Kennisportfolio H4
Landenanalyse Landen analyse les 1 week 1. Boek wordt ook getoetst. Exportrisico laag, dan is het een gunstig land om naar te exporteren. Dan kun je een goed rendement halen. Maatschappelijke consensus à hoog, het is een rustig land en er zijn weinig spanningen tussen bevolkingsgroepen. Laag, dan zijn er veel spanningen tussen bevolkinggroepen. Laag, landen met spanningen en maatschappelijke problemen). Landenmatrix, welke letter bij welk land. China/india à B (economische groei in China is hoog, In China is een dictator cultuur, bazen aan de macht, en hierdoor ontstaan er veel spanningen). Uit kijken dus. West europa à C (maatschappelijke consensus is hoog, er gebeurt weinig en het is rustig. Maar er is geen economische groei). Afrika à D (maatschappelijke consensus is erg laag, veel onrust en veel problemen. Economische groei in afrika is ook erg laag.) Mali. V.S. à A. (er zijn weinig problemen tussen de bevolkingsgroepen en er is groei). Welke risico’s zijn er verbonden aan het exporteren naar het buitenland. -‐ Importheffing in het land van export. (invoerrechten) -‐ Weinig kennis over cultuur en behoefte. -‐ Andere taal. -‐ Andere valuta. -‐ Verzendkosten. -‐ Oorlogen -‐ Belasting tarieven. -‐ Andere doelgroep, andere vraag en behoefte. -‐ Wetgeving -‐ Politieke situatie. Classificatie naar regio. -‐ Ontwikkelingslanden à latijns amerika en afrika. Is niks en blijft moeizaam. -‐ Emerging markets (bric-‐landen, brazilie, rusland, india, China) à Opkomende markten. Landen die zwak waren en een lage ontwikkeling hebben gehad, maar die nu als een speer aan het groeien zijn, opkomende economien. Heel veel veranderingen en verbeteringen in een korte tijd. China, veel nieuwe wegen. (van ontwikkelingslanden naar bric land). Was niks, maar gaat in eens heel goed.
-‐
Triade à oude rijke gevestigde landen, die al langer op het hoge niveau zitten. VS, west europa ( zoals engeland), japan, australie.
Vraag 1 staan achter de begrippen. Vraag 2. -‐ Poverty trap à armoede. Als mensen heel arm zijn, dan kun je ook geen nieuwe producten aan hun verkopen. Schoenen verhaal van Afrika en Amerika. -‐ Take-‐off, je wilt iets opstarten. Fabriek op starten of een winkel beginnen. Kan mis gaan, door bombardementen en plunderingen. Dit is dus erg moeilijk in ontwikkelingslanden. Niet goed voor Coffee, triade is te ver weg, dus dat doet UCC ook niet. Ze zijn wel geïnteresseerd in emerging markets. 4 regio’s. Geur, kleur, fleur, hebben alle regio’s. Scandinivaie à solidariteit met de zwakken. Verzorgingsstaat. Vader krijgt twee jaar verlof. Hoge welvaart. Een na rijkste land ter wereld is noorwegen. Geen onzekerheden. E + F. alles is degelijk en correct. Heel koud in de winter, lang is het daar koud. Beetje sombere saaie mensen. Zuid – europa à Omzeilen van overheidsregels, belastingontduiking is normaal. Griekenlandse economie is 2 keer zo groot als de offiiciele economie. Grote werkloosheid, met HBO en WO kom je bij mc donalds terecht. Minder hoge welvaart, wat meer armoede. Economische groei is laag en niet goed. Cultuur, een beetje los en buiten de regels. Berlusconi met zijn feestjes. Rijnland regio. à (Nederland ( maar nl heeft ook engelse trekjes), duitsland, frankrijk, zwitserland) B. hierarchie en een beetje formeel. Geen half werk. Ze maken degelijke producten. Facturen worden altijd betaald. Alles klopt meestal wel, eerlijke mensen en weinig oneerlijkheid. Angelsaksische landen à (Engeland, schotland, ierland) scheve verdeling. Hele rijke en hele armen. Traditioneel land. Losse cultuur. Maar ze hebben ook een steeds modernere cultuur, moeilijk in te delen is Engeland. Export risico’s 1. Onvoldoende geld voorraad, sommige kunnen wisselen met camelen. 2. Wisselkoersrisico. à als je van euro naar VS gaat, heb je een risico. Van nederland naar zwitserland heb je geen risico. 3. Culturele risico à debiteurenrisico, in duitsland wordt alles meteen betaald, dus weinig risico. Als je tegen een zuid europeaan zegt, dat je hem een lening geeft, dan is de kans groot dat je het niet terug krijgt. Dus dan een groot risico. 4. Transportrisico à door grotere afstanden en ze kunnen bestolen worden 5. Aansprakelijkheidsrisico. à recht. Student wilt 500 euro beleggen, in zwitserland. Geen deviezen risico, want er is voldoende geld voorraad in zwitserland. Wel een wisselkoersrisico, want in zwitserland is er de zwitserse frank. Sommige mensen kopen zelfs leningen in zwitserland tegen 1% rente. Door een stijging van de Hoe verschilt het landen risico voor een exporteur en een multinational.
Een exporteur heeft enige risico’s. bijvoorbeeld wordt je niet betaald of je hebt problemen bij de douane. Ze willen bijvoorbeeld zwart betaald worden. allemaal risico’s voor de exporteur, zoals heineken problemen had met nigeria. 7 vrachtwagens met bier die niks meer waard zijn. Een multinational die een fabriek opstart in een ander land, dan is er een veel groter risico. Fabriek kan in de fik gestoken worden, bestolen worden, dan is er geen garantie dat dit allemaal er blijft. Dus een groot risico. Deviezen, buitenlandse valuta in een land aanwezig. Lopende rekening. 350 miljoen komt binnen en er wordt 320.00 betaald. Dus er zijn meer inkomsten dan uitgaven. Duitsland, exporteert veel en importeer minder. Ze verkopen veel auto’s, maar ze verkopen meer dan ze inkopen. Italie, die importeer veel meer dan exporteren. Als je een overschot hebt op de lopende rekening, dan ben je actief, is gunstig en doe je veel aan export. Dit zou ook nederland kunnen zijn, die exporteert ook veel. Je kunt dus zien of het een export land is of een import land. Kapitaal rekening. Er komt 200 binnen en er gaat 280 uit. Iemand uit rusland opent een rekening in Nederland, dus komt er geld binnen in Nederland. Als een Nederlander geld uit Nederland haalt, om een rekening te openen in IJsland, dan gaat er geld uit Nederland. Dan wordt er dus geld uit Nederland getrokken. In london heeft een chinees geinvesteerd in huizen, dan komt er dus geld binnen op de kapitaalrekening. Je kunt dus zien hoe het met het vertrouwen binnen een land is. Wat is het karakter van dit land, (tentamen vraag). Er staat dus -‐50 op de salderingsrekening. 80-‐30=-‐50 er is dus 50 miljoen minder aan deviezen aanwezig. De geld postitie van polen is dus verslechterd. Er is dus minder buitenlands geld in Polen. Dit zijn dus karakteristieken van landen, dit zijn dingen die er kunnen gebeuren binnen een land. Hoe kun je het landenrisico meten? 1. Invoerdekking à internationale reserves delen door import. 500/100= 5 Dus, iemand heeft 500 euro in de portemonee en koopt een paar schoenen van 100 euro, en heeft dus 400 euro over. Invoerdekking à kan ik mijn aankopen betalen. 2. 1500/500= 3 Debt ratio, griekenland heeft een schuld aan de eu van 1500. Maar ze hebben een export van 500. Klinkt niet slecht, want klinkt hetzelfde als, een hypotheek van 300.000 en verdient 100.000. is te doen. Niet slecht dus. 3. ( rente + aflossing buitenlandse schuld / export) 175/500= 0.35 Debt service ratio. Rente en aflossing moet je betalen, maar je hebt wat export. Is ook niet zo slecht. Staat allemaal wel in verhouding. Hypotheek van 500.000 en een inkomen van 175.000. Analyse van de betalingsbalans. Import is dus groter dan de export. Dat is niet slim, omdat ze meer importeren dan exporteren, dus ze hebben te weinig producten die anderen interressant vinden. Nederland heeft dat juist niet. Dit land heeft geen aantrekkelijke producten. Daar is een oorzaak voor. Oudbollig, of gif in de melk of slechte kwaliteit producten. Frankrijk en Italië, zijn dit soort landen. Italiaanse schoenen bijv. renault en fiat heeft auto’s die het niet heel goed doen, dus weinig
export. Er is dus te weinig geld voor deze landen, dus is de kans groot dat je als je naar dit land gaat exporteren, je niet betaald kunt krijgen. Wisselkoers systemen. UCC wilt exporteren naar oost europa, een aantal landen hebben de euro en een aantal niet. Vraag 1. 1. Een munt, dat praat het makkelijkste en is het minste risico vol. Euro. 3Vaste wisselkoers, is vast binnen ene bandbreedte. Dus max 10% verschil. 2Vaste wisselkoers, met revalueren en devalueren. Devalueren, producten worden goedkoper. Revalureren, producten worden duurder. Zwisterse frank, noorse kroon, enz. 4. Vrije wisselkoers, iedere dag is de koers anders. Brazilië t.o.v europa. Je moet iedere dag even kijken hoe het ervoor staat. Wisselen van dag tot dag. Dollar, japanse Yen en de euro, kunnen van elkaar verschillen, dus vrije (zwevende) wisselkoers. Dit betekent dus dat als je zaken doet met amerika, schommelende koersen hebt. Devaluatie. Soms stijgt de euro t.o.v. de Amerikaanse dollar. Euro is gestegen t.o.v. de dollar. Euro moet je zetten op een lijntje. Linkse lijn, dan kan de euro in de tijd gaan devalueren. Maar het jusite is de middelste lijn, namelijk dat de euro in de tijd kan gaan revalueren, hij kan meer waard gaan worden. Landen analyse les 2, week 2. Export risico’s. 1. Arme landen, landen met weinig deviezen. 2. Wisselkoers, betaald in amerikaanse dollars volgende maand. Maar je weet niet wat de koers dan is. Risicovol dus. Wisselkoersrisico. (valutarisico). Schommelingen in de wisslekoers. Valuta exposure à bloodgesteld. Valuta gevoeligheid. 1. Shell, antwoord ja want shell wordt bloodgesteld aan veel verschillende valutas. 80% van de omzet wordt in het buitenland verdiend, en daar zijn verschillende valuta’s, buiten de uk en de eu. Dus wordt veel bloodsgesteld aan de verschillende valuta’s. 2. Handelen, ja, dat is zo. Want de dollar koers is helemaal vrij. De dollarkoers is zwevend en steeds een andere koers dus. Deense koers is vast. 4 vormen van valutarisico. -‐ Pretransactie risico. à je doet een offerte uit bij een amerikaans bedrijf. Het kost 100.000 dollar en de offerte is een maand geldig. Tot 22 mei de tijd om erover te denken. Op 10 mei ga je akkoord en dan kan de dollar koers veranderd zijn, gedaald zijn of gestegen. Kan dus voor de leverancier of de klant nadelig of voordelig zijn.
