, 2015. 16 OIS. Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risico factoren, nummer 11. Amsterdam, 2015. 17 Daling jeugdige verdachten in Amsterdam, op zoek naar mogelijke verklaringen. Lokale Zaken/Bureau Beke, 2013. 18 O+S. Publieksonderzoek Top-600 aanpak. Amsterdam,2014. 19 Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 2014, uitvoering door OIS. 20 O+S. Cameratoezicht in Amsterdam en andere grote steden, een literatuuroverzicht. Amsterdam, 2014. 21 O+S. Cameratoezicht in Amsterdam en andere grote steden, een literatuuroverzicht. Amsterdam, 2014. 22 Wilson, J.Q. & Kelling, G.E. (1982). Broken windows: the police and neighborhood safety. The Atlantic Monthly, 249 (3), 29-38.
4 O+S. Staat van de Stad VII.
worden behandeld door de rechtbank, lichtere
23 O+S. Bereik Treiteraanpak. Amsterdam, 2014.
5 Dienst Wonen, Zorg en Samenleven /
vergrijpen (de overtredingen) door het kanton-
24 Boutellier, J.C.J. Nodale orde, veiligheid en
Amsterdamse Federatie van Woning
gerecht. Het aantal misdrijven geeft een vol-
burgerschap in een netwerksamenleving.
corporaties. Wonen in Amsterdam 2009:
lediger beeld dan het aantal aangiften, omdat
Amsterdam, 2007.
Leefbaarheidsrapportage. Amsterdam, 2011.
onder misdrijven ook de strafbare feiten worden
6 bron: WZS/Wonen in Amsterdam 2013, leefbaarheidscijfers.
meegenomen waarvan geen aangifte is gedaan maar die de politie zelf heeft geconstateerd.