-‐
-‐
Transactierisico à je hebt een klus uitgevoerd en de amerikaan is tevreden. Factuur binnen in VS, en krijgt 30 dagen de tijd om te betalen. Koers is gestegen of gedaald na 20 dagen. Voorbeeld van Albert Heijn, moet een land zijn buiten de eu. Translatierisico à je hebt dollars, maar het kan iedere dag een andere waarde krijgen. Omreken risico. Je krijgt 5.000.000 dollar en moet betaald worden in europa. Philips voorbeeld. Duurt drie dagen voordat het bevestig wordt door de notaris, dus in die dagen kan de keors veranderen. Economische of structureel risico à risico tussen concurrenten. Voorbeeld van de auto’s.
-‐ Valuta instrumenten. De meeste bedrijven houden niet van risico en willen het graag links of rechts om wegwerken, vier manieren. Tips om te besparen dus. Interne instrumenten 1. Netting (inhouse). Vordering van 100.000 dollar en schuld van 100.000 dollar, die kun je tegen elkaar weg salderen. 2. Matching à inkomsten en uitgaven op zelfde tijdstip. Alles betalen op een zeflde tijdstip 3. Leading en lagging à als je merkt dat de koers een bepaalde richting in gaat, dan kun je betalingen bespoedigen of vertragen. Alles in het voordeel natuurlijk. 4. Balansbeheer à 3 miljoen dollar vordering. En 2 miljoen schulden. Dan kun je op de balans zaken tegen elkaar wegstrepen. Externe valuta instrumenten. 1. Valutatermijncontract. Af te sluiten bij de bank. Over 3 maanden krijg je 1 miljoen dollar en dat vind je te spannend. Vandaag is de koers 1,23 dollar. Dan kun je zekerheid kopen. Je krijgt een miljoen dollar, maar de koers wordt dan gesteld op 1,25 dollar. Dan krijg je dus een garantie van 1.000.000/1.25= …. Euro’s. dan heb je een garantie gekregen. Als de koers slechter uitvalt, is dit een hele goede zet geweest. 2. Transacties op de geldmarkt. Amerikaans bedrijf ontavngt over een half jaar 100.000 euro. Maar weet niet wat de koers dan is en ze weten dus niet wat het geld dan waard is. Ze gaan naar de bank om de 100.000 euro in dollaars om te zetten. En of dat ook nu kan. En dat kan allemaal. Je wilt van het tijd risico af en van het wisselkoers risico. Dus 2 keer een risico afnamen, dus 2% extra betalen. Vordering van 100.000 euro. Amerikaan Vertrouwt de euro niet en wilt van euros naar dollars. Dat is vraag 1. Eigenlijk moet het per jaar zijn de percentages, dus dan is het 1% en 2.5% per jaar. a. 100.000/1.025=…….. dit heeft te maken met het contant maken van het b. 100.000/0.76 (wisselen van geld dus) = 140.000 dollar of in de buurt van. 1 dollar is 0,76 euro. Vergoeding is 2%, halfjaar 1%. 140.000x1,01=…… dat is de rente die je krijgt omdat je dollars in bezit hebt. Ze lenen 134.000 tegen 5% Maar je moet nog rente betalen, omdat je een half jaar overbrugt, dan nog 5% rente.. Antwoord is dus. 100.000/0.76*1.01/1.025=139.000 of iets.
De gedachte achter B, is. Een amerikaans bedrijf is opgegroeid in dollars en geloven alleen in dollars. Ze verkopen wat in europa en over een half jaar krijgen ze 100.000 euro. Een dag later, beginnen ze te twijfelen over de waarde van die 100.000 euro. Ze vragen de bank wat hij waard is. Dus voor 1 dollar krijg je 0.76 euro. En 1 euro krijg je iets van 1.30 dollar. De amerikaan wilt van de euro’s af en wilt wisselen bij de bank. Dan moet de amerikaan een lening afsluiten bij de bank. Ze krijgen 100.000 euro en moeten daarna 100.000 euro aflossen. Maar hij wilt het weten in dollars. 100.000/0.76. daar krijg je rente over, dus mag je het vermenigvuldigen met 1.01% (je rente op lening is namelijk 1 procent voor een half jaar. Maar omdat je schuld hebt, word het weer gedeeld door 1.025% (5/2 is 2.5%), omdat je rente over de schuld moet betalen. Dus: je wilt van de wisselkoers risico af. Je verliest dus wel een paar procent, maar je hebt wel zekerheid nu. 3. Valuta optie. Een optie is een recht om iets te kopen of te verkopen. Je hoeft er geen gebruik van te maken. Call optie om te kopen en put optie om te verkopen. Een contract moet je doen en een optie niet. Expiratiedatum: de datum dat de optie afloopt. Opdracht: 1 dollar krijgt hij voor 0.75 euro cent. Ja, want hij mag kopen voor minder dan de koers is. Als het gunstig uitpakt, zeg je ja, je doet het en als het ongunstig uitpakt, dan zeg je nee en doe je het niet. 4. Valutaswap à tijdelijke ruil van valuta. Je wisselt euros tegen dollars en op termijn doe je het tegenovergestelde. 5. Koersrisico verzekeren à je vind de koersen een te groot risico en dan sluit je er een verzekering vooraf. Daar moet je dan wel 20/30% extra voor betalen. Hoe doet UCC dat? 1. Ze kopen in voor dollars en rekenen alles af in dollars. Alles wordt betaald in dollars, dat doen ze zo. Als je moet betalen in de toekomst, dan stort je je dollar rekening meteen vol. Over 1 maand moet je 100.000 dollar betalen. De koers is 80.000 euro. Je mag de 80.000 overzetten in 100.000 dollars. Of het stijgt of niet maakt het niet uit, want je kunt gewoon met je 100.000 dollar te betalen. Dus meteen dollars kopen als je weet dat je over een maand moet betalen, dan heb je zo min mogelijk valuta risico. 2. Een klant wilt betalen in 100.000 russische roebel, over 1 maand. Je vraagt aan de bank wat je over 1 maand kunt krijgen aan 100.000 roebels. Net als het voorbeeld van de amerikaan, met een lening. Je zet hem meteen om in euro’s en daar krijg je dus een schuld in euro’s. daar betaal je rente over. Je hebt een vordering in roebels en daar krijg je ook rente over. Je wint een beetje op je roebels en als je ze binnen krijgt, worden ze omgewisseld. Landenselectie Stappenplan. Start: 10 landen in een regio. (er zijn een aantal landen waar je absoluut niet naar heen wilt gaan). Zoals Oekraïne. Voldoen de landen aan de voorselectie criteria
-‐ -‐ -‐ -‐
Politieke onrust Economische situatie is slecht. Corrupt land, alles loopt via omkoping. Dictator en onderdrukking, kinderarbeid.
Macro criteria (destep) -‐ Hoe is de economie -‐ Groei/krimp -‐ Wel of geen koffiecultuur. Voldoen ze aan meso en micro criteria. (abcd analyse) -‐ Afnemers -‐ Concurrentie, intensief of niet. -‐ distribuanten -‐ Bedrijfstak Uiteindelijk blijft er dan een land over. Wat voor type landen zijn er eigenlijk. -‐ Factorgedreven groei. (ghana) Gelukkig vinden we aardgas, olie en goud. Dat kan geëxporteerd worden. landen in de opstart fase en hopen dingen te vinden die ze kunnen verkopen. -‐ Investeringsgedreven groei. (china) Je kunt zaken verkopen en men investeert in de infrastructuur. Landen in de concurrentie spiraal en hopen dat de producten een goede prijs/kwaliteit hebben. Je hebt grondstoffen en je hebt een industrie. -‐ Innovatiegedreven groei. (VS). Apple. Je bent absoluut niet goedkoop, maar door innovatie ben je toch de beste. Dan win je de concurrentie strijd met innovatie. Macro analyse. Destep. Politiek Demografisch à het groeit niet altijd de bevolking. Urbanisatiegraad, mensen gaan naar de stad een trend. Cultureel Polen à Engels spreken of een tolk meenemen. Religie, je moet er op in lezen. Je moet dus de culturen kennen van de ander. Juridisch Economisch à groei als er 5% groei is, zijn er nieuwe mogelijkheden. Je krijgt dan een goed gevoel bij de markt. Je moet je goed in het land verdiepen. De importeur is namelijk iemand uit het land zelf, dus die weet alles. De site indexmundi.com gebruiken voor het beroepsproduct. Ecologisch
Wat is het beoogd marktaandeel over 3 jaar. Waarschijnlijk maximaal 1%. Je bent al blij als je er een procent uit kunt halen. 1.000.000 miljoen euro in de markt omzet over drie jaar. Polen, ongeveer 30 miljoen mensen. 3 koppen koffie per dag en verdienen 3 cent per dag. Dus totaal per jaar ruim 1 miljard. Dan is het aandeel 1/10e procent. Landen analyse les 3, week 3. Terugblik. Vraag 1. a. Transactierisico. (ook de waarde over drie maanden is nog een vraag. Ook de garantie is een risico, namelijk euro’s overzetten b. Netting, netto heb je misschien schulden in dollars en vorderingen in dollars, dan kun je ze tegen elkaar wegstrepen. Vorderingen en schulden in dollars tegenover elkaar zetten. Ook kan hij proberen te versnellen, de betaling te versnellen. 99.000 dollar als je het nu betaald. De inning versnellen. c. Je gaat naar de bank. Je zegt dat je op 8 aug. 100.000 dollars wilt inwisselen voor euro;s. dan wordt er een bepaalde koers nu afgesproken en dan wordt die koers aangehouden. Termijnafspraak met de bank maken. Je wilt van het risico af, en daarom neem je genoegen met minder. Vraag 2. a. UCC wordt duur, doordat de koopkracht daalt. Mensen moeten te veel betalen. De koffie wordt te duur. b. Het land kan failliet gaan en een tekort aan deviezen krijgen. (een land is ook gewoon een gezin. Als er steeds meer uitgaat dan dat er binnenkomt.). c. Lage economische groei staan negatief in het leven en zijn aan het bezuinigen, en zitten niet te wachten op nieuwe koffie/producten. Vandaag: Internationalieringsvormen Export à je kunt je producten vanuit de fabriek in Groningen opsturen. Geen fabriek neerzetten. Indirecte export à tussen het exporteren zit een tussenpersoon in. Deze tussenschakel wil ook een percentage van de omzet hebben. Hij regelt de verkoop en afzet van de koffie. Hoe meer hij verkoopt, hoe meer hij kan verdienen. Hij kent de buitenlandse cultuur veel beter en weet hoe de markt in elkaar zit. Productie ter plekke à je kunt ook een fabriek in het nieuwe land zetten. Directe investering à zelf een fabriek bouwen in het land. Joint venture à samenwerking. Licentieverlening à je hebt een bepaald recept voor bijvoorbeeld koffie en je hebt daar octrooi voor. Je verkoopt dit als licenteie aan fabrieken in het debstreffende land. Wanneer kiezen voor export en wanneer voor productie ter plekke. Export -‐ We zijn klein
-‐
We zijn beginnend Produktieterplekke -‐ Je bent heel groot, multinational -‐ Je hebt heel veel vermogen. -‐ Je kunt nog doorgaan als het niet goed uitpakt. Heeft UCC iets te zoeken in Litouwen en Polen. Dan kijken naar de stappen. Stappen om de internationaliseringsvorm. Links staan de factoren die van invloed zijn op de keuze van ja of nee. 1. Heeft de onderneming een eigendomsvoordeel. Zo niet, dan moet je niet naar het land gaan. Voordeel kan zijn, je hebt iets speciaals, je kunt namelijk heel goed koffie kopiëren. Eigendomsvoordelen, bijvoorbeeld als een land bavaria bier lekker zou vinden. 2. Als je een voordeel hebt, dan kom je bij de tweede stap terecht. Zijn er landen voordelen. Als er veel handelsbelemmeringen zijn, dan ga je naar stap 3. Als de belemmeringen klein zijn, dan gewoon gaan exporteren. UCC stopte bij stap 2. 3. Als je zelf de koffie moet controleren, en zelf controle hebt in de hele fabriek en geen vertrouwen hebt in andere werknemers in andere landen, dan ga je direct investeren. Je moet het financieel wel aankunnen en de risico’s kunnen nemen. 7.11 C 7.12 C 7.13 D als je daar gaat produceren, dan 7.15 B 7.16 D Alle drie de voordelen zijn ja, dus kom je uit op een directe investering. Handelstheorien Basis voor internationale handel is à comparatieve kostenverschillen. Filmpje is een voorbeeld. In china is het goedkoper om een auto en kazen te maken. Dat zou het einde van groot britannie betekenen. Maar als GB een Achterliggende gedachten. China moet vooral auto’s maken en GB moet vooral kaas maken en exporteren. GB exporteert veel kaas en importeert dus de auto’s. 600/250=2.4 200/150=1.3 1.6 Nederland moet zich niet richten op de koelkasten, om 1 koelkast te maken moeten ze drie stereo’s opofferen. Met de stereotorens moeten ze produceren en exporteren. de koelkasten moeten ze importeren. Antwoord is dus B. 1.7 A. boven delen door onder. Verder niks. Betalingsbalans. Er is een land met een lopende rekening en een land met een kapitaal rekening. Het is 1 land en de twee tabellen zijn van twee jaar. Wat gebeurt er met de waarde van de munt?
Kapitaalreking is negatief geworden. Er wordt geld uit het land getrokken. Ze hadden een handelsoverschot. Maar het handelsoverschot wordt kleiner. Er is nog wel een overschot, maar veel minder. Er wordt geld uit het land weggenomen, dus het vertrouwen daalt en mensen gaan weg. De munt zou kunnen devalueren, dit betekent dat het voor UCC moeilijker zaken doen is. Ze willen liever geen euro’s. Bijvoorbeeld in Oekraïne wordt veel geld uit het land gehaald. Tabel. De VS heeft een handelstekort. Ze importeerde altijd veel Olie. Maar sinds drie jaar hebben ze hun eigen olie gevonden en importeren ze veel minder. China heeft een overschot op de handelsbalans. Europa heeft een klein te kort en importeert iets meer dan ze exporteren. Een land met een hoge inflatie. Daardoor werd de export minder en de import groter. Daardoor kwam de wisselkoers onder druk en werd de wisselkoers lager en ging de export omhoog en de import werd lager. Dus kwam het goed met het land. Bij veel inflatie en de lonen gaan omhoog, is er een grote kans op devaluatie op een gegeven moment. Als je lage inflatie hebt en een hoge export hebt, dan gaat de munt revalueren. Griekenland, hoge inflatie, weinig export, devaluatie. Griekenland, loonkosten overheid daalt, en daardoor dalen de prijzen. Wisselkoers kun je devalueren om mensen te trekken of de inflatie inperken. Landen analyse week 4, les 4. Jan Coppens. Korte terugblik naar vorige week. 2 sheets. Nieuwe stof is regionale economische integratie. à internationale samenwerking van verschillende landen. Dit gebeurt regionaal, door landen die meestal bij elkaar liggen. Ook twee nieuwe begrippen. Handelsschepping en handelsverschuiving. Terugblik: handelstheorie. Vraag sheet 1 Antwoord B. om 1 koelkast te maken kost Nederland 3 stereotorens. En singapore maakt het voor minder stereotorens. Daarom is er dus handel, omdat er landen zijn die het ene goedkoper kunnen maken dan anderen. Dus gaan ze met elkaar handelen. Vraag sheet 2 Tabel geeft weer, dat amerika heel veel importeert. Meer dan dat ze exporteren en daardoor is er een te kort op de lopende rekening.
Vraag 1: Productie in VS is duur en daarom hebben ze heel veel geimporteerd vanuit China. Die maken veel producten veel goedkoper. Dus besloten de Amerikanen ervoor om uit China te importeren. China kreeg dus veel betaald met Dollars. En de Chinezen gebruikten deze dollars om uit te lenen aan de VS. Dus eigenlijk heeft China dus de import van de VS gefinancierd. Vraag 2: je zou verwachten dat de dollar enorm zou instorten. Maar dit gebeurd niet, omdat er op zoveel markten met dollars gehandeld wordt. Er is dus altijd veel vraag naar dollars, waardoor de koers in stand blijft. Er is geen enkel ander land in de wereld die zo’n groot tekort op de lopende rekening aan kunnen als Amerika. Omdat er altijd vraag naar de dollar is. NIEUWE STOF: REGIONALE ECONOMISCHE INTEGRATIE. Er wordt steeds samengewerkt tussen landen. Hierdoor worden landen van elkaar afhankelijk. Dit betekent dat er minder snel oorlog gevoerd zal worden. dit is dan ook ingevoerd na de tweede wereld oorlog. Rusland kan bijvoorbeeld niet ineens een oorlog starten, omdat ze veel exporteren naar andere landen met hun olie. Als je samenwerkt levert het vaak welvaart op. Integratie. Verschillende fasen. Hoe verder je anar beneden gaat, hoe intensiever de samenwerking. -‐ Vrijehandelsgebied -‐ Douane unie -‐ Gemeenschappelijke markt -‐ Eco unie -‐ Europese monetaire unie. Je kunt ook integreren met politiek en defensie enzo. Maar wij kijken naar economische integratie. Vrijhandelsgebied. -‐ Geen onderlinge tarieven. Grenzen vallen weg. Dit is gunstig voor de consumenten in beide landen. Er komt meer concurrentie waardoor de prijzen lager worden. ook geen importtarief, waardoor prijzen ook verlaagd worden. Op het plaatje is te zien dat er veel vrijhandelszones zijn. NAFTA à samenwerking tussen mexico en VS. Importtarieven afgeschaft, Stel: VS en Mexico vormen samen een vrijhandelsgebied. Tussen de landen is geen tarief. Maar de VS heeft wel een ander tarief naar andere landen dan mexico van 5%. Mexico heeft dit ook van 10%. Een nederlands bedrijf wilt naar mexico exporteren. De spullen gaan dan niet direct naar Mexico, maar ze gaan via de VS naar mexico. Dan ontlopen ze 5%. Welke partijen zijn hier niet blij mee. De overheid van mexico. Milieuorganisaties ook niet blij, meer transport. De VS vind het wel fijn, ze krijgen geld voor producten die ze niet zelf gebruiken. Omdat veel partijen er niet blij mee zijn, stappen ze over van vrijhandelszone naar een Douane Unie. 1 gemeenschappelijk tarief voor het buitenland. Daar voorkom je de omwegen via andere landen mee.
-‐
-‐
Europa heeft niet alleen een douane unie, maar ze hebben een gemeenschappelijke markt. Dan kunnen niet alleen goederen vrij over de grens krijgen, maar ook productie factoren, zoals: Arbeid à je mag naar andere landen om daar te werken. Wat bereikt Europa hiermee -‐> hierdoor kan de werkloosheid dalen. Mensen uit zuid europa komen naar west europa. Dus minder werkloosheid door marktwerking en lagere lonen, doordat ze een lager loon vragen. Kapitaal à dit is geldkapitaal. (geen machines). Leningen en beleggingen mogen vrij de grens over. Voordeel hiervan is: de rentes zijn lager, doordat er meer concurrenten zijn. En je kunt een groter bedrag lenen als je op meerdere plekken terecht kunt. Gemeenschappelijke markt is er alleen in europa.
De europese markt is zelfs een economische unie geworden. Dan komt er weer iets bij. Naast vrij verkeer, maken de overheden ook afspraken over het gemeenschappelijk economisch beleid. Er is afgesproken dat er niet meer dan 3% tekort mag zijn. Toch zijn er ook zaken die niet vanuit Brussel worden afgesproken, zoals de BTW percentages. De blauwe landen zijn lid van de Europese Monataire unie. Ze hebben de euro. Zwitserland is niet in de EU en engeland doet niet mee met de Euro. Je kunt als land kiezen in hoeverre je wilt samenwerken. Dat zijn dus een van de fasen. NU KIJKEN NAAR TWEE BEGRIPPEN> handelsschepping en handelsverschuiving. Als een landen besluiten om een unie te worden dan kan dat gunstig uitpakken en ongunstig uitpakken voor de welvaart van je land. Handelsschepping is positief voor de welvaart. Handelsverschuiving is negatief voor de welvaart, Handelsschepping à je produceerde eerst zelf producten en na de unie gaan andere landen ze maken en importeer je dit. Dit is negatief voor de werkgelegenheid. Handelsverschuiving. à voordat je aan de unie deel nam importeerde je al spullen. Maar na de unie importeer je nog steeds, maar dan van een land binnen de unie. Cijfervoorbeeld. 4.14. Antwoord A. De vraag is: wat koste een bal voor de Unie voor de Nederlandse handelaar? 40 euro. Een franse bal kosteà €35 + 40% = 49 euro. Amerikaanse bal ksote à 42 euro. Ze maken hem in nederland omdat het daar het goedkoopste is. 40 euro. Wat kost de bal bij deelname unie? 35 euro, omdat je ze uit Frankrijk gaat halen. Welvaart stijgt hierdoor met 40-‐35= 5 euro. Dus welvaartstijging.
4.15 Voorheen koste het 36 euro vanuit indonesie en 42 euro vanuit frankrijk. Dus voor de unie halen we hem uit indonesie. Na deelname aan de unie, is de Franse trui 35 euro. Dus 1 euro goedkoper nu. Maar de nederlandse samenleving heeft een verlies van -‐5. De overheid krijgt namelijk 5 euro minder aan inkomsten en hier valt de nederlandse samenleving onder. Er komt 6 euro per trui minder binnen, door het wegvallen van de importheffing. Consument 1 meer, maar samenleving is 6 minder. Dus per saldo is het 5 euro verlies. Waarom doen ze het dan? Ze willen voor de unie lagere prijzen zien te krijgen en doen alles voor de unie. Belangrijk dus: bij integratie zijn er gevolgen voor de internationale handel. Voorbeelden van net. Oefenopgaven. Tips: Goed multiple choice vragen doornemen!! Kunnen letterlijk komen. Open vragen ook doornemen! Zonder het boek kom je er ook een heel eind mee! De scan op blackboard over de wisselkoers systemathiek goed doornemen!!!!!!! Opgave 1: corruptie. Fabory was gestopt in Bulgarije, door corruptie. Onder de tafel moest er geld betaald worden. anders moest alles stop gezet worden. Meest welvarende landen van Europa zijn scandinavie. Daar is de minste corruptie à dus landen zonder corruptie zijn het meest welvarend. Corruptie maakt dus alles kapot. Opgave 3. Deelname Euro! Engeland is altijd al een beetje vreemd, vreemde eend in de bijt. Engeland wil ook uit de EU. A. Voordelen à meer handel door minder wisselkoersrisico. En er zijn minder kosten door afname transactiekosten. Nadeel à investeerders blijven weg, omdat de kans op winsten lager is. Doordat er een vaste koers is. Als de vraag naar de pond weggaat, dan daalt de waarde van de pond. Als eurolanden minder interesse hebben in de engelse landen, dan daalt de waarde. Ze willen niet bij de EU. Want als ze hun eigen munt hebben, dan daalt de vraag en daalt de prijs, waardoor er weer meer vraag is en de koers van de munt kan daardoor stijgen. Dat kan niet als ze bij de euro zijn. De centrale Engelse bank kan ook de rente niet meer zelf regelen. b. voorwaarden: -‐ Overheidstekort mag niet meer dan 3% van het BBP zijn. -‐ overheidsschuld mag niet meer dan 60% van het BBP zijn. -‐ Inflatie mag niet hoger zijn dan de drie landen met de laagste inflatie. -‐ rente ook.
c. à ze hebben te maken met wisselkoersrisico’s. Transactierisico. Toyota krijgt betaald in euro’s en de productie is in Euro’s. Als de euro t.o.v. de ponden daalt, dan is het volgende. Je hebt dan minder omzet dan kosten, omdat de euro gedaald is. Dus maak je verlies. Je krijgt minder terug in euro’s/ Goed onthouden à als bedrijf loop je geen risico als je evenveel euro’s krijgt als euro’s uitgeeft. Wisselkoersen goed leren!!!!!
Europees recht Europees recht, week 1, les 1. Europa.eu, daar vindt je veel info voor het beroepsproduct. In BOOM basics Eu à VEU of VWU EUW à VWEU. Ze hebben beide dezelfde juridische waarde. Vrij verkeer van goederen à art. 28 VWEU Gelijkheid mannen en vrouwen à Art. 8 VWEU (staat ook in ander wetten geregeld). De euro à art. 119 lid 2 VWEU Toetreding van een nieuwe lidstaat à art. 49 VEU Mededinging à art. 101 VWEU Burgerschap à Art. 20 VWEU Horen de Antillen bij de EU? à nee, art. 198 VWEU Filmpjes waaruit blijkt, waarom het handig is om dingen over de grens heen te regelen. Vee transport, met dode beesten. Mobiel internet, met roaming kosten. Minder roaming kosten, waardoor meer mensen gebruik gaan maken van mobiel internet in het buitenland. Hiermee wordt internet criminaliteit ook tegengegaan. Het is dus belangrijk om dit allemaal geregeld te hebben door de eu. Niet alleen op nationaal niveau, maar op Europees niveau, zodat je in alle landen dezelfde wetgeving hebt. Univormiseren van regelgeving op europees niveau. Art. 288 EUW hierin worden de instrumenten benoemd. Wat houden de instrumenten in, en welke verschillen zijn er. Instelling: hof van justitie. Art. 288 VWEU -‐ Verordening à heeft een algemene strekking. Zij is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. -‐ Richtlijn à verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is. -‐ Besluit à verbindend in al haar onderdelen. Indien de adressen van degene waar het naar toe gaat, worden vermeld dan zijn ze alleen voor hen verbindend. Verschillen: § Aanbevelingen en adviezen zijn niet verbindend, terwijl een verordening altijd verbindend is. § Richtlijnen zijn beperkt verbindend. Namelijk, richtlijnen zijn alleen verbindend ten aanzien van het bereiken van het resultaat binnen een lidstaat waarvoor de richtlijnen bestemd zijn. § Een besluit is ook altijd verbindend, tenzij er een adressant is vermeld, dan is het besluit alleen verbindend voor de adressanten.
Europeesrecht week 2, les 2. Week 1 is de sheets die we zelf in elkaar gezet hebben van de verschillende organen. Week 2: de interne markt. Vier vrijheden en het belang daarvan. Er zijn vier stadia van economische integratie. 1. Vrijhandelszone 2. Douane unie 3. Interne markt 4. Economische en monetaire unie. Hier zit Nederland in. Nog niet iedereen de euro, maar de meeste wel in de monetaire unie. De verschillende fasen gaan niet over een nacht ijs. Ze gaan steeds in andere fases en er veranderen steeds dingen. à geregeld in het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. -‐ Goederen à Art. 28 VEU. Die zegt: (alle artikelen na 28 gaan over het vrije verkeer van goederen. -‐ Diensten à Art. 56 VEU. -‐ Personen à Art. 45 VEU (gaat over de werknemers) Art. 49 (gaat over het vestigen in een land door personen). -‐ Kapitaal à Art. 63 VEU Oefen casus 1. Gaat over vrij verkeer van goederen. Is de nationale, franse, regel in strijd met het europees recht? Art. 30 àhet gaat in de casus niet om uitvoeren. (art. 30 zegt: er moet gelijkheid zijn in het heffen van belastingen. Je mag niet zomaar invoerheffingen hebben op verschillende producten uit andere eu landen. Hoofdregel in en uitvoer rechten mogen niet, maar worden er belastingen geheven die geen onderscheid maken tussen ingevoerde en binnenlandse producten, is het volgens artikel 30 toegestaan. Let op Art. 110 à VWEU à mag niet bij een discriminerend effect. Dan is het niet toegestaan. Je mag niet dezelfde producten tegen andere tarieven belasten, om andere binnenlandse producten te beschermen. Art. 110 àDe fransen beschermen hun eigen producten. ze doen het niet rechtstreeks, maar impliciet, namelijk op producten van graan. Het zijn producten die hetzelfde zijn en er worden andere tarieven gebruikt. Dus ja: de Franse wetgeving is in strijd met de europese wetgeving op basis van Art. 30 en Art. 110 VWEU. (art.30 en 110 gaat over bedragen en heffingen. Dus als de casus gaat over bedragen en belastingen, dan gaat het om art. 30 en art. 110. Dit zijn de tarifaire belemmeringen. Maatregelen die de tarieven op producten beschermen. Als het over de wettelijke maatregelen die handelsbelemmeringen tot gevolg kunnen hebben, dan Art. 34. Behalve de tarifaire handelsbelemmeringen.
2e casus. à is in strijd met de europese wetgeving, Art. 34 VWEU. Je mag geen hoeveelheden beperken bij het import. Wiskey wordt ook in het buitenland gemaakt, dus gaat het om invoeren. (achterliggende gedachte bij de europese wetgeving is, dat de landen allemaal hun eigen producten willen beschermen. De landen willen altijd de interne markt beschermen om die altijd zo goed mogelijk te hebben. Casus met de belgische kuipjes. à Art. 34. Er zijn maatregelen met onderscheid à als het uit het buitenland komt, dan moet het hier en hier aan voldoen. Dan is er met onderscheid. Met onderscheid, moet je kijken of er sprake is van discriminatie. Maatregelen zonde ronderscheid à er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de afkomst van producten, alle kuipjes boter bijvoorbeeld, moeten voldaan aan een bepaalde eis. Maakt niet uit waar het gemaakt is. In het eigen land of in een ander land. Dus geen onderscheid. Dit gaat over de maatregelen van Art. 34 en art. 35. Als de maatregelen ter bescerhming is tegen de normen en waarden binnen het land en voor de gezondheid, dan is het niet in strijd met art. 34. Als het puur en alleen is om de eigen economie te beschermen dan is het in strijd met art. 34. Gelijke werking, geldt voor soortgelijke producten. Casus zweden. (staat op pagina 91 van het boomboekje. Op pagina 92 staat een stappenplan om de problemen van art. 34 op te lossen.). Gaat over vrij verkeer van goederen. Art. 34 VWEU à maatregelen zonder onderscheid. Dus het mag niet, maar op basis van Art. 36 is het gerechtvaardigd. Want deze maatregel zorgt voor de bevordering van de nationale gezondheid in zweden. Dus is deze maatregel in zweden niet in strijd met de Europese wetgeving. (je kunt ook zeggen, dat het niet te rechtvaardigen is, omdat met alleen deze regel niks te veranderen is voor de gezondheid. Casus spaanse onderdanen. Vrije verkeer van diensten. Art. 45 VWEU à maatregel met onderscheid. Lid 2 à het mag niet, lid 3 en lid 4, zijn escapes of uitzonderingen/rechtvaardigheidsgronden à zoals openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Art. 45 à mag niet, tenzij er uit een van de uitzonderingen van lid 3 of 4 wordt voldaan of aan een rule of reasons exceptie (zaak Bosman, gebruiken bij rule of reasons. Gaat bijvoorbeeld over het beschermen van de sport cultuur binnen een land). Deze zijn allemaal niet van toepassing in deze casus, dus is het discrminatie en is het in strijd met het europese recht. Dus het mag niet wat spanje doet, tegen de Rule of reasons exceptions à dit zijn dwingende redenen van algemeen belang. Staat duidelijk in het boom boekje. (pagina 93 staat de bosman casus. Deze CASUS MOET JE KENNEN. Maatregel zonder onderscheid.
Casus 5: Duitse leraar. Gaat niet over vrij verkeer van personen (want het is in binnenland). Het is de grondrecht in Duitsland, want het gaat over de discriminatie. Hij hoeft dus niet naar europese rechten te kijken perse om er een zaak van te maken. Maar je moet weten waar en of dit in het Europese recht is behandeld. Art. 10 VWEU Art. 19 VWEU. Deze artikelen geven aan dat de europese unie er alles aan doet om discriminatie tegen te gaan. Het mag dus geen reden zijn om iemand niet aan te mogen nemen. Het is alleen een reden om iemand te kunnen ontslaan. Er staan casussen op blackboard die je kunt oefenen. Europees recht week 3, les 3. Juridische aspecten van marktetreevormen kennen. Met name -‐ Agentuur à -‐ Distributie -‐ Franchise Handig voor beroepsproduct, zodat je weet met welke vormen je een land kun tgaan benaderen. Manieren om je producten via de landgrens te verkopen. Je moet je de vraag stellen of Franchise geschikt is voor UCC. Ucc is niet geschikt voor Franchise, want ze gebruiken niet het eigen naam. Agentuur en distributie à die hebben de minste risico’s voor de ondernemer. -‐ Je kunt ook zelf een vestiging openen. -‐ Iemand in loondienst nemen, die gaat proberen om werkzaamheden op de nieuwe markt te verrichten, -‐ Joint venture. Samen met een ander bedrijf richt je ene nieuw bedrijf op. -‐ Webshop. Online verkoop. Distributie Tussen persoon die de producten op eigen naam verkoopt en ze zelf bij de exporteut haalt. Voordeel, je koopt kant en klare producten in. Voordeel t.o.v. franchise. Je kunt zelf beslissen waar je je aan verbind. Je hoeft dus niet heel het assortiment over te nemen. Je licht niet aan zoveel regels vast. De distributeur houdt zelf contact met de klanten. De exporteur heeft dus geen rompslomp met de klanten. De exporteur krijgt dus geld en hoeft geen rekening te houden met de uiteindelijke eindgebruikers. Distributie overeenkomst. à overeenkomst met een samenwerkignsverband. Over de afzet, ….
Er zijn dus twee overeenkomsten. -‐ Distributieoverenkomsten à voor de distributieovereenkomst geldt geen specifieke regeling en ook geen internationale regeling. -‐ Koopovereenkomsten. Als er iets verkeerds gaat tussen de distributeur en de Exporteur, dan Pagina 215, alle problemen die zich kunnen voordoen. Moet je kennen voor tentamen. Het blijft een over Als je niet het land hebt gekozen welk recht van welk land actief is, dan het rechts van het land waar de distributeur is gevestigd. Arrest. Franchise Formule mag geexploiteerd worden, Inttelectueel eigendoms recht, de maker heeft het recht om iets uit te geven. dat is bij franchise natuurlijk belangrijk. Franchise in een ander land, is alleen geschikt als de naam bekend is in een land. Anders heeft het geen zin om een franchise te doen. Dan kun je beter een eigen vestiging openen. Voor de exporteur is dit een goede manier, hij krijgt een fee en de kosten zijn allemaal voor de ondernemer. Overeenkomst lijkt heel erg op de distributieovereenkomst, alleen dan nog verdergaand. Dat is het belangrijkste verschil. Overeenkomst, Je moet weten, internationale koopovereenkomst is het weense verdrag op van toepassing. Tekeningen kennemn. En dat ze niet genonden zijn aan internationele regelingen, dus alles moet onderling goed geregeld worden. (mag niet in conflict zijn met nationale mededinging). Tekening staat in schrift. Handels agent. Handelsagent brengt exporteurs en kopers in contact. Hij krijgt provisie als hij een koper aanbrengt. Hij is geen partij tussen exporteur en de klant. Hij kan producten van verschillende partijen promoten. Er is een wettelijke regeling. Opgenomen in het eerste boek, dus beide boeken meenemen. Art. 7:428 ev. Soortgelijke regeling. Per europees land kan het verschillen. In sommige landen wordt de agentuur goed beschermt. In Nederland bijvoorbeeld is een mondelinge overeenkomst voldoende, maar in Frankrijk moet je het schriftelijk hebben. Per polen en litouwen dus goed kijken. Arrest Ingmar Eaton. Stel je kiest om een nederlands recht op een agentuurovereenkomst te hebben, en je doet zaken met een agent in Frankrijk. Dit arrest zegt, alle rechten die er voor de agent zijn in het land waar hij actief is, alle rechten die verder gaan of niet geregeld zjin in het land van de exporteur, zijn dan alsnog van toepassing. Dus bepalingen van het land blijven als ze zwaarder zijn dan de bepalingen van het land waar je voor kiest. Om de agent te beschermen.
Einde overeenkomst. Agentuur heeft recht op een klanten vergoeding en een goodwillvergoeding, naast de normale provisie. Zelfstandige tussenpersonen. Distributeur heeft kosten.
Oefeningen week 2 en week 3. De casus zou een tentmaen vraag kunnen zijn. Hoe ziet het tentamen eruit. -‐ Vragen over de commissies enzo, sheets week 1. -‐ Welke personen hebben zitting in de europese commissie? Stel ze willen coffee invoeren, maar er is een wet gericht op het verbod van Verschil tussen primair en secundair recht kennen. Staat in het kleine boekje. (eerste college). Oefen tentamen komt op blackboard. Stappenplan bij Dassonville-‐zaak. Samen met leraar. 1. Dassonville en benoit VS Belgische overheid. 2. Schending vrij verkeer van goederen 3. Art. 30 t/m 36 Art. 34 VWEU en Art. 36 VWEU. 4. Cassis de Dijon blz 89 à maatregelen van gelijkwaardige werking moeten proportioneel en rechtvaardig zijn. Proportioneel bedoelen we mee, was er geen andere manier om hetzelfde te bereiken (bij die alcholo wel, want je kon er een lager percentage op zetten, dus meerdere maniere). Als ze voldoen aan proportionaliteit en gerechtvaardigheid, dan zijn ze toegestaan. (met die alcohol percentages) Gerechtvaardigd à wordt het doel bereikt. Keck arrest pagina 91 à verkoopmodaliteiten (regel zoals je mag niet adverteren in het buitenland of niet adverteren over alcholo) blokkeren de toegang tot de markt niet volledig en beperken de toegang tot buitenlandse goederen niet meer dan voor binnenlandse. Daarom zijn ze geen maatregel van gelijke werking. Verschil maatregel van gelijke werking en de verkoopmodaliteit, de verkoopmodaliteit zorgt ervoor dat de interne markt minder wordt beschermt. Een maatregel van gelijke werking heeft een veel grotere impact op zowel de interne als de externe economie. Verkoop modaliteit alleen intern. Maar als de verkoopmodaliteit ervoor zorgt, dat er een te groot verschil komt tussen de externe markt en de interne markt, dan is het gelijk aan een maatregel van gelijke werking en dus verboden!! Dassonville 88,89,90 iedere handelsregeling der lidstaten die de intracommunautaire handel al dan niet rechstreeks daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren is een maatregel van gelijke werking. 5. Art. 34 VWEU à het is verboden om kwantitatieve invoerbeperkingen te voeren en alle andere maatregelen van gelijke werking. (dus maatregelen die je eigen economie beschermen). Art. 36 VWEU à de verboden uit Art. 34 zijn wel gerechtvaardigd, indien: -‐ Bescherming openbare zedelijkheid -‐ Bescherming openbare orde -‐ Bescherming openbare veiligheid -‐ Gezondheid -‐ Bescherming leven van dieren, planten of personen Arrest Cassis de Dijon zegt à dat een maatregel zonder onderscheid wel onredelijk kan zijn.
6. Het wordt moeilijker gemaakt om In belgie te importeren. Het certificaat zorgt voor een beperking. Het is een maatregel Eerst kijken: Is de nationale regel die is opgesteld, is het een maatregel van gelijke werking of verkoopmodaliteit. Bij gelijke werking, zorgt hij dan voor een te grote misbalans tussen interne en externe markt. Als dat zo is, dan kijk je of het gerechtvaardigd is. (art. 36 gedragsuitzondering of een uitzondering op basis van Dan kijken of de maatregel gerechtvaardigd en proportioneel is. Voldoet hij aan 1 van die eisen niet, dan is hij onwettig en mag het niet. (meestal gerechtvaardiging op basis van art Op basis van Art. 36 zou de Belgische overheid zich kunnen verweren met een rechtvaardigingsgrond, echter zijn er geen rechtvaardigingsgronden hier van toepassing. Ook geeft het arrest Cassis de Dijon aan dat een maatregel zonder onderscheid, zoals hier sprake van is, ook onredelijk kan zijn. Hier is er sprake van een onredelijke maatregel, aangezien de Belgische overheid hiermee de interne economie probeert te beschermen en importeurs van Wisky het moeilijk maakt om handel te drijven. 7. Op basis van Art. 34 en het Arrest is de Belgische overheid in strijd met de europese wetgeving. Europeesrecht week 4, les 4, Niels Willemsen Eerst nog een stukje week 3. Marktentreevormen Definitie niet uit je hoofd leren. Juridisch gezien zijn importeur, alleenverkoper enz. allemal gelijk en hetzelfde. § Disdtributieovereenkomst. Het zijn altijd minimaal 2 overeenkomsten. In de verschillende overeenkomsten staan verschillende regels. Dus altijd meerdere overeenkomsten. Alle drie snappen. (er zijn geen specifieke regels voor in de wet. Alleen de regels worden in de overeenkomsten geregeld). 1e Internationale distributieovereenkomst 2e Inter. Koopovereenkomst. 3e Koopovereenkomst tussen klant en supermarkt. (vaak ga je terug naar de Media Markt met een kapotte tablet). § Handelsagent Je hebt een tussenpersoon in het buitenland. 1e Exporteur – agent à regels over provisie, targets, exlusiviteit (je wilt als exporteur dat de agent niet ook producten van concurrenten verkoopt). Agentuurovereenkomst.
Art. 7:428 BW wetten bundel 1 bij agentuur dus kijken in de bundel. à als de agent niet veel verkoopt en daardoor niks verdient, is er deze wet om hem te beschermen. Er moet altijd een redelijke vergoeding betaald worden aan de agent. Dit ter voorkoming dat mensen alleen agenten in gaan schakelen en geen mensen in loondienst. (dit is een soort van arbeidsovereenkomst). Grote verschil met de distributie overeenkomst = daar is niks geregeld en bij de handelsagent juist wel. Tweede verschil, de kans i groter 2e ucc – supermarkt à internationale koopovereenkomst 3e supermarkt –klant à § Franchise 1e overeenkomst: franchisegever – franchisenemer Je moet betalen: fee om te mogen kopen. Vast bedrag. Je moet betalen een vast bedrag van de omzet afstaan. Je kunt ook een lening geven, tegen 12% of iets. Hiervoor krijg je terug een uitgebreide formule met daarin: goodwill, handelsnaam, merknaam licentie, reclame materiaal, afname producten.
Fiscaal recht Week 1 op papier. Week 2 les 2, fiscaal recht Vennootschapsbelasting deel 2. VPB geldt alleen voor de grote nv en bv’s. UCC heeft bewust gekozen voor de structuur, namelijk voor risico spreiding. Leerdoelen moet je goed kennen. Er is een verschil tussen de personal holdings en de werkmaatschappijen. Personal holding, meestal de salarissen en de pensioenen van de directie. Carry back, 1 jaar terug en forward max 9 jaar. DEELNEMINGSVRIJSTELLING. Er wordt 80.000 winst gemaakt, maar de winst gaat naar beide holdings. Maar ze hoeven niet tegelijk/dubbel de belasting te betalen, dus wordt er gebruik gemaakt van de deelnemingsvrijstelling. Doelstelling à niet dubbel belasting betalen en niet verliezen dubbel aftrekbaar. Deelnemingsvrijstelling is Art. 13 VPB. Maar wat valt er precies onder een deelneming. Lid 2a, een binnenlandse deelneming. Als je een buitenlandse deelneming bent, dan twee criteria. (ook hier geldt de minimum van 5%) (MAAR die staan niet in de bundel) -‐ Aandelen worden niet terg belegging gehouden. -‐ Winstbelasting moet in het buitenland betaald worden. Als je VPB betaald, dan moet je ook bij de inkomstenbelasting nog 25% belasting betalen. Omdat je een aanmerkelijk belang hebt. Bij de deelnemingsvrijstelling is geen fiscale eenheid mogelijk. Uitzondering van de Deelnemingsvrijstelling. Art. 13d lid 1, geeft aan dat als er een liquidiatieverlies is bij een dochteronderneming, dan kun je alsnog het liquidatieverlies bij het moederbedrijf aftrekken. Verlies is het verschil dat je in de dochter geinvesteerd hebt en dat je uit eindelijk terug betaald hebt gekregen. FISCALE EENHEID Betekent dat je maar 1 keer de VPB hoeft in te dienen. Het voordeel is dan dat je winsten en verliezen met elkaar kunt verrekenen. Dat noem je ook wel horizontale verlies compensatie. Dat is het voordeel. Moeders en dochters worden zo als eenheid aangezien.
De voorwaarde voor de fiscale eenheid zijn heel belangrijk. Niet iedereen mag er een starten. -‐ Moeder moet minimaal 95% in de dochter hebben. -‐ Eigendom -‐ Middelijk bezit telt mee à sprake van bij een houdster. -‐ Beide moeten een verzoek indienen bij de belastingdienst voor een fiscale eenheid, maar belastingdienst moet het goedkeuren. -‐ Boekjaren à niet over losse stukken aangifte doen, maar over 1 echt boekjaar, max drie maanden terug. -‐ Aandelen dochter mogen niet gehouden worden als voorraad. Bij konings holdings is er geen fiscale eenheid mogelijk, omdat ze niet 95% bezitten. Wel kan het bij de beheersmaatschappij, die hebben namelijk 100% in bezit. Voordelen Fiscale eenheid -‐ 1 keer aangifte doen -‐ Winsten en verliezen kun je wegstrepen. -‐ Levering kunnen onderling gedaan worden, zonder steeds belasting te moeten betalen. -‐ Herstructureren kan belastingvrij. (bovenste drie he tbelangrijkste). Nadeel -‐ Elke vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor gehele belastingschuld. -‐ Liquidatieverlies is niet van toepassing bij de fiscale eenheid. -‐ 1 maal tariefopstapje. Je hebt maar 1 keer het voordeel stapje, maar bij de FEenheid niet, omdat je maar 1 keer aangifte doet. -‐ Lagere investeringaftrek, door 1 keer aangifte. Het lijstje van de artikelen arceren in de bundel. Art. 8, schakelbepaling. Betekent dat sommige artikelen uit de inkomstenbelasting ook van toepassing zijn op de vennootschapsbelasting. Week 3 les, fiscaal recht. Omzet belasting. Stof en leerdoelen zijn handig om te gebruiken bij het leren. Vermogensvergelijking kun je de VPB mee gebruiken. Kan ook een tweede methode, vanuit de winst, dat is week 1. Je moet weten wat er onder alle woorden behoort. Artikelen overzicht is belangrijk voor het tentamen. Bij schakelbepaling altijd artikel 8 gebruiken. Reden is dat ze geen dubbele uitwerking van wetgeving willen opnemen. Omzetbelasting. Algemene gebruiksbelasting. Soms gebruikt de media markt een actie dat je geen btw hoeft te betalen.
Het is een indirecte belasting à het wordt doorbelast aan een ander. Een winkel laat de klant de belasting betalen bijvoorbeeld. De belasting is gericht op de richtlijnen van de EU en ze willen steeds meer dezelfde tarieven gaan gebruiken. Omzetbelasting is een aangiftebelasting à je moet meteen betalen wat je berekent hebt. VPB à aanslag belasting à je krijgt een brief vanuit de belastingdienst over et ebdrag dat je moet betalen. Art. 9 lid 1 sub a staat het algemene tarief, 21% Art. 55 geeft aan welke dingen voor 6% vallen. Tabel 1: alles wat 6% Tabel 2: Wet omzetbelasting 0% Belangrijke criteria of je wel of geen btw moet betaling, is of je een ondernemner bent, VPB betalen BV’s en NV’s.. OB Art. 7 à dit zijn de mensen die BTW moeten betalen en OB. Vereisten volges Art. 7 Wet OB Een ieder à iedereen (rechtspersoon en geen rechtspersoon) Zelfstandig à niet in dienstbetrekking werkt, dus geen loondienst. Bedrijf/beroep à economisch acitviteit/winststreven is niet eblangrijk. Als je iets verkoopt, dan draag je de btw af. Bij het inkopen van goederen mag je de voorbelasting afnemen. De btw die je op je inkoopfacturen hebt mag je terugvorderen. Vrijgestelde ondernemers voor de omzetbelasting zijn: (vrijstelling is er om bepaalde kostprijzen niet hoger te maken, zoals het verhuren). è Art. 11. Als je vrijgesteld bent hoef je niks af te dragen, maar krijg je ook geen voorbelasting terug. Bij heffing van 0% btw mag je wel de voorbelasting terugvorderen. Wat is omzetbelasting in de praktijk -‐ Op basis van aangifte. -‐ Mag per kwartaal of per maand. -‐ Binnen drie maanden na afloop van het jaar. -‐ Als je te weinig betaald, dan krijg je een boete. Voorbeeld sheets: De winst van bouwbedrijf konings per stoel is à €100, want je hoeft geen rekening te houden met btw. In de balans staat er wel een vordering of een schuld aan btw en op de resultatenrekening niet.
Art. 1 wet OB. Alle belastbare feiten. -‐ Levering van goederen -‐ Intracommunitaire à alles wat binnen de EU gebeurt. -‐ Invoer à alles buiten de eu, derden. Levering van goederen, te vinden in artikel 3. -‐ Wanneer een levering is overgedragen breng je omzetbelasting in rekening. Dus pas als je schoenen verkoopt in een winkel hoef je OB te betalen. -‐ Afgite van huurkoopgoederen à het moment van afgifte. Als je de auto krijgt, dan pas OB -‐ Oplevering à op het moment dat het onroerende goed pas is opgeleverd, dan pas OB -‐ Aanbrengen van een goed aan een ander goed à pas als het gemonteerd is. -‐ Fictieve levering à het weggeven van schoenen dor een schoenenwinkel, zij moeten hierover belasting betalen. Leveringen van diensten. Art. 4 wet OB. Alles met uitzondering van levering van goederen die tegen vergoeding worden verricht. Schade vergoeding Verzekering uitkeringen, daar zijn geen tegenprestaties, dus hoef je er geen belasting over te betalen. (dat is ee belangrijke uitzondering op de levering van een dienst. Daar hoef je geen ob over te betalen). Ook subsidies. Niet gratis/fictieve diensten, dus niet gratis een dienst uitvoeren, gewoon belasting erover betalen. 1. Oplevering van een huis à levering van goederenà Art. 3 lid 1 sub c Wet OB 2. Fietsenmaker je fiets goed laten nakijken à levering van een dienst à Art. 4 lid 1 Wet OB 3. Verhuur van een huis à levering van een goed à Art. 11 lid 1 sub b Wet OB 4. Afgifte van goederen. à Art 3 lid 1 sub b Wet OB levering van een goed. 5. Eigengebruik à voor levering goed Art. 3 lid 3 sub a. à bij een dienst à Art 4 lid 2 sub a. Wet OB 6. Levering door gas. Art. 3 lid 7 Wet OB 7. Laten plaatsen van een band, montage à montage valt onder levering van goederen à Art. 3 lid 1 sub f. KOR à kleine ondernemingsregeling. Hier val je onder als je een kleine onderneming bent. Je moet eerst kijken hoeveel belasting je moet afdragen en als je dan onder de 1883 komt, dan mag je 2.5 regeling treffen. 1345, als het af te dragen bedrag, lager is dan 1345 (voor de 2.5 regeling, ) dan hoef je zoiezo geen belasting te betalen. Wat je dan moet afdragen is: 2.5* (1883 – het af te dragen bedrag dat lager moet zijn dan 1883)= het bedrag dat je van de vooraf berekende omzetbelasting mag afdragen.
Fiscaal recht week 4, les 4. Schakelbepaling. Art. 8 Wet VBP è Hij verwijst naar de artikelen in de Inkomstenbelasting. Zoals: -‐ Investeringsaftrek à je behaalt voordeel omdat je heel veel investeringen hebt gedaan. Art. 8 lid 8. -‐ Beperktaftrekbare kosten à representatiekosten. (kosten met een minder zakelijk karakter. Etentjes als organisatie. je mag ze gedeeltelijk in aftrek nemen). Art. 3.15 Wet IB. 26,5% moet je corrigeren in de vermogensvergelijking. Het belastbare bedrag wordt hoger, dus moet je het erbij optellen +. Gemengde kosten (opgave week 2 bekijken om te zien welke kosten ze bedoelen). -‐ Kosten egalisatiereserve. Art. 8 lid 7 à wet VPB. Wordt je verwezen naar 3.53. Wet IB. Als je aan de criteria ondernemerschap voldoet, dan moet je omzetbelasting afdragen. Altijd geldt de 21% tarief. Er zijn twee afwijkingen. Tabel 1 à 6% zaken. Tabel 2 à 0% tarief. Schoenenwinkel. Je koopt schoenen en verkoopt die. Je verhoogt je prijs met 21%. En dat moet je afdragen. Daar vanaf haal je de voorbelasting van de inkopen en dat moet je afdragen. Soms heb je meer te vorderen dan af te dragen. Uitzondering. à sommige hoeven geen omzetbelasting af te dragen, maar mogen ook niet terug vragen over de inkoopfacturen. Zoals scholen, en medische diensten. Ze willend e prijs niet verhogen. Als je 0% tarief hebt, dan mag je wel de Omzetbelasting terugvorderen. Kleine ondernemersschaps aftrek. Kleine ondernemers hebben een voordeeltje. Is van toepassing op 1 heel jaar. Je hebt heel weinig omzet en kosten gemaakt, waardoor het af te dragen bedrag minder is dan 1883 euro. Valt het tussen de 1346 en de 1883, dan de berekening (2.5 maal 1883 – het verschuldigde bedrag in eerste instantie. erop los laten. Als je onder de 1345 valt, dan hoef je geen btw te betalen. Gaat om de ondernemer en niet om de onderneming. Dus als je een extra winkel erbij hebt nog, danmag je maar 1 keer het voordeel verrekenen. Voorbeelden. 2000 euro. 6% mag je terugvorderen als voorbelasting. Machines, 21% mag je terugvorderen als voorbelasting.2940 euro. (verleggignsregeling). Art. 12. Lid 2 Wet OB arceren. Dit betekent, dat je de btw kunt verleggen naar de afnemer. Hij moet dan de btw afdragen. Specifiekvoorbeeld, bij aannemersbedrijven die werk uitbesteden naar andere bedrijven, is vaak de verleggingsregeling van toepassing. Voordeel is dat je als aannemer niks hoeft te betalen. De andere bedrijven betalen dan de btw (de afnemer). Levering van een goed is tastbaar.
Levering van een dienst is niet tastbaar, wel een tegenprestatie vereist. Levering van een goed Art. 3 wet VPB. Dan kijken waar de plaats van de levering van het goed is art. 5. Er is dus een direct verband tussen 3 en Art. 5 Schoenen inkopen vanuit Duitsland, die worden daar op transport gezet. waar de plaats van verzending of vervoer aanvangt, dan is dat de plaats van levering. (duitsland) vervoerscriterium. Als je zelf de goederen gaat halen, dan is het land van oorsprong. Uitzondering hierop à Art. 5a. meer dan 100.000 euro transporteren aan goederen, dan geldt de plek waar je woont als plaats van levering. Dan is het gewoon Nederland. Als je te maken hebt met een dienst, dan artikel 6. Art. 4 en 6 hebben dus ook een direct verband. Waar is dan de plaats van dienst. Geldt niet de vervoerscriterium. -‐ Is het b2b, dan is het de afnemende ondernemer waar de plaats van dienst plaatsvind. -‐ Is het b2C, dan is het de presterende ondernemer waar de plaats van dienst plaatsvind. Welke is van toepassing? (je kijkt dus van welk land de Wet OB van toepassing is) -‐ Levering van een goed Art. 3. Het goed wordt opgehaald, dus Art. 5 lid 1 sub b van toepassing. Het plaats waar het goed zich bevind is Belgie. Dus het is in België belast. -‐ Levering van een dienst volgens Art. 4. à Artikel 6: B2B à Belgische ondernemer is de plaats van dienst, omdat hij de afnemer is. Dus de Belgische Wet Omzetbelasting is daarop van toepassing. -‐ Levering van een goed Art. 3 lid 1 sub a en sub f. Montage en installatie. Product is bij levering in nederland, dus belast in Nederland. Art. 5 lid 1 sub b. -‐ Levering van een dienst. Art. 4 à B2c, je kijkt naar de presterende ondernemer. Dus in Belgie. -‐ Levering can een dienst. B2c, nederland prestatie gevestigd. Intracommunautaire transactie is de transactie binnen europese lidstaten. Binnen de EU. Er worden steeds meer belemmeringen weggehaald binnen Europa. Steeds meer eenheid. Buiten europa zijn er nog veel belemeeringen. Transactie binnen de EU/ 2 dingen kijken. -‐ Koop ik iets binnen de EU. Als je iets inkoopt, dan geldt het tarief van het land waar je inkoopt voor de omzetbelasting. En het betaalde bedrag mag je weer terugvorderen met de voorbelasting. -‐ Verkoop ik iets binnen de EU, export. Dan is er een intracommunautaire elvering en 0% tarief van toepassing. Je moet dan wel voldoen aan de vereiste uit de wet omzetbelasting. Bewijs vervoer + btw identificatienummer moet je van allebei de bedrijven kennen en registreren. (te zien in hoofdstuk 10, format). Transactie buiten de EU. -‐ Koop je iets in buiten de EU. Dan heb je te maken met de douane. En moet je belasting betalen bij de invoer. Art. 19. Als er een beschikking is, dan kun je het met de verleggingsregeling doen. -‐ Uitvoeren à 0% tarief, tabel 2. Je moet het ook weer goed kunnen aantonen. (dus weer goed registeren in de adminsitratie).
Voorbeelden. Boven art. 17 en artikel 19 boven. Hoofdstuk 2A. Stof internationale belasting. Ze willen steeds minder dubbele belastingheffing creeeren. Dat willen ze dus voorkomen. Er zijn allerlei beginselen die de dubbele belasting voorkomen. -‐ Objectvrijstelling -‐ Verrekening methode -‐ Kostenaftrek Voorbeeld Eindhoven à nationaal Vestiging Belgie à nationaal, nederland en belgie. Internationaal. Verdrag tussen nederland en Belgie en het europese recht. Peru ànationaal NL en Peru. Internationaal, geen verdrag tussen de landen. Dus je moet weten dat je nationale wetgeving hebt in beide landen en soms ook internationale verhoudigen en regels. Duitsland, hetzelfde als bij Belgie.
Marketing Marketing les 1 week 1. Koopmotieven zijn er vele voor de consumptie van koffie. Je moet een export plan kunnen opstellen na vier weken. Eerste tentamen is een artikel waar je open vragen over krijgt. Boekje van veldman is de basis. Sheets zijn daarvanuit opgebouwd. Soms wordt het boekje ook niet gebruikt. Stap 3 hoeven we dus niet te kennen en stap 10 deels ook niet met bec en juridische zaken. Exporteren, waarom? De motieven. Je kunt reactief exporteren à incidentele orders, je richt je niet op een bepaalde groep, maar als er iemand uit een andere groep komt, dan mag hij via je webshop kopen. Weinig structuur en weinig beleid. Overcapaciteit à als je broeken over hebt, dan verkoop je ze wel aan een ander land waar ze wel interesse hebben. Zelfde is als old fashion producten niet meer gewilt zijn. Pro actief à koffie is een wereld product. UCC. Er lopen agenten rond, dus er is een duidelijk beleid en een duidelijke structuur. Er werken drie mensen die zich bezighouden met de export. Dus dan is het pro-‐actief, je bent gericht bezig en je wacht niet tot er iemand langs komt. Koffie is ook een product zonder grenzen, overal wordt het gedronken. Je ehbt wel met culturen, mensen en smaken te maken die verschillen. Schaalvoordelen en strategie van UCC. UCC is sterk in private label koffie, en ze streven ernaar om de grootste te worden. hoe groter je bent hoe emer producten je verkoopt en hoe goedkoper je kunt produceren. Dat is kostleadership, en dat past bij Private label, want daardoor kunnen huismerken tegen een lagere prijs worden aangeboden dan a merken. Dat is een bewuste keuze die UCC nastreeft in de strategie. Er zijn verschillende vormen van export. Hoe hoger de pijl, hoe complexer. Traditioneel à productgericht. Je probeert je producten in andere landen te verkopen als er iemand is die er interesee in heeft (re-‐actief). Export marketing à je gaat er meer strategisch en beleidsmatiger mee werken. Meer actiever, je gaat andere landen opzoeken en wel vanuit nederland de export aansturen. Internationale marketing à je gaat aparte afdelingen inrichten voor bepaalde landen en je gaat in andere landen produceren. Je stuurt de internationale activeiten nog steeds vanuit 1 markt aan. Je gaat wel nieuwe markten zoeken. Multimarketing à je gaat ook vestigingen en agenten opzetten in de landen. Per land geef je een apart aanbod. Je past je goed aan aan de cultuur van andere landen. Mc donalds, in china zijn er andere menu’s dan in amerika. Het hangt dus tussen global en multi in. Global Marketing à de hele wereld zie je als 1 afzet markt. Overal eigen mensen. Waar UCC? à exportmarketing, ze hebben ook wat kenmerken van de internationale marketing. Op tentamen gaat het om de uitleg. Waar Mc Donalds à
Eprg model van perlmutter à dit model kijkt niet alleen naar export, maar kijkt hoe ondernemingen tegen internationalisering aankijken. Een cultuurmodel . Ethnocentrism à alles wat we zelf maken, is het beste en ik kan het het beste. Re-‐actief. Je vind jezelf de beste. Je gaat alleen exporteren als er interesse is vanuit een ander land. Budget cleaning is een voorbeeld à ze willen alleen nederlanders in dienst hebben en willen niemand anders, ze vinden de NL het beste. Polycentrism à meer klantgerivht en kijken naar andere markten en kijken naar de verschillen. Hoe anders zijn andere culturen en hoe moet ik mijn business daarop aanpassen. Regiocentric à kijkt naar verschillen tussen culturen en kijkt of er overeenkomsten zijn. Ondernemingen die over de grens heen kijken, niet naar verschillen kijken, maar naar overeenkomsten. Zij zien bijv. west-‐europa en scandinavie. Geocentrisch à zien alles als 1 markt. Geen verschillen en geen overeenkomsten. Exportplan is een beleidsplan. Ondernemingsplan begin je mee. Als je graag wilt exporteren, dan ga je een exportplan, beleidsplan opstellen. Stap 1 Abell diagram voor gebruiken. Wie zijn de klanten? Wat willen ze (behoefte)? Fietsen door de stad. Snel, of met een motortje, of op een comfortabele fiets. Je kunt ook als kapper richten op alleen mannen. De rest wilt wel geknipt worden, maar dat doe jij niet in je business. Abell met koffie. Wat, Behoefte? -‐ Dorst -‐ Energie -‐ Gezelligheid (sociaal aspect) Hoe -‐ Kant en klaar -‐ Restaurants -‐ Filter koffie -‐ Pads -‐ Cups Wie? Klanten van UCC B2B markt, bedrijven -‐ Supermarkten -‐ Voetbal kantine -‐ Groot handels (detaillisten) Behoefte worden dan: -‐ Prijs
-‐ -‐ -‐
Kwaliteit Beschikbaarheid Levertijd
Eigenlijk dus 2 abells, zowel B2C en B2B. Het is belangrijk voor UCC om de eindbehoefte te kennen van de consumenten, omdat zij de eindgebruikers zijn. Stap 2: Interne analyse Onderzoekslelementen, de onderdelen om de hoofdvraag te beantwoorden. De 5 elementen. De organisatie. -‐ Niet innovatief, ze volgen namelijk de a merken en maken niet zelf nieuwe dingen. Ze richten zich op de prijs en bulk. De strategie is dan ook Productleadership. -‐ Productie à zijn ze er klaar voor om te exporteren. Verschillende fabrieken in europa, dus de productie is goed geregeld. Management -‐ Ze hebben al een exportafdeling, met drie mensen. Ze hebben er dus ervaring in. Er is voldoende kennis kunde en ervaring. Financieel -‐ Hebben ze voldoende geld. -‐ Scholings trajecten, is het een belemmering om te exporteren. Je moet agenten klaar make voor de markt. Scholing is niet een zwaar probleem voor de export van koffie. Cultuur -‐ Ucc is redelijk internationaal georienteerd. Je moet een globaal beeld krijgen of ze geschikt zijn dan wel niet om te exporteren. Marketing week 2 les 2 Exportplan Vandaag externa analyse. Stap 4 tm 7. Stap 3 is bij landenanalyse gepakt. Externe analyses. Stap 4 ABCD analyse voor de afnemers analyse. Model voor de afnemers analyse is het SDP model (segmenteren, doelgroepen bepalen en positioneren). STP model 1. Segmenteren à iedereen heeft andere wensen en behoeften. Je gaat dus je klanten in hokjes zetten met vergelijkbare behoeften en daar de marketing op afstemmen. Segmentatie criteria.
-‐
-‐ -‐ -‐ -‐
Geografisch, naar een land, een regio, werelddeel, steden. Is dat logisch voor UCC? Ieder land heeft andere smaken, dus is geografisch een goed criterium voor koffie. Ook kijken naar landen met hetzelfde klimaat. Demografisch, je kunt de bevolking indelen in leeftijd, geslacht Sociaal economisch, opleiding en inkomen Psychografisch, heeft te maken met lifestyle. Productgebruik, je kunt kijken naar het moment van koffie drinken, de smaak, heavy users, light users enz. de intensiteit van het gebruik. De non users moet je juist proberen aan het drinken te maken. Dus gratis koffie uitdelen in de winkel en dan een actie aan te bieden. Bij de heavy users kun je beter kortingen bieden, daar is prijs relevanter.
Resultaat van het segmenteren moet voldoen aan de voorwaarden. -‐ Homogeniteit, voldoende mannen en niet 1 man. Binnen de groep is iedereen hetzelfde. -‐ Heterogeen, tussen de groepen zit voldoende waarneembare verschillen. 5w model 1. Wie 2. Value proposition. Ze leveren private label koffie en dat kan op klant specifiek niveau geleverd worden. en de verpakking enzo kan ook nog geleverd worden. tegen een lage prijs. Dus specifieke voordelen erin zetten die het bedrijf leveren. Je moet aangeven in welk aanbod ze onderscheiden. Multi attribute attitudemodel Heeft te maken met de productkenmerken van een product. Van koffie, -‐ Smaak -‐ Vorm -‐ Geur -‐ Kleur Klant is nu gesegmenteerd en in hokjes gestopt. Hoe ga je nu de gesegmenteerde groepen kiezen die je wilt aanspreken. Stel UCC levert aan out of home en in home segmenten, dus 2 segmenten. Dan is het gedifferentieerde amrketing. 1. Ongedifferentieerd. Je kijkt niet naar de hokjes, maar je doet voor iedereen hetzelfde. 2. Gedifferentieerd. Je levert aan meerdere segmenten en ieder segment een aparte benadering. Verchillende in smaken en hoeveelheden enzo. 3. Geconcentreerd. Je kiest 1 segment. 4. Individueel (micro). Alle segmenten verschillend. Iedereen krijgt een aparte benadering. Steeds meer bij koffie ook, want cups zijn voor 1 persoon en in alle smaken. Steeds 2 keuzes, hoeveel segmenten en hoeveel manieren van aanspreken.
Waarde strategieën Je moet alle drie de aspecten goed geregeld hebben, maar je moet op 1 gebied jezelf excelleren. -‐ Operational excellence hoort bij private label. Massa en volume creert lage kosten. -‐ Customer intimacy, iedere klant kan de koffie krijgen die voldoet aan de wensen zoals ze zelf willen. Douwe Egberts gaat juist voor de klanten binding. Star bucks, ze creeren beleving. -‐ Productleadership, innovatie. Kwalitatief goede koffie tegen een lage prijs. Positioneren, laatste van de STP Altijd 2 begrippen daarbij, consument en concurrent. De matrix met twee variabelen. Smaak, geur, klantenbinding, assortiment (smal en breed). (altijd goed is prijs kwaliteit). UNIQUE BUYING REASON IS BETER dan een usp (unique selling point), want bij een UBR kijk je vanuit de klant en daar draait het uiteindelijk om. Segmenteren kan op 6 stappen. (2 markten, B2B of B2C) B2B Branche Dranken Markt Koffie Segment Private label of out of home (trechteren dus). B2C Klant, veel gebruikers en niet gebruikers (de 5 segementatiecriteria) Productgebruik, heavy users enzo. Merk, Illy, DE, UCC, max havelaars. Bedrijfstak analyse. Porter Destep à meso en macro omgeving. Meso, de branche. Deze zijn het meest beinvloedbaar. Macro, omgevingsfactoren waar het bedrijf door beinvloed wordt. Destep. Meso niveau à 5 krachten model porter. Als je de analyse gedaan hebt, dan zegt het model iets over de concurrentie intensiteit en de marktaantrekkelijkheid. Hevige concurrentie zorgt voor lage aantrekkelijkheid. 5 krachten van porter, altijd een conclusie erbij doen. Macht van afnemers à die is heel laag. Want het zal AH een worst wezen als 1 iemand weg gaat. Alleen als iedereen op hetzelfde moment koopt, en ineens niet meer koopt is er een grote macht. (bij plofkip, of als je met een grote groep mensen iets tegelijks koopt, zoald zonnepanelen of energie. Consumentenbond).
De C van concurrentieanalyse. Er wordt gekeken naar de concurrenten. Vanuit porter zijn het de spelers die actief zijn in de bestaande markt. Je kunt concurrenten tegenkomen die concurren op -‐ Productvorm à het merk, bijvoorbeeld Private Labels koffie. Er zijn vast meerdere leveranciers van private label koffie. -‐ Productcategorie à er zijn veel leveranciers die ook gewoon koffie leveren. -‐ Generiek à Vergelijkbare behoeften. UCC concureert niet heel veel hierop. -‐ Budget à klantbestedingen. Nie tom te strijden, het wordt toch gedronken, wordt gezien als primair product. Hoe minder primair hoe meer je moet vechten ervoor. Stappenplan voor concurrentie analyse. Gebruiken voor BRP, niet leren voor tentamen, wordt niks over gevraagd. PMC, product markt combinatie. KSF kritische succesfactor. SW strength weaknesses. D Distributie De juridische aspecten komen bij recht aan bod. Distributie gaat over de entree strategie. Op welke manier ga je in het buitenland zaken doen. Direct à je doet hetzelf. Indirecht à je gebruikt een ander. Productie in het buitenland à niet perse een strategie, maar wel heel handig, want als ej in een land produceert kun je sneller inspelen op de zaken. Eerst dus een strategie selecteren. Stel je gaat naar rusland exporteren, dan zet je er iemand tussen. Want er is een groot risico. Je weet de taal niet enzo en de gebruiken zijn niet duidelijk. Het is dan handiger als je iemand gebruikt die de markt kent. Keuze strategie afhankelijk 1. Grote 2. Aard 3. Ervaring, als je al drie jaar er bent, kun je direct gaan, want dan heb je al kennis. Externe factoren. Vormen direct -‐ Verkopers, je sales team of je accountmanagers. -‐ Eigen kantoor -‐ Kantoor met derden is een gedeeld kantoor met andere bedrijven. Indirect 1. Agent 2. Distributeur à groothandel en distribiteur. Agent is alleen een bemiddelaar en brengt twee partijen bij elkaar. En krijgt er een provisie over. Hij is geen contractant.
Distribiteur is een contractant, hij verkoopt de koffie weer door. Loopt meer risico, omdat het kan zijn dat de ingekochte koffie niet verkocht wordt. Daardoor krijgt hij een grotere vergoeding. Voordelen e nadelen ook kennen. Productie in het buitenland. Motieven -‐ Lagere kosten door lagere arbeidskosten. -‐ Snellere levering à je bent al in het land. -‐ Vermijden invoerbelemmering. à als je met koffie niet in brazilie mag, dan moet je er een fabriek neer zetten, want dan ben je al binnen. En als je voor de eerste keer er bent, dan zeker niet meteen een fabriek. Alternatieven -‐ E-‐commerce. Wereldwijd de markt bedienen. Je kunt niet produceren via internet, maar wel de markt bedienen. Marketing les 3, week 3. 4e les is goed om te zien hoe de theorie in de praktijk werkt. Vandaag nog drie stappen. Samenhang zien bij stap 10 van pricing. Confrontatiematrix. Is lastig. De basis voor het nemen van een strategische keuze, dat gebeurt op basis van een swot en een confrontatiematrix. Stappenplan. Basis van de swot is de interne analyse en de externe analyse. Swot is een weergave van sterkte en zwakten en kansen en bedreigingen. Stap 2: confronteren, hokjes met elkaar waarderen en confronteren. 36 keer confronteren. Van boven naar beneden. Kansen ga je eerste met alle sterkten en zwakten combineren/confronteren. Als je 36 confrontaties hebt, dan ga je cijfer toe kennen. 1, 3 of 5. Je mag ieder cijfer maar 1 keer weggeven. Som van een kolom is dus altijd negen. Horizontaal is dat niet zo. Als je dit allemaal gedaan hebt, dan zijn er 4 strategien. Waar je sterk in bent en kansen in ziet, daar wil je in groeien. Er zijn 6 vijfen en je wilt de meest waardevolle 5 halen. Daarvoor ga je naar stap 3x. In het schema staan opties. En iedere optie is een 5je. Iedere optie ga je beoordelen op veel criteria. Die criteria maak je met een SFA analyse. Suitable (past het binnen het beleid), feasable (is het wel
mogelijk), acceptable (wordt het geccepteerd). Het zijn allemaal voorbeelden, je kunt allerlei criteria en vragen stellen. Als ze maar vallen binnen de SFA. De eerste keuze zijn dus de criteria. De tweede keuze zijn de waarde die je aan de criteria hecht. Daar mag ieder cijfer voorkomen en ieder cijfer mag vaker voorkomen. Als derde moet je kijken hoe goed het past of hoe goed je er in bent. De middelste wint, aangezien die de hoogste score heeft. Je moet score maal de weging doen en dan het totaal maken. Dit is dus een methodiek om het meest aantrekkelijke 5je te kiezen. Je moet meestal een paar 5jes kiezen. Stuk of drie vier. Op het einde maak je een strategische keuze. -‐ Porter strategien -‐ Pears en treasema strategie. à ze moeten alle drie op orde zijn, maar 1 moet er bovenuit komen. Je moet er wel altijd 1 kiezen. UCC heeft costleadership. Strategische keuze is gemaakt, dan gaan uitvoeren. De 8 p’s moeten daarvoor ingericht worden. Product à productniveau. Core product, smaak en de koffieboon. Actual, de naam en de verpakking. Augmented à de service. UCC ondersteunt de lokale winkelier met de marketing en probeert te helpen met het verkopen van de koffie. Presentatie à hoe ga je het vervoeren en welke taal komt er op de zakken te staan. Ga je ze per 1 verpakken of per 1000 stuks. Voorbeeld mars te klein voor chinezen en starbucks met soep. Plaats. Met wie ga je het doen. Ga je het zelf doen of ga je mensen vragen die helpen. Week 2. Welke verkooppunten, op plekken waar geen private label is. Promotie. à doelstelling. Voor ucc zal dat kennis zijn. Je moet eerst weten dat het er is, dan er van houden en dan moet je het gaan gebruiken. Politiek à atrarius, een kredietverzekeraar. Ze beschrijven de politiek en jurische situatie in een land en geven een verslag daarvan af. Prijs/pricing à standaard methode staat links in het schema en de exportkosten staan rechts. Exportkosten zijn kosten verhogend, maar betekent niet dat de klant het voor zijn rekening krijgt. Kan ook de winstmarge verlagen. Pricing. Afromen à eerst een hoge prijs en dan laag. Kan door innovators en unieke producten. (apple). Penetreren, veel voor weinig. Dat doet ucc. Physical distribution à hoe krijg je het product op de bestemming. Incoterms. Afspraken over de kosten, verzekering en vervoer van a naar b. de keuze van de incoterm, bepaald de kosten. Zoals de kosten voor transport. Plaatje niet leren, dat is recht. BuCa. Business case. Wat gaat erin en wat gata eruit.
10 stappenplan, goed voor brp, maar niet voor tentamen. Je moet ze zo toepassen. Kengetallen moet je kennen. De betalingswijze moet je ook weten. Als je koffie gaat vervoeren, moet je wel eerst geld binnen krijgen. Dit zijn drie zekerheden. Blanco betaling niet doen als je naar het buitenland gaat. Nog niet betaald. Veel risico, dus veel kosten. De onderste twee zijn zekerder. Je kunt altijd atradius mailen voor een rapport of voor vragen over landen die niet in de lijst staan. Les 4 marketing, week 4. Vandaag zien we hoe de marketing en export in de praktijk bij UCC eraan toe gaat. Tentamen: 10 stappen uit het marketingplan. Tentamen: een casus met 10 vragen. (dus ook vragen over de 10 stappen.) Je moet het leerwerk kunnen toepassen op de casus, niet perse rijtjes kennen. Casus niet op UCC. Landenselectie, bedrijfseconomie en juridische. Komt aan bod in de andere lessen. Vanuit het boekje hoef je die onderdelen niet te kennen. Maar wel vanuit de lessen waar we het gehad hebben. Ook incoterms moet je wel weten dat het een relatie heeft met de P van pricing enzo. Kan kostprijs verhogend werken. De theorie bij de daadwerkelijke vakken vandaan halen. Succesvol zijn, welke interne kwaliteiten heb je daarvoor nodig enz. UCC levert de koffie aan de AH. En AH noemt de koffie markant. Maar UCC kan dus niet reclame maken voor die merken. Want die is niet voor hun. Merkentrouw hebben zij dus niet. UCC is marktvolger, niet perse marktleider. UCC ondersteunt in de marketing. Ze zorgen ervoor dat de marketing goed is, zodat de vraag naar de private label blijft groeien. En ze kunnen blijven leveren. Thuismarkt is het grootste, omdat de thuisgebruikers het in de winkel kopen. Hoe exporteert UCC naar het buitenland. -‐ Ze leveren private label -‐ Ze ondersteunen in de marketing. Grote verschillen tussen B2B and B2C. Ze zijn overgenomen door een koffieboer à dus veel nieuwe manieren van inzichten en netwerken. Belang van een exportplan à -‐ Vanuit een idee en een doelstelling.
Customer à B2B (de supermarkten en UCC). Hier wordt gebruik gemaakt van trade marketing. Consumer à B2C (consumer marketing). Andere promoties. Nike als producent. Ze maken reclame voor de winkels met goede marges en winkelinrichting, trainingen enzo. Naar consumenten à met de uiterlijk van de schoenen en een goede prijs. Ze hebben allerlei vragen die ze beantwoord willen hebben. Een aantal gaan ze er uit halen. Hoe komen ze hierachter. Ze krijgen informatie, zoals scan data vanuit de kassa’s. Daaruit blijkt, capsules zijn enorm gestegen en filterkoffie gedaald. Businesscase. -‐ Kijken hoeveel thuisgebruik wordt. -‐ Hoeveel mensen zijn er. -‐ Hoeveel prijs kun je vragen. Je koopt koffie voor een bepaalde beleving. Je moet dus ook een goed gezicht gebruiken voor de reclames en je moet iets doen met smaak kleur en geur. Toch wil UCC de klanten van Douwe Egberts afpakken. Ze moeten dus merk zien te creeren. Goed marktonderzoek doen. UCC weet veel van de klant, de supermarkten. Ze willen vaak private label koffie kopen omdat het gratis is. Toch zijn klanten in de winkel heel goed te beïnvloeden. Met verpakking, lettertype en design kun je indrukken wekken. Zwart en goud is luxe. Dichtbij de grote merken staan en daarbij moet je de geur weten te geven. gratis laten proeven. Prijs moet er ook onder zitten, zodat je goedkoper bent. En als ze bij het merk komen, moet je ze de koffie laten proeven.